'Going Native'. Beb Vuyk En Het Verlangen Naar Een
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
‘GOING Native’. BEB VUYK EN HET VERLANGEN NAAR EEN INDONESISCHE IDENTITEIT Olf PRAAMSTRA Abstract – Beb Vuyk created an image of herself as someone who at an early stage distanced herself from colonial relationships and turned against her compatriots in favour of the Indonesian population. She did this in particular in interviews. Therefore she took a unique position in her own words in the literature of the Dutch East Indies. This image was repeated and confirmed by the biography Bert Scova Righini published about her in 2005. A postcolonial analysis of her work, however, reveals that Vuyk adopts a remarkably chameleonic attitude towards the colonial Dutch East Indies and post-colonial Indonesia. This is particularly evident in what she writes about her life on Buru, an island she visited four times in greatly varying conditions. The explanation for this must be sought in her mixed Dutch-Indonesian descent, with which she could never reconcile. Eventually, nowhere did she feel at home, neither in the Netherlands, nor in the Dutch East Indies, nor in Indonesia. Beb Vuyk is hard op weg om een vergeten auteur te worden.1 In de Indische letteren neemt ze nog steeds een vooraanstaande plaats in, maar in de Nederlandse literatuurgeschiedenis is ze verwezen naar het tweede of misschien wel derde plan (Bel 2015, 833-835 en 857 en Brems 2006, 84, 88, 175, 178-179). Weliswaar is sinds 2013 haar Verzameld Werk als e-book verkrijgbaar, maar voor het overige worden haar romans en ver- halen al jaren niet meer herdrukt. Ook de omvangrijke biografie die Bert Scova Righini in 2005 over haar publiceerde, bracht daar geen verande- ring in. In dit artikel wil ik het beeld van Vuyk dat in hoge mate door haar zelf gecreëerd is, en dat in deze biografie wordt bevestigd, tegen het licht hou- den. Hoewel Scova Righini (2005, XI-XII en 107-109) zich ervan bewust is dat de herinneringen van Vuyk niet altijd even betrouwbaar zijn en self- fashioning haar niet vreemd is, neemt hij het zelfbeeld dat zij op latere * De auteur is verbonden aan de Universiteit Leiden (adres: P.N. van Eyckhof 3, 2311 BV Leiden; e-mail: [email protected]). 1 Fragmenten uit de Inleiding en paragraaf 1 zijn eerder in een andere context verschenen in Praamstra 2015a (ook verschenen in Praamstra 2015b). Wat de spelling van Indonesische namen en woorden betreft, houd ik de vooroorlogse spelling aan die Beb Vuyk, op een enkele uitzondering na, altijd trouw is gebleven. Spiegel der Letteren 58 (1), 43-81. doi: 10.2143/SDL.58.1.3157069 © 2016 by Spiegel der Letteren. All rights reserved. 001_98943_SDL_2016-1.indb 43 20/06/16 09:33 44 O. PRAAMSTRA Afbeelding 1 Beb Vuyk in 1930 te Arnhem voor haar vertrek naar Nederlands-Indië. Collectie Letterkundig Museum, V 00983 II 009. leeftijd vooral in interviews van zich geeft, toch grotendeels over.2 Het is het beeld van een vrouw die al vroeg afstand nam van de koloniale verhoudin- gen en zich keerde tegen haar eigen landgenoten ten gunste van de Indone- sische bevolking. Daardoor was zij anders dan alle andere Europeanen in Nederlands-Indië; en daardoor nam zij volgens haarzelf in de Indische let- teren een unieke positie in. De reden voor dat anders zijn was het gevolg van haar verblijf op Boeroe, een eiland in de Molukken dat steeds weer opduikt in haar leven en werk. Op Boeroe had zij zich bevrijd van het koloniale discours waarin haar tijdgenoten gevangen zaten. Is het waar? vraagt Scova Righini zich af. Het is jammer, verzucht hij, ‘dat er geen getuigenissen van derden zijn over Bebs eigen gedrag in de 2 Ook, zo blijkt uit de bibliografie in de biografie, heeft Scova Rhigini niet alles gelezen wat Vuyk over Boeroe schrijft. 001_98943_SDL_2016-1.indb 44 20/06/16 09:33 ‘going native’ 45 kolonie. We moeten het doen met haar eigen retrospectieve opmerkingen’ (Scova Righini 2005, 92). Gelukkig hoeven we ons daar niet bij neer te leggen. Een postkoloniale analyse van haar werk, die gebaseerd is op het werk van theoretici als Elleke Boehmer (2005) en Mary Louise Pratt (2008), kan hier uitsluitsel geven. Uit die analyse blijkt dat Beb Vuyk een opmer- kelijk kameleontische houding aanneemt ten aanzien van het koloniale Nederlands-Indië en het postkoloniale Indonesië. Die houding kwam voort uit haar verlangen om de Nederlandse identiteit van zich af te schudden en een te worden met de inheemse, Indonesische bevolking. Daarmee schond zij een taboe, en niet het minste. Tot het grootste taboe in de koloniale samenleving behoorde het ‘going native’, op welk terrein dan ook: seksueel, sociaal of cultureel (D’haen e.a. 2001, 233-234). Toch is het juist dat wat Beb Vuyk wilde. Het heeft alles te maken met haar afkomst: Vuyk is een Indo-Europese. Haar vader was het kind van een Nederlandse man en een Madoerese vrouw, haar moeder een Nederlandse. Daardoor had Vuyk wortels in zowel de Europese als de Indonesische samenleving. Die gemengd Nederlands-Indonesische afkomst is bepalend voor alles wat zij schreef. Door die afkomst had zij deel aan twee culturen, waarin ze zich nooit volledig geaccepteerd voelde. Dat had zij gemeen met veel andere Indo-Europeanen, maar wat haar anders maakte, was dat zij bewust koos voor haar Indonesische kant. In Nederlands-Indië wilde zij opgaan in de inheemse wereld, en na de onafhankelijkheid in 1949 koos zij voor de Indo- nesische nationaliteit3. Hoewel zij haar uiterste best deed om zich zoveel mogelijk aan te passen aan haar nieuwe vaderland, zou het uiteindelijk op een mislukking uitlopen. De idealen waarmee ze de onafhankelijkheid begroette, liepen stuk op de werkelijkheid van het nieuwe Indonesië. Tot haar teleurstelling merkte zij dat ‘going native’ ook in de postkoloniale samenleving onoverkomelijke bezwaren met zich meebracht. Haar leven lang hield zij vast aan haar Indonesische paspoort, maar Nederland werd haar thuis. Haar streven om in Indië een te worden met de inheemse bevol- king, haar overtuiging dat Indo-Europeanen moesten kiezen tussen Neder- land en Indonesië – en dat Indonesië de juiste keuze was – en de bittere teleurstelling die het gevolg was van de afwijzing door haar nieuwe vader- land, vinden hun neerslag in haar werk. Toen Beb Vuyk in 1931 in Indië aankwam, was zij vijfentwintig. Ze wist eigenlijk niets van Indië, ze kende het land niet, ze sprak de taal niet; bijna 3 Dit in tegenstelling tot het overgrote deel van de Indo-Europeanen, die vasthielden aan de Nederlandse nationaliteit. Zie Scova Righini 2005, 288-291; vgl. ook Bosma e.a. 2008, 188-190. 001_98943_SDL_2016-1.indb 45 20/06/16 09:33 46 O. PRAAMSTRA Afbeelding 2 Beb Vuyk met Ferdinand in Soekaboemi op nieuwjaarsdag 1932. Collectie Letterkundig Museum, V 00983 III 020). haar hele leven had ze in Delfshaven gewoond en was opgegroeid in een burgerlijk Nederlands huishouden (Scova Righini 2005, 12-13). Haar enige band met Indië was haar huidskleur – de erfenis van haar grootmoeder – waarom ze als kind op straat af en toe werd uitgescholden. ‘“Vuile neger, zwarte moriaan,” riepen de straatjongens in Rotterdam mij na, “blauwe, liplap, Chinees!” Dan vocht ik, ik ging altijd naar school met een liniaal los in de hand’ (Vuyk 1981, 432). Haar huidskleur maakte dat ze anders was. Hoewel ze totaal westers was opgevoed, wist ze – tenminste zo voelde ze het – dat ze door het Westen nooit als gelijke zou worden gezien (Scova Righini 2005, 25-31). 001_98943_SDL_2016-1.indb 46 20/06/16 09:33 ‘going native’ 47 In 1924, toen ze achttien, negentien jaar oud was, verhuisde ze naar Heemstede waar ze aan de middelbare huishoudschool werd opgeleid tot lerares koken en voedingsleer. In die tijd publiceerde ze haar eerste verhalen in het familieblad Eigen Haard. Het is jeugdwerk waarin Indië alleen op de achtergrond voorkomt, centraal staat een eenzaam onbegrepen kind dat hunkert naar avontuur (Scova Righini 2005, 19-21). Ze zijn nooit herdrukt. Haar literaire debuut maakte ze in 1930 in De Vrije Bladen met ‘De vriend’. Hierna volgden nog twee verhalen: ‘De verliezer’ en een fragment uit de novelle ‘Vele namen’, die later in zijn geheel afzonderlijk is verschenen. Alle drie zijn ze opgenomen in haar Verzameld Werk.4 Opvallend in deze vroege verhalen zijn de autobiografische elementen, die er verantwoordelijk voor zijn dat Indo-Europese personages vaak de hoofdrol spelen. Dat geldt in het bijzonder voor ‘Vele namen’ dat het verdriet van de in Nederland buiten- gesloten Indo-Europeaan thematiseert (Scova Righini 2005, 25-31). In de loop der jaren zijn haar afkomst en haar vaders land van herkomst steeds belangrijker geworden. Ze wil Indië met eigen ogen zien en solliciteert naar de functie van lerares aan de Soekaboemische Opvoedingsgestichten (SOG), een opvanghuis voor verwaarloosde Indo-Europese kinderen, waar de meisjes worden opgeleid voor het huishouden en de jongens voor een ambacht. Ze wordt aan- genomen, en op 30 oktober 1930 vertrekt ze, in de woorden van haar vader, naar ‘het land van haar dromen’ (Scova Righini 2005, 22-25 en 43-45). Nederlands-Indië (1931-1945) Discriminatie Beb Vuyk reist het eerste stuk over land. Ze neemt de trein naar Genua om daar over te stappen op een van de schepen van de Stoomvaartmaatschappij Nederland – zo duurt de reis tien dagen korter. In de trein raakt ze in gesprek met Fernand de Willigen die passage heeft geboekt op dezelfde boot. Aan boord trekken zij veel met elkaar op en vertelt Fernand haar over zijn leven als planter op Java en zijn avontuurlijke jeugd op Boeroe, een afgelegen eiland in de Molukken. Met zijn verhalen maakt hij een overweldigende indruk op Beb Vuyk en als Fernand haar de avond voor de aankomst in Indië ten huwe- lijk vraagt, zegt zij ja (Scova Righini 2005, 39-42 en Bibeb 1990, 12).