De Late Prehistorie En Protohistorie Van Holoceen Noord-Nederland
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
09-054 ACHTER cover 12 23-06-2009 10:58 Pagina 1 Ambitie De late prehistorie en protohistorie van holoceen Noord-Nederland, versie 2.0 De Waddenacademie heeft de ambitie het waddengebied te (laten) ontwikkelen tot een kraamkamer voor breed toepasbare, integrale kennis over duurzame De late prehistorie ontwikkeling van een kustgebied, waar natuurwaarden centraal staan en een dragend onderdeel vormen van de lokale en regionale economie. Het gebied ontwikkelt zich tot een ontmoetingsplaats voor wetenschappers uit binnen- en buitenland, bestuurders, beleidsmakers en beheerders. Samen zoeken zij op en protohistorie van basis van interdisciplinaire kennis duurzame en innovatieve oplossingen. In 2020 vormt het trilaterale waddengebied het best gemonitorde en best begrepen kustsysteem in de wereld. holoceen Noord- Nederland, versie 2.0 Nationale onderzoeksagenda archeologie Hoofdstuk 12 2009-12 09-054 ACHTER cover 12 23-06-2009 10:58 Pagina 2 Postbus 2724 Ontwerp cover: Supernova Ontwerp bNO 8901 AE Leeuwarden Fotografie: Jan Huneman Nederland Druk: Holland Ridderkerk t 058 233 90 30 e [email protected] © 2009 Waddenacademie Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of open- ISBN/EAN 978-94-90289-13-3 baar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op Volgnummer 2009-12 welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toe- stemming van de Waddenacademie. De Waddenacademie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. DE LATE PREHISTORIE EN PROTOHISTORIE VAN HOLOCEEN NOORD- NEDERLAND Nationale onderzoeksagenda archeologie Hoofdstuk 12 Jos Bazelmans (RCE), Henny Groenendijk (Provincie Groningen en RUG/GIA), Gilles de Langen (Provincie Fryslân), Johan Nicolay (RUG/GIA) en Annet Nieuwhof (RUG/GIA) Inhoudsopgave LEESWIJZER 5 DEEL 1 STAND VAN ONDERZOEK EN WETENSCHAPPELIJKE POTENTIE 6 1.1: Inleiding 6 1.2: Onderzoeksgeschiedenis 8 DEEL 2 ACTUELE ONDERZOEKSTHEMA’S 18 2.1: Dominante onderzoeksthema’s 18 2.2: De regio’s en hun landschappelijke ontwikkeling 20 2.3: Zee, wadden, eilanden, kwelders en venen – een bijzondere leefomgeving 25 2.4: Chronologisch kader en chronologische resolutie 30 De protohistorie in Noord-Nederland – chronologie en terminologie 30 2.5: Kolonisatie- en bewoningsgeschiedenis 34 2.6: Rurale nederzettingen en hun omgeving 39 2.7: De economie 42 2.8: Centrale plaatsen en de ‘nieuwe economie’ 47 2.9: Bevolkingsgroepen en etniciteit: de historische en archeologische bronnen 51 2.10: Het kleigebied als ‘frontierzone’ 55 2.11: Graven, rituelen en religie 58 2.12: Archeologische monumentenzorg en de staat van het bodemarchief 64 DEEL 3 ARCHEOLOGISCHE VERSCHIJNINGS-VORMEN 68 3.1: Opgraven: methoden en technieken 68 3.2: Landschappelijke wordingsgeschiedenis 70 3.3: Nederzettingen en hun ruimtelijke ontwikkeling 71 3.4: De zoetwatervoorziening in een kweldermilieu 75 3.5: Cultus en ritueel 77 3.6: Menselijke resten, graven en grafvelden 78 3.7: Off-site structuren: het onbedijkte kweldergebied en het aangrenzende veengebied als cultuurlandschap 79 2 3.8: Materiële cultuur: chronologie en productie 84 3.9: Botanische en dierlijke resten: het gebruik van planten, dieren en kwelderzones 87 Dankwoord 91 Literatuur 92 3 4 LEESWIJZER Doel van deze onderzoeksagenda voor de late prehistorie en protohistorie van Holoceen Noord- Nederland is het presenteren van de belangrijkste resultaten van anderhalve eeuw onderzoek in het terpen- en wierdengebied enerzijds, en het aandragen van specifieke vragen voor toekomstig onderzoek anderzijds. Er zijn drie delen. Het eerste deel richt zich op de onderzoeksgeschiedenis en geeft een globaal beeld van de huidige stand van onderzoek en de wetenschappelijke potentie van het Noord-Nederlandse kustgebied. In het tweede deel worden de onderzoeksthema’s gepresenteerd die in het huidige onderzoek een dominante rol spelen of zouden moeten spelen. Vervolgens wordt in deel 3 ingezoomd op de verschillende archeologische verschijningsvormen die met deze thema’s verband houden, waarbij de belangrijkste onderzoeksvragen worden opgesomd. De bespreking van elke verschijningsvorm wordt afgesloten met enkele aandachtspunten voor toekomstig veldwerk en specialistisch onderzoek. Het derde, meest praktische deel is zo geschreven dat het ook afzonderlijk van de eerste twee delen gebruikt kan worden. Figuurnummers in de tekst verwijzen naar de afbeeldingen achterin het boek. 5 DEEL 1 STAND VAN ONDERZOEK EN WETENSCHAPPELIJKE POTENTIE De Noordzee is de ruwste in de wereld; en het Germaanse klimaat het slechtste (Tacitus, Annales II-24). 1.1: Inleiding De zee geeft; de zee neemt. Deze bekende zegswijze geeft uitdrukking aan de ambivalente houding van de Nederlanders tegenover de Noordzee. Enerzijds biedt de zee uitstekende mogelijkheden om in het eigen onderhoud te voorzien door visserij en handel; anderzijds eist ze een grote tol aan mensenlevens in schipbreuken en overstromingen. Dat laatste werd nog eens duidelijk tijdens de watersnoodramp van 1953. Tijdens een hoge stormvloed kwam in Zuidwest- Nederland ca 2000 km2 land blank te staan, verdronken bijna 50.000 stuks grootvee, werden meer dan 4500 gebouwen vernietigd en kwamen 1835 mensen om. De ramp van 1953 staat niet op zichzelf. Uit historische bronnen is bekend dat het Nederlandse kustgebied in de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd regelmatig werd geteisterd door kleinere en grotere overstromingen.1 Soms eisten ze vele levens. Dat geldt ook voor Friesland en Groningen, de regio die in dit hoofdstuk centraal staat. Berucht in dit gebied was de zogenaamde Kerstvloed van 1717, met naar schatting 3.000 doden in Friesland en Groningen. De zee groeide in de verbeelding uit tot een ongetemde en duivelse plek waar zich monsters, geesten en outcasts ophielden. Het buitendijkse gebied vormde de antithese voor de geciviliseerde wereld van de mensen die leefden onder Gods voorzienigheid. Na iedere ramp werd van steeds hogere dijken – soms tevergeefs – betere bescherming verwacht. Na 1953 werden er miljarden geïnvesteerd in de Deltawerken om dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen.Verwachtingen over een versnelde stijging van de zeespiegel in verband met de voorspelde klimaatverandering vanwege het broeikaseffect maken het 6 1 Gottschalk 1977. waarschijnlijk dat nieuwe, wellicht onorthodoxe maatregelen genomen zullen moeten worden om de veiligheid van de kustbevolking blijvend te waarborgen. De vraag is of we daarbij ietskunnen leren uit het verleden. Hoe gingen de mensen in het verleden om met de zee en het kustgebied en welke (structurele) gevolgen had dat? De vroege bewoners van het waddengebied woonden in een dynamisch landschap. Eilanden verplaatsen zich, kwelders groeiden aan of werden weggeslagen, het patroon van geulen en kreken was veranderlijk, getijdebekkens vulden zich op of werden groter; afvloeiend zoet water uit het binnenland zorgde daarbij voor plaatselijke verschillen in natuurlijk milieu, of zorgde voor vernatting wanneer kwelders te hoog opslibden. Wat zee of wad was, kon bewoonbaar land worden, maar ook kon bewoonbaar land weer overspoeld raken. We weten inmiddels dat de mens zelf heeft bijgedragen aan de dynamiek van het landschap, zowel in positieve als in negatieve zin. In de eerste plaats betekenden de grootschalige bedijkingen vanaf de 10de eeuw een forse inbreuk op de ruimte waar de zee tijdens (storm)vloeden vrij kon uitstromen. Door de voortschrijdende uitbreiding van de dijken (in horizontale en verticale zin) in de Middeleeuwen en de (vroeg)moderne tijd werd het kombergende vermogen van het achterland stapsgewijs gereduceerd, en kon de destructieve kracht van de zee toenemen. In de tweede plaats had de mens een belangrijke rol in de vernietiging van bepaalde delen van het kustlandschap, waardoor de zee kon inbreken in gebieden die door hun natuurlijke hoogteligging van oorsprong onbedreigd waren. Door agrarische exploitatie (ontwatering) en de winning van turf en zout in veengebieden die grensden aan het kweldergebied, trad een verlaging van het maaiveld op waardoor de zee in delen van het kustgebied vrij spel kreeg en het landschap in een getijdegebied veranderde. Aan de andere kant pasten de vroege bewoners van de kwelders ook methoden toe die een duurzaam gebruik van het gebied mogelijk maakten. Daarbij hoort bijvoorbeeld de aanleg van sedimentatie-bevorderende dijkjes, al ver vóór de zeewerende dijkbouw die vanaf de Middeleeuwen plaats vond. De diepgewortelde vrees voor de zee ligt al eeuwenlang aan de basis van een bijzondere fascinatie voor de mensen die in een ver verleden leefden in een nog onbedijkt kustgebied. Hoe was het mogelijk dat de kustbewoners hier als speelbal van de zee konden overleven? De beschrijving van het leven in het protohistorische kustgebied van Noord-Nederland door de Romein Plinius de Oudere was daarbij lange tijd voor velen maatgevend. In zijn Naturalis historiae beschreef hij de, in zijn visie, miserabele condities waarin de kleine en de grote Chauken leefden: Twee keer per etmaal komt de Oceaan daar met geweldige watermassa’s over een onmetelijke afstand opzetten en bedekt eeuwig door de natuur omstreden gebied waarvan het onduidelijk is of het bij het vasteland hoort of deel uitmaakt van de zee. Daar bewoont dat arme volk hoge heuvels of dammen2 die ze eigenhandig hebben opgeworpen tot de hoogste waterstand die ze hebben meegemaakt. Met hun hutten die ze erop hebben gebouwd lijken ze wel zeelieden wanneer water het omringende land bedekt, maar schipbreukelingen