Omphalotaceae 21-12-2020

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Omphalotaceae 21-12-2020 Omphalotaceae 21-12-2020 Jean Werts & Joke De Sutter Omphalotaceae • Alfabetische index • Omphalotaceae genera alfabetisch • Bibliografie Omphalotaceae genera alfabetisch • Gymnopus • Lentinula • Marasmiellus • Ruitertje • Mycetinis • Knoflooktaailing • Omphalotus • Lantaarnzwam • Rhodocollybia Genus Gymnopus • Gymnopus foto’s & hyperlinken • Gymnopus soorten lage landen Gymnopus soorten lage landen Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia Gymnopus androsaceus Paardenhaartaailing Gymnopus aquosus Vroeg eikenbladzwammetje Gymnopus brassicolens Koolstinktaailing Gymnopus confluens Bundelcollybia Gymnopus dryophilus Gewoon eikenbladzwammetje Gymnopus erythropus Kale roodsteelcollybia Gymnopus fagiphilus Behaarde roodsteelcollybia Gymnopus foetidus Takjesstinktaailing Gymnopus fuscopurpureus Purperbruine collybia Gymnopus fusipes Spoelvoetcollybia Gymnopus soorten lage landen Gymnopus hariolorum Bleke collybia Gymnopus impudicus Stinkende collybia Gymnopus inodorus Geurloze collybia Gymnopus luxurians Compostcollybia Gymnopus obscuroides Sombere collybia Gymnopus ocior Donker eikenbladzwammetje Gymnopus perforans Sparrenstinktaailing Gymnopus peronatus Scherpe collybia Gymnopus quercophilus Witte paardenhaartaailing Gymnopus terginus Wolsteelcollybia Genus Lentinula • Lentinula fotos & hyperlinken • Lentinula soorten lage landen Lentinula soorten lage landen Lentinula edodes Shiitake Geslacht Marasmiellus - Ruitertje • Vruchtlichaam collybioïd of omphalioïd, zelden pleurotoïd, hoed +- convex, met of zonder papil, wit, geel, roze of bruin; lamellen gewoonlijk goed ontwikkeld, zelden aderig, aangehecht tot aflopend; steel gewoonlijk met basaal mycelium, dat dikwijls arm ontwikkeld is, bleek aan de top, gewoonlijk donkerder wordend naar de basis. • Gewoonlijk in groepjes, zelden solitair, saprotroof, zelden parasitisch op alle soorten zaadplanten. • Marasmiellus foto’s & hyperlinken • Marasmiellus soorten lage landen Marasmiellus soorten lage landen Marasmiellus candidus Wit ruitertje Marasmiellus lateralis Schelpenruitertje Marasmiellus pachycraspedum Dikrandruitertje Marasmiellus ramealis Takruitertje Marasmiellus trabutii Zeerusruitertje Marasmiellus tricolor Driekleurig ruitertje Marasmiellus vaillantii Halmruitertje Geslacht Mycetinis • Mycetinis foto’s & hyperlinken • Mycetinis soorten lage landen Mycetinis soorten lage landen Mycetinis alliaceus Grote knoflooktaailing Mycetinis querceus Bleke knoflooktaailing Mycetinis scorodonius Kale knoflooktaailing Genus Omphalotus • Op hout van loofbomen, vermoedelijk zwak parasitisch. • Twee soorten: Omphalotus illuden Omphalotus olearius Noordelijke lantaarnzwam Zuidelijke lantaarnzwam Genus Rhodocollybia • Rhodocollybia foto’s & hyperlinken Rhodocollybia butyracea Rhodocollybia maculata Botercollybia Roestvlekkenzwam Rhodocollybia prolixa Rossige collybia Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia Henri Stappaerts waarnemingen.be Johan Van Laethem waarnemingen.be Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia • Vruchtlichamen: gebundeld, in dichte grote bundels tot honderden exemplaren. • Hoed: 5 – 30 mm, hemisferisch tot convex, tenslotte vlak, met ingerolde dan omgebogen of rechte rand, hygrofaan, bij vocht niet doorschijnend gestreept of aan de rand alleen, roodbruin, uniform gekleurd of bleker en meer grijs naar de rand, verblekend bij drogen tot roodgeel of geelbruin, dof, effen, glad. • Lamellen: L = 30 – 40, l = 3 – 7 (-9), dicht bijeen, vrij, segmentiform, bleekroze met gelijk gekleurde gave rand. • Steel: 30 – 100 x 2 – 4,5 mm, cilindrisch of samengedrukt, roodbruin, iets bleker dan de vochtige hoed, effen, glad of fijn gegroefd in de lengte, dof. • Vlees: dun, met kleur als oppervlakte; geur +- naar bittere amandelen, herinnerend aan Marasmius oreades; smaak mild of iets bitter. • Sporenfiguur: wit. In grote groepen op en nabij oud rot naaldhout, stronken, in boreale en bergbossen. Juli – november. Zeldzaam bij ons. Gymnopus acervatus gelijkt oppervlakkig op G. confluens, waarvan hij verschilt door meer intens gekleurde vruchtlichamen, de gladde steel, verder uiteen staande lamellen, iets kleinere sporen, geen of schaarse cheilocystiden, en door het groeien in zeer grote clusters. Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia Gymnopus androsaceus (L.:Fr.) Fr. Paardenhaartaailing Victor Swan Gymnopus androsaceus (L.:Fr.) Fr. Paardenhaartaailing • Hoed: 3 – 15 mm, halfbol of convex, dan vlak, gewoonlijk met een iets depressief centrum, jong met ingerolde rand, later ingebogen en dikwijls getand, zwak gegroefd op de rug van de lamellen, donkerrozebruin, chocoladebruin, naar de rand bleker roze, geelroze of bleekrozebruin, dof, glad. • Lamellen: L = 12 – 17, l = 1 – 3, ver uiteen, aangehecht, soms anastomoserend, rozebruin, geelroze of bleekroze, met dezelfde kleur als de rand van de hoed, met gave gelijk gekleurde rand. • Steel: 20 – 50 x 0,2 – 1 mm, filiform, stijf, donkerroodbruin of zwart, aan de uiterste top wit, effen of fijn gegroefd in de lengte, glad, blinkend, gewoonlijk met duidelijke en overvloedige zwarte rhizomorphen aan de basis. • Vlees: membraanachtig, met dezelfde kleur als de oppervlakte; geur en smaak onbeduidend. • Sporenfiguur: wit. • Chemie: hyfen van pileitrama en steeltop zwak dextrinoïd, geen enkel deel matechromatisch in cresyl blue. • In grote groepen op naaldafval en kleine takjes van coniferen, op stammen van struikhei en ook op bladeren van loofbomen, bij voorkeur op voedselarme, zure, zandige bodem. Algemeen. Gymnopus androsaceus (L.:Fr.) Fr. Paardenhaartaailing Gymnopus aquosus (Bull.:Fr.) Aantonin & Noordeloos Vroeg eikenbladzwammetje Amadej Trnkoczy wikimedia commons Gymnopus aquosus (Bull.:Fr.) Aantonin & Noordeloos Vroeg eikenbladzwammetje • Hoed: 25 – 65 mm, hemisferisch tot convex, dan vlak, gewoonlijk met rond, iets ingedeukt centrum, met ingerolde dan ingebogen, rechte of opgerichte rand, randzone dikwijls golvend als ouder, hygrofaan, bij vocht bleekgeel tot oker, doorschijnend gestreept bijna tot in het centrum, verblekend bij drogen tot bijna wit, effen, glad, iets vettig bij vocht. • Lamellen: L = 20 – 30, l = 3 – 7, nogal dicht bijeen, aangehecht, emarginaat, segmentiform tot subbuikig,3 – 5 mm breed, wit tot crème, met gelijk gekleurde pruïneuze rand. • Steel: 15 – 70 x 2 – 3,5 mm, cilindrisch, dikwijls duidelijk verbreed naar de basis (-17 mm), zeer bleekgeel aan de top, iets donkerder, gelijk gekleurd met de hoed daaronder, effen, glad. • Vlees: bleek binnenin; geur aangenaam, fungoïd; smaak mild. • Sporenfiguur: wit. Op de grond, gewoonlijk in groepjes, tussen gras, op loofhout, zelden naaldhout. Niet algemeen. April – juni, minder frequent augustus – september. Gymnopus aquosus verschilt van Gymnopus dryophilus door de nogal bleke kleur van de vruchtlichamen, en de knuppelvormige cheilocystiden. Verschijnt ook vroeg in het jaar. Gymnopus ocior verschilt door de donkere hoed en de dikwijls gele lamellen. Gymnopus aquosus (Bull.:Fr.) Aantonin & Noordeloos Vroeg eikenbladzwammetje Gymnopus brassicolens (Romagn.) P.D.Orton Koolstinktaailing Peter Vds waarnemingen.be Gymnopus brassicolens (Romagn.) P.D.Orton Koolstinktaailing • Hoed: 30 – 50 mm met ingerolde rand, dan uitspreidend, hygrofaan, donkerroodbruin of geelbruin, doorschijnend gestreept, verblekend en opaque bij drogen. • Lamellen: nogal dicht bijeen, bleekcrème of rozebruin. • Steel: 15 – 75 x 1 – 4 mm, taps naar de basis, roodbruin tot zwartbruin met blekere top, wit pruïneus-harig. • Geur: lijk rotte kool. • Deze soort behoorde vroeger tot Micromphale. • In groepjes op dode bladeren en takjes van loofbomen (Beuk, Eik, Kastanje) in loofbossen op rijke bodem.groeit in zuidoost-België. • Gymnopus brassicolens gelijkt sterk op Marasliellus foetidum, waarvan hij hoofdzakelijk verschil door het ontbreken van een gelatineuze laag in de hoed, kleinere sporen en het algemeen uitzicht van de vruchtlichamen. Gymnopus brassicolens (Romagn.) P.D.Orton Koolstinktaailing Gymnopus confluens (Pers.:Fr.) Antonin, Halling & Noordel. Bundelcollybia Lode Rubberecht Gymnopus confluens (Pers.:Fr.) Antonin, Halling & Noordel. Bundelcollybia • Hoed: 15 – 40 (-70) mm, campanulaat, hemisferisch of convex als jong, dan uitspreidend tot planoconvex of vlak met ingerolde dan rechte of omgebogen rand, hygrofaan, niet of slechts iets doorschijnend gestreept, bleekbruin, geelbruin of bleekgrijsbruin, gewoonlijk met donkerder centrum, verblekend bij drogen, effen, glad of fijn radiaal vezelig, aan de rand soms wat gerimpeld. • Lamellen: L = 45 – 70, l = 1 – 3, zeer dicht bijeen, vrij, bleekcrème, veel bleker dan de hoed, met gelijk gekleurde of blekere, fijn vlokkige rand. • Steel: 50 – 120 x 1,5 – 5 mm, cilindrisch, smal fistuloos, bleekbruin tot oranjebruin, donkerder naar de basis, jong wit pruïneus, dan dicht harig of fluweelachtig met crème tot geelbruine bedekking, basis met overvloedig wit mycelium. • Vlees: dun, wit in de hoed, bruin in het steelvlees. • Geur: fungoïd, soms zwak naar amandelen; smaak fungoïd of nootachtig. • Sporenfiguur: crème. Geen enkel deel van het vruchtlichaam amyloïd, dextrinoïd of metachromatisch in cresyl blue. In groepjes, dikwijls gebundeld, zelden solitair, op de grond, op bosafval in loof- en naaldbossen, op humusrijke bodem; nogal algemeen. Augustus – oktober. Gymnopus confluens (Pers.:Fr.) Antonin, Halling & Noordel. Bundelcollybia Gymnopus dryophilus (Bull.:Fr.) Murrill Gewoon eikenbladzwammetje Joke De Sutter Joke De Sutter Ravenhof 2015/09 Gymnopus dryophilus (Bull.:Fr.) Murrill Gewoon eikenbladzwammetje • Hoed: 10 – 60 mm, convex dan vlak, soms met lage brede bult, met ingebogen
Recommended publications
  • Danmarks Svampeatlas – 2011 Sæsonen Prikker På Atlaskortene, Og En Del Næsten Hvide Årets Nøgletal Ruder fik En Noget Rødere Tone På Netvisningen
    65 SVAMPE 2012 Sæsonens mykolog – David Boertmann Hvordan blev du interesseret i svampe? de studenter nu havde medbragt). Kurset om- Min interesse for svampe indledtes under mit fattede flere ekskursioner bl.a. til Asserbo, hvor biologistudium i de tidlige 1970’ere. Thallofyt- jeg fandt Kanadisk Snyltekølle – en art jeg ikke kurset (1.-dels-undervisningen i svampe og har set siden. alger) i foråret 1971 sagde mig ikke så meget, I januar 1974 bestod jeg 2.-dels-kurset i my- men det gjorde derimod det tilsvarende 2.-dels- kologi/fykologi, og for at gøre faget helt færdigt kursus (Botanik 4) i efteråret 1973. Jeg havde deltog jeg i det mykologiske 2.-dels-feltkursus snuset lidt til svampene fx på et ruskursus i 1972 på feltstationen Kristiansminde i august 1974. i Klinteby ved Næstved, som jeg sammen med Svampene var ”oppe” på det tidspunkt, og bl.a. Erik Rald stod for. Her viste Erik mig Elle- ”mit” hold (dvs. Maren og jeg) fandt og bestem- Rørhat og Sommer-Rørhat, og jeg har da også te 550 arter på ganske få dage. Mange af dem erindringer om at min mor omkring 1960 tog har jeg ikke set siden. Morten Lange deltog og mig og min bror over på Tuborgvej for at finde kom en dag lykkelig tilbage fra en tur, ikke på Vej-Champignoner i gruset langs fortovet. grund af en spændende svamp, men fordi han Men i efteråret 1973 kom der gang i inte- havde fundet en kasse Albani-julebryg (”blå- ressen, og det skyldtes i høj grad nogle meget lys”) hos en købmand i nærheden.
    [Show full text]
  • Mycetinis Scorodonius (Fr.) A.W. Wilson, Mycologia 97(3): 678 (2005)
    © Fermín Pancorbo [email protected] Condiciones de uso Mycetinis scorodonius (Fr.) A.W. Wilson, Mycologia 97(3): 678 (2005) COROLOGíA Registro/Herbario Fecha Lugar Hábitat FP08110109 01/11/2008 Valmediano Sobre una rama de Quercus Leg.: F. Pancorbo, M.A. Ribes UTM: 30TXM 01 28 pyrenaica Det.: F. Pancorbo, M.A. Ribes Altura: 930 msnm TAXONOMíA • Citas en listas publicadas: Index of Fungi 7: 831 • Posición en la classificación: Marasmiaceae, Agaricales, Agaricomycetidae, Agaricomycetes, Basidiomycota, Fungi • Sinonimia : o Agaricus scorodonius Fr., Observ. mycol. (Havniae) 1: 29 (1815) o Chamaeceras scorodenius (Fr.) Kuntze, Revis. gen. pl. (Leipzig) 3: 457 (1898) o Gymnopus scorodonius (Fr.) J.L. Mata & R.H. Petersen, in Mata, Hughes & Petersen, Mycoscience 45(3): 221 (2004) o Marasmius scorodonius (Fr.) Fr., Anteckn. Sver. Ätl. Svamp.: 53 (1836) Mycetinis scorodonius (Fr.) A.W. Wilson, Mycologia 97(3): 678 (2005) var. scorodonius DESCRIPCIÓN MACRO Dimensiones píleo. 4-5 X 5 mm Estípite: 35-40 X 1-1,5 mm. Contexto: Carne blanca. Olor a ajo Mycetinis scorodonius FP08110109 Página 1 de 4 DESCRIPCIÓN MICRO 1. Esporas no amiloides, hialinas X1000 Medida de esporas tomadas de láminas. 6,5 [7,4 ; 7,9] 8,7 x 3,8 [4,2 ; 4,5] 5 µm Q = 1,5 [1,7 ; 1,8] 2 ; N = 20 ; C = 95% Me = 7,62 x 4,37 µm; Qe = 1,75 Mycetinis scorodonius FP08110109 Página 2 de 4 2. Queilocistidios X1000 Medida de queilocistidios teniendo en cuenta las excrecencias 19,2 [24,6 ; 28,3] 33,7 x 7,5 [10,6 ; 12,8] 15,9 µm Me = 26,43 x 11,68 µm OBSERVACIONES Esta especie pertenece a la Sección Alliacei Kühner, del Género Marasmius que se caracterizan por su olor neto a ajo.
    [Show full text]
  • Mycetinis Alliaceus
    © Demetrio Merino Alcántara [email protected] Condiciones de uso Mycetinis alliaceus (Jacq.) Earle ex A.W. Wilson & Desjardin, Mycologia 97(3): 677 (2005) 20 mm Marasmiaceae, Agaricales, Agaricomycetidae, Agaricomycetes, Agaricomycotina, Basidiomycota, Fungi Sinónimos homotípicos: Agaricus alliaceus Jacq., Fl. austriac. 1: 52 (1773) Marasmius alliaceus (Jacq.) Fr., Epicr. syst. mycol. (Upsaliae): 383 (1838) [1836-1838] Mycena alliacea (Jacq.) P. Kumm., Führ. Pilzk. (Zerbst): 107 (1871) Chamaeceras alliaceus (Jacq.) Kuntze, Revis. gen. pl. (Leipzig) 3(3): 455 (1898) Material estudiado: Francia, Aquitania, Pirineos Atlánticos, Urdós, Sansanet, 30TXN9942, 1.253 m, sobre madera caída de Fagus sylvatica, 30-VIII- 2009, leg. Dianora Estrada y Demetrio Merino, JA-CUSSTA: 9408. Descripción macroscópica: Píleo de 24-41 mm de diám., convexo a plano convexo, umbonado, margen agudo. Cutícula estriada radialmente a partir del um- bón, mate, de color beige ocráceo, más oscura en el centro, más clara en el margen. Láminas libres a adnadas, separadas, conco- loras con el píleo, arista entera, concolor. Estípite de 36-83 x 2-3 mm, filiforme, rígido, liso, al principio de color beige ocráceo con el ápice blanquecino, con la edad se va volviendo enteramente negro. Olor intensamente a ajo, tan intensamente que se puede localizar por el olor. Descripción microscópica: Basidios cilíndricos a subclaviformes, tetraspóricos, con fíbula basal, de (33,3-)36,1-44,0(-44,9) × (5,2-)6,2-9,4(-10,9) µm; N = 11; Me = 39,6 × 7,3 µm. Basidiosporas ovoidales a subcilíndricas, lisas, hialinas, apiculadas, gutuladas, de (8,4-)9,5-11,1(-12,7) × (5,2 -)6,1-7,3(-8,1) µm; Q = (1,3-)1,4-1,7(-2,0); N = 107; V = (144-)188-307(-388) µm3; Me = 10,3 × 6,7 µm; Qe = 1,6; Ve = 246 µm3.
    [Show full text]
  • Mykologische Untersuchungen in Naturwaldresten Bei Ferlach (Kärnten, Österreich) 449-492 © Naturwissenschaftlicher Verein Für Kärnten, Download
    ZOBODAT - www.zobodat.at Zoologisch-Botanische Datenbank/Zoological-Botanical Database Digitale Literatur/Digital Literature Zeitschrift/Journal: Carinthia II Jahr/Year: 2017 Band/Volume: 207_127 Autor(en)/Author(s): Friebes Gernot Artikel/Article: Mykologische Untersuchungen in Naturwaldresten bei Ferlach (Kärnten, Österreich) 449-492 © Naturwissenschaftlicher Verein für Kärnten, download www.zobodat.at Carinthia II n 207./127. Jahrgang n Seiten 449–492 n Klagenfurt 2017 449 Mykologische Untersuchungen in Naturwaldresten bei Ferlach (Kärnten, Österreich) Von Gernot FRIEBES Zusammenfassung Schlüsselwörter Im Jahr 2016 wurden die Pilze eines Naturwaldrestes und dreier naturnaher Basidiomycota, Waldbereiche am Osthang des Ferlacher Horns (Waidisch bei Ferlach, Kärnten, Öster- Ascomycota, reich) erfasst. Die ausgewählten Gebiete zeichnen sich insbesondere durch natür- Kärnten, liche, abwechslungsreiche Baumbestände und großen Totholzreichtum aus. Der Karawanken, Schwerpunkt der Untersuchungen lag auf lignicolen und Ektomykorrhiza bildenden Ferlacher Horn, Pilzarten. In die Kartierungsliste flossen auch die Ergebnisse einiger Exkursionen in Urwald, Diversität, den vorangegangenen Jahren ein. Insgesamt konnten im Gebiet 400 Arten (inkl. Vari- Ökologie etäten und Formen) registriert werden. Eine bislang noch unbeschriebene Orbilia-Art ist weltweit nur aus dem Naturschutzgebiet Karlschütt (Steiermark) und dem Unter- Keywords suchungsgebiet in Waidisch bekannt. Ebenfalls neu für die Wissenschaft ist eine basidiomycota, Acremonium-Art, die auf
    [Show full text]
  • Ordre Du Jour
    C A F A M Conférence des Associations et Fédérations d’Associations Mycologiques Saint-Jean-la-Vêtre 15-17 mai 2009 Ordre du jour Président : Henri NOGUÈRE (FAMM) Prise de notes : J.-P. AUGST, R. COURTECUISSE, P.-A. MOREAU (rédacteur) Vendredi 15 mai 2009 • A partir de 14 h : Accueil dans la structure. • 15 h : Présentation de l’ordre du jour sûrement à modifier • 15h30 : Réflexion sur la CAFAM. • 16h : Calendrier des manifestations 2009 à 2010. • 14h : Le point sur la vente des ouvrages de la série MARCHAND et fond disponible pour un projet myco. Robert CAZENAVE. • 20h30 : Le point sur les noms français. • 19h : Repas. Samedi 16 mai 2009 ; • 9h : Les nouveautés taxinomiques et nomenclatures pour la fonde française (dépouillement bibliographique) pour l’année 2008. Régis COURTECUISSE. • 10h : Le point sur l’inventaire national. Régis COURTECUISSE. • 11h : La liste rouge nationale des champignons menacés en France. Régis COURTECUISSE. • 11h30 : Le point sur MYCOBIG. Robert CAZENAVE. • 12h : Repas. • 14h : Le point sur la semaine nationale du champignon. René CHALANGE. • 14h30 : L’élaboration de la plaquette du champignon 2009. René CHALANGE. • 16h : Le point sur MYCOGLOB. • 17h30 : Présentation de l’ouvrage « Compléments à la Flore des Champignons Supérieurs du Maroc » Pierre-Arthur MOREAU. • 19h : Repas. • 20h30 : A.G. de l’observatoire Mycologique. Président Gilles MABON. Dimanche 17 mai 2009. * 9h : • 11h30 : Bilan de la CAFAM 2009. • 12h ; Repas. Ajouts : Affiches pour expositions (JP Augst) Inversion Noms français/Nouveautés (A. Favre)
    [Show full text]
  • Mushrooms of Southwestern BC Latin Name Comment Habitat Edibility
    Mushrooms of Southwestern BC Latin name Comment Habitat Edibility L S 13 12 11 10 9 8 6 5 4 3 90 Abortiporus biennis Blushing rosette On ground from buried hardwood Unknown O06 O V Agaricus albolutescens Amber-staining Agaricus On ground in woods Choice, disagrees with some D06 N N Agaricus arvensis Horse mushroom In grassy places Choice, disagrees with some D06 N F FV V FV V V N Agaricus augustus The prince Under trees in disturbed soil Choice, disagrees with some D06 N V FV FV FV FV V V V FV N Agaricus bernardii Salt-loving Agaricus In sandy soil often near beaches Choice D06 N Agaricus bisporus Button mushroom, was A. brunnescens Cultivated, and as escapee Edible D06 N F N Agaricus bitorquis Sidewalk mushroom In hard packed, disturbed soil Edible D06 N F N Agaricus brunnescens (old name) now A. bisporus D06 F N Agaricus campestris Meadow mushroom In meadows, pastures Choice D06 N V FV F V F FV N Agaricus comtulus Small slender agaricus In grassy places Not recommended D06 N V FV N Agaricus diminutivus group Diminutive agariicus, many similar species On humus in woods Similar to poisonous species D06 O V V Agaricus dulcidulus Diminutive agaric, in diminitivus group On humus in woods Similar to poisonous species D06 O V V Agaricus hondensis Felt-ringed agaricus In needle duff and among twigs Poisonous to many D06 N V V F N Agaricus integer In grassy places often with moss Edible D06 N V Agaricus meleagris (old name) now A moelleri or A.
    [Show full text]
  • Tabla Suplementaria 2 – Secuencias Utilizadas En Este Trabajo, Junto Con
    Tabla suplementaria 2 – Secuencias utilizadas en este trabajo, junto con su número de espécimen, códigos de GenBank o UNITE (código UDB) correspondientes, y el número de figura en la que se emplean o especie en cuya descripción se mencionan. Las secuencias generadas en este estudio aparecen en negrita. Análisis/ Taxon Espécimen ITS LSU mtSSU RPB2 Descripción Carestiella socia Wedin 7194 — — JX266155 HM244782 Fig. 4 Coccomycetella Balloch — HM244761 HM244737 HM244785 Fig. 4 richardsonii SW068 (S) Coenogonium AFTOL 352 — AF279387 AY584699 AY641038 Fig. 4 luteum Coenogonium pineti Thor 19164 — AY300834 AY300884 HM244786 Fig. 4 (UPS) Cryptodiscus SW166 (S) — FJ904673 FJ904695 HM244787 Fig. 4 foveolaris Cryptodiscus EB185 — FJ904676 FJ904698 — Fig. 4 microstomus Cryptodiscus pallidus Baloch — FJ904680 FJ904702 HM244789 Fig. 4 SW174 (S) Cryptodiscus pini Baloch & — FJ904684 FJ904706 HM244790 Fig. 4 Arup SW175 (S) Exarmidium ARAN- MW24848 MW248509 — — Fig. 4 hemisphaericum Fungi 13806 5 Graphis scripta Wedin 6476 — AY853370 AY853322 HM244793 Fig. 4 (UPS) Gyalecta flotowii Svensson — HM244764 HM244740 HM244794 Fig. 4 679 (UPS) Gyalecta jenensis Lutzoni — AF279391 AY584705 AY641043 Fig. 4 98.08.17-6 (DUKE) Odontotrema Palice 11440 — HM244770 HM244749 HM244803 Fig. 4 phacidioides (S) Odontotrema Gilenstam — HM244769 HM244748 HM244802 Fig. 4 phacidiellum 2625 (UPS) Placopsis perrugosa Streimann — AF356660 AY584716 AY641063 Fig. 4 17.12.1993 (DUKE) Porina aenea Arup & — — HM244754 HM244808 Fig. 4 Baloch SW154 (S) Porina lectissima Arup & — HM244774 HM244756 HM244811 Fig. 4 Baloch SW164 (S) Orceolina s.n. — AF274116 AY212853 DQ366856 Fig. 4 kerguelensis Ostropa barbara Wedin & — HM244773 HM244752 HM244806 Fig. 4 Baloch SW071 (S) Rhexophiale 2002, Palice — AY853391 AY853341 — Fig. 4 rhexoblephara s.n. (hb. Palice) Sagiolechia Nordin 5893 — HM244775 HM244757 HM244812 Fig.
    [Show full text]
  • Notes, Outline and Divergence Times of Basidiomycota
    Fungal Diversity (2019) 99:105–367 https://doi.org/10.1007/s13225-019-00435-4 (0123456789().,-volV)(0123456789().,- volV) Notes, outline and divergence times of Basidiomycota 1,2,3 1,4 3 5 5 Mao-Qiang He • Rui-Lin Zhao • Kevin D. Hyde • Dominik Begerow • Martin Kemler • 6 7 8,9 10 11 Andrey Yurkov • Eric H. C. McKenzie • Olivier Raspe´ • Makoto Kakishima • Santiago Sa´nchez-Ramı´rez • 12 13 14 15 16 Else C. Vellinga • Roy Halling • Viktor Papp • Ivan V. Zmitrovich • Bart Buyck • 8,9 3 17 18 1 Damien Ertz • Nalin N. Wijayawardene • Bao-Kai Cui • Nathan Schoutteten • Xin-Zhan Liu • 19 1 1,3 1 1 1 Tai-Hui Li • Yi-Jian Yao • Xin-Yu Zhu • An-Qi Liu • Guo-Jie Li • Ming-Zhe Zhang • 1 1 20 21,22 23 Zhi-Lin Ling • Bin Cao • Vladimı´r Antonı´n • Teun Boekhout • Bianca Denise Barbosa da Silva • 18 24 25 26 27 Eske De Crop • Cony Decock • Ba´lint Dima • Arun Kumar Dutta • Jack W. Fell • 28 29 30 31 Jo´ zsef Geml • Masoomeh Ghobad-Nejhad • Admir J. Giachini • Tatiana B. Gibertoni • 32 33,34 17 35 Sergio P. Gorjo´ n • Danny Haelewaters • Shuang-Hui He • Brendan P. Hodkinson • 36 37 38 39 40,41 Egon Horak • Tamotsu Hoshino • Alfredo Justo • Young Woon Lim • Nelson Menolli Jr. • 42 43,44 45 46 47 Armin Mesˇic´ • Jean-Marc Moncalvo • Gregory M. Mueller • La´szlo´ G. Nagy • R. Henrik Nilsson • 48 48 49 2 Machiel Noordeloos • Jorinde Nuytinck • Takamichi Orihara • Cheewangkoon Ratchadawan • 50,51 52 53 Mario Rajchenberg • Alexandre G.
    [Show full text]
  • Early Diverging Clades of Agaricomycetidae Dominated by Corticioid Forms
    Mycologia, 102(4), 2010, pp. 865–880. DOI: 10.3852/09-288 # 2010 by The Mycological Society of America, Lawrence, KS 66044-8897 Amylocorticiales ord. nov. and Jaapiales ord. nov.: Early diverging clades of Agaricomycetidae dominated by corticioid forms Manfred Binder1 sister group of the remainder of the Agaricomyceti- Clark University, Biology Department, Lasry Center for dae, suggesting that the greatest radiation of pileate- Biosciences, 15 Maywood Street, Worcester, stipitate mushrooms resulted from the elaboration of Massachusetts 01601 resupinate ancestors. Karl-Henrik Larsson Key words: morphological evolution, multigene Go¨teborg University, Department of Plant and datasets, rpb1 and rpb2 primers Environmental Sciences, Box 461, SE 405 30, Go¨teborg, Sweden INTRODUCTION P. Brandon Matheny The Agaricomycetes includes approximately 21 000 University of Tennessee, Department of Ecology and Evolutionary Biology, 334 Hesler Biology Building, described species (Kirk et al. 2008) that are domi- Knoxville, Tennessee 37996 nated by taxa with complex fruiting bodies, including agarics, polypores, coral fungi and gasteromycetes. David S. Hibbett Intermixed with these forms are numerous lineages Clark University, Biology Department, Lasry Center for Biosciences, 15 Maywood Street, Worcester, of corticioid fungi, which have inconspicuous, resu- Massachusetts 01601 pinate fruiting bodies (Binder et al. 2005; Larsson et al. 2004, Larsson 2007). No fewer than 13 of the 17 currently recognized orders of Agaricomycetes con- Abstract: The Agaricomycetidae is one of the most tain corticioid forms, and three, the Atheliales, morphologically diverse clades of Basidiomycota that Corticiales, and Trechisporales, contain only corti- includes the well known Agaricales and Boletales, cioid forms (Hibbett 2007, Hibbett et al. 2007). which are dominated by pileate-stipitate forms, and Larsson (2007) presented a preliminary classification the more obscure Atheliales, which is a relatively small in which corticioid forms are distributed across 41 group of resupinate taxa.
    [Show full text]
  • A 27. Európai Cortinarius Konferencia Mikológiai Eredményei
    Mikológiai Közlemények, Clusiana 49(1–2): 5–66. (2010) TUDOMÁNYOS DOLGOZATOK RESEARCH ARTICLES A 27. EURÓPAI CORTINARIUS KONFERENCIA MIKOLÓGIAI EREDMÉNYEI DIMA Bálint1, SILLER Irén2, ALBERT László3, RIMÓCZI Imre4 és 4 BENEDEK Lajos 1Szent István Egyetem, Mezőgazdaság- és Környezettudományi Kar, Környezet- és Tájgazdálkodási Intézet, Természetvédelmi és Tájökológiai Tanszék, 2103 Gödöllő, Páter Károly u. 1; [email protected] 2Szent István Egyetem, Állatorvos-tudományi Kar, Zoológiai Intézet, Növénytani Tanszék, 1400 Buda- pest, Pf. 2; [email protected] 31121 Budapest, Karthauzi u. 4/a; [email protected] 4Budapesti Corvinus Egyetem, Kertészettudományi Kar, Növénytani Tanszék,1118 Budapest, Ménesi út 44; [email protected], [email protected] A 27. Európai Cortinarius Konferencia mikológiai eredményei. – A 27. Európai Cortina- rius Konferencia 2009. október 18–24. került megrendezésre a Nyíregyházi Főiskolán. Az öt terepnap alkalmával (Vámosatya, Baktalórántháza, Kállósemjén, Bátorliget, Miskolc (Csa- nyik-völgy)) gyűjtött és meghatározott nagygombataxonok száma 391, melyből 41 előfordu- lását Magyarországon korábban még nem publikálták. Ezek a következők: Bovista furfura- cea, Clitocybe anisata, C. metachroa var. aquosoumbrina, C. truncicola, Clitopilus cystidia- tus, Conocybe graminis, Cortinarius argutus, C. diasemospermus var. leptospermus, C. phae- osmus, C. platypus, C. safranopes, Entoloma bisporigerum, Flammulaster granulosus, Hebe- loma fusisporum, H. gigaspermum, H. lutense, H.
    [Show full text]
  • W Poland) Andrzej Szczepkowski; Warsaw
    Acta Mycologica Article ID: 5515 DOI: 10.5586/am.5515 CHECKLIST Publication History Received: 2019-08-06 Contribution to the Knowledge of Accepted: 2019-11-24 Published: 2020-06-30 Mycobiota of the Wielkopolski National Handling Editor Park (W Poland) Andrzej Szczepkowski; Warsaw University of Life Sciences – SGGW, Poland; 1* 2 Błażej Gierczyk , Anna Kujawa https://orcid.org/0000-0002- 1Faculty of Chemistry, Adam Mickiewicz University in Poznań, Poland 9778-9567 2Institute for Agricultural and Forest Environment, Polish Academy of Sciences, Poland , Authors Contributions *To whom correspondence should be addressed. Email: [email protected] BG: feld research, specimen identifcation, preparation of the manuscript and graphics; AK: feld research, specimen Abstract identifcation, photographic Te Wielkopolski National Park is located in western Poland, near Poznań City. documentation, and correction of the manuscript Its unique postglacial landforms are covered with various (semi)natural and anthropogenic ecosystems. Te mycobiota of this Park has been studied for 90 Funding years; however, current state knowledge is still insufcient. In 2018, a few-year- The studies were fnanced by the long project on the chorology, richness, and diversity of fungal biota of this area State Forests National Forest was started. In the frst year, 312 taxa of macromycetes were found. Among them, Holding – Directorate-General of the State Forests in 2018 as a 140 taxa were new for the biota of the Wielkopolski National Park. Five species project “Species diversity of (Botryobasidium robustius, Hebeloma subtortum, Leccinum brunneogriseolum, macrofungi in Wielkopolska Pachyella violaceonigra, and Sistotrema athelioides) were new for Poland, and 26 National Park – preliminary taxa were new for the Wielkopolska region.
    [Show full text]
  • Contribution to a Monograph of Marasmioid and Collybioid Fungi in Europe
    CZECH MYCOL. 60(1): 21–27, 2008 Contribution to a monograph of marasmioid and collybioid fungi in Europe 1 2 MACHIEL E. NOORDELOOS and VLADIMÍR ANTONÍN 1 National Herbarium of the Netherlands, P. O. Box 9514, 2300 RA Leiden, The Netherlands; [email protected] 2 Moravian Museum, Department of Botany, Zelný trh 6, CZ-659 37 Brno, Czech Republic; [email protected] Noordeloos M. E. and Antonín V. (2008): Contribution to a monograph of maras- mioid and collybioid fungi in Europe. – Czech Mycology 60(1): 21–27. While preparing a new edition of the book A Monograph of marasmioid and collybioid fungi in Eu- rope, the authors publish new taxonomic findings, which will be included there. One taxon, Marasmiellus corsicus Noordel., Antonín & Moreau, from Corsica, is described as a new species, two new names, Gymnopus bisporiger Antonín & Noordel. and Marasmiellus maritimus Contu & Noordel., and 10 new combinations in the genera Gymnopus and Mycetinis are proposed. Key words: Marasmiellus, Gymnopus, Mycetinis, new species, new combinations, taxonomy. Noordeloos M. E. a Antonín V. (2008): Příspěvek k monografii marasmioidních a collybioidních hub v Evropě. – Czech Mycology 60(1): 21–27. V rámci přípravy nové verze monografie marasmioidních a collybioidních hub v Evropě jsou publi- kovány taxonomické novinky, které se objeví v této knize. Je popsán jeden nový druh, Marasmiellus corsicus Noordel., Antonín & Moreau z Korsiky, jsou navržena dvě nová jména, Gymnopus bisporiger Antonín & Noordel. a Marasmiellus maritimus Contu & Noordel., a deset nových kombinací v rodech Gymnopus a Mycetinis. INTRODUCTION Since the publication of our monographs on marasmioid and collybioid fungi in Europe (Antonín and Noordeloos 1993, 1997) a critical new edition has become necessary in order to include new species, new records, and changed taxonomic concepts in the groups concerned.
    [Show full text]