ZL. Jaargang 2
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ZL. Jaargang 2 bron ZL. Jaargang 2. Stichting ZL, Hoogstraten / Letterkundig Museum, Den Haag / AMVC-Letterenhuis, Antwerpen 2002-2003 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_zl_001200201_01/colofon.php © 2014 dbnl i.s.m. *1 L.S. ...[Anton Korteweg, directeur Letterkundig Museum] Al geruime tijd leefde bij het Letterkundig Museum de wens, ja, zelfs het verlangen, na tien jaar het Jaarboek om te vormen tot een literair-historisch tijdschrift dat een keer of vier per jaar zou verschijnen. We hadden het idee dat we er na een decennium goed aan zouden doen met een toegankelijker publicatie voor de dag te komen die frequenter verschijnt, een ruimere verspreiding heeft en aantrekkelijker is voor potentiële auteurs en lezers. We dachten aan een eigen tijdschrift van het Museum onder de naam Krakende Zolders of LuMen waarin de briljante resultaten van onderzoek in onze rijke literaire archieven een plaats konden krijgen, maar stuitten voorjaar 2001 op het 0-nummer van ZL. Een tijdschrift met een raadselachtige titel, die blijkt te verwijzen naar de beginletters van de laatste twee woorden uit de eerste regel van de volgende strofe van Richard Minne: Ik floot een zacht lawijd op een gespleten blaere: het was een schone tijd. Mijn hart kan niet bedaren. Die kennismaking beviel ons goed. ZL is een initiatief van een handvol jonge Vlaamse literatuurhistorici en één Friese, aangevuld op persoonlijke titel met de conservator van onze zusterinstelling in Antwerpen, het AMVC-Letterenhuis, dat aan een tweede jeugd begonnen lijkt. ZL vindt dat literatuurgeschiedenis weer mag. Inmiddels zijn er vier afleveringen van het tijdschrift verschenen. En met ingang van de tweede jaargang, waarvan de eerste aflevering in oktober het licht ziet, mochten ook het AMVC-Letterenhuis als instelling en het Letterkundig Museum deel gaan uitmaken van de redactie. ‘Antwerpen’ levert, behalve de conservator Leen van Dijck, Daisnekenner Johan Vanhecke en wetenschappelijk medewerker Marc Somers, ‘Den Haag’ het hoofd Collecties van het Letterkundig Museum Sjoerd van Faassen, ondergetekende en, als ‘buitenlid’, Hans Renders, Hanlo-biograaf en als docent journalistiek verbon- ZL. Jaargang 2 *2 den aan het Instituut voor Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen. De deelname in de redactie van de beide letterkundige musea wordt gemarkeerd door een nieuwe vormgeving van het tijdschrift, waarvoor Lieve Claes en Linde Desmet tekenen. Aldus krijgt in een moeite door ook een oude wens van zowel het AMVC-Letterenhuis als het Letterkundig Museum gestalte: waar mogelijk samen te werken. Die samenwerking zal overigens niet alleen zichtbaar worden in een Vlaams-Nederlands tijdschrift, maar ook in het tentoonstellingsbeleid van beide musea. Het AMVC-Letterenhuis neemt volgend voorjaar de Godfried Bomans-tentoonstelling van het Letterkundig Museum over; beide instellingen zijn voornemens in de nabije toekomst in hun permanente tentoonstellingen blijvende aandacht aan elkaars auteurs te schenken. Het AMVC-Letterenhuis, het LM en de ‘oude’ redactie van ZL stellen zich veel voor van het driestrengig snoer dat nu gevormd is en dat - Prediker zei het al - moeilijk kapot te krijgen is. Ze zijn in elk geval vast voornemens ZL langer te laten leven dan Forum, laat staan Werk in de jaren dertig, en Komma in de jaren zestig. ZL. Jaargang 2 3 [Number 1] Cherchez la femme Karel van de Woestijne en de valse start van De Boomgaard ...[Peter Theunynck] In de literatuurgeschiedenis wordt het kosmopolitische literair-culturele tijdschrift De Boomgaard sterk vereenzelvigd met de figuur van André de Ridder (1888-1961).1 Die had als redactiesecretaris inderdaad een belangrijk aandeel in het blad. Minder bekend is dat Paul-Gustave van Hecke (1887-1967), Firmin van Hecke (1884-1961) en Karel van de Woestijne (1878-1929) mee aan de wieg stonden en dat de naam van het tijdschrift zelfs aan het brein van één van hen is ontsproten. En nergens wordt precies verteld waarom Karel van de Woestijne en Firmin Van Hecke op de valreep beslisten om niet mee te doen. Van de Woestijne zou om ‘persoonlijke redenen’ afgehaakt hebben of ‘niet welkom’ geweest zijn in de redactie van De Boomgaard. Met de nu beschikbare bronnen kan de ontstaansgeschiedenis van het tijdschrift hier en daar gecorrigeerd en aangevuld worden.2 Jonge hemelbestormers Begin 1909 zijn Paul-Gustave (ook wel P.G.) van Hecke, Firmin van Hecke en André de Ridder jonge hemelbestormers die ijverig aan hun carrière in de Vlaamse letteren timmeren.3 De Van Heckes (naamgenoten, maar geen verwanten) zijn redactielid van het Gentse culturele maandblad Nieuw Leven, dat in 1907 door P.G. werd opgericht. Uitgever-boekhandelaar Adolf Herckenrath, oud-schoolkameraad en bewonderaar van Karel van de Woestijne, heeft er intussen het roer in handen. Paul-Gustave is helemaal niet blij met Herckenraths eigengereide aanpak, zo blijkt uit een brief van 25 mei 1909 aan Emmanuel De Bom: ‘God, we liggen zoo duchtig overhoop met de uitgever!!. Een heele serie van persoonlijke en algemeene feiten; vooral het feit dat hij op eigen hand zulke schandalige nummers saam stelt, zie me weer dat laatste nr, nietwaar?’. Antwerpenaar De Ridder, de jongste maar ongetwijfeld ook de meest ondernemende van het drietal, is redactiesecretaris van het katholieke tijdschrift Vlaamsche Arbeid. In april 1909 raakt hij echter in een hevig conflict ZL. Jaargang 2 4 DE JONGE PAUL-GUSTAVE VAN HECKE WAS EEN AANTREKKELIJKE VERSCHIJNING (AMVC-LETTERENHUIS) verwikkeld met zijn katholieke mederedacteurs Jozef Muls, Floris Prims, Karel van den Oever en Jan van Nijlen. De Ridder, die al een tijd lang aanstuurt op een neutrale koers voor het blad, heeft zonder hen te raadplegen een antiklerikaal stuk van zijn vriend Gust van Roosbroeck opgenomen. Dat wordt beschouwd als een aanslag op de katholieke principes van het tijdschrift.4 Na een mislukte poging om Vlaamsche Arbeid over te nemen en enig juridisch getouwtrek, nemen De Ridder en Van Roosbroeck min of meer gedwongen ontslag.5 De drie jonge wolven kijken op naar Karel van de Woestijne, een boegbeeld van de vorige generatie, de Van Nu en Straksers. Na de stopzetting van ZL. Jaargang 2 5 het tijdschrift Vlaanderen (eind 1907), waarin Van de Woestijne nog een prominente rol had gespeeld, hebben zowel P.G. van Hecke als De Ridder hem verzocht om mee te werken aan hun respectieve bladen.6 De Ridder heeft Van de Woestijne ook al persoonlijk ontmoet. Hij is hem in april van 1908 in zijn huis aan de vijver in Bosvoorde komen opzoeken voor een interview in Den Gulden Winckel.7 Met Firmin van Hecke correspondeert Karel sinds januari 1909 regelmatig. De Van Heckes zijn voorts actief in de pas opgerichte Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel- en Voordrachtkunst (VVTV).8 Van de Woestijne steunt die vereniging ‘pecuniair’.9 Hij belooft haar bovendien het woudspel Adonis, dat in de zomer ‘in de heerlijke lorkebosschen’ van Sint-Martens-Latem zou worden opgevoerd. Op paasavond, 10 april 1909, beleeft de VVTV haar eerste hoogtepunt. In de Minardschouwburg in Gent brengt de jonge troep Alfred Hegenscheidts Starkadd op de planken.10 Jan Oscar de Gruyter speelt de titelrol en voert de regie, op basis van enkele regie-aanduidingen van Arie vanden Heuvel. Karel van de Woestijne, August Vermeylen, Emmanuel de Bom en Stijn Streuvels zijn enthousiaste toeschouwers. Achteraf zetten de schrijvers samen met de acteurs van de VVTV, waaronder P.G. van Hecke en zijn bevallige vriendin Stella van de Wiele, de bloemetjes buiten in het luxueuze, nieuwe hotel Ganda in de Vlaanderenstraat in Gent.11 Het gaat er daar nogal onstuimig aan toe.12 Een paar dagen later reageert Van de Woestijne op een niet bewaarde brief van Firmin van Hecke: ‘Mijne vrouw herinnert zich niet zoo heel bepaald meer dat er iets verkeerd zou plaats hebben gehad op den Starkadd-avond. Het zal dan ook van weinig beteekenis geweest zijn. Hadden wij overigens bijna allen, bij den gewekten geestdrift, niet een deel van ons evenwicht in denken en uiten verloren?’13 Uit Van de Woestijnes brief kunnen we opmaken dat er ‘iets’ gebeurd is, waarin zijn vrouw, Mariette van Hende, betrokken is geweest. Firmin moet het gênant gevonden hebben, maar Karel tilt er niet zwaar aan. De eerste aanzet tot een nieuw literair tijdschrift komt intussen niet uit Gent, maar uit Antwerpen. Nu de deur van Vlaamsche Arbeid definitief achter hem is dichtgevallen, zoekt De Ridder contact met Nieuw Leven. Paul-Gustave van Hecke schrijft hem daarop: ‘Mijn vriend Firmin van Hecke vertelt me dat U, van Vlaamsche Arbeid weg, gaarne tot Nieuw Leven zoudt komen. Vóór een officieele redactiezitting plaats grijpt, waarin over deze kwestie zal gesproken worden en waarbij u ws. tegenwoordig zult zijn, zouen [sic] Firmin van Hecke en ik u graag even spreken.’14 Blijkbaar aarzelen de Van Heckes om De Ridder in de kring van Herckenrath te introduceren. Ze hopen wellicht dat het contact met de jonge Antwerpenaar andere perspectieven opent. De informele kennismaking met De Ridder heeft vermoedelijk plaats op zondag 4 juli in Latem, de dag waarop Van de Woestijne daar zijn Adonis komt voorlezen aan de acteurs van de VVTV. ZL. Jaargang 2 6 Twee Boomgaarden in één zomer Van een echte opvoering van Adonis komt niets in huis, meldt Van de Woestijne op 21 juli 1909 aan De Bom. Men kon het volgens hem niet eens worden over de rolverdeling. Van de Woestijnebiograaf Minderaa vermoedt echter dat regisseur De Gruyter het stuk moeilijk speelbaar achtte.15 Wie het in Van de Woestijnes Verzameld Werk gepubliceerde fragment van Adonis bestudeert, kan de regisseur geen ongelijk geven.16 De tekst is heel lyrisch, maar door de lange monologen ook bijzonder statisch. Als het De Gruyters bedoeling was om, zoals Frank Peeters beweert, via de openluchtspelen het theater dichter bij het volk te brengen, zal Adonis daarvoor toch niet het geschikte instrument zijn geweest.17 Verder is het twijfelachtig of Van de Woestijne zijn ‘woudspel’ tijdig klaargekregen zou hebben.