PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Indische Letteren. Jaargang 30 bron Indische Letteren. Jaargang 30. Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn 2015 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ind004201501_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 [Nummer 1] Redactioneel De afgelopen decennia is de biografie in Nederland een geliefd genre geworden. Het is een ontwikkeling waar ook de Indische Letteren van hebben geprofiteerd. In de eenentwintigste eeuw verschenen er biografieën van de Indische auteurs Maria Dermoût, Multatuli, Beb Vuyk, Eddy du Perron, Noto Soeroto, Madelon Lulofs, Tjalie Robinson, Willem Walraven, Aya Zikken en Melati van Java - en dan zijn wij er ongetwijfeld nog een aantal vergeten. De biografieën van F. Springer, Hella S. Haasse en Rudy Kousbroek zijn aangekondigd en dit jaar verschijnen er twee nieuwe biografieën van ‘literaire Indiëgangers’. Frank Okker beschreef het leven van Gerret Rouffaer en Gerard Termorshuizen dat van Herman Salomonsen. Rouffaer ging naar Indië om onderzoek te doen naar leven en werken van Multatuli. Acht maanden had hij ervoor uitgetrokken, maar hij zou er bijna vier en een half jaar doorbrengen. Hij was gefascineerd door ongeveer alles wat hij op Java aantrof, of het nu ging om de opiumsmokkel of Javaanse oudheden. Terug in Nederland werd hij een van de grondleggers van het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde. Salomonson ging naar Indië als journalist, om de Java-Bode van de ondergang te redden. Dat lukte, en hoewel hij na zijn geslaagde missie terugkeerde naar Nederland, zou Indië vanaf dat moment altijd deel blijven uitmaken van zijn leven. Onder het pseudoniem Melis Stoke schreef hij een groot aantal Indische gedichten en romans, die indertijd veel gelezen werden. In dit nummer krijgt u van beide biografieën een voorproefje. Daaraan vooraf gaat een artikel van Wietske van der Wielen over Johann Anton Neubronner, de grootvader van de bekende Indische taalgeleerde Herman Neubronner van der Tuuk. Zij beschrijft de reis van Johann Anton naar Indië op grond van brieven uit het familiearchief die de kannonier verzond uit Amsterdam, Kaap de Goede Hoop en Malakka. Neubronner kwam nooit in Indië aan, maar schopte het in Malakka tot directeur van de weeskamer en de bank. Zijn brieven bevatten het levendige veslag van Indische Letteren. Jaargang 30 2 iemand die alles voor het eerst meemaakt. Ook bevestigen zij eigentijdse bronnen en vullen die zelfs aan. Tenslotte nodigen wij u van harte uit voor de volgende lezingenmiddag die plaatsvindt op 29 mei in Leiden. Op die dag gaat Peter van Zonneveld in gesprek met Bert Paasman over slavernij in de Nederlandse koloniën, onder andere naar aanleiding van de recent verschenen studie van Reggie Baay: Daar werd wat gruwelijks verricht. Slavernij in Nederlands-Indië. Petra Boudewijn spreekt over Tong Tong en de Indische beeldvorming in postkoloniaal Nederland, en Gerard Termorshuizen presenteert zijn biografie over Herman Salomonson. Meer informatie hierover vindt u in het programma achterin. Indische Letteren. Jaargang 30 3 Een enkele reis Malakka Wietske van der Wielen Inleiding* Op 12 februari 1789 vertrok onder kapitein Christiaan de Cerff het VOC-schip Doggersbank vanaf de rede van Texel naar Batavia.1 De reis zou bijna elf maanden duren; het schip arriveerde na veel tegenslag op 2 januari 1790 op zijn eindbestemming. Het scheepsjournaal van kapitein De Cerff is verdwenen. In het VOC-archief bevindt zich alleen het zogenaamde grootboek van deze reis.2 Het zou dan ook onmogelijk zijn geweest een reconstructie van de reis te maken als niet één van de opvarenden, de kanonnier Johann Anton Neubronner, een ooggetuigenverslag in briefvorm had geschreven dat wél bewaard is gebleven. Neubronner verzond zijn vier brieven vanuit Amsterdam, Kaap de Goede Hoop en Malakka in respectievelijk 1788, 1789 en 1791. Van de twee brieven die hij vanuit Kaap de Goede Hoop verstuurde is de eerste geschreven in de vorm van een scheepsjournaal. Anders dan in een gewoon scheepsjournaal is dit het verslag van iemand die alles voor het eerst meemaakt en zijn ervaringen voorziet van een duidelijke uitleg aan het thuisfront. De toon is opvallend direct. De brieven zijn zorgvuldig bewaard en bevinden zich, samen met een aantal later verzonden brieven, nog steeds in het bezit van de nazaten van de toenmalige ontvangers.3 Uit zowel de brieven van Johann Anton Neubronner als uit het archiefvan de VOC blijkt dat de Doggersbank vijftien ton goud naar Batavia transporteerde.4 Indien het schip was vergaan zou dit voor de VOC een grote schadepost zijn geweest. Maar ook het taalkundig landschap in Nederlands-Indië zou waarschijnlijk armer zijn geweest want Johann Anton, die vijf talen sprak, was de grootvader van de legendarische taalgeleerde Herman Neubronner van der Tuuk. Johann Antons brieven zijn interessant omdat ze behalve van de reis ook verslag doen van zijn leven en carrière op Malakka en daarmee de achtergronden van zijn beroemde kleinzoon verduidelijken. Ook bevestigen de brieven eigentijdse bronnen en vullen ze die aan. Dat * In de noten worden de volgende afkortingen gebruikt: DAS: ‘Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th centuries’, een systematisch en gedigitaliseerd overzicht van de scheepvaart tussen Nederland en Azië in de 17e en 18e eeuw. http://resources.huygens.knaw.nl/das. dvr: datum van raadpleging. inv.nr.: inventarisnummer. JAN: Familiearchief Neubronner, Brieven van Johann Anton Neubronner. KBhk: Historische krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek. NA: Nationaal Archief. VOC: Verenigde Oostindische Compagnie. Indische Letteren. Jaargang 30 4 ze waarschijnlijk de enige bron zijn die duidelijk maakt waarom de Doggersbank de ongebruikelijke route via Malakka naar Batavia nam blijkt uit de verwarrende informatie die hierover in het register van Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th centuries te vinden is.5 Aanmonstering Johann Anton kwam uit Usingen.6 Hij was in 1763 geboren in het niet ver daarvandaan gelegen Esch en was de oudste zoon van Wolfgang Thomas Neubronner, een fabrikant van ‘Wollplüsch’, wiens zaak rond 1788 om verschillende redenen niet meer floreerde.7 Johann Anton besloot daarom voor vijf jaar in dienst te gaan bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie om zijn ouders financieel te ondersteunen. Op 7 oktober 1788 schreef hij uit Amsterdam een kort briefje aan zijn ouders: De Lutherse kerk in Esch waar Johann Anton Neubronner werd gedoopt. Indische Letteren. Jaargang 30 5 Vandaag, dinsdag 7 oktober, bij het afgaan van de post, heb ik te horen gekregen dat ik aangemonsterd ben op Dogersbanek (sic.) onder kapitein De Cerff en over drie weken aan boord moet. Misschien blijven we nog 3 à 4 weken in Tessel liggen om de oostenwind af te wachten om daarmee door Het Kanaal te zeilen. Daarna kan men met alle winden zeilen omdat er dan op volle zee gekruist kan worden. Ik verwacht binnen 14 dagen weer antwoord van jullie, verzuim daarom niet de brief direct naar het kantoor te sturen.8 Het is niet bekend wanneer hij in Amsterdam aankwam, maar hij was op zijn minst reeds twee weken in Amsterdam toen hij te horen kreeg dat hij met de Doggersbank naar Batavia zou gaan: hij had volgens het briefje van 7 oktober hiervoor al eerder post ontvangen in antwoord op een eerder schrijven. Omdat hij ervan uitging dat hij binnen veertien dagen opnieuw een antwoord mocht verwachten zal zijn vorige brief dus waarschijnlijk twee weken eerder vanuit Amsterdam zijn verzonden. Johann Anton vond in Amsterdam onderdak bij een geloofsgenoot, de lutheraan C.F. Werner, die hij omschreef als ‘mijn goede waard’. Deze Werner staat als F. Werner in het grootboek van de Doggersbank. Zijn naam wordt genoemd bij een zogenaamde ‘schuldbrief’ van 250 gulden. Johann Anton betaalde zijn verblijf in Amsterdam met deze schuldbrief. Omdat hij als kanonnier per maand 20 gulden zou verdienen kon hij zijn schuld in ongeveer een jaar aflossen.9 Uitgesteld vertrek Afgaande op het bovenstaande briefje lijkt de geplande vertrekdatum van de Doggersbank tussen midden en eind november 1788 te liggen. Ook andere bronnen melden dat het schip op 25 november op de Rede van Texel lag in afwachting van bemanning en goederen. Toch vertrok het schip, dat voor de Kamer van Amsterdam zou varen, pas op 12 februari 1789! Uit de resoluties van de Heren XVII van 1 december blijkt dat de plotseling ingevallen vorst het vertrek onmogelijk maakte.10 Met de komst van de noordoosten wind was het gaan vriezen en wegens ijsvorming waren drie ‘kagen’ (transportschepen) op 29 november gedwongen om terug te keren naar Amsterdam. Zij hadden manschappen en goederen aan boord bestemd voor de op de Rede van Texel gereedliggende schepen, waaronder de Doggersbank. De schepen die al op de Rede lagen kregen orders naar het Nieuwe Diep te gaan. Indische Letteren. Jaargang 30 6 Einde van de eerste brief vanuit Kaap de Goede Hoop. Indische Letteren. Jaargang 30 7 Op 17 december was er sprake van invallende dooi. Er werd direct actie ondernomen door de Kamer van Amsterdam: manschappen en goederen werden nu over land naar de Doggersbank gebracht. Toen men daar goed en wel was aangekomen begon het helaas weer te vriezen en moest de reis opnieuw worden uitgesteld. Aan boord van de Doggersbank werd kou geleden. In een brief aan zijn familie dacht Johann Anton Neubronner er veel later, toen hij al bij Kaap de Goede Hoop was aangekomen, met huiver aan terug: ‘Wat ik en wij allen van 25 december tot 17 januari 1789 voor kou uitgestaan hebben in het Nieuwe Diep is onbeschrijfelijk. Vermoedelijk hebben jullie ook een koude winter gehad’.11 Een moeizame start Vanaf de tweede helft van januari 1789 heerste er sterke dooi en meldde de Amsterdamsche Courant dat de Doggersbank op 6 februari vanuit het Nieuwe Diep op de Rede van Texel was gezeild.12 Vier dagen later schreef dezelfde krant dat het schip ‘de 12e is uitgezeild’.13 Ook het grootboek meldt als vertrekdatum 12 februari 1789.