Retorische Analyses Van Betogende Teksten Ter Inleiding
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
FRANS VAN EEMEREN EN PETER HOUTLOSSER Retorische analyses van betogende teksten Ter inleiding Dit themanummer gaat over het analyseren van betogende teksten en hoe dit het beste kan gebeuren. In het eerste artikel analyseert Jeroen Bons een fragment van een rede van de Atheense pedagoog Isocrates (436-338 vC). In deze rede mengt Isocrates zich in het debat dat na de zogenoemde Bondgenotenoorlog in Athene werd gevoerd over de te voeren poli - tiek. Antoine Braet geeft in de tweede bijdrage een analyse van het in 1978 gehouden ver - weer van Willem Aantjes, eertijds fractievoorzitter van het CDA, tegen de beschuldigingen van professor Loe de Jong, directeur van het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocu - mentatie, dat Aantjes in de tweede wereldoorlog lid was geweest van de SS. Frans van Eeme - ren en Peter Houtlosser geven in de derde bijdrage een ‘pilot-analyse’ van Willem van Oranjes Apologie , het verweerschrift van Oranje tegen de Ban van koning Philips II, waar - in Oranje officieel vogelvrij verklaard werd. In de vierde bijdrage analyseert Paul van den Hoven drie rechterlijke betoogfragmenten waarin een juridische beslissing zo wordt gefor - muleerd dat er niet mis te verstane bijbedoelingen in doorklinken. Jaap de Jong en Bas Andeweg richten zich in de vijfde bijdrage op de analyse van de moderne inleidingsprak - tijk in speeches die op ministeriële departementen worden geschreven. M. Agnès van Rees besluit het themanummer in de zesde bijdrage met het beantwoorden van de vraag in hoe - verre iemand bij het maken van een analyse van een betogende tekst gebruik kan maken van de methode die bekend staat als Critical Discourse Analysis. In alle in dit themanummer toegelichte analyses staat het gebruik van inzichten uit de retorica centraal. In vier van de bijdragen wordt een volledige of gedeeltelijke retorische analyse gegeven van een specifieke betogende tekst of van een fragment van zo’n tekst. Dit geldt voor de bijdragen van Bons, Braet,Van den Hoven enVan Eemeren en Houtlosser. De teksten of tekstfragmenten die in deze artikelen worden geanalyseerd variëren qua aard van historisch tot modern en van biografisch tot juridisch en politiek. In de bijdrage van De Jong en Andeweg worden aan de hand van een corpus politieke tekstfragmenten uit de hui - dige tijd de mogelijkheden van een retorische analyse verkend. De bijdrage van Van Rees is een artikel waarin de voor- en nadelen worden geïnventariseerd van een specifieke recen - te benadering van het analyseren van op overtuigen gerichte teksten die in een moderne zin als retorisch kan worden gekarakteriseerd. In drie bijdragen, die van Bons, Braet en De Jong en Andeweg, vormt de klassieke reto - rica het uitgangspunt van de analyse. Bons richt zijn retorische analyse bovendien ook nog eens op een antieke tekst: de Areopagiticus , een ‘deliberatieve’ (politieke) rede van Isocrates. Het specifieke fragment van deze rede dat hij analyseert behoort strikt genomen echter tot het ‘epideictische’ of ‘demonstratieve’ genre, waarin de waarden die het publiek met de spre - ker deelt worden geaccentueerd. Bons laat zien dat Isocrates dit epideictische deel van zijn Tijdschrift voor Taalbeheersing – 25e jaargang, nr. 1, 1-3 1 F.H. VAN EEMEREN EN P. H OUTLOSSER politieke rede niet alleen retorisch gebruikt om het politieke punt van zijn rede te verster - ken maar ook om aantijgingen van antidemocratische sympathieën te weerleggen en daar - mee te voorkomen dat zijn rede bij voorbaat onacceptabel zal worden gevonden. Ook Braet maakt in zijn artikel gebruik van het klassiek-retorische instrumentarium, maar past dit toe bij het analyseren van een – nog net – hedendaagse tekst, Willem Aantjes’ verweer tegen de beschuldiging van Loe de Jong, om op die manier aan te tonen dat ‘het’ model dat uit de klassieke retorica is overgeleverd nog steeds bruikbaar is om te laten zien hoe iemand zijn publiek tot een bepaalde overtuiging probeert te brengen. Daarvoor moet hij wel twee bezwaren ondervangen: het klassiek-retorische model was niet in de eerste plaats bedoeld om een rede te analyseren maar om een rede op te stellen en ook staat het niet bij voorbaat vast dat klassieke redes wel helemaal te vergelijken zijn met moderne beto - gende teksten. Aan het eerste bezwaar komt Braet tegemoet door erop te wijzen dat het klassiek-retorische model oorspronkelijk beschrijvend van aard was. Braets analyse van de verdediging van Aantjes moet illustreren dat ook een ‘modern’ betoog met dit model kan worden geanalyseerd. Ook De Jong en Andeweg gaan in principe uit van klassiek-retorische inzichten. Zij gebruiken die echter in combinatie met enkele moderne retorische inzichten uit de schrijf - adviesliteratuur. Hun doel is op deze wijze een ‘exordiummodel’ op te stellen dat de tech - nieken voor het maken van een overtuigende inleiding inventariseert. Om de relevantie van dit model voor de hedendaagse praktijk van het inleiden van politieke speeches te toetsen, gaan zij na in hoeverre de gemodelleerde technieken voorkomen in een corpus van inlei - dingen bij toespraken van ministers. De verkregen gegevens vullen zij aan met uitspraken van departementale speechschrijvers over hun eigen schrijfpraktijk. Hoewel het bij Bons, bij Braet en zelfs bij De Jong en Andeweg primair de klassieke retorica is die het instrumentarium verschaft om de gekozen teksten te analyseren, hebben deze auteurs toch verschillende doelstellingen. Bons is het vooral te doen om het verkrij - gen van meer feitelijke kennis van bepaalde aspecten van de klassieke oudheid: hij wil met zijn analyse bewijzen dat Isocrates niet per se de politieke opvatting hoeft te hebben gehad die hem op grond van een niet-retorische lezing van de Areopagiticus is toegeschreven. Braet daarentegen is er met zijn analyse niet speciaal op uit een bijdrage te leveren aan het ver - groten van onze historische feitenkennis. Wat hij wil laten zien, is hoe een klassiek-retori - sche analyse precies in zijn werk gaat, zodat hij daarmee de relevantie van het klassiek-reto - rische instrumentarium kan aantonen. Al met al heeft hij gaandeweg toch een historisch interessante conclusie bereikt, namelijk dat Aantjes het gegeven de omstandigheden niet slecht heeft gedaan. De Jong en Andeweg streven al helemaal niet naar dit soort historische conclusies over de door hen geanalyseerde corpusfragmenten. Zij willen vooral een goed beeld krijgen van de hedendaagse praktijk van het inleiden van ministeriële toespraken en vaststellen in hoeverre het klassieke exordiummodel in dit verband nog actueel is. Andere auteurs die aan dit themanummer bijdragen, zoals Van Eemeren en Houtlosser en ook Van den Hoven, maken eveneens gebruik van – klassieke en moderne – retorische inzichten, maar integreren die in een ander analysemodel. Bij Van Eemeren en Houtlosser is het uitgangspunt dat retorische inzichten pas echt een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het analyseren van betogen als ze worden geïncorporeerd in een dialectische analyse. Bij het ontwikkelen van een geïntegreerd analysemodel koppelen ze de verschillende reto - rische overtuigingsmiddelen en -technieken aan doelstellingen die complementair zijn aan de dialectische doelen die in een kritische discussie worden nagestreefd. De bruikbaarheid 2 Retorische analyses van betogende teksten van het aldus ontwikkelde analysemodel demonstreren ze in een analyse van Willem van Oranjes Apologie , waarin ze de strategische manoeuvres proberen te identificeren die Oran - je uitvoert om de lezers op een retorisch effectieve maar tegelijkertijd ook dialectisch rede - lijke wijze te overtuigen van het ongelijk van zijn tegenstander, Philips II. Ook Van den Hoven gaat in zijn retorische analyse uit van een dialectische invalshoek. In zijn opvatting is een retorische analyse pas op zijn plaats als de dialectische analyse dui - delijk heeft gemaakt dat er iets mis is in het betoog. De retorische analyse zou dan moeten verklaren waarom er in een bepaald geval een dialectische misstap is begaan. In zijn analy - se van drie rechterlijke betoogfragmenten laatVan den Hoven zien dat een dergelijke mis - stap zowel op het analytische als op het evaluatieve vlak kan liggen. Van den Hovens doel - stelling sluit nauw aan bij de dubbele doelstelling van Van Eemeren en Houtlosser. Aan de ene kant is hij er net alsVan Eemeren en Houtlosser op uit te laten zien welke verschillen - de typen analyses in een bepaald geval relevant zijn, wat voor uitkomsten daarvan het resul - taat zouden zijn en welke overwegingen zullen prevaleren om het ene of het andere type analyse te geven. Aan de andere kant beoogt hij met zijn analyse een bepaalde verklaring te geven voor wat er allemaal in de tekst gebeurt en hoe dat precies gebeurt. De bijdrage vanVan Rees maakt duidelijk dat er heden ten dage ook buiten de retori - ca en de argumentatietheorie het nodige wordt gedaan aan de ontwikkeling van inzichten die kunnen bijdragen aan het bevorderen van een grondige en verantwoorde van analyse van betogende (en andersoortige) teksten. Dat gebeurt in de ‘discourse analysis’, in het bij - zonder door de protagonisten van de Critical Discourse Analysis (CDA). Aan de hand van tien vragen die volgens de linguïstisch georiënteerde CDA-er Fairclough bij elke op het informeren of overtuigen van anderen gerichte tekst kunnen worden gesteld, laatVan Rees zien waaruit de kritische tekstanalysemethode bestaat en wat die methode kan bijdragen aan een retorische analyse van betogende teksten. Zij illustreert en toetst de verkregen inzichten aan een twintigtal korte tekstfragmenten, die variëren van politieke verhandelin - gen en krantenberichten tot advertenties. Net als die van Braet en De Jong en Andeweg, is haar bijdrage dus met name bedoeld om na te gaan in hoeverre een analytisch instrumen - tarium dat misschien niet onmiddellijk relevant lijkt voor het uitvoeren van een retorische analyse daarvoor toch bruikbare aanknopingspunten biedt. Daarmee houdt zij de twee glo - bale doelstellingen die wij in de inleiding op dit themanummer hebben onderscheiden, het ontwikkelen van een retorisch adequate analysemethode en het gebruiken van retorische inzichten om onze kennis over de historische werkelijkheid te vergroten, numeriek mooi in balans. 3 J.A.E.