Robert Holl Bass Jozef De Beenhouwer Piano in Flanders’ Fields in Flanders’ DE KERN VAN ALLE DINGEN · the CORE of ALL THINGS
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
88 THE CORE OF ALL THINGS · DE KERN VAN ALLE DINGEN Romantic Art Songs Edgar Tinel, Gustave Huberti, Peter Benoit, Arthur Verhoeven, Arthur Meulemans, Robert Holl Robert Holl Bass Jozef de Beenhouwer piano In Flanders’ Fields In Flanders’ DE KERN VAN ALLE DINGEN · THE CORE OF ALL THINGS EDGAR TINEL (1854-1912) Grafgezangen / Grave Songs, op. 22 (Pol de Mont) (18-22 september 1879) 18:58 1 Grafbloeme / A Flower on the Grave 02:46 2 Raven / Ravens 01:36 3 Avond / Evening 02:44 4 Begrafenis / Burial 03:51 5 Schoonslaapsterken / Sleeping Beauty 02:39 6 Dooden-Verloving / Betrothal of the Dead 02:46 7 “Die Todten reiten schnell” (Motto van Gottfried August Bürger) 02:36 “Te Dead Ride Fast” (A motto of G.A. Bürger’s) PETER BENOIT (1834-1901) 8 Ik droomde (uit ‘De Liefde in het Leven’) (Emanuel Hiel) (1870) 04:45 I Dreamed (from ‘Love in Life’) 9 Gaat de Mensch... (Edward Keurvels naar/after Adolf Verriest) (1867) 03:26 Even Tough Man GUSTAVE HUBERTI (1843-1910) uit ‘Wanderlieder’ (from Wanderer’s Songs) (Ludwig Uhland) (1868) 14:16 10 Lebewohl / Farewell 01:41 11 In der Ferne / Far Away 03:03 12 Morgenlied / Morning Song 02:16 13 Nachtreise / Night Ride 02:39 14 Winterreise / Winter Journey 03:02 15 Heimkehr / Going Home 01:35 2 3 ARTHUR VERHOEVEN (1889-1958) 16 Een liedje van de dagen (uit ‘Bloei’) ( Jozef Simons) 02:11 A Little Song of the Days (from ‘Flowering’) 17 Voelt gij die Avondzoetheid (uit ‘Bloei’) ( Jozef Simons) 02:51 Do You Feel the Sweetness of the Evening (from ‘Flowering’) 18 Lied / Song ( Jozef Simons) 02:40 19 Stil, over ’t vredig sluimrend dorpje (uit ‘Eenzame Bloemen’) (Hélène Swarth) 02:51 Silently, over the Village Slumbering Peacefully (from ‘Lonely Flowers) ARTHUR MEULEMANS (1884-1966) 20 ’t Is stille / It’s Quiet (Guido Gezelle) 03:06 ROBERT HOLL (1947) 21 De kern van alle dingen (uit ‘Adagio’ ) (Felix Timmermans) (1988) 02:42 Te Core of All Tings (from ‘Adagio’) TT: 58:43 Robert Holl, Bass Jozef de Beenhouwer, piano 2 3 Edgar Tinel 4 5 Edgar Tinel (° Sinaai 1854 – † Brussel 1912) Edgar Tinel studeerde aan het conservatorium van Brussel bij onder meer Louis Brassin (piano), Alphonse Mailly (orgel) en François-Auguste Gevaert (compositie). Aanvankelijk begon Tinel een internationale carrière als pianovirtuoos en hij schitterde vooral met vertolkingen van het Duitse romantische repertoire, met een voorliefde voor het werk Robert Schumann. Met zijn cantate ‘Klokke Roeland’ ( Julius Sabbe, 1846–1910) behaalde hij in 1877 de ‘Prix de Rome’ en al vlug ging zijn belangstelling vooral uit naar het componeren. Maar ook hierin zou hij uiteindelijk meer en meer door pedagogische activiteiten geremd worden. Zo volgde hij in 1881 Jacques-Nicolas Lemmens op als directeur van de ‘Ecole de musique religieuse’ (het latere Lemmensinstituut) in Mechelen. In 1889 werd hij aangesteld als inspecteur voor muziekonderricht, en in 1896 als professor voor contrapunt en fuga aan het Brussels conservatorium, waarvan hij in 1908 tenslotte directeur werd. Met uitzondering van enkele interessante piano- en orgelwerken schreef Tinel vooral vocale muziek. Naast wereldlijke cantates, een reeks diepdoorvoelde koorwerken (o.m. op gedichten van Guido Gezelle, 1830–1899) componeerde hij het oratorium ‘Franciscus’ (1888) (dat over de hele wereld meer dan duizend uitvoeringen kende!), en twee opera’s ‘Godelieve’ en ‘Katharina’. Aangetrokken tot het mystieke katholicisme schreef hij ook heel wat religieuze muziek. Gedurende zijn ganse loopbaan heeft Edgar Tinel liederen gecomponeerd. Merkwaardige liedcycli uit zijn vroege periode zijn o.m. ‘Schilfieder’(Nikolaus Lenau) (1875), ‘Fünf Gesänge der Sehnsucht’ (Lenau) (1875), ‘Looverkes’ (1875) (Hofmann von Fallersleben), en Grafgezangen, opus 22 (1879) op verzen van de Vlaamse dichter en kunstcriticus Pol de Mont (1857–1931). Het was Tinel zelf die aan De Mont de opdracht gaf om de ‘Grafgezangen’ te schrijven, en daarbij maakte hij hem duidelijk wat de preciese inhoud van de zeven gedichten moest zijn. Hij lichtte het ooit als volgt toe: “Cela se rapporte à une morte que j’aurais aimée si elle avait vécu” (‘het gaat over een dode die ik zou bemind hebben indien ze geleefd had’). Zijn zoon, Paul Tinel, vermoedde dat de ‘dode’ een meisje uit Tinels geboortedorp Sinaai is geweest. In zijn ‘Grafgezangen’ is Tinel er meesterlijk in geslaagd om in een makabere, spookachtige ‘Legendenton’ fantastische romantische vizioenen op te roepen. De partituur van ‘Grafgezangen’ werd in 1889 uitgegeven bij Breitkopf und Härtel in Leipzig. Peter Benoit (° Harelbeke 1834 – † Antwerpen 1901) Pierre L.L. Benoit kreeg zijn muzikale opleiding aan het ‘Conservatoire Royal’ in Brussel, waar F.J. 4 5 Fétis zijn belangrijkste mentor was. In 1857 werden zijn muziekstudies bekroond met het behalen van de ‘Prix de Rome’, wat hem in staat stelde om een grote studiereis te ondernemen door Duitsland en Bohemen. Tussen 1859 en 1863 werkte Benoit in Parijs, waar hij o.m. dirigent was van het door Jacques Ofenbach geleide ‘Téâtre des Boufes-Parisiens’. Toen Benoit was teruggekeerd in België overtuigde de libertijnse dichter Emanuel Hiel (1834–1899) hem om doelbewust te gaan componeren op Vlaamse teksten. In 1870 verscheen van Hiel een bundel van 61 gedichten: ‘De Liefde in het Leven’, waarvan Benoit er nog datzelfde jaar acht selecteerde voor zijn gelijknamige liedcyclus. Het lied ‘Ik droomde’ (1870) uit deze cyclus behoort tot het beste wat Benoit in dit genre presteerde. ‘Gaat de Mensch’ (1867) is een meeslepend huwelijkslied naar een Frans gedicht van Adolf Verriest (1830–1891). Benoits leerling, componist Edward Keurvels (1853–1916) zorgde onder de schuilnaam ‘E. Duward’ voor de Nederlandse vertaling. Rond 1872 had Peter Benoit zijn meest geavanceerde positie als componist bereikt en kon hij beslist tot de avant-garde componisten van zijn tijd gerekend worden. Het werd echter een keerpunt in zijn artistieke evolutie. Nadien zou hij zich nog uitsluitend te dienste stellen van zijn grote sociale ideaal: de culturele verhefng van het Vlaamse volk. Hij zou dit realiseren door zijn onvermoeibare strijd voor een ‘Koninklijk Vlaams Conservatorium’ in Antwerpen en door het componeren van grootse vocaal-instrumentale werken. Gustave Huberti (° Brussel 1843 – † Schaerbeek 1910) Op zijn zestiende studeerde Huberti af aan het Brusselse conservatorium met een eerste prijs compositie bij directeur François-Joseph Fétis. In 1865 won hij de ‘Prix de Rome’, waardoor hij drie jaar in Duitsland kon verder studeren. Gedreven door zijn enthousiasme voor de liedkunst van Robert Schumann schreef Huberti in de jaren 1867–68 een twintigtal liederen op Duitse verzen van Bürger, Geibel, Goethe, Heine, Hofmann von Fallersleben en Uhland. Zo componeerde hij in september 1868 te München op enkele dagen tijd minstens zeven van een reeks van acht Wanderlieder op gedichten van Ludwig Uhland (1787–1862). Huberti droeg de cyclus op aan aan zijn vriend de bas-bariton Emiel Blauwaert. Na zijn verblijf in Duitsland trok Huberti nog een jaar naar Italië om er te werken aan zijn ‘Aperçu sur l’histoire de la musique religieuse des Italiens et des Néerlandais’ (1873). Bij zijn terugkeer in België kwam hij in contact met Emanuel Hiel en via hem ook met Peter Benoit. 6 7 Gustave Huberti werd een overtuigd aanhanger van Benoits nationalistische opvattingen en ook hij componeerde verschillende werken op Nederlandse teksten van Hiel. Na enkele jaren directeurschap aan de Muziekschool van Bergen (Mons) (1874–1877) werd Huberti muziekinspecteur bij de Antwerpse stadsscholen. In die periode schreef hij vooral composities voor kinderen. Gustave Huberti onderhield ook contacten met componisten van de Nieuwe Russische school; toen Alexander Borodin naar Antwerpen kwam dirigeerde hij er diens 2de symfonie. Als vurig Wagneriaan bezocht hij in 1889 de Bayreuther Festspiele en begeleidde er in Villa Wahnfried Emiel Blauwaert aan de piano in fragmenten uit het oratorium ‘De Oorlog’ van Benoit, maar ook in enkele van zijn eigen liederen. In 1893 werd Gustave Huberti directeur van de Muziekschool van Sint-Joost-ten-Node. Tot zijn belangrijkste werken behoren het symfonisch gedicht ‘Hymne à la science’, ‘Triomfeest’ voor orgel en orkest, een pianoconcerto, en een onder invloed van Hector Berlioz geschreven ‘Symphonie funèbre’. Arthur Verhoeven (° 1889 Zandhoven – † 1958 Schoten) Verhoeven studeerde aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen bij Arthur De Hovre (orgel), August De Boeck (harmonie), Lodewijk Mortelmans (contrapunt en fuga) en Paul Gilson (compositie). Door bemiddeling van zijn vriend, de dichter Jozef Simons (1888–1948) werd aan de jonge orgelvirtuoos in 1911 een betrekking als organist aan de St.-Cordulakerk in Schoten aangeboden. Arthur Verhoeven was vooral in de periode 1910–1930 vruchtbaar als componist. In 1921 maakte hij ophef met de publicatie van enkele bijzonder mooie liedcycli op gedichten van Jozef Simons: ‘Ring om het Jaar’, ‘Vijf Liederen van Ingetogen Stemming’, en ‘Bloei’. Vele liederen bleven echter onuitgegeven, zoals het lied voor basstem Stil, over ’t vredig sluimrend dorpje op verzen uit de bundel ‘Eenzame Bloemen’ van de Nederlandse dichteres Hélène Swarth (1859–1941). Arthur Verhoevens oeuvrecatalogus omvat onder meer een 200-tal liederen, religieuze muziek, koorwerken, cantates, een operette ‘Christmas’, een opera ‘Valentijn’ (1930), orgel- en pianowerken, kamermuziek en een aantal werken voor symfonisch orkest. Arthur Meulemans (°1884 Aarschot – † Etterbeek 1966) Arthur Meulemans kreeg zijn opleiding aan de ‘Ecole de musique religieuse’ in Mechelen. Hij werd er de lievelingsleerling van zijn compositieleraar Edgar Tinel. Meulemans’ eerste composities dateren van 6 7 1902. Een sfeervolle vertoning van Guido Gezelles gedicht ’t Is Stille stamt uit deze vroege fase. In 1911 vestigde Arthur Meulemans zich in Tongeren, waar hij benoemd werd als leraar aan het Atheneum. In deze Limburgse periode werd hij vooral beïnvloed door het Franse impressionisme. Toen schreef hij naast pianomuziek en orkeststukken vooral vocale muziek: koorwerken, twee opera’s en ook een aantal gevoelig geïnspireerde liederen. In 1930 werd Meulemans benoemd tot dirigent van het Radio Orkest in Brussel en hij verhuisde voor goed naar de Belgische hoofstad.