Omphalotaceae 21-12-2020
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Omphalotaceae 21-12-2020 Jean Werts & Joke De Sutter Omphalotaceae • Alfabetische index • Omphalotaceae genera alfabetisch • Bibliografie Omphalotaceae genera alfabetisch • Gymnopus • Lentinula • Marasmiellus • Ruitertje • Mycetinis • Knoflooktaailing • Omphalotus • Lantaarnzwam • Rhodocollybia Genus Gymnopus • Gymnopus foto’s & hyperlinken • Gymnopus soorten lage landen Gymnopus soorten lage landen Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia Gymnopus androsaceus Paardenhaartaailing Gymnopus aquosus Vroeg eikenbladzwammetje Gymnopus brassicolens Koolstinktaailing Gymnopus confluens Bundelcollybia Gymnopus dryophilus Gewoon eikenbladzwammetje Gymnopus erythropus Kale roodsteelcollybia Gymnopus fagiphilus Behaarde roodsteelcollybia Gymnopus foetidus Takjesstinktaailing Gymnopus fuscopurpureus Purperbruine collybia Gymnopus fusipes Spoelvoetcollybia Gymnopus soorten lage landen Gymnopus hariolorum Bleke collybia Gymnopus impudicus Stinkende collybia Gymnopus inodorus Geurloze collybia Gymnopus luxurians Compostcollybia Gymnopus obscuroides Sombere collybia Gymnopus ocior Donker eikenbladzwammetje Gymnopus perforans Sparrenstinktaailing Gymnopus peronatus Scherpe collybia Gymnopus quercophilus Witte paardenhaartaailing Gymnopus terginus Wolsteelcollybia Genus Lentinula • Lentinula fotos & hyperlinken • Lentinula soorten lage landen Lentinula soorten lage landen Lentinula edodes Shiitake Geslacht Marasmiellus - Ruitertje • Vruchtlichaam collybioïd of omphalioïd, zelden pleurotoïd, hoed +- convex, met of zonder papil, wit, geel, roze of bruin; lamellen gewoonlijk goed ontwikkeld, zelden aderig, aangehecht tot aflopend; steel gewoonlijk met basaal mycelium, dat dikwijls arm ontwikkeld is, bleek aan de top, gewoonlijk donkerder wordend naar de basis. • Gewoonlijk in groepjes, zelden solitair, saprotroof, zelden parasitisch op alle soorten zaadplanten. • Marasmiellus foto’s & hyperlinken • Marasmiellus soorten lage landen Marasmiellus soorten lage landen Marasmiellus candidus Wit ruitertje Marasmiellus lateralis Schelpenruitertje Marasmiellus pachycraspedum Dikrandruitertje Marasmiellus ramealis Takruitertje Marasmiellus trabutii Zeerusruitertje Marasmiellus tricolor Driekleurig ruitertje Marasmiellus vaillantii Halmruitertje Geslacht Mycetinis • Mycetinis foto’s & hyperlinken • Mycetinis soorten lage landen Mycetinis soorten lage landen Mycetinis alliaceus Grote knoflooktaailing Mycetinis querceus Bleke knoflooktaailing Mycetinis scorodonius Kale knoflooktaailing Genus Omphalotus • Op hout van loofbomen, vermoedelijk zwak parasitisch. • Twee soorten: Omphalotus illuden Omphalotus olearius Noordelijke lantaarnzwam Zuidelijke lantaarnzwam Genus Rhodocollybia • Rhodocollybia foto’s & hyperlinken Rhodocollybia butyracea Rhodocollybia maculata Botercollybia Roestvlekkenzwam Rhodocollybia prolixa Rossige collybia Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia Henri Stappaerts waarnemingen.be Johan Van Laethem waarnemingen.be Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia • Vruchtlichamen: gebundeld, in dichte grote bundels tot honderden exemplaren. • Hoed: 5 – 30 mm, hemisferisch tot convex, tenslotte vlak, met ingerolde dan omgebogen of rechte rand, hygrofaan, bij vocht niet doorschijnend gestreept of aan de rand alleen, roodbruin, uniform gekleurd of bleker en meer grijs naar de rand, verblekend bij drogen tot roodgeel of geelbruin, dof, effen, glad. • Lamellen: L = 30 – 40, l = 3 – 7 (-9), dicht bijeen, vrij, segmentiform, bleekroze met gelijk gekleurde gave rand. • Steel: 30 – 100 x 2 – 4,5 mm, cilindrisch of samengedrukt, roodbruin, iets bleker dan de vochtige hoed, effen, glad of fijn gegroefd in de lengte, dof. • Vlees: dun, met kleur als oppervlakte; geur +- naar bittere amandelen, herinnerend aan Marasmius oreades; smaak mild of iets bitter. • Sporenfiguur: wit. In grote groepen op en nabij oud rot naaldhout, stronken, in boreale en bergbossen. Juli – november. Zeldzaam bij ons. Gymnopus acervatus gelijkt oppervlakkig op G. confluens, waarvan hij verschilt door meer intens gekleurde vruchtlichamen, de gladde steel, verder uiteen staande lamellen, iets kleinere sporen, geen of schaarse cheilocystiden, en door het groeien in zeer grote clusters. Gymnopus acervatus Kale bundelcollybia Gymnopus androsaceus (L.:Fr.) Fr. Paardenhaartaailing Victor Swan Gymnopus androsaceus (L.:Fr.) Fr. Paardenhaartaailing • Hoed: 3 – 15 mm, halfbol of convex, dan vlak, gewoonlijk met een iets depressief centrum, jong met ingerolde rand, later ingebogen en dikwijls getand, zwak gegroefd op de rug van de lamellen, donkerrozebruin, chocoladebruin, naar de rand bleker roze, geelroze of bleekrozebruin, dof, glad. • Lamellen: L = 12 – 17, l = 1 – 3, ver uiteen, aangehecht, soms anastomoserend, rozebruin, geelroze of bleekroze, met dezelfde kleur als de rand van de hoed, met gave gelijk gekleurde rand. • Steel: 20 – 50 x 0,2 – 1 mm, filiform, stijf, donkerroodbruin of zwart, aan de uiterste top wit, effen of fijn gegroefd in de lengte, glad, blinkend, gewoonlijk met duidelijke en overvloedige zwarte rhizomorphen aan de basis. • Vlees: membraanachtig, met dezelfde kleur als de oppervlakte; geur en smaak onbeduidend. • Sporenfiguur: wit. • Chemie: hyfen van pileitrama en steeltop zwak dextrinoïd, geen enkel deel matechromatisch in cresyl blue. • In grote groepen op naaldafval en kleine takjes van coniferen, op stammen van struikhei en ook op bladeren van loofbomen, bij voorkeur op voedselarme, zure, zandige bodem. Algemeen. Gymnopus androsaceus (L.:Fr.) Fr. Paardenhaartaailing Gymnopus aquosus (Bull.:Fr.) Aantonin & Noordeloos Vroeg eikenbladzwammetje Amadej Trnkoczy wikimedia commons Gymnopus aquosus (Bull.:Fr.) Aantonin & Noordeloos Vroeg eikenbladzwammetje • Hoed: 25 – 65 mm, hemisferisch tot convex, dan vlak, gewoonlijk met rond, iets ingedeukt centrum, met ingerolde dan ingebogen, rechte of opgerichte rand, randzone dikwijls golvend als ouder, hygrofaan, bij vocht bleekgeel tot oker, doorschijnend gestreept bijna tot in het centrum, verblekend bij drogen tot bijna wit, effen, glad, iets vettig bij vocht. • Lamellen: L = 20 – 30, l = 3 – 7, nogal dicht bijeen, aangehecht, emarginaat, segmentiform tot subbuikig,3 – 5 mm breed, wit tot crème, met gelijk gekleurde pruïneuze rand. • Steel: 15 – 70 x 2 – 3,5 mm, cilindrisch, dikwijls duidelijk verbreed naar de basis (-17 mm), zeer bleekgeel aan de top, iets donkerder, gelijk gekleurd met de hoed daaronder, effen, glad. • Vlees: bleek binnenin; geur aangenaam, fungoïd; smaak mild. • Sporenfiguur: wit. Op de grond, gewoonlijk in groepjes, tussen gras, op loofhout, zelden naaldhout. Niet algemeen. April – juni, minder frequent augustus – september. Gymnopus aquosus verschilt van Gymnopus dryophilus door de nogal bleke kleur van de vruchtlichamen, en de knuppelvormige cheilocystiden. Verschijnt ook vroeg in het jaar. Gymnopus ocior verschilt door de donkere hoed en de dikwijls gele lamellen. Gymnopus aquosus (Bull.:Fr.) Aantonin & Noordeloos Vroeg eikenbladzwammetje Gymnopus brassicolens (Romagn.) P.D.Orton Koolstinktaailing Peter Vds waarnemingen.be Gymnopus brassicolens (Romagn.) P.D.Orton Koolstinktaailing • Hoed: 30 – 50 mm met ingerolde rand, dan uitspreidend, hygrofaan, donkerroodbruin of geelbruin, doorschijnend gestreept, verblekend en opaque bij drogen. • Lamellen: nogal dicht bijeen, bleekcrème of rozebruin. • Steel: 15 – 75 x 1 – 4 mm, taps naar de basis, roodbruin tot zwartbruin met blekere top, wit pruïneus-harig. • Geur: lijk rotte kool. • Deze soort behoorde vroeger tot Micromphale. • In groepjes op dode bladeren en takjes van loofbomen (Beuk, Eik, Kastanje) in loofbossen op rijke bodem.groeit in zuidoost-België. • Gymnopus brassicolens gelijkt sterk op Marasliellus foetidum, waarvan hij hoofdzakelijk verschil door het ontbreken van een gelatineuze laag in de hoed, kleinere sporen en het algemeen uitzicht van de vruchtlichamen. Gymnopus brassicolens (Romagn.) P.D.Orton Koolstinktaailing Gymnopus confluens (Pers.:Fr.) Antonin, Halling & Noordel. Bundelcollybia Lode Rubberecht Gymnopus confluens (Pers.:Fr.) Antonin, Halling & Noordel. Bundelcollybia • Hoed: 15 – 40 (-70) mm, campanulaat, hemisferisch of convex als jong, dan uitspreidend tot planoconvex of vlak met ingerolde dan rechte of omgebogen rand, hygrofaan, niet of slechts iets doorschijnend gestreept, bleekbruin, geelbruin of bleekgrijsbruin, gewoonlijk met donkerder centrum, verblekend bij drogen, effen, glad of fijn radiaal vezelig, aan de rand soms wat gerimpeld. • Lamellen: L = 45 – 70, l = 1 – 3, zeer dicht bijeen, vrij, bleekcrème, veel bleker dan de hoed, met gelijk gekleurde of blekere, fijn vlokkige rand. • Steel: 50 – 120 x 1,5 – 5 mm, cilindrisch, smal fistuloos, bleekbruin tot oranjebruin, donkerder naar de basis, jong wit pruïneus, dan dicht harig of fluweelachtig met crème tot geelbruine bedekking, basis met overvloedig wit mycelium. • Vlees: dun, wit in de hoed, bruin in het steelvlees. • Geur: fungoïd, soms zwak naar amandelen; smaak fungoïd of nootachtig. • Sporenfiguur: crème. Geen enkel deel van het vruchtlichaam amyloïd, dextrinoïd of metachromatisch in cresyl blue. In groepjes, dikwijls gebundeld, zelden solitair, op de grond, op bosafval in loof- en naaldbossen, op humusrijke bodem; nogal algemeen. Augustus – oktober. Gymnopus confluens (Pers.:Fr.) Antonin, Halling & Noordel. Bundelcollybia Gymnopus dryophilus (Bull.:Fr.) Murrill Gewoon eikenbladzwammetje Joke De Sutter Joke De Sutter Ravenhof 2015/09 Gymnopus dryophilus (Bull.:Fr.) Murrill Gewoon eikenbladzwammetje • Hoed: 10 – 60 mm, convex dan vlak, soms met lage brede bult, met ingebogen