J. Logemann Indonesiës terugkeer tot de grondwet van 1945

In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 115 (1959), no: 3, Leiden, 209-231

This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945

Non ridere, non lugere, neque detestari, sed intelligere.

I 1 et Spinozawoord, dat van Vollenhoven plaatste aan het hoofd | I van een voordracht over het ons vreemde adatrecht van Java, is zeker ten volle van toepassing op de beschouwing der ons vreemde constitutionele ontwikkelingen, die Indonesië doormaakt. Men zou erbij mogen voegen: non timere. Ik ben allerminst blind voor het menselijk al te menselijke, dat zich ginds uitbundig doet gelden. Uiteindelijk echter zullen andere factoren dieper en langer doorwerken. Daarom mag niet worden nagelaten te pogen het gebeuren zakelijk te beschrij- ven en te verstaan. Dat elke poging slechts gebrekkig zijn kan, zij van tevoren toegegeven. Het verschijnsel, dat een revolutie na veertien jaren poogt terug te keren tot haar uitgangspunt, ten einde daaraan het oorspronkelijk élan en de oorspronkelijke eensgezindheid te ontlenen, aan wier verloren- gaan men de huidige crisis wijt, lijkt als wensdroom niet uitzonderlijk. Maar anderzijds lijkt de kans op realisering zulk een utopie, dat het voor de hand ligt zich af te vragen, of achter dit streven geen andere bedoelingen verscholen gaan. Nochtans geloof ik in de oprechtheid der regeringsvoorstellen; ik geloof in de oprechtheid van de President, wanneer hij zegt geen dictatuur na te streven. Maar ik geloof, dat de kern van zijn opvattingen, zo goed in 1945 als in 1959, geraakt wordt in het korte woord van Sun Yat Sen, door hem geciteerd in de rede, waarin hij op 22 april 1959 de regeringsvoordracht bij de Constituante inleidde, dat „Parliamentary democracy is not good for revolution".1 En een ontgoochelde Constituante — representatie der politieke partijen — is bereid gebleken in dit vonnis te berusten — zowel de meerderheid (ofschoon dan niet de vereiste twee derde meerderheid) als het overgrote deel der minderheid. Immers de aanvaarding van het

1 Res Publica, sekali lagi Res Publica, blz. 58. Dl. 115 . 14

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 210 J. H. A. LOGEMANN.

regeringsvoorstel om terug te keren tot de grondwet van 1945 is alleen afgestuit op geschil omtrent de plaats van de Islam in het staatsbestel. Voor de kerngedachte om de ministeriële verantwoordelijkheid en het parlementaire stelsel te vervangen door het presidentiële systeem (in zoverre verwant aan dat der U.S.A.) bestond een grote meerderheid. Er zijn er niet zo heel velen in of buiten Indonesië, die niet toegeven, dat het stelsel der parlementaire democratie er heeft gefaald. Twee vragen rijzen hier. Welke waren de oorzaken van dat falen? Hoe kon men in 1945 zo licht afstappen van het presidentiële stelsel, dat in de grondwet van dat jaar was aangenomen? Van de voorgeschiedenis van de grondwet van 1945 is bitter weinig bekend. Schrijvers als Muhammad Yamin en Soepomo, die daarbij een grote rol gespeeld moeten hebben, wijden er nauwelijks aandacht aan. Wat de uitwendige feiten betreft gaf G. M. Kahin in zijn boek over Nationalism and Revolution in het een en ander (blz. 121 e.v.), doch eerst A. G. Pringgodigdo bracht in Madjalah Hukum dan Masjarakat van mei 1958 een samenhangend overzicht. Maar ook hij blijft aan de buitenkant. Hij,vermeldt weliswaar, dat de notulen der straks te noemen commissies grotendeels door de Nederlanders ver- nietigd zijn bij de bezetting van Jogjakarta op 19 december 1948, maar het is niet aan te nemen, dat van de inhoud' der discussies en stem- mingen dier lichamen niet meer te reconstrueren zou zijn dan het weinige, dat hij geeft. Hier ligt nog een taak voor de Indonesische geschiedschr ij ving. Een eerste ontwerp van constitutie moet gemaakt zijn in het Lichaam tot het onderzoek van stappen ter voorbereiding van de onafhankelijk- heid (Badan untuk menjelidiki usaha-usaha persiapan kemerdekaan), ingesteld op 29 april (volgens Kahin op 1 maart) 1945. Pringgodigdo schijnt althans niets af te weten van een voorbereidende commissie, die volgens Kahin reeds in januari 1944 zou zijn ingesteld en die een ontwerp aan de Badan penjelidik zou hebben nagelaten. (Kahin blz. 121, noot 26). De Badan penjelidik bestond uit 60 leden, onder presidium van dr. Radjiman Wedyodiningrat, en een aantal Japanse dwarskijkers. Het is in dit lichaam, op 28 mei 1945 geïnstalleerd, dat op 1 juni zijn gedachten over de Indonesische staatsfilosofie introduceerde (gedrukt onder de titel Lahirnja Pantja Sila). Sukarno was ook voorzitter van een soort werkcommissie van 8 man. Volgens het verhaal van Pringgodigdo liet hij dit comité op 22 juni vergaderen met de te Djakarta aanwezige leden van de Badan penjelidik en uit dat gezelschap een commissie van negen aanwijzen, die blijkbaar

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 211 op die zelfde dag nog een preambule voor de grondwet ontwierp. Het is dit commissie-ontwerp, dat later door Muhammad Yamin in zijn boek Proklamasi dan Konstitusi Republik Indonesia als „Piagam Djakarta" is gelanceerd met de kennelijke bedoeling om aan een Indonesische onafhankelijkheidsverklaring in tijd de voorrang te geven boven het Charter der Verenigde Naties (26 juni) en de capitulatie van Japan (15 augustus). Zie genoemd boek blz. 16 en 17. Volgens het verhaal van Pringgodigdo is de preambule ingediend op de tweede zitting van de Badan penjelidik, in handen gesteld van een commissie tot het ontwerpen van de grondwet en als onderdeel daarvan aanvaard op 16 juli 1945. Er was één stem tegen dit complex van voorstellen; op welk punt en waarom ? Alle ontwerpen werden daarna aan het Japanse bewind ter goedkeuring aangeboden. In feite zijn zij in handen gesteld van het door de Japanners nog op 7 augustus ingestelde Comité van 21 Indonesiërs ter voorbereiding van de onafhankelijkheid onder voorzitterschap van Sukarno (Panitya Persiapan Kemerdekaan). Na de capitulatie van Japan breidde de voorzitter dit comité met enkele leden uit en in deze samenstelling aanvaardde het op 18 augustus de tekst van de grondwet 1945.2 In het ontwerp van de Badan penjelidik werden een aantal wijzigingen aangebracht met het oog op — zegt Pringgodigdo — de erkenning door de geallieerden. Men vraagt zich af, of dit ook de motivering is geweest voor die veranderingen, die aan de grondwet het specifiek islamitisch karakter ontnamen en die juist daardoor de niet-aanvaarding van de terugkeer tot 1945 in de Constituante hebben veroorzaakt. Immers, de preambule van de grondwet is identiek met de zogenaamde Piagam Djakarta met supprimering van één clausule, waarin de plicht was vastgelegd van de belijders van de Islam om volgens de godsdienstige wet te leven.

Uit het lichaam van de grondwet verdween bovendien de eis; dat de President de Islam moest belijden. Uit dit verhaal zou men moeten opmaken, dat er van een ver- kondiging van de zogenaamde Piagam Djakarta nooit sprake is geweest. De verheffing ervan door Muhammad Yamin tot een historisch document om nationalistische redenen zou geen grond hebben. Maar deze qualificatie is door de regering in 1959 dankbaar overgenomen, omdat zij hoopte — gelijk zijzelf uitsprak — door die erkenning de instemming van de islamitische partijen te verkrijgen met de ongeamen-

2 Volgens Kahin, blz. 138, was de constitutie op 18 augustus niet voltooid en werd de eindredactie overgelaten aan een commissie van zeven, die binnen een week klaar was. Pringgodigdo rept hiervan niet.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 212 J. H. A. LOGEMANN. deerde tekst van de grondwet van 1945. Die hoop is niet in vervulling gegaan. Des te merkwaardiger is het, dat niets verluidt van islamitische bezwaren in 1945. Ik laat dit punt echter rusten. Ik wil onze aandacht bepalen tot de verandering in de regeringsvorm. Omtrent die regeringsvorm vernemen wij alleen, dat de Badan penjelidik met 55 uit 64 stemmen koos voor een republiek. Van discussie over het presidentiële systeem wordt niet gerept. Het verdient in dit verband aantekening, dat Sjahrir geen lid was van de Panitya persiapan. Het blijft met dit al een open vraag, wat precies de genesis is geweest van het merkwaardige systeem, dat in de grondwet van 1945 is neergelegd. (In het kort: geen verantwoordelijke ministers: de President verantwoordelijk aan een met lange tussenpozen zittend Volkscongres). Pringgodigdo maakt het wel waarschijnlijk, dat de hoofdtrekken reeds in het ontwerp van de Badan penjelidik waren vervat en dat men zich al daarin niet verzet heeft tegen een stelsel, dat in de praktijk reeds binnen enkele maanden zou blijken te worden verworpen. Ik heb vroeger al eens opgemerkt het met Muhammad Yamin eens te zijn, dat het instituut van het Volkscongres (madjelis permusjawaratan rakjat) op verwantschap wijst met de denkbeelden van Sun Yat Sen (Proklamasi dan Konstitusi, blz. 139) en dit zou te sterker uitkomen, als de abortieve poging van eind augustus 1945 om een'officiële monolietische politieke partij op te richten de bedoeling zou hebben gehad om, parallel aan de Kuo Min Tang, de tweede, opvoedende phase van Sun's staatsleer te realiseren — waarbij de democratie eerst in de derde phase aan de orde zou komen. Weinig waarschijnlijk lijkt het, dat het afgelasten reeds op 1 september van de op 22 augustus opgerichte organisatie werkelijk zou berusten op de officiële overweging, dat zij overtollig zou zijn en concurreren zou met de overal in oprichting zijnde nationale comité's, alsof zij niet als ruggesteun daarvan bedoeld ware.3 Uit het verdere verhaal van Kahin (t.a.p. blz. 148 e.v.) krijg ik veeleer de indruk, dat men tot de ontdekking kwam, hoe ver de organisatie van een communistische partij reeds was gevorderd, zodat men vrezen moest, dat de eenheids- partij in communistische handen zou geraken. Bekend is, dat in het centrale nationale comité de kaarten anders kwamen te liggen en dat men onder de leiding van vooral Sjahrir en gebruik makende van het feit, dat men nog constitutioneel in een 3 Indonesisch Bulletin, Maart 1953, blz. VII.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 213 overgangstoestand verkeerde, tot een radicaal ander systeem kwam, de parlementaire democratie, dat in de constituties van 1949 en 1950 is bevestigd. Op 3 november 1945 wordt het volk aangemoedigd zich in partijen te organiseren en op 14 november wordt de ministeriële verantwoorde- lijkheid aan het vertegenwoordigend lichaam ingevoerd. De hartelijke instemming van President Sukarno kan deze wending niet hebben gehad, maar voorlopig krijgt de parlementaire democratie haar kansen. Kort voor zijn verdwijnen (met de invoering van de eenheidsstaat, midden 1950) voert de (door de President benoemde) Hoge Adviserende Raad (Dewan Pertimbangan Agung) nog eenmaal het pleit voor een eenheidsfront en leiderschap, op de basis van de Pantja Sila en tegen het veel-partijenstelsel,4 maar er blijkt niet van weerklank. Het is aannemelijk, dat het optreden van Sjahrir als verantwoordelijk minister-president wel iets te maken heeft gehad met een streven om Indonesië's positie te zuiveren van pro-japanse verdenkingen. Meer wezenlijk lijkt mij echter, dat autoritaire constructies weinig steun konden vinden in een volk, welks „inlandse beweging" reeds onder het koloniaal régime een hele staalkaart van opvattingen te zien gaf. In 1950 is er van neiging tot terugkeer tot de grondwet van 1945 geen sprake. Het getij moet sterk verlopen zijn, voor op 17 augustus 1958 de minister van voorlichting over de mannen van de novemberhervor- mingen kon spreken als „destructieve elementen" met „gebrek aan vertrouwen" in de kracht van de onafhankelijkheidsproclamatie, die „het leiderschap van de revolutie" uit handen van de President namen. Wat de President in zijn rede voor de Constituante van 22 april 1959 aan de tot dusverre gevolgde „free fight democracy" verwijt is het volgende. Er is een overmaat van, vooral kleine, partijen ontstaan. De niet in de regering vertegenwoordigde partijen rekenen het zich tot taak het regeerbeleid zoveel mogelijk te critiseren. Dientengevolge missen de regeringen stabiliteit en kan er van een consequent beleid geen sprake zijn. Dit alles klinkt zeer aannemelijk. Het eerste, voorlopige parlement van de eenheidsstaat, ingericht krachtens artikel 77 van de grondwet van 1950, was een staalkaart van zeer twijfelachtige representatieve waarde; ik zal dat niet meer in detail nagaan. Maar de verkiezingen van eind 1955 brachten geen verbetering. Van de 257 door verkiezing bezette zetels vielen er 198 toe 4 Persoverzicht van de Regerings Voorlichtingsdienst 133 van 12 juni 1950.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 214 J. H. A. LOGEMANN.

aan vier „grote" partijen (PNI 57, Masjumi 57, Nahdatul Ulama 45, Communisten 39) en de resterende 59 aan niet minder dan 24 snipper- partijen. Gegeven de verhoudingen tussen de grote vier was elk denk- baar kabinet afhankelijk van de steun van een handvol kleinere partijen. Het gemis aan stabiliteit der regeringen schijnt voldoende gestaafd door verwijzing naar het feit, dat sedert het ontstaan van de eenheids- staat (medio 1950) Indonesië aan zijn zevende kabinet toe is. Over deze feiten is wel iedereen het eens. Het is een hachelijk ondernemen om nochtans twijfel te opperen aan de juistheid van de analyse van de President en zijn regering. Voor een vast staand oordeel is meer materiaal nodig, dan waarover ik beschik. Maar voor twijfel of deze gangbare analyse wel diep genoeg graaft zal ik redenen geven. Ik loochen niet, dat de kleine partijen uitbundig gebruik hebben gemaakt van hun positie op de wip om zich ministerszetels te verwerven. Maar hoe staat het met de instabiliteit der kabinetten? Van de zeven regeringen moet ik van de analyse al dadelijk twee uitzonderen. Het kabinet Harahap trad nl. af na de verkiezingen — een normale geste. Het kabinet Djuanda, het werkkabinet samengesteld door „burger Sukarno" was eigenlijk al geen parlementair kabinet meer. Het trad af wegens de invoering van de grondwet van 1945. Wat leren de overige vijf? Het kabinet Natsir steunde op één grote partij (Masjumi) en een aantal kleinere partijen. Het sneuvelde inderdaad door de afval van die aanhang. Men vond zijn basis te smal. De drie opvolgende regeringen (Sukiman, , Ali Wongso) steunden op coalities van twee grote partijen (Masjumi-P.N.L, P.N.I.- Masjumi, P.N.I.-N.U.) en een aantal kleine. Zij vielen nadat de gróte partijen hen in de steek lieten. Zij vielen bovendien over incidenten — het is van belang dit te onthouden — waarbij zij het politieke klimaat in het land hadden miskend (de aanvaarding van amerikaanse steun op de basis van de Mutual Security Act; de landverdeling ter Oostkust van Sumatra; het conflict met het leger over de benoeming van de stafchef der strijdkrachten). Ik vermeldde reeds, dat het volgende kabinet Harahap aftrad wegens de verkiezingen. Ook zijn positie was echter alreeds danig verzwakt door de onderhandelingen met Nederland te Genève — ondanks de mislukking daarvan —, omdat ook dit met het politieke klimaat niet strookte. Ten slotte gaat het kabinet Ali II ten onder door gezagsverlies in

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 215 de politieke en economische crisis en de opstandige bewegingen in de buitengewesten. Te constateren valt dus, dat het in hoofdzaak buiten-parlementaire beroeringen en acties waren, die de instabiliteit der regeringen ver- oorzaakten. De pouvoir légitime is er niet in geslaagd de pouvoirs de fait te kanaliseren, de politiek actieve maatschappelijke organisaties. Wat nu verder de werking van het parlement betreft, het valt niet te loochenen, dat de oppositie en vooral de vele kleine partijen haar rol van critici ijverig hebben vervuld. Men had, neem ik aan, met belangrijk minder sprekers en spreektijd toe gekund. Ook het peil der oppositie was niet altijd hoog. Toch is oordelen hier gevaarlijk. De Handelingen van het Parlement zijn hopeloos achter en tijd en krachten tot hun gezette analyse ontbraken. Bovendien onttrekken de werkvergaderingen van de parlementaire secties met de ministers zich grotendeels aan waarneming. Dat moties en interpellaties veel tijd in beslag namen behoeft nog geen critiek op het Parlement in te houden. Leest men echter de geregelde overzichten, die de parlementsvoorzit- ter pleegt te geven van het werk over een afgelopen periode, dan krijgt men de, misschien gekleurde, indruk, dat het langzame afdoen van wetsontwerpen veeleer aan de regering en haar departementen dan aan het vertegenwoordigend lichaam is te wijten. Van afstemmen van wetsontwerpen of begrotingen was n.1. nimmer sprake. Aandacht ver- dient het, dat politiek radicale ontwerpen als die over de opzegging van de Ronde Tafel Accoorden, de Nationale Raad, de Nationale Plan- raad, de rationalisaties ver buiten de regeringspartijen steun vonden. Mijn — laat het zijn: vragende — slotsom is dan ook, dat het teleurstellende niet zozeer school in de gedragingen der partijen in het Parlement als wel in het feit, dat deze het ware politieke leven van het land niet weerspiegelen. Wat Böhtlingk reeds voor de Jogjase republiek constateerde, dat alle vijf parlementaire kabinetten zijn afgetreden door buiten het toenmalige Parlement gelegen oorzaken (Mededelingen van het Documentatiebureu voor Overzees Recht, juni 1952, blz. 55) laat zich herhalen voor de huidige eenheidsstaat. Aan de opkomst van de pouvoirs de fait naast de pouvoir légitime van het parlement wijdde ik een tweetal artikelen, op 18 oktober 1957 afgesloten, in die zelfde Mededelingen van augustus en oktober 1957, blz. 57 en 81. Vanwaar dit falen ? In het politiek partijwezen organiseert zich toch de samenleving voor de deelname aan en beïnvloeding van het bedrijf van de staat. Het is evenwel een misverstand om te menen, dat de differentiatie over een veelheid van partijen in de eerste plaats bepaald

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 216 J. H. A. LOGEMANN. wordt door uiteenlopende oordelen over staatkundige vraagstukken. In het bijzonder in landen, waar de massa zich pas politiek gaat oriënteren, omdat zij tot een voor haar nieuwe functie, het kiesrecht, is geroepen, ziet men deze rationele lijn niet gevolgd. Men loopt achter zich opwerpende leiders aan (verschijnsel dat nimmer geheel verdwijnt) ; maar vooral, de politieke organisatie leunt aan tegen een maatschappelijk milieu met welks sociale habitus men congenialiteit gevoelt. De partij- vorming geeft uitdrukking aan bestaande groepsverbondenheid. De oriëntering op de staatkunde volgt pas later. Zo ontstaan streekpartijen, religieuze partijen, arbeiderspartijen e.d. Er zijn er, als bij het laatst genoemde voorbeeld, waar het milieu tevens overwegend belangen- gemeenschap meebrengt en daarom straks ook betrekkelijk politieke homogeniteit. Er zijn er, waar dit niet het geval is en politieke homogeniteit zal blijken te ontbreken. Het is vooral Ruslan Abdulgani geweest, die een classificatie der Indonesische politieke partijen in drie hoofdstromingen ingang heeft doen vinden: nationalistische, religieuze en marxistische. De onder- scheiding geeft duidelijk een differentiatie naar geestelijk milieu te zien, maar zij behoeft n.h.v. enige correctie. Dat de programma's van de verschillende partijen bijzonder weinig essentiële verschillen vertonen is uit het opgemerkte verklaarbaar. Maar dit verschijnsel strekt zich ook uit over het sociaal-economisch gebied, met name waar de grote nationalistische partij, de P.N.I., het marhaenisme van Sukarno in haar vaandel heeft geschreven, en ook het Masjumi program „a distinct marxist flavour" heeft (Higgins). Wat de nationalisten van de andere niet religieuze partijen onderscheidt is dan ook niet zozeer het marxisme als wel de afwijzing van de af f iliatie met het internationale communisme. Deze opvatting brengt de Partij Sosialis Indonesia van Sjahrir aan de nationalistische kant. Het karakter van milieupartijen brengt voorts tweeërlei mee. In de eerste plaats blijkt samenwerking over de grenzen heen in coalitie- kabinetten zeer wel mogelijk, omdat het bindend principe der partijen weinig of niets te maken heeft met de houding ten aanzien van concrete problemen. Men zou wellicht een uitzondering moeten maken voor het verlangen der islamitische partijen naar een Islam-staat; dit immers heeft het stranden veroorzaakt van het voorstel aan de Constituante om naar de grondwet van 1945 terug te keren. Maar hier ging het dan ook om de beginselenwet. Bij concrete problemen vertoont dit desideratum tussen die partijen allerlei nuances, die een compromis zeker mogelijk maken. Het tweede punt is nu echter, dat dwars door het partijschema

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 217 heen zich diepgaand verschil van mening kan openbaren, verschil tussen „links" en „rechts", omtrent wat wèl een staatkundig vraagstuk is nl. mate en tempo waarin de oude „koloniale" maatschappij-structuur moet worden afgebroken en door een „nationale" structuur vervangen. Waarbij dan als derde punt kan worden gevoegd, dat dit juist de problemen zijn, waarbij de buiten-parlementaire krachten, de pouvoirs de fait, in leger, vakbeweging enz. zich plegen te doen gelden. Hier ligt de crux: op wat werkelijk de Indonesische gemeenschap staatkundig diep beroert is het partijwezen, uit affiniteiten aan personen en geestelijke milieus ontstaan, niet toegesneden. Indonesische kabinetten moesten zich dan ook in het Parlement kunnen handhaven tegenover de partijen, en in het land tegenover de publieke opinie, beheerst door de pouvoirs de fait. Geen wonder, dat zowel binnen- als buitenlandse incidenten telkens opmerkelijke stroom- versnellingen veroorzaken en bij tijd en wijle de regering op de klippen zetten. Vorenstaande beschouwingen sluiten zich nauw aan bij de uiteen- zettingen van Benjamin Higgins in zijn boek over Indonesia's economie Stabilization and Development (1957). Ik geef daaruit nog een paar citaten. „The terms „left wing" and „right wing" mean something different in Indonesia from what they do in thé west. They refer less to questions of domestic policy than to attitudes toward „completion of the revolution" — that is, toward the rate at which the achievement of sovereignty should be followed by elimination of foréign economie influence. If „right" symbolizes nationalism, all Indonesian political parties are more or less of the right. If „left", stands for socialist, collectivist, anti-capitalist ideas, they are all leftist." .... En, nadat hij zowel bij de Masjumi als bij de P.N.I. een linker en een rechter vleugel in deze opzichten heeft onderscheiden: „Perhaps the least debatable statement that one could make about the major Indonesian political parties is that all are nationalist, all are in some sense socialist, and all except PKI (de communistische partij) are in some sense neutralist." Alles in allerlei nuances, waarna hij vervolgt: „Nationalism itself — the binding cement of the whole political system — is not uniform with regard to such "unfinished business" as west Irian, the attitude toward the centralized and unitary state interpretation of „converting the colonial economy into a national economy" and other issues." (blz. 95—99).

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 218 J. H. A. LOGEMANN.

Misschien kan het voorafgaande hebben duidelijk gemaakt, dat pogingen om Indonesië uit het moeras te helpen zich blijken te richten op drieërlei oogmerk. Aan de extreme partijversplintering wil men een eind maken. De pouvoirs de fait, of — zoals men in Indonesië ze aanduidt — de functionele groepen, wil men mede verantwoordelijk maken voor het staatsbeleid. Aan de instabiliteit der kabinetten moet een eind komen. Vooral dit laatste wijst in meer autoritaire richting. Voegt men daarbij de socialistische gedachte, die de functionele groepen niet minder dan de politieke partijen bezielt, dan is het begrijpelijk, dat de buitenstaander zich afvraagt, of het land zich in communistische richting ontwikkelt. Niet te loochenen valt ook, dat de PKI, die zich gaarne als niet minder nationalistisch voordoet dan de andere partijen, de jongste ontwikkelingen toejuicht. Nochtans lijkt het mij duidelijk, dat van een bedoeling tot overlevering van het land aan het internatio- nale communisme geen sprake is. Niet te verwonderen is ook, dat men de President de leiding van de hervormingsbeweging ziet nemen. Hij is altijd, naast constitutioneel staatshoofd tevens de leider van de politiek en sociaal onvoltooide revolutie gebleven. Men heeft aanvaard, dat hij niet de politieke neutraliteit betrachtte, die men elders van het staatshoofd verwacht; hij heeft geweigerd slechts „rubberstempel" te zijn onder de besluiten van de ministers. Het is wellicht niet zonder sarcasme, doch in elk geval zeer reëel, wanneer de plaatsvervangend President, Mr. Sartono, op 22 april gezegd zou hebben, dat hij slechts de waarnemer van de constitutionele President was en niet van President Bung Karno, zodat van hem geen bijzondere stappen te verwachten waren. Het politieke optreden van de President wordt, welke tactische zwenkingen hij zich ook moge veroorloven, met grote consequentie beheerst door de nationale gedachte, tot leuze gesmeed op het jeugd- congres van 1928: één land, één taal, één volk. Zijn roeping om de gedachte van de eenheid van het land te verwezenlijken verklaart zijn houding in de West Irian kwestie veel meer dan alle bijoverwegingen, die wel worden genoemd (en die niet behoeven te ontbreken). Zijn geloof in de mogelijkheid en de noodzaak, om alle stromingen in het volk te brengen tot eendrachtige samenwerking in de nationale opbouw verklaart, zoals wij zien zullen, vele eigenaardigheden van de nieuw ontworpen staatsvorm. Of dit geloof gezien mag worden, als sommigen menen, als een typische uiting van Javaans syncretisme kan worden daargelaten. Terugkeer tot de grondwet van 1945 betekent niets, het wordt in de

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 219 rede van 22 april duidelijk gezegd, zonder terugkeer van de geest, de semangat, van die dagen.5 Of die geest toenmaals anders dan in het negatieve, in de afwijzing van de Nederlandse overheersing, haar eenheid vond mag men weliswaar betwijfelen. Het beeld, dat door G. M. Kahin wordt geschetst in zijn boek over Nationalism and Revolution in Indonesia en dat goeddeels berust op Indonesische informatie, toont reeds toenmaals ernstige verdeeldheid. In het complex van maatregelen, dat thans ten dele is ingevoerd, ten dele op stapel staat, zal de persoonlijke invloed van de President ongetwijfeld sterk toenemen. De terugkeer tot de grondwet van 1945 betekent in dit opzicht terugkeer tot een stelsel, dat zeer stellig de persoonlijke instemming van de President had, al laat zich — zoals boven bleek — uit de beschikbare historische gegevens niet bewijzen, dat hij er de auctor intellectualis van is. Intussen is bepaald onjuist om te verkondigen —: als in de Nederlandse pers vaak is gedaan —, dat die grondwet op zichzelf het staatshoofd met dictatoriale bevoegd- heden bekleedt. Immers, wel vervalt de ministeriële verantwoordelijkheid en daarmede de parlementaire democratie, maar ten eerste is de President verant- woordelijk aan het Volkscongres, waarvan de leden van het Parlement deel uitmaken en ten tweede is hij voor wetgeving en begroting gebonden aan de instemming van het Parlement. Weliswaar beschikt hij over een noodwetgevingsbevoegdheid, maar zijn maatregelen zijn onderworpen aan bekrachtiging door het Parlement. Omdat de grondwet erover zwijgt acht men het ontbindingsrecht vervallen. Voor conflicten tussen President en Parlement moet zo nodig het Volks- congres de oplossing geven.6 Veel zal dus afhangen van de organieke wetgeving tot uitwerking van de summiere bepalingen der grondwet. Behalve de werkelijke macht van de President met name ook het aangelegen punt van de inschakeling der pouvoirs de fait, der „functionele groepen". Veel dus van de vraag, welke werkelijke politieke kracht nog kan worden opgebracht door het huidige Parlement, dat nl. wordt gecontinueerd. Zeer waarschijnlijk is het, dat de aan het Parlement voor te leggen regeringsvoorstellen zullen worden aanvaard. Afgezien van het geschil- punt over de plaats van de Islam in de grondwet was daar in de Constituante, zoals reeds gezegd, een overgrote meerderheid voor

6 Res publica, sekali lagi res publica, blz. 15. B Kembali ke Undang-Undang Dasar 1945 (uitgave Kementerian-Penerangan) blz. 117. Res publica, sekali lagi res publica, blz. 21, 24.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 220 J. H. A. LOGEMANN.

(inclusief de Partai Sosialis Indonesia, de kern der „destructieve elementen" van 1945). Het is op deze grond, dat de President zich sterk achtte om de niet aanvaarde grondwet bij decreet van 5 juli 1959 (zie bijlage II) in te voeren en daarmede de impasse te doorbreken, waarin het land en een tot constructief werk machteloze Constituante waren geraakt.7 Een daad van staatsnoodrecht, eerder misschien een revolutionaire daad,8 maar op 22 juli heeft het Parlement haar met algemene stemmen bekrachtigd, zij het dan slechts uit ontgoocheling en machteloosheid. Een slecht omen voor de invloed van het Parlement op de komende wetgeving. Tot deze conclusie ten aanzien van de pouvoirs de fait, met name van de strijdmacht, mag men stellig niet komen, maar voorshands schijnen deze machten in de staat met de voorgenomen staatsconstructie best tevreden.

De ideologie van de nieuwe staatsvorm vindt haar kern in de gedachte van de geleide democratie. De terugkeer tot de grondwet van 1945 betekent in verband daarmede niet méér, dan het heropenen van wegen, die in de grondwet van 1950 waren afgesloten. Democratie blijft de staat, omdat het hoogste gezag berust bij het Volkscongres, waaraan de regering — d.i. de President — verantwoordelijk is en dat de President verkiest. Maar deze democratie zal zich niet uitputten in het beginsel, dat de helft plus één de dienst uitmaakt — een zuiver formele democratie dus. Deze democratie is een der vijf zuilen van de staat, van de Pantja Sila, onverbrekelijk met de vier andere zuilen — geloof in de Enige God, nationalisme, humanisme en sociale rechtvaardigheid — verbonden en daaraan haar inhoud ontlenend. Zij is voorts geleide democratie, niet omdat de staatsvorm autoritair zou zijn, wat ontkend wordt, maar omdat zij zal berusten op, ja bestaan uit de planmatige realisering van haar inhoud. Het ontwerpen van dit algemene plan zal zijn toevertrouwd aan een Nationale Planraad, die organisch zal zijn samengesteld, opgebouwd nl. uit de functionele groepen, die tesamen het weefsel der samenleving uitmaken. Het plan zal door het, in organische richting te hervormen, Parlement moeten worden goedgekeurd.9 Regeren zal vervolgens in 7 Intussen is daarmee de Piagam Djakarta niet in de grondwet geïncorpeerd. Zij is als historisch document geëerd, welks geest gezegd wordt de grondwet te doordringen, maar zij is geen grondwetsvoorschrift. 8 Dat de President op een staatsgreep heeft aangestuurd zal men, gezien alle onderhandelingen en „aanlengingen" van zijn conceptie niet kunnen zeggen. 8 Dit alles binnen het kader van de hoofdlijnen van het beleid, die het Volks- congres zal moeten vaststellen. Men denkt zich dit als de vaststelling van een

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 221 wezen weinig anders zijn dan planrealisering; een arbeid, die niet door politieke crises behoort te — en ook eigenlijk niet kan — worden gestoord. Het is duidelijk, dat deze ideologie geheel steunt op de vooronder- stelling) dat het mogelijk zal zijn de functionele groepen te verenigen tot samenwerking op een opvatting van het algemeen welzijn, die hun allen hun harmonische plaats geeft (gotong rojong). Voor politieke partijen, elk met hun eigen visie op die harmonie en dat algemeen welzijn is eigenlijk geen plaats. De vraag is, of hier de ideologie niet in wensdroom omslaat. Ervaring elders heeft geleerd, dat de vrijwillige samenwerking der organische samenlevingselementen niet zonder auto- ritair sluitstuk werkbaar bleek. Toe te geven valt, dat het toekomstig maatschappijbeeld van de meeste en grootste partijen sterk "socialistisch getint is en dus in zoverre een zekere harmonie reeds bereikt schijnt. Maar enerzijds betekent dat geen belangenharmonie wanneer het op concrete beslissingen aankomt en ten andere zijn daarom althans de grotere partijen nog geen willekeurige scheppingen, zoals Sukarno het weieens heeft voorgesteld. Wij hebben hier echter te maken met een gedachtengang, die veel verder gaat dan de onderschatting der bezwaren van een organische vertegenwoordiging, die men veelal kan aantreffen bij hen, die aan de partijendemocratie het geloof hebben opgezegd. Het is een, ons utopisch aandoend, teruggrijpen op het in de oude Indonesische maatschappij- structuur zo verbreide mufakat. Dat is het bereiken van beslissingen in een vergadering niet door stemming en meerderheidsbesluit, maar door het bereiken van eensgezindheid door wederzijds toegeven. Overleg en eenstemmigheid, musjawarah en sepakat — geen overwinnaars en geen overwonnenen, ziedaar het ideaal, dat men door het teruggrijpen op de semangat der revolutie hoopt te kunnen verwezenlijken. De President hoopt, in zijn rede van 22 april 1959, dat het Volkscongres te zijner tijd de hoofdlijnen der politiek met algemene stemmen en althans met meerderheid van stemmen zal vaststellen. En premier Djuanda zegt het op 21 mei nog veel absoluter: in het Volkscongres en in het Parlement behoort men ernaar te streven, dat alle overleg (musjawarah) eindigt in overeenstemming (persepakatan). Alleen in dringende omstandigheden moet men tot stemming overgaan.10 Zou deze ideologie inderdaad kans op realisering hebben? vijf-jarig regeringsprogram, (zie regeringsantwoord aan de Constituante op 21 mei 1959, uitgave Kementerian-Penerangan blz. 21). 10 Res publica, sekali lagi res publica, blz. 23. Regeringsantwoord aan de Constituante, blz. 19.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 222 J. H. A. LOGEMANN.

Intussen zijn de regeringsvoorstellen op 22 april aan de Constituante voorgelegd (en reeds eerder aan het Parlement), geen zuivere be- lichaming van boven aangeduide denkbeelden, maar een compromis. Met hoeveel hardnekkigheid, maar tevens soepelheid de President en zijn medestanders naar hun doel streven is bijzonder openhartig uit de doeken gedaan door een van 's Presidenten naaste medewerkers, Ruslan Abdulgani, in een voordracht, gepubliceerd in de Mimbar Indonesia van 25 februari 1959. Volgens hem zou de President in een vergadering van de Nationale Raad een overzicht van zijn pogingen gegeven hebben. Zijn eerste stap deed hij op 28 oktober 1956, toen hij voorstelde, dat de politieke partijen zich zouden ontbinden. Hij stootte het hoofd op hun onwil. Op 21 februari 1957 lanceert hij dan zijn befaamde „conceptie": behoud van het door partijen gekozen Parlement (een element „liberale democratie"), instelling van de adviserende Nationale Raad, organisch samengesteld (een element „geleide democratie") en een kabinet

„gotong rojong"; waarin dus alle partijen, ook de PKI, zouden samen- werken en waardoor de oppositie uit het Parlement zou verdwijnen. Ook dit plan (dat had moeten dienen om de hevige crisis in leger en buiten- gewesten te bezweren) stuit af op de onwil der grote partijen om samen in de regering te gaan zitten. Het kabinet Ali II gaat te gronde, pogingen tot kabinetsformatie mislukken. Dan doet de President zijn derde stap terug en „burger Sukarno" formeert the next best to een kabinet gotong rojong, nl. het kabinet karya (werkkabinet) van Djuanda, met opdracht om de instelling van een Nationale Raad ter hand te nemen (9 april 1957). Maar deze derde stap terug is meteen de eerste stap „vooruit", want het kabinet leent zich tot de invoering bij noodwet, dus buiten mede- werking van het Parlement, van de Nationale Raad (Noodwet 7/1957, Lembaran Negara 48). De wet is nimmer bekrachtigd en de Raad is met en door de invoering van de grondwet van 1945 verdwenen. Maar het lichaam heeft zijn dienst gedaan. De leden moesten zijn vertegenwoordigers van functionele groepen, of van de gebiedsdelen (daerahs) of ambtenaren of enkele ministers. Zij werden benoemd door de President (weliswaar met instemming van het kabinet) en daarmede was hun getal, de bepaling, welke groepen zouden zijn opgenomen en hun onderlinge getalsterkte geheel aan hem overgelaten. De President was voorzitter en daarmede was hem, weinig in overeenstemming met zijn constitutionele positie, een steun verschaft bij de doorzetting van zijn opvattingen tegenover het kabinet. Een volgende stap was de vaststelling van de wet op de Nationale

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 223

Planraad (wet 80/1958, Lembaran Negara 144) die tot taak kreeg een nationale opbouwwet voor te bereiden. De raad moet worden samen- gesteld uit deskundigen, mits door de ware opbouwgeest bezield en uit deskundige vertegenwoordigers van de functionele groepen en de daerahs, alsmede civiele en militaire ambtenaren. De raad adviseert de ministerraad en de President is bevoegd boodschappen tot de raad te richten. Vermelding verdient nog, dat de leden niet alleen worden ingezworen op de constitutie, maar ook op de staatsfilosofie, de Pantja

In alle belangrijke zaken is de Nationale Raad het instrument geweest van het beleid van de President. Ruslan Abdulgani deelt uitdrukkelijk mede, dat ook de maatregelen, die onder de naam van „terug tot de grondwet van 1945" zijn aan- en ingediend, maar die heel wat meer bevatten dan die terugkeer alleen, in de Nationale Raad zijn ontworpen en eerst daarna aan de ministerraad zijn voorgelegd. Daardoor werd het kabinet noodwendig als het ware de voorspreker van de partijen- staat tegenover de organische staat. Om op een meerderheid (van twee derden!) in de Constituante te mogen hopen moesten de denkbeelden van de President opnieuw worden „aangelengd". Zoals reeds opgemerkt zal het zittende parlement in functie blijven — voor zover de leden zich op de nieuwe grondwet laten inzweren vóór 17 augustus 1959 — en als eerste taak krijgen de totstandbrenging van een kieswetherziening en een wet op de partijen. Wat deze laatste zal inhouden is nog erg vaag. Het oogmerk is niet alleen een drastische vermindering van het aantal in het Parlement vertegen- woordigde partijen te bewerken; men denkt ook aan eisen stellen aan de partijen die deel willen nemen aan de verkiezingen en aan een „screening" met het oog daarop. Dit laatste klinkt bedenkelijk autoritair.12 De kiesrechtherziening zal beogen de introductie van het organische element in het Parlement. Hier vooral schijnen concessies aan de partijen tot een merkwaardig ingewikkelde opzet te hebben geleid. Men blijft stemmen op partijlijsten en daarbinnen op de persoon van zijn voorkeur. Maar de lijsten zullen om en om moeten noemen een gewoon partijlid en een vertegenwoordiger van een functionele groep. De President krijgt het recht om met de partijen over de keuze van deze laatste in overleg te treden (voorschrijven zal hij niet mogen). Hij zal zich daarbij moeten doen voorlichten door — merkwaardig

11 Zie nader Peraturan Pemerintah (regeringsverordening) 1/1959, Lambaran Negara 2. 12 Zie regeringsantwoard in de Constituante blz. 49.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 224 J. H. A. LOGEMANN.

novum — een bij de regeringsverordening op de basis van de kieswet in te stellen organisatie, Front Nasional gedoopt. Bovendien kan dit Front met een eigen candidatenlijst voor de dag komen. Het heeft bovendien tot taak om de samenwerking der functionele groepen te bevorderen, zoals men ook hoopt, dat in het. Parlement die groepen over de partijgrenzen heen met elkaar zullen overleggen en zo de beslissing bij meerderheid verdringen voor een beslissing bij overleg en eensgezindheid.13 Het is nog onmogelijk om te bepalen, wat uit dit Nationaal Front worden zal. Men kan eensdeels gissen, dat men nu reeds beseft, dat organische vertegenwoordiging' organisatie behoeft, om tot een politiek te kunnen komen. Men kan zich anderdeels afvragen of deze organisatie, — waarvan Ruslan Abdulgani spreekt als van een volks- beweging, die de bezieling moet brengen met de idealen van een socialistische samenleving, geleid door de Pantja Sila, — of deze organisatie wellicht als een herleving bedoeld is, dan wel onbedoeld tot de herleving zal leiden, van de eenheidspartij van 1945. Een partij, die de politiek uitmaakt, waarnaast dan de partijen der free fight democracy zullen mogen afsterven. Naarmate het Indonesische ideaal van musjawarah, van overleg en samenstemming, verder van de werkelijkheid zal blijken te staan lijkt de kans hiervoor groter.14 Wat men als functionele groepen zal erkennen is nog niet vastgelegd. Bij Ruslan Abdulgani vindt men genoemd: arbeiders en ambtenaren,

landbouwers, nationale ondernemers; de gewapende macht, godsdienst- functionarissen, de generatie van de onafhankelijkheidsproclamatie, en de producenten van nuttige diensten (geleerden, onderwijsmensen, kunstenaars, journalisten, de jeugd- en vrouwenbeweging, de daerahs en de minderheden). De gewapende macht zal het actief en passief

13 Ongetwijfeld ziet men voorbeelden van dit Indonesische musjawarah in de besprekingen met leg<_r en daerahs van eind 19S7 (Munas en munap) en in het overleg van de President met het kabinet over het plan van terugkeer tot de grondwet van 1945. Over het resultaat van beide eerstgenoemde conferenties kan men van mening verschillen. (Zie Res publica, sekali lagi res publica, blz. 8 en 9). 14 Op een vraag van het D.P.R.-lid Achmad Sjaichin antwoordt de regering: De regering bedoelt niet om van het Nationaal Front een nieuwe partij te maken of een staatspartij. De vorming van het Nationaal Front is vooral bedoeld als een instrument om de samenleving op democratische wijze in beweging te brengen, vooral op het terrein van de opbouw. (Kembali ke Undang-Undang Dasar 1945 (uitgave Kementerian-Penerangan) blz. 130). Cf. Res publica, sekali lagi res publica, blz. 49.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 225 kiesrecht moeten ontberen; haar vertegenwoordigers zullen door de President worden benoemd tot een getal van 35. Pas wanneer een nieuw Parlement op deze grondslag zou zijn tot stand gebracht zouden de organieke wetten worden gemaakt op het Volkscongres en de Raad van State (Dewan Pertimbangan Agung), beide door de grondwet van 1945 voorgeschreven. Daarna weer zou het Volkscongres tot de keuze overgaan van een President en een Vice President. Intussen heeft de President zich bevoegd geacht — als noodrecht — om een voorlopige Raad van State te benoemen (vermoedelijk, volgens de plannen, ook van organische samenstelling) van 45 leden. In verband hiermede schijnt de in de grondwet onbekende Nationale Raad te zijn ontbonden.15 Ook de benoemingen voor de Nationale Planraad — 79 leden — hebben, overeenkomstig de wet, plaats gehad. Het schijnt de bedoeling te zijn om bij Presidentsbesluit ook een voorlopig Volks- congres te formeren. Het apparaat der geleide democratie zal dan gereed zijn, maar dan toch van een sterk autoritaire genesis! Niemand kan voorzeggen, hoe deze toestel werken zal. Zal de in elkaar geknutselde vertegenwoordiging door de kiezers als hun ver- tegenwoordiging worden beschouwd? Zullen de functionele groepen tevreden zijn met het aandeel, dat hun is toebedeeld? Zal het volk opzien tegen een President, elect van deze vertegenwoordiging, als die niet meer Sukarno zal heten ? Met andere woorden, zal deze opzet erin slagen in deze samenleving het gezag te organiseren, eerste en meest wezenlijke taak van elke constitutie? Toegegeven moet worden, dat de parlementaire democratie er niet in is geslaagd die taak te vervullen. Maar dat bewijst niet, dat de gotong rojong democratie wel ver- werkelijkbaar is. En het schijnt wel zichtbaar, dat alsdan een autoritair sluitstuk in enigerlei vorm — leger-dictatuur, eenheidspartij — te wachten is. Het is niet zonder betekenis, dat het decreet van 5 juli is uitgevaar- digd door Sukarno als President èn als opperbevelhebber.

8 augustus 1959. J. H. A. LOGEMANN.

15 Kembali ke Undang-Undang Dasar 1945 (uitgave Kementerian-Penerangan) blz. 114. Dl. 11S 15

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 226 J. H. A. LOGEMANN.

BIJLAGE I.

BESLUIT VAN DE MINISTERRAAD betreffende de uitvoering van de geleide Democratie in het kader van de terugkeer tot de Grondwet van 1945. In zijn zitting van Donderdag, 19 februari 1959 heeft de Ministerraad met algemene stemmen verschillende besluiten genomen betreffende de uitvoering van de geleide democratie in het kader van de terugkeer tot de Grondwet van 1945. De formulering van deze besluiten is als volgt: I. Betreffende de Grondwet van 1945. 1. De Grondwet van 1945 vormt een „historisch dokument" op welks basis de Revolutie is begonnen en dat gebruikt kan worden als grondslag voor de voleindiging van de Revolutie in haar huidige fase. 2. De Grondwet van 1945 is voldoende democratisch en is in over- eenstemming met de individualiteit van het Indonesische volk: „de democratie, welke in wijs beleid geleid wordt door middel van overleg met representatie". (Inleiding van de Grondwet van 1945). 3. De Grondwet van 1945 geeft meer waarborgen voor de uitvoering van het principe van de „geleide democratie". Geleide democratie is democratie. 4. De Grondwet van 1945 waarborgt een stabiele regering gedurende 5 jaar (artikel 7) — meer dan de huidige Voorlopige Grondwet — omdat de macht van het Parlement begrensd wordt (het kan de Regering i.c. de President niet ten val brengen) in verband met de omstandigheid, dat de hoogste macht (= de Souvereiniteit van het Volk) berust bij de Madjelis Permusjawaratan Rakjat. 5. Elementen van de functionele groepen kunnen geplaatst worden in: a. de Volksvertegenwoordiging (artikel 16 van de Grondwet van 1945) ; b. de Hoge Adviesraad (artikel 16 van de Grondwet van 1945) ; c. de Madjelis Permus jawaratan Rakjat (artikel 2 van de Grondwet van 1945), waar in het bijzonder worden genoemd afgevaardigden van de daerahs en groepen (= functionele groepen). 6. Parallel met de geleide democratie wordt het beleid van de geleide economie gegrondvest in artikel 33, mits nader voldoende ver- duidelijkt door de formuleringen van de Nationale Plan Raad.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 227

7. Het systeem van wijziging/vervolmaking van de Grondwet is in de Grondwet van 1945 meer flexibel en kan uitgevoerd worden op elk moment, dat de noodzaak daartoe zeer gevoeld wordt door de Madjelis Permusjawaratan Rakjat met een stemmenmeerderheid 2 van /3 (artikel 37 van de Grondwet 1945). 8. De Grondwet van 1945 wordt in zijn geheel gehandhaafd. 9. Teneinde tegemoet te komen aan het verlangen van de Islamitische groeperingen wordt, in verband met het verkrijgen en het be- waren van de veiligheid, erkend, dat er is een „Handvest van Djakarta", gedateerd 22 juni 1945, en ondertekend door Sukarno, Moh. Hatta, A. A. Maramis, Abikusno Tjokrosujoso, A. K. Muza- kir, , A. Subardjo, Wahid Hasjim en Muh. Yamin. 10. Wijziging, aanvulling en vervolmaking van de Grondwet van 1945 kunnen uitgevoerd worden volgens artikel 37 van. de Grondwet van 1945, te weten door de Madjelis Permusjawaratan Rakjat. Het is het beste dat dit pas geschiedt nadat een aantal jaren ver- lopen is en stabilisatie op politiek en economisch terrein bereikt is.

II. Betreffende de procedure voor de „Terugkeer tot de Grondwet van 1945". De procedure voor de „Terugkeer tot de Grondwet van 1945" zal op Konstitutionele wijze geschieden en wordt door de Ministerraad aldus vastgesteld: 1. Nadat overeenstemming is bereikt tussen de President en de Ministerraad, zal de Regering het verzoek doen, dat de Konsti- tuante in voltallige vergadering bijeenkomt. 2. Namens de Regering wordt door de President krachtens artikel 134 van de Voorlopige Grondwet tot de Konstituante een boodschap gericht, waarin vervat is het voorstel de Grondwet van 1945 vast te stellen. 3. Wanneer dit voorstel door de Konstituante is aangenomen, kondigt de Regering krachtens artikel 137 van de Voorlopige Grondwet de grondwet plechtig af. De plechtige afkondiging geschiedt middels een Handvest, dat in een voltallige vergadering van de Konstituante te Bandung wordt ondertekend door de President, alle Ministers en alle Leden van de Konstituante. Dit Handvest van Bandung bevat onder andere bepalingen: a. betreffende het bestaan van het Handvest van Djakarta van 22 juni 1945; b. dat alle door de Konstituante reeds verworven vruchten van haar werkzaamheid aan de Regering ter hand worden gesteld;

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 228 J. H. A. LOGEMANN.

c. dat de Regering met spoed een Staatscommissie in het leven roept voor het in beschouwing nemen van alle tot heden van kracht zijnde wettelijke regelingen en van alle tot nu toe bestaande staatkundige organen teneinde deze in overeen- stemming te brengen met de Grondwet van 1945; d. betreffende het van kracht zijn van de Grondwet van de Eenheidsstaat de Republiek Indonesië van 1945 voor het gehele Indonesische Volk en het gehele Indonesische vader- land van af de ondertekening van het Handvest van Bandung. 4. Door de vaststelling van de Grondwet van 1945 als „de Grondwet" berust de macht tot regeren krachtens die Grondwet bij de President van de Republiek Indonesië, zodat het Kabinet Karya zijn portefeuille ter beschikking behoort te stellen van de President, die ministers benoemt overeenkomstig artikel 17 van de Grondwet van 1945. 5. Het Kabinet Karya stelt een Ontwerp op van een Wet op de Partijen en een Ontwerp van een Wet ter vervolmaking van de Kieswet van 1953, ter aanbieding aan de huidige Volksvertegen- woordiging, die haar werkzaamheden voortzet, totdat een nieuwe Volksvertegenwoordiging is gevormd als resultaat van de algemene verkiezingen. 6. Nadat de algemene verkiezingen voltooid zijn, worden bij de nieuwe Volksvertegenwoordiging wetsvoorstellen ingediend be- treffende : a. de instelling van een Hoge Adviesraad, waarvan ook ver- tegenwoordigers van functionele groepen lid zijn; b. de instelling van een Madjelis Permusjawaratan Rakjat, die bestaat uit de leden van de Volksvertegenwoordiging, ver- meerderd met afgevaardigden van de Daerahs en groepen (= functionele groepen). 7. Vervolgens vindt de verkiezing plaats van de President en van de Vice President volgens artikel 6 van de Grondwet van 1945.

III. Betreffende de opname van functionele groepen in de Volks- vertegenwoordiging. Voor de regeling van de geleide democratie is verder als volgt overeenstemming bereikt over de principes van uitvoering: 1. Teneinde het partij-systeem gezond te maken, dient een vereen- voudiging van de partijen plaats te vinden, hetgeen zal geregeld worden door een Wet op de Partijen en door wijziging/vervol- making van de Wet op de Algemene Verkiezingen (wet 1953 no. 7). Ontbinding van partijen zal niet geschieden. 2. In de Volksvertegenwoordiging, die gevormd zal worden middels

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 229

te houden algemene verkiezingen zullen ook zitting hebben ver- tegenwoordigers van functionele groepen uit de samenleving naast vertegenwoordigers van partijen. 3. Het zitting nemen van de vertegenwoordiging van de boven- bedoelde functionele groepen in de Volksvertegenwoordiging wordt als volgt geregeld: a. door het plaatsen van de vertegenwoordigers van de functionele groepen op een lijst van candidaten van een partij/groep van kiezers onder een en de zelfde vlag als de partij/groep van kiezers, en wel beurtelings een vertegenwoordiger van de partij en een vertegenwoordiger van een functionele groep en zo ver- volgens, zonder verder de vraag aan de orde te stellen of het totaal van de vertegenwoordigers van de functionele groepen a /3 'of Yi van het totaal der zetels in de Volksvertegenwoordi- ging bezet. De uitoefening van het Kiesrecht (het doorprikken van de symbooltekens) geschiedt één maal. b. door benoeming door de President/Opperbevelhebber (bedoeld onder no. 6). 4. Met betrekking tot het bepaalde sub no. 3a is het zo, dat bij de samenstelling van de candidatenlijsten de President zijn advies kan geven met dien verstande, dat: o. de President ter zijde wordt gestaan door het Nationale Front (nieuw), dat bij de Regeringsverordening wordt geregeld; b. deze consultatie geregeld wordt in overleg en met beleid; c. het Nationale Front bevoegd is zelf een candidatenlijst van functionele groepen in te dienen. 5. De functionele groepen in de Volksvertegenwoordiging werken samen in overeenstemming met de belangen van de Staat en de gemeenschappelijke belangen. In de Volksvertegenwoordiging wordt naar samenwerking gestreefd onder de vlag van de functio- nele groepen. In deze aangelegenheid verleent het Nationale Front zijn mede- werking. Al dit streven geschiedt middels overleg, dus niet door vaststelling op basis van een of andere regeling. 6. De President/Opperbevelhebber benoemt leden van de Volks- vertegenwoordiging uit de groepen der Gewapende Macht (A.D., A.L., A.U., Politie, O.K.D. en O.P.R.) * Benoeming en aantal der te benoemen vertegenwoordigers worden bij Wet geregeld.

* Leger, vloot, luchtmacht, politie, dorpsveiligheidsorganisatie, volksverdedigings- organisatie.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access 230 J. H. A. LOGEMANN.

Het gezamenlijke aantal wordt vastgesteld op 35 personen. In verband met deze benoeming oefenen de Leden van de Gewapende Macht het actief en het passief kiesrecht niet meer uit. 7. De samenstelling van het Nationale Front geschiedt op basis van een Regeringsverordening.

Djakarta, 19 februari 1959.

BIJLAGE II.

Met de genade van de Almachtige.

WIJ, PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK INDONESIA/ OPPERBEVELHEBBER VAN DE STRIJDMACHT.

Verklaren hierbij in trouwe:

Het voorstel van President en Regering om terug te keren tot de Grondwet van 1945, dat aangeboden is aan het gehele Indonesische Volk bij presidentiële boodschap van 22 april 1959, heeft in de Konsti- tuante niet de in de Voorlopige Grondwet voorgeschreven beslissing verworven ; In verband met de verklaring van het grootste gedeelte der Leden van de Grondwetgevende Vergadering, dat zij de zitting niet meer zullen bijwonen, kan de Konstituante de haar door het volk toever- trouwde taak niet meer voleindigen; Dit heeft een staatsrechtelijke situatie geschapen, welke de eenheid en het geluk van de Staat, het Land en het Volk in gevaar brengt, en verhindert tevens de algehele opbouw ter verkrijging van een rechtvaardige en welvarende samenleving; Gesteund door het overgrote deel van het Volk van Indonesië en gedreven door onze eigen overtuiging, zijn wij gedwongen de enige weg in te slaan die tot heil zal strekken van de Staat van de Proklamatie; Wij zijn er van overtuigd, dat de Grondwet van 1945 doordrongen is van de geest van het Handvest van Djakarta van 22 juni 1945 en dat dit Handvest een eenheid vormt met voornoemde Konstitutie; Op grond van bovengenoemde redenen bepalen Wij, President van de Republiek Indonesië /Opperbevelhebber van de strijdmacht; dat de Konstituante ontbonden is; dat de Grondwet van 1945 weder van kracht is voor het gehele Volk van Indonesië en het gehele Indonesische vaderland, gerekend van af de datum van vaststelling van dit Decreet, en dat de Voorlopige Grond- wet niet meer van kracht is;

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access INDONESIË'S TERUGKEER TOT DE GRONDWET VAN 1945. 231

De instelling van de Voorlopige Madjelis Permusjawaratan Rakjat, welke bestaat uit de Leden van de Volksvertegenwoordiging, ver- meerderd met afgevaardigden van de daerahs en van groepen, en de instelling van de Voorlopige Hoge Adviesraad, zullen in de kortst mogelijke tijd geschieden.

Vastgesteld: te Djakarta, op : 5 juli 1959. In naam van het Volk van Indonesië: De President van de Republiek Indonesië/ Opperbevelhebber van de Strijdmacht, SUKARNO.

Downloaded from Brill.com10/02/2021 06:40:41AM via free access