Concept Artikelsgewijze Toelichting Consultatieversie
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Spoorwegwet 202# Concept artikelsgewijze toelichting consultatieversie WETSVOORSTEL SPOORWEGWET 202# CONCEPT ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Consultatieversie ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen Artikel 1.1 (definities) Het merendeel van de definities opgenomen in artikel 1.1 komen voor in de Spoorwegwet of in de Wet lokaal spoor. Voor veel van deze definities en de bijbehorende omschrijvingen in dit wetsvoorstel wordt, overeenkomstig het uitgangspunt beschreven in paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de toelichting, aangesloten bij de definities en de bijbehorende omschrijvingen die in de relevante EU-richtlijnen worden gebruikt. Waar in de begripsomschrijvingen naar richtlijnbepalingen wordt verwezen, zoals bij het begrip ‘essentiële eisen’, is het begrip alleen relevant voor implementatiebepalingen van de EU-richtlijnen. Daar waar een begrip ook voor niet-EU-gereguleerd spoor geldt, zoals bij ‘ongeval’ is een omschrijving zonder verwijzing naar een richtlijndefinitie opgenomen. Hieronder worden enkele definities en de bijbehorende omschrijvingen toegelicht: De term ‘beheerder’ wordt gehanteerd in artikelen die betrekking hebben op spoorwegen met de gebruiksfuncties e tot met h. Een brede omschrijving van het begrip ‘beheerder’ is opgenomen, omdat op het niveau van de wet niet bepaald is wie de beheerder is bij niet-EU-gereguleerd spoor. In de artikelen kan het – het dus gaan om een beheerder van lokale spoorwegen, om ProRail of om een beheerder van een private spoorweg. Deze laatste beheerder is omschreven als “degene die een private spoorweg operationeel beschikbaar stelt”. ‘beoordelingsinstantie’: De beoordelingsinstantie is door de nationale veiligheidsinstantie aangemeld bij het Spoorwegbureau van de Europese Unie of door de nationale veiligheidsinstantie als boordelingsinstantie aangewezen. De beoordelingsinstantie beoordeelt of de aanvrager die een technische, operationele of organisatorische wijziging aanbrengt in het spoorwegsysteem die impact kan hebben op de veiligheid van dat systeem, het toepasselijke risicobeheerproces op de juiste wijze heeft uitgevoerd. De beoordeling kan bestaan uit ijken, testen, certificeren of inspecteren. Met ‘betrokken bevoegd gezag’ is – net als bij ‘beheerder’- voorzien in een overkoepelende aanduiding van bestuursorganen in de artikelen waarbij niet al op wetsniveau bepaald is of sprake in een concreet geval sprake is van een lokale spoorweg, rijksspoorweg of private spoorweg. ‘ERTMS’: Het European Rail Traffic Management System (ERTMS) is een Europees trein- of spoorbeveiligingssysteem dat bijdraagt aan onbelemmerd grensoverschrijdend treinverkeer. Het trein-of spoorbeveiligingssysteem laat bijvoorbeeld treinen automatisch stoppen voor een rood sein door communicatie tussen ERTMS-apparatuur in de trein en ERTMS-apparatuur in de spoorbaan. ERTMS is reeds uitgerold op de Betuweroute (2007), de HSL-Zuid (2009), het traject Amsterdam-Utrecht (2011) en de Hanzelijn (2012). In 2050 dient ERTMS te zijn geïmplementeerd in het gehele Europese spoornetwerk (artikel 9, tweede lid, van de TEN-T-Verordening (EU) 1315/2013). Het Spoorwegbureau van de Europese Unie is de systeemautoriteit voor ERTMS. ‘Essentiële eisen’ zijn het geheel van de in bijlage III van de interoperabiliteitsrichtlijn omschreven voorwaarden waaraan het spoorwegsysteem van de Unie, de subsystemen en de interoperabiliteitsonderdelen, met inbegrip van de interfaces, voldoen. Het gaat om eisen omtrent veiligheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid, gezondheid, Spoorwegwet 202# Concept artikelsgewijze toelichting consultatieversie milieubescherming, technische compatibiliteit en toegankelijkheid. Die eisen worden nader vormgegeven in TSI’ s en, in voorkomend geval, nationale voorschriften. De Europese Unie (EU) streeft naar een interne markt zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal gewaarborgd is. Essentiele eisen dienen de totstandkoming van een trans-Europees netwerk op het gebied van treinverkeer, omdat mede daardoor de interoperabiliteit van de netwerken verzekerd is, met name op het gebied van de harmonisatie van technische normen. Deze omschrijving komt ‘incident’ overeen met de omschrijving van dat begrip in de spoorwegveiligheidsrichtlijn, artikel 3, onderdeel 13. In de omschrijving van ‘incident’ in dit wetsvoorstel wordt in tegenstelling tot de omschrijving in de richtlijn geen onderscheid gemaakt tussen ongeval en ernstig ongeval. Dat onderscheid wordt in dit wetsvoorstel namelijk niet gebruikt. Voor de omschrijving van de definitie ‘infrastructuurbeheerder’ wordt verwezen naar de omschrijving van dat begrip in de sera-richtlijn, luidende: “een instantie of onderneming die verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en de vernieuwing van spoorweginfrastructuur op een net, en voor de deelname aan de ontwikkeling ervan overeenkomstig de door de betrokken lidstaat voorgeschreven regels in het kader van zijn algemeen beleid inzake ontwikkeling en financiering van infrastructuur”. Nationale voorschriften zijn voorschriften die een invulling zijn van Europese regels en voorschriften die in de toepasselijke TSI’s als ‘open punten’ zijn benoemd. Open punten zijn technische aspecten waarover de lidstaten nog geen gemeenschappelijke specificatie overeengekomen zijn, technische aspecten waarbij uit de TSI blijkt dat de lidstaten de specificatie zelf mogen invullen en technische aspecten waarbij de technische compatibiliteit met de infrastructuur het nationale voorschrift noodzakelijk maakt. Als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied van de TSI’s is de noodzaak van nationale (technische) voorschriften geleidelijk afgenomen. De bestaande nationale voorschriften zijn inmiddels geëvalueerd en waar nodig ingetrokken. Nieuwe nationale voorschriften worden voorafgaand aan de inwerkingtreding genotificeerd, op grond van artikel 8, eerste lid, van de spoorwegveiligheidsrichtlijn, respectievelijk artikel 15, eerste lid, van de interoperabiliteitsrichtlijn. Voor de omschrijving van ‘ongeval’ is - net als bij ‘incident’ - aangesloten bij de omschrijving in de spoorwegveiligheidsrichtlijn (artikel 3, onderdeel 11). In de omschrijving van dat begrip in de richtlijn worden de volgende voorbeelden genoemd van ongeval: botsingen, ontsporingen, ongevallen op spoorwegovergangen, persoonlijke ongevallen veroorzaakt door rollend materieel in rijdende toestand en branden. Een ‘private spoorweg’ is een spoorweg die niet overeenkomstig artikel 1.5, eerste lid, als ‘rijksspoorweg’ of ‘lokale spoorweg’ zijn aangewezen. De private spoorwegen zullen veelal de spoorwegen zijn die als ‘bijzondere spoorweg’ als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, worden aangemerkt. Voor de omschrijving van het begrip ‘spoorvoertuig’ is de omschrijving van het begrip ‘voertuig’ van de interoperabiliteitsrichtlijn overgenomen. In die richtlijn is ‘voertuig’ als volgt gedefinieerd: een spoorvoertuig dat op eigen wielen voortbeweegt op spoorlijnen, met of zonder aandrijving. Een voertuig bestaat uit een of meer structurele en functionele subsystemen”. Gelet op Bijlage I, punt 2, omvat het begrip voertuig rollend materieel (locomotieven en reizigerstreinen), goederenwagons en bijzondere voertuigen zoals spoormachines. Spoormachines in vervoersmodus vallen wel onder de toepassing van de interoperabiliteitsrichtlijn en de betreffende wetsartikelen. Spoormachines in werkmodus vallen daar buiten (de Bijlage, punt 2.3.1 van de TSI LOC&PAS de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545) en de bijbehorende ERA-Richtsnoeren voor de praktische regelingen voor de procedure inzake vergunningen voor voertuigen ) De interoperabiliteitsrichtlijn is dus niet van toepassing op spoormachines in werkmodus, zoals vorkheftrucks die bielzen vervoeren. Spoorwerktuigen die zich altijd alleen op buiten dienst gesteld spoor bevinden, kunnen geacht worden alleen al daardoor niet in vervoersmodus, maar in werkmodus (“werkconfiguratie”) te zijn en dus buiten het toepassingsbereik van de TSI te vallen. 2 Spoorwegwet 202# Concept artikelsgewijze toelichting consultatieversie ‘Spoorwegonderneming’: voor de omschrijving van ‘spoorwegonderneming’ is aangesloten bij de omschrijving die voor dat begrip in de spoorwegveiligheidsrichtlijn wordt gehanteerd, artikel 3, onderdeel 3. Voor een uitgebreide toelichting op de betekenis en reikwijdte van het begrip wordt verwezen naar paragraaf 4.4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting. ‘spoorwegsysteem’. Het spoorwegsysteem bestaat uit het in bijlage 1 van de interoperabiliteitsrichtlijn beschreven netwerk en de daarin genoemde voertuigen. In die bijlage worden verschillende soorten spoorlijnen genoemd, zoals hogesnelheidslijnen, conventionele lijnen voor personen-, goederen-, en gemengd vervoer. In die bijlage staat tevens beschreven welk materieel behoort tot het spoorwegsysteem, zoals rollend materieel — (locomotieven en rijtuigen voor het vervoer van reizigers, goederenwagons en bijzondere voertuigen, zoals spoormachines. In artikel 26, derde lid, van de huidige Spoorwegwet is een omschrijving opgenomen van het begrip ‘station’. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om dit begrip en de bijbehorende omschrijving in artikel 1.1 van dit voorstel op te nemen. Er is geen wijziging van de omschrijving beoogd. ‘Subsystemen’ zijn de structurele en functionele onderdelen van het spoorwegsysteem. De interoperabiliteitsrichtlijn verdeelt het spoorwegsysteem in acht subsystemen onder: (1) infrastructuur, (2) energie, (3) baanuitrusting voor besturing & seingeving,