Mogelijkheden Voor Herstelbeheer in Hellingbossen Op Kalkrijke Bodem in Zuid-Limburg
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mogelijkheden voor herstelbeheer in hellingbossen op kalkrijke bodem in Zuid-Limburg Resultaten praktijkproeven: omvorming van voormalig middenbos naar gevarieerd opgaand bos © 2016 VBNE, Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren Rapport nr. 2016/OBN206-HE Driebergen, 2016 Deze publicatie is tot stand gekomen met een financiële bijdrage van BIJ12 en het Ministerie van Economische Zaken. Teksten mogen alleen worden overgenomen met bronvermelding. Deze uitgave kan schriftelijk of per e-mail worden besteld bij de VBNE onder vermelding van code 2016/OBN206-HE en het aantal exemplaren. Foto voorkant Slanke sleutelbloem, Wijlrebos. Fotograaf Rein de Waal Oplage 60 exemplaren Samenstelling P.W.F.M. Hommel (Alterra, Wageningen UR) R.J. Bijlsma (Alterra, Wageningen UR) K.A.O. Eichhorn (Eichhorn Ecologie) J. den Ouden (Leerstoelgroep Bosecologie en Bosbeheer, Wageningen UR) R.W. de Waal (Alterra, Wageningen UR) M.F. Wallis de Vries (De Vlinderstichting) m.m.v. L.S. Eichhorn (Eichhorn Ecologie) L. Goudzwaard (Leerstoelgroep Bosecologie en Bosbeheer, Wageningen UR) Th. Heijerman (EIS-Kenniscentrum Insecten) R.H. Kemmers (Alterra, Wageningen UR) M. Prick (Natuurhistorisch Genootschap in Limburg) F. Smeets (Leerstoelgroep Bosecologie en Bosbeheer, Wageningen UR) Druk KNNV Uitgeverij/Publishing Productie Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) Adres : Princenhof Park 9, 3972 NG Driebergen Telefoon : 0343-745250 E-mail : [email protected] Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Samenvatting 8 1 Inleiding 14 1.1 Achtergrond 14 1.2 Kader en doelstelling van het onderzoek 16 1.3 Inperking tot ondiepe kalkbodems 20 1.4 Opbouw van het rapport 22 2 Proefopzet 23 2.1 Bosbouwkundig systeem 23 2.2 Selectie proefgebieden 28 2.3 Historische typering proefgebieden 28 2.4 Voorbereiding en uitvoering kapwerkzaamheden 32 2.5 Verwijdering ruigtesoorten op kapvlakten 36 2.6 Aanplant op kapvlakten 39 3 Monitoring 41 3.1 Bodem 41 3.1.1 Veldonderzoek 41 3.1.2 Bodemchemie 41 3.1.3 Stikstof-mineralisatie 41 3.2 Vegetatie 42 3.2.1 Vaatplanten 42 3.2.2 Mossen 42 3.2.3 Ruigte-ontwikkeling 43 3.3 Fauna 45 3.3.1 Dagvlinders 46 3.3.2 Nachtvlinders 46 4 Resultaten bodemonderzoek 48 4.1 Hellingzones 48 4.1.1 Eyserbos 48 4.1.2 Wijlrebos 53 4.1.3 Vergelijking van de twee proefgebieden 55 4.2 Bodemchemie 57 4.2.1 Bodemchemische parameters 57 4.2.2 Stikstof-mineralisatie 59 5 Resultaten vegetatie-onderzoek 63 Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 3 5.1 Vaatplanten 63 5.1.1 Totaal soortenaantal 63 5.1.2 Bossoorten 67 5.1.3 Soorten van kapvlakten en bosranden 70 5.1.4 Ruigtevormende woekersoorten 74 5.1.5 Experimenten met verwijdering ruigtesoorten 80 5.2 Mossen 85 5.2.1 Uitgangssituatie (2011) 85 5.2.2 Veranderingen na de kap (2011-2014) 87 6 Resultaten fauna-onderzoek 95 6.1 Dagvlinders 95 6.2 Nachtvlinders 98 6.2.1 Aantal soorten 98 6.2.2 Onderscheid naar biotoop 100 6.2.3 Onderscheid naar waardplanten 102 7 Discussie 104 7.1 Vaatplanten 104 7.1.1 Bossoorten 104 7.1.2 Soorten van kapvlakten en bosranden 107 7.2 Mossen 108 7.2.1 Diversiteit van ecologische groepen 108 7.2.2 Wijlrebos en Eyserbos nader vergeleken 111 7.3 Dagvlinders 112 7.4 Nachtvlinders 114 7.5 Overige arthropoden 116 8 Conclusies 117 9 Literatuur 121 Bijlagen Bijlage A Bodemchemie vóór en na ingreep (0-10 cm -mv) Bijlage B N-mineralisatie vóór en na ingreep (0-10 cm -mv) Bijlage C Synoptische tabel ontwikkeling kruidlaag Eyserbos (2011-2014) Bijlage D Synoptische tabel ontwikkeling kruidlaag Wijlrebos (2011-2014) Bijlage E Veranderingen in de soortensamenstelling van de kruidlaag in het tweede jaar na kap (beide gebieden gecombineerd) Bijlage F Soortenlijst dagvlinders Bijlage G Soortenlijst nachtvlinders Bijlage H Status van de aandachtsoorten bij dagvlinders en macro- nachtvlinders in Zuid-Limburgse hellingbossen Bijlage I Veranderingen in de loopkeverfauna van het Eyserbos (door Th. Heijerman) Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 4 Voorwoord Het doel van het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) is het ontwikkelen, verspreiden en benutten van kennis voor terreinbeheerders over natuurherstel, Natura 2000, PAS, leefgebiedenbenadering en ontwikkeling van nieuwe natuur. In het kader van natura 2000 worden in Europees perspectief zeldzame soorten en vegetatietypen in Nederland beschermd. In dit rapport staat het habitattype ‘H9160B: Eiken- haagbeukenbossen’ centraal. In de opgestelde Herstelstrategie van dit habitattype wordt als een van de maatregelen genoemd het omvormen van hellingbossen. Dit moet leiden tot een toename van de soortenrijkdom in de ondergroei. Deze maatregel is in dit OBN onderzoek in een veldexperiment onderzocht. De Zuid-Limburgse hellingbossen zijn van oudsher rijk aan bijzondere planten- en diersoorten. Het gaat daarbij zowel om schaduwtolerante bossoorten als om lichtminnende soorten van bosranden en kapvlakten. Het meest bijzonder zijn de bossen op ondiepe kalkrijke bodems die - vooral in de struweelfase na kap –een aantal zeldzame orchideeën- soorten kunnen herbergen. De soortenrijkdom van de Zuid-Limburgse hellingbossen is in de tweede helft van de vorige eeuw sterk achteruitgegaan. De belangrijkste oorzaak van de achteruitgang was het staken van het traditionele beheer als hakhout met overstaanders (middenbos). Het gevolg was dat het kronendak zich sloot, minder licht de bosbodem kon bereiken en de ondergroei steeds ijler en minder soortenrijk werd. Gekozen is voor een beheerexperiment met daarin omvorming naar een “ongelijkvormig hooghout”, met meerdere generaties (diameterklassen) bomen in één perceel en een cyclus van periodieke kap. Door de periodieke lichtstelling, kap van de ondergroei en verstoring van de bosbodem sluit het systeem in ecologisch opzicht nauw aan bij het historisch middenbos- beheer. De beheerexperimenten in het Eyser- en Wijlrebos hebben aangetoond dat een omvorming van een (voormalig) middenbosbeheer naar een beheer als ongelijkvormig hooghout ook in de Zuid-Limburgse context (steile hellingen; meerdere decennia geen ingrepen) bosbouw- technisch goed mogelijk is. Enerzijds mogen wij concluderen dat de proeven in technisch, bedrijfseconomisch en ecologisch opzicht een duidelijk succes waren. Anderzijds staan wij nog maar aan het begin van een lang leerproces. Ik wens u veel leesplezier Drs. T.J. Wams Voorzitter van de OBN Adviescommissie Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 5 Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 6 Dankwoord Graag willen wij de beheerders van het Eyser- en Wijlrebos en met name Carlo van Seggelen, Arjan Ovaa en Nicole Cordewener (Stichting het Limburgs Landschap), en Patrick Kloet, Freek van Westreenen en Ingrid van Westerlaak (Staatsbosbeheer) bedanken voor de toestemming om in hun terreinen onderzoek te doen en voor alle hulp bij het voorbereiden en begeleiden van de kapwerkzaamheden en het inrichten van de proefvelden. Verder danken wij de leden van het Deskundigen-Team Heuvelland voor hun betrokkenheid en adviezen en Roland Bobbink (B-WARE) voor zijn waardevolle commentaar bij een eerdere versie van dit rapport. Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 7 Samenvatting De Zuid-Limburgse hellingbossen zijn van oudsher rijk aan bijzondere planten- en diersoorten. Het gaat daarbij zowel om schaduwtolerante bossoorten als om lichtminnende soorten van bosranden en kapvlakten. Het meest bijzonder zijn de bossen op ondiepe kalkrijke bodems die - vooral in de struweelfase na kap –een aantal zeldzame orchideeënsoorten kunnen herbergen. Ondiepe kalkbodems komen alleen in het zuidelijk deel van het Zuid-Limburgse heuvelland voor (het “Mergelland”) en zijn daar karakteristiek voor het centrale deel van de hellinggradiënt. Naar schatting behoort ongeveer 20 à 25% van de bosbodems in het Mergelland tot de ondiepe kalkbodems. De soortenrijkdom van de Zuid-Limburgse hellingbossen is in de tweede helft van de vorige eeuw sterk achteruitgegaan. De belangrijkste oorzaak van de achteruitgang was het staken van het traditionele beheer als hakhout met overstaanders (middenbos). Het gevolg was dat het kronendak zich sloot, minder licht de bosbodem kon bereiken en de ondergroei steeds ijler en minder soortenrijk werd. Het hervatten van het traditionele hakhoutbeheer goede resultaten opgeleverd. Vooral de lichtminnende kapvlaktesoorten lijken geprofiteerd te hebben, de effecten op de bosflora zijn minder eenduidig. Bijkomend probleem is dat het hakhoutbeheer erg arbeidsintensief en kostbaar is. Daarom is een vorm van (herstel)beheer gewenst dat zowel effectief als duurzaam is. Herstel van de oorspronkelijk aanwezige diversiteit aan soorten van bosmilieu’s, bosranden en kapvlakten moet daarbij gecombineerd worden met een rendabeler exploitatie. Met dit doel zijn twee praktijkproeven opgestart waarvan de eerste resultaten in dit rapport worden beschreven. De proeven werden uitgevoerd in twee bosgebieden met een ondiepe kalkbodem: het Eyserbos en het Wijlrebos. Gekozen is voor omvorming naar een “ongelijkvormig hooghout”, met meerdere generaties (diameterklassen) bomen in één perceel en een cyclus van periodieke kap. Bij elke kap wordt uit elke generatie een vast percentage bomen gekapt en alle ondergroei verwijderd met uitzondering van enkele jonge bomen. Dit systeem is bedrijfseconomisch minder rendabel dan een gelijkjarig productiebos maar gunstiger dan een beheer als hakhout-met- overstaanders: de kapcyclus is globaal tweemaal zo lang, de ingreep is minder arbeidsintensief en de opbrengst beter te vermarkten. Door de periodieke lichtstelling, kap van de ondergroei en verstoring van de bosbodem