Lokaal bestuur, verkiezingen en dagbladverslaggeving in Gauteng, Zuid-Afrika (1982-1995)
dem- Martinus Johannes Petrus Deuze
voorgele ter vervulling van die vereistes vir die graad M.Phil. in die Lettere en Wysbegeerte m Geskiedenis en Kommunikasieleer
in die Fakulteit Lettere en Wysbegeerte aan die Randse Afrikaanse Universiteit
Studieleier: Professor H.J. Van Aswegen Medestudieleier: Professor S. Verwey
Johannesburg, Republiek van Suid - Afrika Ernie 1996 .. .... . .. oui106..;:4400 en J a 11::1)eiite: voo rtdurende ...... iiiog4ijk:411;0: pewees
Inhoud
Titelblad 3 Opdracht 4
Inhoudsopgave 6 Overzicht illustraties 7
Hoofdstuk I:
Inleiding, veran tw oordirecht vaardi g 8
Hoofdstuk Historiografie, methodologie en probleemstelling 17
Hoofdstuk Geschiedenis en achtergronden bij lokaal bestuur en verkiezingen 34
Hoofdstuk IV: Geschiedenis en achtergronden bij de gedrukte media in Zuid-Afrika 112
Hoofdstuk V: Inhoudsanalyse van verslaggeving rondom de lokale verkiezingen van 1988 en 1995 in Beeld, The Star en Sowetan 139
Samenvatting en conclusies 205
Bibfiografie 210 - Geschiedenis en historiografie 211 - Massacommunicatie en journafistiek 218 - Interviews 221 - Literaire bronnen 223 - Periodieken 224
Bijlage 225
Dankwoord 227
6
Overzicht illustraties
I Cartoon (Derek Bauer), 3 augustus 1990. Nelson Mandela en F.W. De Klerk onlosmakelijk gebonden aan elkaar op een vlot in de oceaan. p.5 II Cartoon (Paul Grogan), 11 januari 1991. Generaals tijdens de Golf-oorlog horen nieuws van de uiterst kleine `Boerestaat Party' uit Zuid-Afrika. p.13 III Cartoon (Dugmore & Rico), The Star, 17 maart 1995. Elf officiele landstalen tegelijkertijd op de televisie - in den programma. p.18 IV Landskaart uit 1994 in SAIRR, "Fast facts", juli 1994, met de `oude' namen voor de provincies Gauteng (PWV), Mpumalanga (Eastern Transvaal), de Vrijstaat (Orange Free State) en de Noordelijke Provincie (Northern Transvaal) p.38 V Cartoon (Andy), 1994 (bron onbekend). Na de omwenteling komt het gevecht tussen zogenaamde `blanke' en `zwarte' geschiedschrijving in Zuid-Afrika p.65 VI Kaart met Administratieraden in Zuid-Afrika (1972-1977), uit: Bekkers, S., Humphries, R., "From control to confusion. The changing role of the Administration Boards in South Africa, 1971-1984", p.30. p.78 VII Anti-verkiezingsposter van het UDF (1983), uit: South African Historical Archive, "Images of defiance. South African resistance posters of the 80s", p.35. Gericht tegen de gemeenschapsraden in de townships. p.82 VIII Kaart met de afgebakende SDR-gebieden in Zuid-Afrika (1985), uit: Insig, oktober 1985, p.13. • p.87 IX Dagbladadvertentie van de regeringscampagne Masakhane waarin president Nelson Mandela town-hi•1-,Lwoners bedankt voor het betalen van achterstallige rekeningen, uit: The Star, 11 april 1995. p.93 X Cartoon (Paul Grogan), 1991 (bron onbekend). Bekritiseerd wordt de onwilligheid van de veiligheidstroepen om in to grijpen bij het geweld in de townships. p.104 XI Cartoon (Dugmore & Rico), The Star, 8 mei 1995. De kiezersregistratie verloopt traag. p.105 XII Kaart van de provincie Gauteng (1995), bron: Provinciale overheid, departement voor lokaal bestuur. p.106 XIII Cartoon The Star, 21 juli 1988. Een `boerenfamilie' verzucht dat de kandidaten voor de verkiezingen zo ontzettend saai zijn. p.158 XIV Cartoon The Star, 22 september 1988. Gesuggereerd wordt dat de oppositie, zijnde de PFP, door de NP-regering 'bang' werd gemaakt met de dreiging van het zogenaamde "swart gevaar" - waarmee de NP de verkiezingen van 1948 won. p.161 XV Cartoon The Star, 5 oktober 1988. De eekhoorns zijn afkomstig uit de reclame- campagne van de regering voor de lokale verkiezingen. De krant bekritiseert het regeringsverbod op anti-verkiezingspublicaties. p.166 XVI Cartoon The Star, 1 december 1988. De krant maakt de plannen voor de herinvoering van allerlei apartheidswetten door de KP (onder leiding van Andries Treurnicht, linksonder in de tekening) belachelijk. p.182 XVII Cartoon The Star, 11 april 1995. 'GNU' staat voor "Government of National Unity", waar minister van Binnenlandse Zaken M.Buthulezi regelmatig voor opschudding, twist en tweespalt zorgde. p.187 XVIII Cartoon in de Sowetan, 10 oktober 1995. De kiezers (in de townships) werden met of nauwelijks voorgelicht en wisten niet vie de kandidaten waren. p.196 XIX Cartoon The Star, 31 december 1995. Het jaar 1996 ontmoet het jaar 1995 en herinnert (voor de zoveelste keer) aan de raicdasd in het land. p.229
7 Hoofdstuk I
INLEIDING, VERANTWOORDING EN RECHTVAARDIGING
De Nederlander, die in deze stormachtige jaren negentig enigzins regelmatig zijn of haar dagblad een blik waardig gunt, kan niet om het feit heen dat het wereldnieuws bepaald wordt door een beperkt aantal factoren. Het gaat hier om langlopende conflictsituaties - oorlogen, misdaad, onverdraagzaamheid - of om min of meer geisoleerde gebeurtenissen waaraan een geweldselement verbonden is. Te denken valt hierbij aan terroristische aanslagen of bijvoorbeeld natuurrampen. De neiging van de journalistiek is om een conflictsituatie slechts 'mee te nemen', als er gedurende langere tijd duidelijke nieuwswaarde aan vast zit, hetgeen wil zeggen: als er daadwerkelijk voortdurend iets gebeurt. Het is om deze reden dat de laatste jaren een groot deel van het nieuws in beslag werd genomen door de ontwikkelingen in Zuid-Afrika. Zeker in de Nederlandse media was de aandacht voor de opzienbarende ontwikkelingen in dit land soms buiten proportie, wat wellicht te verklaren is vanuit het feit dat sommigen zich bewust waren van een zekere - edoch niet noodzakelijk werkelijke - culturele en historische band met de Afrikaanstalige bevolking.
Nu is de schrijver dezes journalist en als zodanig bewust van de nieuwsontwikkelingen in Zuid-Afrika, zoals weergegeven in Nederlandse kranten: radio- en televisieprogramma's. Wat daarbij in het oog springt is de overmate aan simplificering van de opmerkelijk complexe situatie in dit land. De democratische overgang is, redenerend volgens de lijnen uitgezet door het Europese journaille een strijd tussen blank en zwart, waarbij er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de traditionele "good guys" (alles wat zich ANC noemt) en "bad guys" (in feite alles wat een blanke huidskleur heeft).'
Ter volledigheid een aantal voorbeelden hiervan uit prominente Nederlandse dagbladen, zoals het Amsterdamse Her Parool, welke op 4 februari 1995 vol verrassing berichtte dat er in Zuid-Afrika een rijke 'zwarte' middenldasse 8 Dat uiteindelijk geen van beide partijen de strijd gewonnen heeft, is dus onmogelijk te verklaren vanuit de beperkte rapportage in de media. Toch is het duidelijk dat Zuid-Afrika in veel opzichten een typisch jaren negentig-land is, waarin de tegenstellingen en tegelijkertijd kruisbestuivingen tussen verschillende culturen, volken, huidskleuren, religies, talen en ideologieen aan de ene kant overal waarneembaar zijn, maar aan de andere kant dieper snijden dan de voor de hand liggende apartheidslijnen. Het land lijkt een internationaal proefkonijn te worden voor de haalbaarheid van de zogenaamde en in de Westerse filosofie veelbesproken 'multi-etnische' of liever: 'multi-culturele' samenleving - wat dat dan ook moge betekenen. 2
Nu is de voornaamste queeste van de nieuwe (en oude) machthebbers in Zuid-Afrika om een vorm van bestuur te vinden, waarbij iedereen tevreden is en er toch sprake kan zijn van effectief en stabiel regeren. Op dit moment is de interim-oplossing er een van een kunstmatige Nationale Eenheid op alle
aan het ontstaan was, "op manieren die nog maar een paar jaar geleden onvoorstelbaar waren."Dat er al van een dergelijke 'zwarte' elite sprake was aan het begin van deze eeuw - zie bijvoorbeeld de oprichting van het ANC in 1912 - werd voor het gemak vergeten. Dezelfde krant citeerde bij haar achtergrondverhalen in 1995 louter 'activisten' van de 'bevrijdingsbweging', het ANC, strijdend tegen de "veiligheidsdiensten van de apartheid" (citaat uit Het Parool, 12 maart 1995). Verder werd het land in krantekoppen beschreven als: "Zuid-Afrika, de nieuwe motor zwart continent" (Het Parool, 14 april 1995). Deze en andere Nederlandse bladen - zelfs kleinere regionale kranten als het zuidelijk Nederlandse Eindhovens Dagblad (ED) - berichtten dat jaar veelvuldig over Zuid-Afrika als het "land met meeste geweld" (aanhef van het ED, 25 maart 1995). Andere regionale dagbladen besteedden aandacht aan het recente verleden van het land in opinierende termen als: "De beerput van martelingen, ontvoeringen, verdwijningen en deportaties moet open. Stank loutert" (uit: De Gelderlander, 10 maart 1995). Een nationaal en gerespecteerd dagblad als De Volkslcrant citeerde veelvuldig de meest gruwelijke verhalen van 'zwarte' apartheidslachtoffers (voorbeelden van het gebruik van zwarte bendeleiders door de NP op 26 april 1994, van door de 'blanket politie met AIDS besmette 'zwarten' op 3 december 1994 en verkrachte 'zwarten' op 27 mei 1995). Typisch is ook het gegeven, dat een verhaal over de criminaliteit onder de 'zwarte' jeugd geopend werd met de rechtvaardiging, dat deze misdaad het gevolg was van "zwarte jongens, die kind waren onder apartheid en die tiener en volwassen werden terwijl de townships zuchtten onder oproer, Inkatha-impi's en halsbandmoorden. Tot nu toe richten ze zich niet tegen degenen die er het bangst voor waren: de blanken" (Volkslcrant, 4 februari 1995). Dat deze tendentieuze berichtgeving niet alleen voor Nederlandse media geldt, moge aanvaardbaar zijn. Een voorbeeld uit buurland Duitsland van 25 april 1995 - in een retrospectief artikel op den jaar na de verkiezingen van 1994 in Die Tageszeitung - illustreert dit, daar men sprak van een "Kultur des Umbruchs" van de blanke politici jegens het ANC en men het bericht versierde met een foto van een blanke bedelaar, die geld toegeworpen kreeg van een jonge zwarte zakenman. 2 Voorbeelden van werken, die zich uitsluitend met de hier aangehaalde problematiek bezig houden, zijn Finkielkraut, A., "De ondergang van het denken" (Nederlandse vertaling) en Lemaire, T., "Twiffel aan Europa". Ook een internationaal bekendere (en daardoor veel meer aangevallen) titel als Fukuyama, F., "The end of history and the last man" is in deze relevant, gezien ook de moderne herwaardering van Hegels' en Nietzsche's opvattingen daarin. 9 vlakken van bestuur; centraal, provinciaal en ook lokaal. Het laatste bestuursvlak staat het dichtst bij de 'man op de straat' en is voor vele Zuid-Afrikaanse burgers een eerste directe ervaring met de door de grotere politieke partijen in het land zo gepropageerde 'non-raciale' politiek, democratie en overheid.
Aangezien de schrijver dezes van medio januari 1995 tot en met mei 1996 in Zuid-Afrika verbleef en op zoek was naar een relevant thema uit het dagelijkse nieuws om te bestuderen als onderdeel van een langlopend historisch proces, lag dit onderwerp - lokaal bestuur - gezien de landwijde verkiezingen van 1 november 1995 voor de hand. Om enigzins een band met de Zuid-Afrikaanse samenleving te bewerkstelligen zonder om in academische retoriek of "uitlander"-betweterigheid te vervallen, werd daarnaast gekozen voor een blik op de journalistiek in het land; de vraag was, of de berichtgeving van de voornaamste dagbladen voor de gemiddelde lezer ofwel kiezer als helder, informatief en gebalanceerd bestempeld kon worden. Deze invalshoek viel niet zomaar uit de lucht: de auteur is afgestudeerd journalist en op "vryskut"-basis gedurende enige jaren werkzaam in Nederland en sinds kort ook in Zuid-Afrika - hetgeen een sterke persoonlijke betrokkenheid bij het onderzoek en de uiteindelijke tekst van deze scriptie in de hand werkte. Juist deze persoonlijke invalshoek heeft gezorgd voor een bewust weglaten van uitsluitend theoretische redeneringen en verklaringen voor de problemen, die in de scriptie aan bod komen. Deze keuze is mede te verantwoorden door te wijzen op het 'praktische' karakter van het empirische gedeelte van de scriptie - de journalistieke behandeling van de lokaal-poltieke geschiedenis rond de meest recente plaatselijke verkiezingen in Zuid-Afrika. Ook de in hoofdstuk II uitgebreide verantwoording van het afdanken van al te academisch en elitistisch taalgebruik is debet aan deze keuze.
In de titel van de scriptie is tot slot de periodisering 1982-1995 te lezen, hetgeen gezien de journalistieke inhoudsanalyse van de jaren 1988 en 1995 enige bevreemding zou kunnen wekken. Voor deze periode is echter bewust gekozen in het licht van de met name vanaf 1982 zich explosief ontwikkelende sociaal-economische, politieke en vooral grondwettelijke situatie in Zuid-Afrika - een ontwikkeling die door de journalistiek prominent gebracht moest worden en vooral op lokaal (bestuurs-) gebied diep ingrijpende gevolgen had. Ter volledigheid dient hierbij opgemerkt te worden,
10 dat ook in 1983 lokale verkiezingen plaatsvonden. Gezien de massaal (georganiseerde) opstanden in de townships vanaf 1984 zijn deze verkiezingen echter niet meegenomen in de inhoudsanalyse (zoals weergegeven in hoofdstuk V).
Het doel van deze studie is te komen tot een inventarisatie van de problemen -zowel op praktisch als theoretisch vlak- aan welke de nieuw gekozen plaatselijke overheden het hoofd moeten bieden, zoals deze zijn overgeleverd vanuit het verleden. Daarnaast wordt middels het empirische gedeelte bekeken, hoe de dagbladen in de provincie Gauteng - vaak het 'hart' van Zuid-Afrika genoemd - met deze problematiek en geschiedenis omgingen om de lezer annex kiezer adequaat te informeren. 3 Gekozen is voor een media-onderzoek over enkele maanden rond de twee laatste verkiezingen voor plaatselijke overheden: oktober 1988 en november 1995.
Daarnaast wordt gekeken naar enkele van de vele begripsverwarringen binnen de Zuid-Afrikaanse politieke en media-context, zoals deze bijvoorbeeld onder meer bestaan rond zaken als 'democratie', 'macht', 'detribalisatie' en 'non-racialisme; allen termen die er in het discours omtrent regeren en geregeerd worden, nieuws produceren en nieuws ontvangen voortdurend met de haren bijgesleept worden maar voor de verschillende deelnemers aan het debat soms geheel uiteenlopende betekenissen hebben.
De scriptie hoopt met deze onderwerpskeuze een bijdrage te leveren aan het voortdurende debat in Zuid-Afrika over het heden, verleden en wellicht ook toekomst van de gedrukte media, de politieke en sociaal-economische geschiedschrijving en de functionering en definiring van plaatselijk bestuur. Hoewel deze studie weliswaar nauwelijks alternatieve voorstellen voor de toekomstige behandeling van deze kwesties aandraagt, kan een kritisch en samenvattend overzicht hiervan zoals gepresenteerd in
3 Zuid-Afrika was tot aan 1994 verdeeld in 4 in plaats van 9 provincies. Het huidige Gauteng - hetgeen 'plaats van goud' betekent in de Zulu-taal - vormde onderdeel van de voormalige provincie Transvaal, in de vorige eeuw bekend onder de Awning ZAR: Zuid-Afrikaanse Republiek. Gauteng staat ook bekend in de Sotho-taal als "Egoli" en stond voor deze naamvorming in 1994 bekend als het Pretoria-Witwatersrand-Vereeniging gebied. Zie ook hoofdstuk III. 11 de hierna volgende hoofdstukken hemieuwde stof tot nadenken bieden, zowel gedragen als beperkt door de buitenlandse kijk van de auteur.
In het volgende hoofdstuk wordt de preciese methodologie en opzet van deze scriptie uitgebreid uit de doeken gedaan. Voor met het lezen van de tekst een begin wordt gemaakt, zijn een aantal opmerkingen met betrekking tot bepaalde bewust gekozen beperkingen en terminologie op hun plaats. Allereerst het voor Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving onvermijdelijke gebruik van beschrijvende termen, waarbij mensen worden ingedeeld volgens hun huidskleur. Hierbij wordt gedoeld op de directe gevolgen van blanke kolonisten, zwarte inheemse bevolking en Aziatische slavernij in een land en door 'vermenging' ook binnen dezelfde groep mensen - of zelfs familie. Daar waar in deze scriptie gekozen is voor het (zonder aanhalingstekens) gebruiken van 'zwart' en 'blank' (of: 'wit'), wil niet gesuggereerd worden dat het bier om vaste eenheden gaat, noch dat de schrijver dezes enige raciale terminologie ondersteunt. Sterker nog: er is slechts een ras en dat is het menselijke ras. Zogenaamde 'raciale' termen zijn met andere woorden menselijke termen. Uit deze lijn van argumenteren volgt automatisch dat de auteur sterke persoonlijke vraagtekens zet bij de in Zuid-Afrika veelgehoorde en hiervoor al eerder vermelde verwijzingen naar zogenaamde 'non-raciale' democratie en sarnenleving. Ook 'multi-raciaal' is een term, welke in de grond van de zaak genomen niet correct is. Maar dit terzijde.
Het onderzoek naar de geschiedenis van lokale overheden kent een aantal scherpe omissies. Allereerst is daar het - in het Licht van het voorgaande gezien - uitblijven van adequate en diepgaande studie naar het specifieke verhaal van de zogenaamde 'kleurlingen' en Indiers bevolking van Zuid-Afrika. 4 Ten eerste wordt deze 'groep' over het algemeen in de literatuur nauwelijks afzonderlijk recht gedaan. Ten tweede is de kern van de ontwikkeling van het lokale bestuur van en voor deze groepen min of meer eender met die van de zwarte bevolking. Hierbij moet opgemerkt worden, dat de meeste contemporaine literatuur - en met name ook de media - met de term 'zwart' inderdaad zowel de van oudsher betitelde 'Indier' als 'zwarte' bevolking op het oog heeft.
Deze terminologie is afkomstig van een van de basiswetten van het apartheidsbewind, namelijk de "Groepsgebiede Wet" van 1950. 12 Verder zal het de lezer opvallen, dat bij het verwijzen naar politieke partijen de aandacht welhaast uitsluitend gericht is op de grote -e of landelijkn groeperingen, zoals het ANC, de NP, de DP (vroeger PFP), VF, KP en IFP. 5 Kleinere partijen - zoals de AWB, AZAPO, HNP, BP (zie illustratie II) - komen niet of nauwelijks aan bod.
- Illustratie 11 -
"Disturbing message from South Africa . . The Boerestaat Party is supporting the Iraqis'." ftfrflfl
Juist deze partijen en zogenaamde 'onafhankelijke' politici spelen op lokaal niveau vaak een grote rol, daar zij met name de specifieke belangen van kleine gemeenschappen in een bepaald gebied vertegenwoordigen. Een separate en strak afgebakende studie naar een of meer van deze groeperingen zou zinvol kunnen zijn. Binnen het algemene kader van deze scriptie en het argument, dat ook de behandelde nieuwsmedia nauwelijks enige serieuze aandacht besteedden aan deze politici annex
5 Voor de behandeling en verklaring van deze en andere afkortingen zie met name hoofdstuk III en hoofdstuk V. De partijen hier genoemd, worden gerekend tot politieke groeperingen met een zekere brede nationale basis. Dit ondanks het gegeven dat met name de KP en IFP over het algemeen slechts lokale en geografisch beperkte populariteit genieten. 13 activisten, kan echter gesteld worden dat zij niet relevant waren voor het beantwoorden van de probleemstelling, zoals verwoord aan het slot van het volgende hoofdstuk.
Er zijn natuurlijk nog andere beperkingen aan te geven. In het derde hoofdstuk komt bijvoorbeeld ook de sociaal-economische dimensie bij lokaal bestuur - urbanisatie, gedwongen verhuizingen en uitzettingen, industrieel klimaat enzovoort - om de hoek kijken. Toch kan een 'echte' sociale invalshoek met name voor de Europese schrijver dezes nagenoeg onmogelijk geacht worden, daar hij deel uit maakt van een andere samenleving en tenslotte slechts voor een relatief zeer korte tijd te gast was in het land. Ook de wederzijds afhankelijke verhouding tussen Zuid-Afrika en het continent Afrika is buiten beschouwing gelaten, hoewel betoogd kan worden dat juist deze situatie de hedendaagse politiek in het land mede bepaalt en het beleid van het ANC zowel in de jaren tachtig als negentig beinvloedde.6 Ook de invloed van religie op politiek, media en bestuur - in Zuid-Afrika niet onbelangrijk met ongeveer tachtig procent Christelijke gelovigen - is grotendeels weggelaten.'
Op mediaterrein zou qua mogelijke beperkingen nog verwezen lcunnen worden naar de verschillen tussen de journalistieke standaard in Zuid-Afrika met de rest van de Westerse wereld, daar het land een gelijkopgaande infrastructurele c ikkeling hierin kende en het journaille zichzelf meet aan de •ag gedefineerde) Westerse' standaard. Daarnaast is bij de inhoudsanalyse van de journalistieke behandeling van het onderwerp 'lokaal bestuur' grotendeels voorbijgegaan aan de terminologie en
6 Het besef van de door een ANC-meerderheid gedomineerde regering dat men terdege rekening moet houden met de omringende landen en regeringen wordt vooral ingegeven door twee factoren: de verschuldigde dankbaarheid vanwege het verlenen van bases tijdens de "struggle" en ten tweede de grootschalige en de voor het door werkloosheid geteisterde Zuid-Afrilca problematische instroom van illegalen daarna. Zie voor deze analyses en argumenten betreffende de overgang naar een nieuwe regering en politiek in Zuid-Afrika onder meer de verzameling opinierende artikelen in Liebenberg, I., Rhoodie, N.J. (red), "Democratic nation-building in South Africa" en Giliomee, H., Schlemmer, L. (red), "The bold experiment. South Africa's new democracy." Ook inzichtgevend - zij het sterk op het ANC gericht - is Ottaway, M., "South Africa: the struggle for a new order." Met betrekking tot de invloed van religie kan bijvoorbeeld vanuit de literatuur opgemerkt worden, dat in uiteenlopende situaties door de politieke leiders in de tijd van zowel P. Kruger (negentiende eeuw) als H.F. Verwoerd (twintigste eeuw) voortdurend werd verwezen en geregeerd naar de Bijbel als "Gods Woord als Gids om naar te handelen." Zie hiervoor onder meer Pienaar, K., "Is die daad by die woord?", in: De Kat, pp.70-3; Engelbrecht, B.J., "Die godsdiens van die Afrikaner", pp.56-8 en in dezelfde bundel Dreyer, P.S., "Tipering van Afrikanerskap", in: Nel, P.G. (red), "Die kultuurontplooing van die Afrikaner", p.40. Dit geldt echter met alleen voor de volksleiders, maar ook voor de 'gewone' man. 14 bestaande theorievorming betreffende betekenisgeving van de media, hoewel de literatuur in deze wel degelijk meegenomen is in de tekst. 8 Hier geldt het hiervoor al aangehaalde argument, dat al to theoretische verklaringen gedeeltelijk of zelfs geheel voorbijgaan aan de dagelijkse praktijk van de reporter. Een andere overweging, welke aan deze omissie bijdroeg, was het gegeven dat betekenis in media-teksk,n in grote mate afhangt van de interactie tussen de zogenaamde `zender' en `ontvanger', ofwel de journalist en zijn of haar lezers. Deze lezers zijn in deze thesis echter buiten beschouwing gelaten, hetgeen eventuele conclusies op het gebied van tetekenisgeving' sterk zou ondergraven. 9
Bij het opsommen van dergelijke beperkingen en onvolledigheden van het hierna gepresenteerde onderzoek kan een probleem worden toegevoegd, wat in de ogen van ondergetekende schier onverdedigbaar is. Het gaat hier om een gebrek aan afdoende oraal materiaal of liever gezegd: interviews met relevante zegslieden. Hoewel aan een theoretisch vooronderzoek hiervan is gewerkt, ontbreekt met name aan de inhoudsanalyse zoals weergegeven in hoofdstuk V een zinvolle reeks verwijzingen naar onderhouden met de betroldcen journalisten, redakteuren en dagbladeigenaars. 1° Van een dergelijk op interviews gebaseerd onderzoek zou zelfs een volledig en toepasselijk zesde hoofdstuk voor de thesis geschreven kunnen worden.:41oewel uit de bibliografie ook blijkt, dat er wel degelijk gesprekken met enkele zegslieden zijn gevoerd - met name in het kader van lokaal bestuu:, men denke onder anderen aan de verantwoordelijke minister in de periode 1994 tot 1996, het onlangs afgetreden NP-lid Roelf Meyer - waren vele van deze interviews met gebaseerd op de stellingen en het onderzoek, zoals gepresenteerd in de tekst. Enige verdere research en controle van hypotheses is met andere woorden gerechtvaardigd.
8 Voor de meest recente en overzichtelijke behandeling van de terminologie en theorievorming rondom semiotiek, ideologie en discours zie vooral de eerste hoofdstukken in Cormack, M., "Ideology" (1992) en Tolson, A., 'Mediations. Text and discourse in media studies" (1996), pp.191-6. 9 Voor de rechtvaardiging van deze keuze zie met name de argumentatie in hoofdstuk IV. 10 Het vooronderzoek is gebaseerd op de volgende titels: Moss, W.W., "Oral history program manual", hetgeen vooral een goede handleiding vormt voor de selectie van informanten, Caunce, S., "Oral history and the local historian" en het standaardwerk betreffende zogenaamde `orate' geschiedenis Thompson, P., "Voice of the past. Oral history." 15 Duidelijk is, dat de twee vakgebieden roepen om veelomvattend onderzoek; onderzoek, wat in het beperkte kader van deze scriptie niet altijd even uitgebreid heeft plaatsgevonden. De studies "Geskiedenis" alsmede "Kommunikasieleer" zijn in de Zuid-Afrikaanse context zeer gevoelige, emotioneel en politiek beladen zaken, die de onderzoeker met wortels in beide disciplines noodzaken tot enerzijds een brede aanpak en anderzijds een duidelijke stellingname. Dit kan de lezer van deze scriptie zonder meer verwachten.
Mark Deuze Johannesburg, zondag 2 juni 1996.
16 Hoofdstuk II
HISTORIOGRAFIE, METHODOLOGIE EN PROBLEEMSTELLING
In het eerste hoofdstuk werd onderscheid gemaakt tussen de mens als journalist en (contemporaine) historicus. Dit onderscheid - of zelfs conflict - is natuurlijk verre van 'waar'. De verzoening tussen deze karakters ligt in het gegeven, dat beiden een specifiek publiek bedienen met een versie van de werkelijkheid gebaseerd op selectie en geschiedenis. In dit tweede hoofdstuk moeten deze disciplines in staat worden geacht de handen ineen te sluiten om gezamenlijk het wetenschappelijke strijdperk van de daaropvolgende hoofdstukken te betreden.
Het voornaamste wapen van deze geduchte gladiator is echter geen versmolten wetenschappelijke theorie - dit is juist zijn defensie, zijn pantser waarmee de aanvallen op de argumentatie worden afgeweerd. Cruciaal voor de doodsteek is echter het puntige zwaard der taal. De gevleugelde woorden "the pen is mightier than the sword" suggereren dat het mogelijk is, het tegen geschreven taal op te nemen - ook al is een nederlaag onvermijdelijk; dit strookt echter niet met de realiteit. De man, van wie de uitspraak afkomstig is, was zich weliswaar bewust van de kracht van taal, echter niet van de pure en allesoverheersende macht van taal, zoals blijkt uit het volgende citaat:
onstitueer:MCM: rear n,
Hoewel taal het voornaamste wapen van zowel de journalist als de historicus is, vormt taal ook een vervaarlijke vijand - daar taal niets anders is als het gieten van informatie die de lezer niet kent in de mal van het zwaard, wat slechts aan de gebruiker van dit wapen toebehoort. Met andere woorden: taal
1 Degenaar, J., "Taal, kultuur en ideologie", in: Communicatio 18/1, p.6. 17 dient slechts ter overtuiging van de ander, het publiek - vriend of vijand, wat het een negatieve lading geeft, of
De vraag is hoe weg te bewegen van een dergelijke valkuil. In een tekst met zoveel uiteenlopende talige bronnen - zoals met name een thesis, "verhandeling" ofwel scriptie - is het taalbegruik van de schrijver overheersend daar hij de enige is, die de lezer in staat stelt de wereld of werkelijkheid die beschreven wordt, te verstaan. Op zich is dit geen probleem waar een schrijver zich onnodig zorgen over hoeft te maken. Tenslotte beschikt eenieder over een eigen taal en kan dus geacht worden eigen keuzes (zoals selectie) te maken uit de aangeboden tekst. Maar in het geval van de politieke en journalistieke geschiedenis van een met elf officiele landstalen behepte samenleving vormt taal wel degelijk een belangrijk onderdeel van de wetenschappelijke uitgangspositie (zie cartoon).
-Illustratie IlI -