Lokaal bestuur, verkiezingen en dagbladverslaggeving in , Zuid-Afrika (1982-1995)

dem- Martinus Johannes Petrus Deuze

voorgele ter vervulling van die vereistes vir die graad M.Phil. in die Lettere en Wysbegeerte m Geskiedenis en Kommunikasieleer

in die Fakulteit Lettere en Wysbegeerte aan die Randse Afrikaanse Universiteit

Studieleier: Professor H.J. Van Aswegen Medestudieleier: Professor S. Verwey

Johannesburg, Republiek van Suid - Afrika Ernie 1996 .. .... . .. oui106..;:4400 en J a 11::1)eiite: voo rtdurende ...... iiiog4ijk:411;0: pewees

Inhoud

Titelblad 3 Opdracht 4

Inhoudsopgave 6 Overzicht illustraties 7

Hoofdstuk I:

Inleiding, veran tw oordirecht vaardi g 8

Hoofdstuk Historiografie, methodologie en probleemstelling 17

Hoofdstuk Geschiedenis en achtergronden bij lokaal bestuur en verkiezingen 34

Hoofdstuk IV: Geschiedenis en achtergronden bij de gedrukte media in Zuid-Afrika 112

Hoofdstuk V: Inhoudsanalyse van verslaggeving rondom de lokale verkiezingen van 1988 en 1995 in Beeld, The Star en Sowetan 139

Samenvatting en conclusies 205

Bibfiografie 210 - Geschiedenis en historiografie 211 - Massacommunicatie en journafistiek 218 - Interviews 221 - Literaire bronnen 223 - Periodieken 224

Bijlage 225

Dankwoord 227

6

Overzicht illustraties

I Cartoon (Derek Bauer), 3 augustus 1990. Nelson Mandela en F.W. De Klerk onlosmakelijk gebonden aan elkaar op een vlot in de oceaan. p.5 II Cartoon (Paul Grogan), 11 januari 1991. Generaals tijdens de Golf-oorlog horen nieuws van de uiterst kleine `Boerestaat Party' uit Zuid-Afrika. p.13 III Cartoon (Dugmore & Rico), The Star, 17 maart 1995. Elf officiele landstalen tegelijkertijd op de televisie - in den programma. p.18 IV Landskaart uit 1994 in SAIRR, "Fast facts", juli 1994, met de `oude' namen voor de provincies Gauteng (PWV), Mpumalanga (Eastern Transvaal), de Vrijstaat (Orange ) en de Noordelijke Provincie (Northern Transvaal) p.38 V Cartoon (Andy), 1994 (bron onbekend). Na de omwenteling komt het gevecht tussen zogenaamde `blanke' en `zwarte' geschiedschrijving in Zuid-Afrika p.65 VI Kaart met Administratieraden in Zuid-Afrika (1972-1977), uit: Bekkers, S., Humphries, R., "From control to confusion. The changing role of the Administration Boards in , 1971-1984", p.30. p.78 VII Anti-verkiezingsposter van het UDF (1983), uit: South African Historical Archive, "Images of defiance. South African resistance posters of the 80s", p.35. Gericht tegen de gemeenschapsraden in de townships. p.82 VIII Kaart met de afgebakende SDR-gebieden in Zuid-Afrika (1985), uit: Insig, oktober 1985, p.13. • p.87 IX Dagbladadvertentie van de regeringscampagne Masakhane waarin president Nelson Mandela town-hi•1-,Lwoners bedankt voor het betalen van achterstallige rekeningen, uit: The Star, 11 april 1995. p.93 X Cartoon (Paul Grogan), 1991 (bron onbekend). Bekritiseerd wordt de onwilligheid van de veiligheidstroepen om in to grijpen bij het geweld in de townships. p.104 XI Cartoon (Dugmore & Rico), The Star, 8 mei 1995. De kiezersregistratie verloopt traag. p.105 XII Kaart van de provincie Gauteng (1995), bron: Provinciale overheid, departement voor lokaal bestuur. p.106 XIII Cartoon The Star, 21 juli 1988. Een `boerenfamilie' verzucht dat de kandidaten voor de verkiezingen zo ontzettend saai zijn. p.158 XIV Cartoon The Star, 22 september 1988. Gesuggereerd wordt dat de oppositie, zijnde de PFP, door de NP-regering 'bang' werd gemaakt met de dreiging van het zogenaamde "" - waarmee de NP de verkiezingen van 1948 won. p.161 XV Cartoon The Star, 5 oktober 1988. De eekhoorns zijn afkomstig uit de reclame- campagne van de regering voor de lokale verkiezingen. De krant bekritiseert het regeringsverbod op anti-verkiezingspublicaties. p.166 XVI Cartoon The Star, 1 december 1988. De krant maakt de plannen voor de herinvoering van allerlei apartheidswetten door de KP (onder leiding van Andries Treurnicht, linksonder in de tekening) belachelijk. p.182 XVII Cartoon The Star, 11 april 1995. 'GNU' staat voor "Government of National Unity", waar minister van Binnenlandse Zaken M.Buthulezi regelmatig voor opschudding, twist en tweespalt zorgde. p.187 XVIII Cartoon in de Sowetan, 10 oktober 1995. De kiezers (in de townships) werden met of nauwelijks voorgelicht en wisten niet vie de kandidaten waren. p.196 XIX Cartoon The Star, 31 december 1995. Het jaar 1996 ontmoet het jaar 1995 en herinnert (voor de zoveelste keer) aan de raicdasd in het land. p.229

7 Hoofdstuk I

INLEIDING, VERANTWOORDING EN RECHTVAARDIGING

De Nederlander, die in deze stormachtige jaren negentig enigzins regelmatig zijn of haar dagblad een blik waardig gunt, kan niet om het feit heen dat het wereldnieuws bepaald wordt door een beperkt aantal factoren. Het gaat hier om langlopende conflictsituaties - oorlogen, misdaad, onverdraagzaamheid - of om min of meer geisoleerde gebeurtenissen waaraan een geweldselement verbonden is. Te denken valt hierbij aan terroristische aanslagen of bijvoorbeeld natuurrampen. De neiging van de journalistiek is om een conflictsituatie slechts 'mee te nemen', als er gedurende langere tijd duidelijke nieuwswaarde aan vast zit, hetgeen wil zeggen: als er daadwerkelijk voortdurend iets gebeurt. Het is om deze reden dat de laatste jaren een groot deel van het nieuws in beslag werd genomen door de ontwikkelingen in Zuid-Afrika. Zeker in de Nederlandse media was de aandacht voor de opzienbarende ontwikkelingen in dit land soms buiten proportie, wat wellicht te verklaren is vanuit het feit dat sommigen zich bewust waren van een zekere - edoch niet noodzakelijk werkelijke - culturele en historische band met de Afrikaanstalige bevolking.

Nu is de schrijver dezes journalist en als zodanig bewust van de nieuwsontwikkelingen in Zuid-Afrika, zoals weergegeven in Nederlandse kranten: radio- en televisieprogramma's. Wat daarbij in het oog springt is de overmate aan simplificering van de opmerkelijk complexe situatie in dit land. De democratische overgang is, redenerend volgens de lijnen uitgezet door het Europese journaille een strijd tussen blank en zwart, waarbij er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de traditionele " guys" (alles wat zich ANC noemt) en "bad guys" (in feite alles wat een blanke huidskleur heeft).'

Ter volledigheid een aantal voorbeelden hiervan uit prominente Nederlandse dagbladen, zoals het Amsterdamse Her Parool, welke op 4 februari 1995 vol verrassing berichtte dat er in Zuid-Afrika een rijke 'zwarte' middenldasse 8 Dat uiteindelijk geen van beide partijen de strijd gewonnen heeft, is dus onmogelijk te verklaren vanuit de beperkte rapportage in de media. Toch is het duidelijk dat Zuid-Afrika in veel opzichten een typisch jaren negentig-land is, waarin de tegenstellingen en tegelijkertijd kruisbestuivingen tussen verschillende culturen, volken, huidskleuren, religies, talen en ideologieen aan de ene kant overal waarneembaar zijn, maar aan de andere kant dieper snijden dan de voor de hand liggende apartheidslijnen. Het land lijkt een internationaal proefkonijn te worden voor de haalbaarheid van de zogenaamde en in de Westerse filosofie veelbesproken 'multi-etnische' of liever: 'multi-culturele' samenleving - wat dat dan ook moge betekenen. 2

Nu is de voornaamste queeste van de nieuwe (en oude) machthebbers in Zuid-Afrika om een vorm van bestuur te vinden, waarbij iedereen tevreden is en er toch sprake kan zijn van effectief en stabiel regeren. Op dit moment is de interim-oplossing er een van een kunstmatige Nationale Eenheid op alle

aan het ontstaan was, "op manieren die nog maar een paar jaar geleden onvoorstelbaar waren."Dat er al van een dergelijke 'zwarte' elite sprake was aan het begin van deze eeuw - zie bijvoorbeeld de oprichting van het ANC in 1912 - werd voor het gemak vergeten. Dezelfde krant citeerde bij haar achtergrondverhalen in 1995 louter 'activisten' van de 'bevrijdingsbweging', het ANC, strijdend tegen de "veiligheidsdiensten van de " (citaat uit Het Parool, 12 maart 1995). Verder werd het land in krantekoppen beschreven als: "Zuid-Afrika, de nieuwe motor zwart continent" (Het Parool, 14 april 1995). Deze en andere Nederlandse bladen - zelfs kleinere regionale kranten als het zuidelijk Nederlandse Eindhovens Dagblad (ED) - berichtten dat jaar veelvuldig over Zuid-Afrika als het "land met meeste geweld" (aanhef van het ED, 25 maart 1995). Andere regionale dagbladen besteedden aandacht aan het recente verleden van het land in opinierende termen als: "De beerput van martelingen, ontvoeringen, verdwijningen en deportaties moet open. Stank loutert" (uit: De Gelderlander, 10 maart 1995). Een nationaal en gerespecteerd dagblad als De Volkslcrant citeerde veelvuldig de meest gruwelijke verhalen van 'zwarte' apartheidslachtoffers (voorbeelden van het gebruik van zwarte bendeleiders door de NP op 26 april 1994, van door de 'blanket politie met AIDS besmette 'zwarten' op 3 december 1994 en verkrachte 'zwarten' op 27 mei 1995). Typisch is ook het gegeven, dat een verhaal over de criminaliteit onder de 'zwarte' jeugd geopend werd met de rechtvaardiging, dat deze misdaad het gevolg was van "zwarte jongens, die kind waren onder apartheid en die tiener en volwassen werden terwijl de townships zuchtten onder oproer, Inkatha-impi's en halsbandmoorden. Tot nu toe richten ze zich niet tegen degenen die er het bangst voor waren: de blanken" (Volkslcrant, 4 februari 1995). Dat deze tendentieuze berichtgeving niet alleen voor Nederlandse media geldt, moge aanvaardbaar zijn. Een voorbeeld uit buurland Duitsland van 25 april 1995 - in een retrospectief artikel op den jaar na de verkiezingen van 1994 in Die Tageszeitung - illustreert dit, daar men sprak van een "Kultur des Umbruchs" van de blanke politici jegens het ANC en men het bericht versierde met een foto van een blanke bedelaar, die geld toegeworpen kreeg van een jonge zwarte zakenman. 2 Voorbeelden van werken, die zich uitsluitend met de hier aangehaalde problematiek bezig houden, zijn Finkielkraut, A., "De ondergang van het denken" (Nederlandse vertaling) en Lemaire, T., "Twiffel aan Europa". Ook een internationaal bekendere (en daardoor veel meer aangevallen) titel als Fukuyama, F., "The end of history and the last man" is in deze relevant, gezien ook de moderne herwaardering van Hegels' en Nietzsche's opvattingen daarin. 9 vlakken van bestuur; centraal, provinciaal en ook lokaal. Het laatste bestuursvlak staat het dichtst bij de 'man op de straat' en is voor vele Zuid-Afrikaanse burgers een eerste directe ervaring met de door de grotere politieke partijen in het land zo gepropageerde 'non-raciale' politiek, democratie en overheid.

Aangezien de schrijver dezes van medio januari 1995 tot en met mei 1996 in Zuid-Afrika verbleef en op zoek was naar een relevant thema uit het dagelijkse nieuws om te bestuderen als onderdeel van een langlopend historisch proces, lag dit onderwerp - lokaal bestuur - gezien de landwijde verkiezingen van 1 november 1995 voor de hand. Om enigzins een band met de Zuid-Afrikaanse samenleving te bewerkstelligen zonder om in academische retoriek of ""-betweterigheid te vervallen, werd daarnaast gekozen voor een blik op de journalistiek in het land; de vraag was, of de berichtgeving van de voornaamste dagbladen voor de gemiddelde lezer ofwel kiezer als helder, informatief en gebalanceerd bestempeld kon worden. Deze invalshoek viel niet zomaar uit de lucht: de auteur is afgestudeerd journalist en op "vryskut"-basis gedurende enige jaren werkzaam in Nederland en sinds kort ook in Zuid-Afrika - hetgeen een sterke persoonlijke betrokkenheid bij het onderzoek en de uiteindelijke tekst van deze scriptie in de hand werkte. Juist deze persoonlijke invalshoek heeft gezorgd voor een bewust weglaten van uitsluitend theoretische redeneringen en verklaringen voor de problemen, die in de scriptie aan bod komen. Deze keuze is mede te verantwoorden door te wijzen op het 'praktische' karakter van het empirische gedeelte van de scriptie - de journalistieke behandeling van de lokaal-poltieke geschiedenis rond de meest recente plaatselijke verkiezingen in Zuid-Afrika. Ook de in hoofdstuk II uitgebreide verantwoording van het afdanken van al te academisch en elitistisch taalgebruik is debet aan deze keuze.

In de titel van de scriptie is tot slot de periodisering 1982-1995 te lezen, hetgeen gezien de journalistieke inhoudsanalyse van de jaren 1988 en 1995 enige bevreemding zou kunnen wekken. Voor deze periode is echter bewust gekozen in het licht van de met name vanaf 1982 zich explosief ontwikkelende sociaal-economische, politieke en vooral grondwettelijke situatie in Zuid-Afrika - een ontwikkeling die door de journalistiek prominent gebracht moest worden en vooral op lokaal (bestuurs-) gebied diep ingrijpende gevolgen had. Ter volledigheid dient hierbij opgemerkt te worden,

10 dat ook in 1983 lokale verkiezingen plaatsvonden. Gezien de massaal (georganiseerde) opstanden in de townships vanaf 1984 zijn deze verkiezingen echter niet meegenomen in de inhoudsanalyse (zoals weergegeven in hoofdstuk V).

Het doel van deze studie is te komen tot een inventarisatie van de problemen -zowel op praktisch als theoretisch vlak- aan welke de nieuw gekozen plaatselijke overheden het hoofd moeten bieden, zoals deze zijn overgeleverd vanuit het verleden. Daarnaast wordt middels het empirische gedeelte bekeken, hoe de dagbladen in de provincie Gauteng - vaak het 'hart' van Zuid-Afrika genoemd - met deze problematiek en geschiedenis omgingen om de lezer annex kiezer adequaat te informeren. 3 Gekozen is voor een media-onderzoek over enkele maanden rond de twee laatste verkiezingen voor plaatselijke overheden: oktober 1988 en november 1995.

Daarnaast wordt gekeken naar enkele van de vele begripsverwarringen binnen de Zuid-Afrikaanse politieke en media-context, zoals deze bijvoorbeeld onder meer bestaan rond zaken als 'democratie', 'macht', 'detribalisatie' en 'non-racialisme; allen termen die er in het discours omtrent regeren en geregeerd worden, nieuws produceren en nieuws ontvangen voortdurend met de haren bijgesleept worden maar voor de verschillende deelnemers aan het debat soms geheel uiteenlopende betekenissen hebben.

De scriptie hoopt met deze onderwerpskeuze een bijdrage te leveren aan het voortdurende debat in Zuid-Afrika over het heden, verleden en wellicht ook toekomst van de gedrukte media, de politieke en sociaal-economische geschiedschrijving en de functionering en definiring van plaatselijk bestuur. Hoewel deze studie weliswaar nauwelijks alternatieve voorstellen voor de toekomstige behandeling van deze kwesties aandraagt, kan een kritisch en samenvattend overzicht hiervan zoals gepresenteerd in

3 Zuid-Afrika was tot aan 1994 verdeeld in 4 in plaats van 9 provincies. Het huidige Gauteng - hetgeen 'plaats van goud' betekent in de Zulu-taal - vormde onderdeel van de voormalige provincie Transvaal, in de vorige eeuw bekend onder de Awning ZAR: Zuid-Afrikaanse Republiek. Gauteng staat ook bekend in de Sotho-taal als "Egoli" en stond voor deze naamvorming in 1994 bekend als het Pretoria-Witwatersrand-Vereeniging gebied. Zie ook hoofdstuk III. 11 de hierna volgende hoofdstukken hemieuwde stof tot nadenken bieden, zowel gedragen als beperkt door de buitenlandse kijk van de auteur.

In het volgende hoofdstuk wordt de preciese methodologie en opzet van deze scriptie uitgebreid uit de doeken gedaan. Voor met het lezen van de tekst een begin wordt gemaakt, zijn een aantal opmerkingen met betrekking tot bepaalde bewust gekozen beperkingen en terminologie op hun plaats. Allereerst het voor Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving onvermijdelijke gebruik van beschrijvende termen, waarbij mensen worden ingedeeld volgens hun huidskleur. Hierbij wordt gedoeld op de directe gevolgen van blanke kolonisten, zwarte inheemse bevolking en Aziatische slavernij in een land en door 'vermenging' ook binnen dezelfde groep mensen - of zelfs familie. Daar waar in deze scriptie gekozen is voor het (zonder aanhalingstekens) gebruiken van 'zwart' en 'blank' (of: 'wit'), wil niet gesuggereerd worden dat het bier om vaste eenheden gaat, noch dat de schrijver dezes enige raciale terminologie ondersteunt. Sterker nog: er is slechts een ras en dat is het menselijke ras. Zogenaamde 'raciale' termen zijn met andere woorden menselijke termen. Uit deze lijn van argumenteren volgt automatisch dat de auteur sterke persoonlijke vraagtekens zet bij de in Zuid-Afrika veelgehoorde en hiervoor al eerder vermelde verwijzingen naar zogenaamde 'non-raciale' democratie en sarnenleving. Ook 'multi-raciaal' is een term, welke in de grond van de zaak genomen niet correct is. Maar dit terzijde.

Het onderzoek naar de geschiedenis van lokale overheden kent een aantal scherpe omissies. Allereerst is daar het - in het Licht van het voorgaande gezien - uitblijven van adequate en diepgaande studie naar het specifieke verhaal van de zogenaamde 'kleurlingen' en Indiers bevolking van Zuid-Afrika. 4 Ten eerste wordt deze 'groep' over het algemeen in de literatuur nauwelijks afzonderlijk recht gedaan. Ten tweede is de kern van de ontwikkeling van het lokale bestuur van en voor deze groepen min of meer eender met die van de zwarte bevolking. Hierbij moet opgemerkt worden, dat de meeste contemporaine literatuur - en met name ook de media - met de term 'zwart' inderdaad zowel de van oudsher betitelde 'Indier' als 'zwarte' bevolking op het oog heeft.

Deze terminologie is afkomstig van een van de basiswetten van het apartheidsbewind, namelijk de "Groepsgebiede Wet" van 1950. 12 Verder zal het de lezer opvallen, dat bij het verwijzen naar politieke partijen de aandacht welhaast uitsluitend gericht is op de grote -e of landelijkn groeperingen, zoals het ANC, de NP, de DP (vroeger PFP), VF, KP en IFP. 5 Kleinere partijen - zoals de AWB, AZAPO, HNP, BP (zie illustratie II) - komen niet of nauwelijks aan bod.

- Illustratie 11 -

"Disturbing message from South Africa . . The Boerestaat Party is supporting the Iraqis'." ftfrflfl

Juist deze partijen en zogenaamde 'onafhankelijke' politici spelen op lokaal niveau vaak een grote rol, daar zij met name de specifieke belangen van kleine gemeenschappen in een bepaald gebied vertegenwoordigen. Een separate en strak afgebakende studie naar een of meer van deze groeperingen zou zinvol kunnen zijn. Binnen het algemene kader van deze scriptie en het argument, dat ook de behandelde nieuwsmedia nauwelijks enige serieuze aandacht besteedden aan deze politici annex

5 Voor de behandeling en verklaring van deze en andere afkortingen zie met name hoofdstuk III en hoofdstuk V. De partijen hier genoemd, worden gerekend tot politieke groeperingen met een zekere brede nationale basis. Dit ondanks het gegeven dat met name de KP en IFP over het algemeen slechts lokale en geografisch beperkte populariteit genieten. 13 activisten, kan echter gesteld worden dat zij niet relevant waren voor het beantwoorden van de probleemstelling, zoals verwoord aan het slot van het volgende hoofdstuk.

Er zijn natuurlijk nog andere beperkingen aan te geven. In het derde hoofdstuk komt bijvoorbeeld ook de sociaal-economische dimensie bij lokaal bestuur - urbanisatie, gedwongen verhuizingen en uitzettingen, industrieel klimaat enzovoort - om de hoek kijken. Toch kan een 'echte' sociale invalshoek met name voor de Europese schrijver dezes nagenoeg onmogelijk geacht worden, daar hij deel uit maakt van een andere samenleving en tenslotte slechts voor een relatief zeer korte tijd te gast was in het land. Ook de wederzijds afhankelijke verhouding tussen Zuid-Afrika en het continent Afrika is buiten beschouwing gelaten, hoewel betoogd kan worden dat juist deze situatie de hedendaagse politiek in het land mede bepaalt en het beleid van het ANC zowel in de jaren tachtig als negentig beinvloedde.6 Ook de invloed van religie op politiek, media en bestuur - in Zuid-Afrika niet onbelangrijk met ongeveer tachtig procent Christelijke gelovigen - is grotendeels weggelaten.'

Op mediaterrein zou qua mogelijke beperkingen nog verwezen lcunnen worden naar de verschillen tussen de journalistieke standaard in Zuid-Afrika met de rest van de Westerse wereld, daar het land een gelijkopgaande infrastructurele c ikkeling hierin kende en het journaille zichzelf meet aan de •ag gedefineerde) Westerse' standaard. Daarnaast is bij de inhoudsanalyse van de journalistieke behandeling van het onderwerp 'lokaal bestuur' grotendeels voorbijgegaan aan de terminologie en

6 Het besef van de door een ANC-meerderheid gedomineerde regering dat men terdege rekening moet houden met de omringende landen en regeringen wordt vooral ingegeven door twee factoren: de verschuldigde dankbaarheid vanwege het verlenen van bases tijdens de "struggle" en ten tweede de grootschalige en de voor het door werkloosheid geteisterde Zuid-Afrilca problematische instroom van illegalen daarna. Zie voor deze analyses en argumenten betreffende de overgang naar een nieuwe regering en politiek in Zuid-Afrika onder meer de verzameling opinierende artikelen in Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation-building in South Africa" en Giliomee, H., Schlemmer, L. (red), "The bold experiment. South Africa's new democracy." Ook inzichtgevend - zij het sterk op het ANC gericht - is Ottaway, M., "South Africa: the struggle for a new order." Met betrekking tot de invloed van religie kan bijvoorbeeld vanuit de literatuur opgemerkt worden, dat in uiteenlopende situaties door de politieke leiders in de tijd van zowel P. Kruger (negentiende eeuw) als H.F. Verwoerd (twintigste eeuw) voortdurend werd verwezen en geregeerd naar de Bijbel als "Gods Woord als Gids om naar te handelen." Zie hiervoor onder meer Pienaar, K., "Is die daad by die woord?", in: De Kat, pp.70-3; Engelbrecht, B.J., "Die godsdiens van die Afrikaner", pp.56-8 en in dezelfde bundel Dreyer, P.S., "Tipering van Afrikanerskap", in: Nel, P.G. (red), "Die kultuurontplooing van die Afrikaner", p.40. Dit geldt echter met alleen voor de volksleiders, maar ook voor de 'gewone' man. 14 bestaande theorievorming betreffende betekenisgeving van de media, hoewel de literatuur in deze wel degelijk meegenomen is in de tekst. 8 Hier geldt het hiervoor al aangehaalde argument, dat al to theoretische verklaringen gedeeltelijk of zelfs geheel voorbijgaan aan de dagelijkse praktijk van de reporter. Een andere overweging, welke aan deze omissie bijdroeg, was het gegeven dat betekenis in media-teksk,n in grote mate afhangt van de interactie tussen de zogenaamde `zender' en `ontvanger', ofwel de journalist en zijn of haar lezers. Deze lezers zijn in deze thesis echter buiten beschouwing gelaten, hetgeen eventuele conclusies op het gebied van tetekenisgeving' sterk zou ondergraven. 9

Bij het opsommen van dergelijke beperkingen en onvolledigheden van het hierna gepresenteerde onderzoek kan een probleem worden toegevoegd, wat in de ogen van ondergetekende schier onverdedigbaar is. Het gaat hier om een gebrek aan afdoende oraal materiaal of liever gezegd: interviews met relevante zegslieden. Hoewel aan een theoretisch vooronderzoek hiervan is gewerkt, ontbreekt met name aan de inhoudsanalyse zoals weergegeven in hoofdstuk V een zinvolle reeks verwijzingen naar onderhouden met de betroldcen journalisten, redakteuren en dagbladeigenaars. 1° Van een dergelijk op interviews gebaseerd onderzoek zou zelfs een volledig en toepasselijk zesde hoofdstuk voor de thesis geschreven kunnen worden.:41oewel uit de bibliografie ook blijkt, dat er wel degelijk gesprekken met enkele zegslieden zijn gevoerd - met name in het kader van lokaal bestuu:, men denke onder anderen aan de verantwoordelijke minister in de periode 1994 tot 1996, het onlangs afgetreden NP-lid Roelf Meyer - waren vele van deze interviews met gebaseerd op de stellingen en het onderzoek, zoals gepresenteerd in de tekst. Enige verdere research en controle van hypotheses is met andere woorden gerechtvaardigd.

8 Voor de meest recente en overzichtelijke behandeling van de terminologie en theorievorming rondom semiotiek, ideologie en discours zie vooral de eerste hoofdstukken in Cormack, M., "Ideology" (1992) en Tolson, A., 'Mediations. Text and discourse in media studies" (1996), pp.191-6. 9 Voor de rechtvaardiging van deze keuze zie met name de argumentatie in hoofdstuk IV. 10 Het vooronderzoek is gebaseerd op de volgende titels: Moss, W.W., "Oral history program manual", hetgeen vooral een goede handleiding vormt voor de selectie van informanten, Caunce, S., "Oral history and the local historian" en het standaardwerk betreffende zogenaamde `orate' geschiedenis Thompson, P., "Voice of the past. Oral history." 15 Duidelijk is, dat de twee vakgebieden roepen om veelomvattend onderzoek; onderzoek, wat in het beperkte kader van deze scriptie niet altijd even uitgebreid heeft plaatsgevonden. De studies "Geskiedenis" alsmede "Kommunikasieleer" zijn in de Zuid-Afrikaanse context zeer gevoelige, emotioneel en politiek beladen zaken, die de onderzoeker met wortels in beide disciplines noodzaken tot enerzijds een brede aanpak en anderzijds een duidelijke stellingname. Dit kan de lezer van deze scriptie zonder meer verwachten.

Mark Deuze Johannesburg, zondag 2 juni 1996.

16 Hoofdstuk II

HISTORIOGRAFIE, METHODOLOGIE EN PROBLEEMSTELLING

In het eerste hoofdstuk werd onderscheid gemaakt tussen de mens als journalist en (contemporaine) historicus. Dit onderscheid - of zelfs conflict - is natuurlijk verre van 'waar'. De verzoening tussen deze karakters ligt in het gegeven, dat beiden een specifiek publiek bedienen met een versie van de werkelijkheid gebaseerd op selectie en geschiedenis. In dit tweede hoofdstuk moeten deze disciplines in staat worden geacht de handen ineen te sluiten om gezamenlijk het wetenschappelijke strijdperk van de daaropvolgende hoofdstukken te betreden.

Het voornaamste wapen van deze geduchte gladiator is echter geen versmolten wetenschappelijke theorie - dit is juist zijn defensie, zijn pantser waarmee de aanvallen op de argumentatie worden afgeweerd. Cruciaal voor de doodsteek is echter het puntige zwaard der taal. De gevleugelde woorden "the pen is mightier than the sword" suggereren dat het mogelijk is, het tegen geschreven taal op te nemen - ook al is een nederlaag onvermijdelijk; dit strookt echter niet met de realiteit. De man, van wie de uitspraak afkomstig is, was zich weliswaar bewust van de kracht van taal, echter niet van de pure en allesoverheersende macht van taal, zoals blijkt uit het volgende citaat:

onstitueer:MCM: rear n,

Hoewel taal het voornaamste wapen van zowel de journalist als de historicus is, vormt taal ook een vervaarlijke vijand - daar taal niets anders is als het gieten van informatie die de lezer niet kent in de mal van het zwaard, wat slechts aan de gebruiker van dit wapen toebehoort. Met andere woorden: taal

1 Degenaar, J., "Taal, kultuur en ideologie", in: Communicatio 18/1, p.6. 17 dient slechts ter overtuiging van de ander, het publiek - vriend of vijand, wat het een negatieve lading geeft, of

De vraag is hoe weg te bewegen van een dergelijke valkuil. In een tekst met zoveel uiteenlopende talige bronnen - zoals met name een thesis, "verhandeling" ofwel scriptie - is het taalbegruik van de schrijver overheersend daar hij de enige is, die de lezer in staat stelt de wereld of werkelijkheid die beschreven wordt, te verstaan. Op zich is dit geen probleem waar een schrijver zich onnodig zorgen over hoeft te maken. Tenslotte beschikt eenieder over een eigen taal en kan dus geacht worden eigen keuzes (zoals selectie) te maken uit de aangeboden tekst. Maar in het geval van de politieke en journalistieke geschiedenis van een met elf officiele landstalen behepte samenleving vormt taal wel degelijk een belangrijk onderdeel van de wetenschappelijke uitgangspositie (zie cartoon).

-Illustratie IlI -

MADAM & EVE By S Francis, H Dugmore & Rico

300-1N...301N . L1YAZ LiKUTHI LE YENA 0 A AND Aezt... BE BACK WITH TELL ME /-k4) MUCH NGIYAKUTHANDA ALIA. HO RATA . 'LOVING..".. NOV BROADCAST , YOU LOVE ME . SIMULTANECaSLY IN 6JAT VAN NDI NC,A ELEVEN DIFFERENT- < BROER TSHATA CANGUAGES

Ten eerste bestaan de bronnen van deze scriptie louter uit het Afrikaans en Engels, waarmee prompt negen talen van de kaart verdwijnen. Dat in deze talen nauwelijks gepubliceerd is in vergelijking tot

2 Horkheimer, A., "The Dialectics of Enlightment", p.184. 18 bovenstaande grootheden, moge aanvaardbaar klinken. 3 Hierop volgt echter het vertalende aspect; de scriptie is geschreven in de Nederlandse taal, hetgeen de aangeboden wereldvisie aanzienlijk beperkt, vervormt en beinvloedt. Een derde, meer persoonlijk punt is te maken als gekeken wordt naar de stijl van de auteur, die geheel anders is als deze in de benutte bronnen. Hoewel de bronnen die als specifiek mogen worden beschouwd per relevant hoofdstuk aan de orde komen, zijn een aantal algemene opmerkingen te maken bij het gebruik van de bibliografie, zoals deze aan het einde van de thesis is opgenomen. 4 Deze bronnenlijst is ingedeeld in de vakgebieden geschiedenis casu quo historiografie, communicatiewetenschap en journalistiek, met daarnaast vermeldingen voor literaire bronnen, orale bronnen ofwel interviews en tenslotte periodieken.

Zuid-Afrikaanse geschiedkundige bronnen worden over het algemeen in een aantal betrelckelijk nauw gedefinieerde groepen ingedeeld, waarbij de volgens vele auteurs inherente tegenstelling tussen de Afrikaanstalige en Engelstalige historici en politicologen dominant aanwezig is.' Een mogelijke kanttekening hierbij volgt logischerwijs uit de hiervoor ingenomen stelling, dat taal bijzonder gevaarlijk is. Hoewel geen twee talen hetzelfde zijn, mogen talen niet als de basis voor verschil worden beschouwd. Talen verschillen in stijl, in constructie, in vorm; maar niet in boodschap - er zijn altijd verschillende manieren mogelijk om hetzelfde te zeggen. Een tweede kanttekening is te maken bij de neiging van de mens en de wetenschapper in het bijzonder om de werkelijkheid in te delen in hokjes ofwel groepen. 6 Daarmee wordt gesuggereerd dat de realiteit zodoende eenvoudiger te begrijpen is. Deze suggestie kan echter bestreden worden met de filosofische notie, dat een stelling slechts waar is, als het tegendeel niet bewezen kan worden. Aangezien geen enkele groep bij definitie homogeen is en het begrip 'groep' niet gebaseerd is op eenheid maar juist op overeenkomst, is de indeling in groepen in weze onbruikbaar als bron, indien gestreeft wordt naar een zo volledig mogelijke analyse van de

3 Na het aanvaarden van elf in plaats van twee officiele talen in 1994 ontstond er binnen de Afrikaner gemeenschap veel consternatie omtrent de vermeende bedreiging van de Afrikaanse taal. Ook al is bijvoorbeeld de Zulu-taal al decades lang volgens deze redenering `bedreigd', is deze taal nog steeds levend'. Dit geldt ook voor het Afrikaans, zolang de angst voor verandering en vernieuwing niet de taal regeert, zie opmerkingen in Deuze, M., "Taalkarakter en cultuurverschil", in: Ensovoort 7/1, p.9. Zie de bibliografie van deze scriptie. 5 Zie voor relevante titels van onder anderen Smith, Van Jaarsveld, Rhoodie, Saunders en anderen pp.210-1 van de bibliografie. 6 Astroff, RJ., Fair, J.E., "Constructing race and violence: US news coverage and the signifying practices of apartheid", in: Journal of Communication 41, p.65. 19 werkelijkheid. Het gebruik van een term als 'de zwarte bevolkingsgroep' in een thesis zoals deze wil niet suggereren, dat het hier om een groep gelijksoortige of gelijkgestemde mensen gaat - de term wordt slechts gebruikt als dit relevant is voor de beschreven tijd en de benutte bron.'

Naast een taalkundige herverdeling is er ook een min of meer algemeen aanvaarde indeling volgens de stijldeterminant aanwezig binnen de Zuid-Afrikaanse historiografie. Hierbij worden de historische schrijvers ingedeeld in verschillende 'scholen' - een ander, enigzins bevreemdend (want de scheiding tussen docent en student in deze term bestaat niet) synoniem voor 'groepen'.

Allereerst zijn daar de Britse imperialistische historici ofwel de "settler school.' De gondslag voor deze benaming ligt besloten in het gegeven, dat deze wetenschappers vooral aandacht geven aan de Britse overheid (vanaf de negentiende eeuw) en de uit dat in vergelijking met Zuid-Afrika nogal kleine eiland afkomstige nieuwe inwoners ofwel kolonisten. 9 Daarnaast bestaat een kleinere groep Afrikaans- nationalistische heren - er zijn nog geen dames aanwezig tot clan toe - die het vooral gooien op de

"Groot Trek" tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw en de "Anglo -Boereoorlog" tussen 1899 en 1902. In principe zijn deze twee groepen bezig met gelijksoortige en nogal voor de hand liggende onderwerpen als staat, regering, kolonisatie en oorlog. Hoewel de focus op verschillende bevolkingsgroepen' ligt, is het object van studie eender. Een ander gemeenschappelijk element is een tendentie om geen aandacht to besteden aan dat gedeelte van de samenleving, wat geen blanke huidskleur bezit. Deze neiging is dominant in de meeste geschiedschrijving van Zuid-Afrika:

Hoewel er zeker de laatste jaren bijzonder veel aandacht is voor de zorgwekkende omstandigheden van het leven en de geschiedenis in de townships is het aantal beschikbare bronnen of het daadwerkelijke

Zie opmerkingen hiervoor in het inleidende hoofdstuk I. 8 Zie voor deze indeling bijvoorbeeld titels Van Jaarsveld en Smith, zie upmerking bij voetnoot 5. 9 Worden, N., "The making of South Africa. Conquest, segregation and apartheid", p.2. 10 Aswegen, H.J. Van (et al), "Tussengroepverhoudinge soos weerspieel in die Suid-Afrikaanse historiografie", p.16. 20 bronnengebruik uit deze 'groep' minimaal. In de hiervoor genoemde twee scholen is echter aan to geven, dat deze jarrunerlijke toestand verder doorgevoerd wordt; deze wetenschappers moeten domweg niets hebben van hun andersgeldeurde landgenoten en rationaliseerden de scheiding tussen verschillende huidskleuren met behulp van begrippen als beschaving' versus 'verwildering.'"

Vlak voor, tijdens en vooral na de Tweede Wereldoorlog - in Zuid-Afrika gekenmerkt door enige participatie in het huidige Namibie, noordelijk Afrika en Italie en beginnende zorgwekkende raciale empties in eigen land - treedt een andere groep wetenschappers naar voren: de liberalen. Deze historici kwamen met meer sociaal-economisch getinte onderwerpen, benadrukten de rol van de industrialisatie en de daarmee gepaard gaande urbanisatie in de geschiedenis van het land. Uitgangspunt hierbij is het concept van een dualistische ofwel gescheiden economie; aan de ene kant een blank en verstedelijkt kapitalisme en een aan de andere kant stagnerend "African" platteland. 12 Het gaat hier al meer om mensen in het algemeen - met zozeer uitsluitend zij, die de machtsposities bekleden maar ook de verarmden op het platteland en met name voor het eerst ook om het 'zwarte' gedeelte van de bevolking. Aangezien volgens de klassieke liberale opvatting racisme iets verfoeilijks is, moesten deze wetenschappers daar een oplossing voor verzinnen, die uiteindelijk gevonden werd in het begrip 'wederzijdse afhankelijkheid; blank en zwart leven niet volledig gescheiden langs elkaar, maar overleven gebaseerd op een voortdurend contact.' 3 Dat deze school hiermee zichzelf lelijk in de handen snijdt, gezien de hiervoor genoemde opvatting van de blanke stad' en het 'zwarte platteland', moge duidelijk zijn. De begrippen van de Britse en Afrikaans-nationalistische scholen worden vervangen door zaken als 'stad' versus 'platteland'.

11 Zie met name Smith, K., "The changing past. Trends in South African historical writing", pp.103-4. Dit onderscheid tussen de verder in de betreffende literatuur ongedefinieerd gebleven begrippen `beschaving' en `verwildering' verwaterd met name na 1948 in etnische termen, aldus Sharp, J., "Introduction: constructing social reality", in: Bonzaier, E., Sharp, J. (red), "South African keywords. The uses and abuses of political concepts", pp.7-8. In weerspraak hiermee is een lang daarna verschenen werk betreffende journalistieke geschiedenis, waarin nog steeds verwezen wordt naar de Zuid-Afrikaanse samenleving aan het einde van de negentiende eeuw in termen van beschaving en verwildering als zijnde een blank/zwart tegenstelling, getuige De Kock, W., "'n Wyse van spreke. Die ontstaan van die pers in Suid-Afrilca", p.7. 12 Werden, N, "The making of South Africa", p.2. 13 Aswegen, H.J. Van (et al), "Tussengroepverhoudinge", p.34. 21 In de historiografie wordt het ontstaan en verval van dergelijke verschillende groepen of 'scholen' veelal verwoord in termen van vraag en antwoord, ofwel in een soort dialectisch model. Met andere woorden: het antwoord op de inherente paradoxit van de liberalen lcwam van de kant der neo- Marxisten of revisionisten. Andere termen voor deze zeer actieve groep mensen - waarin het vrouwelijke gedeelte eindelijk rijkelijk vertegenwoordigd is - zijn: de radicale ofwel socialistische ideologen." Deze historici willen niets weten van een gescheiden economie of het racisme als ultieme boosdoener. Rijke kapitalisten op zoek naar goedkope arbeid, daar ligt de basis van de moderne Zuid- Afrikaanse geschiedenis. De begrippen van de verfoeide liberalen zijn nu verworden tot de klasse- tegenstelling 'arm' versus 'rijk'. Deze verklarende beschrijving van de schrijnende ongelijkheden in Zuid- Afrika is echter het intrappen van een open deur, want het gebruik van de op Karl Marx gebaseerde klasse-terminologie is:

Hoewel met behulp van de nadruk op economische interactie en verhoudingen wordt wegbewogen van raciale stereotypering, blijft ,Tervlaldcig en weinig relevant ten opzichte van de bestudeerde gemeenschap in kwestie. 16 Daarnaast gaat ook deze historiografische richting uit van Touter conflictrelaties.

Deze algemene behoefte aan tegenstelling ofwel conflict is dominant in alle noembare bronnen - ongeacht 'school', 'groep' of zelfs nationaliteit. Nu lijkt een advies voor meer aandacht voor de geschiedenis van samenwerking tussen bijvoorbeeld blank en zwart een zeer valide argument." Probleem hierbij is echter dat dit slechts de anti-thesis van de dialectische discussie vormt. Hiermee wordt dezelfde fout gemaakt als de conflict-geneigdheid van geschiedschrijving, zij het aan de keerzijde

14 Zie hiervoor gemaakte opmerkingen en titels bij voetnoot 18. 15 Bonzaier, J., "Afterword", in: Bonzaier, J., Sharp, J. (red), "South African keywords.", p.175. 16 Met 'de gemeenschap in kwestie' wordt hier bijvoorbeeld bedoeld de townshipbewoners of de "happy few" in de noordelijke luxe buitenwijken van Johannesburg. De vraag is, wie van hen daadwerkelijk boodschap heeft aan de negentiende eeuwse theoriden van Karl Marx. 17 Aswegen, H.J. Van (et al), "Tussengroepverhoudinge", p.74. 22 van de historiografische medaille. Een kunstmatige oplossing is Hegels' synthesis-gedachte, waarbij een mooie balans wordt aangenomen tussen elementen van conflict en samenwerking op weg naar een (eind-) doel, gevormd door dialectisch conflict.' Dit is echter geen nieuwe oplossing maar louter een grijze middenweg tussen twee schijnbaar paradoxale begrippen, waaruit volgt dat de 'oplossing' nog steeds zwaar leunt op deze begrippen ofwel opvattingen van geschiedschrijving. Daarnaast is een begrip als 'samenwerking' nogal vaag en voor velerlei interpretatie vatbaar. In feite zijn deze en voornoemde begrippen alien produkt van een bepaalde tijd en de dominante cultuur, van waaruit de wetenschapper opereert en in die zin bevestigen zij die cultuur." De historicus kan weliswaar niet ontsnappen aan de eigen tijd en achtergrond, maar kan door het werken volgens tendentieuze systemen te vermijden en zich te concentreren op het scheppen van stof tot nadenken nieuwe, eerlijke en serieuze gaat.20 Dit inzichten bieden - zonder om daarbij te suggereren dat het bier om evidente 'waarheden' laatste is een typische en daarmee problematische karaktertrek van het werk van de verschillende hiervoor genoemde historische 'scholen'.

Tot slot moet er nog een mooie naam gevonden worden voor de geschiedschrijving van met name de laatste decade, waarin de verschillende 'scholen' steeds dichter bijelkaar te vinden zijn - tot op het stadium van overlapping of lie` 'in het licht van het voorgaande) gezegd: synthese. De pop ;ire term bier is bijvoorbeeld 'post-modernism& - hoewel het bier geen stroming of school betreft, maar een nogal rommelige verzamelnaam voor zij, die rijkelijk diepen uit de verschillende groepen voor hen en daarmee tot een boeiend maar tegelijkertijd wetenschappelijk kwetsbaar nieuw raamwerk komen. Deze laatste groep is het meest interessant, daar zij niet ontsnappen aan de valkuilen van het verleden, edoch

18 Hegel wordt hier aangehaald zoals behandeld in Stumpf, S.E., "Socrates to Sartre. A history of philosophy", pp.317-9 en Perry, M., "Western civilization. A brief history", pp.355-8. Hierbij moet ter volledigheid vermeld worden dat met deze verwijzing niet gesuggereerd wordt, dat deze auteurs de complexiteit van Hegels' filosofie het %este' behandelen. Deze titels worden onder meer gebruikt bij het doceren van geschiedenis op de RAU. Hegels' synthesis- gedachte werd recentelijk versmolten met Nietzsche's filosofie om het zogenaamde `eindpune van de wereldgeschiedenis aan te geven in Fukuyama, F., "The end of history and the last man". Dezelfde auteur schreef op basis van de ideeen zoals uiteengezet in dat werk een artikel ter verklaring van de omwentelingen in Zuid-Afrika, zie Fukuyama, F., "The next South Africa", in: South Africa International 22, pp.71-81. 19 Fowler, R, "Language in the news. Discourse and ideology in the press", pp.25-45. 20 Dit inzicht is overgenomen van met name Nietzsche zoals behandeld in Stumpf, S.E., "Socrates to Sartre", pp.357-8. Hierbij geldt dezelfde opmerking als weerq„geven bij voetnoot 27, met dien verstande dat een uitvoering overzicht van de ontwikkeling van Nietzsche's relevante opvattingen ten opzichte van systemen en dergelijke uitstekend is weergegeven in Janz, C.P., "Fried, Nietzsche volledige biografie", delen 1 en 2. .3 wel nieuwe inzichten bieden op anderszins tot op de draad versleten subjecten. Het gaat hier echter om inzichten, verkregen door de aanvaarding van een origineel systeem en niet zozeer door het verkrijgen van een nieuwe gedachte. Systemen zijn echter wederom gebaseerd op taal en dus slechts waar voor de auteur van een desbetreffend werk.

De schrijver dient zich terdege bewust te zijn met welk scherpgekant gereedschap hij de argumenten voor zijn opvattingen vorm geeft. Taal is het voornaamste wapen, waarmee de mens het hoofd kan bieden aan de veelvormige, verwarrende en door abstracte begrippen als heden, verleden en toekomst gedomineerde werkelijkheid. 21 Om aan de - overigens onvermijdelijke - valkuil van alomvattende systemen en abstracte terminologie te ontsnappen, Iciest de schrijver dezes voor het weergeven van een door het materiaal uit de bronnen ondersteunde gedachtengang zonder om de illusie te koesteren definitieve antwoorden te kunnen geven op specifieke vragen. In concreto betekent dit, dat de empirische hoofdstukken met betrekking tot de geschiedenis van lokaal bestuur en verlciezingen (hoofdstuk HI) en de kwalitatieve inhoudsanalyse van de dagbladen The Star, Sowetan en Beeld in 1988 en 1995 (hoofdstuk V) beginnen met een aantal hypotheses, verkregen door bestudering van het onderwerp." Hierna volgt de beschrijving van het empirische en door de bronnen bepaalde en ondersteunde proces, van waaruit een aantal algemene conclusies te trekken zijn. Deze gefundeerde stellingen worden vergeleken met de hypotheses. Op basis van deze vergelijking wordt tot een beoordelende slotsom besloten. De hoofdstukken II en IV zijn algemene inleidingen op het onderwerp en bevatten meer filosofisch en theoretisch getinte opmerkingen, essentieel voor een goed begrip van de aangeboden materie, de gevolgde methode en het benutte bronnenmateriaal.

De opzet is nogal breed - mede gezien de verscheidenheid van disciplines en onderwerpkeuze - en vraagt om heldere vertaling in de eenheid van een (Nederlandstalige) thesis. Hier biedt een zogenaamde 'onwetenschappelijke' discipline uitkomst, namelijk die van het kreatief schrijven. Nu lijkt dit een voor de hand liggende mededeling, daar van elke historicus verwacht mag worden de pen met enige

21 Fowler, R., "Language in the press", p.4. 22 —ett `bestudering' wordt bedoeld een proces, wat met zozeer direct ondersteund wordt door bronverwijzingen als wel door een met de term "brainstorming" te beschrijven denkproces. Hiermee wordt beoogd een tijdelijk wegbewegen te bereiken van de door (academische) bronnen beheerste stof om een persoonlijk en open perspectief te hervinden, alvorens de uitdaging van het gefundeerd schrijven aan te gaan. 24 vaardigheid te kunnen hanteren. Helaas moet geconstateerd worden dat de taal in wetenschappelijke publicaties zodanig door gemeenplaatsen, "name -dropping", terminologie, ideologie en frasen is geperverteerd, dat van een werkelijk kreatief of oorspronkelijk werk niet meer gesproken kan worden."

De schrijver van een bepaald werk mag dan wel beschikken over uitzonderlijke descriptieve kwaliteiten - die het talent van de schrijver dezes zonder twijfel verre overtreffen - maar het uiteindelijke produkt wordt veelal geperverteerd door preoccupatie met systemen, terminologie en het algemene kenmerk van academische publicaties: het preken voor eigen parochie. Kenmerk hiervan is het 'te moeilijk' schrijven, met andere woorden: het zodanig formuleren van stellingen, dat de gemiddelde geinteresseerde lezer de draad kwijt raakt en louter mede-specialisten het geschreven werk met enige moeite kunnen doorworstelen. 24 De schrijver deelt dan ook het volgende uitgangspunt bij het schrijven van een academische tekst, die tot doel heeft zowel het onderwerp van de thesis (journalisten, communicatiewetenschappers, historici, politici) als de doelgroep van de thesis (examinatoren, studenten en docenten in voornoemde vakgroepen) te bereiken:

ookobserve impose ex i ..muJe on a study than the matter permits. Likewise, y she stovo:01:4-pygos inherently

Taal is hierbij de cruciale factor. Wetenschappelijk taalgebruik bezit een min of meer onvermijdelijk elitistisch element - tenslotte dringt slechts een klein deel van de bevolking door tot de universitair betitelde bovenlaag. Nu is taal de manier bij uitstek om een groepsbesef te bewerkstelligen, bevestigen of te benadrukken, dus kan het de wetenschap niet verweten worden een zekere taalstandaard te

23 Deze opmerking is verwant en qua woordkeuze overgenomen uit een essay van een 14-jarige Friedrich Nietzsche, waarin de tiener dezelfde stelling inneemt jegens dichtwerken - zoals geciteerd in Janz, C.F.,

"Friedrich Nietzsche. Deel I: Jeugd/De jaren in Basel (1869- I879)'", p.24. 24 Dit punt wordt met betrekking tot het over het algemeen veel te complexe taalgebruik in filosofische publicaties overzichtelijk samengevat in Barkhuysen, B., "Die kwessie van taal in filosofie". 25 Scruton, R., "Modern Philosophy. An introduction and survey". p.X. 25 hanteren. 26 De essentie van deze stelling en de kritische gedachten hiervoor geformuleerd kan met betrekking tot geschiedschrijving worden samengevat als:

Hoewel de indeling in verschillende groepen het zicht op de ontwikkelingen in geschiedschrijving aanzienlijk vergemakkelijkt en hetzelfde opgaat voor de bewustwording van de valkuilen rondom de academische tijd en taal, biedt het bronnenmateriaal helaas nauwelijks interpretatie of diepgaande analyse. Dit is in de Zuid-Afrikaanse context toe to schrijven aan een tweetal factoren. Ten eerste is daar de verregaande politisering van alle facetten in de maatschappij en dus zeker ook van de academische wereld. Hoewel er in de laatste jaren sprake was van enige interdisciplinaire toenadering en een mondjesmatige uitwisseling tussen Engels- en Afrikaanstalige geschiedkundigen, sociologen en politicologen was er in het verleden sprake van een hiervoor gesignaleerde polarisering langs politieke, ideologische, huidskleur- en taallijnen, geforceerd en deels gestimuleerd door de apartheidsomgeving, waarin de wetenschap zich beyond.

Een tweede factor heeft betrekking op de aard van de onderwerpen, die tezamen de probleemstelling van de thesis onderbouwen; journalistieke en lokaal-politieke geschiedenis. Op het gebied van Zuid- Afrikaanse journalistieke geschiedenis is weliswaar het een en ander gepubliceerd, maar deze titels hebben niet of nauwelijks academische merite. 28 Daarnaast is er wereldwijd sprake van een wederzijdse

26 Dijk, T.A. Van, "Elite discourse and racism", pp.158-96. 27 Mzamane, M.V., "Introduction", in: Mzamane, M.V. (red), "Hungry flames. A collection of black South African short stories", p.XXIV. 28 Zie hiervoor p.217 in de bibliografie van deze scriptie. Voor met name titels van Jackson, Beukes, De Kock en bijvoorbeeld Tyson geldt dit argument. Een uitzondering moet gemaakt worden voor de zeer overzichtelijke titel van Hachten, W.A., Giffard, C.A., "The press and apartheid. Repression and propaganda in South Africa". Wat opvalt is dat dit werk door Amerikaanse academici is.uitgevoerd. De vergelijkbare Zuid-Afrikaanse publicaties vallen op door het extreme kiezen van partij tussen de verschillende `taalgroepen' binnen de pers. 26 aversie tussen de praktijk en theorie van journalistiek. 29 Sterker nog: er is geen sprake van het bestaan van een 'journalistiek-wetenschappelijke theorie' die aansluit bij het werk in het veld. Hoewel er zeker bepaalde conventies binnen de praktische journalistiek aan te wijzen zijn, zoals bijvoorbeeld interviewtechniek, opbouw van nieuwsberichten en dagbladmanagement, bestaat er geen academische achtergrond waarop de moderne journalist terug kan vallen. Volgens de veronderstelling, dat systemen ofwel modellen uit den boze zijn, kan deze situatie als zijnde 'in orde' worden beoordeeld. Hierbij moet echter aangemerkt worden, dat een nieuwe gedachtengang gebaseerd is op een dialectisch proces, met andere woorden een basis nodig heeft, die bekritiseerd danwel afgebroken dient te worden. Het onderzoek naar de journalistieke geschiedenis en de analyse daarvan binnen deze thesis leunt sterk op de in feite irrelevante journalistieke ervaring van de auteur, de hevig gepolitiseerde bronnen, algemene titels met betrekking tot de wiiselwerking tussen taal, ideologie en massamedia en het onderzochte materiaal uit de drie doorslaggevende dagbladen binnen de provincie Gauteng; The Star, Sowetan en Beeld. Uit deze dagbladen zijn uit de periode rondom de verkiezingen voor lokaal bestuur in oktober 1988 en november 1995 in Gauteng met name de redactionele- en gastcommentaren gebruikt, naast een selectie van informatieve hoofdartikelen met achtergronden bij het fenomeen 'plaatselijke overheid' in Zuid-Afrika.'

Wat lokaal-politieke geschiedenis betreft, is een rijkdom aan materiaal beschikbaar.' Materiaal vanuit de verschillende scholen, met verschillende invalshoeken en gebaseerd op min of meer dezelfde algemene bronnen. Dit zorgt ervoor dat de meeste bronnen qua fimdering van de argumentatie zeer sterk aan elkaar verwant zijn, wat tot gevolg heeft dat de geboden analyse niet echt verrassend of opvallend is - hoewel dit wel zo wordt gepresenteerd. De academische zeggingskracht ligt meer in de presentatie - de taal - dan in het aangeboden inzicht. In het volgende hoofdstuk, waarin de basis wordt gelegd voor het journalistieke onderzoek in de hoofdstukken IV en V, ligt het accent niet alleen op het

29 Voor een uitgebreide weergave van de Zuid-Afrikaanse versie van deze wereldwijde discussie, zie de speciale uitgave "Focus on Journalism Education" van het journalistiek-wetenschappelijke tijdschrift Ecquid Novi, jaargang 1995. 30 Zie voor een verantwoording van dagbladkeuze hoofdstuk IV en voor de periodisering en artikelselectie de inleiding van hoofdstuk V. 31 Zie hoofdstuk III en wat betreft algemene overzichtswerken casu quo handboeken pp.210-1 van de bibliografie. 27 weergeven van de bronnen en de evaluatie daarvan aan de hand van de vergelijlcing tussen hypotheses en conclusies - er wordt tevens kritisch gekeken naar de lacunes in de beschikbare literatuur.

Een aardig aspect van de mime aanwezigheid van toegankelijke en gelijksoortige vakliteratuur is de betrekkelijk geringe moeite, die een geinteresseerde leek hoeft te doen om enige heldere achtergrondinformatie bij de lokale verkiezingen uit de bibliotheek te verkrijgen. Deze leek is met name de journalist met de opdracht de lezers van zijn of haar krant op het hart te drukken waar 'het nu eigenlijk allemaal om gaat'. De rol van de journalist om het publiek - waarmee binnen de context van de thesis bedoeld wordt: de potentiele kiezer - adequaat te informeren omtrent de verkiezingen en de politieke veranderingen die daarmee gepaard gaan, vomit de grondslag van de kwalitatieve analyse in hoofdstuk V. Bij de behandeling van deze cruciale fase in deze thesis wordt uitgegaan van de veronderstelling, dat:

tkre researcher mito erwty rsed on a compvgiait PrWWW that has occurred 0* :(0# OPY ese ar

Binnen deze uit de communicatiewetenschap afkomstige houding wordt nogal behoedzaam omgesprongen met het fenomeen 'kwalitatieve analyse', qua werkwijze ingebed in de samenvattende term 'kritische' methodologie." Redenen voor deze voorzichtigheid zijn de bezorgdheid omtrent de negatieve connotatie van het begrip 'kritisch' en het gevaar van vooroordelen en daardoor foutieve interpretatie van gegevens, daar het kritisch bekijken van een prestatie een hoogst persoonlijke bezigheid is." Dit riekt naar de typisch academische angst voor het begrip 'subjectiviteit'; angst, die men overigens deelt met het joumaille. Objectiviteit ligt echter buiten de mens, daar elk individu 'subject' is, met andere woorden: subjectiviteit wil nets meer zeggen dan het feit, dat een mens zelf nadenkt, in

32 Hocking, IE., Stacks, D.W., "Essentials of communication research", p.110. Met een communicatieve prestatie wordt onder meer bedoeld een gepubliceerd artikel, commentaar of column. 33 Zie Fourie, P.J., "Paradigms in media research", in: Joubert, D., Mouton, J. (red), "Knowledge and method in the human sciences", pp.273-85. 34 Uitgebreide opmerkingen betreffende kritische methOologie annex anaylse worden gemaakt in Hocking, J.E., Stacks, D.W., "Essentials", pp.110-4 en zie met ook Fowier, R., "Language", pp.1-9. z8 staat is dingen (objecten) te zien en daar een logisch oordeel over te vellen. 35 Samenvattend is de volgende propositie relevant voor het onderwerp in kwestie:

Historische wetenschap en communicatiewetenschap delen met de journalistiek de intentie, een zo volledig mogelijke versie van de door hen hoogstpersoonlijk geselecteerde werkelijkheid aan te bieden. In deze intentie ligt beschoren de inherente en onvermijdelijke afwezigheid van de mogelijkheid tot 'objectieve' presentatie of methode.' Een voorbeeld van de presentatie van een zogenaamde 'objectieve' methode is de manifeste kwantitatieve inhoudsanalyse - hetwelk simpel weergegeven neerkomt op het tellen van overeenkomstige delen van vergelijkbare communicatie-boodschappen, zoals bijvoorbeeld artikels in dagbladen. 38 Uitgangspunt hierbij is de veronderstelling, dat het publiek niet in staat wordt geacht zich tegen de allesoverheersende invloed van de media te kunnen beschermen. 39 De presentatie van de resultaten van de objectieve methode vindt plaats in de vorm van getallenreeksen. Getallen. Het probleem met getallen is, dat dit geen 'objecten' zijn.' Getallen zijn niets meer of minder dan afspraken tussen mensen om de werkelijkheid middels puur subjectieve selectie weer te geven en begrijpelijk te maken. Een methode, in getallen uitgedrukt, kan wellicht pretenderen objectief te zijn - maar is het niet. Een meer aards kritisch aspect van de kwantitatieve analyse is de

35 De discussie rondom de mogelijkheid en onmogelijkheid van `objectiviteie is prominent aanwezig in de literatuur. Het inzicht hier is gebaseerd op de filosofische fundamenten van Hegel en Kierkegaard, zoals weergegeven in Stumpf, S.E., "Socrates to Sartre", respectievelijk pp.318-20 en p.450. 36 Scruton, R., "Modern philosophy. An introduction and survey", pp.97-8. 37 Deze gesuggereerde `onvennijdelijkheid' van subjectiviteit in zowel journalistieke als academische verslaggeving kan een oorzaak zijn van de genoemde 'angst' voor subjectiviteit, vormgegeven met een krampachtig weg willen bewegen in de richting van zogenaamde `objectiviteit.' 38 De bekendste en meest aangehaalde titel betreffende kwantitatieve inhoudsanalyse is het uit 1952 afkomstige en nog steeds relevante Berelson, B., "Content analysis in communications research", zie voor de opmerking hier aangehaald p.8. Andere verwijzingen zijn Budd, R.W. (et al), "Content analysis of communications", p.3 en het al eerder genoemde Hocking, I.E., Stacks, D.W., "Essentials", p.254 (zie verder de inleiding van hoofdstuk V van deze scriptie). 39 Zie overzicht hiervan Fourie, P.J., "Paradigms", p.275 en verder hoofdstuk IV voor een meer uitgebreide behandeling van de wisselwerking `macht en media.' 4° Voor de filosofische benadering van mathematica en getallen zie Scruton, R., "Modern Philosophy", pp.393-4. 29 sterke nadruk op methodologie ofwel het stug handhaven van een naief positivisme, in plaats van een fatsoenlijke theoretische basis te bieden voor de onderzoeker.'

Aangezien de thesis van de manifeste analyse een tegenhanger nodig heeft, vormt de latente kwantitatieve inhoudsanalyse de antithese in de beschikbare literatuur met betrekking tot de communicatiewetenschap. Dit lijkt een krampachtige poging om vast te houden aan het onbereikbare ideaal van de objectiviteit binnen de kwantitatieve methode,. zonder om in de valkuil van het opsommen van getallenreeksen te tuimelen. De nadruk ligt hierbij op het uiteindelijk verklaren van het bedoelde effect van de onderzochte communicatie-boodschap. 42 Het lek schieten van dit schip is echter geen uitdaging meer - zodra de onderzoeker op het gebied van bedoelinged uitkomt, krijgt elke verwijzing naar het adres van de objectiviteit de respons "return to sender." Ondanks de genoemde reserveringen worden in hoofdstuk V artikelen uit dagbladen op een voornamelijk kwalitatieve inhouds-analyserende ofwel hoogstpersoonlijke manier met elkaar vergeleken en beoordeeld. Dit is het ook in de bronnen 43 gesignaleerde mooie aspect van inhoudsanalyse; het is een zeer persoonlijke, inspirerende bezigheid. De gevaren van een persoonlijke aanpak - gebrek aan wetenschappelijke afstand, bevooroordeelde werkwijze, foutieve interpretatie van gegevens strijdig met de aangenomen hypotheses - vormen echter tegelijkertijd ook de extra wapens tegen deze additionele tegenstanders:

eizormakdeteirotie .1ye. erceliV i#:theapPtOPicite whenfronton gtc-0

Het element van de aangereikte methodologie van inhoudsanalyse - tot op vandaag de dag nog steeds gebaseerd op literatuur uit de jaren vijftig en zestig - wat aangeeft, dat de methode weliswaar niet

41 Zie onder anderen Rosengren, K.E., "Advances in content analysis", p.12. In de literatuur wordt echter voorbij gegaan aan het gegeven, dat de grondlegger van de kwantitatieve analyse deze beperking zelf al in de conclusies van zijn onderzoek meldde, zie Berelson, B., "Content analysis", p.198. 42 Hocking, J.E., Stacks, D.W., "Essentials", p.254. 43 Nicolay, J., "A content analysis of From South Africa: non-traditional literature in the teaching of minority politics", in: Politics & Science 25, p.229. 44 Field, M., "Impacts of ideology on press reports about events in the former Soviet Union", in: Politics & Science 27, p.59. 30 'objectief is, maar wel degelijk merite heeft als essentieel onderdeel van een zinvol onderzoek, is de mogelijkheid tot het verzamelen, bestuderen en controleren van algemene conclusies ontrokken aan verschillende onderzoeken. 45 Binnen deze scriptie wordt dit aspect zoals vermeld op twee manieren gebruikt: het onderzoek wordt per hoofdstuk begonnen met dergelijke veronderstellingen, waarna deze delen afsluitLn met evenzoveel gefundeerde conclusies. In de slotsom kan middels een vergelijking tot een nieuwe, het gehele onderzoek omvattende, reeks proposities besloten worden.

Met een beter begrip van de karakteristieken van het bronnenmateriaal, de gebruikte methode, de afwijzende opvattingen jegens de in de bronnen veelal gebruikte systemen en modellen, het besef van het gevaar van taal en vertaling en tot slot de bepaling van een kritische, subjectieve en daardoor beoordelende positie jegens het onderwerp, rest slechts de vraag naar de academische verantwoording voor het bestaansrecht van de thesis.

Met een mooie, academisch verantwoorde term wordt dit aangeduid als de probleemstelling, of kan begrepen worden als het laatste aspect binnen de metafoor van het gevecht, wat de hiervoor geschetste gladiator aangaat, namelijk de reden waai-om hij zichzelf laat gebruiken voor een gevaarlijke onderneming als het doen van wetenschappelijk onderzoek en het berichten daarvan in .'cn scriptie - wetende tegenover welke formidabele tegenstanders hij in de arena komt te staan. Als aanvaard wordt, dat de probleemstelling nets meer of minder dan een vraag is, volgt de te beantwoorden vraag van deze thesis uit de volgende evidente opvatting:

Het citaat is evident, daar het louter bevestigt wat in het voorafgadnde hoofdstuk verantwoord is met betrekking tot de voor de hand liggende keuze van het onderwerp, gegeven de gebeurtenissen van de tijd (het 'heden') waarin het onderzoek plaats vond: de verkiezingen voor lokaal bestuur van 1 november 1995 in de cruciale Zuid-Afrikaanse provincie Gauteng. Daarnaast geeft de identiteit van de

45 Voor een overzicht (in een vroeg stadium van media-onderzoek) van dergelijke conclusies zie bijvoorbeeld Berelson, B., "Content analysis", p.197. 46 Caunce, S., "Oral history and the local historian", p.101. 31 schrijver aan, waar het onderwerp van onderzoek naar toe beweegt: de journalistiek. Uiteindelijk dient de thesis om zin te geven aan de beleving van de "itidander" in Zuid-Afrika, de eisen die op het academische vlak aan de student gesteld worden en het gegeven van de persoonlijke achtergrond ofwel subjectieve perceptie. Zingeving in een scriptie, die de suggestie geeft van het adequaat beschrijven en analyseren van geschiedkundige processen wordt echter niet alleen bepaald door kwesties uit het heden - juist het aangeven van het heden als logisch (en voorlopig) eindpunt van het beschreven proces maakt een dergelijk onderzoek relevant. In deze kan de thesis vergeleken worden met een toespraak voor een verwachtingsvol publiek; het pure debat over het politieke en journalistieke verleden van Zuid-Afrika wordt slechts dan effectief, als het voortdurend aangeeft waar de verklarende link met het heden van de toespraak ligt:

qtv.t:f:hi:storme onoi. Jfiezon tiet:

De vraag is, hoe de toonaangevende dagbladjournalistiek in de provincie Gauteng de beschikbare gegevens en achtergronden bij het heikele punt van lokale overheden en verkiezingen benutte om het lezerspubliek te informeren omtrent de spectaculaire ontwikkelingen in de voor hen direct waarneembare wereld (of werkelijkheid), zijnde de wijk waarin ze wonen, de stad waarvan deze wijk deel uit maakt en de overkoepelende metropolitaanse overheid waaronder deze verantwoordelijkheden uiteindelijk terecht komen.

Deze vraag valt uiteen in een aantal subgeledingen. Allereerst moet gekeken worden naar het materiaal, wat ter bestudering beschikbaar was; wat kon de journalist 'weten' van het onderwerp? Hiervoor dient hoofdstuk DI met daarbij de opmerking, dat het onderwerp zowel door academische als journalistieke ogen bekeken wordt. Naast de genoemde methodologische en persoonlijke redenen hiervoor, geldt ook het praktische argument dat achtergrondartikelen in de bestudeerde dagbladen veelal geschreven werden door academici op uitnodiging van de desbetreffende redactie. Een tweede vraag is de achtergrond van de communicator, ofwel de geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse journalistiek en de

47 Dit is ,:.en citaat uit een literaire bron, zijnde de Nederlandse schrijver Bomans, G., "Mijn ervaringen als spreker", in: "Omnibus: humor en ernst uit het week van Godfried Bomans", p.198. 32' specifieke achtergronden bij The Star, Sowetan en Beeld in het bijzonder. De journalist opereert niet in het luchtledige, maar vormt 'slechts' de schakel tussen het lezerspubliek en de organisatie, wanrtoe hij of zij behoort. 48 Dit vormt het uitgangspunt van hoofdstuk IV. De derde en laatste vraag is de besch .ijving en analyse van de communicatie zelf, waarbij opgemerkt dient te worden, dat taal hierbij van essentieel belang is - het discours zelfs domineert Hoe gebruikt de schrijver casu quo krant in kwestie taal om een bepaalde opvatting over te brengen naar de lezer, de collega, de redacteur of directeur?

Met nogmaals de aantekening, dat de schrijver dezes op geen enkele manier wil suggereren dat de antwoorden van deze scriptie sluitend en 'waar' zijn, kan de gladiator bepantserd en wel de arena met open vizier tegemoet treden. Open vizier, zeker; een element van kwetsbaarheid is onlosmakelijk verbonden aan het contact tussen gegevens en onderzoek, tussen feit en oordeel, tussen taal en vertaling - tussen schild en zwaard.

48 Voor een meer volledige uitwerking van dit punt zie Fov‘ ter, R., "Language", pp.46-8 en Darnton, K., "The kiss of lamourette. Reflections on cultural history", pp.61-2 en p.79. 33 Hoofdstuk III

Geschiedenis en achtergronden bij lokaal bestuur en verkiezingen

De verkiezingen voor de nationale en provinciale overheden van Nationale Eenheid van april 1994 vormden slechts de prelude van het democratische overgangsproces in Zuid-Afrika. In feite kan betoogd worden dat het bier in het geheel niet om 'echte' verkiezingen ging. Het waren de zogenaamde `vrijheidsverIciezingen', de symbolische definitieve afrekening met de apartheid. Nu kon iedereen -en met alleen de politici- laten zien schoon genoeg te hebben van dit systeem. De vele ongeregeldheden en de nogal twijfelachtig 'perfecte' uitslag van de verkiezingen geven aan, dat bier behoorlijk met de (Westerse) idee van democratic werd gesold. Maar de verkiezingen voor lokale besturen van Nationale Eenheid van de eerste november in 1995 vormden een heel ander verhaal. Hier moest de nieuwe Zuid-Afrikaanse regering bewijzen de democratic werkelijk aan te kunnen. Hier moesten Zuid-Afrikaanse burgers bewijzen werkelijk geinteresseerd te zijn in de politieke retoriek van 'representatieve vertegenwoordiging', 'participerende democratic' en "Masakhane"; samen de natie bouwen... Voor de journalisten was in deze een grote taak neergelegd; het adequaat informeren van de burgers van het hervormingsproces. Daarnaast moesten vooral zij wijs worden uit de soms verwarrende en door iedereen verschillend geformuleerde politieke informatie. Hieruit moesten de dagbladen voor de lezer begrijpbare artikelen destilleren. Het lokale bestuur in Zuid- Afrika is een door iedereen betwiste aangelegenheid, hetgeen voor de journalist een uitdaging vomit om desondanks een goed en informatief verhaal te produceren. In dit hoofdstuk komt het materiaal aan bod, wat beschikbaar is met betrekking tot alle aspecten van de geschiedenis van lokaal bestuur in Zuid-Afrika, met de focus op Gauteng. Vanuit de bestudering van het materiaal kan beoordeeld worden, in hoeverre het journaille moeite deed (in de periode rondom de verkiezingen van 1988 en 1995) om deze geschiedenis zich eigen te maken, zonder te vervallen in politieke retoriek, onduidelijkheden en onvolledigheden.

De herstructurering van het bestuur in Zuid-Afrika kwam in 1995 halverwege op de route van 1990 tot 1999 met de verkiezingen van november en de aanstelling van overheden van Nationale Eenheid

34 op lokaal niveau. Politiek gezien is dit proces zonder meer een succes; binnen vijf jaar na de vrijlating van de huidige staatspresident hebben de politieke onderhandelaars het land door twee verkiezingen en talloze wetshervormingen gemanouvreerd zonder al te noemenswaardige schermutselingen.' Maar de dynamiek van de Zuid-Afrikaanse politieke geschiedenis wijst uit dat andere factoren dan deze novemberverkiezingen het al dan niet slagen van de overgang naar een naar behoren functionerende (lokale en nationale) democratie bepalen. 2

Factoren, die aan het begin van deze uiteenzetting wellicht samen te vatten zijn aan de hand van een aantal te toetsen hypotheses. Zoals daar de veronderstelling is, dat in de geschiedenis van de veelvuldige hervormingen op lokaal bestuursgebied in Zuid-Afrika voortdurend het effect opduikt, dat nieuw te vormen structuren, ambtelijke departmenten of bijvoorbeeld regionale besturen niet tot gevolg hebben dat verouderde systemen daarmee afgeschaft worden. De groei van de bureaucratie kan vanuit deze optiek mede verklaard worden door het naast elkaar bestaan van elkaar in taakterreinen en verantwoordelijkheden overlappende bestuursapparaten. 3

Een tweede hypothese is een gevolg van het gescheiden groepsbeleid van de verschillende regeringen in het land. Hierdoor blinkt de communicatie tussen de verschillende artificieel gecreeerde bevolkingsgroepen in Zuid-Afrika niet uit in helderheid, wat menige begripsverwarring tengevolge heeft. Nu is enige verwarring niet zo'n onoverkomelijk probleem voor effectief plaatselijk bestuur, maar termen als 'democratie', 'detribalisatiel, 'urbanisatie', 'leiderschap', 'representativiteit' en 'autonomie' hebben door deze ongelukkige politieke ontwikkeling van het land voor deze zogenaamd verschillende groepen geheel andere betekenissen gekregen. De geschiedenis van plaatselijk bestuur wijst dus naar een herdefiniering van deze voor de politiek essentiele

I Voor goede overzichten van de ontwikkelingen en de hier genoemde zogenaamde `schermutselingen', tevens gebruikt als achtergrondinformatie van deze scriptie, zie Meer, F. (red), "The Codesa file: negotiating a non- racial democracy in South Africa 1989-march 1993" en met name Du Plessis, A., Hough, M., "Selected documents and commentaries on negotiations and constitutional development in the RSA: 1989-1994". Ook Sparks, A., "Tomorrow is another country. The inside story of South Africa's negotiated revolution" vormt hierbij nuttig en boeiend materiaal. 2 Naast louter politieke factoren (zoals verkiezingen) bepalen zeker ook emotionele factoren het succes van een op papier vastgelegde democratie. Zie voor dit argument ook Adam, H., "Nationalism, nation-building and non-racialism", in: Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation-building in South Africa", p.46. 3 De rol van de bureaucratic komt hierna later aan bod. Voor verwijzingen in deze zie bijvoorbeeld met name de overzichtswerken Cloete, J.J.N., "S'entrale, regionale en plaaslike owerheidsinstellings in Suid-Afilka" (1986) en van dezelfde schrijver "South African local government and administration" (1989), specifiek pp.90-3. Voor een eigentijdse kijk hierop zie Cloete, F., "Local government restructuring", in: Politikon 21/1, pp.42-66 en Cameron, R., "The institutional parameters of local government restructuring in South Africa", in: Heymans, C., TOtemeyer, G. (red), "Government by the people? The politcs of local government in South Africa", pp.49-62. 35 begrippen, herkenbaar voor de burgers - een eerste voorwaarde voor goed lokaal bestuur - of in ieder geval een blik op het ontstaan van de uiteenlopende opvattingen. Dat bepaalt eerder het succes van een nieuw lokaal bestuur dan foto's van lange rijen wachtende stemmers in de (inter-) nationale media.

Uit dezelfde argumentatie van deze twee veronderstellingen komt een derde hypothese voort. Gescheiden ontwikkeling vertaalde zich ook naar volledig gescheiden lokale besturen. Met andere woorden: De verschillende groepen hadden elk hun eigen bestuur. 4 Een direct resultaat hiervan is een volledig verschillend besef en ervaring van lokaal bestuur als zodanig binnen de verschillende geledingen in de Zuid-Afrikaanse samenleving, onbekendheid met elkaars problematiek en verschillende ontwikkelingen op het gebied van lokale politiek. 5 Deze percepties worden niet weggenomen en geegaliseerd door een media-campagne en een gezamenlijke verkiezingsdatum in november 1995.

Van directe invloed op de houding van kiezers ten opzichte van de overheden is in hoeverre wetgeving, door hen uitgeschreven, daadwerkelijk geimpleinenteerd wordt of effect heeff Een vierde veronderstelling is de generalisatie, dat de vele wetten en maatregels die van toepassing zijn op de vorming en functionering van plaatselijk gezag vaak slechts papieren monsters waren. Met het verdwijnen van de gescheiden politieke ontwikkeling in Zuid-Afrika kan betoogd worden, dat met name voor lokaal bestuur geldt dat wetgeving het verloop van de geschiedenis niet stuurt.

Tot slot - hoewel er natuurlijk nog een groot aantal meer gedetailleerde stellingen of te leiden zijn uit het rijkelijk aanwezige bronnenmateriaal - is er nog een belangrijk punt aan te wijzen, wat uit de geschiedkundige ontwikkeling van bestuur in Zuid-Afrika naar voren komt en het lokale gezag domineert: de machtsverhouding tussen centraal, provinciaal en lokaal bestuur. Zuid-Afrika is altijd zeer sterk gecentraliseerd geweest en hoewel daar zeker wel initiatieven anderszins aan te wijzen zijn, werden aan de lokale overheden nimmer wettelijke garanties tot enige autonome besluitsvorming toegeschreven - tot aan de interim-grondwet van 1993. Toch blijkt ook daarbij dat

Voor de eveneens volledig gescheiden beharidelinr de verschillende `raciaal' gedefinieerde plaatselijke besturen kan enig bandboek bestudeerd worden - zelfs als deze boeken vanuit verschillende (ideologische) standpunten geschreven zijn. Zie bijvoorbeeld De Crespigny, A., Schrire, R., "The government and " (1978), pp.77-87 of Venter, L., "South African government and administration" (1990), pp.99- 121 en algemeen in Craythorne, D.L., "Municipal administration: a handbook" (1990). 5 Christianson, D., "Local government the loser", in: Indicator South Africa 11/4, pp.27-32. 36 deze zogenaamde 'garanties' uitzonderlijk vaag en daarnaast ook slechts tijdelijk van aard zijn. Wederom lijkt een proces wat leidt tot verkiezingen en installering van nieuwe overheden van Nationale Eenheid niet afdoende om de werkelijkheid correct in to schatten en ligt de aard en het imago van lokale overheden in Zuid-Afrika vast aan onder meer deze vijf geformuleerde ankers van het verleden.

Deze ankers worden in dit hoofdstuk een voor een onder het Licht gehouden, met als speelterrein de huidige provincie Gauteng, het industriele en administratieve centrum van het land.' Van oudsher - toen het gebied nog het hart van de republiek en later provincie Transvaal vormde - is dit een regio met een uizonderingspositie, een positie doorslaggevend voor de rest van het land of zelfs voor geheel zuidelijk Afrika:

the Witivd f-oktheiregOri41 ::items lokexemPlffiq tl car social f crmatior s ci..*11.61.

In 1994 werd het voorheen als Pretoria-Witwatersrand-Vereeniging' bekend staande gedeelte van de Transvaal een van de negt- ;cvarmde provincies van Zuid-Afrika. De nieuwe provincie kreeg de naam Gauteng, hetgeen in de Zulu-taal betekent: `plaats van goud'. De ontdekking en winning van goud in het gebied aan het einde van de negentiende eeuw zorgde voor een explosieve ontwikkeling, wat de kleine provincie (anderhalf procent van geheel Zuid-Afrika) tot het grootste verstedelijkte gebied in Afrika maakt. De provincie is niet alleen de kleinste, maar ook de rijkste provincie van het land met daarnaast (in 1991) het laagste werkloosheidcijfer - 16.6 procent tegen 19.4 nationaal. In 1995 woonden er ruim zeven miljoen mensen in het gebied, waarvan ruim dertig procent een `blanke' huidskleur had. Van deze miljoenen mensen is ongeveer negentig procent verstedelijkt, wat de provincie de hoogste bevolkingsdichtheid van het land geeft; zo'n 375 mensen per vierkante kilometer.

6 Als algemeen bronnenmateriaal voor gegevens betreffende de provincie Gauteng zijn gebruikt een speciale uitgave van de krant Beeld, "Leer ken jou land - Gauteng-", 25 augustus 1995, p.7, idem dito in de Sowetan, "Gauteng: realising a golden dream", 24 oktober 1995, p.3. Zie ook de uitgave Fast Facts van het South African Institute for Race Relations (SAERR), provinciaal overzicht "Pretoria-Witwatersrand-Vereeniging", gedateerd juli 1994. Bozzoli, B., "Popular history and the Witwatersrand", in: "Labour, townships and protest. Studies in the social history of the Witwatersrand", p.2. 37 Het Afrikaans wordt als hoofdtaal door een kleine twintig procent van de bevolking gesproken, op de voet gevolgd door het Zulu (16.5-18 procent), het Engels (13.2-15 procent) en het noord-Sotho en zuid-Sotho (tien procent elk). De voorheen 'blank& lokale overheden van de provincie hadden een sterke financiele basis en traditie, maar daarentegen waren hun voormalige collegae in de 'zwarte' woongebieden er slecht aan toe en leunden tot aan de hierna beschreven hervormingen van lokaal bestuur in de laatste drie jaren sterk op overheidssubsidiering. De provinciale hoofdstad is Johannesburg, maar het administratieve hart van Zuid-Afrika is Pretoria. De bekendste 'stad' van Gauteng is ongetwijfeld het grootste township van Zuid-Afrika, te weten SOuth WEstern TOwnship (Soweto). Deze zogenaarnde 'slaapstad' - daar het grootste gedeelte van de bevolking in het centrum van Johannesburg werkt - genoot vanaf de opstand aldaar in 1976 wereldwijde aandacht en werd symbool van het verzet tegen de regering gedurende de jaren tachtig. Deze provincie vormt het bad, waarin gedurende deze scriptie met name - en nadruk - gezwommen wordt (zie de kaart van illustratie IV, waar Gauteng nog als `1 3WV' aangegeven wordt).

- Illustratie IV -

-.( Nelspruit • Mmabatho ASTERN RANSVAA NORTH-WEST Johanne;burg) SWAZILAND

ORANGE FREE STATE Ulundi Kimbertey!. KWAZULU NORTHERN Bloemfontein NATAL CAPE Pietermaritzburg

EASTERN CAPE EASTERN GAPE

Bisho

WESTERN

Cape Town CAPE

De duik in het diepe start met een algemeen overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van lokaal bestuur in Zuid-Afrika. Gepoogd wordt enkele algemene trends aan te wijzen, die de

38 evolutie van verschillende vormen van plaatselijk gezag naar de situatie van 1995 bepaalden. Ondanks het feit, dat traditioneel gezag in Gauteng niet zo'n doorslaggevende invloed heeft als in bijvoorbeeld in de Noordelijke Provincie, Mpumalanga of KwaZulu-Natal, wordt ook hieraan aandacht gegeven in het kader van het specifieke karakter van de Zuid-Afrikaanse situatie. Ook is er ruimte gewijd aan de civics; burgerorganisaties in de zwarte woongebieden die vooral in de loop van de jaren tachtig de ontwikkelingen op plaatselijk niveau sterk hebben beinvloed. Een belangrijke erfenis van deze rol is de weigering van veel township-bewoners om belastingen en huur te betalen aan de overgangsregering. De bestudering van lokaal bestuur brengt onvermijdelijk met zich mee, dat veel aandacht gegeven moet worden aan factoren als verstedelijking, detribalisatie, democratic op plaatselijk niveau... Terminologie die in de geschiedenis van het land een sterke politieke lading heeft, al was het alleen maar door het feit dat met name de geschiedschrijving deze onderwerpen lange tijd links heeft laten liggen of ze alleen behandeld heeft in het kader van bijvoorbeeld wetgeving, hooggeplaatste politici of het ontstaan van verzetsgroepen en culturele bewegingen (zoals de "Marabi "-cultuur en de jeugdbendes in de tovvnships). 8

De geschiedenis van lokaal bestuur in Zuid-Afrika wordt gekenmerkt door vele werkelijke en ogenschijnlijke tegenstrijdigheden. Aan de ene kant is er al vanaf de zeventiende eeuw sprake van een systeem van Hollandse landdrosten en heemraden, terwijl er daarnaast een tribale gezagsstructuur onder de verschillende inheemse volkeren van zuidelijk Afrika bestaat. Beide systemen hebben zich gedurende eeuwen schier onafhankelijk van elkaar verder ontwikkeld, zodat aan het begin van de turbulente tachtiger jaren enkele tientallen verschillende vormen van lokaal gezag naast elkaar bestonden. 9 Voor elke regering is dit haast onbegonnen werk om hier een gerationaliseerde eenheid van te maken. Een belangrijk aspect van lokaal bestuur is het feit, dat op dit niveau alle grieven, problemen, (groeps-) fricties en frustraties samenkomen, in de hand gewerkt door het beleid van de verzetsbewegingen tegen de regering vanaf het midden van de jaren tachtig om het land onregeerbaar te maken door het lokale gezag volledig te boycotten en zelfs gewapend te bestrijden. In de loopgraven aan de andere kant van het politieke spectrum stond de regering-

8 Deze trend is voomamelijk de erfenis van de in hoofdstuk II behandelde zeer traditionele en strak afgebakende Zuid-Afrilcaanse historiografische traditie, zoals deze vooral dominant was in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Zie ook Saunders, C., "The forgotten factor. How historians contributed to the collapse of apartheid", in: Times Literary Supplement 4748, p.12. 9 Zie voor overzicht Cloete, J.J.N., "Local government", pp.1-12. 39 Botha, die onder het mom van 'devolutie' het staatssysteem steeds verder centraliseerde en zo enige werkelijke macht aan de bestaande besturen ontnam. 1 °

In de Transvaal functioneerden de blanke stadsraden echter goed, terwijl in de zwarte woongebieden volledige chaos heerste. Buiten de grote metropolitaanse gebieden was er eigenlijk nauwelijks sprake van enige gezagsstructuur, met uitzondering van zogenaamde streekdienstenraden, die in feite slechts controle- en overlegorganen van de centrale overheid vormden." Deze zeer algemene en ongenuanceerde opmerkingen vormen een eerste introductie voor de beeldvorming van de geschiedenis van lokaal bestuur in Zuid-Afrika. Het hoofdstuk is ruwweg ingedeeld in vijf periodes, die in de literatuur terugkomen als zijnde typerend voor de langlopende ontwikkelingen op plaatselijk niveau. 12 Allereerst volgt een overzicht van de ontwikkeling van bestuur voor de Uniewording van 1910, met daarbij zowel aandacht voor de Engelse en Hollandse traditie als de bestaande gezagsstructuren binnen de inheemse volken. Hierna volgt een behandeling van het zogenaamde rUniale tijdperk', lopende van 1910 tot 1961, waarbij de nadruk ligt op de explosieve urbanisatie en ontwikkeling van de stedelijke besturen - steeds meer rigoreus gescheiden tussen blank en zwart - in de periode vlak voor en na de verkiezingen van 1948. Het tijdvlak tussen 1961 en de nieuwe grondwet van 1983 wordt de 'Republikeinse' periode genoemd, waarbij vooral de ontwikkelingen in de zich steeds meer roerende zwarte woongebieden in het PWV-gebied dominant aanwezig zijn. De daaropvolgende tien jaren (1983-1993), bestaan uit een indrukwekkende reeks ontwikkelingen die het land met name op lokaal bestuursvlak volledig op z'n kop zetten - vanaf de invoering van een nieuwe grondwet in 1983 - en uiteindelijk leidden tot de grondwettelijke situatie, zoals die op het moment van schrijven heerst - hetgeen de laatste periode (vanaf 1993 lopende tot aan de volgende lokale verkiezingen, waarschijnlijk in 1999 of 2000) vormt. Een overzicht.

I° Zie Cameron, R., "Institutional parameters" voor een academische behandeling hiervan, voor bijvoorbeeld een journalistieke echter gelijkluidende benadering zie het maandblad Insig, uitgave oktober 1988, p.10. I Zie voor dergelijke commentaren onder meer Cameron, R., "Institutional parameters" en in dezelfde bundel specifiek Du Toit, P., "Regional Services Councils: control at local level", in: Heymans, C. (et al), "Government by the people?", pp.63-76. Verder zie Humphries, R., "whither Regional Services Councils?", in: Humphries, R. (et al), "Apartheid city in transition", pp.78-90, Plan Act, "The Soweto rent boycott", pp.79-83. Voor een kritiekloze en voor Gauteng relevante behandding van dit systeem zie Ganswyk, L., "The Pretoria Regional Services Council: a politico-geographical perspective 1984-1989." 12 De periodisering is overgenomen uit het meest recente overzichtswerk De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering. Die pad na demokrasie", p.22. Voor de definiering van `plaatselijke regering' is ook deze titel gevolgd, zie pp.3-6. 40 De 'blanke' traditie

Voor de blanke gemeenschap lag de voornaamste uitdaging voor het verblijf in het in vier provincies verdeelde land in het vinden van een systeem, wat de erfenis van de Hollandse heemraden (die al vanaf 1685 functioneerden) en Engelse "town councils" kon omvatten. Er was echter in de negentiende eeuw geen sprake van een eenheid van bestuur. De verschillende vormen van gezag functioneerden vrolijk verder, grotendeels onafhankelijk van elkaar en gebaseerd op plaatselijke omstandigheden en opvattingen. 13 De voortdurende schermutselingen tussen de Britten en de droegen daar niet in het minst aan bij. Werd het gebied ten noorden van de Vaalrivier in 1852 door de Britse overheid erkend als onafhankelijk gebied, in 1877 werd deze `Zuid-Afrikaansche Republiek' geannexeerd door het Engelse leger - waarop een rebellie hen in 1881 weer terugdrong. De Britten gaven de Transvaal weliswaar de onafhankelijkheid terug, maar behielden een formeel veto-recht over de republiek. 14 Niet lang daarna (in 1886) werd voor het eerst goud ontdekt aan de Witwatersrand, hetgeen de Engelsen opnieuw verleidde tot een aanval op het gebied - de zogenaamde "Jainesonraid" van 1895 - die echter mislukte. In de jaren tachtig en negentig wist de regering van de Transvaal - ofwel de 'Zuid-Afrikaanse Republiek' - onder leiding van president Paul Kruger, wiens standbeeld vandaag de dag prominent in het centrum van Pretoria prijkt, steeds meer directe controle over de zwarte bevolking te bewerkstelligen."

In de Britse gebieden - eerst de Kaap, later ook Natal - werd het bestuur vanaf 1836 gerationaliseerd op basis van het Westminster-model; een model wat nauwelijks enige bevoegdheden delegeerde naar het lokale bestuur. In de Oranjevrijstaat (OVS) en de Transvaal vormde de bevolking, de Boeren, echter haar eigen gezagsstructuren gebaseerd op het Nederlandse landdrost- en heemradensysteem, ondanks het feit dat de Engelsen in 1828 dit verouderde gezag in de Kaapse kolonie hadden afgeschaft. De Transvaalse grondwet van 1858 nam het Hollandse systeem over, hetgeen bevestigd werd in 1881 met de opmerking, dat dit niet betekende dat het heemradenstelsel overal direct werd ingevoerd.' Dit is mede verklaarbaar door het feit, dat de lokale gezagstructuren in de OVS en de Transvaal voornamelijk ad hoc-instanties waren, gevormd door de Afrikaner bevolking zonder enige ervaring met plaatselijk gezag." Met de kortstondige

13 Cloete, J.J.N., "Plaaslike owerheidsinstellings", p.229. "Freund, B., "The making of contemporary Africa", p.100. 15 De gebruikte bron voor dit overzicht is met name Worden, N., "The making of modern South Africa", pp.5-33. 16 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.26. 17 Dit commentaar uit interview met professor Chris Thornhill, te Pretoria, 4 april 1995. 41 bezetting door de Britten van de Transvaal kwam er echter ook een Brits element -losjes gebaseerd op het Kaapse model van 1836- in het plaatselijke gezag, namelijk de scheiding tussen rechtspraak en andere bevoegdheden. 18 Toch kreeg dit model nooit vaste voet aan de grond in de republiek; tekenend hiervoor was bijvoorbeeld het feit, dat een voorstel om de verkiezing van de landdrost en heemraden -zeg maar burgemeester en wethouders- to vervangen door de benoeming van bovenaf in de Volksraad in 1873 werd getorpedeerd. De Afrikaners moesten niets hebben van een dergelijke anglicisatie.' 9

Hoewel hier de suggestie wordt gewekt, als zouden er al vele verschillende goed functionerende plaatselijke besturen in de Witwatersrand bestaan aan het eind van de negentiende eeuw, moet in gedachten worden gehouden dat een stad als Johannesburg pas in 1886 werd geproclameerd en haar eerste eigen overheid kende in de vorm van een mijndelverscomite, hetwelk tot de oorlog van 1899 bestuurlijk nog steeds ondergeschikt was aan de municipale overheid van Pretoria. In 1886 werden de verschillende bestaande gezagsstructuren door de Transvaalse regering geinstitutionaliseerd met een wet, waarbij elk dorp met een bevolking van meer als vijthonderd mensen een municipaliteit werd." Ondanks de 'jeugdigheid' van de verschillende dorpen in de Transvaal was er al in de negentiende eeuw sprake van talrijke wetgeving ter regulatie van plaatselijke besturen door de centrale overheid, die in deze altijd de touwtjes in handen bleef houden. Aan het eind van de eeuw was er ook voor het eerst sprake van "rasgebaseerde plaaslike owerheidswese", waarbij er een scherpe scheiding werd gemaakt tussen blank zelfbestuur en centrale controle over de zwarte bevolking in het gebied.' Het begin van de verstedelijking - vooral onder invloed van de gestaag groeiende mijnbouwindustrie - deed de angst binnen de dorpen groeien voor een mogelijke 'verzwelging' door de naar de zich ontwikkelende steden stromende zwarte arbeiders." Deze arbeiders kwamen echter veelal alleen naar de mijndorpen - de familie bleef achter op het platteland, hetgeen er toe bijdroeg dat het blanke bestuur zich 'ongestoord' kon

18 Vosloo, W.B., "South Africa: local government in white areas", in: Jeppe, W,J.O. (et al), "Local government in Southern Africa", pp.18-21. 19 Green, L.P., "History of local government in South Africa", pp.44-9. 20 Rensburg, C.C., Van, "Johannesburg - leier in plaaslike bestuur", in: Vohannesburg een honderd jaar", pp.275-6. 21 De7e beginnende dominantie van het centrale gezag wordt in de Afrikaanstalige literatuur bijvoorbeeld toegewezen aan een Britse traditie van soeverein oppergezag, zie Viljoen, H., "Die stadsklerk", p.23, Heyns, J.H., "Verslag van die Komitee vir Staatkundige Aangeleenthede", p.11 en ook Ganswyk, L., "Pretoria", pp.26-31. Hierover later meer. 22 Zie Cloete, J.J.N., "Local government", pp.1-12 en ook De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.28. 42 ontfermen over een ontwikkeling van een gescheiden bestuursmodel. 23 Deze arbeiders verdwenen na enige tijd weer naar hun families en gezinnen en werden als gevolg daarvan tot aan de jaren tachtig van de twintigste eeuw nooit officieel als permanente stadsbewoners gezien door de centrale overheid." Voor de jaren twintig van de twintigste eeuw bestonden er wefiswaar stedelijk raciaal gesegregeerde maatregelen, maar deze werden mondjesmaat geimplementeerd door de verschillende municipale overheden in de Transvaal - maar ook in de rest van het land."

Na de Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) werd over een nieuwe grondwet voor de te vormen Unie van Zuid-Afrika onderhandeld. De constitutie werd uiteindelijk opgesteld in een verzoenende stijl om de relaties tussen de Britse settlers en de Boeren niet nog meer te verpesten. 26 Het specifieke karakter van het plaatselijke bestuur kwam in het hele verdrag echter nergens aan bod. In feite had lokaal bestuur geen enkel grondwettelijk bestaansrecht in Zuid-Afrika, een situatie die voortduurde tot aan de interim-grondwet van 1993. Hierin is voor het eerst sprake van een speciaal hoofdstuk (tien) met betrekking tot de bevoegdheden van lokale autoriteiten. 27

Alle macht kwam bij de centrale overheid te liggen. Toch garandeerde de nieuwe grondwet niet een zuivere Unie; de uitgestrekt van het land en het tegenstribbelen van Natal maakte dit onmogelijk. Zo ontstond toen al een situatie, die bij de vorming van de interim-grondwet nog steeds aan de orde was; een soort mengvorm tussen een federale en een unie-opzet. 28 De vier provincies kregen elk afzonderlijk Provinciale Raden, waardoor een zekere vorm van autonomie gehandhaafd bleef, hoewel er geen sprake was van werkelijke macht voor de provincies; dit zou tenslotte het eenheidsideaal van de nieuwe Zuid-Afrikaanse staat in het gevaar kunnen brengen. 29 Het feit dat deze wet zonder problemen in 1909 door het Britse parlement geloodst werd, was op

23 Vail, L., "Introduction: ethnicity in Southern African history", in: "The creation of tribalism in Southern Africa", p.19. De interpretatie is ontleend aan het interview met prof. C. Thornhill. 24 Deze interpretatie uit een interview met Kehla Shubane, mede-voorzitter van de nationale taakgroep voor het organiseren van de lokale verkiezingen van november 1995, 2 juni 1995 te Johannesburg. 25 Worden, N., "Modern South Africa", p.43. Cloete, F., "Local government restructuring", p.43 merkt op dat derge'ijke maatregelen pas vanaf 1948 effectief geimplementeerd werden. Zie ook Davenport, T.R.H., "Historical background of the apartheid city to 1948", in: Humphries, R. (et al), "Apartheid city in transition", p.1 26 Perry, v L "Western civilization", p.442. 27 Craythorne, D.L., "Cumulative supplement to the third edition orMunicipal administration: a handbook", p.I. 28 Opvatting tijdens interview met UNISA-rector en metle-sChrijver van de interim-grondwet (1994) Marinus Wiechers , 21 mei 1995 te Pretoria. 29 Jaarsveld, F.A. Van, "Van Van Riebeeck tot Vorster 1652-1974, 'n inleiding tot die geskiedenis van de Republiek van Suid-Afi-ika", pp.256-7. Ook in Venter, L., "Government", p.99 en Worden, N., "Modern South Africa", p.31-2. 43 zich wel tekenend voor het verzoenend gebaar van de Engelse overheid -waar inmiddels politici aan de macht waren die tijdens de oorlog de Boeren steunden- naar de Afrikaners toe." Aan de andere kant werd deze rappe beslissing beinvloed door de toenemende onrust in Europa - Engeland wilde de handen zoveel mogelijk vrij hebben - en het feit, dat men zonder dralen een akkoord met de Afrikaners wilde." Op deze manier kreeg de Unie de gelegenheid om zich onafhankelijk van Engeland verder te ontwikkelen. 32 De rol van de zwarte bevolking werd in de grondwet volledig buiten beschouwing gelaten, of never gezegd; hen werd alle rechten definitief ontzegd met het argument:

Deze ontwikkeling leidde tot grote frustratie onder de zwarte leiders, die gehoopt hadden op nieuwe land- en politieke rechten na de Britse overwinning. 34 Een delegatie van deze leiders tekende tegen de grondwet protest aan bij de Britse regering, maar kregen nul op rekest. De Engelsen wilden de moeizame v -oening tussen Boer en Brit niet op het spel zetten voor zoiet' triviaals als het stemrecht voor "non-whites. "35

De 'zwarte' traditie

Aangezien de focus van deze scriptie is gericht op de huidige provincie Gauteng, krijgen de inheemse gezagsstructuren eigenlijk te weinig aandacht in de tekst. 36 Ofschoon ruim achttien miljoen mensen in Zuid-Afrika onder traditioneel leiderschap staan en daaraan nog steeds loyaal zijn, is er in de provincie Gauteng geen enkele traditionele leider meer over, te wijten aan de enorme verstedelijking in dit gebied. 37 Rondom deze leiders draait echter een groot deel van de

3° Jaarsveld, F.A. Van, "Inleiding", p.248. 31 Verschuuren, S., "Zuid-Afrika, ontstaan en ontwikkeling van de apartheid", pp.57-8. 32 Dit inzicht ontleend aan interview met Jackie Grobler, Departement Geskiedenis van de Universiteit van Pretoria, 4 april 1995 te Pretoria. 33 Jaarsveld, F.A. Van, "Inleiding", p.264. 34 Worden, N., "Modern South Africa", pp.30-1. 35 Jaarsveld, F.A., Van, "Inleiding", pp.265-6. 36 De inzichten en gegevens in dit hoofdstuk zijn vooral te danken aan een aantal gesprekken met Cees van de Waal, Departement Ontwikkelingsstudies, RAU. 37 French, C., "Functions and powers of traditional leaders", p.20. 44 controverse in Zuid-Afrika, zoals bijvoorbeeld de geringe zeggenschap van de leiders over 'hun' yolk in het huidige staatsbestel en het uitblijven van erkenning van de tribale grenzen in het land." Toch hebben deze zogenaamde 'traditionele' leiders een zekere invloed in de verstedelijkte provincies, getuige de gevolgen van het geweld in de voormalige thuislanden op de verhoudingen in de townships van met name Gauteng. De term 'traditionele leider' suggereert hier een vorm van gezag, zoals deze inherent is aan de cultuur van de desbetreffende bevolkingsgroep. Dit is op zich geen foutieve veronderstelling, daar er natuurlijk al ver voor de komst van Jan van Riebeeck en de zijnen vormen van gezag bestonden binnen de inheemse en rondtrekkende zwarte bevolking van zuidelijk Afrika. De tegenstelling tussen 'traditioneel' en 'modern' werd echter door de regering gebruikt om te wijzen op de zogenaamde "Afrika-tradisie" als er binnen door hen gecreeerde kunstmatige stamverbanden in de thuislanden de hel losbarstte. 39 De zogenaamde 'stammen' van Zuid-Afrika zijn in veel gevallen gedeeltelijke en financieel ondersteunde creaties van de overheid, bedoeld om de zwarte arbeiders in de steden in de loop van de twintigste eeuw extra te motiveren weer terug te dringen naar de thuislanden."

Dit gebruiken en vervormen van stamstructuren is echter niet uitsluitend iets van deze eeuw. Ook in de vorige eeuw werd deze praktijk toegepast door de Britse koloniale overheid in bijvoorbeeld Natal.' De hervorming van stamstructuren naar de wens van de - koloniale - overheid ging gepaard met grootscheepse ontwrichting van de voorheen door alien als legitiem beschouwde stamhoofden, getuige onder meer het hiema volgende fragment uit een novelle uit 1895 betreffende de Britse annexatie van Pondoland, in het zuiden van Natal, in het begin van 1894. Het citaat komt uit het verhaal "Umtagati" van de Zuid-Afrikaanse schrijver William Charles Scully.

38 Ibidem. Bevestiging hiervan onder meer in een uitstekende televisie-documentaire terzake dit onderwerp van de voormalige staatszender CCTV, 12 februari 1995, in een tweedelige produktie van het Centre for Democration Communication te Johannesburg getiteld "Victims of circumstance." 39 Bonzaier, E., Spiegel, A., "Promoting tradition: images of the South African past", in: -South African keywords, the uses and abuses ofpolitical concepts", p.42. 40 Skalnik, P., "Tribe as colonial category", in: ibidem, pp.68-78. 41 Ditzelfde geldt ook voor feitelijk het gehele gekoloniseerde gedeelte van hetcontinent, getuige onder meer Freund, B., "The making of contemporary Africa", Chazan, N. (red), "Politics and society in contemporary Africa" en Stavrianos, L., "Global conflict. The Third World comes ("age." Zie ook voor een toegankelijke journalistieke samenvatting Bell, P., "The heart of darkness", in: Leadership 12/2, pp.78-92. 45 renaaca WON: htOfF 1

real A4.1611

Zowel in de negentiende eeuw als in 'onze' eeuw kreeg het stamgezag en de traditionele rechtsspraak vrijheid om zich te ontwikkelen, weliswaar onder toeziend oog van de blanke autoriteiten. 43 Onder invloed van de antropologie en de allesoverheersende behoefte om de rassen in Zuid-Afrika volledig van elkaar te scheiden, werd het itribale argument' gebruikt door het apartheidsbewind na de verkiezingen van 1948 om de zwarte bevolking uit de steden terug te drijven naar de zogenaamde '' (de thuislanden). Daar werden zij, volgens de ideologen, beschermd tegen de schadelijke invloeden van het Westen. 44 Aan de andere kant zorgde de regering er wel voor dat er nog steeds een regelmatige stroom spotgoedkope arbeiders van en naar deze woongebieden vloeide, daarmee de volledig van zwarte arbeid afhankelijke Zuid-Afrikaanse economie (met andere woorden: de mijnen) van een gewisse ondergang reddend. 45

Aan het einde van de negentiende eeuw, toen in de Transvaal de steden onder invloed van de goudvondsten als paddestoelen uit de grond schoten, ontstond er een schifting. De vraag naar arbeiders voor de mijnen zorgde voor een explosieve trek van zwarte arbeiders naar de steden. Met name vanuit Natal kwamen vele arbeiders (Zulu), die in de groeiende townships ondergebracht werden in zogenaamde "hostels", waar deze mannen in kleine kamertjes bijelkaar werden gehouden. 46 Op bestuurlijk gebied voelden deze arbeiders zich echter nog steeds verbonden aan het stamgezag van het thuisfront, zijnde in het geval van Natal vele honderden verschillende Zulu- stammen.47 Deze "chiefdoms" zijn echter een produkt van het Engelse "indirect rule "-systeem,

42 Scully, W.C., "Umtagati", in: Marquard, J. (red), "A century of South African short stories", p.46. 43 Cloete, J.J.N., "Local government", p.13-4. 44 Sparks, A., "The mind of South Africa. The story of the rise and fall of apartheid", p.194. 45 Vosloo, W.B., "Local government", p.16. 46 Deze situatie was het uitgangspunt en werd door de hostelbewoners zelf uit de doeken gedaan in de in voetnoot 96 aangehaalde CCTV-documentaire van 12 februari 1995. 47 Maritz, C.J., "Kodesa en die tradisionele leiers - 'n oorsig", in: Suid-Afrikaanse Tydskrifvir Etnologie 17/1, p.3. 46 ingevoerd na de verovering van Natal in 1843. De Britten verdeelden de provincie in dertien gebieden, welke zij zelfstandigheid garandeerden mits men arbeidskrachten voor de steden afstond.48 Hierdoor werd de industrie aan de ene kant een gestage stroom arbeiders verzekerd, terwijl aan de andere kant een mogelijke desintegratie op het platteland werd tegengegaan. 49 De regeringen zetten hun geld in de jaren vijftig en zestig echter op het terugdrijven van deze arbeiders naar de 'reservaten', zoals Natal er een was. Deze tegenstrijdige situatie leek voor de waarnemer achteraf gedoemd om te mislukken, mede met het oog op de explosieve groei van de industrie in die tijd, de internationale dekolonisatie-trends en de groei van het zwarte politieke verzet; met andere woorden: was another of those great South African ironies...'" Maar dit is voedsel voor latere consumptie.

De nieuwe indeling van tribale autoriteiten was weliswaar gebaseerd op de bestaande hierarchie, maar de Britten zochten alleen die mensen uit voor leidinggevende posities, die het Britse bewind accepteerden. Zo onstond een situatie, waarbij het yolk !eiders moest accepteren die niet volgens een bepaalde bloedlijn hun positie bekleedden, maar aangesteld werden door een blanke koloniale macht.51 Dat men hier niet massaal tegen in verzet kwam, is wellicht te wijten aan de immense autoriteit van deze hoofdmannen. In zuidelijk Afrika wordt een leider geboren, hij stamt of vanuit een zogenaamde 'bloedlijn'. De adviseurs en raadsleden rond de leider kunnen wel verkozen worden, maar de leider zelf is boven dergelijke praktijken door zijn afkomst verheven. De familie van een hoofdman wordt geacht van nature sterk te zijn en over leiderskwaliteiten te beschikken, zoals de volgende anecdote uitwijst:

:came fod afherwasac hatsw m am

Het gaat bier om een beschrijving van een mijnwerker door een vakbondsleider tijdens de rally's van de National Union of Mineworkers in 1982 - het jaar dat Botha deze vakbondsorganisatie

48 Bell, P., "The heart of darkness", in: Leadership 12/2, pp.78-82. 49 Vail, L., "Ethnicity ", p.13. 50 Sparks, A., "The mind of South Africa", p.200. 51 Opmerking uit interview met prof. C. Thornhill, hetgeen onder meer bevestigd wordt in titels als Freund, B., "Contemporary Africa." Dit geldt ook voor het hierna volgende argument. 52 Malan, It., "My traitor's heart", p.241. 47 legaliseerde - zoals opgetekend door een daarbij aanwezige journalist. Het is zeker niet zo, dat dit voor alle stammen geldt of dat dergelijke leiders boven alle kritiek verheven zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk voor een stam om, eenmaal ontevreden met de beslissingen van de hoofdman, de benen te nemen naar een naburig stamhoofd met meer populaire beslissingen, of zelfs het gewraakte stamhoofd te doden.

Tijdens de trek naar de steden fungeerden deze "chiefs." nog steeds als voornaamste rechtsprekende en administratieve autoriteit in het woongebied van de arbeiders. Terwij1 de mannen in de mijnen werkten, zorgde het tribale gezag voor bescherming van families, land en vee -de drie centrale componenten van de mannelijke machtsbasis in een zuidelijk Afrikaanse traditionele samenleving- en dit gaf de stamhoofden legitimiteit. 53 De regeringen vanaf 1948 speelden hier handig op in door in de townships vertegenwoordigers aan te wijzen van de stamhoofden in de thuislanden. Deze vertegenwoordigers ofwel hoofdmannen vormden met de staat twee handen op een buik. 54 De gehele structuur was door het feit, dat men betaald werd door de centrale overheid, afhankelijk van de regering voor het voortbestaan. 55

Tussen de verschillende stammen boterde het echter niet altijd even lekker; niet alle stamhoofden voelden zich geroepen om de verschillende regeringen te steunen. Daarnaast erkende niet iedereen elkaar; een mogelijk gevolg van de Britse en Afrikanerpolitiek om sommige "chiefs" wel en andere niet te benoemed."

Zij, die onder druk van de push-factoren armoede, politiek geweld en overbevolking en de pull- factor werk toch richting de Witwatersrand trokken, kwamen daar terecht in gereserveerde woongebieden buiten de steden of op het land van blanke grootgrondbezitters binnen de steden. Daar verloor een gedeelte van hen de band met het traditionele bestuur, hetgeen in de literatuur als 'detribalisatie' wordt aangeduid. 57

53 Vail, L., "Ethnicity", p.15. 54 Deze situatie schiep vooral in de jaren tachtig en negentig veel conflicten en frustratie tussen de hoofdmannen en de civics, zie bijvoorbeeld Weekly Mail & Guardian, 18-11-94, p.8 voor een uitspraak van een nationale civic - leider betreffende deze hoofdmannen: "The headmen system is not traditional. It was created by the previous SA government." 55 Bonnier, E., Spiegel, A., "Promoting tradition", pp.50-2. 56 Inzicht van prof. C.Thonthill. 57 Betreffende dit begrip `detribalisatie' moeten enige kanttekeningen geplaatst worden. Allereerst kan verwezen worden naar Marks, S., Trapido, S., "The politics of race, class and nationalism in 20th century South Africa", p.61, 48 In Gauteng -weliswaar een anachronisme- ontstond zo aan de vooravond van de Boerenoorlog (1899-1902) een geurbaniseerde zwarte woongemeenschap onder sterke controle van het blanke bestuur. Buiten de steden in de Transvaal en de OVS ontstonden er mijndorpen, waar het gezag bij de mijncorporatie lag en de arbeiders in gebouwen bij de mijn zelf woonden. De toestroom van arbeiders werd sterk gecontroleerd door de centrale (en niet de lokale) overheici, zodat er sprake is van zogenaamde "constrained urbanisation."' Ondanks deze controle - in feite al daterend van het midden van de achttiende eeuw - verliep met alles precies volgens plan.' De controle van de

waarin: "Despite the rhetoric, ethnic categories in South Africa are neither natural or immutable. The boundaries of ethnic identity are fluid, and have constantly shifted in response to political, social and economic circumstance", hetgeen aangeeft dat de al dan niet 'tribale' identiteit van een mens gevormd wordt door verschillende factoren en voortdurend verschuift. Volgens Van de Waal hielpen deze zogenaamde `tribale' ofwel traditionele waarden en normen om te overleven in de stad. In de literatuur over de verstedelijking in de Transvaal wordt steeds gewag gemaakt van verregaande 'cletribalisering', het al eerder genoemde verlies van traditionele waarden en normen en en het verlies van etnisch besef onder de zwarte arbeiders. In de loop van de jaren zeventig en tachtig is een sterke opleving van etnisch besef waar te nemen - etnische overwegingen spelen meer dan ooit een rol in de nieuwe constitutionele dispensatie van Zuid-Afrika. Deze ontwikkeling staat in een schril contrast met de zogeheten detribalisatie, getuige ook uitspraken tijdens interviews met jongeren in Soweto (11 en 12 mei 1995) en de hiervoor al vermelde CCTV-documentaire "Victims of circumstance." Al te makkelijk wordt bijvoorbeeld uitgegaan van het feit, dat verstedelijking onherroepelijk gepaard gaat met verlies van traditionele waarden en normen. Dit lijkt zeker in de Zuid-Afrikaanse situatie aan het begin van de twintigste eeuw nogal sterk uitgedrukt. Met de gettovorming en raciale segregatie werden mensen met min of meer dezelfde opvattingen en familiebanden met de landelijke gebieden bijelkaar 'gezet', waardoor een zeker besef van de bestaande waarden en normen behouden bleef. In de neo- Marxistisch getinte Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving werd hierin de verldaring gezien voor de geringe 'penetratie' van het Westerse kapitalisme in de zwarte gemeenschap, zie Bozzoli, B., "History, experience and culture", in: "Town and countryside in the Transvaal. Capitalist penetration and popular response", p.40. Detribalisatie is een vloeiend begrip. Een belangrijk 'overblijfsel' van de stamstructuur is bijvoorbeeld de rol die "sangomas" of "inyangas" - traditionele genezers - spelen in de townships rond Johannesburg. In 1985 waren 10.000 van deze dames en heren actief in dit gebied en werden door 85 procent van alle zwarte huishoudens met enige regelmaat geraadpleegd. Dit is niet een louter Itribaal' besef van genezing door zogenaamd lachwekkend traditionele "witchdoctors", maar is ook te verklaren vanwege andere redenen: er waren te weinig medische diensten aanwezig in de zwarte woongebieden, de bestaande dienst was niet te bekostigen of men had geen transport tot beschikking om een dokter te bezoeken. Deze inzichten zijn overgenomen uit Du Preez, P.H., "Psigo-kulturele aspekte van die onluste in swart woongebiede", in: Joernaal vir Eietydse Geskiedenis 12/2, p.6 en Bonzaier, E., Spiegel, A., "Promoting tradition'', pp.43-5. Zie echter ook Malan, R, "My traitor's heart", pp.225-6. De essentie van deze opmerking bier is het misverstand wat over dergelijke gegevens bestaat. Deze voorliefde voor de traditionele nuttier van leven en sterven, van omgaan met dagelijkse problemen is geen teken van pure, onversneden "Afillca-tradisie", net zomin als het feit dat de meerderheid van de zwarte bevolking tegelijkertijd Christen is een teken is van 'detribalisering'. Deze twee ontwikkelingen gaan hand in hand en zijn in zoverre vloeiend. Zie bijvoorbeeld ter illustratie ook de opvatting die de huidige voorzitter van het Congress of Traditional Leaders of South Africa (Contralesa), Phathekile Holomisa, hierover heeft: "Waar vele andere democratische bewegingen faalden, of verschillende problemen ondervonden, is de instelling van traditioneel gezag behouden gebleven" (Nederlandse vertaling) in: Beeld, 20 maart 1995, p.3. Dit is een pleidooi voor het behoud van werkelijke invloed van de verschillende hoofdmannen en stamhoofden in het land. Toch valt bier het nogal gemakkelijke gebruik van de term 'democratic' op, wat er op duidt dat dit voor een organisatie als Contralesa iets geheel anders betekent als voor bijvoorbeeld de NP of het ANC. Hierbij client opgemerkt te worden dat Contralesa geenszins alle traditionele leiders van Zuid-Afrika vertegenwoordigd, hoewel deze suggestie in de nationale en internationale dagbladen vaakt gewekt wordt,. zie hiervoor Maritz, C.J., "Tradisionele leiers", p.3. 58 Chiloane, T.J., "The establishment of black settlement areas in and around Pretoria with special reference to Mamelodi, 1900-1970", p.17. 59 Worden, N., 'Modern South Africa", p.67. 49 overheid was vooral gericht op het leveren van arbeidskracht voor de mijnen; wat er daarna met deze mensen gebeurde, was van later zorg. Vele arbeiders kwamen bijvoorbeeld niet vrijwillig, maar werden gedwongen te vertrekken in de richting van de mijnen door ingenieuze belastingstelsels (hut- en veestapelbe!aqing), die het voor hen onmogelijk maakten te overleven zonder een extra bron van inkomsten.'

De dubbele identiteit (een traditionele en een stedelijke), de trek naar de steden en weer terug naar de landelijke gebieden, de blanke dominantie en de verscheuring van de famlliebanden droegen allemaal bij tot het feit dat de zwarte bevolking buiten de reservaten verre van homogeen was en redelijk gemakkelijk door de blanke minderheid kon worden bestuurd, gestuurd en verstuurd. Protesteren hielp niet: de plaatselijke besturen waren machteloos, een vertegenwoordiging of kiesrecht voor zwarte stadsbewoners bestond er niet. Men leek in de stedelijke gebieden in de Transvaal afhankelijk van blank bestuur en industrie.

Het Uniale tijdperk (1910 - 1961)

Na de aanname van de "South Africa Act" van 1910 werd het land:volgens de koloniale traditie verdeeld in vier door blanken gecontroleerde provincies: de Kaap, Natal, de OVS en Transvaal. Elke provincie kreeg een gekozen provinciale raad en uitvoerend comite, geleid door een benoemde Administrator. Dit systeem bleef ruwweg in stand tot 1986, toen een nieuwe wet op provinciale overheden (ingevolge de grondwet van 1983) de gekozen blanke controle inruilde voor een door de staatspresident benoemd comite, bestaande uit vertegenwoordigers - al dui niet zogenaamd 'representatief - van de vier 'groepen' in het land.' De verhouding tussen plaatselijke, provinciale en nationale overheden tussen 1910 en 1983 kwam er ruwweg op neer dat geen enkel bestuur een besluit kon nemen en daarop uitvoeren zonder dat daar toestemming van een hogere autoriteit voor was. Voor de lokale overheden betekende dit specifiek dat zij volledig afhankelijk waren van de provinciale regering. De provincies sprongen bijzonder strikt met de plaatselijke overheden om en schreven hen voortdurend zeer uitdrukkelijk voor wat men wel en niet mocht, om er maar voor te zorgen dat deze lokale besturen het nationale beleid naar behoren zouden eerbiedigen. 62 De provincies kregen elk afzonderlijk de verantwoordelijkheid voor de vorming van

60 Vail, L., "Ethnicity", p.8. Zie ook Malan, R., 'My traitor's heart", p.236. 61 Venter, L., "Government", pp.99-101. 62 Thornhill, C., "Regerings- en administratiewe reelings vir 'n stedelike gemeenskap", in: Jaarsveld, F.A., Van (red), "Verstedeliking in Suid-Afrika", p.96. 50 lagere overheden, zodat overal verschillende systemen van lokaal bestuur ontstonden. 63 In de Transvaal resulteerde dit in een weliswaar kleurrijke maar nogal verwarrende schakering van dorpsraden, plaatselijke comites, stadsraden, overkoepelende stadsraden, gemeenschapsraden, gezondheidscomites en een "Raad vir die ontwikkeling van Buitestedelike Gebiede" (hoewel dit laatste orgaan pas na de Tweede Wereldoorlog in functie trad met jurisdictie voor de blanke gebieden buiten de steden). 64 Dit waren allemaal creaties van de provinciale regering en ontbeerden een verklaring van hun rechten of een vermelding in de grondwet van het land of de provincie." Een kenmerkend element van de (grond-) wettelijke bedeling betreffende de bestuurlijke ontwikkeling in deze periode was het gegeven, dat deze municipale overheden nooit eigen bevoegdheden hadden met betrekking tot politietaken, welzijn of onderwijs. 66

Onvermijdelijk dringt zich de vraag naar het waarom op. Het antwoord ligt besloten in de poging tot verzoening tussen de Britten en de Afrikaners tijdens de onderhandelingen over een nieuwe grondwet. De overwinnaars van de oorlog voelden dat, wilden zij het land enigzins leefbaar houden, zij zoveel Mogelijk van de status quo moesten handhaven. 67 Vandaar dat elke provincie zelf mocht bekokstoven hoe de gezagsstructuur in te richten. De erfenis van deze situatie is nog steeds voelbaar, ondanks de pogingen van verschillende regeringen om het plaatselijke bestuur enigzins te rationaliseren.

Tot aan de Tweede Wereldoorlog ging het bergafwaarts met de plaatselijke overheden in de Transvaal. Het gebrek aan bescherming tegen inmenging van bovenaf zorgde voor het zachtjes wegkwijnen van de besturen." Een factor, die deze ontwikkeling in de hand werkte, was de gewoonte dat er pas vanuit hogerhand actie werd ondernomen tegen een in- efficiente lokale overheid, als de desbetreffende gemeente al eigenlijk niet meer te redden viel. Daamaast kwam de trek naar de steden van zwarte en blanke arbeiders in de periode voor de jaren vijftig pas echt goed op gang, hetgeen ervoor zorgde dat de nog zeer jonge dorpen (en overheden) in korte tijd

63 Voor een samenvattend, helder overzicht van deze ontwikkelingen zie met name het hierna ook veel gebruikte Cameron, R., "Institutional parameters", pp.50-1. 64 Cloete, J.J.N., "Plaasiike owerheidsinstellings", p.232 en p.244. 65 Roux, B., "The central administration, provincial and local authority and the judiciary", in: Worrall, D. (red), "South Africa: government and politics", pp.116-26. 66 Vosloo, W.B., "Local government", p.26. 67 Ibidem, p.25. 68 Cameron, R, "Institutional parameters", p.50. 51 uitdijdden tot grote steden met voortdurend verschuivende stadsgrenzen en bestuursverantwoordelijkheden. 69

De interesse van de blanke bevolking voor plaatselijke verkiezingen was bijzonder laag en leefde pas iets op toen de verkiezingen meer en meer op partij-politieke basis plaatsvonden." Een opkomstpercentage hoger dan dertig procent werd in een stad als Johannesburg echter nooit gehaald. Een eenmalige uitzondering hierop was het opkomstpercentage van de eerste verkiezingen voor de Dorpsraad van Johannesburg in 1911: 58 procent. 71 Niet alleen is dit nauwelijks een 'opleving' te noemen, de vermenging van verre nationale zaken met de lokale problematiek onder invloed van de opkomst van landelijke politieke partijen zorgde voor een verdere erosie van geloofwaardigheid en representativiteit."

Het is aardig hierbij op te merken, dat de verschillende overzichtsliteratuur met betrekking tot de ontwikkelingen op plaatselijk vlak niet of nauwelijks verwijst naar de zogenaamde 'representativiteit' van de zwarte gemeenschap - die er natuurlijk in het geheel niet was." Door het gebrek van enige zeggenschap of functionerend bestuur over de zwarte woongebieden - of liever: getto's - binnen en buiten de ste" verslechterde de woon- en leefsituatie van de arbeiders en Iv ir families snel. In een regeringsrapport werd de situatie in deze zogenaamde 'Iokaties' rond Pretoria in 1910 als volgt beschreven:

abseeeo ofaoyacegoaresyseio a tcimpsganofi atnlto. hc4, drr ed into a:elep

Hoe de zwarte inwoners daar zelf over dachten, is natuurlijk moeilijk te zeggen. Maar wellicht volstaan hier de volgende meningen van waarnemers over de situatie in en rond de steden gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw (zie hierna).

69 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.44-5. 70 Terzijde moet hier vermeld worden dat er in de Transvaal en Oranje Vrijstaat (OVS) geen kiesrecht voor de "nie- blankes" gereserveerd was, in tegenstelling tot de Kaar Natal tot 1968. Rensburg, C.C. Van, `Johannesburg", p.285. 72 Vosloo, W.B., "Local government", p.27. 73 Zie de bibliografie voor hiervoor eveneens gegeven titers als Craythorne, Cloete, Vosloo, De Crespigny en Schrire (zie voetnoot 15). 74 Dit citaat uit een regeringsrapport komt uit Mostert, J.P.C., "Die politieke, maatskaplike en ekonomiese implikasies van swart verstedeliking in Suid-Afi-ika", p.30. 52 Deze blik door de ogen van een prominente (Afrikaner) historicus vertelt de lezer echter niets; er kan zelfs beargumenteerd worden, dat vandaag de dag vele inwoners van grote steden over de gehele wereld zoals bijvoorbeeld Amsterdam of Chicago de sfeer ook zo ervaren. Een andere blik, dit keer van een 'zwarte' academicus:

ejuth A fri can urban industrial areaS, art tyre supreme.expresston.o mar0clotn of man', monstrous

Ook dit is een opmerking die met de nodige reserve benaderd moet worden. Deze overdreven dramatisering van de situatie doet denken aan de opmerking van schrijver Mbubelo Mzamane (zoals geciteerd in hoofdstuk II) met betrekking tot het wereldbeeld van de wetenschapper, wat maar al te vaak als een raster over het leven van de mens wordt gelegd zonder ruimte te laten voor alternatieve interpretatie of flexibiliteit.

Een laatste citaat komt dan ook niet uit de koker van een belezen historicus verblind door het gewicht van diens bronnenlijst, maar van Casey Motsisi (1934-1977), inwoner van - een lokatie binnen Johannesburg tussen 1905 en 1955 waarover later meer-, journalist van het literaire tijdschrift Drum (opgericht in 1951) en later columnist in onder meer The Star. Uit de opening van het verhaal "Mita", over een zwanger meisje wiens vriend wordt neergestoken door de zogenaamde "tsotsis" (veelal jeugdige bendeleden) in Sophiatown, komt een fragment wat de gesuggereerde `onmenselijke' situatie in de lokaties ondanks alles terdege nuanceert en zelfs van een soort romantisch vernis voorziet (zie hierna).

75 Jaarsveld, F.A. Van, "Die evolusie van apartheid", p.41. 76 Magubane, B.M., "The political economy of the city", in: "The political economy ofrace and class in Southern Africa", p.162. 53 Hoewel Motsisi bekend stond als een kritisch beschrijver van het in zijn ogen afschuwelijk gewelddadige leven in de lokaties, komt uit dit fragment een ander, genuanceerd beeld naar voren van het zwarte stedelijke leven. 78 Zoals gewoonlijk is dit samen te vatten als 'het leven gaat door'. In elke situatie, hoe miserabel ook, slagen mensen er wel in om iets van het leven te maken." Men verzette zich toch wel tegen deze omstandigheden, maar was door verschillende genoemde factoren niet bij machte werkelijk een vuist te maken.

Aan de ene kant hadden de zwarte arbeiders in de Transvaal nauwelijks een andere keuze dan te conformeren. Zij waren tenslotte afhankelijk van de blanke werkgevers, met name in de mijnbouw - maar ook in de andere zich snel ontwikkelende industrieen. Aangezien deze mannen niet alleen zichzelf, maar veelal ook hun gezinnen en families moesten bedruipen met hun karige loon was de motivatie om te protesteren nu nice bepaald in overstelpende mate aanwezig. 8° De trek naar de stag was vaak het enige alternatief voor zwaar en onderbetaald werk in de sinds de grondwetten van 1913 en 1936 door blanke boeren gedomineerde plattelandsgebieden of, erger nog, verhongering in de door deze wetten geschapen 'reservaten'. 81 Daarnaast veronderstelt politiek protest - zeker bij de organisatie ervan - een graad van scholing en ontwikkeling. Het is echter duidelijk dat een dergelijk recht niet gereserveerd was voor de overgrote meerderheid van de zwarte bevolking."

77 Motsisi, C., "Mita", in: Mzamane, M.V. (red), "Hungry flames and other black South African short stories", p.54. 78 Ibidem, pp.55-6. 79 Getuige ook de indruk van de schrijver dezes door verschillende bezoeken aan townships in Gauteng zoals Soweto, Laudium en Mamelodi, alsmede door gesprekken met bewoners aldaar. 80 Freund, B., "Contemporary Africa", p.121. 81 Worden, N., "Modern South Africa", pp.59-60. Uit de b-3nnen blijkt echter dat dit echter niet wilde zeggen, dat alle blanke Transvalers deze maatregelen tegen de ZWar..2 bevolking zomaar steunden. Gaandeweg onstond er een kleine groep van 'bekeerlingen' tot de geldeconomie en het kapitalisme. Zij hadden weliswaar een zekere proteststem, maar waren in feite voor hun welzijn en succes ook afhankelijk van het blanke economische systeem, dus werden geen risico's genomen. 82 Zie ook Jaarsveld, J.A. Van, "Inleiding", pp.412-3. 54 Nu wil dit alles zeker niet zeggen, dat de zwarte arbeiders aan de Rand zich in het geheel niet roerden; integendeel, er was zeker sprake van verzet en protest onder invloed van bijvoorbeeld Ghandhi - werkzaam in Zuid-Afrika van 1893 tot 1924 - en de oprichting van het ANC in 1912. Maar dit was in feite nauwelijks meer dan arbeidsonrust; er was geen sprake van werkelijke politieke me5ilisatie tegen bijvoorbeeld het uitblijven van stemrecht of het toekennen van subsidies door plaatselijke overheden." Men keerde zich hooguit tegen de lage lonen, het verplicht dragen van pasjes of de onmenselijke omstandigheden in de keten rondom de mijnen. 84 Een ander aspect van het protest was dat dit zich uitsluitend richtte op de steden." De link tussen de verstedelijkte partijpolitici en de plattelandsproblematiek kwam nauwelijks tot stand. Samenvattend: er was wel protest tegen achteruitgang in materiele zin, maar nauwelijks georganiseerd verzet tegen achteruitgang in politieke zin." Een aardig voorbeeld hiervan is de missie onder leiding van generaal Hertzog naar de onderhandelaars in Versailles in 1919 om onafhankelijkheid te vragen voor de Transvaal en OVS. Dit was nodig om de politiek van beide provincies, die gericht was tegen participatie van "nie-blankes" en ook sterk anti-Brits van toon was, te rechtvaardigen. 87 Tegelijkertijd was er ook een missie van het kersverse ANC in Frankrijk aanwezig om een herziening van het beleid jegens de zwarfe'.bevollcing van de Unie te bepleiten. 88 Beide missies hadden echter geen succes.

Tussen 1910 en 1948 maakte de regering ernst met de raciale segregatie-wetgeving binnen de steden, mijnen, industrie en platteland. Toch moet de regulerende rol van de staat niet buiten proporties worden opgeblazen: de meeste maatregelen waren niet uniform geldig voor heel Zuid- Afrika of zelfs maar voor een hele provincie en vaak werden deze wetten nogal halfslachtig of met een enorme vertraging doorgevoerd door de provinciale en later lokale overheden. 89 Een goed voorbeeld hiervan is de cruciale "Naturellen Grond Wet" van 1913. Op papier regelde deze wet de verdeling van plattelandsgrond tussen blank en zwart: de zwarte bevolking (tachtig procent van het totaal), kreeg 7.3 procent van het Zuid-Afrikaanse landbouwareaal toegewezen. In 1936 werd dit percentage uitgebreid tot 13 procent. In de praktijk werd deze maatregel echter op grote schaal

83 Worden, N., "Modern South Africa", p.57. 84 Proctor, A., "Class struggle, segregation and the city: a history of Sophiatown, 1905-1940", in: Bozzoli, B. (red), "Labour, townships and protest", p.54. 85 Marks, S., Trapido, S., "Politics", pp.41-2. 86 Freund, B., "Contemporary Africa", p.161. 87 De Crespigny, A, Schrire, R, "Government", p.2. 88 Jaarsveld, F.A. Van, "Inleiding", p.421. 89 Worden, N., "Modern South Africa", p'.76. 55 ontdoken." Dit gold ook voor de raciale scheidingswetten van 1911 en 1926 op de werkvloer - eerst in de mijnen, later in de ontluikende industrie- die "nie-blankes" effectief moesten uitsluiten van het bedreigen van de banen van blanken. In de praktijk werkten deze plannen niet zoals ze bedoeld waren; meer en meer zwarten stroomden door naar hogere regionen op de arbeidsmarkt.' Dit wilde natuurlijk niet zeggen dat zij ook in de hoogste posities terecht kwamen, maar de letter van de wet werd niet of nauwelijks nageleefd; dat was praktisch gezien onmogelijk gezien de grote getallen arbeiders en de at genoemde afhankelijkheid van de economie van deze mensen. Toch was er tijdens de Depressie van met name de jaren dertig sprake van een groot banenverlies onder zwarten ten gunste van ongeschoolde blanke werkzoekenden, ofwel "armblcmkes. "92 Hierbij kan betoogd worden, dat dit eerder te maken had met een Touter economische overweging ingegeven door een 'eigen yolk eerst'-denkwijze, dan het netjes uitvoeren van de wet.' Dit maakt de zaak er niet beter op, maar het geeft eens te meer de betrekkelijkheid aan van de rol van de staat. Toch maken politici ook nu -zelfs nu- nog de onvergeeflijke fout om te denken dat hun wetten de problemen van een land kunnen oplossen. 94

Op het gebied van plaatselijke besturen waren twee van dergelijke onrealistische wetten van uitzonderlijk belang: de "Swc - • (S`rfr'sy6biede) Wet" van 1923 (geamendeerd en aangevuld in 1945) en de "Wet op Araturelle-Administracie" van 1927. Voor de bureaucratische structuur van lokale overheden in de Transvaal was provinciale "Ordonnansie op Plaaslike Bestuur" van 1939 van cruciaal belang. Deze laatste maatregel behelsde de administratieve vastlegging van alle functies, administratieve regelingen en bevoegdheden van plaatselijke besturen in de Transvaal en vormde de consolidatie van vijf eerdere verordeningen. Het belangrijkste kenmerk hiervan was de uiterst smalle financiele basis van de plaatselijke overheden - men kon alleen belasting over eigendom heffen en was verder afhankelijk van leningen en subsidies van de provinciale en centrale overheid - en dit terwijl deze besturen wel zelf op moesten draaien voor alle kosten van eventuele werkzaamheden zoals de aanleg van parken, huizenbouw, vuilnisdiensten et cetera. Verkiezingen werden elke vijf jaar gehouden (in tegenstelling tot de andere provincies, waar een ambtstermijn

90 Verschuuren, S., "Zuid-Afrika", p.61. 91 Jaarsveld, F.A. Van, "Inleiding", p.413. 92 Koch, E., "'Without visible means of subsistence': slumyard culture in Johannesburg, 1918-1940", in: Bozzoli, B. (red), "Town and countryside in the Transvaal", p.15 7. 93 Worden, N., "Modern South Africa", p.76. 94 Deze notie Imam onder meer uitdrukkelijk naar voren in een interview met (nu voormalige) minister Roelf Meyer (NP) , 24 april 1995 te Johannesburg, en komt in een later stadium in het kader van de recente onderhandelingen over het toekomstige lokale bestuur uitgewerkt terug. 56 van drie of zelfs twee jaar geldde). 95 De bevoegdheden van plaatselijke besturen kwamen ruwweg op twee zaken neer; aan de ene kant was men verantwoordelijk voor een goede gezondheidszorg, aan de andere kant werkte men als 'agent' voor de centrale overheid met betrekking tot "Swc-tsake."96 Belangrijke omissies in deze regeling waren de gebrekkige afbakening van stadsgrenzen en het uitblijven van een controle-2 Iparaat op slecht functionerende lokale autoriteiten. 97

Ook al werd de verschillende legislatie op grote schaal ontdoken, het effect van met name de herverdeling van de landbouwgronden was, dat er een indrukwekkende stroom van zwarte werkzoekenden in de richting van de steden op gang kwam; dit keer echter in het gezelschap van het hele gezin en familie. 98 Hoewel hier al in de negentiende eeuw mondjesmaat sprake van was, kwam de urbanisatie-golf pas na de jaren twintig echt goed op gang." Met name vanaf het begin van de jaren dertig zijn de anecdotes van treinen vol met mannen, vrouwen en kinderen, die met hun hele hebben en houden in de richting van de Witwatersrand trokken legio.'" Om een indruk van de percentages van verstedelijking to krijgen voor elke 'raciale groep' (volgens de terminologie van de Groepsgebieden Wet van 1950) in Zuid-Afrika, kan een blik worden geworpen op de volgende tabel: 101

Jaar Blanken Kleurlingen Aziaten Bantus Totaal 1911 53.0 50.4 52.8 13.0 25.9% 1921 59.7 52.4 60.4 14.0 28.2% 1936 68.2 58.0 69.5 19.0 33.6% 1946 75.6 62.5 72.8 24.3 39.3% 1951 79.1 66.2 77.6 27.9 43.4% 1960 83.6 68.3 83.2 31.8 46.7% 1970 87.0 74.0 87.0 34.0 52.0%

95 Overzicht met name uit interview met prof.C.Thornhill. 96 Cloete, J.J.N., "Plaaslike owerheidsinstellings", pp.231-42. 97 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.44-5. 98 Koch, E., "Slumyard culture", p.152. 99 Mostert, J.P.C., "Swart verstedeliking", p.23. 100 Lodge, T., "The destruction of Sophiatown", in: Bozzoli, B. (red), "Town and countryside", p.340. 101 Tabel uit: Jaarsveld, F.A. van, "Inleiding", p.383. 57 Alhoewel het probleem van statistieken en kwantitatieve geschiedschrijving in het algemeen de nogal plooibare interpretatie van cijfers is (laat staan de betrouwbaarheid van voornoemd cijfermateriaa1), laat het zich aanzien dat er voor alle bevolkingsgroepen een aanzienlijk urbanisatie- proces plaatsvond. Dit zorgde voor een geweldige druk op de steden en de explosieve groei van vlak voor de eeuwwisseling uit de grond geschoten "slums." Met angst en beven zagen de blanke arbeiders en middenstand deze potentiele concurrentie tegemoet. De enige manier, om hun portemonnaie van deze aanslag te redden, was in hun ogen messcherpe segregatie. De provincie Transvaal beschikte al in 1903 over een speciale verordening voor de creatie van gescheiden zwarte woonbuurten, maar op nationaal niveau bestond er nog geen speciale wetgeving en was er sprake van een "laat maar loop"-beleid.'" Met de toenemende overbevollcing in de steden en de angst voor zwarte concurrentie op de arbeidsmarkt won de opvatting, dat de zwarte bevollcing slechts bestaansrecht in de steden had als zij in een blanke behoefte voorzagen, allengs terrein. 103 De regering besloot tot actie, met name daartoe uitgedaagd door de stijgende problematiek op politiek beleidsgebied:

De regering-Smuts nam in 1923 deze handschoen op met de invoering van de "Swartes (Stadsgebiede) Wet." Deze wet was echter geen schoolvoorbeeld van adequate politieke besluitvorming; de formulering van de wet kwam tot stond zonder dat de verschillende (blanke) lokale overheden tot overeenstemming over de inhoud konden komen - men lag voortdurend met elkaar en de centrale overheid overhoop.' Voortaan kregen de plaatselijke overheden de bevoegheid om bepaalde leden van de zwarte gemeenschap - in de wet nogal vaag geformuleerd in de trant van lanterfanters en criminele elementen - naar de lokaties buiten de steden te verplaatsen, nits daar alternatieve woonruimte beschikbaar was. Een andere voor het plaatselijk bestuur saillante regeling was de verplichte instelling van een apart departement voor de zwarte

1°2 Mostert, J.P.C., "Swart verstedeliking", pp.23-4. 1°3 Proctor, A., "Sophiatown", p.56. 1°4 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.28. 1°5 Davenport, T.RH., "Apartheid city", pp.2-7. 58 gemeenschap, ofwel "Non-Europeans.' In de zwarte woongebieden werd in de wet voorzien voor de oprichting van adviesraden.' Voortaan moest het blanke stadsbestuur deze raden raadplegen in haar beslissingen" De zwarte bevolking moest echter niets van deze raden ofwel "puppet councils" hebben, daar deze organen door de blanke stadsraad werden samengesteld uit naar voren geschoven ja-knikkers die de autoriteit van de bestaande leiders - "squatter chiefs", enkele zogenaamde 'traditionele' leiders ofwel "kapteinslmise", bendeleiders, leden van het ANC en de South Party (SACP) - moesten vervangen. Verkiezingen voor dergelijke adviesraden waren een blamage door grootschalige boycots en het feit dat de uiteindelijke raad goedgekeurd moest worden door de centrale overheid.' Was er toevallig geen zwarte kandidaat voorradig, werd gewoon een blanke voorzitter naar voren geschoven; meestal een ambtenaar van het departement voor "Non-European Affairs" of een lid van de stadsraad.' Dat de bevoegdheden van deze raden beperkt waren tot het louter adviseren van de blanke stadsraad, behoeft geen commentaar. Uiteindelijk verdwenen deze organen - geleidelijk - vanaf 1968. 11 '

Zoals gewoonlijk kwam van de uitvoering van de verschillende onderdelen van de wet niet veel terecht; de stedelijke gebieden raakten voller en voller.' De municipale raden hadden geen geld om vervangende woonruimte te betalen, een degelijke organisatie voor overleg met bijvoorbeeld zwarte leiders ontbrak, blanke bouwmaatschappijen weigerden zwarte arbeiders te gebruiken voor de bouw van redelijke behuizing in de lokaties en dreven met het inhuren van dure blanke bouwvakkers de prijzen huizenhoog op. Te hoog voor het toch al krappe budget van de plaatselijke besturen.'" Deze besturen hadden geen macht om bijvoorbeeld de industrie te belasten om zo extra fondsen te verkrijgen voor de bouw van woningen. Verzoeken om extra belastingmogelijkheden of leningen aan de centrale overheid werden consequent afgewezen, daar de regering de economische belangen van de industrie -die natuurlijk moord en brand riep bij elk gerucht over eventuele

106 Deze benaming duidt op het ook nu nog heersende besef onder een groot deel van de blanke bevolking van Zuid-Afrika, dat men nog steeds europees is. De discussie rondom het al dan niet 'Euro-centrische' of `Afrika'- schoolbeleid van de regering in 1996 verwijst hier ook naar. 107 Green, L.P., "Local government", p.42 en zie voor een gedetailleerde behandeling van deze wet Henning, J.J., "Die Naturellen (Stadsgebiede) Wet no.21 van 1923. 'n Onderzoek na die noodsaaklikheid, ontstaan en strekking van die Wet", pp.35-42. 108 Cloete, J.J.N., "Plaaslike owerheidsinstellings", p.233. 109 Stadler, A.W., "Birds in the cornfields: squatter movements in Johannesburg 1944-1947", in: Bozzoli, B., "Labour, township and protest", p.42. 11° Galloway, J.A., "Die Kathlehong swart adviesraad, 1950-1970", p.10. 111 Davenport, T.RH., "Apartheid city", pp.7-8. 112 Mosier( J.P.C., "Swart verstedeliking", pp.53-4. 113 Koch, E., "Slumyard culture", p.153. 59 belastingen- boven die van de toestromende zwarte bevolking stelde.'" Daarnaast was er sprake van justitiele acties van zwarte leiders - zogenaamde "slum lords" - tegen de gedwongen verhuizingen. Zij gebruikten het argument, dat er buiten de steden geen alternatieve woonruimte aanwezig was. Volgens de letter van :le wet was de stadsraad verplicht eerst in deze behoefte te voorzien. Deze acties hadden succes; er was tenslotte geen geld voor afdoende woningbouw en als er al huizen werden gebouwd, hadden de eveneens urbaniserende blanken voorrang.'" Tot slot het belangrijkste argument voor het falen van de letter van de wet: de verschillende lokale overheden waren - mede gezien de hiervoor genoemde redenen - onzettend traag met het implementeren van de wet. Deze mislukking werd door de centrale overheid pas bijgesteld in 1945. Dit had ook al niet het gewenste resultaat, daar de wetgeving de lokale overheden per provincie in feite tot niets verplichtten en de communicatie tussen de verschillende regeringsniveau's bar slecht verliep. 16 In arre moede werd in 1961 wederom een nieuwe wet op dit gebied aangenomen, zijnde de "Wet op Swart Stedelike Rade." Van enige werkelijke overdracht van functies en een zekere autoriteit naar de bedoelde besturen in de zwarte woongebieden kwam echter nog steeds nauwelijks iets terecht, vooral door de onwil van de blanke provinciale en lokale overheden en het gegeven, dat de wet de zwarte raden zonder uitzonderingen altijd ondergeschiukt maakte aan.de blanke stadsraad. 11 '.

In een poging om aan het probleem van de uit hun barsten voegende zwarte woon- of liever krottenwijken het hoofd te bieden dokterde de centrale overheid een wet uit, die in 1934 werd aangenomen door het parlement. De oorpsronkelijke bedoeling was de zwarte "shim "-bewoners zo snel mogelijk te verwijderen en de kostbare grond te gebruiken voor sociale woningbouw voor arme blanken." 8 Met deze wet in handen hadden de stadsraden eindelijk een controlemiddel over de bewoners van de krottenwijken in handen, zo leek het.' Wederom geldt hier echter de opmerking dat de gestage toestroom van werkzoekenden, het geldgebrek van de plaatselijke overheden en de weigering om hieraan mee te werken van de zwarte bevolking de effectieve uitvoering van deze wet bemoeilijkten.

114 Stadler, A.W., "Squatter movements", pp.24-5. 115 Parnell, S., "Racial segregation in Johannesburg: The Slums Act, 1934-1939", in: The South African Geographical Society 70/2, p.114. 116 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.29. 117 Ibidem, pp.29-30. 118 De term `sociale woningbouw' wordt op dit moment door de Nederlandse regering gebruikt voor het scheppen van goedkope woonruimte voor met name werklozen, asielzoekers en migranten en wordt hier dus in zekere zin enigzins anachronistisch gebruikt, maar blijft relevant in dit verband. 119 Parnell, S., "Segregation", pp.115-6 en p.124. 60 Tussen 1943 en 1947 was er voor het eerst sprake van politieke activiteit vanuit de zwarte gemeenschap met de eis om stemrecht en eigen vertegenwoordigers in de stadsraad. Dit werd in 1947 met de grootst mogelijke stelligheid afgewezen.' Toen de wet van 1923 in het parlement werd behandeld, werd zelfs door de toenmalige oppositie betoogd dat deze maatregel veel te ver ging; het scheppen van adviesraden zou de zwarte bevolking slechts aanmoedigen om politieke aspiraties te koesteren. Zwarte leiders reageerden vooral teleurgesteld door het uitblijven van de verwachte afschaffing van de pasjeswetten - een oude belofte van eerste minister Smuts.' In feite werd domweg van de plaatselijke overheden verwacht, dat zij de wetten van de centrale regering

zonder mokken zouden implementeren.' 22

De drie uitgangspunten van de centrale overheid tijdens de Uniale periode (en nog enige tijd daarna) ten opzichte van de zwarte bevolking en lokaal (zelf-) bestuur kwamen neer op ten eerste de opvatting, dat de zwarte medemens slechts tijdelijk in de steden aanwezig was. Ten tweede werden de rechten van dit deel van de Zuid-Afrikaanse bevolking ten alien tijde als ondergeschikt aan die van de blanken beschouwd en ten derde zag de centrale overheid zichzelf als absoluut enige beleidsmaker in deze.' 23 Dit alles duidt op de blijvende en allesoverheersende centralisatie van de macht in het land.'

120 Mostert, J.P.C., "Swart verstedeliking", p.257. 121 Galloway, J.A., ''Swart adviesraad", p.14. 122 Dit punt is hiervoor ook al gemaakt en wordt wat deze ontwikkelingen betreft specifiek behandeld in ibidem, p.9 en Henning, J.J., "Ondersoek", pp.35-42. 123 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.28. 124 Deze trend is voor de rest van de eeuw overheersend en werd hiervoor ook al enige malen aangehaald. Vanaf de eerste vorm van vertegenwoordiging voor de zwarte gemeenschap was er al sprake van een verregaande manipulatie door de plaatselijke en centrale overheden, gericht op het onder controle brengen van de grieven van deze bevolkingsgroep. Hierdoor was er nooit sprake van enige legitimiteit of representativiteit van dergelijke bestuurslichamen, resulterend in een absoluut wantrouwen van de lokatie- ofwel townshipbevolking jegens ace vorm van lokaal bestuur. Daarnaast bestond er een verregaande beperking van de inspraak en bevoegdheden van dergelijke instanties. Deze twee ontwikkelingen hebben de wortels diep in de centraliserende neiging van de Zuid-Afrikaanse regeringen van de twintigste eeuw. Aan de ene kant gaat het hier om een touter pragmatisch argument, al naar voren gekomen in de discussie rond de Unie-wording van Zuid-Afrika. De allesoverheersende behoefte om een voor allen ('allen' als in Boer en Brit) acceptabele samenlevingsvorm te vinden legde de basis voor de eenheidsdrift, de behoefte om ervoor te zorgen dat eenieder zich kon spiegelen in de centrale regering. Natuurlijk, de regionale belangen werden tot op zekere hoogte geaccomodeerd, maar het uiteindelijke fiat voor nagenoeg elk beleid kwam uit de koker van de centrale overheid. Aan de andere kant is een meer historisch-psychologische verldaring te vinden in de geschiedenis van de Afrikaner bevolking, met name de "Groot Trek" In deze optiek was de landelijke verkiezingsoverwinning van de Afrikaner nationalisten in 1948 de voltooiing van een proces, wat in de jaren dertig van de negentiende eeuw in gang was gezet met de vestiging van de Boerenrepublieken. Eindelijk had het "Volk" de macht over het land in handen, na alle tegenslagen, rampen en oorlogen in het verleden. In dit licht gezien was een verregaande consolidatie van deze macht in de handen van een kleine groep niet verwonderlijk. Deze obsessie met macht en de idee dat een historisch proces was voltooid bereikte zijn hoogtepunt met de republiekwording op 31 mei 1961, "die regte oomblik (..) om die volksstem formeel te vra om 'n geldige leiding te gee", citaat uit Rhoodie, D.O., "Suid-Afilka: van 61 In een poging de arbeiders in de hen toegewezen stukken land (de zogenaamde Bantustans) te houden werd het traditionele gezag nieuw leven ingeblazen met de "Wet op Naturelle- Administrasie" van 1927. De centrale overheid regelde de aanwijzing van hoofdmannen in de bestuursmachinerie van de Bantustans, met de bedoeling wegkwijnende tribale autoriteiten leven in te blazen.' 25 Maar wat de regenng hopeloos over het hoofd zag, was de abominabele staat waarin de Bantustans verkeerden. Het was voor de zwarte boeren onmogelijk on hun traditionele stijl van landbouw te handhaven. 126 In plaats van de problematiek in de steden en het platteland werkelijk aan te pakken, werd volstaan met enkele theoretisch goed klinkende maar praktisch nagenoeg onuitvoerbare wetten en de effectieve uitsluiting van zwarten van kiesrecht.'" De ineenstorting van de Bantustans ging gepaard met de groei van het banenpotentieel in en rond Johannesburg, zodat de massale trek naar de stad van ditmaal arbeiders en hele families niet te stoppen was. Was de trek naar de mijnen nog te anticiperen, de massale stormloop op de steden en de secundaire industrieen was onvoorzien. 128

De rol van de lokale overheid in deze situatie is duidelijk; aan de ene kant beseften juist zij dat de toestroom van mensen uit de Bantustans onomkeerbaar was, aan de andere kant was men aan handen en voeten gebonden door de centrale overheid, welke onwillig of zelfs te apathisch was om werkelijk in te grijpen. 129 De voornaamste reden voor deze apathie lijkt wel de belangenstrijd op regeringsniveau tussen de mijneigenaars (het grote geld), de blanke boeren (de achterban) en de opkomende secundaire industrie (op zoek naar grond binnen de steden).'" Men kon eigenlijk niet

koloniale onderhorigheid tot soevereine onafhankelilcheid", p.288. De leiding van het land was pas geldig als men verlost was van de banden met Engeland. Dit idee werd beklonken no een volksstemming, waarbij slechts ternauwernood voor republiekwording werd gestemd, ibidem p.293. Samenvattend overheerste het besef dat "Only through control over government could they take hold of what was rightfully theirs", citaat uit Marks, S., Trapido, S., "South Africa since 1976: an historical perspective", in: Johnson, S. (red), "South Africa: no turning back", p.6, waarbij met "they" de Afrikaner bevolking bedoeld werd. Niet alleen was dit een historisch, maar ook een religieus besef. De Afrikaner was ervan overtuigd dat men een Godgegeven opdracht vervulde, dat de Afrikaner een uitverkoren yolk was, waarvoor zie de opmerkingen en literatuurverwijzingen (Dreyer, Engelbrecht) in voetnoot 7 van hoofdstuk I. De discussie rondom de wetgeving met betrekking tot de problematiek rondom de massale toestroom van mensen uit de thuislanden naar de steden, het zogenaamde Naturelle-vraagstuk, geeft nogmaals aan hoezeer centralistische maatregelen goed klinken maar nooit precies zoals bedoeld werken en veelal geheel los staan van de werkelijkheid. 125 Sparks, A., "The mind of South Africa'', p.390. 126 Voor een overzicht van deze en andere cruciale ontwikkelingen - met name op het gebied van de landbouw en de grondverdeling - wordt verwezen naar de titel Bundy , C., "Rise and fall of the South African peasantry." 127 Jaarsveld, F.A. Van, "Inleiding", pp.417-8. 128 Galloway, IA., "Swart adviesraad", p.7. 129 Stadler, A.W., "Squatter movements", p.29. 30 marks, S., Trapido, S., "South Africa", p.4. 62 iets doen voor de een zonder de ander voor het hoofd te stoten; een soepele instromingsregeling was gunstig voor de mijnen, maar beroofde de hoeren van arbeidskrachten. Een soepel beleid ten opzichte van de lokaties binnen de stadsgrenzen was ook gunstig voor de mijnen, maar strookte niet met de belangen van de secundaire industrie. Vandaar dat het beleid zo nu en dan nogal zwalkend en halfslachtig overkomt in de literatuur; wet allerlei wetgeving, maar geen voldoende voorwaarden voor effectieve implementatie. Daarnaast ligt een mogelijke verklaring in het klaarblijkelijke dualisme van de Zuid-Afrikaanse situatie; aan de ene kant wilde de regering de zwarte bevolking het liefst in de reservaten houden en slechts een aantal mannen zo nu en dan naar de mijnen laten komen. Aan de andere kant was het om touter economische redenen het beste om de arbeiders binnen de steden toe te laten.' 31 De regering koos voor de economie en schoof de door de plaatselijke overheden zo gewenste wetgeving voor zich uit tot men de problemen niet meer kon ontlopen.

Aangezien de stadsraden in de Witwatersrand nauwelijks een financiele basis hadden om bijvoorbeeld genoeg huizen te bouwen of de hierboven genoemde wetten goed uit te voeren, liep de situatie volledig uit de hand; een gevolg van het feit dat de municipale besturen verantwoording dienden of te leggen aan twee groepen; een plaatselijke blanke kiezersbasis en een afhankelijkheidsbasis van de centrale overheid. 13'- Het meest in het oog springende gevolg hiervan was de tendens van deze overheden om de activiteiten tot een routinematig minimum te beperken. Er werd wet wat gedaan aan parkbeheer, vuilnisophaaldiensten en de voorziening van water en electriciteit, maar verder kon en wilde men eigenlijk niet veel meer doen.'" Zo werd het regulerende aspect van plaatselijke besturen volledig opgeofferd aan de administratieve taken, welke ontwikkeling de basis was voor de verregaande bureaucratisering die effectief ingrijpen onmogelijk maakte. Een wezenlijk probleem bij de beoordeling van de rol van de overheid in het adresseren van de wensen der stadsbewoners (zowel blank als zwart), was het feit dat men het beleid niet kon baseren op mooie, stabiele bevolkings- en met name immigratiecijfers. De groei van de trek naar de stad was zo explosief, dat elk beleid verouderd leek of zonder enige voeling met de werkelijkheid was.'"

131 Magubane, B.M., "Political economy", p.144. 132 Rensburg, C.C. Van, Vohannesburg", p.285. 133 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.90-1. 134 Dit punt betreffende de onbetrouwbaarheid casu quo onbruikbaarheid van cijfers als invloed op het beleid wordt gedetailleerd uitgewerkt in Schalkwyk, W.H. Van, "Die beleid van die Suid-Afrikaanse regering ten opsigte van die stedelike swartes 1945-1953", p.209. 63 Met een waarschuwing voor het zogenaamde "swart gevaar" en "oorstroming" werden de eerste verkiezingen na de Tweede Wereldoorlog in 1948 gewonnen door de Afrikaner nationalisten van D.F. Malan (zie ook illustratie XIV van deze scriptie). In de geschiedschrijving wordt deze ontwikkeling nogal eens gezien als het officiele begin van de stelselmatige invoering van het apartheidssysteem - hoewel uit het voorgaande blijkt dat er voor die datum al langer sprake was van in de wet vastgelegde raciale segregatie. De nuance zit in het verschil tussen de termen 'segregatie' en 'apartheid.' Het eerste was een kwestie van door industriele belangen ingegeven maatregelen om goedkope arbeidskrachten voor de andersims onrendabele mijnen veilig te stellen. Maar in het tweede geval ging het om een volledig in raciale termen vervatte ideologie als basis voor politieke besluitvorming. Dit is niet de plaats om verder in te gaan op de eventuele waarheid, het hoe en het waarom van deze situatie - de discussie komt neer op de schuldvraag, waar de apartheidsideologie vandaan komt: van de Britten (de 'Afrikaner-conservatieve' visie), van de Afrikaners (de 'Engels-liberale' visie), van het verfoeilijke Westerse kapitalisme (de Marxistische of 'radicaal-socialistische' visie) of van alle blanken in Zuid-Afrika in het algemeen (de 'zwarte' visie)."

De beste manier om hieruit wijs te worden, is de ogen te sluiten en de rechterwijsvinger ferm ergens tussen de opvattingen in te plaatsen (zie hierna de cartoon van illustratie V). Welke visie deze vinger treft, mag de ware zijn in het besef dat elke visie 'waar' is - dat is nu eenmaal de ellende van geschiedschrijving in een land waar de zoektocht naar helden en schelmen de wetenschap lange tijd overheerste.'"

135 Worden, N., "Modern South Africa", pp.77-9. 136 Voor deze discussie wordt terug verwezen naar de desbetreffende opmerkingen in hoofdstuk II. Een goed voorbeeld in deze is het emotioneel getinte werk Jaarsveld, F.A. Van, "Omstrede Suid-Afrikaanse verlede. Geskiedenisideologie en die historiese skuldvraagstuk.'" Zoals de cartoon ook uitwijst is het debat voor een zeer wezenlijk gedeelte futiel, (Liar spreekwoordelijk de waarneid altijd 'in het midden' ligt. 137 Hiervoor geldt hetzelfde. De discussie op het moment van schrijven gaat over de bezorgdheid, dat de geschiedschrijving in het `nieuwe' Zuid-Afrika gericht zat 2ijn op het verheeriijken van de zogenaamde "struggle" tegen de apartheid. Zie hiervoor een column ("Attempt to glorify lions") van Wits-historicus Russell Ally in The Star van 13 maart 1995 en ook het tweede hoofdstuk uit Smith, K., "The changing past. Trends in South African historiography." 64 - Illustratie V -

De 'nieuwe' apartheid liet ook zijn sporen na op het gebied van lokaal bestuur. Werd voordien raciale segregatie en toestrotningsbeleid nogal gebrekkig ingevoerd, nu werd daadwerkelijk ernst gemaakt met dergelijke maatregelen. Lokaties werden ontruimd en de zwarte bewoners werden in vrachtwagens getransporteerd om op stukken land enkele kilometers buiten de steden een nieuw 'tehuis' te vinden. Het meest schrijnende en bekende voorbeeld hiervan is de vernietiging van de lokatie Sophiatown, welk geval bier kort als schets behandeld wordt. Deze eerste grootscheepse actie van de nieuwe regering stond model voor vele andere "slum eliminations", zoals Albertville in de jaren zestig en Vrededorp in de jaren zeventig.'" Sophiatown was een zogenaamde "black spot" aan de noordelijke rand van het centrum van Johannesburg, waar bijvoorbeeld de Anglicaanse aartsbisschop Desmond Tutu opgroeide. De buitenwijk is vandaag de dag terug te vinden 'onder' de blanke woonbuurt met de nogal ironische naam Triomf.'" Ook al werd bier gesproken van een `zwart' woongebied, was er juist sprake van een `multi-raciag gebied; overwegend zwarten van verschillende groepen of stammen -Sotho, Tswana, , Zulu- maar ook blanken, kleurlingen,

138 Parnell, S., "Segregation", pp.116-123. 139 Sparks, A., "The mind of South Africa", p.187. In de lezersrubriek van dagblad Beeld woedde op het moment van schrijven van deze thesis een felle discussie over de op handen zijnde naarnswijziging van het stadgedeelte Triomf - onder protest van velen terug naar het oorspronkelijke Sophiatown. 65 Chinezen, Maleiers en Indiers leefden hier.' In de ogen van de blanken in de directe omgeving vormde deze woongemeenschap echter een spreekwoordelijke doom in het oog. In 1928 woonden hier ruim 12.000 mensen; zes jaar later was dit aantal verdubbeld, ondanks de officiele invoering van de stedelijke segregatie-wetgeving. De stadsraad klaagde steen en been bij de centrale regering voor meer geld voor het bouwen van huizen in de lokaties buiten de stad en meer macht om de migratie aan banden te leggen maar het mocht allemaal niet baten; de centrale overheid gaf geen strobreed toe. 141

Onder druk van de vraag naar goedkope arbeiders van de industrie en het feit, dat Sophiatown een mooie uitlaatldep voor de eventuele frustraties van de opkomende zwarte middenstand vormde, koos men voor het negeren van de bezwaren van de blanke Johannesburgers. 142 Hoewel de municipaliteiten in het gebied rond Johannesburg en Pretoria met de hierboven behandelde anti- "shim"-wet van 1934 na lang zeuren wel een instrument in handen kregen om krottenwijken in een keer op te ruimen - in plaats van de mensen een voor een van hun stukje grond te verwijderen - betekende dit niet dat de stroom nieuwe werkzoekenden en families opdroogde. 143 De belastingbetalers van de omliggende wijken - zowel kleurling als blank - schreven boze brieven naar de stadsraad, de stadsraad stapte met nieuwe regelingen en amendementen onder meer in 1937, 1939 en 1944 naar de regering toe, maar deze bleef Oostindisch doof.

Na de verkiezingen van 1948 veranderde het politieke spectrum echter beduidend. De Verenigde Party (VP) - de voornaamste lokale concurrent van de NP - was weliswaar in het beheer van de stadsraad in Johannesburg, maar op de centrale overheidszetel zat nu de minderheidsregering van de NP. Deze maakte nu ernst met de "resettlement"-politiek in het kader van de implementatie van apartheid, hoewel van een eenduidige en strak georganiseerde apartheidspolitiek (nog) geen sprake was.'" In maart 1951 kondigde de regering de verwijdering van de mensen in Sophiatown aan. Een comite, bestaande uit leden van de stadsraad en de regering - merk op dat de provinciale overheid volledig werd overgeslagen, zoals gebruikelijk in zaken betreffende de zwarte bevoking -

140 Lodge, T., "Sophiatown", p.342. 141 Proctor, A., "Sophiatown", pp.59-61. 142 Lodge, T., "Sophiatown", p.340. 143 Proctor, A., "Sophiatown", p.66. 144 Voor de discussie rondom het preciese begin of onstaan casu quo daadwerkelijke hardhandige implementatie van apartheid wordt verwezen naar contemporaine overzichtswerken als Posel, D., "The making of apartheid 1948-1962: conflict and compromise" (1991) en Bonner, P. (red), "Apartheid's genesis 1935-1962" (1993). 66 adviseerde de inwoners te verplaatsen naar Meadowlands, een lap grond zo'n tien kilometer buiten het centrum van Johannesburg. Tegelijkertijd liet de stadsraad de mensen in Sophiatown in een circulaire weten niet verantwoordelijk te zijn voor deze actie. In 1953 bevestigde zij deze opmerkelijke mededeling door Meadowlands aan de centrale regering te verkopen en niet lang daarna de regeringspolitiek openlijk op morele gronden te veroordelen. De regering knipperde nauwelijks met de ogen, zette een alternatieve lokale autoriteit op om de verhuizing te regelen en besteedde prompt alles bijelkaar het equivalent van een kleine twee miljoen Britse ponden aan het project.' "

Aan de ene kant lijkt het gedrag van de stadsraad in tegenspraak met alle acties die zij tot dan toe had ondernomen; langdurige lobby's voor de wetten van 1923 en 1934, voor extra belastingmogelijkeden, voor subsidies... Alles wat er maar voor zou zorgen dat men in staat was om Sophiatown van de stadskaart te vegen. Nu kreeg men eindelijk het instrument (en de centen) in handen, maar werd alle verantwoordelijkheid alsnog op de vroeger van apathie en dootheid beschuldigde centrale regering afgeschoven. Het ging in de jaren vijftig echter niet meer om apartheid, de opruiming van krottenwijken of de lucratieve verkoop van stadsgrond aan secundaire industrieen. Het ging om de al der Ts2.::nerkte partij-politieke belangen; de VP-stadsraad wilde eenvoudigweg de NP-regering een spaak in het wiel steken. 146 Dergelijke botsingen tussen VP- en NP-belangen kwamen tijdens meerdere situaties in de Transvaal voor. Dit was een voorname oorzaak van de slechts met mondjesmaat uitgevoerde politiek van "resettlements."' Wat het verzet van de bewoners van Sophiatown betreft, kan volstaan worden met de eerder gemaakte opmerkingen over de geringe mobilisatiekracht van het ANC, de miscommunicatie tussen landelijke en lokale afdelingen van het ANC, de geringe slagkracht van andere belangengroepen zoals vakbonden en de communistische partij en het uiteindelijk zeer effectieve optreden van de regering; groot politie-vertoon en het drie dagen vroeger uitvoeren van de plannen dan aangekondigd.'" De verhuizing van de inwoners van Sophiatown, hetgeen na twee lange jaren in 1955 leidde tot het

145 Dit overzicht werd ontleend aan Lodge, T., "Sophiatnwn", pp.351-2. 146 Dit partij-politieke inzicht uit interviews met Werner Zybrands, directeur van het Sentrum vir Plaaslike Regeerkunde, 9 en 16 mei 1995 te Johannesburg en prof.C._Thornhill. 147 Zie voor dit argument Mabin, A., "Comphrensive segregation: the origins of the Group Areas Act and its planning apparatuses", in: Journal of Southern African Studies 18/2, p.414. Ook relevant voor het debat rondom de beleidsremmende tegenstelling VP versus NP is Magubane, B.M., "Political economy", p.132. 148 Lodge, T., "Sophiatown", pp.352-360. 67 ontstaan van het huidige Soweto, was in vele opzichten tekenend voor de situatie in de steden in de

twee decades na 1948.' 49

De verkiezingen van 1948 brachten weliswaar een nieuwe regering, maar qua beleid ging men op de ingeslagen weg voort. In zoverre is het dus te betwisten dat '1948' zo'n beduidend breekpunt betekende voor de geschiedenis van Zuid-Afiika. Het beste voorbeeld voor deze situatie was de invoering van de "Wet op Groepsgebiede" in 1950. Deze wet werd beschouwd als een van de pijlers van het apartheidssysteem en stond in de jaren tachtig niet verwonderlijk boven aan de lijst (van verzetsorganisaties) van onmiddelijk of te schaffen wetten. De bedoeling was om op een landelijke basis het bestuur in vier groepen -blank, kleurling, Indier en zwart- te scheiden. De rechtvaardiging voor deze politiek was de zogenaamde 'frictie-theorie'; de regering ging er van uit dat interraciaal contact onvermijdelijk tot vijandigheid zou leiden. 15° In de Transvaal werd deze politieke richtlijn definitief vastgelegd in de provinciale "Ordonnansie op Plaaslike Bestuur (Uitbreiding van Bevoegdhede)" van 1962.' 5' Het uiteindelijke doel was volledig zelfbestuur voor elk van deze groepen. De verschillende 'groepsgebieden' kregen allerlei raden en comites, die een kenmerk gemeen hadden: er was geen sprake van wetgevende bevoegdheden - men mocht slechts adviseren en uitvoeren. 152 De c "tingen van de centrale Zuid-Afrikaanse overheid ten opzicl - van het lokale bestuur konden in deze periode nauwelijks duidelijker samengevat worden dan in de woorden van eerste minister (van 1958 tot 1966) H.F. Verwoerd:

De plaatselijke overheden voor blanken waren redelijk autonoom in de zin dat zij met rust werden gelaten door de provinciale (en centrale) overheid, zolang ze geen maatregelen namen die niet met het regeringsbeleid strookten. De door de wet uit 1950 geselecteerde kleurlingenbevolking kreeg in de jaren zestig een 'eigen' overkoepelende vertegenwoordiging, die bevoegdheden kreeg toegewezen om de plaatselijke kleurlingenraden te controleren. Dit recht was niet voorbehouden

149 Voor een overzicht van de situatie gedurende deze dP -...ades wordt vooral verwezen naar Worden, N., `Modern South Africa", pp.42-4 en pp.96-103. 15° Saunders, C., "The making of the South African past. Major historians on on race and class", p.157. 151 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.31. 152 Heyns, J.H., "Verslag", p.15 (zie ook voetnoot 79). 153 Verwoerd wordt hier geciteerd zoals aangehaald in Cameron, R, "Institutional parameters", p.50. 68 aan Indiers; hoewel er verschillende adviescomites ingesteld werden, die zich in de jaren zeventig langzaam maar zeker tot stads- en gemeenteraden ontwikkelden, was er voortdurend sprake van afhankelijkheid van de provinciale autoriteiten.' De zwarte bevolking 'viel' direct onder centraal gezag; hier lag de nadruk op het uitbouwen van de thuislanden tot volwaardige, onafhankelijke staten. In de 3tedelijke gebieden werd deze politiek in het klein doorgevoerd; de townships werden ingedeeld volgens etnische lijnen, met andere woorden: "ethnic zoning."' Zo ontstonden er vanaf 1959 speciale wijken voor de Sotho-, Xhosa- en Venda-stammen et cetera. De Zulu's, bij wie het in tegenstelling tot andere stammen in de Transvaal de gewoonte was en bleef om het gezin achter te laten op het platteland, werden weggestopt in etnisch georganiseerde mannenbarakken, de hostels. De vraag is, hoe de blanke overheid bepaalde wie tot welke stam behoorde. Dit ging meestal gepaard met de meest idiote onderscheidingstechnieken - er werd bijvoorbeeld gekeken naar de vorm van de neus, de haarstijl, klederdracht of de stand van de jukbeenderen. Helemaal verwarrend werd het als binnen een gezin de man Ndebele en de vrouw bijvoorbeeld Tswana was, maar beiden Sotho gebruikten als omgangstaal omdat al hun Buren en vrienden deze taal spraken. Wat maakt dit de kinderen? Toch zagen de autoriteiten kans om de townships volledig te reorganiseren volgens dit "divide et impera "-principe en legden ZO:(k basis voor later gemanipuleerd etnisch conflict.'

De directe gevolgen voor de plaatselijke overheden van de apartheidswetgeving komen neer op de hiervoor al beschreven en steeds toenemende controle op lokale overheden door hogere - provinciale of nationale - autoriteiten.'" Door de dubbele loyaliteit aan de gemeenschap en de hoge bazen voerden de meeste besturen slechts het minimum aan taken uit, waardoor met name de situatie buiten de blanke woonwijken ernstig achteruitging. De meeste raadsleden waren voornamelijk geinteresseerd in de belangen van 'hun' wijk en voelden zich niet geroepen lastige, impopulaire of verregaande maatregelen uit te voeren. De meeste wetten werden dan ook niet al te strikt toegepast, wat natuurlijk weer voor de nodige wrevel bij de regering zorgde. 158 De opkomst

154 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.33. De opmerkingen hiervoor zijn mede ontleend aan het interview met Rashid Seedat, voormalig medewerker van Plan Act en stadsklerk van de zuid-westelijke Metropolitaanse Substructuur van Johannesburg (voor de verkiezingen van 1 november 1995), 25 april 1995 te Johannesburg. 155 Deze opmerkingen en terminologie uit: Mabin, A., "Comprehensive segregation", p.406. 156 Betreffende de lukrake indeling van de townshipbevolking in zogenaamde `stammen' en het in de praktijk onwerkbare element daarvan wordt verwezen naar een interview met John Letoaba, ANC-leider in de wijk Diepkloof, 12 mei 1995 te Soweto. 157 Cameron, R, "Institutional parameters", p.51. 158 Worden, N., "Moddrn South Africa", p.98. 69 bij verkiezingen was zonder uitzondering laag in alle gebieden; tekenend voor het feit dat de blanke bevolking tevreden leek met de situatie. Tenslotte hoefde men niet al teveel belasting te betalen, waren de straten netjes geasfalteerd, werd het vuilnis op tijd opgehaald en kon men zich uitleven in goed verzorgde sport- en cultuurcomplexen. Men beschouwde de plaatselijke overheid als vanzelfsprekend.'" Hierdoor was het betrekkelijk eenvoudig voor een kleine groep bestuurders om jarenlang de dienst in een stad of dorp uit te maken, met als gevolg verregaande vriendjespolitiek, zelfverrijking en een verder wegkwijnen van de effectiviteit van plaatselijk bestuur. 16° De positieve kant van deze ontwikkeling was het ontstaan van een ervaren groep bestuurders, gelouterd door jarenlange fiinctionering in stadsraden en bestuurscomites. 161 Hoewel van lokale ambtenaren werd verwacht dat zij een kreatief en flexibel beleid voerden - ongehinderd door landelijke politieke verantwoordelijkheid - waren juist zij speelbal van lokale belangen.'" Dit gaf de nationale overheid nog meer aanleiding om het bestuur verder te centraliseren met het argument dat de plaatselijke besturen een traditie van inertie koesterden zonder tegemoet te komen aan de veranderingen in de maatschappij. Deze 'veranderingen' waren natuurlijk de apartheidswetten, die niet altijd even enthousiast door de stadsraden in het PWV-gebied werden uitgevoerd. Redenen hiervoor waren klachten dat de centrale overheid deze raden steeds meer belastte met extra taken en functies zonder daar fondsen of subsidies tegenover te stellen, de noodzakelijkheid van goedkope arbeid was sterker als de implementatie van apartheidspolitiek en men onderschatte de kracht van het (zij het nog veelal ongeorganiseerde) verzet in de zwarte gemeenschap.'" De regering was niet van plan meer geld in het lokale bestuur te pompen. In plaats daarvan kwamen er commissies van onderzoek, die de financiele basis van de stadsraden doorlichtten. De conclusies kwamen er op

159 Inzicht overgenomen uit interview met W.Zybrands. 160 Cloete, J.J.N., "Local government", pp. 90-1. Betreffende een toenemde zogenaamd `clidntelisme' en elitisme in met name de blanke woongebieden en stadsraden zie Christianson, D., Friedman, S., "Strong local government in South Africa: exploring the options", p.8. 161 Opmerkingen uit interview met W. Zybrands. Ook daarin een voor dit argument typerende anecdote betreffende Francois Oberholzer ofwel 'meneer Johannesburg', die 37 jaar lang allerlei functies bekleedde in het lokale bestuur van Johannesburg en van 1962-1988 voorzitter van het bestuwscomite van deze stad was. Zie ook het uitgebreide en sentimenteel getinte verslag over diens uiteindelijke aftreden het artikel "The warhorse who called all the shots" in The Star, 14 oktober 1988, p.15. 162 Kendall-Louw, F., "The heart of the nation. Regional and community government in the new South Africa", p.125, Heymans, C., "The political and constitutional context of local government restructuring", in: "Government by the people?", p.37. Wyk, W.J. Van, "Daarstelling van organisatoriese strukture in munisipale owerhede", in: Politeia 12/1, p.2 meent dat de structuur van lokaal bestuur in Zuid-Afrika hierdoor `rigide' is geworden. Vosloo, W.B., "Local government", p.28 noemt het gegeven dat de raadsleden met name in de Transvaal weinig kennis van zakcn hadden of door zakelijke verplichtingen elders hun tank met naar behoren uitvoerden en meer aandacht gaven aan specifieke lokale belangen. 163 Posel, D., "Curbing African urbanisation in the 1950s and 1960s", in: Humphries, R (et al), "Apartheid city in transition", pp.22-6. 70 neer, dat de lokale overheden hun voornaamste bron van inkomsten, de eigendomsbelasting, niet goed benutten. Zo was er geen sprake van inflatie-correctie en waren vele welzijnsorganisaties - scholen, bejaardentehuizen, kerken et cetera - vrijgesteld van betaling; een maatregel die met het oog op de betrekkelijke armoede van de gemeentes onzinnig leek.'" Deze opvattingen werden toegejuichd door academici, welke tot in de jaren tachtig nadrukkelijk wezen op de plicht van plaatselijke overheden om louter te zorgen voor een succesvolle implementatie van landelijk beleid.' 65 Deze ontwikkelingen resulteerden in een wirwar van wetten, ordonnanties en maatregelen gericht op het hierarchisch controleren van alle niveaus van de samenleving, uitgevoerd door een immer groeiende bureaucratie:

fDie•diekottnt$Otii* titiniw(is70)*

voorwaaidelik nkiik $1.000014010S06. 14' 4 wre::

In 1954 werd naar goed gebruik een commissie ingesteld onder leiding van rechter J.F. Marais om het hele stelsel van plaatselijk bestuur in de Transvaal te onderzoeken. Na een jaar ploeteren constateerde de commissie dat het goed fout zat met het bestuur in de Transvaal; het systeem was veel te rigide, het ontbrak aan innovatie en blonk uit door de afwezigheid van enige dynamiek. Het resultaat van deze ontwikkelingen was het instandhouden van overbodige en verouderde vormen van bestuur en administratie onder het mom van 'democratic' en 'traditiel" De voornaamste aanbeveling van deze commissie was dat voortaan een bestuurscomite gevormd moest worden in plaats van vele verschillende departementen met elk eigen bevoegdheden en taken en dat de stadsraad bevoegdheden aan dit centrale bestuurscomite ofwel "management committee" moest overdragen. Deze aanbeveling werd overgenomen door de provincie en verplicht gesteld voor alle stadsraden boven een bepaalde grootte middels de "Ordonnansie op Plaaslike Bestuur (Administrasie en Verkiesings)" van 1960. In de praktijk werden in de Transvaal bestuurscomites

164 Opvatting geuit in interview met W.Zybrands. 165 Craythome, D.L., "Municipal administration", pp.301-2 en zie ook Thornhill, C., "Reelings", p.96. 166 Wiechers, M., "'n Politieke idiotikon vir Suid-Afrika", p.27. In Posel, D., "Apartheid", wordt de opmerking gemaakt dat ondanks een omvangrijke uitbreiding van de administratiesector in de jaren vijftig het door de nieuwe regering voorgestane beleid niet succesvol werd uittgevoerd. Hierna volgde een emstige verharding van de apartheidspolitiek, hetgeen wel - zij het tijdelijk - vruchten afwierp. 167 Deze verouderde bestuursvormen werden in stand gehouden omdat zij volgens de bestuurders een bpaalde `democratische traditie' vertegenwoordigden, hetgeen weer een mooi voorbeeld van begripsverwarring rondom een term als 'democratic' is. Zie Craythome, D.L., 'Municipal administration'', p.10 en p.25. 71 ingesteld in alle plaatselijke overheden, of zij dit nu wilden of niet.'" Daarnaast bleef een stelsel van departementen met aparte machten gehandhaafd. Het gevolg was dat er een stadsraad, een bestuurscomite en verschillende departementele comites tegelijkertijd actief waren.'"

Een andere opmerking van de commissie werd zelfs landelijk ingevoerd, namelijk de verheffing van de stadsklerk tot hoofdambtenaar met gezag over de plaatselijke bureaucratie, de uitvoerende tak van het bestuur.'" Hierdoor werd de baan van burgemeester gereduceerd tot het uitoefenen van touter symbolische en ceremoniele functies. In de literatuur wordt stellig beweerd, dat deze burgemeesters een geweldig aanzien genoten in de Zuid-Afrikaanse gemeenschap. 171 Toch hadden de meeste inwoners van Pretoria in de loop van 1995 bijvoorbeeld geen flauw idee wie hun burgemeester eigenlijk was. Dat kan kloppen, want de stad had geen burgemeester; wat voor het plaatselijke bestuur overigens verder geen enkele gevolgen had.'" De functie van stadsklerk of, zoals dit in het Engels heet: "Chief Executive Officer", was een erfenis van het Britse systeem van lokaal bestuur.'" In principe werd vanaf de jaren zestig alle macht in de persoon van de stadsklerk geconcentreerd, waardoor van deze persoon verwacht werd het staatsbeleid op plaatselijk niveau te laten slagen.'"

De gevolgen van deze hervormingen waren echter met dat deze stadsklerken, bestuurscomites, advies- en ad hoc-comites, burgemeesters en stadsraden beter functioneerden. Alhoewel dit stelsel 'perfect' werd geacht in vergelijking met het het vroegere systeem, was er nog steeds heel wat verwarring omtrent de precieze functies en begrippen binnen het stelsel. Ondanks het feit, dat de provincie het een en ander vastlegde in ordonnanties, stonden deze verordeningen nogal los van de realiteit van het dagelijkse bestuur.'" Een voorwaarde voor effectief gezag leek de instelling van slechts een centrale vergadering en een overkoepelende leider, hetgeen een einde zou betekenen van de fragmentatie, duplicatie en trage afwikkeling van zaken van voorheen. De bestuurscomites, samengesteld uit enkele raadsleden en ambtenaren (gekozen door de stadsraad), hadden de tank

168 Inzicht uit interview met prof.C.Thornhill. 169 Cloete, J.J.N., "Local government", p.104. 170 Viljoen, H., "Die stadsklerk", p.23. 171 Cloete, J.J.N., "Local government", p.79. 172 Waarneming van de auteur gedurende verblijf te Pretoria van 17 januari te! 8 april 1995, zie ook de verslaggeving hieromtrent in het lokale dagblad The Pretoria News in deze periode. 173 Opmerking uit interview met (voormalig stadsklerk) R. Seedat. 174 Viljoen, H., "Die stadsklerk", p.25. 175 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.105-7. 72 onderzoek te verrichten naar noodzakelijke maatregelen en na rijp beraad hierover een beleidsadvies naar de mad te sturen. Niet alle raadsleden kwamen terecht in dit comite, wat voor hen betekende dat ze de betrokkenheid bij het werk verloren; ze werden lui. Het gevolg daarvan was dat de raad klakkeloos de adviezen van het bestuurscomite overnam, daarmee de vergaderingen reducerend tot zogenaamde "rubber stamps."'" Dit werkze dictatoriaal gedrag van de bestuursleden in de hand, niet in het minst geholpen door het feit dat vergaderingen achter gesloten deuren plaatsvonden, waarmee enige publieke participatie en interesse - zo die er al was - effectief de nek werd omgedraaid. 177 Het argument hiervoor was dat tijdens de comite- vergaderingen heel wat afgeruzied werd, wat natuurlijk slecht zou staan in de ogen van de pers en het publiek. Dit klinkt als een goedkoop excuus om de totstandkoming en dus motivering van het beleid geheim te houden en zo het publiek uiteindelijk te confronteren met voldongen feiten. Natuurlijk klaagde men steen en been over de apathie van de kiezers; dit werd door een dergelijk systeem echter volledig in de hand gewerkt. De kiezer had geen flauw idee hoe de besluitvorming functioneerde en werd wat dat betreft bewust dom gehouden. Zo lang het dus goed ging, was apathie geen verwonderlijke reactie op de gang van zaken.

Officieel bleef de municipale regeringsfunctie in handen van de stadsraad, maar het bestuurscomite werd steeds machtiger.'" Het uiteindelijke succes van het systeem hing daarom geheel en al of van het gedrag van de deelnemers (met name aan de top, in de stadsraad). Door de vriendjespolitiek, geringe opkomst bij verkiezingen en de ondeskundigheid van zowel provinciale functionarissen, lokale raadsleden als ambtelijk personeel bleken de veranderingen na 1962 - met de provinciale "Ordonnansie op Plaaslike Bestuur (Uitbreiding van Bevoegdhede)" - eigenlijk nauwelijks enig effect te sorteren buiten de genoemde vestiging van een sterk geformaliseerd, gereguleerd en gebureaucratiseerd bestuurssysteem.'" De ondoorzichtigheid van het stelsel werd verder in de hand gewerkt doordat in sommige stadsraden sprake was van partij-politieke overwegingen bij het aannemen van adviezen van het bestuurscomite. In deze raden - met name Johannesburg - werden dergelijke beleidsadviezen eerst door een politieke caucus besproken, waarbij eventuele meningsverschillen netjes gladgestreken werden om zo in de raadsvergadering als gesloten

176 Inzicht uit interview met W.Zybrands. 177 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.107-111, hetgeen in latere overzichtswerken overgenomen werd tot en met de derde editie (1993) van Craythorne, D.L., 'Municipal administration: a handbook" toe. 178 Inzichten uit gesprekken met prof.C.Thornhill en W.Zybrands. 179 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.159-60. 73 partijfront naar voren te treden. De dominantie van de NP in de meeste plaatselijke overheden zorgde ervoor dat besluiten met de goedkeuring van de NP-caucus zonder tegenstand werden uitgevoerd.'"

Het Republikeinse tijdperk (1961 - 1983)

Aan het eind van de jaren vijftig en vooral het begin van de jaren zestig nam het politieke verzet tegen het apartheidsbewind sterk toe. 181 De belangrijkste motor achter de hernieuwde protesten was het opgeleefde ANC, wat zijn nogal brave burgerlijke imago van de jaren voor de Tweede Wereldoorlog afschudde en onder invloed van de jongerenbeweging - geleid door onder anderen Mandela en toen nog met Buthulezi in de gelederen- een nationalistische en militaire houding aannam. Er kwam een eind aan geweldloos verzet. 1" Ook nam de invloed van nogal vage idealen als het pan-afrikanisme (met de onafhankelijkheid van Ghana in 1957 en de oprichting van het Pan Africanist Congress (PAC) in 1959 nieuw leven ingeblazen) en het communisme met de beloftes van revolutie en redistributie toe:" De politie en het leger maakten echter korte metten met de prille operaties van deze bewegingen en hun militaire afdelingen (Pogo van het PAC, Umkhonto ye Sizwe van het ANC).' 84 In 1962 volgde het beroemde Rivonia-proces, waarbij Nelson Mandela en vijf kameraden tot levenslange gevangenisstraf werden veroordeeld. 185 In 1964 zaten alle belangrijke zwarte leiders of in de gevangenis, of in het buitenland; het ANC nam de wijk naar Zambia, leden van het PAC vluchtten naar Lesotho en Tanzania.'" Een gevolg van deze acties was de snelle groei van het veiligheidsapparaat van de staat. Door middel van infiltratie, verklikkers of domweg het vertoon van bruut geweld overrompelden zij de protestbewegingen. Tekenend voor de tot nu toe geschetste Zuid-Afrikaanse situatie was het extreem gecentraliseerde karakter van het veiligheidsapparaat. In feite was de politie in deze dagen maar een "bale" zwakke organisatie met bar weinig mankracht. Kenmerkend voor centraal geleide staten met een politiek van

180 Interview met W.Zybrands. 181 Posel, D., "African urbanisation", p.27: voorbeelden van in grof geweld - tussen politie en demonstranten - eindigend verzet (wat vooral internationale aandacht kreeg) zijn de townships Cato Manor (bij Durban) in 1959 en Sharpeville (in de Transvaal) in 1960. 182 Voor een partijdige maar Ideurrijke weergave van de ontwikkelingen in het (ANC-) verzet tegen de regering zie Mbeki, G., "The struggle for liberation in South Africa: a short history." 183 Freund, B., "Contemporary Africa", p.208. 184 Voor een uitgebreid overzicht van deze ontwikkelingen en de rationale van de Verwoerd-regering (met name p.164) zie Lodge, T., "Black politics in South Africa since 1945. 185 Idem. Indrukwekkend inzicht hierin ook uit interview met den van de zes van Rivonia op Robbeneiland en op het moment van schrijven parlementslid voor het ANC, Andrew Miangeni, 15 juni 1995 te Kaapstad. 186 Worden, N., "Modern South Africa", pp.114-5. 74 onderdrukking - de voormalige Sowjet-Unie, Hitler-Duitsland, Roemenie onder Ceaucescu en Zuid-Afrika gedurende het apartheidsbewind - vormde het veiligheidsnetwerk een staat binnen de staat. De aandacht verschoof van de opbouw van effectief plaatselijk bestuur en lokale politie- eenheden naar de constructie van een almachtig veiligheidsapparaat met de argumenten dat lokale overheden veel te bureaucratisch, in-efficient en 'traditioneel' waren ingesteld om werkelijk een vuist te maken tegen het iterrorisme'. 187 Tussen 1966 en 1974 werd het leger door het ministerie van Defensie, onder leiding van P.W. Botha (de latere staatspresident), volledig uitgebreid, gemoderniseerd en hervormd. Hoewel er al voor die tijd een "" (SSC) bestond, was deze organisatie zoals gewoonlijk gehandicapt door een wirwar van bureaucratische comites.'" Onder invloed van de noodzaak tot het effectief onderdrukken van het verzet kreeg het leger steeds meer vingers in de politieke pap, hoewel dit alles zich buiten het publieke blikveld afspeelde.' 89 Deze ontwikkeling betekende voor plaatselijke overheden dat zij nu niet meer alleen afhankelijk waren van hogere regeringsniveau's, maar ook van een centraal bestuurd militair netwerk wat direct onder het gezag van de staatspresident stond. Ook de politie bleef buiten de greep van de lokale overheid en werd zo een instrument in de handen van de centrale politiek.'" Op plaatselijk niveau bleef alleen de verkeerspolitie over. 191

Dit alles stond echter ver buiten de leefwereld van de blanke stadsbewoners; het ging nogal goed met hen in de jaren zestig, ofwel de "Golden Sixties." In 1950 werkten een kleine veertig procent der Afrikaners in de lagere regionen van de economie: de mijnen, bouw en fabrieken. In 1970 was dit cijfer gedaald tot 26 procent en werkte veertig procent in professionele technische en administratieve beroepen. 192 De buitenlandse investeringen namen toe en de economie groeide regelmatig.'" De Amerikaanse regering was sterk voor steun aan Zuid-Afrika door de Nixon- doctrine, hetgeen inhield dat de hegemonie van het land in de zuidelijk Afrikaanse regio versterkt moest worden vanwege de strategische positie in de strijd tegen het cornmunistische gevaar.'" De

187 Dit overzicht uit Seegers, A., "Extending the security network to the local level", in: Heymans, C. (et al), "Government by the people?", pp.121-6. 188 Spence, J., "The military in South African politics",in: Johnson, S. (red), "South Africa", p.243. 189 Ibidem, p.241. 190 Brewer, J., "The police in South African politics", in: Johnson, S. (red), "South Africa", pp.265-7. 191 Ibidem, p.258. 192 Lipton, M., "Capitalism and apartheid", p.197. 193 Marks, S., Trapido, S., "Historical perspective", p.12. 194 Spence, J., "The military", p.240. Het debat rondom het communistische gevaar (vanuit de Sovvjet-Unie) domineerde lange tijd het denken van het veiligheidsapparaat (en dus het kabinet) in Zuid-Afrika. Zie voor een 75 lonen van de zwarte arbeiders gingen ook omhoog, wat de politieke 'rust' onder hen mede verklaart.' 95 Deze economische verklaring gaat echter voorbij aan twee feiten; ten eerste zaten deze lonen nog steeds onder de armoedegrens, ten tweede waren de belangrijkste onruststokers het land uitgejaagd.' 96 Zoveel beter ging het dus helemaal niet. Hoewel er sprake was van meer "removals" in de stijl van Sophiatown en er vele arbeidersfamilies gedwongen werdui terug te keren naar de Bantustans, was er onder de zwarte bevolkingsaantallen in de steden nauwelijks sprake van enige afname.'' De lokale overheden reageerden enthousiast op de hardere aanpak van de regering jegens de bewoners van de zwarte woongebieden en sloegen ijverig aan het werk om lijsten te produceren van zogenaamde "unproductive Africans."' Hoewel er tussen halverwege de jaren zestig en 1980 ongeveer 730.000 mensen werden gedeporteerd naar de thuislanden, bleef er een gestage stroom mensen naar de stad vloeien. Toch had de regering enig succes met het indammen van de expansie van de zwarte stedelijke bevolking.' 99

Op plaatselijk bestuursvlak veranderde de situatie onder invloed van de groei van het veiligheidsapparaat en de steeds verdergaande centraal geleide apartheidswetgeving aanzienlijk. 20° De ideologie overheerste de politiek nu volledig, in tegenstelling tot het begin van de eeuw toen economische beleidsmotieven nog zwaarder wogen. De armere blanke lokale autoriteiten verloren steeds meer bevoegdheden - woningbouw, elektriciteitsvoorziening, gezondheidszorg - aan de provinciale overheid."' De rijkere autoriteiten - daarvan waren er in het PWV-gebied de meesten - breidden met name de welzijnsfuncties echter uit, zelfs naar de zwarte woongebieden. Verschillende municipale overheden wezen zelfs met trots op 'hun' townships, waar de bevolking tevreden was door goede water- en elektriciteitsvoorziening, vuilnisdiensten en bestrating. Hoewel er op politiek gebied geen enkele sprake was van enige rechten, was er op sociaal en economisch gebied sprake van enige korte termijn-verbeteringen. 202 De lokale verkiezingen werden overzichtelijke analyse hiervan Friedman, S., Narsoo, M., new mood in Moscow: Soviet attitudes towards South Africa." 195 Lipton, M., "Capitalism and apartheid", p.65. 196 Marks, S., Trapido, S., "Historical perspective", p.13 en zie voor overzicht ook Worden, N., 'Modem South Africa", pp.114-5. 197 Marks, S., Trapido, S., "Historical perspective", p.13, lie ook Sparks, A., "The mind of South Africa", pp.369- 71. Deze titel interpreteert de hiervoor geschetste ontwikkeling als de `dood' van de apartheidsideologie. 198 Posel, D., "African urbanisation", p.28. 199 Ibidem, p.30. 200 Voor een goed overzicht van deze ontwikkeling zie bijvoorbeeld Mabin, A., "The dynamics of urbanization since 1960", in: Humphries, R (et al), "Apartheid city", pp.33-47. 201 Cameron, R, "Institutional parameters", p.50. 202 Opvatting uit interview met W.Zybrands. 76 gedomineerd door nationale ofwel ideologische kwesties. De blanke besturen floreerden echter door een goede belastingopbrengst en een minimaal spenderen van dit geld voor de verbetering van de leefomstandigheden in de townships."' Het contact tussen centrale en lokale overheden liep via de provincies, waar een gebrek aan expertise en goed leiderschap was. 204 De conclusie, dat het op regeringsniveau aan enige voeling met de lokale realiteit ontbrak, lijkt gerechtvaardigd.

Het lokale bestuur in de zwarte gebieden liep ondanks de instelling van het adviesraden-systeem nogal scheef. In de praktijk was geen enkele blanke raad van plan om ook maar minimale bevoegdheden of te staan aan zwarten en draaide de implementatie van de wet - zoals wel vaker - uit op een fiasco.'-05 De zwarte bevolking werd helemaal niet in staat geacht enige bestuursverantwoordelijkheid te dragen. Dus bleven de bestaande adviesraden, de zogenaamde "Urban Bantu Councils" of, in de treffende townshipterminologie van Soweto: "Useless Boys' Clubs", gehandhaafd. 206 Door de verantwoordelijkheid voor dergelijke maatregelen aan de stadsraden te ontnemen, dacht de centrale regering rapper tot het ideaal van volledig raciaal gescheiden zelfbestuur te komen. Tussen 1969 en 1971 werd de verantwoordelijkheid voor het bestuur over de townships van de blanke plaatselijke overheden overgeheveld naar nieuw te vormen provinciale Administratieraden (zie hierna illustratie VD.' De bedoeling hiervan was het verlenen van een soort van zelfbestuur op weg naar volledige 'onafhankelijkheid' voor de niet- blanke gemeenschap. 208

In de praktijk waren de ambtenaren van de voormalige departementen voor "Non-European Affairs" dezelfde als die van de nieuwe Administratieraden en veranderde het beleid in de realiteit nauwelijks, hetgeen leidde tot een stijgende minachting in de townships ten opzichte van autoriteit. 209 Onder de townshipbevolking bestond er meer ontevredenheid over deze raden dan over het bestuur van de Johannesburgse stadsraad. Dat had vooral te maken met het feit dat de

203 Cobbett, W., Hunter, R, Swilling, M., "Finance, electricity costs, and the rent boycott", in: Humphries, R (et al), "Apartheid city", pp.194-5. 204 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.159-160. 205 Heyns, J.H.., "Verslag", pp.16-7. 206 mzamane, MN., "The day of the riots", in: "Hungry flames p.144. 207 Mabin, A., "Dynamics", p.37. 208 Voor een uitgebreide behandeling van het ontstaan en de ontwikkeling van deze Administratieraden zie Bekker, S., Humphries, R., "From control to confusion. The changing role of the Administration Boards in South Africa, 1971-1984." 209 Mabin, A., "Dynamics", p.37. 77

stadsraad de townships jaarlijks met miljoenen Randen subsidieerde. Volgens de nieuwe regeling verviel deze verplichting en werden de administratieraden geacht volledig economisch zelfstandig to zijn. Het gevolg hiervan was dat de toch al laagbetaalde of werkloze bevolking van de townships zelf voor hun eigen diensten moesten opdraaien.' Nu is dat in een economisch levensvatbare gemeenschap heel goed mogelijk - denk aan de Nederlandse situatie - maar in de townships had deze maatregel desastreuze gevolgen voor de toch al magere dienstverlening.

- Illustratie VI -

SOUTH AFRICA: ADMINISTRATION BOARDS, 1972-1979

TRANSKEI =.....■ al r.::1 71C:217711.-%1 A NA 7-Bvc STATES - - --, Fli,:e- VENDA tertheg IN cisKE, r 0 1■ gig KWAZULU \ in

:IV 0 VVACWA jot& - V - lr. a rtsprurt NDEBELE Pr fork, 70000 bank SELF-GOVERNING E M GAZAr.a.):.Lt TERRITORIES -77'. Johannesburg. • Potchefstroom .von2z:6, 01 LE BOV.,, vfvz '9 03 w Ili %tom:tartan Mn SWAZ! Kroonsloa

.110 El C S f ,!'- Km*?4, 123 ur,,NDA,e,r., ., 0\\ N0 Pteterrnorthburg ;

U Duman \- .c.) . L-Nsirs,r----- Ea

7. Fi 13 \'‘ 1 --, • ,,,,,simim f):' _1 7 . — "---- i ..\ Gicc-ii,e.,.. V : !"", Li

, ,:.

0 100 200 km --'"-----Z-'

1 ADMINISTRATION BOARDS 13 :._,-. ns.. :.- la No,r,,,,, ors La Northern Transvaal El So u• '' .',::s,--_,-^ C :::-, -.: 0 DtarnonC r ,-21cs J Eastern Transvaal IE] Norfner- °ace EH East Pond Ea Southern Transvaal el Karoo LEI Vaal Trian g le In Northern Transvaal 0 CorJe. t.1c.coas Ell West Rand El Drokensberg 0 Eastern Ccze. al Weste rn Tronsvccl Ea Port Natal 151 Souffle-13=S Centro] Transvaal gEl Head Offices Q Cent-a. OFT. In Highvela

Bekker 8 Humphries. 1985:30 (redrawn )

210 SHIRR, "South Africa in travail. The disturbances of 1976/7. Evidence presented by the SHIRR to the Cillie commission of inquiry into the riots at Soweto and other places during june 1976", pp.47-8. 78 Ondanks het feit dat Soweto en Johannesburg economisch van elkaar afhankelijk waren, was het township volgens de centrale ideologie een volledig gescheiden eenheid, waardoor de bevolking haar eigen boontjes moest doppen - zonder subsidies, zonder adequate lonen die het toestonden dat (Liar nog een percentage aan belastingen vanaf ging en met huizenhoge huren en transporttarieven. 211 Een ander argument voor de Johannesburgse stadsraad was in Soweto bijvoorbeeld de houding van de individuele raadsleden in vergelijking met die van de Administratieraad. Terwijl sommige raadsleden opriepen tot verandering van het regeringsbeleid ten opzichte van bijvoorbeeld de zogenaamde 'tijdelijke' aard van het verblijf van de zwarte arbeiders in de stedelijke gebieden, identificeerden leden van de West-Randse Administratieraad (WRAR) zich publiekelijk volledig met de centrale ideologie. Dit verklaart mede waarom tijdens de onlusten in Soweto vanaf 16 juni 1976 de gebouwen en kantoren van de WRAR regelmatig het slachtoffer waren van brandstichting en vernieling:

reps eseritec the visible synrbo~s of an exclusively ti whi tei44011.04r 00).0 oweto orolve iOatt

Dit brengt deze geschiedenis op de datum 16 juni 1976, toen er aan de betrekkelijke windstilte in het land abrupt een einde kwam met de studentenopstand in Soweto. Tijdens deze opstand, die maandenlang aanhield en zich verspreidde naar talloze townships in het PWV-gebied en de rest van Zuid-Afrika, stierven in Soweto alleen 176 mensen. 213 De vergelijking met Sharpeville (1960) ligt voor de hand; deze opstand was de climax van jarenlange frustraties, de opkomst van een nieuwe verzetsbeweging onder met name studenten en docenten (de "Black Consciousness Movement" van Steve ), de katalyserende gewelddadige invloed van de "tsotsis"... De lijst met zogenaamde 'oorzaken' lijkt schier eindeloos. 2" Een materialistisch argument betreft de val van de economie vanaf het begin van de jaren zeventig onder invloed van de wereldwijde recessie. De Zuid-Afrikaanse economie was (en is) sterk afhankelijk van de wereldmarkt en buitenlandse investeringen, waardoor de ontwikkelingen vanaf het begin van de jaren zeventig een abrupt eind maakten aan de gouden jaren zestig. Dit raakte de armste sectoren van de bevolking natuurlijk het

211 Plan Act, "The Soweto rent boycott", pp.71-3. 212 SAIRR, "South Africa in travail", p.48. 213 Ibidem, p.12. 214 maim, tc. My traitor's heart", p.78 wijst op de voorafgaande jarenlange frustraties in de zwarte gemeenschap, inzicht in de rol van de bendes met name uit gesprek met J.Letcaba en betreffende de rol van Steve Biko en de Black Consciousness-beweging wordt verwezen naar Worden, N., 'Modern South Africa", p.119. 79 hardst. De werkloosheid nam toe en de kinderen, die de kans kregen om naar school te gaan, zagen hun kansen op het vinden va werk daarr a allengs slinken. De verplichte invoering van het Afrikaans op scholen in zwarte woongebieden vormde de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.' Een ander argument is de stimulerende Nvolutionaire invloed van het Portugese koloniale machtsverlies in buurlanden Mozambique (1975) en Angola (geleidelijk vanaf 1974). 216 Bij een dergelijke verklaring moet opgemerkt worden, dat dit ernstig voorbij gaat aan wat de mensen in de townships zelf dachten, wilden of zelfs wisten. Het is wel erg vergezocht om te beweren dat het wegkwijnen van de Portugese "Estado Novo" de schoolkinderen in Soweto aanzette om stenen naar een gericht schietende politiemacht te gooien. 217

Een complete opsomming van de gebeurtenissen is hier niet te geven" Voor dit verhaal is het echter belangrijk om te beseffen dat de voornaamste doelen van de 'opstandelingen' de gebouwen en raadsleden van de plaatselijke overheden en administratieraden waren, hetgeen aangeeft dat het gebrek aan zeggenschap over de gemeenschap en het eigen bestaan een belangrijke reden voor de frustratie van de zwarte bevolking was.'

Na deze schokkende gebeurtenissen werd in 1977 niet alleen de populaire zwarte leider Steve Biko in een politieburo te Johannesburg doodgemarteld, maar werd ook nieuwe wetgeving ingevoerd om de townshipbevoling wat verder gevorderd eigen bestuur te geven. 22° Ditmaal kregen de townships gekozen gemeenteraden tot hun beschikking die beperkte bevoegdheden hadden - meer als de vroegere adviesraden. 22' Hierna werden landwijd 228 van dergelijke raden gevormd, maar zij voldeden echter niet aan de verwachtingen van de gemeenschappen die ze dienden. 222 Een voor de centrale overheid cruciale stap was de vervanging van president J. Vorster door P.W. Botha in

215 Worden, N., "Modern South Africa", pp.119-120 en zie ook Marks, S., Trapido, S., "Historical perspective", pp.16-20. 216 Freund, B., "Contemporary Africa", pp.282-3. 217 In dit verband is het aardig om te verwijzen naar het openingscitaat van schrijver Mbulelo Mzamane in hoofdstuk II, p.xx van deze scriptie. 218 Zie bijvoorbeeld Mzamane, M.V., "The day of the riots", pp.135-6 en ook Sparks, A., "The mind of South Africa", p.343, waarin de toenmalige politiecommandant Theuns Swanepoel geciteerd wordt als zeggende dat er nog meer geweld gebruikt had moeten worden. 219 SAIRR, South Africa in travail", pp.47-9. 220 Voor een chronologie van het mislukken van het beleid ondanks nieuwe wetten zie Christianson, D., Friedman, S., "Strong local government", pp.15-6. Het regeringsbeleid wordt iuenn achteraf beoordeeld als touter "reactive." Een voorbeeld van de internationale aandacht die de dood van Steve Biko kreeg is bijvoorbeeld het de populaire bioscoopftlin "Cry freedom. " 221 Heyns, J.H., "Verslag", p.18. 222 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslilce regering", pp.43-7. 80 1978; een politicus die brak met vroegere tradities van anti-kapitalisme en verzet tegen ingrijpende hervormingen. 2" De apartheidsideeen van de regering bleken steeds minder praktisch uitvoerbaar en noopten de beleidsmakers tot nieuwe, verregaande maatregelen. Deze beginsels en richtlijnen werden in juni 1982 aangekondigd in de vorm van een nieuwe grondwettelijke bedeling voor alle regeringsniveaus. Deze opzet kwam er op neer dat men zich voornam voortaan een minimaal beheer over plaatselijke overheden uit te oefenen en deze overheden binnen de provincies uit te breiden naar de andere bevolkingsgroepen. 224 Daarnaast verplichtte de regering zich tot het verbeteren van de raciale verhoudingen in het land en vooral de zwakke communicatie tussen deze groepen en de verschillende bestuursgeledingen, hetgeen de effectieve functionering van plaatselijk bestuur belemmerde. 225 Deze voornemens kregen allereerst vorm in een geheel nieuwe wet voor zelfstandige lokale overheden in de townships, de "Black Local Authorities (BLA) Act" van 1982. De gemeenteraden van 1977 werden hiermee opgegradeerd naar een vorm van daadwerkelijk zelfbestuur. 226 Dit wilde echter niet zeggen, dat het meer naar devolutie van macht neigende intitiatief van de overheid met gejuich werd ontvangen. De wet werd niet geaccepteerd, vooral door het feit dat de formulering ervan niet beantwoordde aan het door organisaties als het UDF en het ANC gekoesterde ideaal van non-raciaal gescheiden volledig zelfstandig bestuur. 227 De zwarte bevolking beschouwde het nieuwe bestuur nog steeds als pion of zelfs agent van de regering en verzetten zich uitdrukkelijk tegen de hervormingen:

Er is in de literatuur een andere en wellicht minder voor de hand liggende verklaring voor het verwerpen van de eerste hervormingen onder het bewind van P.W. beschikbaar. Er wordt in deze verwezen naar de politieke 'traditie' van Afrika, welke traditie sowieso enige devolutie van macht naar lokaal niveau faliekant verwerpt. 229 Deze opvatting past echter wederom niet bij de woon- en leefsituatie in de townships, noch bij het politieke einddoel van de centrale overheid: door middel

223 Worden, N., "Modern South Africa", pp.121-3. 224 Cameron, R, "Institutional parameters", p.51. 225 Voor een overzicht hiervan (zie ook hierna) zie De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.35-6. 226 Heyns, J.H., "Verslag", p.18. 227 Bekker, S., "Deve' -,tion and the state's programme of reform at local level", in: Heymans, C. (et al), "Government by the people?", pp.29-30. 228 Poto. J., "The viability of black local authorities", in: Heymans, C. (et al), "Government by the people?", p.103. 229 Atkinson, D., Heymans, C., "The future: what do the practitioners think?", in ibidem, p.151. 81 van hervormingen de onrust onder de zwarte bevolking tot bedaren te brengen. 23° Als gevolg van de wet uit 1982 werden er in totaal 38 raden opgegradeerd tot daadwerkelijke "Swart munisipale rade" - waarvan er drie jaar later nog slechts vijf functioneerden.''

Onrust en omwenteling (1983 - 1 93)

Hiervoor is al terloops melding gemaakt van wetgeving door de regering-Botha, hetgeen grote gevolgen had voor de ontwikkeling van plaatselijk bestuur in Zuid-Afrika. De regering ging verder op de ingeslagen weg naar volledig zelfbestuur voor de verschillende 'groepen' in het land. Zoals hiervoor vermeld kwamen er (vanaf 1977) in plaats van de machteloze stadsraden zogenaamde 'gemeenschapsraden' in de townships met meer bevoegdheden, die in 1982 weer op zij het beperkte schaal vervangen werden door formele municipale raden. De bedoeling was het bestuur in de zwarte woongebieden weer enige legitimiteit te verschaffen in de ogen van de bevolking. 232 Dat ook deze vorm van bestuur een doom in het oog van de protestorganisaties in de townships was, wordt duidelijk uit illustratie VII, hetgeen een poster is, gericht tegen de verkiezingen voor gemeenschapsraadsleden. - Plustratie V11 -

23° Zie Price, RM., "The apartheid state in crisis. Political transformation in South Africa 1975-1990", pp.152-89 voor een uitgebreid en analyserend overzicht van hervormingsinitiatieven die echter nooit het door de overheid bedoelde effect bewerkstelligden. 231 Ibidem, p.197. 232 Bekker, S., Humphries, R, "From control to confusion", p.111. 82 Officieel werden alleen levensvatbare municipaliteiten in het leven geroepen - in de andere gebieden bleven de gemeenschapsraden actief. Op papier had de nieuwe zwarte stadsraad meer macht als de blanke evenknie, maar een bewijs voor de totale afwezigheid van enige legitimiteit van de nieuwe lokale overheden was de townshipterm die voor de raadsleden gereserveerd werd: "The Six Percenters"... Dit naar aanleiding van het geringe opkomstpercentage bij de verkiezingen in de townships. Naast het legitimiteits- en representativiteitsprobleem moesten de nieuwe raden worstelen met een Lange reeks onoplosbare kwesties. Volgens de wet van 1982 werden 4 geacht departementen op te richten, zelf personeel aan te stellen en daarnaast voor flexibel en effectief bestuur te zorgen. Tegelijkertijd werd door de centrale regering van hen verwacht dat men het belastingbeleid van de staat zou implementeren. Dit wilde zeggen dat men afhankelijk was van inkomsten uit de betaling van huur en diensten. Maar door de voortdurende toename van inwonersaantallen, het her en der opduiken van zogenaamde illegale "shack settlements" en "squatter camps" binnen (en buiten) de townshipgrenzen en de hoog oplopende achterstallige huren liep men voortdurend achter de feiten aan.'-33 De enige manier om financiele armslag te verkrijgen was bijvoorbeeld verhoging van huren en andere tarieven. Maar dat stuitte weer op verzet van de bewoners en bewerkstelligde een verdere afkalving van enige legitimiteit. Verder waren beschuldigingen van con- e en afpersing niet van de lucht; sentimenten, deels in de hand gewerkt door het feit dat de raadsleden veelal rijkere leden van de zwarte gemeeschap waren, zoals eigenaars van winkelketens en drankhandels. 234 De werkelijke autoriteit lag in feite bij de zogenaamde "civics" (illegale bewonerscomites - waarover later meer), die van de onvrede met de nieuwe stadsraden profiteerden en meer macht naar zich toetrokken door voortdurend te hameren op de politieke onaanvaardbaarheid van door de centrale regering opgelegd lokaal bestuur. 235 Het directe gevolg was dat in 1985 nog slechts vijf van het bedoelde honderdtal raden functioneerden. 236

233 Ter illustratie: volgens Sapire, H., "Politics and protest in shack settlements of the Pretoria-Witwatersrand- Vereeniging region, South Africa, 1980-1990", in: Journal of Southern African Studies 18/2, p.673, woonden er in 1990 ongeveer 49.000 squatters in het PWV-gebied. In een bericht in The Star van 9 mei 1995 op basis van cijfers van een Central Statistical Services-onderzoek heeft de Gauteng-provincie 23.8 procent van alle shacks in Zuid- Afrika binnen haar grenzen, met KwaZulu-Natal als tweede met 14.92 procent. 234 Marks, S., Trapido, S., "Historical perspective", p.32. Uit de hiervoor behandelde literatuur rondom de opstand in Soweto (en andere townships) in 1976 blijkt dat der• inensen - tegelijkertijd zakenlieden en raadsleden - een voomaam doelwait waren van de actrievoerders. 235 Inzicht uit interview met K.Shubane. 236 Dit cijfer komt uit Marks, S., Trapido, S., "Historical perpective", p.32 en Price, R, "Apartheid state in crisis", p.197. Uit interview met W.Zybrands blijkt een cijfer van 35 (van de 100 raden) en Kendall-Louw, F., "The heart of the nation", p.166 geeft aan dat aan het einde van 1990 precies 24 van de oorspronkelijke 82 raden niet meer functioneerden. Cijferverwarring alom. Flier wordt het materiaal uit Price en Marks overgenomen. 83 De administratieraden werden intussen gehandhaafd. Deze ontwikkeling is deel van de trend van het aannemen van nieuwe wetten, verordeningen en bestuursstructuren terwijl de oude legislatie gewoon gehandhaafd blijft of, in de woorden van de bureaucraten zelf, 'geleidelijk uitgefaseerd' wordt.237 Om toch de schijn van verandering op te houden, werden deze instanties in 1984 omgedoopt Js zijnde ontwikkelingsraden; maar in de praktijk veranderde er hoegenaamd niets. 238 Binnen blanke plaatselijke overheden heerste zelfs het gebruik om mensen, die niet goed genoeg waren voor de stadsraad over te plaatsen naar lucratieve baantjes binnen een administratieraad. 239 Het resultant was dat de 'ontwikkelingsraden' twee jaar daarna weer afgeschaft werden - het concept werkte eenvoudigweg niet en de raden vormden eerder struikelblokken dan wegbereiders voor werkelijke ontwikkeling. 24° Hoewel dit een traumatische ervaring voor het nieuw aangesteld personeel was, droeg deze afschaffing uiteindelijk bij aan de zo verlangde rationalisering van het lokale bestuur."'

De nieuwe grondwet van 1983, welke voor het eerst politieke rechten op landelijk niveau toekende aan de kleurlingen- en Aziatische groepen in de samenleving, veranderde niets aan de onmacht van plaatselijke overheden in de (niet-bianice) townships. Hoewel zij nu officieel over zelfbeschikkingsrecht met betrekking tot zogenaamde 'eigen zaken' beschikten, bepaalde d- centrale overheid nog steeds wat nu precies die zaken waren en kon de staatspresident dezebepalingen ten alle tijde herroepen of bijstellen. Vanaf 1984 was alle macht geconcentreerd in de functie van de Staatspresident en diens 'denktank', de Presidentiele Raad. 242 De zwarte overheden vielen nog steeds gewoon direct onder een ministerie en de bestaande structuren bleven intact. Het was zogezegd de zoveelste papieren wet, voedsel voor de vlammen in de townships en koren op de molen voor buitenlandse anti-apartheidsactivisten voor wie het steeds makkelijker werd om Zuid- Afrika als de Grote Boeman aan te wijzen.

De bedoelingen van de verschillende maatregelen waren wellicht goed, de uitwerking ervan had echter veelal nauwelijks iets te maken met de oorspronkelijke intenties van de regering. Botha had

237 Voor de woordkeuze van de bureaucraten zie interview met W.Zybrands. Cameron, R, "Institutional parameters'', p.52 geeft aan dat de nieuwe grondwet van 1983 de bestaande wetgeving niet uitschakelde. 238 Overzicht en analyse in Bekker, S., Humphries, R, "From control to confusion" - zie ook voetnoot 208. 239 interview met W.Zybrands. 240 Ganswyk, L,L "Pretoria", p.40). 241 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.67. 242 Heymann, C., "Context", p.38. 84 een verleden van het doorvoeren van hervormingen en was bij zijn aanstelling vastbesloten om de staatsbureaucratie in te krimpen. Oder zijn leiding groeide het staatsapparaat echter zienderogen uit tot gigantische proporties. 2" De voortdurende centralisatie ofwel de 'regering-van-afstand' was de oorzaak van het in de lucht blijven hangen van mooie plannen en nieuwe wetgeving, een slechte informatievoorziening over en weer en de overlapping van taken en functies tussen ambtenaren en raadsleden van de verschillende overheidsstructuren. 244

Om aan deze situatie een halt toe te roepen en te voldoen aan de beleidslijnen, zoals uitgezet in 1982, werd na de aanname van de grondwet in 1983 een reeks nieuwe wetten ingevoerd om het plaatselijke bestuur te stroomlijnen en voor alle 'groepen' aanvaardbaar te maken. De verantwoordelijkheden hiervoor werden verplaatst van de provincies naar het kabinet - hoewel later dit weer werd overgedragen naar de provinciale Administrator.'-45 De betaling van de verschillende lokale besturen werd bijvoorbeeld in een wet (1984) vastgelegd. 246 Hiermee kwam de controle over de betaling van alle hogere municipale ambtenaren en functionarissen volledig in de handen van de betrokken minister - hetgeen het tegenovergestelde is van devolutie van macht naar de lokale overheden. 247 Ook werd een plan om de functionarissen van lokale overheden van een adequate opleiding te voorzien in 1985 in een wet vastgelegd. De preciese strategie hiervoor werd echter pas in 1992 goed genoeg bevonden voor daadwerkelijke implementering - zeven jaar tang gebeurde er dus in feite nets met de uitvoering van de wet."' De bestaande trainingsprogamma's van de verschillende lokale autoriteiten werden echter weggenomen of omgevormd naar centrale richtlijnen, hetgeen er op wijst dat de overheid (lees: de NP) vastbesloten was de eigen ideologische stempel te drukken op elk ander bestuursvlak in het land. 2" Deze situatie zorgde voor verwarring - ook binnen de regeringsgezinde politieke commentaren aan het eind van de jaren tachtig (zie citaat hierna), waar een verklaring gezocht moest worden tussen de hervormingsinitiatieven van de regering - gericht op devolutie van macht en bevoegdheden - enerzijds, en een onmiskenbare centralisatie van de macht anderzijds.

243 Opmerking uit interview met prof.C.Thonthill en zie ook Freund, B., "Contemporary Africa", p.285, waarin het verzet van de zogenaamde 'pasjesdemocratie' tegen enige hervormingen in verband met het noodgedwongen uit handen geven van verworven posities als voornaamste struikelblok voor net regeringsbeleid aangegeven wordt. 244 Bekker, S. "Devolution", p.26. 245 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.47. 246 Ibidem, pp.60-3. 247 Cameron, R, "Institutional parameters", p.56. 248 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", pp.64-5. 249 Cameron, R, "Institutional parameters", p.57. 85 Verreweg de belangrijkste nieuwe vorm van bestuur in de jaren tachtig en schoolvoorbeeld van de regeringsplannen omtrent de afwenteling van macht naar plaatselijk vlak was de invoering van een stelsel van zogenaamde "Streeksdiensterade" (SDR's). Dit stelsel werd wettelijk vastgelegd in 1985, maar pas mondjesmaat geimplementeerd vanaf 1987. 251 Deze raden werden door de beleidsmakers beschouwd als de "gars wat die goue eiers sou le.'252 De reden hiervoor was de verplaatsing van 21 finicties en bevoegdheden van lokale overheden naar nieuwe regionale bestuursorganen met de uitdrukkelijke bedoeling de dienstenlevering in het land te verbeteren en de overlapping van functies en diensten verder te voorkomen. De hooggespannen verwachtingen werden vooral in de hand gewerkt doordat er in de wet voor het eerst sprake was van expliciete 'multi-raciale' besturen. Van elke lokale overheid in een bepaalde regio werd verwacht afgevaardigden te sturen, zodat deze mensen samen konden gaan werken om de bedenkelijke situatie (en status) van plaatselijk bestuur en dienstenlevering te verbeteren. In het oorspronkelijke plan voor de SDR's was echter geen voorziening gemaakt voor de incorporatie van de zwarte bevolkingsgroep. Dit werd een half jaar later door de wetgever bijgedraaid. 253

Op basis van deze wet werd van de provinciale administraties verwacht voorstellen te doen voor de afbakening van gebieden, waarbinnen de SDR's moesten gaan functioneren. In de Transvaal werd het bestaande systeem van begrenzing zoveel mogelijk gehandhaafd. Hoewel er speciale afbakeningsraden werden ingesteld, lag de uiteindelijke beslissing omtrent vaststelling van nieuwe

250 Muller, P., "Ons toekomsgesprek gaan voort", in: Insig (oktober 1988), p.10. 251 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", pp.65-7. Ook goede overzichten en kritische evaluaties van het SDR-systeem en -wetgeving (van waaruit de hiernavolgende tekst is afgeleid) in Cameron, R, "Institutional parameters", pp.52-6, Du Toit, P., "Regional Services Councils: control at local level", in: Heymans, C. (et al), "Government by the people?", pp.63-76, Humphries, R, "Whither Regional Services Councils?", in: "Apartheid city", pp.78-90 en ook Ganswyk, L., "Pretoria", pp.40-8. 252 Citaat uit De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.65. 253 Ter anecdotische illustratie: uit het interview met prof C.Thomhill, een van de initiatiefnemers van de SDR- plannen, bleek dat de verantwoordelijke minister (Chris Heunis) eerst woedend reageerde op de voorstellen voor het SDR-systeem. Then Thornhill enkele maanden later met nagenoeg dezelfde plannen terug Imam, verweet de minister hem, dat hij dit al veel eerder had moeten zien. 86 grenzen bij de provinciale administrator - die zich overigens niets aan hoefde te trekken van de voorstellen van deze afbakeningsraden. Op illustratie VIII hieronder is de verdeling van de Transvaal in dergelijke raden weergegeven, waarin in vergelijking met de afbakening van de gebieden van de voormalige Administratieraden te zien is, hoezeer de grenzen (weer) verschoven.

- illustratie Nall - Sleutelkaart tot streeksdiensterade vir Transvaal 1.Pretoria 2.Wesrand 3Sentraal Witwatersrand 4.Oosrand 5.Vaaldrieboek 6.WesVaal 7.Rtntenburg/Marico 8.Oos Vaal 9.Hoeveld 10.Laeveld Platoland 11.Noord Transvaal 12.Bosveld

De provinciale administrator werd zeker na de definitieve afschaffing van gekozen provinciale besturen in 1986 de centrale autoriteit over de SDR's en was slechts verantwoording schuldig aan de minister. De administrator kreeg de macht om te besluiten waar en wanneer een SDR werd gevormd, welke lokale overheden er aan deel zouden nemen, wie de voorzitter moest zijn, welke functies een bepaalde SDR geacht werd uit te voeren en welke zaken- en industriele gebieden eventueel uitgesloten zouden worden van de SDR. Dit laatste hield verband met een speciale heffing, die het bedrijfsleven in het gebied an een SDR moest gaan betalen. De administrator was nu in staat bepaalde bedrijven hiervan vrij te stellen. In plaats van devolutie van bevoegdheden werd

87 de werkelijke macht geconcentreerd in de handen van slechts twee personen: de administrator en, uiteindelijk, de minister."'

De samenstelling van een SDR roept eveneens vragen op. Een plaatselijke overheid kreeg zetels oftewel "voting power" toegewezen aan de hand van het aantal diensten, welke door zo'n overheid (in naam van de SDR) gefinancierd en geleverd werden. In met name de zwarte woongebieden - ook in de zogenaamde 'kleurlingen' en 'Indier' townships - was er nauwelijks sprake van enige substantiele levering van diensten of financiele mogelijkheden om nieuwe diensten te financieren, zodat in elke SDR de blanke lokale autoriteiten de noodzakelijke twee-derde meerderheid bezaten om bepaalde besluiten weg te stemmen of door te drukken. De blanke overheden in de Transvaal lieten al snel weten dat zij het met als hun taak beschouwden om de besturen in de townships te 'subsidieren'. Binnen deze blanke autoriteiten heerste een wijdverspreide angst voor het SDR- stelsel, aangezien men geacht werd macht (in de vorm van functies, financien en bevoegdheden) over te dragen aan deze raden. 2255 De eerste jaren na de vorming van de eerste SDR werden door de beleidsmakers dan ook met verrassend bestempeld als "tandeknersjare." De regering ging uiterst behoedzaam te werk aangezien men uitging van het feit, dat lokaal bestuur onder de blanke kiezers zeer gevoelig lag."'

In 1992 waren er 42 van dergelijke organen in Zuid-Afrika actief, waarvan 12 in de Transvaal."' Na de aanname van de interim-grondwet van 1993 werden de raden hetzij gehandhaafd, hetzij geincorporeerd in de metropolitaanse overgangsraden - waarover later meer. Hieruit blijkt, dat de NP een Lange termijn-visie had ten opzichte van het SDR-stelsel. Aan de ene kant wilde men de BLA's voor ineenstorting behouden door via de SDR's gelden beschikbaar te maken voor de verbetering van de situatie in de townships. Aan de andere kant voorzag de partij het behoud van het SDR-systeem in een nieuw, post-apartheid Zuid-Afrika, waarmee op lokaal niveau de verschillende 'groepen' nog steeds elk een eigen stem hadden met betrekking tot lokale zaken, terwijl er regionaal op 'multi-raciaal' vlak beleid werd uitgevoerd. 258 Hoewel de SDR's 'kleurenblind'

254 Volgens Du Toit, P., "Regional Services Councils", p.70 draaide het hele systeem om de provinciale administrator. In 1989 werd deze macht echter weer zoals hienoor opgemerkt geconcentreerd in de positie van de verantwoordelijke minister, getuige De Beer, J., Lourens, L., "Plaeslike regering", p.80. 255 Humphries, R, "Regional Services Councils", p.81. 256 Atkinson, D., Heyman, C., "The future", p. 144. Zie ook opmerkingen uit interview met prof.C.Thornhill. 257 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.67. 258 Deze anaylse ontleent aan Humphries, R, "Regional Services Councils", pp.82-3. 88 werden genoemd, was de samenstelling van een SDR volledig raciaal gedefinieerd op basis van de bevolkingsregistratie- en groepsgebiedenwetten van 1950, wat in de literatuur onder meer leidt tot de volgende venijnige conclusie:

Een laatste opmerking betreft de functies van de SDR's. Deze zijn gericht op zaken als riolering, water- en electriciteitsvoorziening, transportbeplanning, verkeer en infrastructuur, gezondheidsdiensten, musea en bijvoorbeeld ook bibliotheken en de promotie van tourisme. Dit gaat echter volledig voorbij aan nijpende kwesties zoals massa-werkloosheid, armoede, ondervoeding en slecht onderwijs (in met name de townships). 260 De blanke en zwarte bevolkingsgroepen hadden beiden volledig verschillende verwachtingen van het SDR-stelsel, wat de succesvolle implementatie uiteindelijk in de weg stond. 261

Tot slot moet hier de typisch paternalistische opvatting van regeren genoemd worden, die in Zuid- Afrika alle niveau's van de politieke samenleving perverteerde. De staat is de Almachtige Vader -en, vooruit, ook de Moeder- van de Kinderen; het yolk.' Dit yolk weet in feite niet wat goed voor hen is, dus ligt daar de voornaamste taak van de overheid -nationaal, provinciaal en lokaal- om dit voor hen te reguleren. Het probleem van een dergelijke opvatting is het hanteren van het onvermijdelijke groeiproces van de kinderen. De puberteit dient zich aan, ze verliezen steeds meer het nodige respect voor het ouderlijk gezag en vroeg of laat moeten de kinderen van weleer losgelaten worden. Sommige ouders maken de fout de kinderen te vroeg los te laten -verschillende landen in Afrika worstelen met dit probleem, alsook de voormalige Sowjet-Unie- anderen houden krampachtig vast aan de dagen van weleer, toen de kinderen veelal gedwee de gebiedende hand van de staat accepteerden. Het gebruik van een dergelijke metafoor laat zien, dat het dynamische aspect

259 Du Toit, P., "Regional Services Councils", p.71. 260 thidem,p.73. 261 Opmerking uit interview met prof.C.Thornhill en onderschreven in Atkinson, D., Heymans, C. "The future", p.148. 262 Opvatting ook uit interviews met prof.C.Thornhill, W.Zybrands, Wiechers, M. en R.Seedat. Deze analyse is bijvoorbeeld ook dominant vanuit een non-academische hoek, zoals met name in Lelyveld, J., "Move your shadow, South Africa black and white" - welk boek een prestigieuze Amerikaanse Pullitzerprijs in de wacht sleepte. 89 van een ouder-kind relatie geheel buiten het werkelijkheidsbesef van de centrale overheid van Zuid- Afrika in de jaren tachtig lag. Hoewel de regering met verschillende wetten nog een wellicht goedbedoelde vorm van zelfbestuur aan de verschillende groepen in de samenleving toekende, was dit slechts olie op het vuur van het verzet. Men wilde zelf besturen en weigerde wat dan ook van een centrale overheid to accepteren. 263 Het 'werkelijke' bestuur in de townships was in de handen van de hiervoor al eerder kort aangehaalde civics'.'"

Drie jaar na de gebeurtenissen van juni 1976 ontstond in Soweto uit een eerder opgericht bewonerscomite de eerste civic ofwel "Soweto Civic Association", een organisatie die in de ogen van de meeste inwoners van Soweto de legimiteit bezat, die de administratieraad en de 'nutteloze jongensclub' niet verdienden. 265 Vanaf het midden van de jaren tachtig domineerden dergelijke organisaties de townships in geheel Zuid-Afrika; de civics werden de belangrijkste vehikels voor zwart verzet. Volgens een andere opvatting in de literatuur worden deze townshipstructuren echter beschreven als: "vehicles of uncontrolled rage. "266 Hoewel uit de geschiedschrijving meestal een beeld naar voren komt van een almachtige apartheidsstaat die de niet-blanke bevolking op alle mogelijke manieren muilkorfde en aan -het lijntje hield, was er`geen sprake van passiviteit birin- en de (overigens verre van homogene) township-gemeenschap. Ook al vormden de jaren zestig bijvoorbeeld toonbeeld van betrekkelijke rust en voorspoed, 'ondergronds' waren grote aantallen mensen betrokken bij de opbouw van verzet tegen het bewind. 267 In de jaren zeventig manifesteerde dit sluimerende verzet zich op verschillende manieren, culminerend in stakingen, demonstraties en tenslotte de Soweto-opstand van juni 1976. Dit werk werd kort na de gebeurtenissen in Soweto en de andere townships in Zuid-Afrika gekanaliseerd in de "civic associations", ofwel comites van townshipbewoners, veelal vertegenwoordigend voor een wijk, buurt of zelfs straat. De volwassenen konden natuurlijk niet achterblijven terwijl de studenten en de kinderen in de straat tegen het politiegeweld opboksten. De economische achteruitgang en het wanbeleid van de administratieraden waren verdere bronnen voor onvrede en daarmee mobilisering. Delegaties van de eerste civics in Soweto en Port Elizabeth stelden vanaf 1979 de hoge huur- en watertarieven aan de kaak bij de autoriteiten. Niet alleen "bread and butter-issues" werden door de civics

263 Uit interview met K.Shubane. 264 Parsons, N., "A new history of Southern Africa", p.336. 265 De hierna behandelde geschiedenis van de civics is (hetzij anders vermeld) voornamelijk gebaseerd op het interview met - tevens voormalig civicleider - K.Shubane en diens artikelen (zie bibliografie). 266 Citaat uit Kendall-Louw, F., "The heart of the nation", p.161. 267 Een kleurrijke beschrijving van dit `ondergrondse' werk kwam uit het interview met J.Letoaba naar voren. 90 overgenomen; juist de politieke motivatie om een werkelijke vuist te maken tegen de centrale overheid en het streven naar erkenning van een permanente status van de zwarte stadsbewoners vormden essentiele drijfveren voor het organiseren van de gemeenschap:

e mast arn feature of these vgigtmeivei#0 °tures:

Hoewel de eerste acties van deze organisaties aanvankelijk weinig succes hadden, profiteerde men vanaf het midden van de jaren tachtig van de de toenemende wil tot verzet en de voorzichtige pogingen van de regering-Botha om de niet-blanke gemeenschap meer zelfbestuur toe te kennen via met name het BLA- en later het SDR-stelsel. Daarnaast wist men zich gesteund door de oprichting in 1983 van het "United Democratic Front" (UDF), de binnenlandse tak van het ANC. Deze overkoepelende organisatie ontstond op nationaal niveau na de introductie van deze wetten, die de zwarte gemeenschap zelfbestuur aanboden als substituut voor eventueel landelijk kiesrecht - een recht wat de kleurlingen en Indier-'groepen' overigens wel toegekend kregen. 269 In de gebieden waar nog geen civics bestonden, zorgde het UDF dat er een opgericht werd - hoewel het vooral in de dichtbevolkte en verstedelijkt.• fansvaal tot 1984 duurde voordat er yen soortgelijke von vzol organisatie ontstond. Zodra een organisatie ergens in het land bijvoorbeeld een huurboycot afkondigde, werd dit door het UDF overgenomen en voor het hele land geproclameerd. De civics profiteerden van het UDF om legitimiteit te behouden en het UDF maakte sterke machtswinst met de incorporatie van al deze kleine organisaties, die de beweging een massa-karakter gaven die het nodig had in de politieke strijd tegen de regering. Het harde ingrijpen van het veiligheidsapparaat na de noodtoestanden vanaf het midden van de jaren tachtig reduceerden de betrekkelijke macht van de civics. Vanaf de politieke ommezwaai in 1990 kregen de bewegingen weer nieuw leven ingeblazen. Nu was de rol van de civics echter anders; was men in de jaren tachtig er op gericht om effectief bestuur over de townships onmogelijk te maken, nu werd men door het inmiddels gelegaliseerde ANC op het hart gedrukt door middel van onderhandelingen en samenwerking een effectief bestuur te realiseren.

268 Citaat uit een inleiding bij civic-acties in: South African History Archive (SAHA), "Images of defiance. South African resistance poster of the 1980s", p.74. 269 Laurence, P., "South African black party politics", in: Africa Insight 14/4, pp.273-4, zie ook Worden, N., "Modern South Africa", pp.124-5. 91 Het grote being van de civics op het gebied van lokaal bestuur in Zuid-Afrika en met name in Gauteng is verspreid over een aantal gebieden. Aan de ene kant vertegenwoordigden zij lange tijd de belangen van de townshipbewoners, wat hen een zekere legitimeit verschafte wat aan elk ander (township-) bestuur in het verleden altijd ontbrak, getuige onder meer het volgende citaat met betrekking to, de strijd van deze organisaties tegen de in hun ogen verfoeilijke - want door de staat opgedrongen - BLA's:

is strz le clashed head-on notort. elected Ofi.::0:.•-• Ono rg:gecfidirkldb. w.go

Met de veranderingen in het land rees de vraag, in hoeverre de civics nu eigenlijk zelf representatief waren. De leden werden (en worden) niet verkozen en het is zelfs zo, dat als iemand zich in een township vestigt, hij of zij automatisch lid wordt van de dichtsbijzijnde civic."' Met deze vraagstelling wordt voorbij gegaan aan het gegeven, dat in een verzetssituatie iemand het voortouw moeten nemen; het was in het verleden zinloos-om van werkelijke verkiezingen te spreken, daar een • onderdrukkend bewind omver moest worden gegooid. 272 Hoewel de geschiedenis van de civics liefst los van dergelijke 'vrijheidsretoriek' bestudeerd moet worden, is dit een sterke verklaring voor de huidige strijdbare representativiteit van dergelijke organisaties.

Tot slot moet opgemerkt worden dat de civics door het afkondigen van betalingsboycots ervoor zorgden dat gedurende lange tijd de townshipbewoners geen huur of belastingen betaalden. In veel gevallen duurt deze situatie nu nog steeds voort, waardoor gesproken kan worden van een 'cultuur van wanbetaling' in de townships. Dit is ontzettend belangrijk, want dit sloeg de enige basis onder eventuele lokale autonomie uit, namelijk financiele armslag en zelfvoorziening. Zonder regelmatige belastinginkomsten is elk bestuur machteloos. In 1994 stelde de nationale overkoepelende organisatie van de civics, de "South African National Civic Association" (SANCO), gevormd in 1991, zich voor het eerst achter de regeringsoproep aan de townshipbewoners, om toch vooral weer te gaan betalen. Nu is het ten tijde van het werk aan deze scriptie zo, dat landelijk gejuicht

270 Citaat uit SAHA, "Images of defiance", p.75. 271 up— merking uit interview met J.Letoaba. 272 up— merking uit interview met Enos Ngutshane, de voor de provincie Gauteng verantwoordelijke ambtenaar voor de lokale verkiezingen van november 1995 en voormalig civicleider, 20 mei 1995 te Johannesburg. 92 wordt als zestig procent van de mensen zo nu en dan weer eens de huur overmaken (zie de advertentie hieronder). Dit is tekenend voor de geweldige invloed die de civic-politiek had op het gedrag van de mensen. 2'3

- Illustratie IX -

CONCRATULATIGNS SOWETO

Last week 1 neard news that reconfirmed my Let us take up their example and achieve even

%Om •n "me people et our country. Four months higher payment levels so that there will be funds

Age only 20 oercent of Soweto's residents were to help those without services Of housing. Let us

pavirip icr their electricity. But in the spirit of get organised and involved in our communities.

slasakhane the people of Soweto hate now Let every one of us pay for our housing and

pushed that figure up to 65 percent - and that's our services and together we can build a great

according to Eskom. country. is SA K HA NE Soweto Is an example to the Masakhane. Let us build our country

nation - more and more people together, now."

paying for what they use. - Nelson R Mandela °,4111111111Prs

Temidden van de noodtoestand, de hervormingen van de beginnende SDR's, de crisis in de townships en de internationale verontwaardiging tegen het bewind onder staatspresident Botha vonden in oktober 1988 de verkiezingen voor nieuwe lokale overheden in alle 'groepsgebieden'

273 Inzicht ontleent aan interview met E.Ngutshane. 93 tegelijkertijd plaats: een unicum. 2'4 Met de afschaffing van de gekozen provinciale raden kwam de focus van politieke partijen op de lokale besturen te liggen, hetgeen de verkiezingen nagenoeg geheel deed plaatsvinden op partij-politieke basis. Binnen de blanke gemeenschap (in de Transvaal) speelde zich de strijd vooral of tussen de NP en de sinds 1982 van deze partij afgescheiden extreem- rechtse vleugel, de Konservatiewe Party (KP), terwijl in de townships de discussie vooral door de civics - maar ook bijvoorbeeld door kerkelijke leiders zoals Desmond Tutu - ondergeschikt werd gemaakt aan de "struggle" tegen het bewind. Organisaties als het UDF, de Soweto Civic Association en de aan het ANC-gelieerde vakbond COSATU (Congress of South African Trade Unions) werden na de aankondiging, dat zij de verkiezingen boycotten, door de regering aan banden gelegd. 275

Tijdens de landelijke verkiezingen van 1987 hadden de andere blanke partijen - de oppositie van de Progressive Federal Party (PFP) en de tweede extreem-rechtse NP-afsplitsing, zijnde de Herstigte Nasionale Party (HNP) stemmen verloren aan de NP. De NP verloor echter weer steun aan de aan populariteit met name in de Transvaal winnende KP. Deze laatste partij voerde voor de verkiezingen campagne tegen het hervormingsbeleid van de regering en fulmineerde vooral tegen het SDR-stelsel - de blanke overheden mochten volgens de KP zeker niet financieel opdraaien voor de situatie in de zwarte woongebieden. Hiermee baseerde men zich op de hiervoor aangehaalde sentimenten binnen de blanke stadsraden, die niet bepaald enthousiast waren omtrent het afdragen van bevoegdheden aan de SDR's. Voor de BLA's draaide de discussie eveneens rondom de SDR's. Er bestond al enige zwarte vertegenwoordiging in dit stelsel en er werden al - zij het op beperkte schaal - activiteiten door deze raden ondernomen om de situatie in de townships te verbeteren. De verkiezingen gingen dus in alle zogenaamde 'groepen' uiteindelijk om het verkrijgen van zetels (en dus: macht) binnen de SDR's - tenslotte kwam daar het geld vandaan om de beloftes aan de kiezers waar te maken. In tegenstelling tot de meer ideologische strijd tussen de (NP- en KP-) kandidaten in de blanke gebieden ging de strijd in de townships tussen rivaliserende persoonlijkheden en niet zozeer rondom brede politieke zaken of mobilisatie.

274 Voor een overzicht van de verkiezingen gebaseerd op krantenknipsels en de politick van de dag zie Humphries, R, "On the beaches... South Africa's local government elections: october 1988" en zie ook De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", pp.73-9. 275 Voor een compleet analyserend overzicht van de verschillende Noodtoestandsmaatregelen van de regering (1986- 1989) zie met name Jackson, G.S., "Breaking story. The South African press", pp.128-58. 94 Kiezers van alle 'groepen' gingen in dezelfde week naar de stembus. Er was echter sprake van onkunde bij de kiezers; er bestond een groot tekort aan fondsen voor het voeren van degelijke en informatieve verkiezingscampagnes of "voter education"-projecten. Ook onder de ambtenaren was er een tekort aan opleiding en voorlichting, zodat de meeste geregistreerde kiezers in feite bar weinig wisten van het bestuur, waarvoor gekozen werd. 2276 Van de blanke gemeenschap ging uiteindelijk 52 procent naar de stembus. Het cijfer voor de zogenaamde 'kleurlingen' lag op 44.5 procent, van de 'Indiergroep' bracht 34.8 procent een stem uit en in de 'zwarte' townships werd een percentage van 25.1 opgetekend. 277 Hoewel deze cijfers niet al te slecht lijken, moet opgemerkt worden dat het hier om percentages van geregistreerde kiezers ging. In Soweto stemde bijvoorbeeld 11 procent van het aantal geregistreerde kiezers - maar dit aantal was gelijk aan slechts 2.4 procent van de totale volwassen bevolking in dit gebied. Dergelijke cijfers gelden in meerdere en mindere mate voor alle townships in de Transvaal."'

De winst van de KP, de bedroevend lage opkomstpercentages en de voortdurende onrust in het land was vooral een doom in het oog van het Zuid-Afrikaanse bedrijfsleven. Binnen- en buitenlandse investeringen bleven uit, de internationale boycot hield aan, boycots van verzetsorganisaties tegen het kopen van 'blank& produkten deden pijn en de onvrede ten opzichte van het regeringsbeleid groeide. 279 Deze onvrede uitte zich tenslotte op twee manieren: aan de ene kant werd voorzichtig toenadering gezocht met vertegenwoordigers van het verbannen ANC, aan de andere kant vonden onderhandelingen plaats binnen Zuid-Afrika om de situatie in de townships te verbeteren om zo een einde te maken aan de steeds effectiever wordende boycotacties van onder meer het UDF en COSATU.2" De eerste onderhandelingen vonden plaats tussen de civics, de BLA's en zelfs ambtenaren van de blanke plaatselijke overheden. 2S1 De bewonersorganisaties weigerden nog verder voor diensten te betalen en dwongen vele raadsleden tot ontslag, hetgeen resulteerde in een totale afbraak van lokaal bestuur in vele townships."' Later speelden organisaties

276 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", pp.77-8. 277 Ibidem, p.79. 278 De Sowetan van 28 oktober 1988, p.12 en Thompson, L, "A ", p.237, spreken van een opkomstpercentage in de townships van 3 procent, of het feit dat er soms in het geheel geen kandidaten beschikbaar waren. 279 Zie onder meer Worden, N., 'Modern South Africa", pp.121-4. 289 Zie voor boeiende weergaves van deze ontwikkelingen bijvoorbeeld Sparks, A., "Tomorrow is another country" en ook de autobiografie van Nelson Rolihlahla Mandela, "A long walk to _freedom" (1994). 281 Een overzicht van het ontstaan en verloop van deze informele onderhandelingen in Swilling, M., "Local level negotiations: case studies and implications" en ook Price, RM., "Apartheid state in crisis", pp.204-11. 282 Cloete, F., "Local government restructuring", p.43. 95 zoals het Johannesburgse Plan Act een rol in de herorganisatie van townships."' Ook een groot bedrijf als Eskom, de leverancier van elektriciteit in Zuid-Afrika, deed vanaf 1988 mee aan deze initiatieven. 284 De noodtoestanden en de steeds scherpere maatregelen van het leger en de politie maakten echter een voorlopig eind aan dergelijke lokale initiatieven. Pas na de omwentelingen van 1989 en 1990 was er in townships als Soweto en Alexandra (in 1991) in de Transvaal weer sprake van onderhandelingen en akkoorden tussen de provincie, de civics en BLA's met betrekking tot de voortdurende weigeringen van de meeste - zo net alle - bewoners om belastingen en huren te betalen.

Van regeringszijde werd echter ook initiatief genomen, en wel door de instelling van een commissie, die voorstellen moest doen voor een geheel nieuw systeem van lokaal bestuur. De commissie startte in 1986, maar deed tot 1988 nets aangezien de NP-regering wilde wachten op de resultaten van de lokale verkiezingen dat Uiteindelijk werden in 1990 de resultaten van dit onderzoek gepubliceerd, welke de basis zouden vormen voor de ontwikkelingen en met name onderhandelingen met betrekking tot de vorming van nieuw lokaal bestuur in de jaren negentig. 286 De commissie stelde een non-raciaal, direct gekozen stelsel voor, beschermd door de grondwet en voorzien van een gezonde belastingbasis en vooral meer bevoegdheden dan tot dan toe de gewoonte was - zoals eigen politie, rechtbanken en gevangenissen, onderwijs, transport en gezondheidszorg. Daarnaast maakte de commissie zich sterk voor een zogenaamde 'lokale optie', hetgeen wilde zeggen dat de vorming van nieuwe lokale (en regionale) overheden plaatselijk onderhandeld zou moeten worden - een voorstel wat gedurende het nationale onderhandelingsproces van de jaren negentig daadwerkelijk uitgevoerd werd. De bedoeling van de commissie was, dat met deze 'lokale optie' de netelige kwestie van representativiteit uit de weg geruimd zou worden. Met de insluiting van lokale leiders van alle belanghebbende groepen zou dit argument vanuit de verzetsorganisaties komen te vervallen. 287 De voorstellen van de commissie werden in 1991 in een "Wet op Tussentydse Maatreels vir Plaaslike Regering" vastgelegd, waarin

283 Voor voorbeelden initiatieven Plan Act in de Transvaal zie Kendall-Louw, F., "The heart of the nation", p.132. 284 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", p.89. 285 Overzicht uit interview prof.C.Thornhill, die tevens als voorzitter van deze commissie aangesteld werd. 286 Een volledig overzicht van de voorstellen van de Thornhillcommissie in Kendall-Louw, F., "The heart of the nation", pp.156-8. Een overzicht van de reacties daarop met name in De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", pp.33-5. 287 Uiteindelijk mislukte deze lokale optie door de storende rol van de civics, aldus prof C.Thornhill. Het civic- argument was, dat dit weer een voorbeeld was van hervormingen van bovenaf, zonder dat zij (en andere organisaties) geconsulteerd waren (opmerking uit literatuur en interview met K. Shubane). 96 voorziening werd gemaakt voor lokale onderhandelingen, vergaderingen en zelfs mogelijke gezamenlijke dienstenlevering door blanke en "naasliggende" townshipoverheden. 288 Sommige plaatselijke overheden weigerden echter gevolg te geven aan deze wet en de implementatie ervan geschiedde zeer traag. Daarnaast waren het inmiddels gelegaliseerde ANC en haar bondgenoten - de zogenaamde 'non-statutoire' zijde aan de onderhandelingstafel - niet te spreken over het feit, dat de regering niet deze groepen had geconsulteerd alvorens tot wetgeving over te gaan. Van beide zijden op lokaal niveau werd negatief gereageerd tegen de zoveelste eenzijdige maatregel van de centrale overheid.

Dit brengt het verhaal tot aan de omwenteling van 1990, de vrijlating van Nelson Mandela en het begin van de informele gesprekken en later formele onderhandelingen op nationaal vlak. 289 Een groot deel van de politieke, journalistieke en geschiedkundige literatuur rond deze ontwikkelingen worstelt met allerlei verklaringen voor de weliswaar verwachte echter toch voor velen nogal plotselinge veranderingen na het aantreden van F.W. De Klerk als vervanger van P.W. Botha in 1989. Er wordt gewezen op de invloed van het nieuwe en als onbedreigend ervaren Rusland onder leiding van Mikhail Gorbachev, naar de wereldwijde trend van omwentelingen aan het eind van de jaren tachtig zoals naast de v '0 nali•le S,Qwjet-Unie ook China, Taiwan, Zuid-Korea en Brazili6, gewezen wordt op de verscherpte anti-apartheidspolitiek van de Verenigde Staten vanaf 1989 en daamaast werd de weinig succesvolle, noch expansieve economie van Zuid-Afrika als oorzaak aangewezen.' Binnen het kader van dit hoofdstuk en deze scriptie wordt in het midden gelaten wat de oorzaken waren. Verondersteld kan worden dat elke verklaring wel enig hout snijdt. In 1993 werd een nieuwe - tijdelijk functionerende - grondwet aangenomen, waarin voor het eerst sprake was van constitutionele bescherming voor lokale overheden.

Onderhandelingen en verkiezingen (1993 - 1996)

In het begin van 1993 werd ernst gemaakt met de veranderingen op lokaal bestuursniveau. Het jaar begon met de aankondiging van staatspresident De Klerlc, dat lokaal bestuur vanaf 1 april dat jaar

288 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", pp.85-8. 289 In de literatuur wordt deze omwenteling en de nieuwe regelingen na onderhandelingen tussen de NP en met name het ANC cynisch betiteld als een sterk staaltje van het woude stokpaardje van de NP; het adagium "sharing power without losing control", zie Worden, N., 'Modern &)iith Africa", 0.124. 290 Voor deze argumenten zie respectievelijk de bronnen Spatics, A., The mind of South Africa", p.363, Fukuyama, F., "The next South Africa", in: South Africa International 22, pp.71-80, Chazan, N. (red), "Politics and society in contemoporaty Africa", p.437 en Etherington, N., "Explaining the death throes", in: "Peace, politics and violence in the new South Africa", pp.106-13. 97 zou worden beschouwd als 'algemene zaak' in plaats van het sinds de grondwet van 1983 geldende 'eigen zaak'-concept. 291 Dit besluit betekende, dat er ruimte gemaakt werd voor het scheppen van een overkoepelende raad voor het hele gebied van een municipaliteit - zonder onderscheid tussen racia-1 gedefinieerde gescheiden gebieden. Deze aankondiging maakte deel uit van in maart aangenomen wetgeving, welke ook voorzag in de hanehaving van het SDR-stelsel en -wetgeving (van 1985) voor de gebieden buiten de steden in alle negen - voorheen vier - provincies. Daarnaast werd in maart ernst gemaakt met de formele instelling van een landelijk overlegorgaan voor de vorming van nieuwe lokale overheden, genaamd het "Local Government Negotiating Forum" (LGNF). 292 De zestig afgevaardigden naar het forum kwamen van de ene kant uit de bestaande lokale overheden en aan de andere kant SANCO als onderdeel van de alliantie van het ANC, COSATU en de South African Communist Party (SACP). Het forum kwam zeer moeizaam tot stand, maar werd uiteindelijk door de ontwikkelingen op nationaal vlak - met name de hervattingen van de onderhandelingen en de financiele crisis in de townships - onvermijdelijk voor de regering. De voornaamste probleemlcwesties betroffen het al dan niet vervangen van bestaande overheden en het houden van verkiezingen voor zogenaamde interim-besturen ingevolge de bepalingen van de nieuwe interim-grondwet. Op metropolitaans vlak was er al sinds 1990 een onderhandelingsforum in werking, de zogenaamde 'Metropolitan Chamber" (MC) onder leiding van de latere co- voorzitter van de landelijke taakgroep die de lokale verkiezingen van 1995 organiseerde, Frederik van Zyl-Slabbert. Deze MC stelde het concept van interim-lokale overheden voor plus het concept van het houden van verkielingen voor overgangsraden.

Hoewel alle deelnemers aan de onderhandelingen het eens waren over de noodzaak van nieuwe en krachtige lokale overheden, werd er toch door de uiteenlopende onderhandelaars zeer verschillend gedacht over lokale democratie.' De NP legde sterke nadruk op een zo sterk mogelijke devolutie van macht naar de lokale overheid - tot op het niveau van afzonderlijke plaatselijke 'constituties' - om de bestaande (blanke) gemeenschappen het recht te laten behouden te beslissen over eigen

291 De breuk van F.W. De Klerk met het beleid van P.W. Botha leidde tot grote verwarring onder de Zuid-Afrikaanse journalisten, aldus Johnson, S., "Strange days indeed", pp.50-2. De Klerk kwam weliswaar over als een geheel andersoortige politicus als Botha, maar was toch een vertegenwoordiger van de conservatieve (Transvaalse) hock binnen de NP. Zie hiervoor onder meer Rhoodie, E., "PW Botaa, thc last betrayal", pp.285-8, en Dijk, K. Van, Kamsteeg, A. (red), "FW De klerk, man van die oomblik", p.55. 292 Zie voor een overzicht van de onderhandelingen de regelmatig verschijnende edifies van het blad Negotiation News (jaargang 1993/94) en meer gedetailleerd in Cloete, F., "Local government restructuring", pp.42-65. 293 Voor het overzicht hierna zie Christianson, D., Friedman, S., Strong local government", pp.1-9, en Heyns, J.H., "Verslag", pp.30-8. 98 zaken - zonder inmenging van de centrale regering. Hiervoor stelde men in de steden naast metropolitaanse organen ook aparte wijkraden voor, die het specifieke karakter van kleine gemeenschappen dienden to behouden en zelfbeschikking zouden moeten krijgen over gemeenschappelijke belangen. Dit wijksysteem werd uiteindelijk aangenomen, zij het dat de stemmen tijdens de verkiezingen in 1995 voor 60 procent naar wijkkandidaten gingen en voor 40 procent aan partij-politieke kandidaten toegewezen werden. Samen moesten deze gekozen mensen een lokale raad vormen. Voor de overkoepelende metropolitaanse overheid kwam er echter nog een derde stem bij - ook gebaseerd op politieke partijen.

Het ANC stond huiverig ten opzichte van een maximale devolutie van macht naar lokale besturen, daar dit wel eens de herverdeling van rijkdom en welvaart kon afremmen. Men pleitte toch voor sterke centrale en provinciale overheden, die een controlerende en coordinerende functie zouden moeten uitoefenen over de ontwikkeling van met name de townships. De civics waren onverminderd voor een zeer autonome plaatselijke overheid, die in de ogen van SANCO garant

zou staan voor de ontwikkelingen op "grassroots"- niveau. Hierin zouden allerlei bestaande burgerorganisaties - traditionele leiders, vrouwenorganisaties, vakbonden, civics et cetera - ook hun zegje moeten hebben. Maar ook zij waren bezorgd over de negatieve invloed, die dit zou kunnen hebben op het essentiele aspect van de redistributie.

Andere politieke partijen - zoals de Democratic Party (DP), de (WP), de Konservatiewe Party (KP) en het Pan Africanist Congress (PAC) - deden niet mee aan de onderhandelingen. Vaak waren zij sterk gekant tegen de republikeinse opbouw van het 'nieuwe Zuid-Afrika', zoals voorgesteld door de nationale onderhandelaars (in het geval van DP, IFP en KP), of was men simpelweg tegen enige vorm van onderhandeling of instelling van overgangsbesturen voordat er nationale verkiezingen hadden plaatsgevonden (PAC).

Het LGNF startte nogal moeizaam - zoals gewoonlijk tijdens het onderhandelingsproces in Zuid- Afrika tussen 1990 en 1994 - maar kwam na enkele maanden toch met panklare voorstellen voor het hoofdstuk met betrekking tot lokaal bestuur in de interim-grondwet van 1993 (hoofdstuk Lien) en een volledige "Local Government Transition Act" van datzelfde jaar. Deze voorstellen waren echter niet het produkt van door alle deelnemers netjes ontwikkelde akkoorden, maar werden door het ANC en de regering buiten het LGNF om bekokstoofd met het argument, dat de

99 onderhandelingen te traag verliepen om op tijd tot een overeenkomst te komen. De essentie van de ideeen van het ANC en de regering kwam neer op de verdeling van de stedelijke overheden in proportionele en wijksvertegenwoordiging en de noodzaak van grondwettelijke bescherming voor de autonomiteit van lokaal bestuur - hetgeen in het verleden nooit was gegarandeerd. In het uiteindelijk door het LGNF aanvaarde document werd allerlei wetgeving betreffende lokaal bestuur uit het verleden uit de boeken geschrapt, zoals de BLA-wet van 1982, maar ook de meer recente en hiervoor behandelde "Wet op Tussentydse Maatreels vir Plaaslike Regering" van 1991. Deze laatste maatregel van de regering werd door de ANC-alliantie beschouwd als onaanvaardbaar vanwege het feit, dat zij niet gekend waren in het opstellen en aanvaarden van de wet. 294 De onderhandelingen tussen de verschillende lokale autoriteiten in het land, waarin de wet van 1991 voorzag, waren er slechts in tien procent van de gevallen in geslaagd om gezamenlijke administraties op te zetten. In de Transvaal was er geen enkel akkoord volgens de letter van deze wet gesloten - hoewel er 25 initiatieven buiten de wet om wel kans hadden gezien een vorm van gezamenlijk bestuur te organiseren. 295

De nieuwe overgangswet verdeelde de transformatie van oud naar nieuw lokaal bestuur in drie fases. De eerste fase duurde vans" invoering van de wet (februari 1994) tot de verkiezingen voce nieuwe lokale besturen. 296 Gedurende deze zogenaamde 'pre-interim' fase werden lokale onderhandelingsforums op poten gezet, welke bestonden uit alle belanghebbenden en deelnemers aan het bestuur in het gebied van het forum - wederom verdeeld in statutoire en non-statutoire groepen. Hoewel vele (door de KP gedomineerde) blanke autoriteiten de gesprekken vertraagden en er sprake was van organisaties, die probeerden aan beide zijden van de tafel plaats te nemen, slaagden deze forums er uiteindelijk in om tijdelijke overgangsraden te installeren. De raden voorzagen in het regelen van dienstenlevering en het meehelpen aan het organiseren van de verkiezingen. Acht maanden na de invoering van deze wet waren in de PWV-provincie, verdeeld in 19 gebieden bedoeld voor deze overgangsstructuren, weliswaar overal van dergelijke forums actief,

294 Deze analyse is ontleend aan het jaarlijks veriChijnende SAIRR, -"Race Relations Survey", jaargang 1993/94, pp.560-9. 295 Ibidem, p.568. In het PWV-gebied was bijvoorbeeld de middelgrote stad Benoni wel geslaagd in het organiseren van een dergelijk `onwettelijk' nieuw lokaal bestuur. 296 Oorspronkelijk werd als stemdatum oktober 1994 vastgesteld, maar door de traagheid in het vormen van tijdelijke overgangsorganen en het vastlopen van vele lokale onderhandelingsforums werd dit tijdstip een jaar uitgesteld en uiteindelijk door de landelijke taakgroep vastgesteld op 1 november (bron onder meer het interview met taakgroep co- voorzitter K.Shubane). 100 maar waren er slechts drie akkoorden voor de vorming van overgangsraden gesloten. 297 Naast de forums werd er ook per provincie een speciaal comite voor lokale overheden aangesteld. De bedoeling hiervan was het behouden van overzicht en controle voor de provinciale overheid en het daarhakken van knopen, die op lokaal niveau helemaal vast zaten. 298

De tweede fase bestond uit de periode vanaf de verkiezingen tot aan de het einde van de huidige zittingsperiode van het vers verkozen lokale bestuur en de implementatie van de nieuwe grondwet. 2" In deze periode worden de lokale besturen nog steeds beschouwd als Itransitioneeli ofwel met de centrale regering vergelijkbare "plaaslike regerings van lokale eenheid"3" De derde en laatste fase begint na de invoering van de finale grondwet, waarbij enige veranderingen in het bestaanden systeem doorgevoerd kunnen worden, mits zij overeenstemmen met de bepalingen van de interim-grondwet en de overgangswet van 1993.

Hoewel het LGNF relatief snel en effectief tot werkbare voorstellen kwam en bovenstaande maatregelen zonder al teveel problemen werden doorgevoerd, zijn door academische commentatoren van verschillende zijden kritische kanttekeningen geplaatst. 301 Allereerst was de samenstelling van het LGNF niet ideaal: belangrijke groeperingen zoals de DP, IFP en het PAC waren niet van de partij. Met name de DP stemde tot het bittere einde niet in met sommige aspecten van de uitkomsten van het overleg. Ook het uitblijven van consultatie met vertegenwoordigers uit de plattelandsgebieden (met name de traditionele leiders waren hierbij van belang) zorgde voor kritiek en het bestempelen van de resultaten als zijnde volledig gebaseerd op de centrale Witwatersrand."' Daarnaast had het forum simpelweg te weinig tijd om rustig te

297 Zie Marsland, L., "Back to the polls", in: Weekend Star, 8-9 oktober 1994, p.10. 298 Voor een voorbeeld van een dergelijke `knoop' in het PWV-gebied, waar de provincie ingreep bij de demarcatie van de stadsgebieden Johannesburg en Soweto zie onder meer Marsland, L., "ANC drops local govt bombshell", in: Weekend Star, 23-4 juli 1994, p.1 en ook Craythome, D.L., "Cumulative supplement", p.39, waar dit beschreven wordt als het gerechtvaardigde ingrijpen van de provincie tegen zogenaamde "stubborn attitudes." 299 Deze nieuwe grondwet werd door het parlement aanvaard in mei 1996, maar moet nog door het Constitutionele Hof worden beoordeeld. De implementatie volgt waarschijnlijk in 1999, op tijd voor de landelijke verkiezingen (waarmee ook het huidige Itegering van Nationale Eenheid'-concept komt te vervallen). 300 Opmerking hierbij: de NP stapte in mei 1996 uit de landelijke en provinciale besturen, maar deed dat met nit de verschillende lokale overheden - zeker niet na de verkiezingswinst in de Westelijke Kaapprovincie kort daarna Dit mag tekenend genoemd worden voor het belang, dat gehecht wordt aan het behoud van enige zeggenschap over de eigen gemeenschap. 301 Zie hicrvoor met name Cloete, F., "Local government restructuring", pp.62-4, en Chrisitianson, D., "Local government the loser", in: Indicator South Africal1/4, pp.27-32. 302 Deze opmerking is ontleend aan Christianson, D., "The loser", p.29 en wordt bevestigd door uitlatingen tijdens het interview met prof C.Thornhill, welke academicus bijvoorbeeld ook opmerkt dat hoofdstuk 10 van de interim- grondwet doorgednikt werd door Transvaler politici. 101 onderhandelen. Pas op het laatste moment werd het forum formeel in werking gezet, aangezien de landelijke constitutionele besprekingen lange tijd voor gingen:

De tijdsfactor was ook van belemmering op het voeren van overleg met de achterban. Hierdoor werd het LGNF nogal eens beschuldigd (met name uit non-statutoire hoek) van gebrek aan doorzichtigheid en het voeren van 'elitistische' besprekingen. Het kabinet belemmerde de voortgang echter ook door het trage instemmen met de vorderingen van het forum en het voortdurend uitvorderen van politieke richtlijnen aan de statutoire onderhandelaars, welke soms niet meer in staat waren bepaalde overeenkomsten aan te gaan vanwege het uitblijven van formele goedkeuring. Dit gebrek aan richting en leiding was de oorzaak van het ontstaan van een situatie, waarbij individuele onderhandelaars op eigen houtje initiatieven ondernamen, die formed gezien buiten hun bevoegdheden lagen. Ook waren de verwachtingen van de onderhandelaars ten opzichte van gezamenlijk lokaal bestuur veel te hoog gespannen, daarmee voorbijgaand aan het succes van de acties van de verzetsbewegingen - vanaf 1984 - om de townships 'onregeerbaar' te maken. 304 Ook was er nauwelijks sprake van de beschikbaarheid van enige werkende administratieve infrastructuur om de voorgestelde maatregelen effectief uit te voeren. Er werd ook weinig nagedacht over de kosten van de maatregelen en de achtergronden van de ambtenaren in kwestie. 305 Binnen de BLA's was er nauwelijks sprake van enige opleiding en als die er al was, was deze gericht op het uitvoeren van routinematige klussen en niet het organiseren van grootschalige ontwikkelingsprojecten. De blanke lokale overheden hadden al te maken met een gebrek aan staf, laat staan dat er extra mensen beschikbaar waren om deze projecten aan te pakken. De bescherming van lokaal bestuur in de grondwet wil echter ook ook niet al teveel zeggen, hoewel door de regering stellig werd beweerd dat dit afdoende was.' Tenslotte stelt de interim-grondwet lokaal bestuur slechts dan in staat wetten te maken en te implementeren, als deze niet in strijd zijn met provinciale en nationale

303 Christianson, D., "The loser", p.27. 3°4 De term `onregeerbaar' is afkomstig van de huidige vice-president , gebruikt voor de verzetscampagne van het ANC (en UDF) vanaf 1984 in de townships. 305 Betreffende het ontbreken van fondsen zie Financial Mail, 25 november 94, p.47. 306 Opmerkingen uit interview met minister RMeyer. • 102 wetgeving. De formele zelfstandigheid van lokaal bestuur is met andere woorden minimaal. Aan deze kritiek werd toegevoegd, dat de formulering van de grondwet (wederom) zo vaag is, dat dit de ruimte biedt voor velerlei interpretatie. 307

Een positief punt, wat door de commentatoren werd gemaakt, was het fe:i dat ae onderhandelingen op lokaal vlak op hetzelfde moment als de landelijke gesprekken in het World Trade Center te Kempton Park (ten oosten van Johannesburg) plaatsvonden. Dit zorgde ervoor, dat de media betrekkelijk weinig aandacht toonden voor de voortgang en het LGNF 'ongestoord' haar werk kon doen.308

Een laatste opmerking omtrent het ingewikkelde en door vele verschillende vormen van forums en raden gedomineerde overgangsproces geldt een akkoord van januari 1994 betreffende de manier, waarop de gigantische achterstand van dienstenlevering in zogenaamde "historically disadvantaged areas" aangepakt moest worden. Hiermee verplichtten de deelnemers zich tot het zo snel mogelijk hervatten en verbeteren van de dienstenlevering - na de installering van overgangsraden. De ongelofelijk hoge schulden van de voormalige BLA's - een gevolg van de betalingsboycots van de civics - werden afgelost door de staat, met uitzondering van individuele schulden van inwoners. Schuldenaars konden echter slechts dan gedwongen worden alsnog te betalen, als zij volgens de letter van de wet "liable to pay" waren, hetgeen in de praktijk betekende, dat een persoon in het desbetreffende gebied daadwerkelijk legaal woonde - een nogal vage formule.'" Deze geyallen van wanbetaling moesten daarop per geval bekeken worden. Hoewel de boycots een belangrijke oorzaak van de 'cultuur van wanbetaling' waren, moet ook opgemerkt worden dat de helft van de townshipbewoners nooit een rekening thuis gestuurd kregen.' Andere oorzaken voor de schuldenlast in de townships waren de gebrekkige inkomstenbasis van de BLA's - mede gezien het feit dat deze gebieden enig zakenleven van betekenis ontbeerden - en politieke problemen, de afwezigheid van een stelsel van eigendomsbelasting en algemene wanadministratie door onervaren

307 Zie de behandeling van deze ontwikkelingen in Craythorne, D.L., "Cumulative supplement", pp.33-47, waarin vooral gewag wordt gemaakt over de gevaren van deze vage formuleringen. 308 De rol van de media werd door de onderhandelaars en acadernici als `storend' ervaren, zie bijvoorbeeld de bron voor deze opmerking Cloete, F., "Local government restructuring", p.63. Een argument daartegen is bijvoorbeeld een uistekend voorlichtend artikel over de voortgang en resultaten van de onderhandelingen, "The final steps to democracy" in: de Sowetan, 12 augustus 1994, p.12. Dit wijst op het weinige vertrouwen, wat de dagbladsector geniet. 309 Craythome, D.L., "Cumulative supplement", p.45. 310 Negotiation News 10, 15 jtun 1994, p.4. 103 en veelal ook onopgeleide ambtenaren en raadsleden. 31 Ook de hernieuwde toeloop van migranten naar de stedelijke gebieden in de jaren negentig zorgde voor verhoogde sociale spanningen en een scherpe toename van het geweld in de townships - geweld, dat door de veiligheidstroepen van de overheid volgens velen in de hand werd gewerkt, hetgeen een mening was die getuige de cartoon hieronder door de populaire pers van harte ondersteund werd.'

- lllustratie X -

"Our hands are tied. That's a ceremonial assegaal he was stabbed with."

Deze escalerende geweldssituatie werkte de betaling voor huren en diensten eveneens niet in de hand." Zoals hiervoor vermeld ondersteunde SANCO vanaf 1994 de pogingen van de regering in

311 De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering", pp.93-4. 312 Betreffende dit geweld gaan talloze verhalen de rondte. Allereerst zou veel van het geweld tussen townshipbewoners (ANC) en hostelbewoners (Inkatha/Zulu's) niet door de veiligheidstroepen van de regering bestreden worden, zie De Haas, M., "Violence and negotiations - 1990-1993. The perspective of an academic", in: Meer, F., "The Codesa file", pp.164-7. Deze etnicisering van het geweld (waarbij ANC als louter 'Xhosa' en Inkatha als 'Zulu' beschreven wordt) was in feite een produkt van de belangen van de regering, aldus Marks, S., "The origins of ethnic violence in South Africa", in: "Peace, politics and violence", p.142. Een simpelere verklaring is gebaseerd op het dagelijkse gevecht om het bestaan in de van oudsher intolerante en `harde' townships, zie Waldmeir, P., "The shadows on the sun", in: Leadership South Africa 12/2, p.24. Meer over de zogenaamde `orchesnatie' van het townshipgeweld en de rol daarin van de veiligheidstroepen in: Africa Watch Committee, "The killings in South Africa: the role of the security forces and the response of the state" en De Haas, M., "Violence and negotiations", pp.170-1. Een Inkatha-woordvoerder meent in Woods, G., "Violence and negotiations - an Inkatha perspective", in: Meer, F., "The Codesa file", p.192, dat het geweld door alle groepen bewust gebruikt werd "in generating support and discrediting opponents."Duidelijk is, dat de rol van de staat een zeer bedenkelijke is - getuige ook de verschillende processen op het moment van schrijven tegen voormalige militairen en zelfs ministers (generaal Magnus Malan bijvoorbeeld) betreffende hun rollen in verschillende aanslagen (met dodelijke afloop). Zie ook De Kock, C., "Political violence in South Africa: are we putting out the fire from the top or the bottom?", in: Liebenberg, I. (et al), "Democratic nation-building in South Africa", pp.345-364. 313 Worden, N., "Modern South Africa", p.139. 104 deze situatie verandering te brengen door de townshipbewoners aan te sporen de openstaande rekeningen te gaan betalen.

Uiteindelijk leidde dit alles tot de eerste zogenaamde 'non-racial& verkiezingen voor plaatselijk bestuur in Zuid-Afrika - met uitzondering van probleemgebieden zoals Natal en de Westelijke Kaapprovincie, waarin de kiezers pas in 1996 naar de stembus konden - op 1 november 1995. Het proces van verplichte kiezersregistratie verliep bijzonder traag en noopte de regering tot het verlengen en aanpassen van de deadline (zie de treffende cartoon hieronder).

- Illustratie XI -

Ongeregeldheden zoals bij de landelijke verkiezingen het jaar daarvoor - waarbij geen registratie plaats vond - wilde men nu voorkomen, mede gezien het nieuw ingevoerde stemmen per afzonderlijke stadswijk.'" Uiteindelijk werd landwijd door de organiserende "Elections Task Group" geclaimd dat meer dan 60 procent van potentidle kiezers zich had geregistreerd. 315 Dit cijfer werd betwist door commentatoren gegeven het rommelige verloop van de registratie, het veel voorkomende foutieve registreren van kiezers en het ontbreken van namen van correct geregistreerde mensen op de uiteindelijke kiezerslijsten. 316 In Gauteng werd een registratiepercentage van 76.21 procent opgegeven, verdeeld in 75.62 procent voor de metropolitaanse gebieden van Johannesburg en Pretoria, 75.52 procent in de stedelijke gebieden en 98.42 procent in de landelijke gebieden. In de provincie waren 348 wijken afgebakend, waarvan er

314 Rechtvaardiging uit interview met minister R.Meyer. 315 Bewering ook uit interview met K. Shubane. 316 Zie hiervoor met name The Star, 19 juli 1995 en de analyse van deze periode in hoofdstuk V. 105 269 door ANC-kandidaten werden betwist, 245 door onafhankelijke kandidaten of leden van kleinere partijen zoals het PAC en de KP, 234 door NP-mensen, 99 door het betrekkelijk nieuwe Afrikaans getinte Vrijheidsfront (VF), 56 door de DP en tenslotte in 51 door IFP-kandidaten campagne gevoerd werd. 317 In de gebieden, waar op 1 november gestemd kon worden, waren 12.68 miljoen van de potentiele 17.5 miljoen mensen geregistreerd (zie illustratie 3GI voor de afbakening van overgangsraden in Gauteng, waarin ook nog SDR's voorkomen). 318

- illustratie 3QI -

TRANSITIONAL LOCAL GOVERNMENTS IN THE Pr/ (GOMM) PROVINCE

LEM 9=1=11. mamas ass oso 1/1 1.4111191•4 '—• Mil 1.41 UM MI MN= OA ...,1211 ,1174.771. CM Ma •

comor Ilay■ Pm.

IALITITI011 It a IC lf [11.

317 Dit cijfermateriaal is overgenomen uit de Mail & Guardian 11/44, 27 oktober tot 2 november 1995, p.11 met daaibij de (ook door de journalist gemaakte) opmerking dat hiermee niet gesuggereerd wordt dal de cijfers bijster betrouwbaar zijn. 318 In de meer landelijice delen van Gauteng - overigens nog steeds onder beheer van twee SDR's - kon overigens pas op 29 november gestemd worden vanwege 'technische' problemen - een verdere voklaring bleef echter nit. Bron: The Sunday Independent, 29 oktober 1995, p.2. 106 Van deze groep gingen uiteindelijk 5.3 miljoen naar de stembus - wat neerkomt op een deelnemerspercentage van ruwweg 30 procent in plaats van de meer dan 50 procent, die de taakgroep claimde. 319 Deze cijfers leidden tot sceptische reacties:

De verkiezingen werden door de meeste analisten gezien als een toets voor de steun van de bevolking aan de regering en vooral aan het ANC. Uit de stemcijfers bleek, dat het ANC wat steun had kwijtgeraakt - echter niet aan andere partijen, maar vooral aan de zogenaamde "stayaway vote"; teveel mensen kwamen eenvoudigweg niet opdagen bij de stemlokalen, ondanks andersluidende berichten van "millions of enthusiastic voters" in de media?' De steun voor de andere grote partijen - NP, DP, UP, PAC, VF - bleef min of meer gelijk. De verkiezingscampagnes van de verschillende partijen concentreerden zich vooral op de stijgende misdaad- en geweldcijfers in het land - helaas heeft lokaal bestuur daar bar weinig mee to maken, daar zij niet beschikten over politietaken en -bevoegdheden. 3" Ondanks de enthousiaste reacties van politici van de meeste partijen en de claims op succes door de taakgroep, bleek vooral het opkomstcijfer van de verkiezingen niet bijster bemoedigend voor het kervers verkozen lokaal bestuur in het land. De zo gevreesde 'apathie' van de kiezers - na de euforie van de landelijke verkiezingen van 27 april 1994 - werd realiteit. 323

Slot

Hiermee komt een eind aan deze uitgebreide, zij het nog steeds zeer oppervlakkige reis langs de verschillende kernpunten van de geschiedenis van lokaal bestuur in Zuid-Afrika. Met de bagage

319 Het commentaar is ook hierna gebaseerd op een verkiezingsanalyse van Lawrence Schlemmer (het zogenaamde `Schlemmer-rapport'), zoals weergegeven in: Financial Mail 138/9, november 1995, p.47. 320 Ibidem (citaat direct uit Schlemmer-rapport). 321 Dit citaat uit Mail & Guardian 11/45, 3 tot 9 november 1995, pp.6-7. 322 Lokaal bestuur heeft ook op het moment van schrijven geen bevoegdheden in deze, hoewel er landwijd (mar vooral in Gauteng) gepraat wordt over de beperkte invoering van een soort gemeenschapspolitie. 323 Deze kiezersapathie werd voor de verkiezingen uitgebreid door de verschillende media gesignaleerd (zie hoofdstuk V), bijvoorbeeld in: Edmunds, E., "Are we really (yawn) so bored?", in: Mail & Guardian 11/44, 27 otkober tot 2 november 1995, p.6. Als verklaring hiervoor werd geopperd een algemeen heersend gebrek aan helderheid rondom de verkiezingen, onwetendheid onder de bevolking omtrent wie de kandidaten waren en wat de preciese grenzen van 'hun' wijken waren. Daamaast werd een gebrek aan informatie en kennis omtrent de verschillende soorten stemmen binnen metropolitaanse gebieden opgemerkt. 107 uitpuilend van deze souvenirs in de vorm van verkregen kennis kan gekeken worden naar wat overblijft van de aan het begin van dit hoofdstuk vermelde vijf hypotheses. Deze veronderstellingen kunnen nu een voor een getoetst worden aan de ervaringen van de tekst.

Allereerst werd verondersteld, dat de geschiedenis van de veelvuldige hervormingen op lokaal bestuursgebied in Zuid-Afrika gekenmerkt wordt door de ervaring, dat nieuw te vormen structuren, ambtelijke departmenten of bijvoorbeeld regionale besturen met tot gevolg hebben dat verouderde systemen daarmee afgeschaft worden. De groei van de bureaucratic kan vanuit deze optiek mede verklaard worden door het naast elkaar bestaan van elkaar in taakterreinen en verantwoordelijkheden overlappende bestuursapparaten. Deze stelling wordt in het voorgaande - helaas - keer op keer bewezen. In het recente verleden is daar het voorbeeld van regionale ontwikkelingen in de jaren tachtig, waarbij SDR's, administratieraden en ontwikkelingsraden langs elkaar functioneerden. Zelfs in de negentiende eeuw bestonden er twee verschillende vormen van bestuur - het Britse model zoals gevolgd in de Kaap en het op het vroegere Hollandse systeem gebaseerde Transvaler model - naast elkaar of liepen in elkaar over. De oorzaak lag, zoals hiervoor aangegeven, mede in de door machtsovername en de explosieve ontwikkeling van de mijnbouwindustrie gedomineerde geschiedenis van de Transvaal. Maar dit neemt met weg dat er een grondslag gelegd werd voor overlapping en onduidelijkheid met betrekking tot plaatselijk bestuur. Met de gescheiden ontwikkeling van vormen van lokale overheden in de twintigste eeuw onstond er een situatie, waarbij het onduidelijk was wie nu verantwoordelijk was voor welke diensten - en in welk gebied. 324 Het volledig langs elkaar praten en leven van ambtenaren en raadsleden in de zogenaamde 'blanke', 'Indier', 'kleurlingen' en 'zwarte' woongebieden was bier debet aan. De onduidelijkheid werd bijvoorbeeld een excuus voor met name blanke lokale overheid om in het geheel niets uit te voeren - of Touter ad hoc-beslissingen te nemen. 325 Hierdoor ontstond een situatie, die direct leidde tot de opstanden in de townships aan het einde van de jaren zeventig en het midden van de jaren tachtig (zie citaat hierna).

324 Met name wordt hier naar het voorbeeld van het SDR-systeem verwezen, zie Cameron, R, "Institutional parameters", p.52. Deze SDR's werden volgens deze auteur door de regering bedoeld als oplossing voor de hier gegeven conclusie. 325 Cloete, J.J.N., "Local government", pp.90-3. 108 t ei &value, system :1700g ipAmoip4.vg 0?..477Mp level racialcommunities were separated Icy lqw in every mere" of stziety, and d all other :eammunif

Een tweede hypothese was direct gebaseerd op dit gescheiden groepsbeleid van de verschillende regeringen in het land. Door deze politiek zou de onderlinge communicatie tussen de verschillende artificieel gecrederde bevolkingsgroepen in Zuid-Afrika niet goed verlopen, wat begripsverwarring tengevolge heeft. Hoewel de verschillende regeringen met name voor de Tweede Wereldoorlog - de instelling van adviesraden in de lokaties bijvoorbeeld - en gedurende in de jaren tachtig allerlei hervormingen doorvoerde, bedoeld om de niet-blanke bevolking enige vorm van zelfbestuur en democratisch besef aan te bieden, werden dergelijke maatregelen door deze gemeenschappen over het algemeen als beledigend, te beperkt en discriminerend ervaren - de initiatieven hadden met andere woorden een averechts effect."'

Uit dezelfde argumentatie van deze twee veronderstellingen kwam een derde hypothese voort. Gescheiden ontwikkeling vertaalde zich ook naar volledig gescheiden lokale besturen, hetgeen bijdroeg aan zeer uiteenlopende ervaringen van lokaal bestuur. Uiteindelijk vertaalde dit verschil zich echter in een gedeeld wantrouwen en zelfs desinteresse jegens lokaal bestuur; de blanke overheden waren onbemind door onbekendheid, ondoorzichtigheid en vriendjespolitiek, de zwarte plaatselijke overheden bijvoorbeeld door het gebrek aan legitimiteit en representativiteit in de ogen van de townshipbewoners. 328 Daarnaast kan voorzichtig een oprnerking gemaakt worden in het verschil van opvattingen betreffende plaatselijk bestuur tussen het op Westerse ideeen gebaseerde systeem wat door de regering werd voorgestaan, en het nog steeds door 'traditionele' of 'tribale' elementen beinvloedde besef in de townships?" De vraag is, of deze twee ideologieen wel bijelkaar te passen zijn op de wijze, die tijdens de onderhandelingen in de jaren tachtig en negentig in Zuid- Afrika voorgesteld is.

326 Cloete, F., "Local government restructuring", p.42. Zie ook van dezelfde auteur een uitgebreid argument in deze Cloete, F., "Greying and free settlement", in: Humphries, R (et al), "Apartheid city", pp.91-107. 327 Voor een overzicht hiervan zie Price, RM., "Apartheid state in crisis", pp.152-89. Deze auteur betoogt dat het mislukken van de regeringsinitiatieven een algemeen geldend effect is van het beleid van een autocratische overheid die voorzichtig begint met zogenaaamde `hervormingen'. 328 Zie onder meer Christianson, D., "The loser", pp.27-32 en Cloete, J.J.N., "Local government", met name p.44-5, pp.90-2 en citaat op p.170: 'local authorities should bear in mind that if they are unknown they will be unloved" 329 In de interviews met prof.C.Thornhill, K.Shubane en M.Wiechers werd bijvoorbeeld gesproken van een Indaba'-proces van besluitvorming en bestuur, waarbij de leiders worden geboren in plaats van verkozen. 109 Een vierde veronderstelling gold de kanttekening bij de vele wetten en maatregelen, uitgevaardigd door centrale en provinciale overheden. De vraag werd gesteld, of de implementatie daarvan werkelijk plaats vond of enig effect had. Hiervoor is al opgemerkt dat de bedoelde effecten net of nauwelijks bereikt werden door de regering. De ontwikkelingen van het lokaal bestuur in de townships laat in deze ook enig licht schijnen, daar adviesraden, hoofdmannen, "Useless Boys' Clubs", de voornoemde regionale raden, BLA's en gemeenschapsraden bier op gezette tijden via wetgeving geacht werden te ontstaan en vlekkeloos te functioneren - waar in de praktijk nets van terecht kwam. De blanke overheden bleken bepaalde wetgeving - veelal bedoeld om aan de sitivatie in de lokaties of later de townships iets te verbeteren casu quo te veranderen - slechts mondjesmaat en clan nog met merkbare tegenzin uit te voeren. Uiteindelijk was de implementatie van centrale wetgeving de verantwoordelijkheid van de lokale overheid, zoals hiervoor ook door verschillende auteurs werd aangegeven. Deze verantwoordelijkheid werd echter nauwelijks genomen - de wetten leken inderdaad tot op zekere hoogte slechts papieren monsters. Dit lag net uitsluitend aan de onwil of onkunde van lokale overheden; juist de hiervoor gesignaleerde veelal vage formulering van wetten, ruimte biedende voor velerlei interpretatie, draagde bij aan het mislukken ervan.

Tot slot werd een generaliserende - en wellicht voor de hand liggende - opmerking gemaalct betreffende het sterk gecentraliseerde karakter van de machtsverhouding tussen nationaal, provinciaal en lokaal bestuur. De oorzaken hiervan zijn talrijk; de wenselijkheid van eenheidswording na de Anglo-Boerenoorlog, de noodzaak om middels overkoepelende controle- maatregelen het hoofd te bieden aan massale urbanisatie in met name de twintigste eeuw, de groeiende onrust en later zelfs opstand op lokaal vlak (in de townships), de veelomvattende en diep ingrijpende uitvoering van de apartheidsideologie, de falen daarvan en de wens de touwtjes strak in de hand te houden bij het voorzichtig invoeren van hervormingen in de jaren tachtig en tenslotte de allesoverheersende nadruk op collectieve 'natie-bouw' van de jaren negentig tot op de dag van vandaag - het zijn slechts enkele hiervoor aangehaalde voorbeelden van verregaande centralisatie.

Deze dominantie van centraal gezag laat zich onder meer vertalen in een door alle bevolkingsgroepen in Zuid-Afirika gedeelde houding jegens plaatselijke overheden in het algemeen: desinteresse en wantrouwen. Voor de overwegend blanke gemeenschap geldt dit, daar er nauwelijks aprake was van enige doorzichtigheid of voorlichting vanuit de stadstraden. Voor de `zwarte' gemeenschap in de townships geldt dit vanwege de afwezigheid van enig daadwerkelijk

110 `bevoegd' lokaal bestuur. Nadat dit bestuur er in verschillenrle fases wel kwam - adviesraden, gemeenschapsraden, Administratieraden, BLA's, SDR's - ondermijnde de ANC/UDF verzetscampagne "To make the townships ungovernable" enig besef van legitiem besef bij de bewoners (annex kiezers). Dit wil niet zeggen, dat er onder de verschillende bevolkingsgroepen geen enkele wil heerste, om deel uit te maken van het lokale bestuur of bijvoorbeeld inlichtingen te winnen over deze overheidsvorm. Door de sociale omstandigheden kwam het hier eenvoudigweg niet van. De politieke druk in de townships en de intolerantie tussen strijdende facties was te hoog. In de blanke gebieden functioneerde het lokale bestuur over het algemeen prima - reden voor de bevolking om zich over dit vlak van regeren niet al te druk te maken. Het centralisme draagde bij aan de overtuiging, dat bij eventuele problemen de staat alles wel zou oplossen. In het gevecht tegen de apathie van de potentiele kiezers waren de Zuid-Afrikaanse burgers uit alle `groepen' in feite tot op zekere hoogte uniform - de eenheid, die zo naarstig door de regering van vooral Nelson Mandela nagestreefd werd, maar juist op dit gebied niet bedoeld werd.

Hiermee komt een eind aan een overzicht van de beschikbare informatie en achtergronden, noodzakelijk voor een goed begrip van de situatie waarin het plaatselijk bestuur in Zuid-Afrika zich beyond - zowel in 1988 als in Van de journalist mag verwacht worden, dat hij of zij hies een selectie kan maken om de lezer adequaat te informeren en inzicht te bieden in het verleden van het nieuwswaardige onderwerp. Dit inzicht is tenslotte noodzakelijk voor een afgewogen keuze tijdens het stemproces. In het vijfde hoofdstuk wordt de journalistiek op deze gronden beoordeeld; was er sprake van adequate berichtgeving of juist van door ideologie, censuurdreiging of zelfs ignorantie bepaalde wan-informatie? In het volgende hoofdstuk een overzicht van de geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse dagbladsector en enige opmerkingen betreffende de achtergronden bij een dergelijk media-onderzoek.

111 Hoofdstuk IV

Geschiedenis en achtergronden bij DE GEDRUKTE MEDIA IN ZUID-AFRIKA

De journalistiek in Zuid-Afrika is van een heel andere aard als men bijvoorbeeld in Nederland gewend is. Generaliserend kan opgemerkt worden dat een kritische traditie nagenoeg ontbreekt. Schoolvoorbeelden van hoe het niet moet zijn journalisten, die doorvragen waar een voorname politicus al te kennen heeft gegeven het bij een persverklaring te willen houden of reporters, die schokkende uitspraken publiceren welke in vertrouwen zijn gedaan. Hen wordt gebrek aan respect, geduld en beleefdheid verweten. Hiervoor zijn verschillende redenen aan te voeren. Allereerst was de pers in Zuid-Afrika onder de verschillende regimes al vanaf het prille ontstaan aan het begin van de negentiende eeuw stevig gemuilkorfd en konden de media vooral tijdens de noodtoestand in de jaren tachtig uitsluitend de visie van de regering op de actualiteit weergeven. De staatspresident en diens kabinet waren in de ogen van het journaille ontzagwekkende figuren, een vleesgeworden "Big Brother" als het ware, die naast respect ook een flinke portie voorzichtigheid verdienden. Al te provocerende interviews en berichten werden niet op prijs gesteld en voor men het wist, kon de broodgever het wel eens in opdracht van de minister in kwestie voor gezien houden. Deze traditie is nog steeds aanwezig, hoewel de meeste mensen menen dat er de laatste jaren veel is veranderd.

Door Nederlandse ogen gezien, stelt deze nieuwe wind echter nog niet veel voor, getuige bijvoorbeeld de programma's in 1995 rondom de herdenking van president F.W. De Klerks' parlementaire speech van twee februari 1990. Met deze toespraak luidde De Klerk het politieke einde van de apartheid in. Zelfs het meest kritische journalistieke achtergrondprogramma op de Zuid-Afrikaanse televisie, Agenda, onthield zich vijfjaar na dato van scherp commentaar.' In plaats van een kritisch interview met

Uitzending van Agenda op 2 februari 1995 op de voormalige TVI-zender. Op het moment van schrijven zijn de vroegere zenders van de staatstelevisie hernoemd als SABC I, 2 en 3. Het genoemde programma is nu samengevoegd met een ander voormalig actualiteitenprogramma en gaat door het leven als Agenda/Newsline. 112 De Klerk over bijvoorbeeld alle fouten en smerige streken van het bewind na deze gedenkwaardige toespraak, werd de man in staat gesteld om te praten over een collectieve 'lotsbestemming' van het Zuid-Afrikaanse yolk, over de zogenaamde steun van de gehele Nasionale Party (NP) voor zijn woorden en kon hij zomaar beweren dat het apartheidsregime in feite nog vijf of tien jaar aan de macht had kunnen blijven. Met andere woorden: De Klerk hoefde de apartheid helemaal niet of te schaffen, Nelson Mandela vrij te laten of het ANC uit de ban te halen. Het moge duidelijk zijn dat het praten over het gezamenlijke 'lot' nogal wrang klinkt in de oren van talloze Zuid-Afrikaanse burgers, dat de NP nog sterker verdeeld was (en is) dan het Christendom en de Islam - hoewel dit wereldrefigies zijn - en dat de voortzetting van vijf jaar apartheidsbewind op zijn zachtst gesproken nogal onrealistisch genoemd kan worden.

Evengoed had de redactie van het programma kunnen kiezen voor een scherp portret van het ANC, dat nu ook de handen in onschuld wast maar zich in het verleden eveneens bediende van twijfelachtige taktieken.' Men koos er echter voor het ANC in het geheel niet aan het woord te laten. Blijft de nasmaak van een goedkoop propaganda-filmpje voor De Klerk en zijn partij. Deze kritiekloosheid en het verregaande respect voor autoriteit - ontzag voor gezag - is zeer sterk aanwezig binnen de geledingen van de zogenaamde "mainstream" journalistiek in Zuid-Afrika. Op zich is dit geen speciale typering van de journalistiek in dit land; over het algemeen wordt de journalistiek gedomineerd door beeldvorming en taal casu quo terminologie van de dominante elite, alleen al door het feit dat deze 'groep' binnen de samenleving het geld en de middelen heeft om contact te maken en te onderhouden met de media, daar waar aan minder sterk georganiseerde groepen een dergelijke infrastructuur ontbreekt. 3

Met deze ongenuanceerde stellingen raakt de analyse van de rol van massamedia in Zuid-Afrika het terrein van het debat rond de invloed van ideologie op de media. Vandaar het besluit, om in dit hoofdstuk allereerst te kijken naar de rol van ideologie in moderne gedrukte media. Aangezien het

2 De notie dat beide zijden fouten begingen in het verleden wordt regelmatig aangehaald in de verzameling columns in de periode 1989 tot en met 1994 van journalist Johnson, S., "Strange days indeed." Op het moment van schrijven zijn dergelijke verhalen van beide zijden regelmatig te in de getuigenissen tijdens de verhoren van de zogenaamde "Waarheidskommissie"onder leiding van de Anglicaanse Aartsbisschop Desmond Tutu. 3 Fowler, R., "Language", p.22. 113 voornaamste empirische onderdeel van de thesis een analyse van de berichtgeving in dagbladen omvat, moet hieropvolgend het een en ander gezegd worden over de invloed die dergelijke publicaties hebben op het lezerspubliek. Met deze communicatie-wetenschappelijke bagage kan op reis worden gegaan door het media-landschap van Zuid-Afrika, waarbij een gedegen blik in de beschikbare reisbrochures zicht moet geven op de geschiedenis van dit opmerkelijke deel van de maatschappij. Tot slot komen de in het volgende hoofdstuk uitgebreid bezochte pleisterplaatsen een voor een aan bod: Beeld, Sawetan en The Star.

Ideologie beinvloedt de manier waarop de redacteur zijn column schrijft, waarop zijn baas het dagblad bestuurt en het beleid, wat de regering van het land voert ten opzichte van de media. Dit is zonder twijfel een mooie, afgeronde hypothese. De betekenis van een dergelijke stelling komt echter dan aan het licht, wanneer gekozen wordt uit de vele beschikbare en werkbare definities van de term 'ideologie'. Het gaat te ver om binnen dit verband een uitgebreide opsomming te geven van de inhoud van het aantal beschikbare definities. 4

De definities van het begrip 'ideologie' vallen ruwweg in twee categorieen uiteen. Aan de ene kant ligt de essentie op een reeks neutrale opvattingen, al dan niet behorend bij een specifieke groep in de samenleving. Deze reeks opvattingen wordt eenvoudigweg aangeduid als zijnde een ideologie. Aan de andere kant gaat het eveneens om de opvattingen van een bepaalde groep; deze opvattingen hebben echter de vervelende eigenschap misleidend en illusoir te zijn en dienen slechts ter meerdere eer en glorie van de belangen van de groep. 5 Met wat passen en meten kan in plaats van 'groep' gelezen worden 'dominante elite' en in plaats van 'belangen' kan het veelzeggende en volgens Nietzsche allesoverheersende concept 'macht' ingevuld worden. Elke zogenaamde 'groep' in de maatschappij heeft een eigen reeks opvattingen, regels en ongeschreven wetten die het gedrag van de groepsleden stuurt. 6

4 Om een voorbeeld te geven van mogelijke definities zoals geformuleerd in de gebruikte literatuur van deze scriptie kan verwezen worden naar Degenaar, J., "Taal", welke 6 definities biedt, Dijk, T.A., Van, "Elite discourse" geeft 1, Cormack, M., "Ideology" noemt er 5 en Fowler, R., "Language" beperkt zich tot 1 simpele omschrijving. Keuze genoeg. 5 Thompson, J.B., "Ideology and modern culture", pp.52-6 en zie hiervoor ook Degenaar, J., "Taal", p.6. 6 Alle voornoemde auteurs zijn het min of meer met elkaar eens wat betreft het sturende karakter van ideologie met uitzondering van Cormack, die in deze meer nuance aanbrengt, aangezien concepten als `ongeschreven wetten' en het `sturen van groepsgedrag' nogal vaag een meerduidig zijn. 114 Het typische van de moderne maatschappij is echter, dat het individu deel uitmaakt van een nogal groot aantal uiteenlopende groepen en voortdurend keuzes maakt uit de verschillende ideologieen, die hem of haar worden aangeboden. Voor de hand liggend lijkt het gegeven, dat het individu eerder voor de dominante ideologie zal kiezen - to denken valt daarbij aan de ideologie van de staat, kerk en werkgever - dan voor een daarmee conflicterende serie opvattingen. 7 Problematisch bij deze opvatting - in zekere zin ook deel van een ideologie - is de eigenwijsheid van het individu, alsmede de complexiteit van de moderne samenleving. 8 Dit is een reden voor het feit, dat binnen deze scriptie niet gekozen is voor een onderzoek naar de effecten van de berichtgeving, die geanalyseerd wordt in hoofdstuk V. De portie informatie en commentaar die de trouwe lezer dagelijks uit de krant verneemt, is slechts een van de vele series opvattingen, welke het gedrag van een persoon beinvloeden. Het is aannemelijk dat redacteuren en journalisten binnen het dagelijkse werk door minder ideologieen beinvloed worden, dan de alledaagse lezers. 9 De journalist valt bijvoorbeeld onder het mes van de hoofdredacteur, de collega's, de bronnen en de positie, die zijn of haar krant inneemt.' De hoofdredacteur - tevens columnist in de meeste dagbladen - stuurt het schip door het stromende water van de eigenaar van de krant en deze managers bevinden zich direct in het vaarwater van de regulerende overheid." Redacteuren en journalisten vallen wellicht minder direct onder de centrale overheid, maar worden door 1—t de Zuid-Afrikaanse regering sterk gevormd.' Bij dit laatste argument kan 'het beleid' vervangen worden door 'de ideologische controle." Over het mediabeleid ofwel de (indirecte) censuurpolitiek van de Zuid-Afrikaanse overheid later meer.

Voor de behandeling van ideologie in termen van overheersing door `dominante' elites en dergelijke, zie met name Dijk, T.A. Van, "Elite discourse" en Thompson, J.B., "Ideology". 8 Zie voor deze nuancering (zoals vermeld hiervoor) Cormack, M., "Ideology", pp.13-5. 9 Louw, P.E., p.252. 10 Voor dit argument zie Darnton, R., "The kiss of Lamourette", pp.61-93 en Tyson, H., "Truth, tolerance, fairness and freedom are the values whe should be striving for" in Louw, P.E. (red), "South African media policy", p.115. Specifieke aandacht voor de rol van de krant en het management zie Tyson, H., "Editors under fire", p.332 en Fowler, R., Language", pp.10-9. Oosthuizen, L.M., "Media policy and ethics", p.15. Zie voor een tegenargument betreffende de al dan niet beinvloedende factor van management en overheid Tyson, H., "Editors", p.332. 12 Pinnock, D., "Popularise, organise, educate and mobilise: culture and communication in the 1980s", in: Louw, P.E. (et al), "The alternative press in South Africa", p.148. 13 Oosthuizen, L.M., "Media policy", pp.4-6. 11 5' Een belangrijke nuance bij de discussie rondom de betekenis van ideologie is het gegeven, dat ideologie slechts een element is wat de samenleving en het gedrag van mensen daarin stuurt en beinvloedt." Een ander en wellicht veel dominanter en veelzeggender element is taal, onderdeel van het deels universele en deels groepsgebonden begrip 'cultuur'.' s De rol van taal is in hoofdstuk II uitgebreid aan bod gekomen. Flier dient opgemerkt te worden dat gezien het voorgaande in de literatuur beargumenteerd wordt, dat taal door ideologie bepaald is. 16 Ideologie is echter een door afspraken - met een ander woord: taal - totstandgekomen concept. Daaruit volgt dat ideologie wordt bepaald door taal. Met een kort maar veelzeggend citaat kan dit debat als volgt worden afgesloten:

„Taal kcrri nit' net bard nre, maar kan or~tbttid )Taal 'n auvntttur `» orsoo. 'n

Taal, cultuur en ideologie zijn nauw verwante en verweven concepten. De onderzoek moet niet de fout maken slechts voor een van deze concepten te kiezen en daarmee de anderen te verwaarlozen of zelfs te onderschatten. De specifieke aspecten van de invloed van taal per onderzocht dagblad komen met name in het volgende hoofdstuk naar voren. Ideologie wordt hierna behandeld in termen van de censuurproblematiek in Zuid-A- -.a en het beleid van respectievelijk Beeld, Sowetan en The Cultuur raakt hierdoor ietwat ondergesneeuwd, daar de brede massa - een onwelvoeglijke term voor het potentiele lezerspubliek - in deze scriptie buiten beschouwing blijft. Er zijn echter opmerkingen te maken omtrent de journalistieke 'cultuur', waarbij cultuur gezien wordt als een systeem van waarden en normen van een bepaalde groep mensen; in dit geval het journaille.

Een onderdeel van de journalistieke cultuur is het besef onder journalisten, dat zij een bepaalde invloed en functie hebben in de samenleving. Met betrekking tot deze invloed kan gesproken worden van een soort machtsbesef. De media zijn overal aanwezig in het leven van alledag. Hoewel de televisie en in Zuid-Afrika vooral de radio dominant zijn, is er met name in de provincie Gauteng een voorname plek

14 Cormack, M., "Ideology", p.98. 15 Degenaar, J.,, "Taal, kultuur,ideologie", pp.4-5. 16 Dit argument wordt met name naar voren gebraclIt in: Fowler, R., "Language in the news", en in nog sterkere mate in: Dijk, T.A., Van, "Elite discourse and racism." 17 Degenaar, J., "Taal", p.8. 116 ingeruimd voor de kranten, daar hier zestig procent van alle dagbladen in Zuid-Afrilca verschijnen." Hoewel de daadwerkelijke 'macht' van de media met name door de ingewikkeldheid van de maatschappij nauwelijks te bepalen is, wordt door een groot aantal media-onderzoekers no?a1 eens aangenomen, dat de ontvanger een volledig hulpeloos slachtoffer —an de media-boodschap is. 19 Deze opvatting is achter niet alleen eigen aan de academische wereld, juist binnen de journalistieke cultuur is soms een vergelijkbare opvatting als uitgangspunt bij het dagelijkse werk te signaleren:

Met name na de jaren zestig werd een herziening van deze nogal boude beweringen aangegeven met de geruststellende opmerking, dat het gedrag van mensen niet zomaar door het lezen van een krant, het luisteren naar de radio of het kijken van televisie verandert - tenslotte hoort de mens niet bij de 'massa', maar is hij of zij touter invidueel.' De opvattingen omtrent de onbewuste macht van de media zijn daarmee echter niet de wereld uit. Eigentijds onderzoek toont juist aan, dat de media vooral op onbewust niveau het gedrag van mensen strei!Aeinvlotden of zelfs bepalen:

";lam problem of media p.9101!, 10-gPqg):;.1 i s PMA4SEIO orehestrati* im41140 of tie publ~e vain con trim the ideologicalectil

18 Hachten, W.A., Giffard, C.A., "The press and apartheid", p.267. Zie voor percentages Zuid-Afrika ook Pinnock, D., "Popularise", en Owen, K., "The English press: of broadsides and broadsheets", in: Ecquid Novi 8/1, p.68. 19 Voor een behandeling van de veranderende opvattingen ten opzichte van de zogenaamde macht' van de media zie bijvoorbeeld Fourie, P.J.. "Paradigms in media research", in: Joubert, D. (et al), "Knowledge and method in the human sciences", p.275. 20 Snyman, J., "Die Neo-Marxisme - van die Frankfurtse Skool, se meta-teorie van die joernalistiek", in: Ecquid Novi 8/1, p.29. 21 Fourie, P."; "Paradigms", pp.275-6. Deze opmerking is enigzins gekscherend ontleend aan de film "Life of Brian", van het Engelse satirische collectief Monty Python's Flying Circus. Hierin wordt een man (Brian) door een massa discipelen nagevolgd in de verondersteiling, dat hij de Messias is. Hij roept hen toe dat zij met massaal achter een mens aan moeten lopen - dat ze allen individu'en zijn. De massa geeft hierop uniform het volgende antwoord: "Yes, we are all individuals!" Deze anecdote hier terzijde. 22 Dijk, T.A. Van, "Elite discourse and racism", p.281. 117 Een manier om binnen de context van deze scriptie een standpunt in te nemen ten opzichte van de 'macht' van de media, zou het houden van een publieke enquete met betrekking tot de effecten van de berichtgeving in The Star, Sowetan en Beeld kunnen zijn.' In het licht van de hiervoor behandelde discussie rondom de complexiteit van de sociale werkelijkheid waarin de lezer zich bevindt en het minder adequate edoch zeker relevante argument van tijd- en ruimtegebrek binnen het onderzoek voor deze scriptie is hiervoor echter niet gekozen. Daarbij komt de vraag in hoeverre het zeer fragiele instrument van de enquete een daadwerkelijk 'machtseffect' kan beoordelen. Niet alleen is de vraagstelling een talig casu quo ideologisch produkt van de onderzoeker in kwestie; vooral de selectie en keuze van participanten voor een dergelijk omvangrijk project is vatbaar voor bedenkingen betreffende de 'waarheid' van de eventueel behaalde resultaten.

De vraag is, in hoeverre de notie of de media al dan niet een bepaalde macht uitoefenen op de ontvanger invloed heeft op de manier waarop de journalist zijn of haar vak uitoefent. Cultuur versmelt op de werkvloer tot de term 'beroepsideologie', hetgeen betrekking heeft op het beeld, wat de nieuwsorganisatie en de journalist van zichzelf en zijn of haar taken heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de academische terminologie van de "gatekeeping"- en de daaraan tegenovergestelde "advocacy"- journalistiek. Volgens de eerstr 'ovatting wordt de journalist geacht louter alle relevante ec:ten, meningen en commentaren door te geven aan de lezer. De tweede opvatting maakt van de journalist een criticus, van wie verwacht wordt het op te nemen voor de minder machtigen en geprivilegeerden in de maatschappij." Deze laatste opvatting is herhaaldelijk - en niet weinig verrassend - terug te vinden in de geschriften van Zuid-Afrikaanse journalisten. 25 Journalisten denken nogal graag van zichzelf, dat ze werkelijk iets te zeggen hebben. 26 Uit de vroegste geschiedenis van de gedrukte media in Zuid-Afrika blijkt, dat men al in de negentiende eeuw een behoorlijke pet van zichzelf op had, getuige onder meer de manier waarop de eerste onafhankelijke krant in Zuid-Afrika, The South African Commercial Advertiser, in januari 1824 aan het publiek bekend werd gemaakt (zie citaat hierna).

23 Deze suggestie bijvoorbeeld in: Fourie, P.J., "Paradigms", p.281. 24 Fourie, P.J., "Media en objelctiwiteit die positivistiese en kritiese denkskole", in: Communicare 12/1, pp.25-6. 25 Voorbeelden hiervan: Harvey Tyson in: "Editors urder fire" namens The Star, en hoofdredacteur Aggrey Klaaste in het hierna gebruikte o'erzicht van de geschiedenis van de Sowetan, uitgevoerd door RAU-studenten. 26 Inzicht uit praktijkervaring van de auteur. 118 and' e> gim etino

In een gesprek met journalisten zal echter nooit staat worden gemaakt op de invloed die men heeft - of zou kunnen hebben - op de lezers. Journalisten doen het voor het yolk, beschouwen zichzelf als controleurs ofwel "watchdogs", belast met het nauwlettend bespieden of zelfs bestrijden van de regering.' Het is nogal twijfelachtig of de dagbladen, die in deze scriptie onder de loep worden gehouden de regering daadwerkelijk willen of kunnen bestrijden, daar uit de voorgaande discussie rondom de beinvloeding door ideologische controle van bovenaf blijkt, dat de pers - bewust of onbewust - de ideeen van de dominante elite doorgeeft aan het lezerspubliek.' Dit ondanks het feit, dat de journalisten zoals bijvoorbeeld uit het onderzoek in hoofdstuk V onder meer blijkt, regelmatig tegen de regering tekeer gaan; het taalgebruik en vooral de gebruikte terminologie komt nog steeds uit de koker van de soms zo gewraakte overheid." In Zuid-Afrika betekent dit nogal eens dat de journalisten de diepgewortelde raciale vooroordelen in de samenleving slechts bevestigen.' Dit leidt tot de volgende veelzeggende opvatting van een lezer met betrekking tot de pers in Zuid-Afrika:

27 De Kock, W., "`n Wyse van spreke. Die ontstaan van die pers in Suid-Afrika", p.48. 28 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", pp.178-9. Zie ook Beukes, W.D. (red), "Oor grense heen. Op pad na 'n nasionale pers 1948-1990", p.228. De zogenaamde "watchdog"-idee komt ook terug in: McClurg, "The Afrikaans press: from lapdog to watchdog?", in: Ecquid Novi 8/1. Tyson, H., "Editors", p.70 spreekt van de rol van de journalistiek als 'fighting the system from within", zie ook de speech van Sowetan-redacteur Joe Latakgomo in: Tyson, H, (red), "Conflict and the press. Proceedings of The Star's centennial conference on the role of the press in a divided society", p.61. 29 Dijk, T.A., Van, "Elite discourse", pp.278-282, en zie ook Thompson, J.B., "Ideology and modern culture. Critical social theory in the era of mass communication", pp.164-171. 30 Fowler, R., "Language in the news", p.22. 31 Deze opmerking vooral als conclusie in Oosthuizen, L.M., "Media policy", pp.96-7. 119 Nu is dit een uitspraak geboren uit frustratie en verdient dus nuancering. Ten eerste is daar de opmerking, dat Zuid-Afrika geen enkele nationale krant bezit om de eenvoudige reden dat het land te groot is om het voor een uitgever financieel haalbaar te maken dagelijks overal op dezelfde tijd een voor alle gebieden zinvolle krant te laten verschijnen. Een tweede kanttekening is het bestaan van een krant als de Sowetan, welke toch door velen gelezen wordt en met name gericht is op het 'zwarte' deel van de bevolking. Buiten deze boeiende discussie wordt in deze scriptie gelaten het bestaan van de zogenaamde 'alternatieve' pers." Aangezien de drie geanalyseerde dagbladen alien tot de zogenaamde "hoofstroomkoerante" behoren, is gekozen om deze omvangrijke wereld van veelal links- progressieve anti-regeringspublicaties links te laten liggen. Het bestaan van deze periodieken wijst echter op een fundamentele beoordelingsfout in de hierboven geciteerde opmerking." Er is echter een overheersend punt, wat de spreker hier onbewust maakt, dat hout snijdt en dit betreft het taalgebruik van de meeste media en zeker de voornaamste dagbladen in het land (en dan zonder uitzondering ook in de onderzochte provincie Gauteng). Deze taal - Engels en in mindere mate Afrikaans - hoort bij het blanke gedeelte van de bevolking en biedt met andere woorden een geheel andere versie van de werkelijkheid dan de meerderheid van de Zuid-Afrikaanse burgers denkt en voelt. 35 Taal blijkt weer eens veel 'gevaarlijker' of 'machtiger' dan men zou denken. Het gaat echter te ver om te suggereren, dat dit een bewust 'complot' van de media is." De negatieve commentaren ten opzichte van het niveau, de stijl, de kwaliteit en de invloed van de Zuid-Afrikaanse dagbladjournalistiek over het algemeen zijn legio. 37

32 Opmerking van acteur John Kani in Tyson, H. (red), "Conflict and the press", p.89. 33 Zie hiervoor onder meer Louw, P.E., "Analysis of cultural phenomena like the 'alternative media'", in: Joubert, D. (et al), "Knowledge and method", pp.286-300. Zie voor een meer algemene titel ook Louw, P.E., Tomaselli, K. (red), "The alternative press in South Africa." 34 De hier geciteerde opmerking van J.Kani suggereert echter niet dat hij weet waarover hij praat - de acteur lijkt meer uit op het bewust shockeren op de prestigieuze en internationale conferentie van The Star. Op deze conferentie werden zijn uitlatingen wel gesteund door The Star-journalisten (zie pp.249-51). Zie vooral ook: Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.262. 35 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.21. Relevant zijn in deze ook gelijkluidende opmerkingen van Zuid-Afrikaanse journalisten in: Tyson, H., "Editors under fire", p.31 en Owen, K., "The English press", p.68. 36 Fowler, R., "Language in the news", p.124. 37 Zie voor specifieke commentaren McClurg, J., "The Afrikaans press", p.59, Owen, K., "The English press", pp.64-71, en Oosthuizen, L.M., "Freedom of information", in: Dialogus 2/1, p.3 betreffende een conferentie over 120 Toch zijn er bevreemdende stemmen te horen, die een geheel ander en toch academisch doorwrocht geluid ten opzichte van de pers laten horen:

Vikkring:: :: orn thelea overnment has tried word, ii 1S:45.0.1tie ress as goveFnmeliis ax when

De vraag is, of de overheid wel zo onder de indruk was van de 'macht' van de pers in het land, aangezien uit de rijk gedocumenteerde en emotioneel geladen geschiedenis van censuur en overheidsbeleid in Zuid-Afrika blijkt, dat de regering nauwelijks boodschap leek te hebben aan de soms zeer kritische en zelfs vernietigende commentaren vanuit de dagbladsector. 39 Het bestaan en de ontwikkeling van perscensuur in Zuid-Afrika is vooral door verontwaardigde journalisten en voormalig redacteuren uitgebreid onder woorden gebracht. 4° De geschiedenis van de gedrukte media in Zuid- Afrika is vanaf de verschijning van de eerste "Neder-Duitsche Courant" (zijnde een regeringsblad) in de Kaapse kolonie op 16 augustus 1800, getiteld The Cape Town Gazette and African Advertiser / Die Kaapsche Stadscourant en Afrikaansche Berigter, vergeven van verzet tegen en dreiging met staatscensuur. 41 Dit wordt bondig samengevat in de volgende mismoedige opmerking in het debat rond de toekomst van de Zuid-Afrikaanse media in de jaren negentig:

010.: leafiaswe:verh44:Offee

persvrijheid en -kwaliteit van de Sowetan (andere opmerkingen met betrekking tot deze conferentie in het volgende hoofdstuk). 38 Jackson, G.S. "Breaking story. The South African press", p.5. 39 Oosthuizen, L.M., "Media policy", p.34. Voor een (verontwaardigde) reactie op de hier gesuggereerde houding van de regering ten opzichte van de dagbladen zie Tyson, H., "Editors under fire", p.204. 40 Zie voor overzichten hiervan met name de hiervoor al regelmatig aangehaalde werken van Tyson, H. en met name Hachten, W.A., Giffard, C.A., "The press and apartheid." 41 Voor overzichten van dit prille (maar toch voor de situatie in de jaren tachtig en negentig al relevante) begin van de Zuid-Afrikaanse pers zie De Kock, W., "'n Wyse van spreke", p.22 (en verder), Tyson, H., "Editors under fire", pp.225-6 en ook Fourie, P.J., "Zuid-Afrika", in: Neatens, J. (et al), "Nederlandstalige en Afrikaanstalige media. Tweede internationale colloquium Nederlands in de wereld", p.291. 42 Pahad, E., "The media are too important to be left to the professionals to plan", in: Louw, P.E. (red), "South African media policy. Debates of the 90s", p.123. 121 De pers in Zuid-Afrika was vanaf het prille begin verdeeld in twee groepen, gescheiden door de talen (het Engels en Afrikaans). Pas gedurende de twintigste eeuw ontstonden hierbinnen scherpe verdelingen en toevoegingen zoals de tegenstelling tussen "left and right wing presses", de zogenaamde 'zwarte' ofwel "African" pers - nog steeds over het algemeen Engelstalig - en de al genoemde 'alternatieve' pers.' Deze materie vraagt om een samenvattend overzicht van de persgeschiedenis van Zuid-Afrika, een turbulente geschiedenis die gekenmerkt wordt door drie centrale thema's: de hiervoor genoemde censuurkwestie (met de nadruk op de voor de periode van onderzoek belangrijke censuurwetgeving ten tijde van de Noodtoestanden tussen 1985 en 1989), de scherpe verdeling tussen Engels- en Afrikaanstalige media en tot slot de discussie rondom het monolopistische eigenaarschap van de voornaamste media in Zuid-Afrika. 44

De Engelse pers startte in de Kaapse kolonie en breidde later uit naar de Transvaalse Republiek, onder invloed van Engelse journalisten met een sterk liberale en humanistische inslag." Deze typische Britse 'ideologie' hield onder meer een traditioneel anti-regeringsstandspunt in - de pers diende tenslotte louter als de al eerder genoemde "critical watchdog" om het yolk te behouden voor de "despotic use of state P Deze houding Yiel niet gQede aarde bij de destijdse KnIgerregering, die in 1896 dan ook een nieuwe perswet invoerde om zichzelf te beschermen tegen de aanvallen in de krant." De Engelse journalisten brachten weliswaar ervaring en beroepskennis mee naar het land, maar mistten echter kennis van lokale zaken. De Engelstalige kranten uit deze periode - het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw - blonken bijvoorbeeld uit door een zeer negatieve instelling ten opzichte van de Afrikaner bevollcing." Scherpere kritiek in deze geldt echter de onwetendheid (of: het

43 Bij deze `alternatieve' pers horen - aldus de literatuur - ook de termen 'radicaal' en 'progressief thuis, zie Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", pp.92-9. Daarnaast wordt ook gesuggereerd dat deze termen thuishoren bij een zogenaamde politieke inslag, zie hiervoor Louw, P.E., "Analysis", p.297 (opmerking in voetnoot). 44 Bij dit overzicht van de persgeschiedenis komen noodgedwongen veel aspecten niet aan bod, zoals bijvoorbeeld een behandeling van specifieke wetgeving (zie hiervoor Oosthuizen, L.M., "Media policy"), het ontstaan en functioneren van de Mediaraad (zie relevante opmerkingen en hoofdstuk in Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid"), de opkomst en ondergang van de `alternatieve' pers (zie voetnoten 33 en 43) en het geruchtmakende persschandaal rondom het omkopen door de overheid van de Johannesburgse Engelstafige krant The Citizen, bekend als `' (zie hiervoor ook apart hoofdstuk in Hachten, W.A. et al). 45 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.29. 46 Thompson, J.B., "Ideology and modern culture", pp.249-50. 47 Deze wet was met name gericht tegen de publicaties in The Star, zie Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.36. 48 Tyson, H., "Editors under fire", p.11. 122 stilzwijgen) ten opzichte van de groeiende ongelijkheid van de niet-blanke bevolking van het land. Me aandacht ging uit naar het Engelse 'moederland' en de mijnindustrie, welke de kranten vanaf het begin (tot op vandaag de dag) onder financieel beheer•had. 49

Aan de Afrikaanse zijde van de media-medaille zorgde het groeiende Afrikaner nationalisme - met name gevoed door het verzet tegen Engels imperialisme, de teloorgang van de Transvaalse Republiek, de oorlog en de daaropvolgende Uniewording - voor het totstandkomen van een volwaardige Afrikaanstalige pers. 5° Hoewel deze kranten in het begin van de twintigste eeuw de op Europa gerichte debatten in de Engelse bladen volgden, kozen zij later steeds meer voor de binnenlandse problematiek; met name de kwestie van integratie van culturele en raciale groepen kreeg veel (negatieve) aandacht. 51 De keuze voor puur interne aangelegenheden werd in de hand gewerkt door het feit, dat de meeste Afrikaanse journalisten tevens politici waren en de krant gebruikten als opstap voor een politieke carriere." Daar waar de Engelse kranten een duidelijke en commerciele journalistieke missie voor ogen hadden, dienden de eerste Afrikaanse publicaties (vanaf het midden van de negentiende eeuw) als 'gospel' van het Afrikaanse nationalisme en de Afrikaanse taal, cultuur en godsdienst. 53

Na de Tweede Wereldoorlog en de ternauwernoodse verkiezingsoverwinning van de Nasionale Party (NP) in 1948 groeiden de spanningen tussen de regering en de Engelse pers, terwijI de Afrikaanstalige media juist een zuiver mondstuk van de nieuwe regering vormden. 54 De bestaande (vele) verschillende kleinere dag- en weekbladen werden door de ontwikkelingen in de economie verzwolgen door grote media-groeperingen. 55 Hierdoor ontstond gaandeweg een situatie in Zuid-Afrika waarbij uiteindelijk 94 procent van dagbladen in de handen van slechts vier bedrijven kwamen: aan de Afrikaanse kant zijn dit Perskor en Nasionale Pers (op moment van schrijven bekend als Nasionale Media Beperk), aan

u Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.40. 50 Fourie, P.J., "Zuid-Afrika", p.290. 51 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", pp.43-8. 52 Zie voor dit argument onder meer McClurg, J., "The Afrikaans press", ook artikelen in Beukes, W.D. (red), "Oor grense heen" (Scholtz, De Villiers). Het een en ander werd bevestigd in een interview met voormalig Rapport-hoofdredacteur Willem De Klerk, 20 november 1995, to Johannesburg. 53 Zie McClurg, J., "The Afrikaans press", p.54, en ook Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.43. Jackson, G.S., "Breaking story", p.33, schrijft dat dit voor de Afrikaanstalige pers ook gedurende de hele twintigste eeuw gold. 54 Hachten, W.A., (et al), "The press and apartheid", pp.51-5. 55 Louw, P.E., "The growth of monopoly control of die South African press", in: "South African media policy", pp.159- 60. 123 Engelse zijde Argus Holdings Limited en Times Media Limited.' Van deze vier groepen zijn Nasionale Pers en Argus Holdings de grootsten. De eerste geeft de grootste Afrikaanstalige dag- en weekbladen in Zuid-Afrika uit, zijnde Beeld (oplage meer dan 110.000) en het Kaapse Die Burger (oplage iets minder dan 100.000); de tweede geniet hetzelfde privilege aan Engelse kant met The Star (oplage jets minder dan 200.000), Sowetan (oplage ongeveer 200.000) en het Kaapse The Argus (oplage minder dan 100.000). De vier groepen beheren d?arnaast gezamenlijk de eni5 ,e abonnee-televisie in Zuid- Afrika (met een kijkcijfer van meer dan twee miljoen mensen per dag in 1993), M-Net. 57

Hoewel deze cijfers in verhouding tot de totale populatie van Zuid-Afrika niet bijster indrukwekkend zijn, roept de sterke concentratie van deze media in de handen van in feite slechts twee eigenaars vragen op." Deze zogenaamde 'persmonopolieen' worden ook wel de "mind managers" van de bevolking genoemd. 59 Het eigenaarschap van zoveel bladen in de handen van zo weinigen is een gevaar voor de broodnodige diversiteit in de media en dus in de samenleving, zo kan beargumenteerd worden." Toch is deze ontwikkeling niet typisch voor Zuid-Afrika alleen; ook elders in de door het marktmechanisme gedomineerde mediawereld vinden verschuivingen in de richting van gigantische media-organisaties plaats, waarbij in het recente verleden to denken valt aan mensen als Rupert Murdoch en Robert Maxwell. Er gaan echter ook stemmen op ten gunste van deze situatie. Doordat allerlei kranten - groot en klein, zwak en sterk - deel uit maken van een en dezelfde organisatie, kan de een de ander uit de nood helpen en staat de overkoepelende organisatie met andere woorden garant voor het voortbestaan van anders ten dode opgeschreven 'mindere' broeders. 61 Daarnaast wordt vanuit journalistieke kant ook betoogd, dat er geen sprake is van een 'monopolie' in Zuid-Afrika, daar er

56 Fourie, P.J., "Zuid-Afrika", pp. 297-300. Zie ook Louw, P.E., Tomaselli, K. (red), "The alternative press", pp.5-6. Het percentage is overgenomen uit Oosthuizen, L.M., "Media policy", p.90. 57 Dit overzicht is gebaseerd op materiaal in Fourie, P.J., "Zuid-Afrika", pp.294-304 (voor 1993) en de Weekend Star, 18-9 februari 1995, p.16 (voor 1994). Hierbij moet opgemerkt worden dat Die Burger en Argus met in Gauteng, maar in de Kaap verschijnen. Daarnaast zal er in 1996 en 1997 sprake zijn van meerdere abonnee-televisiezenders in het land. 58 Voor de discussie en achtergronden rondom persmonopolies in Zuid-Afrika zie Louw, P.E., "Monopoly control", pp.159-180 en voor een korte algemene indruk Collins, R, "Reforming South African broadcasting", in: Louw, P.E. (red), "South African media policy", pp.85-6. 59 Fourie, P.J., "Zuid-Afilka", p.300. Zie Dijk, T.A. Van, "Elite disco use and racism", pp.241-282 voor een behandeling van het hier gesuggereerde `managing'-effect van de media. 60 Louw, P.E., "South African media policy", pp.17-8. 61 Tyson, H., "Editors under fire", pp.361-385, argumenteert dat dit het beleid is van een media-gigant als Argus (eigenaar van Tyson's krant The Star). 124 sprake is van een situatie met meer dan een enkele eigenaar." Dit laatste argument is een kinderachtige manier om het inderdaad foutieve gebruik van de term 'monopolie' om een situatie met vier (of liever: twee) eigenaars te omschrijven. Feit blijft, dat zo weinigen de zeggenschap hebben over zo velen. Een argument van de critici van deze situatie is, dat de kranten van een bepaalde groep sterk op elkaar lijken, hetgeen een gevolg zou zijn van de dominante invloed van de eigenaar op het redactionele beleid.63 Hierdoor wordt de journalist gereduceerd tot een simpele functionaris van het bedrijf." Deze stellingname gaat vanzelfsprekend veel te ver, en wel om twee redenen. Ten eerste zijn Arguskranten als Sowetan en The Star nauwelijks met elkaar te vergelijken en hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor Nasionale Pers-bladen als Beeld en City Press of, in mindere mate, Die Volksblad. 65 Ten tweede verdedigden journalisten van de genoemde kranten zich tegen dit argument, door te wijzen op het feit dat het management niet of nauwelijks laat merken, enige invloed op de inhoud van de krant te willen uitoefenen, getuige bijvoorbeeld de hierna volgende opmerking van voormalig The Star- hoofdredacteur Harvey Tyson:

Theoughoiitneai^ly Iwa decades as art editor I lead so muc opg00400: wouldikliewjt:

Daarnaast wijzen deze journalisten op de strenge scheiding tussen financiele besluiten van de eigenaar en redactionele besluiten van - uitsluitend - de journalisten." In deze discussie keert meermalen het concept van 'vrijheid' of 'onafhankelijkheid' terug in het vaak verhitte taalgebruik der deelnemers." Al eerder bleek uit een citaat, hoe mismoedig er desondanks tegen deze vrijheid van de media werd aangekeken. Hoe kunnen de hierboven aangehaalde journalisten dan toch staat maken op een soon van redactionele 'vrijheid' in de geschiedenis van de pers? Het antwoord komt uit academische hoek citaat hierna).

62 Sullivan, P., "Monopoly schmonopoly! South Africa's press is not a monopoly", in: Louw, P.E., -South African media policy", p.181. 63 Louw, P.E., "Monopoly control", p.166. 64 Ibidem, p.177. 65 Dit argument blijkt met name voor The Star en de Sowetan in hoofdstuk V. 66 Tyson, H., "Editors under fire", p.371. 67 Sullivan, P., 'Monopoly", p.185. 68 Zie voor dit `verhitte' debat bijvoorbeeld Tyson, H. (red), "Con,71ct and the press." 125 i an new ers....orc, politica arance

Deze notie van 'vrijheid' is misleidend, daar er een aantal argumenten aan te voeren zijn voor het feit, dat de Zuid-Afrikaanse media niet vrij waren in de periode tot aan de jaren negentig. Maar ook na de explosieve ontwikkelingen van 1990 tot 1995 is er sprake van vormen van 'onvrijheid' voor de media; waarover later meer.

Ten eerste was deze 'vrijheid' voornamelijk gereserveerd voor de grootste ofwel "mainstream "-media en niet voor veel meer uitgeproken anti-regeringspublicaties die onder de term 'alternatieve' media vielen. 7° Daarnaast bestaat deze vrijheid louter uit het leveren van commentaar, daar de toegang tot informatie scherp werd beperkt door meer dan honderd nationale veiligheidsregels en door de verschillende Noodtoestanden vanaf juni 1985 aan banden werd gelegd. 71 Eventuele uitzonderingen op deze gelcwalificeerde 'vrijheid' werden en worden niet beschermd door enige wetgeving, welke de pers zou kunnen behoeden voor het breken van de talloze regeltjes. 72

Ook al is de zogenaamde persvi,itieid met andere woorden slechts een iilusie, van directe censuur is nauwelijks sprake in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. 73 Het beleid van de regering was in dit opzicht altijd op twee elementen gericht. Ten eerste wilde de overheid de redacteuren en journalisten dwingen zichzelf te censureren, ten tweede zorgde men ervoor dat de pers niet of nauwelijks toegang had tot feitenmateriaal, wat in de ogen van de regering viel onder vage termen als 'onruststokend' of igevaarlijk voor de nationale veiligheid'. 74 Een derde in de literatuur gesuggereerd onderdeel van de staatsstrategie was (met name in de jaren tachtig) het willen vergroten van de bestaande spanning tussen het

69 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.104. 70 Ibidem, pp.104-5. 71 Ibidem, p.124. Zie voor deze analyse ook Oosthuizen, L.M., "Media policy", p.34 en pp.43-5. De Beer, A.S. (et al), "Beeld", in: Beukes, W.D. (red), "Oor grense heen", p.320, spreken van het feit, dat: "net die regering ken die feite." Zie ook Jackson, G.S., "Breaking story", p.103. 72 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", r..:36. 73 Oosthuizen, L.M., 'Media policy", p.19. 74 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheit:**. pp.127-9. 26 management en de redacties van dagbladen.' Hoewel een dergelijke gespannen verhouding onder invloed van een met boetes en sluiting dreigende overheid aanneembaar is, lijkt het onrealistisch dat deze overheid de specifieke verhoudingen binnen de dagbladsector zo goed kende, dat men met enkele wetten precies dat effect zou kunnen bereiken, wat men beoogde. Dit derde argument is eerder een vergezochte elaboratie van het eerste programmapunt van de staat: het aandringen op zelfcensuur. Zelfcensuur werd afgedwongen door het dreigen met verregaande censuurwetgeving en het invoeren van een verplicht centraal register van journalisten. Dit laatste dreigement gaf de regering de macht om eenmaal geregistreerde journalisten, die op de een of andere manier niet naar de zin van de overheid te werk gingen, de vergunning (lees: de vaste baan) te ontnemen. 76 Een tweede, minder directe maar wellicht veel effectievere wijze waarop zelfcensuur werd afgedwongen, was de vage en voor velerlei interpretatie vatbare formulering van de wetgeving betreffende de media. Uiteindelijk wisten de redacteuren niet meer wat ze wel en wat ze niet geacht werden te publiceren, hetgeen in de meeste gevallen tot extra voorzichtigheid leidde - een "je weet maar nooit"-houding, als het ware.'

Vanuit de pers kwam wel degelijk protest tegen dit beleid en er was in de jaren tachtig zelfs sprake van een eenheid tussen Engels- en Afrikaanstalige publicaties in deze." Over het algemeen riep de Engelse pers echter voortdurend moord en brand versus de overheid, terwijl in de Afrikaanse pers deze reactie als nogal overdreven werd beschouwd. 79 Hoewel de Afrikaner dagbladen vanaf het begin van de jaren tachtig een steeds kritischer houding aannamen jegens de NP, bleven ze de regerende elite in principe steunen. Daarbij werden de kranten met een nijpend probleem geconfronteerd: aan de ene kant moesten ze een kritische positie innemen om te voorkomen dat de lezers richting de Engelse concurrentie zouden vertrekken, terwijl aan de andere kant een te kritische attitude de band met de elite en de regeringsgezinde trouwe lezerskring zou verbreken." Onder de zwarte journalisten heerste een dubbel censuurgevaar; aan de ene kant waren zij net zoals hun blanke collega's min of meer gedwongen

75 Louw, P.E., Tomaselli, K., "The South African progressive press under emergency, 1986-1989", in: "The alternative press", p.185. 76 Jackson, G.S., "Breaking story'', pp.132-3. 77 Zie betreffende deze verontrustende vaagheid vooral Tyson, H., "Editors under fire", p.269 en p.337. Owen, K., "The English press", p.70, spreekt van een wantrouwen van "senior staff' jegens de rapportages van hun journalisten. ook in: Jackson, G.S., "Breaking story", p.153. 78 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.194. Dit bleek ook uit het gesprek met W. De Klerk. 79 Ibidem, p.189. 80 Ibidem, p.198. 127 tot het toepassen van zelfcensuur of werden hun reportages door de redacteuren stevig gekortwiekt, aan de aan de andere kant lag met name vanaf de Soweto-opstand van 1976 de politieke situatie in de townships dermate gevoelig, dat het publiceren van 'negatieve' verhalen - in de ogen van de actievoerende partijen zoals met name het United Democratic Front (UDF) - de journalist en zijn of haar familie in gevaar bracht. 81

Vanuit het publiek kwam nauwelijks enige reactie of steun voor de protesterende pers. In de literatuur wordt meermalen gefrustreerd verwezen naar de beschamende apathie van de lezer, het uitblijven van enige respons en het gebrek aan morele steun vanuit de achterban. 82 Dit is echter een internationaal geluid en geldt voor dagbladen overal ter wereld. 83 Wat de redenen hiervoor ook mogen zijn , specifiek voor Zuid-Afrika kan het een en ander afgelezen worden uit het volgende citaat van de Helen Suzman, gedurende de jaren tachtig de voornaamste oppositie-politicus in het parlement:

3416.M01011.1.Y :6 white Pec?lite .1..n1114 #0.rrf4 havi: conditioheith . that ?wan

De vraag is, of de meerderheid van de blanke bevolking zich wel bewust was van enige beperkende wetgeving jegens het journaille, of er mee instemde dat dergelijke wetgeving niet thuishoorde in Zuid- Afrika. 85 Daarnaast werkten ook de Engelstalige kranten mee aan het systeem, waartegen ze naar eigen woorden in het geweer kwamen. 86 Ten eerste geldt bier het argument van het taalgebruik, wat met

81 Zie voor dit punt vooral: SAIRR, "Mau-mauing the media: new censorship in the new South Africa." Hetzelfde argument ook in Finnigan, W., "Dateline Soweto" en (betreffende journalisten van specifiek The Star) in Tyson, H., "Editors under fire", p.337. 82 Zie bijvoorbeeld de regelmatig terugkerende verwijzingen hierna in: Tsyon, H., "Editors under fire", pp.92-6, p.214, p.219, p.242 en p.270. 83 Dit argument ook in Darnton, R., "The kiss of Lamourette", p.79. 84 Helen Suzman zoals geciteerd in Tyson, H., "Editors under fire", p.97. Tyson beschrijft verderop (p.339) de lezers als zijnde "punchdrunk" in deze. 85 Deze indruk wordt bevestigd door gesprekken met vooral blanke Zuid-Afrikaanse burgers gedurende het werk aan deze thesis; de algemene opvatting is vergelijkbaar met die van Duitse burgers vlak na de Tweede Wereldoorlog en is bekend geworden als de "Wir haben es nicht gewussr-theorie. Zie bijvoorbeeld ook ibidem, p.216. 86 Sonderling, S., "Clear and present danger: old reactionaries and the police are tinkering with censorship", in: Dialogus 2/1, p.16, noemt dit `verzee echter minimaal - zie ook-de opmerkingen van J.Kani in Tyson, H., "Conflict and the press." 12S- name bepaald werd door de dominante elite." Daarnaast was de nieuwsselectie en de zelfcensuur oorzaak van het feit, dat een groot deel van de gebeurtenissen in Zuid-Afrika de pagina's niet haalden. 88

Na de explosie van verzet en geweld in vooral de zwarte woongebieden vanaf het begin van 1985 voerde de regering-Botha elk jaar een Noodtoestand ir, , welke gepaard ging met steeds verdergaande regelgeving ten opzichte van de persvrijheid. 89 Daar waar de eerste reeks maatregelen voornamelijk gericht was op de berichtgeving rondom de situatie in de townships, het gevangenissysteem en het doen en laten van politie en leger aldaar in het algemeen, was de uitbreiding van deze wetgeving met de invoering van de Noodtoestand in juni 1988 (kort voor de lokale verkiezingen) de eerste vorm van formele ofwel directe censuur in Zuid-Afrika." Met 'formele censuur' wordt bier bedoeld beperkingen, die de dagbladen voor publicatie kregen opgelegd. Tot dan toe werd de journalisten pas na publicatie represailles beloofd. In het kader van deze scriptie is het zinvol om hierbij op te merken, dat door deze Noodtoestandswetgeving de pers een verbod kreeg op het publiceren van materiaal wat haat of vijandigheid jegens een lokale autoriteit in de hand zou kunnen werken. Ook werd het verboden om zich op de redactionele pagina's positief uit te laten over een zogenaamde "phantom government structure" - met andere woorden de straat- en wijkcomites ofwel civics, door het UDF op poten gezet in de townships ter vervanging van de als niet legitiem of representatief beschouwde zwarte lokale besturen. 91 Een andere overheidsmaatregel, specifiek betrekking hebbend op de beperking van mogelijke verkiezingsverslaggeving, was het verbod (daterend uit 1979) op het houden en publiceren van opiniepeilingen betreffende de potentiele steun voor een politieke partij. 92

Na het aantreden van Frederik Willem De Klerk als staatspresident in 1989 en de daaropvolgende baanbrekende wisseling van de wacht in 1994 met het aantreden van diens opvolger Nelson Mandela

87 Dit argument hiervoor al uitgewerkt, met name in de titels van Van Dijk, Fowler en Thompson. Zie ook hoofdstuk II. 88 SHIRR, "Mau-mauing the media" merkt op, dat 60 procent van degebeurtenissen de krant met halen. Zie ook Oosthuizen, L.M., "Media policy", p.31. Dit lijkt mede tengevolge van de bevooroordeelde nieuwsselectie en politieke agenda van de dagbladen - zie voor deze argumentatie de inhoudsanalyse in hoofdstuk V. 89 Voor een volledig overzicht en voornaamste bronnen van deze paragraaf zie Oosthuizen, L.M., "Media policy", pp.40-3, en meer specifiek bekritiserend Jackson, G.S., 'Breaking story", pp.128-158. Oosthuizen, L.M., 'Media policy", pp.42-3. 91 Zie hiervoor de behandeling in hoofdstuk III. 92 Oosthuizen, L.M., "Media policy", p.40. 129 werden de meeste wetten met betrekking tot beperkingen op de persvrijheid afgeschaft. Toch is er nog steeds sprake van het bestaan van vormen van censuur en is er in de nieuwe grondwet (gepresenteerd ten tijde van het schrijven van deze thesis) geen ruimte vrijgemaakt voor de bescherming van de pers tegen akties van de staat in deze.' Op zich is deze situatie niet uitzonderlijk, daar geen enkele natie ter wereld een volledige, onbegrensde en bovendien grondwettelijk beschermde persvrijheid geniet. Te denken valt hierbij aan de beperking op publicaties die de zogenaamde `staatsveiligheid' in het gevaar zouden kunnen brengen (hoewel ook deze definitie wederom bijzonder vaag is). In Zuid-Afrika gelden echter ook andere, informele vormen van censuur. Voor de zwarte journalisten geldt bijvoorbeeld nog steeds het hiervoor aangehaalde element van 'onofficiele' censuur door de volledig gepoliticeerde situatie in het land, getuige onder meer het volgende uitgebreide citaat van Thami Mazwai, destijds assisent-redacteur van The Sowetan, tijdens een seminar van het South African Institute for Race Relations in augustus 1990.

WOhOwnow,:ireadfiNOp0000k.00:thopprrii0.4:40144T.0#pre : p. or us or a eeattei.mei;e:iso e that thentebfic'krrows x hat is happetnttg ;Bret there is this ne ► 1:#'eixtil!por o littW kick, the .,:kOveriiinnttot.sOli:00 00.460#:::ffig,10.00144..s'peit. c way ■10.#0::!: ~1~1 Fr ©us have scud e simply cannot

Uit politieke en commerciele redenen is het voor kranten niet eenvoudig om volledig onbevangen to rapporteren over de gebeurtenissen in de samenleving, die zij bedienen. Daarnaast is staatscensuur tot op zekere hoogte deel van alle samenlevingen in de wereld. Binnen deze grenzen opereert de journalist en deze reporter wordt in het volgende hoofdstuk scherp onder de loep gehouden. Tot slot van dit gedeelte van de scriptie een kort overzicht van de specifieke geschiedenis van de drie dagbladen in kwestie: Beeld, de Sowetan en The Star.'

93 Sonderling, S., "Clear and present danger", pp.16-7. 94 SAIRR, "Mau-mauing the media", p.13. 95 Voor de specifieke weergave van de geschiedenis per krant gaat dank uit naar de tweedejaars-studenten van het departement Kommunikasieleer van de RAU, die gedurende april/mei 1996 binnen het kader van een opdracht onderzoek deden naar verschillende "hoofstroomkoerante" - welke informatie (Hildegard, Maryna, Melanie, Elize, Adel en Agnes voor The Star, Wanda, Come, Anne, Adele, Teresa en Louellen voor Beeld en Veronique, Elton, Keith, Natalie en Marius voor de Sowetan) hier dankbaar mede verwerkt is. 130 Beeld

Voordat het Afrikaanstalige Beeld als dagblad begon in 1974 bestond er al vanaf 1965 een zondagskrant, uitgegeven in Johannesburg en (verre) omstreken door de sterk regeringsgezinde Nasionale Pers, getiteld Die Beeld 96 De Kaapse uitgever wilde met de introductie van het weekblad een voet aan de grond krijgen in de Transvaalse markt, hetgeen al vrij snel lukte. Het blad veranderde in 1970 naar het hedendaagse succesvolle Rapport (met een oplage van een kleine 400.000), waarop de machinerie in gang werd gezet om de formule en vooral de naam van de publicatie te behouden en om te zetten in een dagblad. 97 De voornaamste concurrent op de Afrikaanstalige markt was Perskor, welke uitgever in deze werd ondersteund door de sterk conservatieve Transvaalse afdeling van de regerende NP." Voor hen vormde een nieuw dagblad uit de stal van de Nasionale Pers zowel een commerciele als een politieke bedreiging. Hoewel Die Beeld en andere publicaties van de uitgever zoals het Kaapse Die Burger en Die Volksblad nu niet bepaald vooruitstrevend te noemen waren, verzette men zich hevig tegen de komst van "die indringer nit die snide.'' De betekenis van het weekblad is echter voor de gewoonlijk zo 'slaafse' Afrikaanstalige pers niet te onderschatten:

The:launehingOfDkBeeld was :9 Srgnipeant:Sfegnt ffig:enionqpcgton the AfrikicinsPiess. n6d

Om het verzet enigzins te sussen kondigde de voorzitter van de Nasionale Pers in 1973 (een jaar voor het verschijnen van Beeld als dagblad) aan, dat de krant heus wel zou bijdragen to de "nasionale volksaak" van de Afrikaner, hetgeen uiteindelijk bijdroeg tot het succes van de krant.'

96 Zie De Villiers, D.C., "Die Beeld", in: Beukes, W.D. (red), "Oor grease heen", pp.220-253 met betrekking tot het oorspronkelijke weekblad Die Beeld en verder voor een volledige geschiedenis van het dagblad in dezelde bundel: De Beer, A.S. (et al), "Beeld", pp.302-326. Zie hiervoor ook Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", pp.183-9. 97 De Villiers, D.C., "Die Beeld", p.250. 98 Scholtz, J.J.C., "Deurbraak na die Noorde", in: Beukes, W.D. (red), "Oorgrense heen", p.277. Hiezbij kan opgemerkt worden (ter illustratie) dat de voormalige staatspresident F.W. De Klerk juist afkomstig was uit deze conservatieve vleugel van de NP (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 99 Citaat uit: De Villiers, D.C., "Die Beeld", p.226, en ook: Scholtz, J.J.C., "`n Nuwe tydvak breek aan", in: Beukes, W.D. (red), "Oorgrense heen", p.3. '°o Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.184. 1°1 Scholtz, J.J.C., "Deurbraak", p.278 en p.289. 131 Na aanvankelijk succes daalde de verkoop van de krant. De nieuwigheid was er of en de lezerskring van concurrent Die Transvaler bleek trouwer dan verwacht. 102 Na een dieptepunt in 1978 stegen de circulatiecijfers echter weer. In 1983 sloten de concurrende uitgevers een overeenkomst, waarbij Beeld de alleenheerschappij over de Afrikaanstalige "oggenmark" verkreeg en Perskor zich terugtrok naar Pretoria.' Vanaf 1989 kwam de gemiddelde oplage per dag op een cijfer rond de 100.000 stuks te staan; een cijfer wat op het moment van schrijven nog steeds geldt.'

In at deze jaren werd voortdurend het beleid van de NP gesteund, hoewel er zo nu en dan kritische kanttekeningen bij de politiek van de dag werden geplaatst.' De scheuring binnen de partij in 1982, waarbij het conservatieve gedeelte van de NP onder leiding van A.P. Treurnicht de partij verliet, werd van harte toegejuichd door de krant en sindsdien bleef men de ideeen en politick van deze factie (de latere Konservatiewe Party) hevig bekritiseren.' Hoewel men ontkende spreekbuis van een bepaalde politieke partij te zijn, werd de NP tijdens met name lokale verkiezingen volledig ondersteund.' Het ging hier vooral om steun voor de zogenaamde 'hervormingen' van de regering-Botha, waardoor de krant definitief onderdeel werd van het zogenaamde "verligte" gedeelte van de Afrikaner gemeenschap.' Een kanttekening hierbij is dat de uitgever van de krant ondanks deze meer liberaal- kritische opstelling zich nooit expliciet tegen de apartheid of voor een non-raciale politiek uitsprak.'" Dit in tegenstelling tot Argus Holdings, de uitgever van de twee andere dagbladen die in deze thesis werden bekeken: The Star en de hierna volgende succesvolle publicatie de Sowetan. Een dergelijke uitspraak maakte deel uit van het expliciete beleid van deze uitgever.

102 Ibidem, p.281. Zie ook De Beer, A.S. (et al), "Beeld", p.307. 103 Ibidem, p.312. Zie ook Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.189. 1°4 Ter illustratie: de krant kwam pas in de jaargang 1987-1988 voor het eerst uit de verliescijfers, in: De Beer, A.S. (et al), "Die Beeld", p.312.

1°9 Jackson, G.S. > "Breaking story", p.93. 106 De Beer, A.S. (et al), "Die Beeld", p.314-7. Zie ook de bevestiging van deze argumentatie in de analyse van hoofdstuk V. 1°7 Ibidem, p.317. 108 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.15 en p.189. Ook in: Jackson, G.S., "Breaking story", p.11. 1°9 Oosthuizen, L .M., "Media policy", p.70. 132 Sowetan

Voordat de Sowetan in 1981 van een wekelijkse uitgave veranderde in een dagblad, was de derde grote publicatie van uitgever Argus Holdings al vanaf 1979 actief onder de naam Sowetan Mirror."' De krant ontstond uit het teloorgaan van twee voorgaande kranten: The World en later The Post."' Hoewel dit de eerste krant was voor en door een uitsluitend `zwart' publiek, kreeg de uitgever in het begin geen enkele tegenwerking vanuit de hoek van de overheid. Ondanks het feit, dat de verkoopcijfers van de krant gestaag stegen, bleef de redactie tot het midden van de jaren tachtig financieel afhankelijk van de grotere zusterkrant The Star"' Tussen 1985 en 1991 groeide de Sowetan echter explosief uit tot het grootste dagblad van Zuid-Afrika met een gemiddeld circulatiecijfer van rond de 200.000 exemplaren.'"

Een eigenaardig fenomeen van de krant was het feit, dat de gehele redactie en het lezerspubliek uit leden van de zwarte gemeenschap bestond (en bestaat), terwijl de eigenaars uitsluitend blank waren.'" Hoewel de krant op een andere markt gericht was dan de collega's van The Star, zorgde deze voor Zuid-Afrika typische situatie voor de nodige spanningen:

:1-Black journaliAs ofiOn feelalienate4fruSfratedand-culgiy, cayghtax: represSive governnient and:ii-whith.41cminatedpro essi0:.thal does r;t

De journalisten van de krant hidden zichzelf het 'gevecht' voor een rechtvaardige maatschappij voor iedereen voor ogen, en beschouwden zich als "part of the struggle."16 In een rapport van een door de regering-Botha aangestelde commissie, welke tot taak had de media in Zuid-Afrika onderzoeken en op basis daarvan nieuwe beleidsvoorstellen to doen, werd de krant als kenmerkend "anti-establishment"

II° Tyson, H., "Editors under fire", pp.169-70. De twee andere grote dagbladen waren The Star en hetr Kaapse Argus. 111 Ibidem, p.132. 112 Ibidem, p.170. 113 Jackson, G.S., "Breaking story", pp.31-2. 114 a• em, p.36, met de nuancering dat (volgens de krant zelf) 98 procent van de lezers `zware is. 115 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.133. 116 Het eerste deel van deze zin komt uit een citaat van J.Latakgomo (in 1981) in Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid'', p.153, het tweede gedeelte komt van A. Klaaste (in 1992), zoals geciteerd in Tyson, H., "Editors under fire", p.170. 133 betiteld. 117 Door deze expliciete politieke overtuiging ontstond een gespannen verhouding tussen de journalisten en de lezers. Soms werden de reporters beschouwd als helden, maar soms werden zij door politiek-gevoelige publicaties slachtoffer van "the murderous anger of the communities." Aan het eind van de jaren tachtig werd de krant - toen al onder leiding van de huidige hoofdredacteur Aggrey Klaaste - zelfs geboycot door de voornaamste bondgenoot van het .oen nog verbannen African National Congress (ANC), namelijk het Congress of South African Trade Unions (COSATU). 19

Aan de andere kant had de krant het nodige te stellen met de regering-Botha, die de redactie herhaaldelijk waarschuwde dat men stappen tegen hen overwoog en dreigde met boetes en zelfs sluiting.'" Ondanks het feit, dat de Sowetan op het moment van schrijven het grootste en enige dagblad is met een welhaast exclusief zwart lezerspubliek, is het circulatiecijfer in verhouding met de potentiele lezersmarkt nogal schamel, hetgeen nogal eens wordt toegeschreven aan het gegeven, dat er onder de zwarte gemeenschap in tegenstelling tot de blanke burgers van Zuid-Afrika nauwelijks een traditie van krantlezen aanwezig Deze ontwikkeling probeerde de krant vooral vanaf 1988 tegen te gaan door het onderschrift "building the nation" aan haar naam toe te voegen, met de expliciete bedoeling om de zwarte gemeenschap te steunen middels onderwijs, voorlichting en verschillende projecten binnen en voor de townships.

The Star

Hoewel The Star vanaf oktober 1887 in Johannesburg verscheen, was de krant al lang voor die tijd actief in en rond Grahamstown - een stad in de huidige Oostelijke Kaapprovincie - onder de naam The Eastern Star. Met deze naam begon de krant als een driewekelijks verschijnende publicatie in de

117 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.90. 118 Opmerking van A.Klaaste in Tyson, H., "Editors under fire", p.170 (zie ook p.153). 119 Ibidem, p.170. 120 Dit kwam met name voor in 1983 en november 1987, aldus Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.119. Ook in 1989 werd de krant stevig gereprimandeerd, aldus Jackson, G.S., "Breaking story", pp.148-9. Er volgden echter geen sancties. 121 Jackson, G.S., "Breaking story", p.201. 134 Transvaal, een jaar na de dorpsproclamatie van Johannesburg.'" In 1889 veranderde de publicatie naar de huidige naam en dagelijks verschijnende vorm. De krant was vanaf het begin sterk anti- regeringsgezind, wat in 1896 leidde tot de aanname van een nieuwe wet die de Krugerregering moest beschermen tegen aanvallen vanuit de pers.'" Hiervan werd The Star een jaar later het slachtoffer, hoewel de krant bleef verschijnen zij het tijdelijk onder een andere naam, te weten The Comet. De stijgende spanning tussen de Engelse en Afrikaanse bevolking in de aanloop naar de Anglo- Boerenoorlog (1899-1902) sleurde ook de krant mee, die zich voortdurend zeer negatief ten opzichte van deze "Boere" en de regering uitliet. Dit zette de toon van de typische liberale, Britse journalistieke stijl van het dagblad, gericht tegen de overheid, negatief ten opzichte van de Afrikaners en met weinig besef van lokale zaken - wat deels te wijten was aan het feit dat de journalisten zelf veelal rechtstreeks uit Engeland en de Kaap alicomstig waren.'

Deze stijl werd ook gedurende de twintigste eeuw gehandhaafd, waarbij twee tegengestelde opvattingen met betrekking tot The Star in de literatuur opduiken. Aan de ene kant meldden de verschillende redacteuren van de krant een voortdurende felle strijd tegen "the evils of apartheid", al gevoerd vanaf de jaren zestig. 125 Aan de andere kant werd nogal eens aangevoerd dat de krant louter produkt was van de mijnbouwindustrie - Argus Holdings is eigendom van de overkoepelende Anglo- American industriele organisatie - en als zodanig geen werkelijk kritische houding aannam jegens deze aan apartheid `schuldige' industrie.' 26 Daarnaast verloor de krant veel geloofwaardigheid onder anti- apartheidsactivisten gedurende de verheviging van het verzet tegen de regering in jaren zeventig en tachtig. 'Werkelijk' verzet werd gezien als acties buiten de staat en de krant beyond zich volgens de verschillende protestgroepen binnen het staatsapparaat.' 27 De reactie hierop van de krant was het argument, dat men het systeem van binnenuit dacht te bestrijden.'

122 Zie hiervoor specifiek Sullivan, P., "As The Comet, The Star starred", in: The Star, 29 januari 1996, p.7. Voor een algemeen overzicht (ook hierna) van de geschiedenis van deze krant zie Clarke, J. (red), "Like it was - The Star 100 years in Johannesburg." 123 Hachten, W.A., "The press and apartheid", p.36 (ook hierna). 124 Ibidem, p.43. 125 Zie zowel Sullivan, P., 'Monopoly", pp.183-4, en Tyson, H., "Editors under fire", p.70 (zie voetnoot 28). 126 Louw, P.E., "Monopoly control", pp.159-80. 127 Jackson, G.S., "Breaking story", p.43. 128 Tyson, H., "Editors under fire", p.70. 135 Dit voortdurende streven - al dan niet omgezet in daadwerkelijke actie - om toch vooral vast te houden aan een anti-overheidsbeleid en tegelijkertijd als krant te overleven, bracht The Star in de jaren tachtig in een problematische positie. De afhankelijkheid van adverteerders en de stijgende censuurdruk van de regering dwongen cie krant tot het tevreden stellen van de voornamelijk meer gematigde, welvarende en dus voor adverteerders interessante (blanke) lezersIcring. 1 " Toch verloor men steeds meer lezers uit deze groep, zodat in 1988 het publiek al voor meer dan de helft uit zwarte lezers bestond, terwijI dit cijfer gedurende de jaren negentig rees tot twee-derde. Dit wordt met name geweten aan het feit, dat veel blanke lezers genoeg hadden van negatieve berichtgeving en het gegeven, dat onder de zwarte bevolking steeds meer Engelstalige kranten gelezen werden door een groeiende middenidasse. Deze groep was traditioneel meer ingesteld op de liberaal getinte Britse verslaggeving.'" De krant bleef desondanks een gemiddelde circulatie van ongeveer 200.000 stuks behouden." 1 Een andere zorgwekkende ontwikkeling was de uitloop van verschillende topjournalisten naar dagbladen buiten Zuid-Afrika, vooral naar Australie.'"

Hoewel het redactionele beleid officieel gericht was op het waarschuwen van de journalisten tegen het toepassen van zelfcensuur, werkte dit in de praktijk niet. Aan de ene kant was dit gedrag een onrembare "way of life" geworden, aan de andere kant werd de redactie bewust steeds voorzichtiger met het oog op dreigende overheidsacties tegen de media.'" In 1988 - nog voor de lokale verkiezingen - voerde de redactie een aantal nieuwe richtlijnen in, welke gebaseerd waren op het besef dat de krant ondanks alle goede voornemens nog steeds veel te weinig verslag deed over de gang van zaken in de townships (met name Soweto), geen voldoende aandacht besteedde aan het academische debat rondom de rol van de overheid in de samenleving en ook de belangrijke aspecten van regeringswetgeving te weinig onder de loep hield.'" Een voorbeeld van het feit, dat The Star geloofwaardigheid en steun ook uit anti-regeringskringen verloor, is het feit dat de krant regelmatig

129 Hachten, W.A. (et al), "The press and apartheid", p.18. 139 Jackson, G.S., "Breaking story" , p.77. 131 Ibidem, p.32. Zie ook Fourie, P.J. , "Zuid-Afrika", p.294. 132 Jackson, G.S., "Breaking story" , p.96. 133 Ibidem, p.153. 134 Tyson, H., "Editors under fire", p.339. 136 door het ANC beschuldigd werd (en wordt) van slechte, bevooroordeelde en zelfs racistische berichtgeving jegens deze organisatie. 135

In de jaren negentig probeerde de krant steeds meer vorm te geven aan het voornemen een dagblad te produceren voor alle Zuid-Afrikaanse burgers en niets slechts zij, die tot het meer liberale deel der natie behoorden. Een voorbeeld daarvan was de schepping van een eigen interne school voor journalisten, voornamelijk gericht op vrouwen en de `zwarte' gemeenschap. 136 In dit streven verschilde de krant echter nauwelijks van de twee andere dagbladen, hetgeen verklaart kan worden vanuit het gegeven, dat het voor de journalistiek in post-apartheid Zuid-Afrika een grote opgave was (en is) met de politieke veranderingen in het land mee te bewegen en daarbij een brede en vooral vaste lezerskring te behouden.

135 Jackson, G.S., "Breaking story", p.191, spreekt van het zogenaamde "pressbashing" van het ANC. 136 Ibidem, p.208. Dit inzicht ook uit het contact met de redactrice van het zogenaamde "Trend"-supplement van The Star, Marika Szboros, zijnde tevens lid van het docentenkorps van dez' zogenaamde "cadet" school (uitwisselingen via het Internet gedurende de maanden januari en februari 1996). 137 Na dit korte en zeker onvolledige overzicht van de geschiedenis van de onderzochte drie dagbladen kan ter afsluiting van dit veelomvattende 'mediahoofdstuk' nogmaals opgemerkt worden, dat een analyse van redactioneel commentaar en achtergrondverslaggeving in kranten met betrekking tot de politieke veranderingen in eeii land zoals Zuid-Afrika voornamelijk gericht is op het bewuste en onbewuste gebruik van taal.

Met taal wordt meer gezegd, dan touter de gebruikte woorden suggereren. Aan deze hypothetisch getinte slotopmerkingen kan een voor dit en het volgende hoofdstuk relevant en samenvattend citaat toegevoegd worden:

:itie::wmire<41.4 .:(..0.0:M.0.m.00071!Oopk.:Ifetapiyitigplei4Oot..e,iilvt.iyt:04*a0ek ..:..

Tijd om de journalistiek aan het woord to laten.

137 Fourie, P.J., "Media, mites, metafore en die kommunikasie van apartheid", in: Communicatio 17/1, p.6. 138 Hoofdstuk V

Inhoudsanalyse van verslaggeving rondom lokale verkiezingen van 1988 en 1995 in Beeld, The Star en Sowetan

Het vorige hoofdstuk eindigde met een sterk negatief getinte stellingname tegen zogenaamd 'metaforisch' taalgebruik in de Zuid-Afrikaanse dagbladen. Juist in redactionele commentaren, columns en (veelal opinierende) achtergrondverhalen in kranten is taalgebruik een zeer essentieel onderdeel van de bedoelde boodschap van de schrijver. De journalist beweegt in deze genres weg van het alledaagse nieuwsbericht en gaat op zoek naar de diepte achter de bekende feiten, naar argumenten voor een hoogstpersoonlijke eigen mening - dit alles met de veronderstelling, dat de lezer dergelijke informatie en opinies nodig heeft om daadwerkelijk te weten wat er aan de hand is. Uit hoofdstuk III is afdoende gebleken, dat de materie rondom lokaal bestuur ingewikkeld, emotioneel geladen en historisch langlopend van aard is - genoeg redenen om tijdens lokale verkiezingen in een land zoals Zuid-Afrika deze materie helder en informatief over te brengen aan de lezer - zonder dit 'metaforische' taalgebruik. Met andere woorden: zonder stereotypes, politieke propaganda, zwart-wit verslaggeving, oppervlakkigheid et cetera. Het betekenisvol overbengen van een dergelijke gevoelige en historisch beladen ontwikkeling vraagt van de journalist een degelijk begrip van zijn of haar lezer, daar betekenis' in dagbladverslaggeving niet alleen bestaat bij de gratie van een wisselwerking tussen journalist en onderwerp, maar ook tussen journalist en lezer.' Het probleem is echter, dat het journaille over het algemeen geen idee heeft wie de lezer is - buiten een zeer generaliserende en abstracte definitie. 2 Deze opvatting van het lezerspubliek wordt gedomineerd door termen als 'concensus' en "common sense", hetgeen wil zeggen dat de reporter los van de verschillen tussen mensen een algemeen geldige

Hartley, J., "Understanding news", p.87. 2 De onbekendheid met de lezer geldt zeker voor journalisten in Zuid-Afrika. Tijdens gesprekken met journalisten van The Star en de hoofdredactie van Beeld werd in een antwoord op de vraag naar het lezersprofiel slechts verwezen naar de marketingafdeling. 139 opvatting koestert met betrekking tot de lezer. 3 In de literatuur betreffende media-onderzoek wordt dit argument verdedigd met de notie, dat het gedrag van mensen weliswaar niet volledig voorspelbaar is, maar dat het grootste gedeelte van het menselijke denkpatroon "common" en conventioneel is.' De vraag is erhter of in een zo uiteenlopende samenleving als de Zuid-Afrikaanse een dergelijke op ongefundeerde generalisaties gebaseerde journalistiek attitude gerechtvaardigd is. Buiten de abstracte definitie van 'de lezer' hebben de journalisten geen flauw idee wie de artikelen leest, hetgeen mede veroorzaakt dat men schrijft voor de groep, die men (zoals gesignaleerd in het vorige hoofdstuk) wel kent: de collegae, de bronnen, de hoofdredacteur. 5

In dit hoofdstuk worden drie genres binnen de dagbladjournalistiek nader onderzocht: redactionele commentaren, (gast-) columns en achtergrondartikelen. De achtergrondartikelen in de drie bestudeerde dagbladen Beeld, The Star en de Sowetan werden geanalyseerd op grond van het gebruik van het (geschiedkundige) achtergrondmateriaal zoals weergegeven in hoofdstuk III van deze scriptie. Deze analyse diende als basis voor het direct beantwoorden van de centrale vraag, hoe de journalistiek het verleden en de achtergronden van lokaal bestuur en beleid benutte om het lezerspubliek adequaat te informeren voor, tijdens en direct na de twee meest recente verkiezingen voor plaatselijke overheden in de provincie Gauteng: 26 oktober 1988 en 1 november 1995. De (gast-) columns werden eveneens om deze redenen meegenomen, daar deze schrijvers weliswaar niet direct het beleid en de visie van de desbetreffende krant vertegenwoordigen, maar wel een opinierend en analyserend karakter toevoegen aan de verkiezingsverslaggeving. Om een goed zicht te krijgen op de positionering van de dagbladen en de specifieke politieke en maatschappelijke visie, die zij op de lezers loslieten, werden tot slot alle redactionele commentaren betreffende de lokale verkiezingen (en politiek) bekeken. De periode van onderzoek bestrijkt voor beide jaren de periode juli tot en met december, waarbij aangetekend dient te worden dat de eerste en laatste maand van onderzoek vakantiemaanden in Zuid-Afrika zijn, hetgeen voor de dagbladjournalistiek over het algemeen inhoudt dat de aandacht van politieke berichtgeving verschuift naar human interest-verhalen en nieuws met een lichtere ondertoon. De aanloopperiode naar de verkiezingen is bewust ruim genomen om de verschillende dagbladen de kans te geven de lezers

3 Hartley, J., "News", pp.88-93. 4 Ibidem, p.93, zie ook Tolson, A., "Mediations. Text and discourse in media studies", p.3. 5 Darnton, R., "The kiss of Lamourette. Reflections in cultural history", p.79. Zie voor dit argument ook hoofdstuk IV. 140 veelvuldig en regelmatig op de hoogte te houden. Voor The Star geldt hierbij de nuance, dat de speciale edities in de weekeindes (The Saturday Star) niet zijn gebruikt - dit om `oneerlijke' concurrentie met de twee andere dagbladen te voorkomen. De alledaagse nieuwsberichten zijn in geen enkele krant gebruikt, daar op dit gebied de lezer weinig analyse werd aangeboden. De focus van deze scriptie ligt tenslotte op analyse en achtergrond - niet slechts op het simpel weergeven van het beschikbare feitenmateriaal. Hoewel de kranten in de periode van onderzoek elke dag volledig zijn doorgenomen, werd een representatieve selectie gemaakt uit het aantal beschikbare verhalen en commentaren. De selectie is gebaseerd op het onderwerp van het verhaal (specifiek een analyse van de lokale politiek, bestuursstructuren en (of) verkiezingen in plaats van louter berichtgeving), de stip (analyserend, opinierend en eventueel motiverend in plaats van feitelijk en min of meer neutraal opsommend) en aantal. Dit laatste gegeven is als volgt uitgewerkt: per dagblad werd ongeveer driekwart van de aanwezige artikelen in het bedoelde genre geselecteerd, hetgeen neer kwam op de volgende onderverdeling per dagblad - per jaar:

achtergrondartikelen

10 7 13

1 6 13.

9 1 11

Hieruit blijkt, dat de aandacht van alledrie de dagbladen qua redactioneel beleid overeenkomstig was; in de commentaren werd respectievelijk 13, 13 en 11 maal uitgebreid, gedetailleerd en analyserend aandacht besteed aan de aanlcomende verkiezingen en de achtergronden van het lokale bestuur in de provincie. Wat opvalt, is dat de Sowetan in andere columns nauwelijks specifiek aandacht besteedde aan de verkiezingen, terwijl de andere kranten veel meer ruimte gaven aan lange, persoonlijk getinte uitweidingen over dit onderwerp. Voor The Star en de Sowetan kan geconcludeerd worden, dat de lezers middels lange achtergrondartikelen minstens twee keer per maand werden voorzien van enige

141 diepgang achter het nieuws, terwij1 dit element in Beeld nagenoeg ontbrak. Gezien de stormachtige ontwikkelingen op lokaal vlak in de jaren tachtig en de ingewikkelde achtergronden van lokale politiek en overheden is het echter samenvattend gesproken enigzins verwonderlijk, dat in deze kranten betrekkelijk weinig ruimte werd geschonken aan informerende en analyserende artikelen. De lezer kreeg in feite nauwelijks achtergronden bij het nieuws.

achtergrondartikelen

9 3 8

2 3 9

7 2 12

Voor 1995 lijken dezelfde conclusies als voor 1988 min of meer gerechtvaardigd; gelijkopgaande behandeling in redactionele commentaren en een verrassende afwezigheid van achtergrondartikelen in het Afrikaanstalige Beeld. Op het gebied van (gast-) columns hidden de kranten elkaar in evenwicht. 6

Het aantal artikelen is echter niet bepalend voor de kwaliteit of adequaatheid van de door de journalisten aangeboden informatie. Middels een onderverdeling in de bestreken onderwerpen en specifieke aspecten van de lokale besturen, politiek en verkiezingen per jaar kan eveneens per krant een overzicht gegeven worden (zie hierna). 7 Voor beide jaren werd zoveel mogelijk dezelfde onderverdeling gemaakt, met dien verstande dat sommige onderwerpen in 1988 - het SDR-systeem, de raciaal gescheiden stadsraden voor de townships en de blanke stedelijke gebieden en de maatregelen

6 De selectie van de artikelen in 1988 en 1995 is ruwweg 75 procent van het totale aantal artikelen betreffende de lokale verkiezingen, besturen en politiek in de onderzochte periodes. Hiervoor is gebruik gemaakt van het op microfiches naar onderwerp (-en) gesorteerde systeem van het Instituut vir Eietydse Geskiedenis (INEG) to Bloemfontein. Opvallend hierbij is, dat in beide jaren de verslaggeving omtrent de verkiezingen uiterst summier en beperkt was - met daarbij de eveneens verrassende conclusie dat in 1988 meer achtergronden en berichten werden gevonden dan in 1995. De onderwerpen zijn geselecteerd na lezing van de desbetreffende artikelen, met de informatie uit de periode in hoofdstuk III als richtlijn. 142 van de centrale overheid in het kader van de geldende Noodtoestand - voor de dagbladjournalistiek in 1995 niet direct relevant genoemd kunnen worden.

Sowelarr -- - --- - . verkiezingscampagnes 5 3 1 Streekdienstenraden 10 3 5 regeringsbeleid 11 7 5 betalingsboycots 3 Noodtoestand 5 2 Black Local Authorities 2 2 7 stemgedrag kiezers 11 4 5 dreiging van geweld 1 5 wereldopinie 1 6 civics/bewonerscomites 2 onkunde bij de kiezers 1 1 4

Voorzichtig kunnen hieruit enige afleidingen gemaakt worden, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat de dagbladen zich voornamelijk concentreerden op de centrale overheid, het beleid van de Botha-regering en de achtergronden daarvan. Dit kan als opmerkelijk beschouwd worden, daar het onderwerp ter discussie juist de lokale overheid casu quo politiek was. Opvallend is ook de afwezigheid van enige discussie omtrent de uiterst scherpe Noodtoestandswetgeving in een dagblad zoals Beeld, terwijl de preoccupatie van The Star hiermee in schril contrast staat. Daarentegen leek Beeld meer ongerust over de effecten van de Zuid-Afrikaanse situatie op het buitenland ofwel de wereldopinie, alsmede de dreiging van eventueel geweld door de activiteiten van de verschillende anti-regeringsorganisaties (met name het verbannen ANC). De Sowetan besteedde - enigzins begrijpelijk vanwege de nog steeds voortdurende verzetscampagne van organisaties zoals de civics en het UDF tegen het bestuur in de townships - weinig aandacht aan potentieel (en na de stemdatum daadwerkelijk) stemgedrag of geweld.8 Dat deze krant in tegenstelling tot de twee concurrenten relatief meer aandacht had voor de voor de townships typische Black Local Authorities-wetgeving en -bestuursstructuren en organisaties zoals de civics en bewonerscomites, moge duidelijk zijn. Toch is het opvallend hoezeer de

8 Het feit, dat de Sowetan nauwelijks aandacht besteedde aan de dreiging van geweld (zoals prominent in Beeld), mag wellicht toegeschreven worden aan de alledaagse werkelijkheid in de townships, welke zeker sinds 1984 voornamelijk door gewelddadige uitbarstingen gekenmerkt word. 143 verschillende dagbladen specifiek een bepaalde doelgroep bedienen - een groep, gedefinieerd op basis van het segregatiebeleid van de centrale overheid.

verkiezingscampagnes 5 4 9 overgangsstructuren 3 2 2 regeringsbeleid 5 5 7 betalingsboycots 1 1 stemgedrag kiezers 4 3 3 verkiezingstaakgroep 4 1 1 kiezersregistratie 1 dreiging van geweld 2 3 1 wereldopinie 2 onkunde bij de kiezers 1 2 corruptie lokaal bestuur 2 lokale politiek 2 1 1 verkiezingen april 1994 3 1 1 demarcatie 1 4 2

Voor 1995 lijkt de prevalentie van de centrale overheid in de berichtgeving al wat minder dominant - hoewel de vergelijking met de specifieke behandeling van lokale politiek opmerkelijk scheef loopt; de regering kreeg toch nog steeds twee tot drie keer zoveel aandacht als de lokale besturen ofwel overgangsraden. Opvallend is eveneens het gegeven, dat de behandeling van de verschillende onderwerpen in alledrie de dagbladen meer in evenwicht lijkt, met hooguit wat meer aandacht voor wederom de dreiging van eventueel geweld en de opvattingen in het buitenland rondom de verkiezingen in Beeld en de nadrukkelijke aandacht in de The Star voor de activiteiten van de door de centrale overheid ingestelde verkiezingstaakgroep. Opvallend is, dat slechts de Sowetan de problematiek van (mogelijke) corruptie onder lokale bestuursleden en ambtenaren signaleerde en uitwerkte in commentaren en achtergrondverhalen. Verder verwezen alle dagbladen met enige regelmaat in vergelijkende termen terug naar de baanbrekende nationale verkiezingen van 27 april 1994; de eerste zogenaamde 'non-raciale' verkiezingen van Zuid-Afrika.

144 Tot slot is er per onderzochte periode nog een onderverdeling gemaakt om een voorbeeld te geven van de politieke agenda van de verschillende dagbladen. Er is overwogen om per artikel voor elke landelijk actieve politieke partij (ANC/UDF, NP, PFP/DP, KP, ff-P) het aantal vermeldingen te tellen en weer te geven. Dit zou echter weinig tot niets gezegd hebben over de daadwerkelijke aandacht, die aan de politieke partijen gegeven werd - dit zou Touter inzicht geven in de door de desbetreffende journalist gevolgde schrijf- en argumentatiestijl. Vanwege deze reden is gekozen voor het selecteren van het direct of indirect (middels vertaling in eigen woorden) citeren van politici van de verschillende voor dat jaar relevante en dominant aanwezige partijen.

Politieke partij (1988) The Star Beeld .. . .

Nasionale Party (reg.) 3 6 10 United Dem. Front 2 2 6 Konservatiewe Party 1 7 1 Progressive Fed. Party 7 2

Hoewel het betwistbaar en gevaarlijk is om hieruit algemeen geldende afleidingen te maken, is de aandacht voor de KP in Beeld en de PFP in The Star opmerkelijk, alsmede de ruimte die in de Sowetan aan de NP (ofwel de nationale verheiLi) gegund werd.

Politieke parti (1995) OWetall ::

Nasionale Party 4 3 2 African Nat. Congress 4 2 5 Democratic Party 1 1 1 Konservatiewe Party 6 1 1 Inkatha Freedom Party 2 1 2

Ditmaal leek Beeld minder gefixeerd op de KP en liet de NP het meest overwegend aan het woord. Opvallend is dat zegslieden van de DP (een voortzetting van de PFP) in geen enkel dagblad veel aan het woord kwamen.9 De aandacht voor de KP verschoof nu naar The Star.' Daarnaast besteedden

9 Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de DP wel overwegend in The Star werd genoemd - edoch niet direct geciteerd. In de andere kranten kwamen DP-politici cenvoudigw -eg niet of nauwelijks voor. 145- beide Engelstalige dagbladen verhoudingsgewijs heel wat meer redactionele ruimte aan uitspraken van ANC-leden, dan in het Afrikaanstalige dagblad het geval was.

Op basis van deze selectie en onderverdeling werd de inhoudsanalyse ter hand genomen. Zoals in

hoofdstuk II werd uiteengezet, is hierbij gekozen N or een kwalitatieve ofwel kritische analyse. Hoewel het onderzoek in dit hoofdstuk (en deze thesis) vooral is geconcentreerd op het met elkaar in verband brengen van geschiedkundige achtergrondinformatie en het gebruik daarvan in de (gedrukte) media is de hieraan inherente keuze voor de communicatieve discipline van de inhoudsanalyse niet volledig gemaakt, daar - zoals uit het hierna volgende onder meer blijkt - bepaalde theoretische elementen van een dergelijke substantieve analyse grotendeels buiten beschouwing zijn gelaten. De bestudering van een communicatieve prestatie uit het verleden valt onder academische disciplines als semiotiek, de theorievorming rondom discours en ideologie (in het vorige hoofdstuk al summier behandeld) en vooral het verklaren van betekenisgeving door aspecten van de interactie tussen zender en ontvanger. Hoewel hier een kwalitatieve methode is gevolgd - vooral om het karakter van de berichtgeving en de wijze waarop het journaille gebruik maakte van de beschikbare ervaringen en informatie betreffende lokaal bestuur en verkiezingen te bepalen - kunnen de resultaten niet in de terminologie van `goed' of sleche of in generalisaties als 'waar' dan wel `onwaar' vervat worden. Niet alleen is het instrument der kwalitatieve analyse daarvoor te gelimiteerd, ook zijn de beperkingen van de geboden analyse van dien aard,. dat niet van een voledig afgerond communicatief onderzoek gesproken kan worden. Het onderwerp leent zich echter wel degelijk tot diepere analitische beschouwing en verdere studie op dit terrein is in dit licht gezien niet alleen aanbevelenswaardig en zinvol, maar ook absoluut noodzakelijk om meer inzicht te geven in de helaas tot nu toe beperkt bestudeerde wisselwerking tussen massamedia, historische, sociaal-economische en politieke ontwikkelingen en journalistieke taal, cultuur en ideologie.

Alvorens enige kanttekeningen te plaatsen bij het beoordelen en bestuderen van journalistieke berichtgeving, taal en de zogenaamde `betekenis' daarvan dient eerst uiteengezet te worden welke methode is gevolgd bij het kwalitatief analyseren van de verschillende genres. Bij de bestudeerde

I° Zoals hierna uit de analyse blijkt, geldt voor beide dagbiwen (tat zij de KP uiterst negatief behandelden in de berichtgeving en commentaren. Deze kanttekening hier echter terzijde. 146 achtergrondartikelen is betrekkelijk weinig aandacht besteed aan het ontleden van de argumentatie, de still of de taalkundige selectie van de journalist in kwestie. Zoals eerder opgemerkt ging het hierbij voornamelijk om het kritisch bekijken van de manier waarop de beschikbare achtergronden, geschiedenis en analyses van lokaal bestuur werden weergegeven in het artikel. Daarnaast werd gekeken wat wel - maar juist ook wat niet aan de lezer werd doorgegeven. Hiermee werd gepoogd eventuele omissies in de argumentatie van de de schrijver aan to tonen. Hiermee wordt de nadruk gelegd op een model van argumenteren (ofwel het structuren van een artikel), wat ook in de meest recente literatuur wordt aangegeven als basis voor de analyse van een media-tekst. Hiermee worden teksten onderverdeeld in de (elkaar min of meer overlappende) categorieen stellingname, bewijsvoering en rechtvaardiging." Elke categorie kent verschillende manieren, waarop de schrijver uitdrukking geeft aan het gebodene. De stellingname kan bijvoorbeeld louter feitelijk zijn - zoals in een simpel nieuwsbericht - maar ook definitief of advocatief - zoals in een column of commentaar. In een achtergrondartikel is een stellingname over het algemeen evaluatief, dat wil zeggen: afgeleid van het in het artikel weergegeven materiaal. Dit materiaal - ofwel de bewijsvoering - kan op verschillende wijzen overgedragen worden. In het geval van een column of commentaar (waarvoor veelal slechts beperkte ruimte is gereserveerd op de dagbladpagina) gaat het veelal om aannames of zogenaamde `aIgemene kennis', waarmee bijvoorbeeld verwezen wordt naar de feitelijke verslaggeving elders in de kraa l' Voor achtergrondverhalen kan voor de bewijsvoering een onderscheid gemaakt worden tussen interviews, het (direct of indirect) citeren van bronnen zoals woordvoerders, politici of bijvoorbeeld tijdschriftartikelen en andere publicaties, opiniepeilingen (verboden in 1988) en andere vormen van data. Tot slot zijn er verschillende manieren van rechtvaardiging voor de gevoerde argumentatie en stellingname mogelijk. Allereerst kan een bepaalde stelling of propositie ingenomen worden op basis van een notie van `goed' of `slecht', ofwel de `wenselijkheid' dan wel `onwenselijkheid' van een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis. Ook kan positie gekozen worden vanuit de autoriteit van de schrijver of de krant zelf - hetgeen voor redactionele commentaren relevant is. Tot slot bestaat er een derde vorm van rechtvaardiging vanuit de zogenaamde `substantieve' hoek, waarmee bedoeld worden retorische hulpmiddelen zoals generalisaties, classificaties, indicaties en indelingen ofwel causale

Zie voor model en de samenvattende behandeling hiervan hierna: Tolson, A., "Mediations", pp.29-33. 12 Voor de specifieke analyse en de argumentatie hier weergegeven zie met name ook het hoofdstuk "Leading the people: editorial authority", in: Fowler, R., "Language in the news", pp.208-221. 147 redenering. Dit laatste is in het geval van achtergrondverhalen dominant - daar hier op basis van feitelijke tewijzen' een bepaalde analyserende argumentatie wordt aangeboden. Het hier weergegeven en vertaalde model werd gebruikt bij het bestuderen van de artikelen in kwestie, waarbij voor de achtergrondverhalen vooral werd gekeken naar de bewijsvoering - het gebruik van het materiaal uit hoofdstuk III als het ware - en voor de columns en commentaren de focus was gericht op de stellingname en rechtvaardiging.

Voor de kwalitatieve analyse van de stellingname, bewijsvoering en rechtvaardiging van de verschillende artikelen werd gebruik gemaakt van hulpmiddelen uit de zogenaamde icritische linguistiek' - een vorm van media-onderzoek welke beoogt inzicht te bieden in de veelal onzichtbare manier waarop discours (met een andere, meer veelomvattende term: taal) en ideologie de berichtgeving en beeldvorming in en door het nieuws bepalen. 13 Vanuit deze invalshoek is gekozen voor twee manieren van taalkundige selectie in berichten: nominalisatie en paradigmatische selectie." Het gaat hier om de selectie van specifieke woordkeuzes - ofwel paradigma's - in de bestudeerde artikelen en het aangeven van het gegeven, dat door de keuze van de schrijver voor deze woorden bepaalde waardegeladen ideeen ofwel een ideologie wordt overgedragen, zonder dat dit expliciet door de reporter in kwestie wordt medegedeeld. Met `nominalisatie' wordt een taalkundig fenomeen bedoeld, waarmee (waardegeladen) werkwoorden omgevormd zijn tot zelfstandige naamwoorden. Voorbeelden uit de literatuur zijn: `ontwikkeling' - afgeleid van `ontwikkelen', `beschuldiging' van `beschuldigen' of bijvoorbeeld `onderhandeling' van `onderhandelen'." Een andere manier om artikelen te analyseren vanuit de kritische linguIstiek, zoals in dit hoofdstuk tevens gebruikt, is het kijken naar de lexicale structuur van de tekst, ofwel het bestuderen van de verhouding tussen verschillende woordkeuzes in de tekst - in een andere term ook wel aangeduid als onderdeel van het kijken naar de syntagmatische selectie en structuur.' Door de opeenvolging van woorden in een zin of

13 Zie hiervoor met name het hoofdstuk "Analytic tools: critical linguistics" in: Fowler, R., "Language in the news", pp.66-90. 14 Voor nominalisatie zie ibidem, pp.79-80, voor paradigmatische selectie zie met name Hartley, J., "Understanding news", p.20-1 en ook: Tolson, A., "Mediations", p.28. 15 Opmerking hierbij: deze manier van het omvormen van werkwoorden in zelfstandige naamwoorden maakt een tekst ingewikkelder om te begrijpen, getuige de theorie omtrent leesbaarheidsonderzoek zoals deze hierna behandeld wordt. Dit terzijde. 16 Voor het analyseren van de lexicale structuur zie Fowler, R, "Language in the news", pp.80-5. Voor de syntagmatische selectie wordt wederom verwezen naar Hartley en Tolson (zie voetnoot 14). 148 combinaties van zinnen te belcijken en citeren kan bekeken worden op welke manier een bepaald beeld van de wereld ofwel de beschreven ontwikkeling wordt overgedragen naar de lezer.

Door de focus op woordkeuze en -selectie (ofwel opeenvolging) komt een ander element uit het onderzoek naar media-teksten naar voren, hetgeen een belangrijk onderdeel van de hierna aangeboden inhoudsanalyse vormt. Het gaat bier om leesbaarheidsonderzoek, oftewel het gebruiken van een (min of meer wiskundige) methode ter bepaling van de ingewikkeldheid en de moeilijkheidsgraad van door de dagbladen geproduceerde teksten. In dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van twee van dergelijke formules (een voor de Engelse en een voor de Afrikaanse taal) ter bepaling van de leesbaarheid van achtergrondartikelen en redactionele commentaren in The Star, Beeld en de Sowetan. Door de selectie van een bepaald aantal woorden, het onderverdelen daarvan in lettergrepen en daarnaast het kijken naar het gebruik van bepaalde grammaticale constructies kan met behulp van deze formules berekend worden welke moeilijkheidsgraad - in termen van voltooide scholing van het lezerspubliek - de artikelen hebben. 17

Met dit analytische gereedschap worden gefundeerde selecties uit de artikelen gemaakt en als directe citaten weergegeven in de analyse, waarmee zoveel mogelijk vermeden wordt om enig definitief waarde-oordeel uit te spreken over de behandelde tekst of journalistieke technieken. Het gaat er in de hoofdzaak tenslotte niet om, om in deze te bepalen of de drie onderzochte dagbladen `goed', dan wel `slecht' waren. De analytische kern van de argumentatie ligt in dit hoofdstuk niet zozeer op het bepalen van het 'hoe' van de journalistieke selectie van de drie dagbladen in kwestie; het gaat met name om het bepalen van de invloed van de context - de geschiedenis en achtergronden van lokaal bestuur en verkiezingen (hoofdstuk III) en de gedrukte media in Zuid-Afrika (hoofdstuk IV) - op de inhoud van de artikelen en commentaren:

17 Voor een verdere behandeling van deze zogenaamde RE- en LV-formules (van Flesch en Van Rooyen) zie het gebruik daarvan in de inhoudsanalyse hierna). 18 Fowler, R., "Language", p.68. 149 Alvorens tot de daadwerkelijke inhoudsanalyse over to gaan, moeten nog een aantal kanttekeningen geplaatst worden bij het media-onderzoek, zoals uiteengezet in de voor dit hoofdstuk benutte bronnen. Het gaat hierbij vooral om de bestudering van de betekenis van woorden, stellingen en berichtgeving en de daarmee samenhangende wisselwerldng tussen zender (in dit geval de columnist, dagbladjournalist of -redacteur) en ontvanger (de lezer).

Hiervoor werd al melding gemaakt van het begrip betekenis' - niet onbelangrijk in dit hoofdstuk, daar in de analyse veelal wordt gekeken naar de taallceuze van de journalist en het selectieproces wat daar achter gelezen kan worden. Betekenis wordt in deze bepaald door twee facetten, waarvan er een in deze scriptie al uitgebreid aan de orde is gekomen, namelijk: Oar' De woordkeuze van de reporter komt tot stand door het onderwerp van het bericht, maar wordt eveneens beinvloed door de achtergrond en het sociale waardensysteem van de journalist en de lezer. Aangezien hiervoor vastgesteld is, dat deze 'lezer' voor de reporter een abstracte realiteit is, wordt over het algemeen de taal van de schrijver gevormd door routine-matige veronderstellingen." In het vorige hoofdstuk werd daarnaast vastgesteld, dat deze veronderstellingen voor een belangrijk deel gevormd worden door de dominante 'Iclasse' of liever: elite, zijnde met name de staat en - generaliserend gesproken - het kapitaalkrachtige deel der natie casu quo de groot-industrielen. 21 Niet alleen de specifieke woordkeuze (de hiervoor genoemde paradigmatische selectie) maar ook de combinatie van hiervan in een zin (ofwel de syntagmatische selectie) structureert de betekenis van het bericht. Een voorbeeld hiervan uit de literatuur komt ook later in de inhoudsanalyse terug: de combinatie tussen 'terrorist en 'bevrijdde' is weliswaar correct, maar hoogst onwaarschijnlijk - daar 'terrorist' een negatieve, en bevrijdde' een sterk positieve connotatie heeft. Daarentegen ligt de combinatie 'de terrorist bezette' of 'de terrorist overrompelde' meer voor de hand." Als een kwalitatieve inhoudsanalyse enige kans van slagen wil hebben, moet gekeken worden naar zowel de verschillende woorden als de manier waarop deze met elkaar in verband worden gebracht middels de samenstelling van afzonderlijke zinnen. Met het begrip `connotatie' betreedt de onderzoeker echter een wankel terrein binnen de inhoudsanalyse. Hier gaat het

19 Voor de behandeling (ook hierna) zie Hartley, J., "News", pp.14-26. 20 Ibidem, p.83. 21 Ibidem, pp.47-55. Zie ook de argumentatie van Fowler, R., "Language in the news. Discourse and ideology in the press", zoals behandeld in hoofdstuk IV. 22 Het voorbeeld is overgenomen uit Hartley, J., "News", p.21. 150 om de betekenissen en zogenaamde `bijbetekenissen', die door de ontvanger - maar ook de zender - aan verschillende woorden, uitdrukkingen en metaforen gehecht worden. Er zijn verschillende manieren om vat te krijgen op deze materie, door bijvoorbeeld te kijken naar de de innerlijk- dialectische kwaliteit van begrippen (zoals bijvoorbeeld `democratie of 'cletribalisering' - zie hoofdstuk III), de actie en interactie tussen zender en ontvanger (ofwel `interpei;atie) en de codering ofwel constructie van de door de nieuws- en taalkundige selectie van de journalist vormgegeven sociale realiteit." De lezer zal begrijpen dat deze overwegingen bij het bestuderen van de dagbladen binnen de analyse van deze scriptie mede gezien het voorgaande grotendeels buiten beschouwing zijn gelaten.

Het onderzoek in dit hoofdstuk maakt van de lezer van deze scriptie in feite tijdelijk een kritische lezer van de bestudeerde dagbladen - daar waar deze ontbreekt in de bestudeerde werkelijkheid. Hierdoor kan enige vorm van 'betekenis' vastgesteld worden, daar betekenis ontstaat uit de interactie tussen tekst en lezer." Een tweede facet - naast taal - wat betekenisgevend te noemen is, wordt in de literatuur beschreven als de impact van sociale krachten die bepalen hoe berichten worden gemaakt en gelezen. 25 Deze 'krachten' zijn in de vorige hoofdstukken uitgebreid aan de orde gekomen en kunnen in de Zuid- Afrikaanse context samengevat worden als de invloed van de persmonopolies, de sterk gecentraliseerde staat, de verschillende (officiele) talen en helaas ook de huidskleur van de journalist en lezer - wat tenslotte Lange tijd bepaalde waar en in welke situatie iemand woonde. Het feit, dat de lezers van Zuid-Afrikaanse dagbladen zo uiteenlopende sociale achtergronden hebben, draagt bij aan de algemeen aanvaarde notie, dat woorden ofwel taal verschillende betekenissen hebben voor verschillende mensen of 'groepen'." Dit gegeven kwam ook al sterk naar voren in de behandeling van de geschiedenis en achtergronden van lokaal bestuur in hoofdstuk III. De reporter heeft het in feite niet makkelijk in de veelvormige en sterk gescheiden samenleving, waarvan hij of zij deel uit maakt.

23 Betreffende inner-dialectische ofwel 'multi-accentuele' kwaliteit van taal (-keuzes) zie Hartley, J., "News", p.22. Voor Interpellatie' (hetgeen naast interactie ook `onderbreking' betekent) zie Tolson, A., "Mediations", pp. 56-7. Zie in deze titel ook een uitgebreide behandeling van de constructie van de realiteit en de verhouding tussen de tekst en de mentale processen, die aan het betekenisgeven daarvan onderlegen zijn, pp.13-7 . 24 Hartley, J., "News", p.25, zie ook de inleiding uit Tolson, A., 'Mediations. " 25 Ibidem, p.14. 26 Ibidem, pp.22-4. 151 In Zuid-Afrika is de journalistiek het mikpunt van veel kritiek - ook in deze thesis is tot nu toe regelmatig uitgehaald naar de media, ondanks het feit dat er regelmatig boeken verschijnen, geschreven . door deze journalisten, die meer dan de moeite waard zijn." Een algemene term, welke aan de pers in Zuid-Afrika werd toegeschreven door een voomaam lid van deze pers zelf, was de term "gee whiz- journalism" - verwijzende naar de dominantie van "sex, crime and sports" op de redactionele pagina's van de dagbladen." Dit is echter niet slechts een geluid, wat voor de omwentelingen van de jaren negentig te horen viel. Juist na het aanttreden van de regering onder leiding van Nelson Mandela en het grondwettelijk vastleggen van een "Bill of Rights", waarin een vrije pers terdege wordt beschermd, werd de kritiek krachtiger. Met name de uitdagingen van het huidige Zuid-Afrika worden door de dagbladjournalistiek niet beantwoord, aldus bijvoorbeeld de huidige premier van Gauteng, Tokyo Sexwale, kort voor de lokale verkiezingen in `zijn' provincie van november 1995:

"Our observation poritts to the fact that not man e me id'hiiiVt!Oen'ableX0 iye-up to.,:tha . challenge - iin concrete terms, `ii eekalleige:of **1410k0.. South A, frica?

In dit hoofdstuk komt de door deze verbolgen ANC-politicus geuitte kritiek aan de orde bij de kwalitatieve bestudering van de achtergrondartikelen, redactionele commentaren en columns betreffende de lokale verkiezingen van oktober 1988 en november 1995 in de 'Gautenger' dagbladen The Star, Beeld en Sowetan. Zoals in het tweede hoofdstuk uiteengezet, begint ook deze empirische analyse met een aantal hypotheses, verkregen door bestudering van het onderwerp - alvorens deze dagbladen daadwerkelijk door te lezen. Op basis van deze veronderstellingen en de hiervoor uiteengezette argumentatie vanuit de kritische linguistiek en kwalitatieve inhoudsanalyse worden de kranten onder de loep genomen. Een uitgangspunt hierbij is, dat de berichtgeving in gedrukte media

27 Voorbeelden van dergelijke boeken, ook in deze scriptie als bronnenmateriaal gebruikt, zijn de werken van (de huidige Sunday Independent-hoofdredacteur) Shaun Johnson, Rian Malan, Rich Mhkondo, Allister Sparks, Kaizer Nyatsumba en Harvey Tyson. Buitenlandse correspondenten droegen aan deze produktie ook hun steentje bij, bijvoorbeeld Joseph Lelyveld, Walter Finnigan en Stefan Mallaby (zie Bibliografie p.218). 28 Johnson, S., "An historical overview of the black press", in: Louw, P.E. (et al), The alternative press in South Africa", p.23. 29 Tokyo Sexwale in: The Star, 21 oktober 1995, p.7. Het artikel was de weergave van diens toespraak tijdens het Soweto Press Freedom Day seminarium te Johannesburg. 152 gedurende verkiezingen daadwerkelijk enige invloed heeft op het lezerspubliek. In het vorige hoofdstuk is echter aangegeven, dat de zogenaamde 'macht' van de media nogal betrekkelijk is en dat een lezersonderzoek niet is ondernomen binnen het kader van deze scriptie. Uit eerdere onderzoeken naar de invloed van media gedurende verkiezingen is al in de jaren veertig van deze eeuw gebleken, dat de keuze van de kiezers niet of nauwelijks verandert door media-verslaggeving." Toch kan op een aspect van de rol van de media gewezen worden, wat in eerder gepubliceerde en in zekere zin gelijksoortige onderzoeken meermalen terugkomt: de zogenaamde "agenda setting"-functie van massamedia.' Dit wil zeggen, dat de selectie van de journalist mede bepaalt, wat door de kiezer belangrijk of relevant gevonden wordt. Samenvattend wordt het uitgangspunt van dit hoofdstuk betreffende de invloed van media op de lezers gevormd door de stelling, dat de media wel degelijk voor een deel bepalen, waarover en op welke manier door de lezers wordt nagedacht:

e ress may not unnirgly success,

Een laatste opmerking betreft de beschikbaarheid van vergelijkbaar onderzoek in Zuid-Afrika. In het verleden is rondom de verkiezingen van 1988, alsmede de landelijke verkiezingen van 1987 studie gedaan op basis van dagbladverslaggeving." De berichtgeving zelf werd hierbij echter niet kritisch bekeken, maar Touter gebruikt om de percepties onder de verschillende politieke partijen en uiteindelijk de kiezers to peilen. Daarnaast is er inhoudsonderzoek gedaan op basis van massamedia betreffende de landelijke verkiezingen van 1987 en de lokale verkiezingen van 1995 - waarbij ook de dagbladsector aan bod Icwam. 34 In 1987 werd hierbij de in hoofdstuk II aan de orde gekomen methode der kwantitatieve analyse gebruikt, hetgeen interessante maar weinig zeggende uitkomsten opleverde in de

313 Conradie, D.P. (et al), "The role of mass media content in the South African election", in: Latakgomo, J. (et al), "South African election 1987. Context, process and prospect', p.154. 31 Ibidem. Dit punt wordt in de andere literatuur bevestigd, zie bijvoorbeeld, Tolson, A., 'Mediations", Franks, P.E., "Perceptual dynamics in South Africa: a textual analysis of the press coverage during the 1987 election", in: Latakgomo, J. (et al), "Election", pp.167-186. Zie ook de behandeling van `macht en media' in hoofdstuk IV. 32 Cohen, B.C., "The press and foreign policy", p.13, zoals geciteerd in Conradie, D.P. (et al), 'Mass media", p.154. 33 Zie Franks, P.E., "Perceptual dynamics", en Humphries, R., —On the beaches... ' South Africa's local government elections: oktober 1987." 34 Zie Conradie, D.P., "Mass media", en Media Monitoring Project, "Testing the media: local government elections '95." Het Media Monitoring Project deed een vergelijkbaar onderzoek ook in het kader van de nationale en provinciale verkiezingen van april 1994. 153 vorm van lijsten met percentages van de ruimte die door de media aan bepaalde aspecten van de verkiezingen gewijd werd. In 1995 werden onder meer de hiervoor geselecteerde drie dagbladen bekeken, waarbij juist werd gekozen voor een kwalitatieve inhoudsanalyse. Door tijd- en ruimtegebrek werd deze analyse echter zeer vluchtig en oppervlaldci5, gepresenteerd. De conclusies van het onderzoek - weinig aandacht voor de verkiezingen over het algemeen en nadruk op de in hoofdstuk III van deze thesis behandelde "voter apathy" - klinken mede daarom nogal slapjes en worden niet of nauwelijks gesteund door enige documentatie. 35 Een interessant resultaat van het onderzoek uit 1995 is het besef, dat de media de 'nationale nieuws agenda' eerder scheppen dan weergeven - hetgeen hiervoor uit de literatuur bleek. Met uitzonderling van dit laatste argument worden de conclusies van deze vroegere analyses niet meegenomen in dit hoofdstuk. De methodes verschilden sterk van de in deze scriptie gebruikte techniek en het uitgangspunt van dergelijke onderzoeksprojecten was van een geheel andere en niet vergelijkbare aard. 36

Aan de inhoudsanalyse in dit hoofdstuk liggen een drie algemene hypotheses ten grondslag - naast drie veronderstellingen per afzonderlijk dagblad. Allereerst lijkt de bekendheid met de achtergronden van lokale overheden en de geschiedenis daarvan (zowel binnen als buiten de townships) minimaal in de Zuid-Afrikaanse dagbladjournalistiek. Verwijzingen naar het verleden, verklaringen op basis van door (verschillende) specialisten ondersteunde argumentatie, scherp inzicht in heldere - voor de gemiddelde lezer begrijpelijke - taal; het ontbreekt veelal.

Een tweede hypothese is het gegeven, dat nationale ofwel centrale regeringsdruk bepalend is voor het karakter, de onderwerp- en de taalkeuze van de dagbladen. Hierbij kan opgemerkt worden, dat met name in 1995 de druk op het hand- en spandiensten verlenen aan het 'natie-bouw'-programma van de

35 Zie met name Media Monitoring Project, "Testing the media", p.8 voor een algemene conclusie van `apathie': volgens dit onderzoek was er namelijk geen sprake van enige "voter apathy", terwijI uit hoofdstuk III van deze scriptie blijkt dat deze conclusie niet strookt met de werkelijkheid. 36 Het uitgangspunt van het Media Monitoring Project (1995) was bijvoorbeeld: "Our task was to assess whether the media reporting had been independent, fair and accessible", p.3. Toch werd in het MMP-rapport herhaaldelijk opgemerkt, dat de onderzochte media veel to weinig aan "educating the voting public" deden en in plaats daarvan de verkiezingen - in de ogen van het MMP - als een "obstacle course" weergaven. Dit lijkt op het bestaan van vooroordelen binnen het onderzoek. 154 regering sterke invloed had op het journaille." In 1988 lag de nadruk van het redactionele beleid meer op de partijpolitieke gevechten tussen blanke groepen zoals de NP en de KP in plaats van een focus te bieden op specifieke lokale problematiek. 38

Dit leidt automatisch tot een volgende stelling, namelijk dat de journalistiek in Zuid-Afrika voor een aanzienlijk deel wordt bepaald door het groepsgebonden karakter van de voormalige apartheidssamenleving. Met de opheffing van verouderde wetgeving en het aanstellen van Mandela als staatspresident kunnen dergelijke denkwijzes niet zomaar uitgewist worden. Voor het jaar 1988 mag deze stelling evident genoemd worden. Dit door stereotypen gedomineerde groepsdenken leidt tot mismoedige conclusies, zoals onder meer geciteerd aan het eind van het vorige hoofdstuk. Daarnaast is het een oorzaak van de tweede stelling; de overdreven focus en invloed van de centrale regering op de taal en nieuwsselectie van de journalist."

Vanuit de argumentatie en het bronnenmateriaal van het vorige hoofdstuk kan nog een hypothese per krant toegevoegd worden aan het voorgaande. Voor The Star wordt bijvoorbeeld aangenomen, dat de verslaggeving rondom de lokale verkiezingen werd bepaald door een sterke Brits-liberale anti- regeringstraditie. De krant was met andere woorden sowieso min of meer (vanwege de traditie) verplicht om de rol van de overheid hoe dan ook te bekritiseren. Hierdoor worden de lokale besturen en de achtergronden daarvan ondergesneeuwd met wijdlopende commentaren aan het adres van de centrale regering.

Met betrekking tot het Afrikaanstalige Beeld kan gesteld worden, dat de verslaggeving uitsluitend geconcentreerd was op blanke Afrikaanstaligen ondanks het feit dat . deze gemeenschap geen eenheid vormt, noch (met name in 1995) het politieke discours en het verleden van lokale besturen bepaalt. De nadruk ligt dus onveranderlijk op een zeer nauw gedefinieerde lezerskring. Dit mag aan de ene kant

37 Zie voor dit argument bijvoorbeeld de weergegeven geschiedenis van de verschillende dagbladen in het vorige hoofdstuk, alsmede de conclusies van hoofdstuk III. Daarnaast kan gewezen worden op de lopende slogan van een krant als de Sowetan: "building the nation." 38 Als een mogelijke oorzaak hiervan moet onder meer verwezen worden naar de censuurwetgeving onder invloed van de Noodtoestand in het land en de afgrendeling van de townships door politie en leger. 39 Oosthuizen, L., "A/Pdia policy and ethics", p.96-7. 155 bevorderlijk zijn voor nauwgette journalistiek - aangezien de lezer duidelijk voor ogen staat. Aan de andere kant kan dit enige veelomvattende en breed georienteerde achtergronden in de weg staan, daar de lezer bijvoorbeeld geacht wordt minder geinteresseerd te zijn in de achtergronden van het lokale bestu....r in de townships - terwijl deze geschiedenis juist doorslaggevend was voor de ontwikkelingen binnen Zuid-Afrika van de jaren tachtig (en negentig).

Voor de Sowetan lijkt de stelling gerechtvaardigd, dat de verslaggeving met name rondom lokale verkiezingen werd bepaald door de zeer gevoelige wisselwerking tussen de journalist en zijn of haar gemeenschap. In het sterk door politieke tegenstellingen bepaalde leven van de townships kan de berichtkeuze en stellingname van de Sowetan-reporter invloed hebben op het welzijn van de journalist, maar ook zijn of haar gezin, vrienden en familie. Dit besef stuurt begrijpelijkerwijs het gedrag van de journalisten in kwestie.

Tot aan de tanden gewapend met deze grondslagen voor het onderzoek kan een begin gemaakt worden met de inhoudsanalyse van de drie dagbladen. Deze media worden gelijktijdig en doorelkaar behandeld, om te voorkomen dat onduidelijkheden in de analyse ontstaan en de verschillende kranten gezien worden als los van elkaar opererende en bestaande 'eilanden' in de mediawereld. Naast de hiervoor uiteengezette theoretisch benaderde kwalitatieve inhoudsanalyse worden de artikelen eveneens bekeken op de al dan niet aanwezige verwerking van het materiaal, zoals dit in hoofdstuk III is gepresenteerd. Met name de algemene conclusies van de bestudering van plaatselijke bestuursgeschiedenis zijn in deze toetspunten waaraan de 'prestatie' van de verschillende dagbladen afgemeten kan worden. De argumentatie en het feitenmateriaal uit het derde hoofdstuk worden hierna als gegeven beschouwd. Alvorens tot het jaar 1988 over te gaan, kan het voorgaande afgesloten worden met een citaat, wat de situatie van de Zuid-Afrikaanse media aan de vooravond van de lokale verkiezingen van 1995 beschrijft:

4° Citaat van columnist John Qwelane in The Star, 21 oktober 1995,p.10. 156 Wellicht kan met de hierna volgende analyse deze harde stelling hetzij bestreden, hetzij ondersteund worden - waarbij in het laatste geval eventueel ook oorzaken en alternatieven voor verandering aangedragen moeten worden.

1988

In de maand juli hielden de dagbladen zich nogal rustig - mede gezien het feit dat de maand daarvoor weer de Noodtoestand was uitgeroepen door de regering, aangevuld met allerlei nieuwe beperkende maatregelen voor de media. Ook is juli een nationale winterse vakantiemaand in Zuid-Afrika - een maand waarin het nieuws vanuit de politiek minimaal is vergeleken met andere maanden. De lokale verkiezingen waren nog ver weg. de Sowetan zag echter in uitspraken van het kabinet en de provinciale overheid betreffende lokaal bestuur in de townships aanleiding om fel uit te halen naar de NP. Vooral de kwestie van de aanhoudende betalingsboycots zat de krant dwars. De provincie kondigde aan, dat wanbetalers afgesneden zouden worden van elektriciteit en water - waarop het redactionele commentaar deze strenge houding vergeleek met die van de BLA's, die gericht was op "(...) the eviction of people and the electricity cuts we have had in Soweto in the past four weeks."' Opvallend is bier het gebruik van de 'wij'-vorm in het commentaar, hetgeen de band tussen de redacteur en de lezer - beiden inwoner van Soweto en lezer van de Sowetan - bevestigt (een voorbeeld van interpellatie). Verder reageerde de krant deze maand op nieuwe beleidsinitiatieven van het kabinet met betrekking tot lokaal bestuur, die gericht waren op het verstrekken van regionale - naast de bestaande BLA's - besturen voor de zwarte bevolkingsgroep buiten de zogenaamde 'thuislanden'. 42 De auteur fulmineerde met de kop "Apartheid horror repeats itself" tegen deze klaarblijkelijke poging om alle wetgeving in het land langs 'etnische' lijnen door te voeren. Deze headline en de verder zeer negative verwijzingen in het artikel naar de "regional councils" wijst op de overtuiging, dat elke poging van de centrale overheid tot hervormingen bij voorbaat de grond in werd geboord. Het feit dat de verschillende 'hervormingen' - BLA, SDR et cetera - in de praktijk met of nauwelijks functioneerden volgens plan, werd door de Sowetan in de achtergrondartikelen buiten beschouwing gelaten.

41 Sowetan, 7 juli 1988, p.8. Opmerking: hierna zijn alle verwijzingen in de voetnoten daterend uit het jaar 1988, hetzij (in het geval van andersoortige bronnen) anders vermeld en geldend tot aan de behandeling van de periode juli-december 1995. De woordkeuze "eviction" is een voorbeeld van nominalisatie. 42 Sowetan, 15 juli, p.9. 157 In collega-krant The Star werd gereageerd op het beleid van de regering, wat gericht was op het bereiken van een zo hoog mogelijk opkomstpercentage bij de verkiezingen. Een van de maatregelen hiertoe was het verbod op politieke groeperingen om mensen op te roepen toch vooral niet te gaan stemiiien. Fout, aldus het commentaar in de krant, want dit leidde bij voorbaat al tot het feit, dat de resultaten van de verkiezingen niet overtuigend zouden ?ijn, hetgeen een zeer definitieve stellingname was." De bewijsvoering voor een propositie als deze was uitsluitend gericht op het beleid van de centrale overheid en baseerde zich met andere woorden op de autoriteit van de bron en de daaraan tegenovergestelde autorititeit van de krant. Een andere opvatting van de redactie werd in dezelfde editie getoond middels een spotprent (zie illustratie XIII), waarbij een zogenaamd 'typische' Afrikaner familie afgebeeld werd, lezende in een krant vol informatie omtrent de kandidaten voor de verkiezingen. 44 Het corm entaar van de lezer hierbij is een verzuchting, dat de politici allemaal verschrikkelijk saai zijn - hetgeen aantoont dat bij The Star enige apathie onder de stemgerechtigden werd verondersteld - drie maanden voor de verkiezingsdatum.

- Illustratie XIII -

"We've eliminated all the cheats, adulterers and crooks — how come we get landed with the bores."

43 The Star, 21 juli, p.10. 44 Bij deze eerste afbeelding van een spotprent ofwel cartoon moet opgemerkt worden, dat deze illustraties met als onderdeel van de analyse of de uiteindelijke conclusies werden gebruikt. Het gaat hier uitsluitend om een illustratieve/verlichtende functie binnen het debat. Geen stellingname werd gebaseerd op het karakter, de inhoud of de lay-out van de hierna afgebeelde spotprenten. 158 In augustus werd door de verschillende kranten al meer ernst gemaakt met enige serieuze berichtgeving en columns betreffende de aanstaande verkiezingen. Opvallend is dat zowel Sowetan en The Star voor het eerst lange achtergrondverhalen brachten (respectievelijk op 24 en 25 augustus). Deze verhalen, hoewel in details verschillend, zijn volledig eender - aangezien ze allebei op een kwartaalpublicatie van het South African Institute of Race Relations gebaseerd waren. Dit rapport werd niet door Beeld gebruikt. Opmerkelijk is het feit, dat het artikel in de Sowetan aangevuld werd met geschiedkundige achtergrondinformatie bij de BLA's en de rol van de provinciale Administrator bij het aanstellen van raadsleden voor de overheden in de townships. Door de krant werd deze informatie gebruikt als door data ondersteunde bewijsvoering voor de evaluatieve stellingname, dat de boycot van organisaties zoals het UDF slechts tot gevolg zou hebben dat de centrale casu quo provinciale overheid zou ingrijpen om alsnog lokale autoriteiten aan te stellen. 45 Beide kranten stelden in precies dezelfde bewoordingen - overigens zonder om direct uit het rapport te citeren - dat het belang van de verkiezingen voor de blanke bevolking gelegen was in het gegeven, dat deze zouden bepalen "who controls the Regional Services Councils" in de provincie. Tot slot waren beide artikelen uitsluitend gericht op de centrale regering en niet bijvoorbeeld op de genoemde SDR's of BLA's.

Aan de andere kant van het taalspectrum startte Beeld in deze maand met enkele stevige uithalen aan het adres van de KP en enkele kerkelijke leiders 46 De eerste politieke partij werd veroordeeld wegens een "skaamtelose rassepolitiek", de tweede groep vanwege het overtreden van "die landswette" - daarmee wijzende op het hiervoor genoemde verbod tot het oproepen van een stemboycot en gebruik makend van de autoriteit van de overheid als basis voor de stellingname. In hetzelfde commentaar werd echter melding gemaakt van het gegeven, dat de zwarte bevolking op het moment van schrijven "tans feitlik geen seggenskap op derdevlak-bestuur" had, hetgeen aangeeft dat de regering van de dag ook een zogenaamde "rassepolitiek" voerde. Deze contradictie werd verder buiten beschouwing gelaten met een aan alle bevolkingsgroepen gerichte oproep om zeker te gaan stemmen. Eerder deze maand somde een redactioneel commentaar in de Sowetan echter in emotionele maar ook historische enigzins onderbouwde termen op wat de in de ogen van de krant gerechtvaardigde redenen waren voor de zwarte townshipbewoners om juist niet naar de stembus te gaan (zie citaat hierna).

45 Sowetan, 24 augustus, p.11. 46 Sowetan, 12 augustus, p.12 en 26 augustus, p.12. 159 tie rest e the alclactviso chankii:1 t alithorttk trPlesS e stron,!set.t atleanogiettriecit;h ene could

tzuritl rs on

Wat hier opmerkelijk aan is, is niet alleen de referentie aan de adviesraden uit een ver verleden, maar ook het feit dat niet direct werd opgeroepen om niet te gaan stemmen. Er werd slechts gesuggereerd dat er genoeg redenen waren om dit te doen, hetgeen een indirecte bepaling van wat de krant als `onwenselijk' (het stemmen) beschouwde, op basis van wat door de krant verondersteld werd als algemene kennis door te verwijzen naar de generaliserende term "The residents." Hierdoor is het commentaar niet in strijd met het verbod op boycotpublicaties van de overheid. Ditzelfde verbod werd aan het einde van de maand augustus stevig onderuitgehaald door The Star, waarbij Zuid-Afrika werd vergeleken met een zogenaamde 'bananen-republiek' en de redacteur mismoedig verzuchtte:

In de maand september wordt het al hoe warmer in Zuid-Afrika, hetgeen wellicht effect had op de toenemende verhitte toon en kwantiteit van dagbladartikelen betreffende de politiek van de dag. Me drie de kranten wierpen zich nu met enig enthousiasme op de materie van de aanstaande verlciezingen, waarbij vooral The Star voortdurend duidelijk maakte, welke politieke agenda men koesterde. In elk artikel waarbij partijen werden genoemd, werd de Progressive Federal Party (PFP - de enige oppositiepartij van betekenis in het blanke parlement; zie illustratie XIV hierna) uitsluitend, dan wel het meest uitgebreid en als eerste gebruikt.

47 Sowetan, 11augustus, p.8. 48 The Star, 26 augustus, p.12. Ter illustratie: "decline" is een nominalisatie van "declining." Opmerkelijk is ook het gebruik van de definitieve term "sure" in de argumentatie. 160 - Illustratie XIV -

Voor Beeld was de keuze voor de NP duidelijk - waarbij opgemerkt dient te worden dat de PFP slechts eenmaal in alle zes maanden van onderzoek in een commentaar uitgebreid aan de orde kwam: op 21 oktober, en wel in een redactionele column betreffende de emigratie van verscheidene partijleden naar Australia en het overlopen van enkelen van hen naar de NP." Voor de rest van de tijd was de aandacht van de krant sterk gericht op de activiteiten van de KP. De Sowetan, net zoals de andere kranten door de Noodtoestandswetgeving gedwongen om het ANC niet (direct) aan het woord te laten, richtte zich zo nu en dan op UDF-woordvoerders en beperkte zich verder tot (verkiesbare) BLA- raadsleden en politici van de provinciale en nationale overheid als voornaamste onderwerpen en zegslieden in de achtergrond- en becommentarierende verslaggeving.

In deze maand doken voor het eerst in alledrie de kranten uitgebreide achtergrondartikelen op, bedoeld om de lezer te informeren omtrent het 'belang' van de op til zijnde verkiezingen. De Sowetan concentreerde hierbij op twee punten: ten eerste liet men een woordvoerder van de provinciale regering

49 Beeld, 21 oktober, p.10. De PFP kwam ook wel andere keren aan bod (bijvoorbeeld op 7 oktober), maar dan slechts zeer summier of birunen het kader van een nieuwsbericht (hetgeen buiten de hier geboden analyse valt). 161 de (anti-) verkiezingscampagnes van leden van het UDF "and other black activist organisations" aanvallen - zonder enige vorm van wederhoor.s° Ten tweede poneerde de krant de stelling, dat het verzet tegen de verkiezingen van dergelijke organisaties afnam, zonder om daarbij het ANC direct te vermelden. Met dit laatste bericht baseerde de krant zich echter qua bewijsvoering op een artikel in een tijdschrifi van de Anglo American/De Beers-groep. Dit gigantische Zuid-Afrikaanse bedrijf is en was de drijvende financiele kracht achter Argus - de uitgever van onder meer The Star en Sowetan. In beide verhalen werden de organisaties en personen in kwestie echter niet aan het woord gelaten. Stalgenoot The Star kwam in de maand september met drie uitgebreide verhalen voor de dag, waarin respectievelijk met name het wel of niet stemmen, het "Streekdiensterade"-systeem en de hervormingen van de regering aan de orde kwamen. Het eerste artikel, qua bewijsvoering gebaseerd op een debat tussen voor- en tegenstanders van de verkiezingen, beantwoordde de vraag van de uit de Britse Idassieke literatuur geleende kop: "To vote or not to vote - that is the question" niet, maar stelde daarentegen onverbloemd dat de regering niet geholpen moest worden om de wereld de illusie te geven, dat "(..) it has made a start on the road to a non-racial democracy."' In een artikel, waarin de SDR's werden besproken, concludeerde de journalist dat ondanks het feit dat deze raden bedoeld waren om de townships te voorzien van betere voorzieningen, "(..) they are deliberately structured to blend white hegemony with black participation. (..) the rationale being that voting power is allocated according to wealth.'" De bewijsvoering van het argument werd gevormd door uitspraken van uitsluitend bekende critici van de NP: een PFP-woordvoerder, een Kaapse academicus, de Anglicaanse aartbisschop Desmond Tutu en een woordvoerder van het Institute for Race Relations. Deze vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid deed niet geheel recht aan het SDR-systeem, verzuimde weer te geven wat de SDR's al gedaan hadden en of hun beleid daadwerkelijk enig effect had en was zeer scherp gericht tegen de hervormingsinitiatieven van de regering, zonder om deze kant van de medaille zelf aan het woord te laten. In een derde artikel werd een docent van de over het algemeen regeringsgezinde en dominant blanke en Afrikaanstalige Universiteit van Pretoria uitgebreid aan het woord gelaten - niet middels een interview, maar door het citeren uit een door deze man

5° Sowetan, artikelen van 16 september, p.5 en 22 september, p.22. 51 The Star, 15 september, p.11. Hierbij kan opgemerkt worden, dat de ivoorstander i in dit berichtte debat de partijleider van de PFP was. 52 The Star, 17 september, p.11. Merk op: "participation" wordt hier als nominalisatie gebruikt in directe tegenstelling met het negatief geladen "hegemony." 162 geschreven artikel in een internationaal tijdschrift. 53 De reden hiervoor was een quote uit het artikel, wat neigde naar een mogelijk mislukken van het regeringsbeleid, een quote die The Star zonder aanhalingstekens opvoerde als artikelhoofd en vetgedrukte inleiding:

abbelf::Mmlin 0#01$::#1*. ewippingi#)/6"aln PV0**Stelti —iitheateepeP1141:4:0.*

In ditzelfde artikel werd de stelling aangehaald, hiervoor behandeld in een artikel uit de Sowetan van een week daarvoor, dat steun voor de verkiezingen onder groepen als het UDF aan het groeien was.

Beeld tenslotte behandelde dezelfde onderwerpen - het al dan niet stemmen, de kwestie van zeggenschap over eigen plaatselijke zaken, de SDR's en de toename van de steun voor de verkiezingen in de townships. Het verleden van lokaal bestuur in deze gebieden werd beschreven als:

iditlsgegitedetzis.dattleCk ,',vermooretralterilatt.00e:b0heer*Iiktte*MgeSieti$444g:ternq: hetaie::::voligheiasmogte,mot.p**e/sloe,*iltt4Orpo:b000,:fiorm0*cr,.eghotoo..

:01dih: 155

De krant steunde met deze definitieve stellingname en door het gebruik van de veronderstelling "dit is geskiedenis" refererend aan zogenaamde `algemeen kennis' het optreden van de regering en het functioneren van het SDR-stelsel gebaseerd op dezelfde uitlatingen van de overheid, als welke gebruikt werden in de hiervoor bekeken artikelen in The Star. De interpretatie ervan is echter geheel anders. Beeld zag de verkiezingen in tegenstelling tot de Engelstalige concurrent niet in termen van succes of mislukking van de NP-regering, maar concludeerde op basis van het voorgaande feitelijke en definitieve termen: "By blankes handel die verkiesings oor oop en toe (van woongebiede); by swartmense oor lewe en dood." Deze bezorgde verwijzing naar het gewelddadige karakter van de

53 The Star, 30 september, p.12. De academicus in Icwestie is Theo Bekker, het tijdschrift is de South African Freedom Review. 54 Ibidem. Ook de gevleugelde woordkeuze van "struggle" is een suggestieve nominalisatie van het werkwoord "to struggle." 55 Beeld, 23 september, p.10. Merk op hoe effectief de nominalisatie "welslae" hier gebruikt werd. 163 politieke strijd in het land ondersteunde het Afrikaanstalige dagblad met berichtgeving en redactioneel commentaar gebaseerd op uitspraken van politie-woordvoerders (met een ander woord: autoriteiten), welke ruwweg neerkwamen op de geruststelling dat er afdoende veiligheidsmaatregelen werden genomen om de kiezers to beschermen "vir die geweld wat radikale soos die 'Comrades' bedgf."S 6 Maar men haalde ook uit naar de KP en andere "ultra-regses", de anti-verkiezingsstemmen van mensen als Desmond Tutu en met name naar kranten zoals The Star, welke de krant bestempelde als 'futlose Prog-pers."' Het SDR-systeem werd bejubeld als een 'reeds bewezen' - door wat werd niet vermeld - samenwerking op plaatselijk niveau en het daadwerkelijk stemmen werd aangevoerd als vereiste voor succesvolle hervormingen in Zuid-Afrika. Naar tegenstanders van deze opvattingen en beleidsmaatregelen werd verwezen in termen als "afbrekend", "intimidasie" en "kop in wolke."'

Verdere berichtgeving deze maand concentreerde zich in The Star op geluiden van protest van onder meer de studentengemeenschap en zelfs uit de mond van een veroordeelde ANC-activist - de term van de krant was 'terrorist' - tijdens de rechtszaak tegen hem." Hoofdredacteur Harvey Tyson nam hierop eveneens stelling tegen het SDR-systeem, tegen het stemmen door townshipbewoners in de verkiezingen voor de BLA's en tegen de KP en benadrukte het uitgangspunt van zijn krant bij de verslaggeving rondom de verkiezingen:

g'100v00:01.1.0nt a:eke:Witt

Een redactioneel commentaar later die maand koos een ander en aggressiever taalgebruik bij het veroordelen van de regeringspolitiek en de daaruit voortvloeiende verkiezingen: "This is the chance for

56 Beeld, 24 september, p.10, zie ook het commentaar van 16 september, p.10. De generaliserende verwijzing war alle ANC-leden (de kameraden) als "radikale" (hetgeen over het algemeen een negatieve connotatie heeft), is veelzeggend. 57 Ibidem. 58 Het gaat hier om zogenaamde waardegeladen lussenkopjes' in het hoofdartikel "Uit my politieke pen"van 24 september. 59 The Star, 21 september, p.3, het studentenverhaal verscheen op 23 september, p.7. 60 The Star, 15 september, p.11. De keuze van conflicterende termen als "impossible", 'fair" (regering versus dagblad) en het minder zware "silly" (ter verdediging van de positie van de krant) is opvallend. 164 the voters to shoot it down."' In een redactioneel commentaar van Beeld deed de krant ook alle moeite om haar positie voor de lezer krachtig duidelijk te maken, door vanuit de autoriteit van de krant te verwijzen naar het feit, dat men altijd haar 'plicht' deed om op de 'fouten' van de regering te wijzen en ervoor zorg te dragen, dat de kiezer 'openhartig' met diezelfde regering kon communiceren. In hetzelfde commentaar werd echter twee zinnen later het volgende gezegd, waarmee de positie van het dagblad uitdrukkelijk duidelijk vastgesteld werd:

Oktobermaand was verkiezingsmaand in Zuid-Afrika en de verschillende kranten konden er nu niet meer omheen: de verkiezingsjournalistiek moest de boventoon gaan voeren. Toch is ook in het voorgaande opvallend hoe weinig voorpaginaberichten het karakter van achtergrondinformatie droegen. De eigenlijke diepgang vond de lezer 'pas' na de eerste vier tot negen pagina's. Zoals bijvoorbeeld in de Sowetan, welke krant (qua bewijsvoering voor de argumentatie) gewapend met een rapport van het universitaire Centre for Policy Studies aan het begin van de maand opmerkta, dat in de townships een "unexpected refusal" heerste om te gaan stemmen voor BLA-kandidaten, aangezien deze deel uitmaakten van "racially defined local government structures."63 Wat later die maand ging men dieper in op dit probleem, door te wijzen op de te verwachten gevolgen van de verkiezingen:

61 The Star, 22 september, p.10. De vraag is, of met een woordkeuze als "shoot it down" bewust verwezen wordt naar de sinds jaren zeer geweldadige situatie in de townships, waar het neerschieten van mensen lange tijd aan de orde van de dag was. 62 Dit alles uit het commentaar in Beeld, 26 september, p.10. Let op de verwijzing naar "nog geen ander party", waarmee waarschijnlijk indirect zowel de KP, PFP als het verbannen ANC bedoeld werd. 63 Sowetan, 4 oktober, p.7. 64 Sowetan, 21 oktober, p.10. 165 Verder stelde de krant dat vooral in de townships maar ook in andere woongebieden dat: "the very concept of municipal elections is unfamiliar" en men zonder enige vorm van door data (zoals cijfermateriaal of een onderzoeksrapport) ondersteunde bewiisvoering naar het feit, dat de nieuwe lokale overheden zetels zouden krijgen in de SDR's "which in effect redistribute wealth.'" Ditzelfde achtergrondverhaal werd door de krant geopend met een dubbele verwijzing: naar de verkiezingscampagne van de overheid, waarin een aantal eekhoorns de kiezers aanspoorden om naar de stembus te gaan en naar een beroemde uitspraak van een Amerikaanse militair tijdens het Ardennen- offensief van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Titel van het artikel: "Will 'nuts' or squirrels win polls?.'" Collega-krant The Star verwees eerder in oktober - zoals wel vaker - eveneens op een kreatieve manier naar de campagne, de referentie aan "nuts" en het overheidsverbod op anti- verkiezingsuitspraken, getuige de hierna volgende cartoon:

- Illustratie XV -

65 Ibidem. Hierbij kan opgemerkt worden dat de krant geen moeite doet door aan te tonen, wat in haar ogen dan wet het `concept' van municipale verkiezingen in houdt. Daarnaast is ook de term "wealth" opvallend specifiek gekozen. Een alternatief zou kunnen zijn "service delivery." Met de verwijzing naar `rijkdom' wordt generaliserend gesproken van de vermeende rijkdom van alle bewoners buiten de townships - hetgeen natuurlijk verre van waar is. Er kan zelfs gewezne wordne op het gegeven, dat ook binnen townshipgrenzen sprake wa. (en is) van vormen van rijkdom. 66 Sowetan, 21 oktober, p.10. 166 Concurrent Beeld uitte slechts frustratie omtrent het feit, dat de verkiezingen louter om nationale zaken leken te gaan en niet over "sypaadjies en busdienste", waardoor de afwenteling van bevoegdheden naar lokaal niveau steeds in het gedrang Icwam.6 7 Dat geen enkele 'afwenteling' enigzins grondwettelijk beschermd werd in Zuid-Afrika bleef buiten beschouwing. Daarnaast maakte men nu ook ernst met de al eerder weergegeven bezorgdheid omtrent de mening van de rest van de wereld jegens Zuid-Afrika:

Deze woordkeuze kwam uit de koker van de Botha-regering, welke in de jaren tachtig voortdurend refereerde aan de 'totale aanslag' tegen het land.' Wederom werd de kiezer in de hoofdartikelen gewezen op de NP als zijnde "die hervormingsparty", de enige die daadwerkelijk stemmen verdiende in vergelijking met de PFP en vooral KP - aldus de argumentatie van Beeld. In deze maand besloot de krant ook een blik te werpen op Soweto door een journalist dit grote township in te sturen voor een interview met de stadsklerk van Soweto, zijnde tevens een blanke Afrikaner. Deze man "gesels met geesdrif oor die verkiesing in sy ruim kantoor", aldus de verslaggever. 7° Zelfs de burgemeester - een louter ceremoniele functie - van het gebied "gesels ook opgewonde oor die verkiesing.' Het verhaal puilde uit van dergelijk ("geesdrif", "ruim kantoor", "opgewonde") optimistisch taalgebruik. Een voorbeeld hiervan was de verwijzing naar de opkomst bij de voorverkiezingen, waardoor mensen de kans kregen om al enkele dagen voor 26 oktober een stem uit te brengen: "Die vooraf-stemmery het alle verwagtinge oortref" Een paar dagen later rapporteerde The Star ook over een bezoek van een van haar (blanke) journalisten aan Soweto, waarbij over dezelfde voorverkiezingen werd geschreven: "Only 3.5 percent of the people have cast prior-votes", waarbij de journalist de vraag stelde of dit lage

67 Beeld, 7 oktober, p.12. 68 Ibidem. Let op de definitieve en schier onaantastbare woordkeuze van "ongeewenaarde aanslag." 69 In het vorige hoofdstuk is bijvoorbeeld in deze vaak verwezen naar Hachten, W.A., Giffard, C.A., "The press and apartheid", welk boek ook werd gepubliceerd onder de naam: "Total onslaught. Repression and propaganda in South Africa." 70 Beeld, 21 oktober, p.20. 71 Ibidem. 167 cijfer wellicht te wijten was aan intimidatie en desinteresse voor lokaal bestuur - zonder om daar middels enige door data ondersteunde bewijsvoering iets aan toe te voegen. 72

Voor de verkiezingsdatum van 26 oktober gaf de Sowetan in de commentaren veel aandacht aan de historische achtergronden van de lokale bestuursproblematiek in het land. Allereerst uitte men zich kritisch over de voortdurende oproepen om hct betalen van huur in de townships te boycotten:

74::orvImsgr$:„. olio to this day remain unknown did not l us haw lung n wars intOfija to cyst, #140:000:61:Opeople; i0eki*t the

Hoewel in hetzelfde commentaar steun werd betoond jegens de voorstanders van deze boycot - ook al beweerde de redactie niet te weten wie de mensen achter de actie waren - riep de krant op tot het afschaffen ervan met als ondersteunenden bewijsvoering de claim vanuit de BLA's, dat de meeste mensen in Soweto alweer netjes betaalden. Dit mag vreemd lijken, daar uit de literatuur afdoende blijkt dat 'wanbetaling' in townships zoals Soweto tot op heden nog aan de orde van de dag is. 74 Wat verder in de maand werd het redactionele commentaar gebruikt voor een overzicht van het beleid onder staatspresident P.W. Botha, waarbij vooral de volgende indirecte verwijzing naar het ANC opvalt: "Most political organisations that have our respect have been banned"' In vergelijking met The Star- verwijzing naar een ANC-lid als een 'terrorist' en de Beeld-term "gevaarlijke kinkels" is dit taalgebruik heel wat toleranter jegens de verbannen partij.'

De door met name The Star zo nu en dan zeer fel geuitte kritiek tegen de regering werd door de Sowetan in andere, juist meer voorzichtige termen in het commentaar vervat (zie citaat hierna).

72 The Star, 19 oktober, p.11. De vraag is ook, of met "the people" de registicerde stemgerechtigden bedoeld werden, of juist alle potentiele stemgerechtigden of zelfs simpelweg alle inwoners van Soweto. De krant geeft geen definitie. 73 Sowetan, 7 oktober, p.8. Merk wederom de verwijzing naar townshipbewoners als "us" op. 74 Zie bijvoorbeeld de zogenaamde "Masakhane "-campagne van de overheid op het moment van schrijven (zie hoofdstuk III) en ook specifiek: Plan Act, "The Soweto rent boycott." 75 Sowetan, 19 oktober, p.6. 76 Beeld, 23 september, p.10. 168 De dag voor de verkiezingen verwees de krant hiernaar als een "comedy of errors."78 In deze laatste redactionele column deed het dagblad echter veel meer met de voorheen zo voorzichtige taalkeuze. Men verwees naar het ANC als 'onze' politieke organisatie, naar de townshipbevolking wederom als "we" en in dezelfde zin als "the oppressed" en naar de tegenstanders van de regering casu quo de verkiezingen niet als gevaarlijke terroristen, maar als "hard-pressed political activists.'' Op dezelfde dag werd ook Beeld stoutmoediger en betitelde de situatie in het land als een van "sterwende apartheid", maar ook een van "demokrasie" onder dreiging van "meer terroristebomme."80 Deze bommen zouden echter veroorzaakt worden door een mogelijke verkiezingsoverwinning van de KP aldus het commentaar, met als bewijs de ongefundeerde stelling dat het geweld in de KP-politiek 'ingebouwd' was. Ook verwees men wederom naar de groeiende anti-regeringsstemmen in het buitenland. Op de stemdag zelf opende de krant haar commentaar met de veelzeggende kop: "stem- phg." Uiteindelijk gaf men ook commentaar direct aan het adres van het ANC, daar men op het streven naar 'democratie' van deze organisatie de cynische en retorische vraag stelde: "Die demokrasie van die kleefmyn en die AK47?"' Verder betoogde men voor het 'veilige' hervormingsbeleid van de regering en waarschuwde men tegen "blinde integrasie", waarmee effectief standpunt werd ingenomen voor de NP en absoluut tegen het ANC - overigens geen kandidaat in de verkiezingen. De ene stelling na de andere werd volledig ongefundeerd op de lezer losgelaten in pro-NP ofwel regeringsterminologie.

Aan de andere kant van het journalistieke spectrum worstelden de commentaren in The Star voor 26 oktober vooral met de vraag of de lezers nu wel of niet moesten gaan stemmen. Om to beginnen concludeerde men, dat het verbod op anti-verkiezingspublicaties bewees dat er 'nets' democratisch of eerlijks aan de verkiezingen was.' Verder zei men van zichzelf dat The Star altijd had geroepen dat

Sowetan, 19 oktober, p.6. 78 Sowetan, 25 oktober, p.6. 79 Ibidem. 80 Beeld, 25 oktober, p.12. 81 Beeld, 26 oktober, p.10. 82 The Star, 12 oktober, p.10. 169 "the good of the country should transcend narrow party interests.'" Dit lijkt nogal tegenstrijdig met het gegeven, dat men verder in deze maanden uitsluitend (positieve) aandacht gaf aan de PFP - een nauw gedefinieerde politieke partij. 84 In dezelfde column beschreef de krant, dat zij het stemmen met een nogal wantrouwende blik beschouwde:

Deze zware anti-regeringstaal werd echter kort voor de verkiezingen gereduceerd tot anti-NP taalgebruik, waarbij het overheidsbeleid zelfs werd beschreven als het (succesvol) verwijderen van "racial politics of the past" en werd het hervormen van lokaal bestuur naar een 'non-raciale' administratie betiteld als een "honourable goal.'" Men riep de blanke kiezers op om te gaan stemmen, mits dit niet neer zou komen op een stem voor de KP of NP. Een dag later riep men de kiezers in de townships op - zij het op indirecte wijze - om daarentegen niet te gaan stemmen." Daarnaast herkende men de angst van Beeld voor de reacties in het buitenland op de verkiezingen en was men vooral uitzonderlijk negatief jegens de functionerende raadsleden van BLA's in het verleden: "They range from adequate to totally unacc, ble", hoewel iets verder in hetzelfdc: commentaar sommige A's werden beschreven als "representative" en "constructive.'" Voor beide met elkaar contrasterende stellingen ontbrak verder enige bewijsvoering of ondersteuning middels enige data. Daarnaast verwees met naar de beste' zwarte leiders als zij, die opriepen tot een verkiezingsboycot - hetgeen indirect neerkomt op steun voor het UDF ofwel het ANC, partijen die expliciet en op principiele gronden campagne voerden tegen het BLA-systeem.

83 The Star, 17 oktober, p.10. 84 In deze column (17 oktober) was voor het eerst sprake van lichte lcritiek jegens de PFP. Reden hiervoor: een PFP-lid had daarvoor de potentiele kiezers opgeroepen om in geval van twijfel te stemmen. Hiermee was The Star het niet eens. " Ibidem. 86 The Star, 24 oktober, p.14. 87 The Star, 25 oktober, p.8. 88 Ibidem 110 The Star maakte al meteen duidelijk dat het resultaat van de "election arena" een systeem van 'feudal fiefdoms, answerable to no one but their State masters" was, daarmee verwijzend naar het gecentraliseerde karakter van de Zuid-Afrikaanse staat. 89 De Zuid-Afrikaanse bevolking riep volgens de krant om "the need to ditch apartheid" en betreurde een door deze verkiezingen gemiste kans om door middel van consultatie deze verandering te bewerkstelligen. Over dezelfde ideologie concludeerde een ander commentaar op basis van een door de krant gehouden opiniepeiling, dat "apartheid is breaking down - and (..) the public is not displeased Tot slot interpreteerde de krant het opkomstpercentage in de townships als het bewijs voor de veronderstelling, dat "Blacks showed that they are largely unwilling to have anything to do with the system foisted on them" en: "Election results have reinforced the perception that they (black councils) are unrepresentative."'

Een laatste aspect, wat sterk opvalt in de verschillende commentaren van The Star, is het nogal 'moeilijke' taalgebruik zo nu en dan. Men denke daarbij aan woordkeuzes als 'feudal fiefdoms", "no part of the fracas", "government seriatim", "vehement rejection", 'foisted", "exacerbate problems", "these pillars to buttress them", "a retreaded city council", "not displeased", "progress is inextricably bound to Soweto", "studiously avoided realities"; de lijst kan nog langer gemaakt worden.'

Dit brengt de analyse van de dagbladen op een breder terrein (in de inleiding van dit hoofdstuk al even kort behandeld), namelijk dat van de zogenaamde leesbaarheid' van de artikelen. De onderzoeker staan ter bepaling hiertoe twee middelen ter beschikking: allereerst het hiervoor vermelde opsommen van zogenaamde `rnoeilijke' woorden. Het gevaar hierbij is, dat deze selectie zeer subjectief en persoonlijk van aard is en bepaalde woordkeuzes voor de een ingewikkeld, echter voor de ander zeer begrijpelijk zijn. Om deze valkuil te vermijden is er een andere optie mogelijk: het kwantitatief anlyseren en middels wiskundige formules bepalen van de moeilijkheidsgraad van een aantal geselecteerde artikelen. Aangezien het bier om twee sterk uiteenlopende talen gaat - het Engels en het Afrikaans - moet ook uit twee verschillende formules geput worden: de zogenaamde RE-formule van

89 The Star, 27 oktober, p.12. Let op de negatieve connotatie van woordkeuzes als "arena" en "fiefdoms." 90 The Star, 31 oktober, p.16. 91 Zie respectievelijk The Star, 28 oktober, p.14 en 31 oktober, p.16. 92 Deze (willekeurige) selectie van termen overgenomen uit de hiervoor geciteerde commentaren tussen 27 oktober en 31 oktober 1988. 171 Rudolph Flesch (stammende uit 1948) en de LV-formule van de Zuid-Afrikaan Rien van Rooyen. Hoewel er meerdere formula beschikbaar zijn, wordt over het algemeen aangenomen dat deze twee methodes in media-onderzoek het meest gebruikt en betrouwbaar zijn. De RE-formule kijkt naar leesbaarheid als een afleiding van het aantal lettergrepen per woord en het aantal woorden per zin. Door middel van een simpele formule wordt een bepaalde 'score' bereikt, waarvan het effect wordt afgelezen aan de hand van de volgende, in verschillende stadia van `ingewilckeldheid' op basis van door de lezer voltooide scholing ingedeelde tabel:

Readkility Ease-score moeilijkheidsgraad

00 - 30 bijzonder moeilijk wetenschappelijk unversiteit 30 - 50 moeilijk academisch (artikelen) universitair student 50 - 60 redelijk moeilijk kwaliteitsbladen Standaard 10 60 - 70 standaard Reader's Digest, Time Standaard 7 of 8 70 - 80 redelijk eenvoudig populaire literatuur leeftijd: ± 12 jaar 80 - 90 eenvoudig zgn. "pulp fiction" leeftijd: + 11 jaar 90 - 100 zeer eenvoudig stripverhalen leeftijd: ± 10 jaar

Hoewel de verschillende categorieen met enige goede wil in elkaar over lopen, kan middels deze onderverdeling een (voorzichtig) oordeel uitgesproken worden. Uit The Star en de Sowetan werden hiertoe (uit beide onderzochte jaren) telkens een achtergrondartikel en twee redactionele commentaren geselecteerd uit de periode zo dicht mogelijk bij de daadwerkelijke verkiezingsdatum (respectievelijk 26 oktober 1988 en 1 november 1995). 93 De RE-formule bestaat uit drie onderdelen. Allereerst is daar het aantal lettergrepen per 100 woorden, aangeduid met het karakter W. Daarnaast wordt het aantal woorden (de richtlijn is eveneens ongeveer 100) gedeeld door het aantal zinnen, hetgeen de gemiddelde lengte van de zinnen in het bericht aanduidt met het karakter S. Het derde onderdeel is de formule, waarmee de leesbaarheid (RE) berekend wordt als volgt:

93 Hierbij dient opgemerkt to worden dat bijvoorbeeld het `standaard 10'-niveau vergelijkbaar is met het behalen van een HAVO-diploma aan een Nederlandse middelbare schoe! (op een leeftijd van gemiddeld 16 tot 18 jaar). 172 Op deze wijze zijn de volgende, in totaal twaalf artikelen (zes per onderzochte periode, drie per dagblad), onderzocht.

Allere''rst kwam aan bod het achtergrondartikel "CP to cut RSC cash for blacks" in The Star, 12 oktober 1988 (p.6). De moeilijkheidsgraad viel nog net bf -men de standaard'-categorie: W 134 S 115 : 5 = 23 .::.6%4S.: ' ::: . :::::::• ...... ,..: ... „ ,,, , , _„ ...

Hierna passeerden twee redactionele commentaren de revue, een vlak voor en een vlak na de stemdag. Uit de krant van 25 oktober kwam "When to vote - and when not to" (p.8), met een verrassend hoge moeilijkheidsfactor: W 161 S 113 : 5 = 22.6 46'94 .

Commentaar nummer twee was getiteld "What comes after the muddy fight?", uit The Star van 27 oktober 1988 - met een zo mogelijk nog ingewikkelder leespatroon (aldus de formule): W 178 S 119 : 7 = 17 38:19

Uit de Sowetan van dat jaar kwam allereerst het achtergrondverhaal "Will 'nuts' or squirrels win polls?" van 21 oktober (p.10). Ook hier viel de score binnen de categorie academische publicaties': W 175 S 116 : 5 = 23.2 34 43

Hierna was het de beurt aan twee commentaren uit de krant. Allereerst een column van vlak voor de verkiezingen; "Comedy of errors" van 25 oktober (p.6). De score bleef echter tussen de academische en universitaire niveau's hangen: W 164 S 108 : 6 = 18 49:08

173 Het volgende commentaar was (zoals de regel in de Sowetan) titelloos, ofwel "Comment" van 27 oktober 1988. De leesbaarheid bleef echter uitzonderlijk laag:

W . 169 S 119 : 4 = 29.75 RE 32:85-

Over het algemeen was de moeilijkheidsgraad in het jaar 1988 in beide Engelstalige krant in feite bijzonder hoog to noemen, hetgeen aansluit bij de hiervoor willekeurig geciteerde `ingewikkelde' woordkeuzes uit een column van The Star. Dit resultaat zet vraagtekens bij de connectie tussen journalist en lezer - vooral voor de Sowetan, aangezien deze krant toch een lezerspubliek bedient, waarvan de graad van scholing over het algemeen (en door de omstandigheden in de townships) lager geacht mag worden als deze van het lezerspubliek van The Star. Hoewel de algemene geldigheid van het toepassen van de RE-formule strijdbaar is, zijn de resultaten over dit jaar opvallend eender en blijft een categorie als `eenvoudig' geheel buiten het blikveld van de journalisten in kwestie.

Hierna kwam de jaargang 1995 aan bod (voor de artikelen uit Beeld van 1988 zie hierna). Allereerst wederom The Star, van waaruit het achtergrondverhaal (een overzicht van de verkiezingsmainfesten van de verschillende partijen) "Something for everybody" van 2 oktober geselecteerd werd (p.13). De score was buiten proportie; het leek alsof de krant onbewust) verwachtte dat de lezers alien wetenschappelijk georienteerd waren: W 188 S 114 : 3 = 38 . --- ...... 818

Hierna was het de beurt aan het redactionele commentaar van The Star. Allereerst het waarschuwende "Use your vote wisely" van 31 oktober 1995 (p.18), waarin een iets hogere leesbaarheidsgraad:

W 174 S 112 : 5 = 22.4 609

Tot slot: "Rainbow poll" van 3 november (p.10) - met wederom een hoge moeilijkheidsgraad:

W 178 S 114 : 4 = 28.5 6:47

174 Voor de Sowetan kwam allereerst het laatste gedocumenteerde achtergrondartikel aan bod, te weten "Countdown to local elections" van 19 september 1995 (p.11). Dit artikel leverde de laagste (en dus: moeilijkst leesbare) score op van alle gemeten artikelen en commentaren:

W 213 S 102 : 4 = 25.5 '0...'23

Het volgende redactionele cornmentaar scoorde al niet veel hoger en viel nog steeds binnen de categorie `wetenschappelijke' publicaties. Het gaat bier om "Comment" van 24 oktober (p.10):

W 184 S 124 : 5 = 24.8

25 14 -

Tot slot kwam "Comment" (p.10) uit de Sowetan van 3 november aan bod, met ditmaal de hoogste (en dus meest eenvoudig leesbare) score van alle teksten - echter nog steeds door de tabel van de Flesch- formule als `redelijk moeilijk' gezien:

W 155 S 108 : 7 = 15.43 59:35

Over de resultaten valt weinig - te zeggen, dan al over de scores van 1988 opgemerkt - hooguit dat de verschillende artikelen in de twee dagbladen eerder moeilijker geschreven werden, dan dat de still van het zogenaamde 'Nieuwe Zuid-Afrika' eenvoudiger was geworden, hetgeen te betreuren valt.

Voor de artikelen in Beeld uit beide jaren moest een andere formule toegepast worden, daar het bier om een volledig van het Engels verschillende taal gaat: het Afrikaans. Daarvoor staat de onderzoeker de zogenaamde LV-formule ter beschikking. Deze formule kijkt naar leesbaarheid als een afleiding van het aantal lettergrepen per woord, het aantal woorden per zin en het voorkomen van (meetbare) concrete zelfstandige naamwoorden (zoals `huffs' of bijvoorbeeld `mens') en tenslotte het aantal infinitieve constructies van "om" met "te" een een relevant werkwoord (zoals bijvoorbeeld "skryf').

115 Door middel van het invoegen van deze resultaten in een formule wordt een bepaalde 'score' bereikt, waarvan het effect wordt afgelezen aan de hand van de volgende, in verschillende stadia van `ingewildceldheid' op basis van door de lezer voltooide middelbare scholing ingedeelde tabel:

67,0 - 64,4 Standaard 6 64,6 - 61,6 Standaard 7 61,6 - 58,9 Standaard 8 58,9 - 56,1 Standaard 9 56,1 - 53,5 Standaard 10

Middels deze onderverdeling kan net zoals bij de RE-formule een (voorzichtig) oordeel uitgesproken worden over d eleesbaarheid van de onderzochte krantenartikelen. Uit Beeld werden hiertoe (uit beide onderzochte jaren) ook telkens een achtergrondartikel en twee redactionele commentaren geselecteerd uit de periode zo dicht mogelijk bij de daadwerkelijke verkiezingsdatum (respectievelijk 26 oktober 1988 en 1 november 1995).' De LV-formule bestaat uit vier onderdelen. Allereerst is daar de gemiddelde lengte van zinnen, gevormd door het delen van het aantal zinnen door het aantal lettergrepen per een geselecteerde groep woorden (van ongeveer 100), aangeduid met het karakter SLG. Daarnaast wordt het aantal infinitieve constructies per selectie woorden geteld en aangeduid met het karakter I. Het derde deel is het karakter K, hetgeen staat voor het aantal concrete zelfstandige naamwoorden per 100 woorden. Tenslotte loopt de formule, waarmee de leesbaarheid (LV) berekend wordt als volgt:

Op deze wijze zijn de volgende, in totaal zes artikelen (drie per onderzochte periode), onderzocht. 95

94 Hierbij dient opgemerkt te worden dat bijvoorbeeld het `standaard 10'-niveau vergelijkbaar is met het behalen van een HAVO-diploma aan een Nederlandse middelbare school (op een leeftijd van gemiddeld 16 tot 18 jaar), het standaard 8 en 9-niveau vergelijkbaar zijn met het behalen van een MAVO-diploma en standaard 6 en 7 met het passeren van de Nederlandse 'brugldas', waarin bekeken wordt of een leerling geschikt is voor dan wel voortgezet (VWO), hoger (HAVO) dan wel middelbaar (MAVO) onderwijs. 95 Bu de toepassing van de verschillende formules werd gebruik gemaakt van een simpel computer-progranuna, geschreven (door de auteur dezes) in de toegankelijke en door alle computers te gebruiken BASIC-taal. Dit stelt de 176 Allereerst kwam in 1988 daarbij aan bod "Veilige party gesoek" van 7 oktober (p.12):

SLG 198 (5 zinnen) K 3 I 1 LV 58:72 : :

Hierna kwamen twee redactionele commentaren rondom de stemdag aan de orde, met allereerst uit de Beeld van 25 oktober 1995 het commentaar met de titel "Boodskap" (p.12), waarmee min of meer dezelfde (tussen standaard 9 en 10 grenzende) score bereikt werd: SLG 233 (5 zinnen) K 5 I 0 LV ''• 56:29:

Tot slot "Stem-plig" van 26 oktober (p.10), waarmee sprake is van een `standaard'-bericht (volgens de terminologie van de RE-tabel): SLG 175 (8 zinnen) K 4 I 1 ty , ** 61.a

In 1995 kwam wederom als eerste een achtergrondverhaal onder de loep. De headline was ditmaal het veelzeggende "Heersende apatie", uit Beeld van 21 oktober 1995 (p.10). De score bleef relatief min of meer gelijk met de jaargang 1988: SLG 221 (4 zinnen) K 6 I 0 LV :13.-

onderzoeker in staat om naast het snel invoeren en berekenen van gegevens de gebruikte formules ook middels willekeurige selectie te toetsen. Daarbij kwam tot uitdrukking, dat de LV-formule voor het Afrikaans verre van betrouwbaar is. Als hypothetische cijfers werden bijvoorbeeld telkens 4 (of 5) zinnen genomen - hetgeen een representatief gemiddelde is. Daaraan werden telkens 4 concrete zelfstandige naamwoorden toegekend en 0 infinitieve constructies (ook deze getallen zijn ruwweg representatief - maar kunnen veranderd worden hetgeen voor de hierna gemelde resultaten nauwelijks een verschil uitmaakt). Daaruit bleek dat deze zinnen woorden met minstens elk 4 lettergrepen (een SLG-score van 400 of meer) moesten bevatten om tot een leesbaarheidsscore van hoger dan 53.5 (de maximum standaard 10-score) te komen. Een dergelijke tekst komt in feite nauwelijks voor en zou door de RE-tabel als `wetenschappelijk' en tijzonder moeilijk' betiteld worden - door de LV-formule echter gewoon gezien worden als begrijpbaar voor 18-jarige tieners. Zie voor de listing van het progranuna de bijlage van deze scriptie. De LV-formule wordt hier dus met enige reserve toegepast. 177 Ms representatief voor het redactionele commentaar werd daarna als eerste "1 November" van 23 oktober 1995 gebruilct (p.6):

SLG 206 (5 zinnen) K 4 I 0 • • LV• 5:-D.:p

Tot slot kwam "Tyd vir opbou" van 2 november aan bod - met wederom een gelijkluidende score:

SLG 186 (6 zinnen) K 3 I 0

: LV . 56 23

Voor beide jaargangen geldt door het gebruik van de LV-formule dat de krant een zeer constante, aan het predikaat redelijk moeilijk' grenzen leesbaarheid kende. Aangezien aangenomen mag worden, dat de lezers van Beeld gemiddeld een redelijke lagere scholingsgraad bezitten, kan geconcludeerd worden dat de krant haar publiek op maat bediende - hoewel er in geen van de gevallen sprake was van redelijk eenvoudig taalgebruik en woordkeuze. Tot zover het leesbaarheidsonderzoek naar aanleiding van de woordkeuze in de verschillende dagbladen met het gebruik van een tweetal formula. Hierna worden de resultaten van dit onderzoek verder buiten beschouwing gelaten.

Hier wordt nu verder gegaan met het lezen en analyseren van de artikelen in de verschillende kranten vlak na de verkiezingen van 26 oktober 1988. Nadat hiervoor The Star als aan bod kwam, wijdde Argus-collega Sowetan wijdde naast enkele redactionele commentaren een apart hoofdartikel aan de analyse van de uitslag. De resultaten in de hoofdzakelijk blanke wijken van Johannesburg en Pretoria werden beschreven als een lichte maar voldoende voldoende overwinning van de NP ofwel de "Nats" versus de KP. Daarentegen waren de uitslagen aan de 'zwarte' kant "completely different and fascinating", een stelling waarvoor de bewijsvoering werd aangedragen dat het opkomstpercentage daar volgens de krant lager was dan de voorgaande BLA-verkiezingen van 1983. 96 De slotconclusie was grotendeels identiek met die van The Star en was voornamelijk in zeer negatieve termen gericht aan het adres van de succesvolle BLA-kandidaten (zie citaat hierna).

96 Sowetan, 28 oktober, p.12. 178 In de redactionele columns na de stemdatum werd eveneens een vergelijking gemaakt tussen de blanke en zwarte verkiezingen, waarbij het volgens de krant opviel dat "not one black candidate we know" een "identifiable political representative" was, in tegenstelling tot de blanke mannen en vrouwen in dezelfde situatie. 98 Verder beargumenteerde het commentaar dat de verkozen leiders irrelevant waren, daar in de meer 'ernstige' behoeftes van de townshipbevolking door hen - in de woordkeuze van de

krant: "national political leadership" - niet voorzien werd. Ook verbaasde de Sowetan zich over het feit, dat alle 'blanke' politieke partijen - KP, NP, PFP - "happy about the outcome" van de verkiezingen waren. Ook dit was irrelevant, aldus het commentaar, welk argument verder niet werd toegelicht, noch bewezen. Er werd met andere woorden stelling genomen met als rechtvaardiging louter de aangenomen `autoriteif van de krant. Later die week beschreef de krant het resultaat van de NP (als

regeringspartij) met de term "comforting" - maar hield daarop een scherp pleidooi voor de urgente vrijlating van Nelson Mandela.' Tenslotte was de verkiezing van nieuwe plaastelijke bestuursleden slechts een "hassle factor" voor de regering, die nu gepasseerd was. Verder haalde men kritisch uit naar andere vooral over de activiteiten van de KP rapporterende dagbladen, aangezien:

Y flc ed them• pages with tyre strides being madeiv the tigh t,40 e';eggil u>ifamiliar to tvhtte polar s, elat o::01.14b.aton: tarn c.goosg: tow

Een goed voorbeeld van een dergelijke krant in kwestie was natuurlijk Beeld, die zoals hiervoor opgemerkt met relatief veel (negatief getinte) aandacht besteedde aan de verrichtingen en ideeen van de KP. Deze krant leek in een hoera-stemming na de verkiezingsdatum, getuige zinsnedes waarin de

97 Ibidem. Opvalt is dat de interpretatie van de data (verschillende opkomstpercentages) wordt verderdigd met de opvatting, dat dit slechts bewees wat de krant al eerder publiceerde en waarvoor men in feite geen bewijs nodig acht, gevolge de uitspraak "if such proof was ever needed" - waarbij tewijs' vreemd genoeg gelijk staat aan "the elections." 98 Ibidem, elders op de pagina. 99 Sowetan, 3 loktober, p.8. 100 Ibidem. Let op waardegeladen woordkeuzes als 'flooded", "strides", "unfamiliar" en "dire consequences." 179 stemdag beschreven werd als een "simhool van eenheid", "een dag vir almal", en voor het land "sy grootste enkele oefening nog in die demokrasie."' Naar het ANC werd verwezen als een organisatie die "dodelik ernstig" is en "terreur-aanslae en die vernietiging van die verkiesing" nastreefde. De politie "met sy ystenwis" werd echter geprezen voor het feit, dat de verkiezingen in de townships rustig verlopen waren. De "swart koerante" kregen geen applaus van de krant, aangezien daar de "beroerd lae stempersentasies" met "genoegdoening" werden begroet.

Verderop in hetzelfde commentaar van Beeld werd hardop nadenkend vooruitgekeken en teruggeblikt op het platteland en het SDR-stelsel, waarbij de bewijsvoering ook werd toegeschreven aan hetzij alom als bekend veronderstelde dan wel onder de autoriteit van de krant vallende informatie:

WaViidete pg4kR*04440:plattekost mrpn: elukkig

De krant ging uit van een meer effectief functioneren van deze raden, in de woorden van het dagblad 'platforms van deelneming waarvoor dour betaal is", als zij gedomineerd zouden worden door een blanke meerderheid - gevormd door meer NP-leden dan KP'ers. Hoewel dit waar zou kunnen zijn, is de woordkeuze voor meerdere uitleg vatbaar. Daarnaast zou een dergelijke kunstmatige samenstelling van de SDR's voorbijgaan aan de idee achter de wet en het feit, dat in zo'n situatie de blanke bevolkingsgroep nog steeds volledig zou kunnen bepalen wat wel en wat niet goed was voor de zwarte medemens - hetgeen juist de aanleiding was voor het protest en verzet in de townships in de jaren zeventig en tachtig, zoals uit het derde hoofdstuk onder meer bleek.

Een gastcolumnist van The Star (Joe Latakgomo, zijnde een voormalig Sowetan-redacteur en op het moment van schrijven gastcolumnist voor Beeld) opende echter zijn artikel op een andere en zeker in

oi Beeld, 28 oktober, p.8. Opvallend is de keuze voor de term "oefening" bij het omschrijven van het karakter van de lokale verkiezingen. Verder dient ook opgemerkt to worden, dat de krant het raciaal gescheiden kiezen van besturen en lokale vertegenwoordigers als een voorbeeld van "demokrasie" beschouwde - hetgeen weergeeft hoe verschillend er door de verschillende `groepen' over een term als democratie gedacht werd. Merk ook op welke tenninologie bier weer voor het ANC gekozen werd: "dodelik", "terreur" en "vernietiging", tegenover de politie met een evenzeer krachtige "ystervuis."Dit nogal sensationele taalgebruik echter in deze analyse terzijde. 180 het licht van het voorgaande veelzeggende toon, welke het debat in de verschillende dagbladen sterk samenvatte en in feite aantoorae dat het bewijsmateriaal van de verschillende commentatoren (de verkiezingen ofwel opkomstpercentages) voor velerlei uitleg vatbaar was:

De berichtgeving gedurende volgende maand - met de zomervakanties in het vooruitzicht - viel in alle dagbladen op door een schier totale afwezigheid van enige hoofdartikelen betreffende de verkiezingen, de zojuist verkozen raadsleden en nieuw ingestelde besturen. In de commentaren was de aandacht over het geheel genomen nagenoeg uitsluitend gericht op die municipaliteiten, die nu door KP-leden

geregeerd werden. Vooral Beeld en Sowetan schreven over deze situatie in termen van "backward CP- folk", "radicals" en "the laughing stock of the world" en in het Afrikaanse geval van "dwase", "'n

yslike deurmekaarspul." Dezelfde krant beoordeelde het KP-resultaat samen met de invloed van de blanke extreem-rechtse Afrikaner Weerstand Beweging (AWB) als een "dubbelloop-revolusie.' Deze veroordeelde KP-politiek in de Transvaalse gemeentes in kwestie - Boksburg, Brakpan en Carletonville - werd door de krant in een cartoon treffend bespot (zie illustrate XVI hierna).

Vooral Beeld - maar zoals hiervoor to lezen was in mindere mate ook de Sowetan - maakte zich in deze zorgen over wat de rest van de wereld over de winst van de KP zou denken. 104 Het redactionele commentaar verbaasde zich over de onthutste reacties in het buitenland op het KP-beleid van

"herinstelling van outydse apartheid"

102 The Star, 29 oktober, p.12. 1°3 Sowetan, 15 november, p.6, Beeld, 4 november, p.8, 14 november, p.12 en 15 november, p.10. 104 Zie hierna en ook de redactionele commentaren van 21november, p.12 en 28 november, p.12. In de Sowetan ook op 15 november, p.6, waarbij verwezen werd naar het - door de winst van de KP onstane - gevaar van "a backlash from abroad" 181 De krant wees op het gevaar van geweldaddige reacties op de plannen van de KP, met als 'enige' probleem het feit, dat "die blanke dalk onherroeplik deel van die as word", hetgeen uitsluitend de schuld zou zijn van de KP. 106 De NP werd door de krant gehuldigd, met name staatspresident P.W. Botha werd lof toegezwaaid in de dagelijkse columns als zijnde een organiseerder by uitnemendheid", die het land praktisch hervormde voor alle inwoners.'

- Illustratie XVI -

costFT-3001/,2fg IETONVILLE EK "AKP NET MoS test oris &MN In ‘klIZELI) Wir ofyiliwg ffNENDES,PoMPaGGIES, VU4ISVERVVYDEKAARS, MAAK: POSBESTELI-ERS, TUINWERKERS, STRAATV FRS, TEEMAKERS, 80P/S, '0\1 SWARTE; MET- aab

105 Beeld, 14 november, p.12. Merk op dat als oorzaak voor het (steedas groeiende) racisme onder met name de blanke (en dan specifiek de Afrikaner-) bevolking van Zuid-Afrika werd gezien de economische sancties van de Verenigde Naties. Voor Beeld was dit - door het to gebruiken in een (hoofd-) redactioneel commentaar - een volkomen juiste en verdedigbare argumentatie, verwc,ord in een retorische vraagstelling. 106 Beeld, 15 november, p.10. Let op het gebruik van onweerlegbare termen als "onherroeplik." 107 Beeld, 16 november, p.8. 182 Een voorbeeld van de manier, waarop door de Sowetan werd verslaggegeven van de verrichtingen van BLA-raadsleden, was een achtergrondartikel over het doen en laten van Steve Kgame, president van de overkoepelende BLA-organisatie Urban Councils Association of South Africa (UCASA).'" Deze man had tijdens de verkiezingen stemmen verloren aan zijn voormalige chauffeur, aldus de Sowetan- reporter, en werd door verder met in het verhaal genoemde of omschreven mensen beschouwd als "a controversial figure during his time as a councillor."' Hierna volgde een opsomming van uit het verleden geselecteerde standpunten van Kgame - alien zeer sterk pro-NP ofwel regeringsgezind van toon. Deze alinea werd daarop afgesloten met de opmerking dat de man in januari van dat jaar "shot and badly wounded by unknown gunmen" was.

Een commentaar aan het adres van kerverse BLA-raadsleden de daaropvolgende dag concludeerde naar aanleiding van het 'instorten' van de stadsraad van het Alexandra-township (in Johannesburg):

7A0:011V:00- he ectual.roles they arcs expected toassuMe e have said credibility *11teventua mg161:mu the:e6eMbils,

In The Star werd deze maand ernst gemaakt met de al eerder gemelde steun voor de PFP. De krant creeerde een zogenaamde 'schaduw-stadsraad' van uitsluitend PFP-leden tegenover de bestaande raad (met een NP-meerderheid) en stelde hen enige vragen. Deze basis voor de bewijsvoering van de argumentatie van The Star wees uit dat er volgens de NP-leden 'geen problemen' in de stad waren, terwijl de krant juist als tegenargument melding maakte van de (iiiet door enig controleerbaar cijfermateriaal ondersteunde) term "hundreds of thousands squatters.' De PFP-ideeen werden beschreven als "boosting the job scene" voor "the foundation of a post-apartheid Johannesburg" De

108 Sowetan, 2 november, p.6. Opmerking: naast UCASA is ook een rivaalorganisatie actief, de United Municipalities of South Africa (UMSA). 109 Ibidem. 11° Sowetan, 3 november, p.8. Let op de (vgl. met Beeld) onweerlegbare stellingname door het gebruik van de aanhef "the only conclusion we have." 111 The Star, 8 november, p.14. Merk op hoe de krant hier in een verder ongefundeerde notedop vijf nationale kernproblemen van Zuid-Afrika aan de kaak stelt: behuizing ("squatters.), werkloosheid ( -job scene -), apartheid ("post- apartheid Johannesburg"), geen effectief besturen of uitvoerert van beleid ("little capability -) en een gecentraliseerde staatsstructuur ("big brother syndrome') - dit alles in een commentaar over een kersvers gevormde stadsraad. 183 NP, in de vorm van de door de regering gepropageerde SDR's, werd taalkundig nogal rommelig beoordeeld als "shown little capability and even less support from other races'." Uiteindelijk sloot de krant het bericht af met de wanhopige en zeer krachtig geformuleerde vraag:

reno - or*, 0:guls7 to chill nge

Hetgeen het tijdstip brengt op de laatste maand van 1988 en deze inhoudsanalyse: december. Het enthousiasme in de media nam in deze vier weken danig af, niet verwonderlijk aangezien het vakantietijd was en het land baadde in de (zeker voor een Nederlander) snikhete Afrikazon. In de dagbladen sudderde de hiervoor behandelde discussie rond het verkiezingssucces van de KP nog wat voort. In het hoofdredactionele commentaar The Star werd samenvattend verzucht dat "There is no single leader that can provide solutions (..) All the main leaders are polarised"' De krant riep als een mogelijke oplossing hiervoor op tot een nationaal "triumvirate of leaders", maar wel onder leiding van een 'fatherly statesman from 'black' moderation" - hoewel men niet direct de naam van Nelson Mandela noemde. Verder somde een andere columnist nog een keer op, wat de directe gevolgen waren van het KP-succes - de terugk:7 van 'petty apartheid" zoals het sluiten van SDR-kantore" in Pietersburg en de herinvoering van "whites only"-zwembaden. De scherpe reactie hierop van de schrijver was een grote onverschilligheid, daar: "This has been the situation in most of the towns in the country, so what difference does it make now?"' Volgens het commentaar waren de door de KP geregeerde municipaliteiten voorbeelden van "what most whites believe", en de Star-columnist vatte het 'NP versus KP'-debat samen als een politiek `spelletje:

112 The Star, 3 december, p.10. 113 Ibidem, elders op deze pagina. 164 Aan de andere zijde van het journalistieke spectrum had Beeld een eigen versie van het debat, wat het 'NP versus KP'-debat geheel anders samenvatte:

Tenslotte kwam de Sowetan in een gastcommentaar met de scherpste samenvattende analyse van de `NIP versus KP'-gebeurtenissen in de Transvaal, welk artikel opende met een formulering (zie citaat hierna) vol metaforen en retorische hulpmiddelen als bewijs voor haar boude beweringen.

The:CO twoye Pt* 40 grywory:mgfo*My. qt7pgctil,04$...:.1liff0::potoo: 44r*:::7740:1)1411Slietw turned big:pypublic :roptio*::00000.1 int c:1100!1110,filee. diOkileoftlihkeOlk, their frier s abr.,oad 'Ad:4 iNkiiteVehite seekftwo-

Volgens het corm entaar 'bewees' de uitslag van de verkiezingen dat 80 procent van de blanke bevolking nog steeds vormen van apartheid van harte ondersteunde. De reden hiervoor, aldus de Sowetan, was de irritatie van blanke kant ten opzichte van de "blacks' refusal to be grateful."

Met deze harde woorden op de vaireep van 'werkelijke' veranderingen in het land kan de blik gewend worden naar de periode van onderzoek rondom de meest recente verkiezingen voor lokale besturen in het grootste gedeelte van de nieuwe 'Transvaalse' provincie Gauteng.

114 Dit citaat is een combinatie van twee zinnen uit de commentaren: Beeld, 2 december, p.10 en 9 december, p.8. 115 Sowetan, 9 december, p.9. 185 1995

Het jaar 1995 was een rumoerig jaar voor Zuid-Afrika - zoals zovele jaren. Niet alleen won het nationale rugby-team de wereldkampioenschappen in juni, daarvoor werd het land al wakker gehouden door de voortdurende dreiging van het uiteenvallen van de regering van Nationale Eenheid onder leiding van Nelson Mandela, met voormalig staatspresident F.W. De Klerk als een der vice-presidenten en Inkatha-leider Mangosuthu Buthulezi als minister van Binnenlandse Zaken. Vooral de laatstgenoemde en diens partij maakte het volgens vele Zuid-Afrikaanse burgers nogal bont, getuige onder meer een sprekende cartoon in The Star (zie illustratie XVII op de pagina hierna).

Het werk van de taakgroep, verantwoordelijk voor de verkiezingen, werd met name door The Star op de voet gevolgd. Allereerst publiceerde men een artikel, geschreven door een der voorzitters van de taakgroep. In dit stuk werd gerefereerd aan het bereiken van "such an impressive level of voter registration (plus/minus 75%)" en werd als reden voor eventuele problemen opgegeven: "what we are trying to do has never been done before. "16 Het percentage mag dan redelijk kloppen in het geval van Gauteng, maar in de andere provincies lag dit cijfer aanzienlijk lager. Daarnaast blijkt uit hoofdstuk DI ook dat er ook in de jaren tachtig sprake was van kiezersregistratie - ook in de townships. Verder sprak het artikel van "emerging' asJicale overgangsraden, de 'idiotie' van Mc "dogmatically" vasthoLden aan de kiesdatum van 1 november en het doelwit van "reasonably credible" lokale verkiezingen, daarmee aangevend dat de politici niet de illusie koesterden, dat een met het verleden in het achterhoofd ideaal van volledig representatief en geloofwaardig lokaal bestuur enigzins bereikbaar was.

Naar dit artikel werd daarop verder deze maand in de columns van The Star regelmatig terugverwezen als zijnde "one of the most lucid expositions yet" betreffende de verkiezingen, waarop de krant het artikel nagenoeg in het geheel nogmaals citeerde." 7 De slotconclusie was wederom, zij het ditmaal wat sterker: "These elections must be postponed " Nog een week later werd het artikel weer aangehaald,

116 The Star, 11 juli, p.13. Opmerking: hierna zijn alle verwijzingen in de voetnoten daterend uit het jaar 1995, hetzij anders vermeld. 117 The Star, 17 juli, p.10. Het betreffende artike1 werd dus uiteindelijk meermalen als tewijsmateriaar opgevoerd door de krant, mede gezien het feit dat het hier ging om eer ',ublicatie van ecn door de regering ingestelde onpartijdige commissie, geleid door een voormalig civic-leider en een vnonnalige voorman van de door The Star altijd ondersteunde partij PFP (de DP in 1995) - ook schrijver van het lauOr de krant zo vcelviddig aangehaalde 186 maar nu in een redactioneel commentaar met de volgende conclusie aan het eind: "local government elections should take place on schedule."' 18 Verwarring alom, zo lijkt het.

- Illustratie XVII -

De hoofdredacteur van The Star had zo zijn eigen ideeen omtrent de stand van zaken van lokaal bestuur in het land door in zijn column te verwijzen naar "our badly trained bureaucracy" in termen van "a new indifference and a new greed.

Typerend voor de zo breed mogelijke focus van de krant was de samenyattende beoordeling in een commentaar van de volgens The Star heersende nationale opinie onder de `gewone' mensen jegens de nieuwe politieke dispensatie, dat er niet of nauwelijks iets veranderde in Zuid-Afrika (zie citaat hierna).

118 The Star, 24 juli, p.8. 119 Ibidem, elders op de pagina. Met de verwijzing naar een `nieuwe' situatie werd echter verzuimd om de `oude' situatie (zoals bijvoorbeeld in hoofdstuk III uiteengezet) samen te vatten of te vermelden voor de lezers. 187 De twee andere kranten hidden zich nog op de vlakte. Opvallend was de bewijsvoering voor de argumentatie in termen van verwijzingen naar de meningen van buitenlandse 'experts' op het gebied van lokaal bestuur in de redactionele commentaren van zowel The Star als Beeld; de eerste roemde niet bij naam genoemde heren uit Australie en de Ukraine, de tweede citeerde met lof een Canadees.' De Sowetan uitte slechts bezorgdheid over een mogelijk uitstel van de verkiezingsdatum - zoals ook gesuggereerd door de taakgroep - met het oog op "the chaos whichs reigns particularly in the townships.''' De redactie van Beeld sneed zichzelf in de vingers met aan de ene kant een bezorgdheid om de 'verwijdering' van de besluitneming van de stedelijke gemeenschap naar "provinsiak vlak" of zelfs "die Kabinet", terwijl men vier dagen later de volgende oproep maakte aan het adres van deze hogere overheden:

'Di:0 prow ti$1410;:rggrIngvi:Get#!'etw;:moopneoiesofitii4:!poitii snPerOactsft 14; en werelc sal wges: '1

Een ander opvallend element van de verslaggeving in vooral Beeld en de Sowetan was de uitgebreide aandacht, die de kandidaten voor verschillende stadswijken in Johannesburg (en Soweto) ditmaal kregen in vergelijking met het nagenoeg negeren van deze mensen in 1988. 1"

In augustus hidden de drie dagbladen zich over het algemeen bezig met de voortslepende politieke discussie in Gauteng omtrent de indeling van Johannesburg en omstreken in verschillende zogenaamde metropolitaanse substructuren. In de woorden van The Star was hier sprake van "The great Jo'burg

120 The Star, 20 juli, p.18. Zie voor het gebruik van de term "old" het argument hiervoor. 121 Respectievelijk The Star, 24 juli, p.8 en Beeld, 2ljuli, p.8. 122 Sowetan, 27 juli, p.16. Met dit taalgebruik suggereerde de krant dat er ook een vorm van 'chaos' in de gebieden buiten de township `heerste' - zonder om deze stelling te ondersteunen of te voorzien van verder commentaar. 123 Respectievelijk Beeld 17 juli, p.6 en 21 juli, p.8. 124 Zie met name Sowetan, 17 juli en Beeld, 27juli. Voor het eerst werd ook (meer) aandacht besteed aan bijvoorbeeld de aankondiging en het verloop van bestuurs- en comite-vergaderingen, met andere woorden: het specifieke politieke proces van lokale overheidsafdelingen. 188 carve up", waardoor van een 'wonder' gesproken zou kunnen worden als er toch nog op 1 november in het gebied verkiezingen gehouden werden.'" Daarentegen meende het redactionele commentaar van Beeld dat enige verlenging van deze datum of verandering in de verkiezingsregulaties "niks minder nie as 'n resep vir '11 chaos op stemdag" betekende.'" Niet lang daarna werd de door regeringspartii het ANC gestarte verkiezingscampagne becommentarieerd met de door Beeld zeer positief beoordeelde slogan "'n Beter lewe vir almal; laat dit gebeur waar ons woon."127 De krant verzuimde echter deze slogan te vergelijken met de verkiezingskreet van de regerende NP in 1988: "Vote (..) you can make it happen.'"28 De gelijkenis is treffend.'" Daarnaast wilde men niet al te zwaar tillen aan de verkiezingen en werden de nieuwe lokale besturen beschouwd als "deel van die begin" van de door het ANC of te werpen "tasbare vrugte van sy bewind '1" De Sowetan besteedde deze maand veel aandacht aan de voortdurende grondwettelijke discussie in de provincie KwaZulu/Natal, waarbij met name de rol van de 'traditionele leiders' ofwel chiefs relatief veel bladruimte kreeg. Daarnaast wijdde de krant een reeks commentaren aan kwesties rondom de lokale overheden en aanstaande verkiezingen. Aan het begin van de maand werd betreffende het debat rond de autoriteit van de stamhoofden al meteen de toon gezet, door naar de geluiden van protest tegen overheidsplannen van deze mannen te verwijzen als "the whining of chiefs.'" Naar aanleiding van berichten over mogelijke corruptie binnen (lokale) overheidsdepartementen schreef de krant dat dit "a serious sign of moral decay and pervasive official corruption" was - geheel in lijn met de beschuldigingen van corruptie aan het adres van BLA's in 1988. 13'- Aan het einde van de maand verklaarde men zich - als enige krant - volledig als ondersteuner van een politieke partij in de campagne: het ANC, beargumenteerd met het gegeven, dat dit voor een dagblad als de Sowetan pas mogelijk was na "the liberation elections" van 27 april 1994.'"

125 The Star, 2 augustus, p.13. 126 Peeld, 2laugustus, p.12. 127 Beeld, 25 augustus, p.8. 128 Deze kreet zoals onder meer geciteerd in The Star, 8 augustus en zie ook 19 oktober, p.11. 129 De buitenstaander (lees: de schrijver dezes) zou zelfs kunnen suggereren dat deze gelijkenis bedoeld is. 130 Beeld, 25 augustus, p.8. 131 Sowetan, 2 augustus, p.12. Met deze woordkeuze werden de traditionele leiders beschreven als kleine kinderen. 132 Sowetan, 9 augustus, p.8. Met de term -pervasive" werd terugverwezen naar een verleden, wat verder bij de lezers als bekend werd verondersteld. Of dit zo het geval was komt in deze scriptie niet ter sprake, maar het is opvallend dat de argumentatie van alle kranten veelal op dit soort veronderstellingen gebaseerd was - zonder om lezer daadwerkelijk te voorzien van de ontwikkelingen in het verleden. 133 Sowetan, 25 augustus, p.12 en ook 18 augustus, p.12. Toch kan de Sowetan niet van bevooroordeling beschuldigd worden, daar zij ook als enige krant de volledige verkiezingsmanifesto's van zowel het ANC (26 september), de NP (28 september), DP (10 oktober) en ook IFP (Iloktober) publiceerde. Dit in tegenstelling tot de andere dagbladen. 189 In september nam het stagnerende debat in KwaZulu/Natal en vermeende corruptie-schandalen nog steeds de meeste ruimte van de onderzochte kranten in beslag. Daamaast was het geweld en de misdaad in het land niet alleen reden voor politieke partijen om op basis daarvan campagne te voeren, maar ook aanleiding voor een krant zoals Beeld om daarover een scherp commentaar te schrijven. Het dagblad verdedigde haar bezorgdheid met het argument, dat "enig regdenkende mens" goede redenen zou hebben om "begin histerie• raak" over de misdaad.'" Eerder besteedde The Star ook enige ruimte in haar hoofdredactionele column aan de misdaad - maar nuanceerde de argumentatie door te wijzen op de tegelijkertijd dalende geweldscijfers in de townships (zonder deze cijfers daadwerkelijk te publiceren).'" Op het gebied van lokaal bestuur stelde Beeld vast, dat er tot na de aanstaande verkiezingen geen sprake van succes voor het regeringsbeleid was of kon zijn "weens die afwezigheid van werkende, legitieme plaaslike regering."' Deze krant maakte deze opmerking echter nooit in de jaren tachtig en ging daarnaast voorbij aan de door lokale onderhandelingen geinstalleerde overgangsbesturen in de provincie. Wat de provinciale overheid betreft, beoordeelde het dagblad dit als "dit die politieke masjien is wat moiler", met als verklaring hiervoor een opmerking aan het adres van alle Zuid-Afrikaanse burgers:

"[lrteindeltk sal Af tkaners mtiet langsaam Matir meer-inel?Se'lktrek:`"' •

Wat in dergelijke analyses opvalt, is de totale afwezigheid van verwijzingen en herinneringen aan het (al dan niet recente) verleden van bestuur en politiek in Zuid-Afrika.l's Over het algemeen liet Beeld zich

134 Beeld, 12 september, p.12. Zie ook voetnoot 132 voor de achtergrond van definitieve en onweerlegbare (en tevens onbewezen) terminologie als "enig regdenkende mens" en "histeries." 135 Zie hiervoor The Star, 24 juli, p.8. 136 Beeld, 4 september, p.8. Hiermee werd door de krant gesuggereerd dat de functionerende overgangsraden in de provincie in feite in het geheel niet functioneerden, hetgeen met strookt met de werkelijkheid (zie hoofdstuk Ook werd de legitimiteit van de toch in een nationaal geldende en aangenomen wet vastgelegde structuur en samenstelling van deze overgangsraden in twijfel getrokken - niet door een argument, maar door de simpele vaststelling dat dergelijke raden `afwezig' waren op het moment van schrijven - een letterlijke onwaarheid. 137 Beeld, 20 september, p.9. 138 Deze conclusie stemt overeen met een krachtige uitsraak in een interview (zie hoofdstuk III) met taakgroep-voorzitter Kehla Shubane in juni 1995, waar hij zegt: 7 would be lodthed to extend historical experience to what is happening now." '90 gematigd positief uit over de ontwikkelingen in het nieuwe Zuid-Afrika en wees voortdurend op de polarisering langs huidkleurlijnen in het land:

1.0:mg# r3ersi>sz~steexto0 eznrggtes n .

De taakgroep voor de verkiezingen kreeg in The Star wederom de gelegenheid om enige optimistische geluiden te laten horen in de krant, met in de kop de opmerking dat men "happy with progress" was, aangezien de verkiezingen zeker op 1 november zouden plaatsvinden.'" Enige overblijvende of opduikende problemen - het artikel bleef verder stil over deze kanttekening - "would be probed" door de taakgroep. Aan het einde van de maand september presenteerde de redactie met enige trots haar verslaggevingsplannen rondom de verkiezingen:

.at .The Star reeo :h&e. ltie `e resources otr our read ecovera

Bij de beschrijving van deze hoopvolle aankondiging ontbrak echter wederom enige referentie aan het geven van achtergronden, geschiedkundige ontwikkelingen of analyse van het plaatselijke bestuursvlak. In het eerste artikel van de aangekondigde reeks werd een overzicht gegeven van de verschillende fases van de overgang op lokaal niveau (zie ook hoofdstuk III). Het element 'geschiedenis' in dit artikel werd beperkt tot precies een halve alinea in een tekst van 33 alinea's, waar naar de situatie van voor 1994 werd verwezen als een 'gefragmenteerd' lokaal bestuur 'for the different racial groupings in urban areas.'"42 Het tweede artikel in de verkiezingsreeks in The Star beschreef met de op de meer effectieve bestrijding misdaad gerichte verkiezingscampagne van zowel de NP als de DP - zonder om te vermelden dat de bestrijding van misdaad volgens de wet niet onder de verantwoordelijkheden of bevoegdheden van plaatselijke overheid viel.

139 Beeld, 22 september, p.10. Let weer op de woordkeuze van 'absolute' termen als "totaal." 14° The Star, 14 september, p.3. 141 The Star, 26 september, p.17. Zie het argument in voetnoot 139 in verband met bijvoorbeeld "all" en "best possible." 142 Ibidem, elders op de pagina. 191 Kort daarvoor presenteerde de Sowetan ook haar plannen voor berichtgeving - met een bijna volledig identiek artikel als in The Star over de drie fases van de overgang. Het taalgebruik (in beide stukken) was daarnaast opvallend ingewikkeld en politiek van aard zonder dat men enige poging ondernam om woorden als "legislative framework'', "subsequent local government", "transitional metropolitan substructures", "eligible parties" of 'proportional representation vote" van verhelderende beschrijvingen te voorzien.'' De krant verwees naar haar eigen verslaggeving in het verleden als basis voor "our reputed righteousness" en beschreef haar rol als "our role as the media is to inform people, educate them and entertain them."l Eerder deze maand interpreteerde men deze informerende en onderwijzende functie in een commentaar op de NP-campagne voor misdaadbestrijding als volgt:

7Bi tikes the .NPIMiiie*Oliiii*.fotgoonsherw the onsored criminals arm. can.i c:(4,Org

Daarnaast werd de coalitievorming van politieke bewegingen als het lFP, AZAPO, verschillende civics, het PAC, ANC, SACP, COSATU en anderen afgedaan met de opmerking, dat buiten de ANC-alliantie deze groepen louter gebaseerd waren op "ethnocentric nationalism or just pure racism."'

Oktober. De laatste vier weken voor de verkiezingen werden vooral door The Star gevuld met artikelen over de zwakke functionering, verhoogde salariering en de toekomstplannen voor de lokale overheid van de regering. 147 Bij de beoordeling van de krant van de regeringsstrategie werd naar het verleden verwezen als een tijdperk van "ideologically driven solutions", waar in het heden

143 Sowetan, 19 september, p.11. Deze kritische opmerking geldt voor zowel de Sowetan als The Star. Zie voor de zogenaamde `moeilijkheid' van onder meer deze artikelen het leesbaarheidsonderzoek hiervoor. 144 Sowetan, 22 september, p.13. 145 Sowetan, 18 september, p.8. Merk op hoe het retorische hulpmiddel van het stellen van een verder niet te beantwoorden vraag gebruikt werd. Zie ook `goed'- versus `sleche-termen als "taxpayers" versus "criminals" en "citizens" tegenover "hit squads" als argumenterende uitwerking van "we" (de townshipbewoners) tegenover "the NP" (de voormalige regering). 146 Sowetan, 21 september, p.10. Hierbij kan opgemerkt worden dat wat de vage term 'etno-centristisch' precies inhoudt, door de journalist verder niet werd uitgewerkt. Dergelijke verregaande beschuldigingen werden verder niet door enige data ondersteund en (zoals eerder opgemerkt) voor `waar' aangenomen vanuit de autoriteitspositie van de krant. 147 Respectievelijk The Star, 27 oktober, p.19 en zic, ook 9 november, p.10 (betreffende de betaling van raadsleden en ambtenaren), 5 oktober, p.6 onder de aanhef: "Local councils in disarray" en 13 oktober, p.10. 192 "refreshingly" geen sprake meer was."' Aan het begin van de maand veroordeelde de krant (en dezelfde reporter) de verkie7ingsprogramma's van de verschillende landelijk-politieke partijen als "they tend to reinforce the racial mould of South African politics", met als bewijsvoering het argument - zonder het direct citeren van de gebruikte bronnen - dat de partijen in de manifesten voortdurend verwezen naar gemeenschappen in termen van volledig gescheiden werelden.'" In hetzelfde artikel verwees de auteur persoonlijk naar "the white and Afrikaner co- ,munity" als zijnde "race communities", hetgeen vraagtekens zet bij de zogenaamde (en in dit en andere artikels gepropageerde) 'non-racialiteit' van de krant zelf. Een redactioneel commentaar een week later verwees eveneens vol afschuw naar de "racial stranglehold" van de politiek en riep op tot het opleven naar de idealen van een 'non-raciale democratie'.'" Een ander commentaar boog zich over de typische lage opkomst - in blanke woongebieden - bij verkiezingen in het verleden en verklaarde dit met het argument, dat "most people were relatively satisfied with the way things were being administered"' Hoewel dit een kern van 'waarheid' bevat, is het nodig hierbij eveneens te verwijzen naar de onverschilligheid, het vertrouwen op de centrale staat, het lokale nepotisme en de onbeschikbaarheid van alternatieve ofwel oppositionele kandidaten in de blanke gemeenschap, dit alles zoals geregistreerd in hoofdstuk DI Tot slot liet The Star zich vlak voor de stemdatum uiterst gematigd enthousiast en voorzichtig uit over het uiteindelijke succes daarvan: "A reasonably high turn-out will lend greater legitimacy to the local councils."'"

Generaliserend gesproken kan nog een opmerking gemaakt worden bij de achtergrondverslaggeving (en nieuwsberichten) van alledrie de dagbladen. Dit betreft de manier waarop en met name de volgorde waarin woordvoerders van de verschillende partijen en belangengroepen aan het woord werden gelaten voor reacties op ontwikkelingen en nieuwsfeiten (zie voor dit argument ook de inleiding van dit hoofdstuk). Zonder specifiek te verwijzen naar verhalen op de redactionele pagina's gelden de volgende

148 The Star, 13 oktober, p.10. Hoewel het aanvaardbaar is, dat in het verleden sprake was van door ideologic gestuurde besluitvorming (zie de behandeling van het zogenaamde `ontstaan' van de apartheid na 1948 in hoofdstuk HI), is het maar de vraag of er in het Zuid-Afrika (of enig ander land ter wereld) van vandaag de dag geen sprake meer is van ideologieen als achtergrond van beleid. Dit terzijde. 149 The Star, 2 oktober, p.13. 159 The Star, 9 oktober, p.12. 151 The Star, 23 oktober, p.12. Vraagtekens bij dergelijk `bewijs': wat betekenen termen als "most" en "satisifed" eigenlijk precies? Aan dergelijke vragen werd door de krant voorbij gegaan. 152 The Star, 3 loktober, p.18. Let op de `voorzichtigheid' van termen als "reasonably high" en "greater legitimacy." 193 vaststellingen voor alle stukken in Beeld, in The Star met een tweetal uitzonderingen en tevens voor de Sowetan, zij het afhankelijk van de provincie waarover men berichtte; in het geval van KwaZulu/Natal bijvoorbeeld kregen de chiefs in deze krant relatief meer aandacht dan Inkatha, waarbij in de steden van Gauteng het omgekeerde van toepassing was. Allereerst Beeld; zonder uitzondering citeerde men allereerst een NP-lid, waarna achtereenvolgens VF-, ANC- en DP-leden hun zegje mochten doen - vermits zij itherhaupt aan het woord gelaten werden. In The Star gaf men allereerst DP-citaten weer, waarna achtereenvolgens het ANC en de NP aan bod kwamen.'" In de Sowetan tenslotte werd het ANC altijd aan het woord gelaten - zij het direct ofwel indirect. Daarna bemoeide men zich om de visies van min of meer non-politieke organisaties te berichten, zoals de civics en SANCO, vakbeweging COSATU - alien over het algemeen tevens alliantiegenoten van het ANC. Op de derde plaats kwam zo nu en dan Inkatha (IFP), gevolgd door groepen als de stamhoofden en specifieke bewonersorganisaties, straatcomites en dergelijke. I"

In de Sowetan maakte de redactie zich vooral druk over het feit, dat de campagne-voerende politici zich uitsluitend bezig leken te houden met het beledigen en aanvallen van de tegenstander. Het taalgebruik in deze is echter verrassend eloquent:

153 Hierbij dientr opgemerkt te worden dat in sommige gevallen eerst het ANC en daarna de DP werd gebruikt. De NP kwam echter altijd als nummer drie aan bod. De KP werd weliswaar veelvuldig genoemd - maar in geen enkel geval direct geciteerd. 154 Opvallend (maar terzijde opgemerkt) is, dat The Star naadloos van de PFP in 1988 naar de DP in 1995 als partijpolitieke `gunsteling' overging, dat Beeld bleef vasthouden aan de NP en dat de Sowetan nu (eindeiijk) ronduit kon stellen dat men altijd het ANC casu quo het UDF al steunde - en dus politiek correct was. Op basis van de gegevens uit het vorige hoofdstuk zou beargumenteerd lumen worden dat dit het gevolg was van respectievelijk van de traditionele anti- regeringshouding (en dus de liberale oppositie, zijnde de PFP en later de DP, ondersteunende attitude) van The Star, de meer regeringsgezinde en NP-ondersteunende achtergrowl van Beeld en diens eigenaar en de door de verregaande politicering in de door het UDF casu quo het ANC gedomineerde townships in Gauteng befmrloedcle opvattingen van de Sowetan. Dit hier echter terzijde. 155 Sowetan, 9 oktober, p.8. 194 Deze veronderstelling, dat de meeste mensen zich bewust waren van de eigenaardigheden van politici op verkiezingspad, lijkt nogal in weerspraak met een verzuchting van de krant later in oktober over de aanstaande verkiezingen: "the import of which is barely known by the majority of the people.'" Met een hiervoor aangehaald ingewikkeld en suggestief taalgebruik is het niet verwonderlijk, dat veel mensen niet beseften wat de belangwekkende lading van de verkiezingen was of niet wisten wie de kandidaten waren waarvoor men kon stemrnen." In een cartoon (zie illustratie XVIII op de volgende pagina) deze maand werd dit gegeven door de Sowetan benadrukt.

Ook Beeld registreerde met enige regelmaat onkunde en ignorantie, echter zowel bij "gesofistikeerck rowel as ongesofistikeerde kiesers" in het land.' Om toch enig begrip bij de lezer to kweken, verwees met met een enkele paragraaf naar het onstaan en verleden van lokaal bestuur in Zuid-Afrika:

"OM.:beweeki ,cm4rett

iS. ;-te de

Dit gegeven is in nauwelijks relevant voor de ontwikkelingen in de blanke stadswijken en ook de specifieke implicaties hiervan Jr huidige townships als Soweto en Alexandra zijn nogal duster (wederom kan hiervoor verwezen worden naar het derde hoofdstuk van deze thesis). Een reden voor de keuze van Beeld voor deze invalshoek is het gegeven, dat de column waaruit het citaat afkomstig is, geschreven werd door een lid van de zogenaamde kleurlinggemeenschapi.' In dezelfde column werd een andere, nogal bevreemdende stelling geponeerd; de schrijver klaagde over het feit, dat de verschillende politieke partijen tijdens de "verkiesingsveldtog" weinig 'concrete' aandacht hadden gegeven aan misdaad. Dit terwijl alle dagbladen - vooral Beeld - herhaaldelijk verzuchtten, dat misdaad ongelukkigerwijs de campagne volledig domineerde - zeker in het geval van de NP en DP. Wederom

156 Sowetan, 24 oktober, p.10. 157 Ibidem. Zie ook Sowetan, 28 oktober, p.10, waar in een verkiezingsanalyse opgemerkt werd dat de meeste kandidaten volledige onbekenden waren voor de kiezers. 158 Beeld, 21 oktober, p.10. 159 Ibidem. Merk op dat de krant in 1988 nog in terrr:n van `democratie' sprak van dit nu als zijnde "argaise" beschreven bestuursstelsel. Zie hiervoor voetnoot 101. 160 De persoon in kwestie is Henry Jeffreys, gastc,... -amentitor in dc vaste Beeld-rubriek 'Beeldforum'. .95 geldt hier het argument, dat misdaadbestrijding in principe nets te maken had (en heeft) met lokale overheden.

- Illustratie XVIII -

CItI i ROS 14 ELECTIG‘' j SURVE7 :‘,4X 5 MOST VOTER DON'T KNOW 1 CANDIDATES 1 FOR UPCOMING ELE.C.11014.e.S1

Tot slot wijdde Beeld een week voor de stemdatum een verrassend commentaar aan de te verwachten nieuwe bedeling, hetgeen volgens de krant een 'uitgemaakte zaak' was: "swart plaaslike rade" zouden de meeste steden en dorpen in het land gaan beheren.' Volgens het redactionele commentaar hoefde dit echter "geen onnodig pynlike saak"te zijn, aangezien zelfs in het centrum van extreem-rechts blank, Ventersdorp, het ANC al een plaatsje had gekregen in de overgangsstadsraad. De manier waarop Beeld dit gegeven constateerde:

161 Beeld, 23 oktober, p.6. 162 Ibidem. Let op de meerduidige en suggestieve woordkeuze van de stelling "geen onnodig pynlike." Met andere woorden: de `voorspelde' verkiezingsoverwinning door politici met een `zwarte' huidskleur is volgens dit commentaar voor de lezers van Beeld weliswaar pijiiiijk , edoch noodzakelijk. 196 De relevantie van de stelling, dat het ANC-lid in kwestie zowel werkloos, `zwart' als niet in het (centrum van het) dorp zelf wonend was, is hier ver te zoeken.'"

Na de eerste november - stemdag - maakten de dagbladen zich op om de uitslagen te analyseren in de redactionele commentaren. Om te beginnen slaakte Beeld een "sug van verligting" en riep de nieuwe legitieme lokale overheden op om "afsonderlik en kollektief' in te grijpen tegen de misdaad in het land, waarmee de krant dezelfde fout als voorheen maakte. 164 Ook registreerde de krant die dag een "verrassend hoe stempersentasie. "1" Twee dagen later waarschuwde het dagblad "veral blcmkes" dat zij een ANC- ofwel meerderheidsregering 'ten voile aan het lijf zouden voelen, in tegenstelling tot de vroegere "'veiligheid' in 'n kokon van blank-beheerde stadsrade (..) selfs al was daar 'n swart burgemeester op die dorp. "166 Het commentaar in The Star was heel wat enthousiaster en sprak op de voorpagina van 2 november van "rollercoaster poll wins day" en een dag later van een "rainbow poll" en een "surprisingly good turnout" bij de verkiezingen.'" Een paar dagen later bracht men dit enthousiasme al meer terug, door de verkiezingsuitslag te interpreteren als: "they will hopefully have left more legitimate local councils in their wake. ''" 68 Daarnaast betreurde men het feit, dat de zwarte bevolking bijna uitsluitend voor het ANC had gestemd en niet voor het PAC, NP of DP.

Tenslotte berichtte men nog gereserveerder aan het einde van de maand over de activiteiten van de kersverse leden van de Johannesburgse metropolitaanse raad. Verontwaardigd werd opgemerkt - aan het einde van een artikel - dat de verschillende raadsleden enige reactie of interviews weigerden, hoewel deze mensen wel indirect geciteerd werden (zie citaat hierna).

163 Door Europese ogen gezien, kan in dit geval niet anders geconcludeerd worden, dat volgens Beeld het ANC synoniem was met werkloze zwarte townshipbewoners - hetgeen een nogal ernstige, beledigende en pijnlijke vorm van (waarschijnlijk onbedoeld) racisme is. lets verder in dit bericht verwees de krant ook naar het ANC met de militaire term "swart geledere." 164 Beeld, 2 november, p.16. 165 Beeld, 2 november, p. 1. 166 Beeld, 4 november, p.8. Deze woordkeuze bevestigt eigenlijk het argument van hoofdstuk IlI , dat de mensen in de blanke woongebieden zich veilig waanden en nets afwisten van de werkingen en achtergronden van zowel hun eigen stadsraden als het naburige townshipbestuur. 167 The Star, 3 november, p.10. 168 The Star, 6 november, p.16. 197 De Sowetan was dolgelukkig en beschreef de uitslag als "This is a tremendous vote for democracy. '/170 Dit ondanks het feit, dat vele mensen onkundig waren betreffende "the complex process in these elections." De hoofdredacteur verklaarde later in een aparte column waarom de krant deze 'onwetendheid' (in de townships) geen probleem vond:

De gevolgen van het stemgedrag van deze mensen beschreef het redactionele commentaar weer een dag later als een waarschuwing (van het ANC) aan het adres van met name DP, NP, VF en IFP:

Een week later realiseerde echter ook deze krant zich, dat de opkomst bij de verkiezingen nioet zo glorieus was en uitte men zich prompt - net zoals The Star - in heel wat bedektere termen. Het opkomstpercentage van 32 procent werd betiteld als "sad" en men interpreteerde dit als het bewijs voor het wantrouwen en ongeloof onder de kiezers jegens de door hen gekozen politici.'" De vraag is,

169 The Star, 30 november, p.2. Opmerking: deze "recommendation"was het verplaatsen van lokale beplanning en besluiten van de lokale raden naar de overkoepelende mad ofwel Transitional Metropolitan Council, hetgeen deze lokale raden in feite zou reduceren tot nietszeggende uitvoerders van centraal beleid; adviesraden, als het ware. Het voorstel werd toegejuicht door het ANC en bestreden door de DP en NP - alleen DP-leden werden overigens door The Star geciteerd, zie hiervoor ook The Star, 22 november. 170 Sowetan, 3 november, p.10. 171 Sowetan, 6 november, p.11. 172 Sowetan, 7 november, p.10. Met een dergelijke uitspraak en de verwijzing naar de "forseeable future" suggereert de krant dat men in staat is de toekomst voorspellen - louter op basis van de autoriteit die men aan de krant toeschrijft en met op basis van enige andere vorm van door data ondersteunde bewijslast. 173 Sowetan, 13 november, p.10. Merk op de enorme tegenstelling tussen de woorden "sad" van dit artikel en "tremendous" van hiervoor - terwijl beide opmerkingen hetzelfde gegeven (het opkomstpercentage van de verkiezingen) beschreven. 198 of het uitbrengen van een stem op de een of andere manier gezien kan worden als een stem van 'ongeloof. Om toch nog een punt te zuigen aan haar eigen argumentatie sloot de Sowetan de reeks commentaren in deze of met de stelling, dat vele mensen wegbleven met het oogmerk de verkiezingen te boycotten. Hierop had de krant het volgende, verrassende commentaar:

he l sson or those; who are tem ,fed 10 ho Ott; mporlat7l etecip ;:. """." process;

Deze opmerking is verrassend, daar de krant in 1988 de verkiezingsboycot van het ANC in - zij het bedekte termen - juist wel steunde.

Wellicht beinvloedt door dergelijke overwegingen was in de maand december nog nauwelijks sprake van enige verslaggeving rondom de zojuist verkozen lokale besturen en politici. Buiten enkele vermeldingen in korte berichten werden de nieuwe raden grotendeels aan hun lot overgelaten. Beeld rapporteerde nog wel uitgebreid over het gegeven, dat de raadszalen in verschillende overheidsgebouwen te klein waren geworden, The Star constateerde het opmerkelijke feit dat ook in de 'formerly white areas" . een omvangrijke cultuur van wanbetaling van bijvoorbeeld huur en diensten en de Sowetan fleurde de kerstgedachte in Soweto op door te melden dat enkele banken besloten hadden miljoenen Randen te lenen aan de metropolitaanse stadsraad om de riolering en bestrating van dit grote townships te verbeteren.'"

Hier hielden de dagbladen het bij, waarmee een periode van zes maanden van uiterst minieme en weinig informatieve verslaggeving met enkele 'sissers' werd afgesloten.

174 Sowetan, 15 november, p.12. Opgemerkt kan worden dat het aan de media (en dus ook aan de Sowetan) is, wie wel en wie met in "the public eye" gehouden wordt. 175 Respectievelijk in Beeld ,12 december, p.5, The Star 27december, p.10 en Sowetan, 28 december, p.17. 199 Slot

Met dit bombardement van taal en interpretatie achter de kiezen moeten de aan het begin van dit hoofdstuk beschreven veronderstellingen nog eens een keer goed bestudeerd worden. Om te beginnen werd gesteld, dat de bekendheid met de achtergronden van lokale overheden en de geschiedenis daarvan (zowel binnen als buiten de township., minimaal was in de Zuid-Afrikaanse dagbladjournalistiek. Daarbij werd opgemerkt, dat dergelijke verwijzingen hiema in heldere en voor de gemiddelde lezer begrijpelijke taal veelal ontbraken. Uit de voorgaande analyse en vooral het leesbaarheidsonderzoek blijkt dat het taalgebruik in vooral de Sowetan maar ook The Star en in mindere mate Beeld over het geheel genomen te 'moeilijk' voor de gemiddelde lezer was. Uit hoofdstuk HI blijkt afdoende dat de materie van lokaal bestuur in Zuid-Afrika op zich al moeilijk genoeg is, dus voegt elitair taalgebruik louter ingewikkeldheden toe aan de discussie in plaats van deze te verhelderen en doorzichtig te makers voor de lezer annex kiezer. De minimale verwijzingen naar het verleden in alle kranten zijn ook verontrustend. Verrassend genoeg was in 1988 meer sprake van adequate referenties - met name naar de zich ontwikkelende SDR's en het hervormingsbeleid van de Botha-regering - dan in de meer vrije, democratische en niet door overheidscensuurdreigementen geteisterde dagbladen in 1995. Opvallend is ook dat in 1995 de meeste historische referenties niet verder terug gaan dan de verlciezingen van april 1994, hetgeen duidt op een collectieve onwil om het 'donkere' apartheidsverleden weer voor het voetlicht te slepen.'" De bekendheid met het verleden lijkt echter in orde, daar vooral kranten als Beeld en The Star regelmatig gespecialiseerde gastschrijvers uitnodigden om achtergronden te bieden, of artikelen van academici rijkelijk (zij het meestal indirect) citeerden. Deze artikelen ontbeerden echter diepgang en verheldering - in het licht van het materiaal en vooral de conclusies van hoofdstuk IQ gezien.

De tweede hypothese vestigde aandacht op de bepalende invloed van nationale ofwel centrale regeringsdruk op het karakter, de onderwerp- en taalkeuze van de dagbladen. Op het gebied van taal is deze stelling zoals uit de hiervoor behandelde eerste hypothese blijkt uitdrukkelijk bewezen. Met name voor The Star geldt dat de onderwerpen een sterke nationale lading hadden, terwijl de Sowetan en Beeld zich meer bewust leken van het feit, dat zij regionale dagbladen zijn en een specifieke

176 Zie de hiervoor geciteerde opmerking van K. Shubane (voetnoot 138). 200 gemeenschap bedienen: de een de townshipbewoners, de ander Afrikaanssprekende buitenwijk- en dorpsbewoners. Toch lag in 1988 de nadruk 'van het redactionele beleid van Beeld - zoals bleek tot grote ergernis van met name de Sowetan - meer op de partijpolitieke gevechten tussen nationale partijen zoals de NP en de KP, dan op het behandelen en helder weergeven van specifieke lokale problematiek. In 1995 gold min of meer hetzelfde - maar toen was de nadruk toch meer gelegen op de lokale afdelingen van deze overwegend blanke' groeperingen. Over het algemeen besteedde geen enkele krant enige serieuze aandacht aan de zogenaamde 'onafhankelijke' kandidaten of een van de vele kleinere politieke partijen, terwijl deze mensen toch een aanzienlijk deel van de stemmen wisten te verwerven. In een andere analyse van de verslaggeving (en niet commentaren of columns) rondom de verkiezingen van 1995 werd geconcludeerd dat het teleurstellend was om te merken, dat de media 'followed the agenda of political parties by covering election issues at a national level."'

Hoewel deze analyse er verder niet op in ging, werd regelmatig verwezen naar de mime aandacht die de misdaad in 1995 kreeg van zowel partijen als dagbladen - met name Beeld en The Star. Beide kranten verzuimden zich te realiseren, dat dit probleem niet tot de taken of bevoegheden van lokaal bestuur behoorde - en bewezen zo voorbeeldig de taal en het gekozen pad van de (nationale) politiek te volgen. Alledrie de dagbladen waren zowel in 1988 als 1995 zeer gericht op het beleid en het karakter van de centrale overheid; in 1988 was het de discussie rond het al dan niet verdwijnen van 'Petty apartheid" en het hervormingsbeleid wat de klok sloeg - in 1995 was het de nadruk op samenwerking, vriendschap en 'natie-bouw' vat de boventoon voerde. Toch slaagde geen der kranten er in om weg te bewegen van hun 'traditionele' posities: de Sowetan voortdurend anti-NP (en andere blanke' groepen) en stellig pro-ANC ofwel UDF. The Star uitsluitend pro-PFP en later DP, met in 1995 een lichte neiging om het ANC ook wat positieve aandacht te geven - maar steeds met de DP-citaat of verwijzing in hetzelfde artikel of commentaar. Tenslotte Beeld met een voortdurend hameren op de verworvenheden van de NP. Volgens sommige analisten liet de Afrikaanstalige krant in 1988 en zeker in 1995 blijken toch kritisch te zijn ten opzichte van de NP en een NP-regering. 178 De analyse in dit

177 Citaat uit Tshweu, 0, "Preparing the public: media-coverage in the lead-up to the elections", in: Media Monitoring Project (1995), pp.11-21. 178 Bijvoorbeeld Jackson, G.S. in "Breaking story", en meer specifiek Gewer, A., 'Afrikaans media and the local elections: is die politiek nou rerig in die gemeenskappe?", in: MMP (1995), pp.48-69. 201 hoofdstuk - voornamelijk gericht op het commentaar en de redactionele opinievorming - wijst echter anders uit. De kritiek was marginaal en de steun maximaal.

De derde stelling beweerde dat de journalistiek in Zuid-Afrika werd (en wordt) bepaald door het groepsgebonden karakter van de (voormalige) apartheidssamenleving. De concusie sluit aan op het voorgaande en geldt niet verwondelijk met name voor Beeld en de Sowetan: de dagbladen slaagden er niet in het voortdurend in generaliserende en raciaal getinte termen denken en schrijven te elimineren of zelfs - in het geval van 1995 - enigzins in te dammen. De verkiezingsstrijd werd nog steeds vervat in een gevecht - denk aan termen als "swam geledere" en partijen als een "national force" - tussen 'zwart' en 'wit'. In The Star is deze scheiding minder dominant, hetgeen toegschreven kan worden aan het gegeven, dat Naar lezers min of meer gelijkelijk verdeeld zijn over beide 'groepen' - in beide jaren.

Tot slot werd er per afzonderlijk dagblad een stelling geponeerd; stellingen, die nu ook hetzij bewezen dan wel verworpen dienen te worden. Voor The Star werd bijvoorbeeld aangenomen, dat de verslaggeving rondom de lokale verkiezingen werd bepaald door een sterke Brits-liberale anti- regeringstraditie. De krant was met andere woorden sowieso min of meer (vanwege de traditie) verplicht om de rol van de overheid hoe dan ook te bekritiseren. Hiervoor is al opgemerkt dat het taalgebruik in alle dagbladen nogal vergeven was van elitistische en door nationale onderwerpen en zegslieden gevormde woord- en zinselecties - een manier van verslaggeven waar ook The Star (zoals onder meer aangetoond in het leesbaarheidsonderzoek met behulp van de RE-formule) zich aan schuldig maakte.

Met betrekking tot het Afrikaanstalige Beeld werd opgemerkt, dat de verslaggeving uitsluitend geconcentreerd was op blanke Afrikaanstaligen. Andere analisten kwamen ondanks een positieve rapportering omtrent de verkiezingsberichtgeving van Beeld toch niet uit onder de volgende conclusie: "Ii is clear, however that Beeld's perception of their readership still lies with the white Afrikaners and they have not made any serious effort to include other Afrikaans-speaking people to their framework' Nu is deze conclusie niet helemaal juist en nogal overdreven geformuleerd - zoals uit

179 Zie Gewer, a., "Afrikaans media", p.62. 202 het onderzoek hiervoor blijkt - maar de concentratie van de redactionele columns bijvoorbeeld ligt wel degelijk vastbesloten in termen van 'blank' en NP- of KP- (en in 1995 ook VF-) sentiment. Maar zelfs dit op zich niet volledig laakbare beleid zorgde niet voor bijvoorbeeld adequate coverage van de achtergronden van lokaal bestuur in bijvoorbeeld grotendeels blanke en door vooral Afrikaners bewoonde gebieden. Daarnaast praatte men weliswaar van 'samenwerking' en 'natie-bouw', maar bevestigden de commentaren terzelfdertijd raciale stereotypen en stigmatisering door voortdurend te spreken van bijvoorbeeld "die swartmense", "werklose swarte", "swart plaaslike rade" en "swam geledere". Hoewel de krant claimde regeringskritisch en partijloos te zijn, heulde men in 1988 volledig onkritisch met P.W. Botha en de zijnen en ziet men in 1995 slechts 'pynlike" ervaringen voor haar lezers onder ANC-bewind in de plaats van het NP-bewind.

Voor de Sowetan werd de hypothese geopperd, dat de verslaggeving rondom politieke zaken en dan met name de lokale verkiezingen werd bepaald door de zeer gevoelige wisselwerking tussen de journalist en zijn of haar gemeenschap gezien de verregaande politisering van het leven in de townships. Met name voor 1988 geldt hierdoor dat de berichtgeving in vergelijking met de twee andere bladen redelijk gebalanceerd en minder heethoofdig van aard was. De krant liet zich over het algemeen in behoedzaam gekozen termen uit over de politiek van de dag en aarzelde lang om stelling te nemen voor of tegen een bepaalde groep annex partij. In 1995 was echter nets meer hiervan te merken en startte men in een vroeg stadium al met weliswaar eerlijke, maar ook door haar eigen claim van "righteousness" en "building the nation" bestreden propaganda ten faveure van het ANC. Daarmee werd de stemming in de townships van (zuidelijk) Gauteng hoogstwaarschijnlijk redelijk weergegeven - maar gezien de ook daar lage opkomst bij de verkiezingen mogen vraagtekens bij deze opvattingen gezet worden.

Elke krant had dus zo een eigen voorkeuren, partijpolitieke keuzes en nieuwsselectie. Dit moge allemaal net zo verrassend zijn - tenslotte hebben de meeste dagbladen (in de wereld) een bepaalde algemene politieke richting, hoewel vele dagbladen niet specifiek een partij zullen kiezen in hun commentaren. Dit strookt natuurlijk net bij de zo (onbereikbare en daardoor) geidealiseerde waarden als objectiviteit, onpartijdigheid en gebalanceerdheid van verslaggeving. Wat dit betreft houden de

203 Zuid-Afrikaanse kranten zichzelf voor de gek door een of meer van dergelijke idealen voor zich op te eisen. Ernstiger is de conclusie, dat de kranten nauwelijks een poging waagden of moeite investeerden om de lezers annex kiezers iets te bieden van historische achtergronden, relevante diepgang en verschillende kanten van het verhaal rond de ontwikkeling en verandering van lokale besturen (en verkiezingen). Dat men daarnaast voortdurend gewag maakte van 'onwetende' en 'oningelichte' kiezers, is met andere woorden lachwekkend: de dagbladen droegen daar zelf aan bij. Dit wil niet zeggen dat de lezer geen kans kreeg om relevante en leesbare informatie uit de krant van zijn of haar keuze te destilleren; dit alles suggereert slechts, dat de lezer hiervoor grote moeite moest doen en in feite al op de hoogte moest zijn van de geschiedenis en politieke achtergrond van plaatselijke overheden alvorens men de krant opensloeg naar de achtergrond- en opinie-pagina's achterin. Dit is voor elk modern dagblad bijkans dodelijke kritiek en draagt bij aan de snijdende opmerkingen eerder in deze scriptie gemaakt jegens het niveau van Zuid-Afrikaanse dagbladjournalistiek - kritiek niet alleen geuit door de onderzoeker en schrijver in kwestie, maar ook door contemporaine critici, politici en collegae.

204 SAIVIENVATTING EN CONCLUSIES

Aan het einde van de reis, in de thesis ondernomen, resten slechts een aantal conclusies; opsommingen van hetgeen in de voorgaande pagina's uiteengezet en beargumenteerd werd. Aangezien de scriptie twee vakgebieden bestrijkt en dit een nogal brede uiteenzetting verlangde, is het zinvol terug to grijpen naar een aantal opmerkingen, die aan het begin van de reis werden gemaakt. Allereerst werd in het eerste hoofdstuk aangegeven, dat het onderzoek naar een antwoord op de in hoofdstuk II gegeven probleemstelling sterke beperkingen kende en niet verheven was boven de kwetsbaarheid in het vertalen van de relatie tussen gegevens en onderzoek of feit en oordeel, edoch wel duidelijke (en subjectieve) stellingnames bevatte. Deze probleemstelling werd daarop als volgt geformuleerd:

Uit het uitgebreide bronnenonderzoek naar de geschiedenis, achtergronden en analyses van lokaal bestuur (en verkiezingen) in Zuid-Afrika kwamen al direct een aantal algemene conclusies naar voren, die invloed zouden kunnen hebben op de aard van de dagbladverslaggeving over deze onderwerpen. De rol van wetgeving en centraal geleide implementatie daarvan op lokaal niveau werd sterk genuanceerd, waarmee de specifieke behandeling van de inhoud en het ontstaan van wetten nagenoeg overbodig werd. Van deze wetten werden er slechts weinigen direct uitgevoerd (door de plaatselijke

205 overheden van de verschilende en tot 1994 raciaal gescheiden bevolkingsgroepen) en de maatregelen die wel konden rekenen op strakke implementatie, werden op grote schaal ontdoken of hadden een resultaat, wat niet oorspronkelijk door de wetgever bedoeld was. Daarnaast moest geconstateerd worden, dat de invoering van allerlei nieuwe en overkoepelende overheidsstructuren op lokaal niveau slechts zelden tot gevolg had, dat de verouderde en ineffectieve structuren daarmee verdwenen. Om allerlei redenen - traditie, bureaucratie, onwil en verzet - werden de oude structuren in zekere zin gehandhaafd of slechts in geleidelijke fases afgeschaft.

Een belangrijk gevolg hiervan was de ondoorzichtigheid van het gehele lokale bestuurssysteem. Deze onduidelijkheid werd bijvoorbeeld een excuus voor met name blanke lokale overheid om in het geheel niets uit te voeren - of louter ad hoc-beslissingen te nemen. Hierdoor ontstond een situatie, die direct leidde tot de opstanden in de townships aan het einde van de jaren zeventig en het midden van de jaren tachtig. Het verzet tegen de apartheidsregering kwam met andere woorden het sterkst tot uitdrukking op plaatselijk niveau. De rigoreuze scheiding tussen de verschillende zogenaamde `groepen' in de Zuid- Afrikaanse samenleving draagde bij aan de constatering, dat de communicatie niet alleen gering was tussen bestuur en burger, maar ook tussen de burgers onderling. Hierdoor onstonden er allerlei begripsverwarringen en misverstanden, die door de onderhandelaars na de omwentelingen in het land van 1990 gladgestreken moesten worden. Dit zorgde met name op lokaal vlak voor problemen. Vanuit de geschiedenis kan dus geconstateerd worden, dat het door de regering voorgestane lokale bestuurssysteem, waarvoor de mensen in Gauteng (en de meeste andere provincies) in november 1995 naar de stembus gingen, nog steeds veel te wensen overliet. Begrippen als `democratie' en `proportionele representatie' - steekwoorden in het beleid en de onderhandelingen - betekenden verschillende dingen voor de verschillende groepen in het land.

Vreemd genoeg kon samenvattend toch van een soon door alle Zuid-Afrikaanse burgers gedeelde ervaring gesproken worden als gevolg van de dominantie van centraal gezag. Zowel 'blank' als `zware deelden een algemene houding jegens plaatselijke overheden in het algemeen: desinteresse en wantrouwen. Hiermee waren de Zuid-Afrikaanse burgers uit alle `groepen' in feite tot op zekere

206 hoogte uniform - de eenheid, die zo naarstig door de regering van vooral Nelson Mandela nagestreefd werd, maar juist op dit gebied niet bedoeld werd.

Met deze conclusies, afgeleid uit het beschikbare bronnenmateriaal betreffende lokaal bestuur en politiek, kon gekeken worden naar de behandeling daarvan door de Zuid-Afrikaanse media. In het vooronderzoek werd opgemerkt, dat de journalisten van dagbladen over het algemeen weinig zicht hebben op wie nu eigenlijk hun berichten leest. De lezer blijf1 onzichtbaar - in de hand gewerkt door het uitblijven van enige reactie vanuit het lezerspubliek - en de reporter komt in een positie, waarbij hij of zij vooral wordt beinvloed door collegae, superieuren en de mensen, die de reporter gebruikt en nodig heeft voor zijn of haar artikelen. Deze laatste groep mensen zijn over het algemeen (nationaal bekende) politici, parlements- of kabinetsleden, de politie, het leger of met andere woorden: de staat. De taal en ideologie van de staat bepaalt volgens de gebruikte bronnen voor een deel wat de journalist schrijft, waarover geschreven wordt en vooral: waarover niet geschreven wordt. Hoewel de rol van massamedia in het effectief beinvloeden van de lezers (en kijkers) genuanceerd werd, was de conclusie onvermijdelijk dat de media wel degelijk invloed hebben op datgene, wat door de ontvangers van media-boodschappen belangrijk geacht wordt

Met deze bagage werden drie dagbladen in het industriele en administratieve 'hart' van Zuid-Afrika onder de kwalitatieve loep genomen: het Afrikaanstalige Beeld en de Engelstalige collega-kranten The Star en Sowetan. De nieuwsselectie, de reactie van het lezerspubliek en de dagelijkse berichtgeving; dit werd alles buiten beschouwing gelaten. Geconcentreerd werd op de achtergrondverhalen en opinierende artikelen ofwel (gast-) columns en commentaren. Dit om te kunnen beoordelen, of de kranten de lezer - in dit geval de kritische lezer van deze scriptie - wel voorzagen van heldere informatie, achtergronden en begrip van de lokale overheden, waarvoor zij in oktober 1988 en november 1995 geacht werden naar de stembus te gaan.

Het antwoord op de probleemstelling is, samengevat: De drie grootste dagbladen in Gauteng benutten de beschikbare gegevens en ervaringen met lokaal bestuur slechts mondjesmaat. Als de geschiedenis

207 dan toch benut werd, gebeurde dit zonder uitleg, in een terminologie en over het algemeen ingewikkeld ofwel `moeilijk' taalgebruik wat rechtstreeks uit de monden van politici leek te komen. Daarnaast leken de kranten in de dagelijkse praktijk weinig waarde te hechten voor journalistieke principes als het streven naar neutraliteit en helderheid, maar werden juist betrapt op het argumenteren volgens specifieke politieke agenda's, opvattingen en voorkeuren. De lezer van Beeld werd geacht uitsluitend voor de NP te stemmen (in beide verkiezingen), ongeacht het verleden van de partij betreffende lokaal bestuur en ongeacht de beschikbaarheid van andere mogelijkheden - zoals de PFP of later DP, KP, het ANC (in 1995) of zelfs het simpelweg niet stemmen. Voor de lezer van de Sowetan was deze laatste optie de enige in 1988, maar de krant kon dit niet van hen vragen in verband met de Noodtoestandsrestricties op anti-verkiezingspublicatie. Dus weerhield de krant zich van al te duidelijke partijkeuzes en beperkte men zich tot het voorzichtig bekritiseren van de NP-regering, dit uin tegenstelling met de uitgesproken ANC-verslaggeving van 1995. De lezer van The Star tenslotte zag zich genoodzaakt om PFP (1988) of DP (1995) te kiezen, daar hij of zij in feite bijna uitsluitend van deze partij zo nu en dan uitspraken of (positief getinite) achtergronden kon lezen.

Deze harde conclusies werden aan het einde van de media-analyse genuanceerd met de opmerking, dat dit alles niet wilde zeggen dat de lezer geen kans kreeg om relevante en leesbare informatie uit de krant van zijn of haar keuze te destilleren. De conclusies suggereren daarentegen, dat de lezer voor het verkrijgen van diepgang en achtergronden bij de lokaal-politieke ontwikkelingen in zijn of haar provincie grote moeite moest doen - in feite al op de hoogte moest zijn van de geschiedenis en politieke achtergrond van plaatselijke overheden voor men de krant opensloeg.

Lokaal bestuur in Zuid-Afrika is op het moment van schrijven nog geen jaar oud. Over enkele jaren wordt het gehele systeem, zoals dit nu fiinctioneert - hoewel berichtgeving hieromtrent in de media helaas nagenoeg uitblijft (maar dit terzijde) - weer van de hand gedaan om plaats te maken voor nieuwe, democratisch verkozen stads-, streeks- en dorpsraden. De geschiedenis wijst uit, dat deze voortdurende veranderingen en hervormingen nauwelijks effect hebben en zeker de dienstenlevering en effectiviteit van plaatselijke overheden negatief beinvloeden.

208

De journalistiek van kranten als BeeId, The Star en de Sowetan is in deze thesis niet als `goed' of `slecht' beoordeeld, maar als nalatig en onvolledig bij het adequaat, neutraal en doorzichtig presenteren van deze geschiedenis aan de lezer. De oorzaken van deze onvolledigheid zijn in deze scriptie echter niet (empirisch) aan de orde gekomen, hetgeen naast vooral in de hoofdstukken I en V aangegeven methodologische beperkingen aanleiding geeft tot een nieuwe, interessante en veelomvattende probleemstelling voor een volgend onderzoek:

Wat is het toekomstperspectiefvoof:dagbfaclen.:*zo 00 -4iod::::m iii#enlevn gen ve /.:Oikee*ta.tioti;::::. de rol y*- media van iiii4 it: politick...eiitiakii efiriieer. :.:: ::,::-:::-::-::*:::::::?- :.: k :::: ' ::::",,:: : ::::-.::::..::: gosehoiileri-is-tivaeeornmunicgleitugn::staat: -.. mediaBiteittig$eriii:itaiiiv: te-weroen. over

Maar dit is toekomstmuziek. Muziek, waar nu nog niet naar geluisterd wordt.

209 BIBLIOGRAFIL

Deze verhandeling bestrijkt een aantal uiteenlopende vakgebieden. Daarnaast is gebruik gemaakt van literaire en journalistieke publicaties en wordt meermalen (ook in het notenapparaat) een onderscheid gemaakt tussen zogenaamde 'handboeken' - zijnde informatieve overzichtswerken van een bepaal gebied of specifiek onderwerp - en gespecialiseerde titels. De gespecialiseerde bronnen worden gevormd door artikelen in wetenschappelijke zowel als populaire tijdschriften en bestaan daarnaast uit een aantal interviews met relevante personen. Deze laatste groep dient niet als basis van de algemene argumentatie in de thesis, maar vormt een verhelderende of liever: verrijkende blik op het in de tekst bestreken terrein. Aangezien met name in de hoofdstukken I en II met enige regelmaat verwezen wordt naar werken van filosofische aard, worden deze ook vermeld, zij het onder de noemer `Geschiedenis en historiografie' om misverstanden te voorkomen. Als argument hiervoor kan vewezen worden naar het feit, dat deze schrijvers geciteerd zijn vanwege hun opvattingen betreffende langlopende ontwikkelingen en theorievorming in de wetenschap. Tot slot is apart melding gemaakt van een reeks periodieken (dagbladen, tijdschriften) die weliswaar regelmatig gelezen zijn in de periode 1995-1996, maar niet direct in het notenapparaat zijn opgenomen. Aangezien de hieruit -.!-wonnen kennis wel degelijk heeft bijgedragen aan het schrijven van de scriptie worden zij tot slot genoemd. Om wijs te worden uit deze namen, titels en verwijzingen is de bibliografie hierna onderverdeeld in de volgende, separate inhoudsopgave:

1. Geschiedenis en historiografie - Algemene werken 211 - Artikelen 213 - Ongepubliceerde bronnen 217 2. Massacommunicatie en journalistiek - Algemene werken 218 - Artikelen 219 3. Interviews - Geschiedenis en historiografie 221 - Massacommunicatie en journalistiek 222 4. Literaire bronnen 223 5. Periodieken 224

210 Geschiedenis en historiografie

algemene werken -

Aswegen, H.J. Van, Benyon, J.A., Davenport, T.RH., Giliomee, H.B., Moll, J.C., "Tussengroepverhoudinge soos weerspieel in die Suid-Afrikaanse historiografie", (Pretoria, 1987). Bekker, S., Humphries, R, "From control to confusion. The changing role of the Administration Boards in South Africa, 1971-1984", (Pietermaritzburg, 1985). Bonner, P. (red), "Apartheid's genesis 1935-1962", (Johannesburg, 1993). Bonzaier, E., Sharp, J. (red), "South African keywords. The uses and abuses of political concepts", (Kaapstad, 1988). Bundy, C., "Rise and fall of the South African peasantry", tweede editie (Kaapstad, 1988). Callinocos, L., "A place in the city: the Rand on the eve of apartheid", (Kaapstad, 1993). Caunce, S., "Oral history and the local historian", (Londen, 1994). Chazan, N. (red), "Politics and society in contemporary Africa", tweede editie (Boulder, 1992). Cloete, J.J.N., "Sentrale, regionale en plaaslike owerheidsinstellings van Suid-Afrika", (Pretoria, 1986). Cloete, J.J.N., "South African local government and administration", (Pretoria, 1989). Craythome, D.L., 'Municipal administration: a handbook", tweede editie (Kaapstad, 1990). Craythome, D.L., "Cumulative supplement to the third edition ofMunicipal Administration: a handbook", (Kaapstad, 1994). Darnton, R, "The kiss of Lamourette. Reflections in cultural history", (New York, 1990). Davenport, T.RH., "South Africa a modem history", vierde editie (Londen, 1991). De Beer, J., Lourens, L., "Plaaslike regering. Die pad,na demokrasie", (Kaapstad, 1995). De Crespigny, A., Schrire, R, "The government and i olitics of South Africa", (Kaapstad, 1978). Dijk, K. Van, Kamsteeg, A. (red), "FW de Klerk, man van die oomblik", (Kaapstad 1991). Du Plessis, A., Hough, M., "Selected documents and commentaries on negotiations and constitutional development in the RSA: 1989-1994", Institute for Strategic Studies Ad Hoc Publication 31, (Pretoria, 1994). Freund, B., "The making of contemporary Africa", (Bloomington, 1984). Friedman, S., "The long journey; South Africa's quest for a negotiated settlement", (Braamfontein, 1993). Green, L.P., "History of local government in South Africa", (Kaapstad, 1957). Hefer, N. (red), "Transvaal 1961-1971. Die groei en vooruitgang van die Transvaalse Provinsiale Administrasie", jubileumuitgave (Pretoria, 1971). Heymans, C., Totemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989). Heyns, J.H., "Verslag van die Komitee vir Staatkundige Aangeleenthede", rapport Presidentiele Raad (Kaapstad, 1993). Humphries, R, "'On the beaches...' South Africa's local government elections: october 1988", Centre for Policy Studies (Johannesburg, 1988). Humphries, R, Shubane, K., Swilling, M. (red), 'Apartheid city in transition", (Kaapstad, 1991). Jaarsveld, F.A. Van, "Van Van Riebeeck tot Vorster 1652-1974, 'n inleiding tot die Geskiedenis van die Republiek van Suid-Afi -ika", tweede editie (Johannesburg, 1976). Jaarsveld, F.A. Van, "Die evolusie van apartheid", (Kaapstad, 1979). Jaarsveld, F.A. Van, "Omstrede Suid-Afrikaanse verlede. Geskiedenisideologie en die historiese skuldvraagstuk", (Johannesburg, 1984). Jaarsveld, F.A. Van (red), "Verstedeliking in Suid-Afrika", (Pretoria, 1985). Janz, C.P., "Friedrich Nietzsche volledige biografie. Deel 1: jeugd/de jaren in Basel (1869-1879)", Nederlandse vertaling (Baarn, 1990). Jeppe, W.J.O., Kotze, D.A., Vosloo, W.B. (red), "Local government in Southern Africa", (Kaapstad, 1974). Johnson, RW., Marais, C., Schlemmer, L, Seymour, J., "Launching democracy: report on a national survey on issues relevant to (free and fair election, october-november 1993", Institute for Multi-Party Democracy (Kaapstad, 1994). Johnson, S. (red), "South Africa: no turning back" (Bloomington, 1989).

211 Kendall-Louw, F., "The heart of the nation. Regional and community government in the new South Africa", (Norwood, 1991) Latakgomo, J., Marais, H.C., Schlemmer, L., Vuuren, D.J. Van (red). "South African election 1987. Context, process and prospect", (Pinetown, 1987). Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation-building in South Africa", (Pretoria, 1994). Lipton, M., "Capitalism and apartheid", (Londen, 1985). Lodge, T., "Black politics since 1945", (Kaapstad, 1988). Mbeki, G., "The struggle for liberation in South Africa: a short history", (Kaapstad, 1992). Meer, F. (red), "The Codesa File, negotiating a non-racial democracy in South Africa 1989-march 1993", (Durban, 1993). Moss, W.W., "Oral history program manual", (New York, 1974). Nel, P.G. (red), "Die kultuurontplooiing van die Afrikaner" (Pretoria, 1979). Ottaway, M., "South Africa, the struggle for a new order", (Washington, 1993). Parsons, N., "A new history of southern Africa", tweede editie (Londen, 1993). Perry, M., "Western civilization. A brief history", tweede editie (Boston, 1993). Plan Act, "The Soweto rent boycott", Plan Act/The Soweto Delegation Report (Johannesburg, 1989). Posel, D., "The making of apartheid 1948-1962: conflict and compromise", (Oxford, 1991). Price, RM, "The apartheid state in crisis. Political transformation in South Africa 1975-1990", (New York, 1991). Rhoodie, D.O., "Suid-Afrika: van koloniale onderhorigheid tot soewereine onajhanklikheid", (Johannesburg, 1974). Rhoodie, E., "PW Botha, the last betrayal", (Johannesburg, 1989). Rhoodie, N.J., Vuuren, D.J. Van, Wiechers, M., Wiehahn, N.E. (red), "South Africa in the nineties", (Pretoria, 1991). Saunders, C., "The making of the South African past. Major historians on race and class", (Kaapstad, 1988). Scruton, R, 'Modern Philosophy. An introduction and survey", tweede editie (Reading, 1996) Smith, K., "The changing past. Trends in South African historical writing", (Johannesburg, 1988). South African Institute for Race Relations, 'South Africa in travail. The disturbances of 1976/7. Evidence presented by the SAIRR to Cillie Commission of Inquiry into the riots at S'oweto and other places during june 1976", (Johannesburg, 1978). Stumpf, S.E., 'Socrates to .Sartre. A history of philosophy", derde editie (New York, 1982). Swilling, M., "Local level negotiations: case studies and implications", Centre for Policy Studies Paper, (Johannesburg, 1987). Thompson, P., "Voice of the past. Oral history", (Oxford, 1988). Thompson, L., 'A history ofSouth Africa", (Johannesburg, 1990). Verschuuren, S., "Zuid-Afilka, ontstaan en ontwikkeling van de Apartheid", (Den Haag, 1990). Viljoen, A. (red), "Die stadsklerk", (Midrand, 1991) Wiechers, M., "'n Politieke idiotikon vir Suid-Afrika", (Kaapstad, 1988). Worden, N., "The making ofmodern South Africa: conquest, segregation and apartheid", (Oxford, 1994). Worrall, D. (red), "South Africa: government and politics", (Pretoria, 1971). Zyl Slabber( F. Van, "The quest for democracy. South Africa in transition", (Londen, 1992).

212 artikelen

Adam, H., "Nationalism, nation-building and non-racialism", in: Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation-building in South Africa", (Pretoria, 1994), pp.37-51. Africa Watch Committee, "The killings in South Africa: the role of the security forces and the response of the state", Human Rights Watch, (Londen, 1991). Astroff, RJ., Fair, J.E., "Constructing race and violence: US news coverage and the signifying practices of apartheid", in: Journal of Communication 41 (New York, 1991), pp.58-74. Atkinson, D., Heymans, C., "The future: what do the practitioners think?", in: Heymans, C., TOtemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.143-156. Bekker, S., "Devolution and the state's programme of reform at local level", in: Heymans, C., TOtemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.25-33. Bekker, S., "Constitutional negotiation in the nineties: a framework for analysis", in: Rhoodie, N.J. (et al), "South Africa in the nineties", (Pretoria, 1991), pp.169-182. Bell, P., "The heart of darkness", in: Leadership 12/2 (Johannesburg, 1993), pp.78-92. Bonzaier, E., "Afterword", in: Bonzaier, E., Sharp, J. (red), "South African keywords. The uses and abuses of political concepts", (Kaapstad, 1988), pp.174-180. Bonzaier, E., Spiegel, A., "Promoting tradition: images of the South African past", in: Bonzaier, E., Sharp, J. (red), "South African keywords. The uses and abuses of political concepts", (Kaapstad, 1988), pp.40-57. Boshoff, C., Crause, L.E.L., Du Plessis, P.J., "'n Empiriese evaluering van die diensgehalte gelewer deur drie geselekteerde plaaslike owerhede aan die Wes-Rand", in: Tydskrifvir Publieke Administrasie (SAIPA) 28/2, (Pretoria, 1993), pp.5-22. Bozzoli, B., "Popular history and the Witwatersrand", in: "Labour, townships and protest. Studies in the social history of the Witwatersrand", (Johannesburg, 1979), pp.1-18. Bozzoli, B., "History, experience and culture", in: "Town and countryside in the Transvaal. Capitalist penetration and popular response", (Johannesburg, 1983), pp.1-47. Brewer, J, "The police in South African politics", in: Johnson, S. (red), "South Africa: no turning back" (Bloomington, 1989), pp.258-282. Cameron, R, "The institutional parameters of local government restructuring in South Africa", in: Heymans, C., TOtemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.49-62. Christianson, D., Friedman, S., "Strong local government in South Africa: exploring the options", Urban Foundation Research Report 2 (Johannesburg, 1993). Christianson, D., "Local government the loser", in: Indicator South Africa 11/4 (Durban, 1994), pp.27-32. Cloete, F., "Greying and free settlement", in: Humphries, R, Shubane, K., Swilling, M. (red), "Apartheid city in transition", (Kaapstad, 1991), pp.91-107. Cloete, F., "Local government restructuring", in: Politikon 21/1, (Durban, 1994), pp.42-65. Cobbett, W., Hunter, R, Swilling, M., "Finance, electricity costs, and the rent boycott", in: Humphries, R, Shubane, K., Swilling, M. (red), 'Apartheid city in transition", (Kaapstad, 1991), pp.174-196. Davenport, T.RH., "Historical background of the apartheid city to 1948", in: Humphries, R, Shubane, K., Swilling, M. (red), 'Apartheid city in transition", (Kaapstad, 1991), pp.1-18. De Haas, M., "Violence and negotiations - 1990-1993. The perspective of an academic", in: Meer, F. (red), "The Codesa file, negotiating a non-racial democracy in South Africa 1989-march 1993", (Durban, 1993), pp.138-179. De Kock, C., "Political violence in South Africa: are we putting out the fire from the top or the bottom?", in: Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation-building in South Africa", (Pretoria, 1994), pp.345-364.

213 De Villiers. B., "'n Handves van menseregte: implikasies vir plaaslike owerhede", in: Tydskrif vir Publieke Administrasie 28/1, (Pretoria, 1993), pp.5-22. Dhlomo, 0., "Salient elements in the transition from apartheid to democratic government", in: Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation-building in South Africa", (Pretoria, 1994), pp.251-256. Dreyer, P.S., "Typering van Afrikanerskap", in: Nel, P.G. (red), "Die kultuurontplooiing van die Afrikaner" (Pretoria, 1979), pp.37-47. Du Preez, P.H., "Psigo-kulturele aspekte van die onluste in swart woongebiede", in: Joernaal vir Eietydse Geskiedenis 12/2, (Bloemfontein, 1987), pp.1-17. Du Toit, P., "Regional Services Councils: control at local government level", in: Heymans, C., Totemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africt.", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.63-76. Engelbrecht, B.J., "Die godsdiens van die Afrikaner", in: Nel, P.G. (red), "Die kultuurontplooiing van die Afrikaner", (Pretoria, 1979), pp.48-63. Etherington, N., "Explaining the death throes", in: "Peace, politics and violence in the new South Africa", (Londen, 1992), pp.102-120. French, C., "Functions and powers of traditional leaders", in: Konrad Adenauer Stillung Occasional Papers, (Johannesburg, 1994), pp.20-28. Friedman, S., Narsoo, M., "A new mood in Moscow: Soviet attitudes to South Africa", South African Institute of Race Relations Report, (Johannesburg, 1989). Fulcuyama, F., "The next South Africa", in: South Africa International 22. (oktober 1991), pp.71-81. Green, P., Wilhelm, P., "Why the centre can hold", in: Leadership, 12/5 (Johannesburg, 1993), pp.10-16. Grundy, K., "The rise of the South African security establisment: an essay on the changing locus of state power", South African Institute for International Affairs, (Johannesburg, 1983). Heuvel, H. Van den, "Verkiezingen voor lokaal bestuur in Zuid-Afrika. Apartheid eindelijk weg uit steden en dorpen", in: tijdschrill voor zuidelijk Afrika 19/4, (Amsterdam, 1995), pp.3-5. Heymans, C., "The political and constitutional context of local government restructuring", in: Heymans, C., Totemeyer, G., "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.34-48. Heymans, C., "Local government in a changing South Africa", in: Rhoodie, N.J. (et al), "South Africa in the nineties", (Pretoria, 1991), pp.259-288. Humphries, R, "Whither Regional Services Councils?", in: Humphries, R, Shubane, K., Swilling, M. (red), 'Apartheid city in transition", (Kaapstad, 1991), pp.78-90. Humphries, R, "The public service in transition", in: Indicator South Africa 11/2 (Durban, 1994), pp.33-36. Koch, E., "'Without visible means of subsistence': slumyard culture in Johannesburg 1918-1940", in: Bozzoli, B. (red), "Town and countryside in the Transvaal. Capitalist penetration and popular response", (Johannesburg, 1983), pp.151-175. Laurence, P., "South African black party politics", in: Africa Insight 14/4, (Pretoria, 1984), pp.269-274. Lodge, T., "The destruction of Sophiatown", in: Bozzoli, B. (red), "Town and countryside in the Transvaal. Capitalist penetration and popular response", (Johannesburg, 1983), pp.337-364. Mabin, A., "The dynamics of urbanization since 1960", in: Humphries, R, Shubane, K., Swilling, M. (red), 'Apartheid city in transition", (Kaapstad, 1991), pp.33-47. Mabin, A., "Comprehensive segregation: the origins of the Group Areas Act and its planning apparatuses", in: Journal of Southern African Studies 18/2, (Oxford, 1992), pp.405-429. Magubane, B.M., "The political economy of the city", in: "The political economy of race and class in Southern Africa", (New York, 1979), pp.119-162. Maritz, C.J., "Kodesa en die tradisionele leiers - 'n oorsig", in: Suid-Afrikaanse Tydskrifvir Etnologie, 17/1 (Pretoria, 1994), pp.1-7. 214 Marks, S., Trapido. S., "The politics of race, class and nationalism in 20th century South Africa", (Londen, 1988), pp. 1-70. Marks. S., Trapido, S., "South Africa since 1976: an historical perspective", in: Johnson, S. (red), "South Africa: no turning back" (Bloomington, 1989), pp.1-51. Marks. S., "The origins of ethnic violence in South Africa". in: "Peace, politics and violence in the new South Africa", (Londen, 1992), pp.121-146. Meer, F., "The myth of black-on-black violence", in: Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation- building in South Africa", (Pretoria, 1994), pp.365-375. Mostert, J.P.C.„ "Tradisie en vernuwing in Afrikanerdenke: wetgewing ten opsigte van anderskleuriges (1948-1980)", in: Joernaal vir Eietydse Geskiedenis 12/1 (Bloemfontein, 1987), pp.49-81. Muller, P.. "Ons toekomsgesprek gaan voort", in: Insig (Johannesburg, oktober 1988), p.10. Parnell, S., "Racial segregation in Johannesburg: the Slums Act, 1934-1939", in: The South African Geographical Society 70/2 (Johannesburg, 1988), pp.112-126. Pienaar, K., "Is die claad by die woord?", in: De Kat 4/196 (Johannesburg, 1990), pp.70-73. Pinnock, D., "Popularise, organise, educate and mobilise: culture and communication in the 1980s", in: Louw, P.E., Tomaselli, K. (red), "The alternative press in South Africa". (Londen, 1991), pp.133-154. Posel, D., "Curbing African urbanization in the 1950s and 1960s", in: Humphries, R, Shubane, K., Swilling, M. (red), 'Apartheid city in transition", (Kaapstad, 1991), pp.19-32. Poto, J., "The viability of black local authorities", in: Heymans, C., T6temeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.95-104. Pottinger, B., "A question of power", in: Leadership South Africa 12/1 (Johannesburg, 1993), pp.12-14. Proctor, A., "Class struggle, segregation and the city: a history of Sophiatown, 1905-1940", in: Bozzoli, B. (red), "Labour, townships and protest. Studies in the social history of the Witwatersrand", (Johannesburg, 1979), pp.49-89. Reddy, P.S., "Local government in transition for a democratic South Africa", in: Politeia 12/1 (Pretoria, 1993), pp.39-50. Rensburg, C.C. Van, "Johannesburg - leier in plaaslike bestuur", in: 'Johannesburg een honderd jaar", jubileumuitgave (Johannesburg, 1986), pp.275-291. Roux, B., "The central administration, provincial and local authority and the judiciary", in: Worrall, D. (red), "South Africa: government and politics", (Pretoria, 1971), pp.116-126. Sadie, Y., "The need for civic education in a post-apartheid South Africa", in: Politeia 13/2 (Pretoria, 1994), pp.5-17. Sapire, H., "Politics and protest in shack settlements of the Pretoria-Witwatersrand-Vereeniging region, South Africa, 1980-1990", in: Journal of Southern African Studies 18/2 (Oxford, 1992), pp.670-697. Saunders, C., "The forgotten factor. How historians contributed to the collapse of apartheid", in: Times Literary Supplement 4748 (Londen, 1994), p.12. Seegers, A., "Extending the security network to the local level", in: Heymans, C., Totemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.119-139. Sharp, J., "Introduction: constructing social reality", in: Bonzaier, E., Sharp, J. (red), "South African keywords. The uses and abuses of political concepts", (Kaapstad, 1988), pp.1-16. Shubane, K., "The future of civics", in: Indicator South Africa 11/2 (Durban, 1994), pp.4042. Sisk, T.D., "Perspectives on South Africa's transition: implications for democratic consolidation", in: Politikon, 21/1 (Kaapstad, 1994), pp.66-75. Skalnik, P., "Tribe as colonial category", in: Bonzaier, E., Sharp, J. (red), "South African keywords. The uses and abuses of political concepts", (Kaapstad, 1988), pp.68-78. Solomon, D., "The financial and fiscal aspect of local government restructuring", in: Heymans, C., Totemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.77-94. 215 Spence, J., "The military in South African politics", in: Johnson, S. (red), 'south Africa: no turning back" (Bloomington, 1989), pp.240-257. Stadler, A.W., "Birds in the cornfields: squatter movements in Johannesburg, 1944-1947", in: Bozzoli, B. (red), "Labour, townships and protest. Studies in the social history of the Witwatersrand", (Johannesburg, 1979), pp.19-48. Thornhill, C., "Regerings- en administratiewe reelings vir 'n stedelike gemeenskap", in: Jaarsveld, F.A. van (red), "Verstedeliking in Suid-Afrika", (Pretoria, 1985), pp.87-96. Thornton, R. "Culture: a contemporary definition", in: Bonzaier, E., Sharp, J. (red), "South African keywords. The uses and abuses of political concepts", (Kaapstad, 1988), pp.17-28. Totemeyer, G., "Local government: where politics and administration meet", in: Heyman, C., Totemeyer, G. (red), "Government by the people? The politics of local government in South Africa", tweede editie (Kaapstad, 1989), pp.1-12. Vail, L., "Introduction: ethnicity in Southern African history", in: Vail, L. (red), "The creation of tribalism in Southern Africa", (Londen, 1989), pp.3-19. Vosloo, W.B., "South Africa: local government in White Areas", in: Jeppe, W.J.O. (et al), "Local government in Southern Africa", (Kaapstad, 1974), pp.13-53. Waldmeir, P., "The shadows on the sun", in: Leadership South Africa 12/2 (Johannesburg, 1993), pp.23-26. West, M., "Confessing categories: population groups, national states and citizenship", in: Bonzaier, E., Sharp, J. -(red), "South African keywo -rds. The uses and abuses o:fpolitical concepts", (Kaapstad, 19M, pp.100-110. Woods, G., "Violence and negotiations - an Inkatha perspective", in: Meer, F. (red), "The Codesa File, negotiating a non-racial democracy in South Africa 1989-march 1993", (Durban, 1993), pp.180-193. Wyk, W.J. Van, "Daarstelling van organisatoriese strukture in munisipale owerhede", in: Politeia 12/1, (Pretoria, 1993), pp.2-8.

216 Ongepubliceerde bronnen -

Barkhuysen, B., "Die kwessie van taal in filosofie", ongepubliceerde RAU-honneursverhandeling, (Johannesburg, 1996). Chiloane. Ti... "The establishment of black settlement areas in and around Pretoria with special reference to Mamelodi, 1900-1970", ongepubliceerde RAU-dissertatie, (Johannesburg, 1990). Galloway, J.A., "Die Kathlehong swart adviesraad, 1950-1970", ongepubliceerde RAU-honneursverhandeling, (Johannesburg, 1991). Ganswyk, L.. "The Pretoria Regional Services Council: a politico geographical perspective, 1984-1989", ongepubliceerde UP-dissertatie. (Pretoria, 1991). Henning, J.J., "Die Naturellen (Stadsgebieden) Wet no.21 van 1923. 'n Ondersoek na die noodsaaklikheid, ontstaan en strekking van die Wet", ongepubliceerde PU-meestersverhandeling, (Potchefstroom, 1957). Mostert, J.P.C.. "Die politieke, maatskaplike en ekonomiese itnplikasies van die swart verstedeliking in Suid-Afilka, 1939-1948", ongepubliceerde dissertatie UOVS, (Bloemfontein, 1984). Schalkwyk, W.H. van, "Die beleid van die Suid-Afrikaanse regering ten opsigte van die stedelike swartes 1945- 1953", ongepubliceerde RAU-dissertatie, (Johannesburg, 1982).

217 Massacommunicatie en journalistiek

- Algemene werken -

Berelson, B., "Content analysis in communications research", (New York, 1952). Beukes, W.D. (red), "Oor grense keen. Op pad na 'n nasionale pers 1948-1990", (Kaapstad, 1992). Budd, R.W., Donohew, L., Thorp, RK., "Content analysis of communications", (New York, 1967). Clarke. J. (red), "Like it was - The Star 100 years in Johannesburg", (Johannesburg, 1987). Cormack, M., "Ideology". (Londen, 1992). De Kock, W., "'n Wyse van spreke. Die ontstaan van die pers in S'uid-Afrika", (Kaapstad, 1983). Dijk, T.A., Van, "Elite discourse and racism", (Newbury Park, 1993). Finnegan, W., "Dateline Soweto", (New York, 1988). Fowler, R. "Language in the news. Discourse and ideology in the press", (Londen, 1991). Hachten, W.A., Giffard, C.A.. "The press and apartheid Repression and propaganda in South Africa", (Madison. 1984). Hartley, J., "Understanding news", (Londen, 1982). Hocking, J.E., Stacks, D.W., "Essentials of communication research", (New York, 1992). Jackson, G.S., "Breaking story. The South African press", (Boulder, 1993). Johnson, S., "Strange days indeed", (Londen, 1994). Joubert, D., Mouton, J., "Knowledge and method in the human sciences", (Johannesburg, 1990). Lelyveld, J., 'Move your shadow: South Africa, black and white", (New York. 1985). Louw, P.E., Tomaselli, K. (red), "The alternative press in South Africa" (Londen, 1991). Louw, P.E. (red), "South African media policy. Debates of the 1990s", (Kaapstad, 1993). Malan. R., "My traitor's heart. Blood and bad dreams: A South African explores the madness in his country, his tribe and hiinself', (Londen, 1990). Mallaby, S., "After apartheid", (New York, 1991). Media Monitoring Project. "Testing the media: local government elections '95", (Johannesburg, 1995). Mkhondo, R, "Reporting South Africa", (Londen, 1993). Oosthuizen, L.M., 'Media policy and ethics", (Kaapstad, 1989). Rosengren, K.E., 'Advances in content analysis", (Los Angeles. 1981). Silber, G., "It takes two to toyi-toyi. A survival guide to The New South Africa", (Johannesburg, 1992). South African Institute for Race Relations, 'Mau-mauing the media: new censorship in the new South Africa", (Johannesburg, 1991). Sparks, A., "The mind of South Africa. The story of the rise and fall ofApartheid", (Londen, 1990). Sparks, A., "Tomorrow is another country. The inside story of South Africa's negotiated revolution", vierde editie (Sandton, 1995). Thompson, J.B., "Ideology and modern' culture. Critical social theory in the era of mass communication", (Oxford, 1990). Tolson, A., 'Mediations. Text and discourse in media studies", (Londen, 1996). Tyson, H. (red), "Conflict and the press. Proceedings of The Star's centennial conference on the role of the Press in a divided society", (Johannesburg, 1987a). Tyson, H., "Editors under fire", (Johannesburg, 1993). Westra, P.E., "Freedom to read. Papers presented at a seminar on the future of publications control and the free flow of information in South Africa on 11 June 1993", (Kaapstad, 1994).

218 Artikelen

Astroff, RJ., Fair, J.E., "Constructing race and violence: US news coverage and the signifying practices of apartheid", in: Journal of Communication 41 (New York. 1991), pp.58-74. Collins, R, "Reforming South African broadcasting", in: Louw, P.E. (red), 'South African media policy. Debates of the 1990s", (Kaapstad, 1993), pp.79-100. Conradie, D.P., Gerryts, E.D., Hall, E., Malan, J.C., "The roll of mass media content in the South African election", in: Latakgomo, J. (et al), "South African election 1987. Context, process and prospect", (Pinetown, 1987), pp.153-166. De Beer, A.S., Du Plessis, T., Scholtz, J.J.J., "Beeld", in: Beukes, W.D. (red), "Oor grense heen. Op pad na 'n nasionale pers 1948-1990", (Kaapstad, 1992), pp.302-326. Degenaar, J., "Taal, kultuur, ideologie", in: Communicatio 18/1, (Pretoria, 1992), pp.2-9. De Villiers, D.C., "Die Beeld", in: Beukes, W.D. (red), "Oor grense heen. Op pad na 'n nasionale pers 1948-1990", (Kaapstad, 1992), pp.220-253. Field, M., "Impacts of ideology on press reports about events in the former Soviet Union", in: Politics & Science 27 (Washington, 1994), pp.55-59. Fourie, P.J., "Paradigms in media research", in: Joubert, D., Mouton, J., "Knowledge and method in the human sciences", (Johannesburg, 1990), pp.273-285. Fourie, P.J., "Media, mites, metafore en die kommunikasie van apartheid", in: Communicatio 17/1 (Pretoria, 1991), pp.2-6. Fourie, P.J., "Media en objektiwiteit: die positivistiese en kritiese denkskole", in: Communicare 12/1, (Johannesburg, 1993), pp.24-35. Fourie, P.J., "Zuid-Afrika", rapport in: Nootens, J., Zuthphen, N. Van (red), "Nederlandstalige en Afrikaanstalige media. Tweede internationale colloquium Nederlands in de wereld", (Brussel, 1994), pp.279-341. Franks, P.E., "Perceptual dynamics in South Africa: a textual analysis of the press coverage during the 1987 election", in: Latakgomo, J. (et al), 'South African election 1987. Context, process and prospect", (Pinetown, 1987), pp.167-186. Hawkins, A., Strodthoff, B., "Media roles in a social movement: a model of ideology diffusion", in: Journal of Communication 35 (New York, 1985), pp.134-153. James, B., "The Frankfurt School: critical theory as the negation of culture", in: Ecquid Novi 8/1 (Johannesburg, 1987), pp.5-24. Johnson, S., "An historical overview of the black press", in: Louw, P.E., Tomaselli, K. (red), "The alternative press in South Africa" (Londen, 1991), pp.15-32. Louw, P.E., "Analysis of cultural phenomena like the 'alternative media"', in: Joubert, D., Mouton, J. (red), "Knowledge and method in the human sciences", (Johannesburg, 1990), pp.286-300. McClurg, J., "The Afrikaans press: from lapdog to watchdog?", in: Ecquid Novi 8/1 (Potchefstroom, 1987), pp.53-61. Nicolay, J., "A content analysis of From South Africa: non-traditional literature in the teaching of minority politics", in: Politics & Science 25 (Washington, 1992), pp.228-230. Oosthuizen, L.M., "Freedom of information", in: Dialogus 2/1 (Pretoria, 1995), p.3. Owen, K., "The English press: of broadsides and broadsheets", in: Ecquid Novi 8/1 (Potchefstroom, 1987), pp.63-72. Pahad, E., "The media are too important to be left to the professionals to plan", in: Louw, P.E. (red), "South African media policy. Debates of the 1990s", (Kaapstad, J 993), pp. 123-127. Pinnock, D., "Popularise, organise, educate and mobilise: culture and communication in the 1980s", in: Louw, P.E., Tomaselli, K. (red), "The alternative press in South Africa" (Londen, 1991), pp.133-154. Scholtz, J.J.C., "'n Nuwe tydvak breek aan", in: Beukes, W.D. (red), "Oor grense heen. Op pad na 'n nasionale pers 1948-1990", (Kaapstad, 1992), pp.3-23. Scholtz, J.J.C., "Deurbraak na die Noorde", in: Beukes, W.D. (red), "Oor grense heen. Op pad na 'n nasionale pers 1948-1990", (Kaapstad, 1992), pp.277-289.

219 Snyman, J., "Die Neo-Marxisme - van die FranIchu-tse Skool, se meta-teorie van die joernalisitiek", in: Ecquid Novi 8/1 (Potchefstroom, 1987), pp.25-33. Sonderling, S.. "Clear and present danger: old reactionaries and the police are tinkering with censorship", in: Dialogus 2/1 (Pretoria, 1995), pp.16-17. Sullivan. P., "Monopoly schmonopoly! South Africa's press is not a monopoly", in: Louw. P.E. (red), "South African media policy. Debates of the 1990s", (Kaapstad. 1993), pp.181-186. Sullivan, P., "As The Comet, The Star starred", in: The Star, (Johannesburg, 29-01-1996), p.7. Tomaselli, K., "The progressive press: extending the struggle 1980-1986", in: Louw, P.E., Tomaselli, K. (red), "The alternative press in South Africa" (Londen, 1991), pp.155-174. Tyson. H.. "Press, censorship and communication in South Africa". in: Ecquid Novi 8/2 (Potchefstroom, 1987b), pp.140-151. Tyson, H., "Truth, tolerance, fairness and freedom are the values we should be striving for", in: Louw, P.E. (red), 'South African media policy. Debates of the 1990s", (Kaapstad, 1993), pp.110-122.

220 Interviews

- Geschiedenis en historiografie

-Du Plessis, Anton. medewerker Institute for Strategic Studies van de Unversiteit van Pretoria (ISSUP) en docent internationale betrekkingen aldaar, 25 maart 1995, te Pretoria. -Grobler, Jackie. docent contemporaine geschiedenis aan de Universiteit van Pretoria UP, onder meer auteur van geschiedenis van zwart verzet, 4 april 1995. te Pretoria. -Letoaba, John, hoofd van het ANC in de wijk Diepkloof van Soweto, lid organisatiecomite van de inauguratie van Nelson Mandela tot staatspresident, 12 mei 1995, te Soweto. -Meyer, RoeIf. voormalig NP-minister van de Regering voor Nationale eenheid. Was onder meer verantwoordelijk voor de lokale verkiezingen van november 1995 (en mei 1996), 24 april 1995. te Johannesburg. -Mlangeni, Andrew, op moment van schrijven ANC-parlementslid, een van de '6 van Rivonia' samen met Nelson Mandela gevangene op Robben-eiland, 20 juni 1995. te Kaapstad. -Ngutshane, Enos, adjunct directeur-generaal van het departement voor lokaal bestuur van de provincie Gauteng, belast met coOrdinatie van de lokale verkiezingen van november 1995. vroeger lid van de Metropolitan Chamber, 20 mei 1995, te Johannesurg. -.Nicol, Willem, woordvoerder van de Nederlands-Gereformeerde Kerk, 23 maart 1995, te Pretoria. -Saunders, Christopher, als geschiedenisdocent verbonden aan de Universiteit van Kaapstad en onder meer auteur van een overzichtswerk betreffende Zuid-Afrikaanse historiografie, 8 mei 1995, te Johannesburg (via het E-Mail systeem van Internet). -Seedat, Rashid, voormalig medewerker van de organisatie Plan Act, civicleider en ten tijde van het gesprek nog een van de zes stadsklerken van de grotere Johannesbugrse metropolitaanse overgangsraad, 25 april 1995, te Johannesburg. -Shubane, Kehla, voormalig civicleider, mede-voorzitter van de Local Elections Task Group verantwoordelijk voor de coordinatie van de verkiezingen van 1 november 1995, 2 juni 1995, te Johannesburg. -Thornhill, Chris, voorzitter van de Thornhill-commissie die tussen 1986-1989 in opdracht van de regering de mogelijkheden onderzocht voor een nieuw lokaal bestuurssysteem, was mede betrokken bij de introductie van het streekdienstenraden-s-telsel, 4 april 1995, te Pretoria. -Waal, Cees van de, als docent Ontwikkelingsstudies verbonden aan de Randse Afrikaanse Universiteit, verschillende data in mei 1995 en april 1996, te Johannesburg. -Wiechers, Marinus, rector van de University of South Africa (UNISA), als co-auteur verbonden aan het schrijven van de interim-grondwet van Zuid-Afrika (aangenomen in 1994) en lid Buthulezi-commissie die in de jaren tachtig onderzoek deed naar een nieuwe constitutionele dispensatie voor Zuid-Afrika, 21 mei 1995, te Pretoria. -Worden, Nigel, als geschiedenisdocent verbonden aan de Universiteit van Kaapstad en auteur van een in deze thesis veelvuldig gebruikt geschiedkundig overzichtswerk betreffende Zuid-Afrikaanse geschiedenis en historiografie, 25 mei 1995, te Johannesburg (via het E-Mail systeem van Internet). -Zybrands, Werner, direkteur van het Sentrum vir Metropolitaanse en Plaaslike Regeerkunde, 9 en 16 mei 1995, te Johannesburg.

221 Massacommunicatic en journalistiek

-De Beer, Arnold, hoofd van het departement Journalistiek van de Potchefstroomse Universiteit, 12 april 1996, te Johannesburg (via het E-Mail systeem van Internet). -De Klerk, Willem, voormalig hoofdredacteur van zondagsblad Rapport en docent Journalistiek aan de Randse Afrikaanse Universiteit. 20 november 1995, te Johannesburg. -Klaassen, Georg, hoofd van het departement Journalistiek van de Universiteit van Stellenbosch, 12 juni 1995, te Stellenbosch. -Kuhn, Willie, hoofdredacteur van het Afrikaanstalige dagblad Beeld, 12 november 1995, te Johannesburg. -Luirink, Bart, Nederlands correspondent in Zuid-Afrika van verschillende dagbladen en tijdschriften, als mede de Nederlandse Programma Stichting (NPS-radio), verschillende data in mei 1995, november 1995 en april 1996. -Naude, Charles, assistent-redakteur van Beeld, verschillende data in november 1995 en februari 1996, te Johannesburg. -Schaik, John van, Nederlands correspondent in Zuid-Afrika voor met name Nederlandse, Duitse en Engelse financieel-economische dagbladen en tijdschriften, 7 mei 1995, te Johannesburg. -Smith, Lard, voormalig reporter van The Citizen en op het moment van schrijven journalist bij The Star, 29 mei en 1 juni 1995, te Johannesburg. -Szboros, IvIarika, redalctrice van The Star-bijlage "Trend". 23 februari 1996, te Johannesburg (via het E-Mail systeem van Internet).

222 Literaire bronnen

Boman, G., "Mijn ervaringen als spreker", in: "Omnibus: humor en ernst uit het werk van Godfried Bomans", (Amsterdam. 1963), pp.192-208. Matshoba, M.. "Call me not a man", in: Mzamane. M.V. (red), "Hungry flames and other black South African short stories", (Harlow, 1986), pp.113-121. Motsisi. C., "Mita". in: Mzamane, M.V. (red), "Hungry flames and other black South African short stories", (Harlow, 1986), pp.54-59. Mzamane, M.V., "Introduction", in: "Hungry flames and other black South African short stories", (Harlow, 1986),

Mzamane. M.V.. "The day of the riots", in: "flungry flames and other black South African short stories". (Harlow, 1986), pp.133-153. South African History Archive, "Images of defiance. South African resistance posters of the 80s", (Johannesburg, 1991). Themba, C.. "The urchin", in: Mzamane, M.V. (red), "Hungry flames and other black South African short stories", (Harlow. 1986), pp.45-53.

223 Periodieken

Bij de lijst periodieken geldt, dat voor specifieke vermeldingen naar de rubriek Artikelen' van deze bibliografie verwezen wordt. De meeste Zuid-Afrikaanse kranten zijn gebruikt voor onderzoek op het gebied van lokaal bestuur en de verlciezingen van 1988 en 1995. Internationale media zijn met name gelezen op achtergronden bij de transformatie, andere media als nuttige opheldering bij de Zuid-Afrikaanse cultuur, geschiedenis en sociaal-economische ontwikkelingen. Hierbij wil zeker niet de suggestie gewekt worden dat alle nummers trouw gelezen werden. De regelmaat was echter van dien aard, dat verwijzing gerechtvaardigd was.

-Africa Research Bulletin. -Amandla. -Beeld. -Business Day. -Citizen, The. -Communicatio. -Eastern Province Herald. -Eindhovens/Brabants Dagblad (Nederland). -Ensovoorts. -Equid Novi. -Facts and Reports (knipselkrant Koi." _ Luic -! lrika to Amsterdam, Nederland). -Financial Mail. -Focus On Negotiations (Zuid-Afrikaanse knipselkrant). -Geo (Duitsland). -Guardian The (Engeland). -Historia. -Independent, The (Engeland), -Indicator South Africa. -Insig. -Joernaal vir Eietydse Geskiedenis. -Journal Of Southern African Studies. -Kat, De. -Leadership South Africa. -Mayibuye. -Negotiation News. -New Nation. -Observer, The (Engeland). -Parool, Het (Nederland). -Patriot, Die. -Politeia. -Politikon. -Pretoria News, The. -South Africa Report (Verenigde Staten). -Southern Africa Report. -Southscan. -Star, The -Volkskrant, De (Nederland). -(Weekly) Mail and Guardian. 224 BIJLAGE

In hoofdstuk V worden een aantal achtergrondartikelen en redactionele commentaren op moeilijkheidsgraad en leesbaarheid getoetst middels een tweetal formules; de zogenaamde RE-formule voor de Engelstalige teksten en de LV-formule voor het Afrikaanstalige materiaal. Om deze formules snel te kunnen toepassen en daarnaast middels willekeurige selectie op `waarheid' en betrouwbaarheid te kunnen toetsen, is het hiernavolgende computerprogramma (in de eenvoudige BASIC-taal) geschreven en gebruikt. Uit de test bleek, dat de LV-formule aan betrouwbaarheid ernstig te wensen over laat, daar teksten met een moeilijkheidsgraad van hoger dan Standaard-10 (vergelijkbaar met het Nederlandse HAVO-niveau) volgens deze formule in feite onmogelijk zijn. Een tekst zou moeten bestaan uit ongeveer 100 woorden, verdeeld over 5 zinnen met een aantal lettergrepen van 400 of meer - hetgeen nagenoeg onmogelijk is gezien de noodzakelijkheid van bijvoorbeeld het gebruik van lidwoorden (de, het, een) in een tekst. Hierna volgt - ter toetsing en gebruik voor onderzoek - de listing van het programma. Er is gekozen voor de ietwat verouderde programmataal BASIC, daar deze taal op elke computer aanwezig is (voor de geinteresseerde lezer: start in de directory C:\DOS van de harde schijf in de computer de file GWBASIC.EXE of QBASIC.EXE). Dit was een van de eerste computertalen - hetgeen nog een interessante dimensie aan de in hoofdstuk II gevoerde taaldiscussie toevoegt - en is gebaseerd op de alledaagse Engelse spreektaal, hetgeen het programmeren en het begrip van computerprogrammatuur eenvoudig doet lijken. Het programma zo simpel mogelijk gehouden. De schrijver dezes is geen computer-expert, maar de hierna weergegeven methode maakt het berekenen van de resultaten van kwantitatief leesbaarheidsonderzoek toegankelijk en eenvoudig voor de niet in statistiek geoefende lezer annex academicus (zoals de schrijver dezes er een is). De listing van het BASIC-programma is als volgt: 225 10 CLS 20 INPUT "Tik [1] voor Engels (RE-formule), [2] voor Afrikaans (LV-formule)"; Q 30 IF Q=1 THEN 40 ELSE 320 40 CLS: PRINT 50 INPUT "Uit hoeveel woorden bestaat de geslecteerde tekst"; A: PRINT 60 INPUT "Hoeveel zinnen zijn de; B: PRINT 70 INPUT "Hoeveel lettergrepen zijn gevonden (per 100 woorden)"; C: PRINT 80 W=C: S=A/B 90 PRINT "De leesbaarheidsformule van Rudolph Flesh gaat als volgt:" 100 PRINT "RE = 206.84 - 0.85 ("W") - 1.02 ("S")": PRINT 110 X=206.84: Y=.85*W: Z=1.02*S: RE=X-Y-Z 120 PRINT "De uitkomst uit de gegeven getallen:": PRINT "RE ="RE: PRINT: PRINT 130 INPUT "Tik [1] voor herhaling van deze berekening, tik [2] voor het Afrikaans"; R 140 IF R=1 THEN 40 ELSE 150 150 IF R=2 THEN 160 ELSE 180 160 INPUT "Tik [3] voor einde programma"; S 170 IF S..3 THEN 10 ELSE 320 180 CLS 190 INPUT "Uit hoeveel woorden bestaat de geselecteerde tekst"; D: PRINT 200 INPUT "Hoeveel zinnen zijn dit"; E: PRINT 210 INPUT "Hoeveel lettergrepen zijn in deze"E"zinnen gevonden"; F: PRINT 220 INPUT "Wat was het aantal concrete zelfstandige naamwoorden (per 100 woorden)"; K: PRINT 230 INPUT "Hoeveel infinitieve constructies zijn gesignaleeerd"; I: PRINT 240 SLG=F/E: L=.735*SLG*K: M=1.167*I*K: N=.3387*SLG: 0=2.4746*K 250 PRINT "De leesbaarheidsformule van Rien van Rooyen gaat als volgt:" 260 PRINT "LV = 67.3232 + 0.735 ("SLG") ("K") + 1.167 ("I") ("K") - 0.3387 ("SLG") - 2.4746 ("K")": PRINT 270 LV=67.3232+L+M-N-O 280 PRINT "De uitkomst uit de berekening van de gegeven getallen": PRINT "LV ="LV: PRINT: PRINT 290 INPUT "Tik [1] voor herhaling van deze berekening, tik [2] voor het Engels"; T 300 IF T=1 THEN 180 ELSE 310 310 IF T=2 THEN 40 ELSE 160 320 END

226 DANKWOORD

Aan het einde van deze scriptie gekomen, is het voor ondergetekende passend om een aantal mensen en organisaties te bedanken voor hun medewerking, ondersteuning, adviezen, tijd en ruimte. Zonder deze mensen zou het onderzoek (of essentiele delen daarvan) met tot stand zijn gekomen, hetgeen meer dan een normale handdruk rechtvaardigt.

In Nederland gaat vooral mijn hartelijke dank uit naar Jeroen Knipscheer, use Janssen en Marianne Hafinans voor het altijd hartelijke en onvoorwaardelijke contact wat zij via het onvolprezen electronische postsysteem van het Internet met de Randse Afrikaanse Universiteit (RAU) en de Universiteit van Pretoria (UP) onderhielden gedurende de tijd, die ik daar te gast was. Het gevoel van "veraf, en toch zo nabij" kan niet beter uitgedrukt worden. Hetzelfde geldt voor het regelmatige E-Mail contact met voormalige mede-studenten en vrienden van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Van de VU wil ik verder het hoofd van de afdeling Geschiedenis Henk Reitsma en docent Gerrit Schutte bedanken voor de waardevolle adviezen en steun. Met name professor Schutte - mede in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Nederlandse Zuid-Afrika Vereniging - heb ik volledig te danken voor het organiseren van de eerste contacten met universiteiten in Zuid-Afiika. Verder wil ik het personeel van de bibliotheek van het Komite Zuidelijk Afrika te Amsterdam bedanken voor hun tijd en moeite.

Tot slot wil ik graag een aantal onmisbare vrienden in Nederland, Duitsland en Australia bedanken voor de inner boeiende, hartelijke en ondersteunende briefwisseling. Naast Jennemiek van Dongen in Tilburg, John Edwards in Den Bosch, Elles Mulder en Tosca Hoogduin in Amsterdam, Carla Beeks in Valkenswaard, Wolfram Johnen en Irene Schwadorf in Berlijn en Alby en Alyosha in Sydney wil ik speciaal bedanken voor hun tijdloze vriendschap en gedeeld verleden Roy Stevens in Breda en Margot Reker te Den Haag. Zonder hen zou ik nu nog steeds hopeloos zoekende zijn geweest.

In Zuid-Afrika ben ik allereerst dank verschuldigd aan een groot aantal academici en journalisten die zo vriendelijk waren naar me te luisteren en mijn naieve en wellicht vervelende vragen te beantwoorden. Met name wil ik noemen Cobus Ferreira van de afdeling Kultuurgeskiedenis van UP en Louis Grundlingh en Henning van Aswegen van de afdeling Geskiedenis van RAU. Met plezier en dankbaarheid herinner ik de vele gesprekken met hen.

Verder wil ik met respect ook bedanken de historici Johann Bergh en Jackie Grobler van UP en Geoff Allen van RAU, naast Rene Marais van het departement Afrikaans van UP en Lizelle Botha en Sonja Verwey van het departement Kommunikasiekunde van RAU. Voor alle adviezen en hartelijke ontvangst gaat ook een dankwoord uit naar Pieter Fourie van het Department of Communication van

227 de University of South Africa (UNISA), Nigel Worden en Christopher Saunders van het Department of History van de University of Cape Town (UCT), Anton du Plessis van het Institute for Strategic Studies van UP (ISSUP), Georg Klaassen van het nepartement Joernalistiek van de Universiteit van Stellenbosch, Guy Berger van het Department of Journalism van de Rhodes University te Grahamstown en Johan Lodewyk Marais van de Human Sciences Research Council (HSRC) te Pretoria.

Naast deze personen gaat vooral mijn dank uit naar een aantal mensen, met wie ik in de korte tijd dat ik in Johannesburg (en Pretoria) verbleef toch een speciale band mocht opbouwen. Met name wil ik Maryna Engelbrecht, Mario Paymans, Belinda Barkhuysen en Carine Mulder bedanken voor de warmte, woonruimte, hulp en steun die zij mij ook in de meest moeilijke tijden gaven. Vrienden zoals, Elke Huismans, Clifford Swindell, Lila Wiechers, Chris Bolsmann, Mariette Marinus, Deon Pfafferott en Anton Kotze zal ik niet licht vergeten. Ook de Nederlandse journalisten annex correspondenten in Zuid-Afrika Bart Luirink en Peter van Akker wil ik bedanken voor de hulp en adviezen aan een collega-journalist 'in den vreemde'.

Op journalistiek terrein waren de contacten met Willem de Klerk (Rapport), Adam Levin (Style), Ian Grant (Intelligence), Willie Kuhn en Charles Naude (Beeld) en Lara Smith (The Citizen/The Star) verhelderend en waardevol. Vooral wil ik de redactie van het dagblad Beeld bedanken voor de door hen geboden mogelijkheid, om in mijn eigen Nederlandse taal columns te kunnen schrijven en publiceren in een `anderstalig' land. Daarnaast een dankwoord aan het adres van een aantal andere Zuid-Afrikaanse uitgaves, die in mijn werk aanleiding zagen om een of meer artikelen te plaatsen, te weten Mayibuye, Die Perdeby, Die Heraut, Cue en Ensovoort.

Tot slot wil ik allen, zoals vermeld in de bibliografie onder de noemer 'Interviews' bedanken voor de door hen gegunde tijd, expertise en moeite.

Aan al deze mensen gaat nogmaals een warm "bale dankie", "thank you very much", "vielen Dank" en simpelweg "dankjewel" uit. De meesten van hen weten inmiddels, dat ik sterk overweeg om in de toekomst mijn verblijf in Zuid-Afrika voor onbepaalde tijd te verlengen en zinvol te maken middels een vervolgonderzoek op deze thesis. Ik hoop van harte hen dan weer terug te zien of in dat land te mogen begroeten.

Tot slot wil ik nogmaals terugverwijzen naar de opdracht van deze scriptie en mijn ouders bedanken voor alles, wat ze voor mij gedaan hebben. Op 7 september 1996 zetten zij voor het eerst van hun leven voet op Zuid-Afrikaanse bodem. Ik kan alleen maar hopen dat mijn aanwezigheid en deze scriptie bij zullen dragen aan hun genieten, begrijpen en waarderen van het heden, verleden en toekomst in Zuid-Afrika.

Mark Deuze Johannesburg, 19 juni 1996.

228 THERE WAS SONIEnt■IG ELSE a YES! TRY MD DO SoNIE- 11-11N6 ABOUT GRIME AND VIOLENCE SON

229