De Ontdekking Van Het Zeeuwse Platteland Culturele Verhoudingen Tussen Stad En Platteland in Zeeland 1750-1850
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De ontdekking van het Zeeuwse platteland culturele verhoudingen tussen stad en platteland in Zeeland 1750-1850 Arno Neele 2 De ontdekking van het Zeeuwse platteland: culturele verhoudingen tussen stad en platteland in Zeeland 1750-1850 Discovery of the Zeeland countryside: urban-rural cultural ties in Zeeland 1750-1850 (with a summary in English) PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag van de rector magnificus, prof.dr. G.J. van der Zwaan, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op donderdag 31 maart 2011 des middags te 4.15 uur door ARNO NEELE geboren op 14 november 1977 te Stavenisse 3 Promotor: Prof. dr. W.W. Mijnhardt Co-promotor: Dr. P. Brusse 4 Ten geleide Dit onderzoek maakt deel uit van een groter project getiteld: De balans tussen stad en platteland; desurbanisatie en de opkomst van de agrarische samenleving: Zeeland 1700- 1860 . Het uitgangspunt van dit onderzoeksproject was de volgende hypothese: de desurbanisatie in de achtiende en negentiende eeuw was niet zozeer een symptoom van neergang, maar eerder een kwestie van een verschuiving van economische, politieke en culturele macht van stad naar platteland. Daartoe zijn drie deel projecten geformuleerd, waarbij Zeeland als casus is genomen, omdat deze provincie in de zeventiende en achttiende eeuw sterk verstedelijkt was en de ontstedelijking daar hard toesloeg. Bovendien is Zeeland een overzichtelijk onderzoeksgebied. Het eerste deelproject betreft de bestudering van de ‘economische en sociale krachten’. Paul Brusse heeft dat onderzoek verricht. 1 Het tweede project, dat door Jeanine Dekker is uitgevoerd, betreft de ‘politieke verhoudingen’. 2 Dit boek is het resultaat van het derde deelproject en omvat de ‘culturele veranderingen’. Alle drie de projecten zijn dankzij voortschrijdende inzichten anders geworden dan omschreven in het projectvoorstel, maar gebleven zijn de drie invalshoeken en, hoewel de boeken op zichzelf staande studies zijn, vormen ze een drie-eenheid. 3 Een Engelstalige synthese van de hand van Wijnand Mijnhardt en Paul Brusse vormt de afsluiting van dit project. 4 1 Brusse, Gevallen stad . 2 Dekker, Onderdanig en opstandig . 3 Voor het oorspronkelijke projectvoorstel en de eerste resultaten van het onderzoeksproject zie: Archief KZGW (2006). 4 Brusse en Mijnhardt, A new balance between city and countryside: Zeeland and the Netherlands 1750-1850 . 5 6 Inhoud Voorwoord 9 Inleiding 11 I. De problematisering van het platteland in het Nederlandse Verlichtingsdenken 19 De plattelander als burger 19 De plattelander als lid van het volk 22 Besluit 26 II. De beschaving op het platteland: participatie en verzet 29 De integratie van het platteland in de nationale communicatiegemeenschap 30 Boekdistributie 30 Boekenbezit 33 Leesgezelschappen 37 Genootschappen 41 De predikant als intermediair – ‘hij was in de kleine vlekken te huis als in de steden’ 45 De stad en het achterland: Middelburg en Zierikzee 49 Herenboeren en de grondslag van culturele activiteit 54 Algemene genade versus vrije genade 57 Een alternatieve culturele infrastructuur: conventikels 62 Besluit 66 III. Het ontstaan van een zelfbewuste plattelandscultuur 69 Materiële cultuur, identiteit en het traditionaliseringsproces 69 De boedelinventaris 71 Kleding 73 Sieraden 76 Vervoermiddelen 82 Woninginrichting: verwarming en verlichting 84 Woninginrichting: zit-, slaap- en opbergmeubilair 85 Woninginrichting: woningtextiel en –decoratie 88 Besluit 91 IV. Het opheffen van de periferie: soevereiniteit, re-urbanisatie en landbouwbevordering 95 Politieke economie 95 Het Zeeuws verzet tegen de Propositie tot een gelimiteerd porto-franco 99 Laurens Pieter van de Spiegel en het probleem van de staatsschuld 102 Provinciale soevereiniteit en de Hollandse hegemonie 106 Economisch patriottisme 110 Pieter Pous en het verval van de handel 115 Het landbouwdebat 117 De landbouw als antwoord op stedelijk verval 122 Landhuishoudkundigen Cornelis Vis en Iman Gualtherus Jacob van den Bosch 127 Provincie in de periferie 129 7 Besluit 134 V. Het cultiveren van de periferie: de Zeeuw wordt boer 137 De ‘vooroordelen’ over Zeeland: ongezond en onbeschaafd 137 De stad als zeestad 142 De stad als centrum van vrijheid 146 Het vruchtbare en arcadische platteland 149 Desurbanisatie en de doodstille stad 152 Het platteland als ‘ziel van de natie’ 157 Frederik Nagtglas en de ‘Walchersche boerekamer’ 163 Besluit 166 Synthese 169 Bijlage I: Leesgezelschappen 177 Bijlage II: Boedelinventarissen 178 Afkortingen 188 Bibliografie 189 Summary 211 Curriculum Vitae 216 8 Voorwoord Het schrijven van een proefschrift is een solitaire bezigheid. Toch zijn vele anderen van cruciale invloed geweest bij het voltooien van dit boek. In de eerste plaats natuurlijk mijn drie directe collega’s van het NWO-project De balans tussen stad en platteland: desurbanisatie en de opkomst van een agrarische samenleving, Zeeland 1700-1860 . De periodieke werkbijeenkomsten van ons project heb ik als bijzonder prettig en leerzaam ervaren en hebben voor mij gefunctioneerd als een intellectueel klankbord en tegelijkertijd als een sociaal vangnet. Mijn promotor Wijnand Mijnhardt en co-promotor Paul Brusse ben ik veel dank verschuldigd voor hun aanstekelijk enthousiasme en altijd opbouwend commentaar op mijn werk. Zij vulden elkaar uitstekend aan en ik kon dankbaar profiteren van beider expertise: in feite was in mijn begeleidingsteam zowel ‘Huizinga’ als ‘Posthumus’ – of stad en platteland – vertegenwoordigd. Ondanks de vooraf vaststaande kaders van het onderzoek hebben ze mij binnen de grenzen van die kaders een grote vrijheid gelaten. Bovendien hebben zij – mijns ondanks – altijd vertouwen in mij en de goede afloop gehouden. Daarnaast heb ik de samenwerking met Jeanine Dekker als zeer prettig ervaren. Onze vele gesprekken over het achttiende- en negentiende-eeuwse Zeeuwse platteland hebben mijn onderzoek grote stappen vooruit geholpen. Ook anderen hebben een inhoudelijke bijdrage geleverd aan mijn proefschrift. In het bijzonder dank ik Willem Frijhoff, Michael Wintle, Ulrich Pfister, Anton Schuurman, Jan Zwemer, Willem van den Broeke, Katie Heyning en Koen Stapelbroek voor hun commentaar op onderzoeksopzetten en conceptteksten. Daarnaast heeft Zwany Hinrichs, verbonden als stagiair aan ons project, Paul en mij geassisteerd bij het aanleggen van een omvangrijk databestand van boedelinventarissen. Jessa Bertens heeft mij verder voortreffelijk geholpen door het redigeren van gedeelten van de tekst. Ondanks de vele verhuizingen die de werknemers van de Universiteit Utrecht in de binnenstad de afgelopen jaren moesten ondergaan, heb ik toch enkele kamergenoten gehad waarmee ik een hechte band heb gekregen. Met name Leonie de Goei, Joep Schenk, Andrea van Leerdam en Gerarda Westerhuis maakten de eenzaamheid van het aio-schap draaglijk. Ook de gesprekken en lunchafspraken met Joost Vijselaar, Joost Dankers, Jacco Sterkenburg, Roeland Harms en Bart Stol waren mij zeer aangenaam. Al deze collega’s maakten dat ik met veel plezier in het Utrechtse heb gewerkt en nog steeds werk. Daarnaast dank ik de afdeling sociaal-economische geschiedenis dat ze mij gedoogden als ‘party-crasher’ bij hun lunches. Tot slot verdienen mijn ouders en ‘mijn’ drie dames een plaats in dit dankwoord. Mijn ouders, omdat ze mij altijd en onvoorwaardelijk hebben gesteund. Renate, omdat het samenleven met een promovendus niet altijd gemakkelijk is. Ook voor haar zal de afronding van dit proefschrift een opluchting zijn. Desalniettemin stond ze mij immer terzijde. En als laatste ben ik Rosa en Annemarijn zeer dankbaar. Hun vrolijkheid en enthousiasme maken dat ik bij thuiskomst de periodieke kopzorgen over mijn werk onmiddellijk vergeet. 9 10 Inleiding De stad heeft in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden altijd een zeer dominante positie bekleed. De Republiek kende de hoogste urbanisatiegraad in Europa, verreweg het grootste gedeelte van het bruto nationaal product werd verdiend met de handel en de nijverheid, en de politieke macht berustte grotendeels bij de steden. Vanaf de achttiende eeuw werd de stedelijke hegemonie echter langzaam aangetast door een economisch proces van desurbanisatie en een politieke transformatie van een stedenrepubliek naar een koninkrijk. Handel en nijverheid stagneerden, de urbanisatie nam af, een steeds groter gedeelte van het nationale inkomen werd verdiend met de landbouw, en in de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) verloren de steden hun absolute monopolie op de politieke macht. Met de gemeentewet van 1851 werd de bevoorrechte politiek-juridische positie van de steden ten opzichte van het platteland uiteindelijk ook geheel opgeheven: stad en platteland gingen op in de politieke indeling van gemeenten. In de economische en politieke machtsbalans tussen stad en platteland zien we met andere woorden vanaf het midden van de achttiende eeuw een emancipatie van het platteland en zijn bewoners. Het groeiende belang van het platteland betekende tegelijkertijd ook een emancipatie van Noord-, Oost- en Zuid-Nederland ten opzichte van West-Nederland. De enige steden die tussen 1750 en 1850 floreerden waren die steden die hun bestaansrecht juist grotendeels ontleenden aan hun innige en afhankelijke relatie met het omliggende platteland en die vinden we hoofdzakelijk in de landprovincies. 5 Deze studie zal kijken naar de culturele veranderingen in deze turbulente periode van desurbanisatie en het ontstaan van een eenheidsstaat, en in het bijzonder naar de veranderingen in de culturele