Plan-MER RUP Tybersite Definitief MER Niet-technische samenvatting

Extenso bvba / Retim bvba

Referentie: MEF17004/5 Datum: 09/05/2018

BOVA ENVIRO+ NV Kantoren Maatschappelijke 8800 Roeselare – Kwadestraat 151a bus 31/32 – T +32 51 26 46 00 zetel 9120 Beveren – Stationsstraat 60 – T +32 3 750 95 80 Wellingstraat 102 8400 Oostende – Rietstraat 11 bus 3 – T +32 59 24 29 60 9070 Destelbergen 5001 Namur – Route de Louvain-la-Neuve 4 bte 15 – T +32 475 82 60 34 T +32 9 210 28 60

[email protected] – www.bovaenviroplus.be

Plan-MER RUP Tybersite Menen Definitief MER Niet-technische samenvatting

Extenso bvba / Retim bvba

Referentie: MEF17004/5 Datum: 09/05/2018

Interne Id. Id. kwaliteitscontroleur Id. projectmedewerkers kwaliteitscontrole projectleider Bova Enviro+ Ellen Thibo

Charlotte Erna Isabel Tamara Sil Paraaf Moerkerke Goossens Dauwe Braeckman Lanckriet

Datum 04/05/2018

Tabel 1 Initiatiefnemer

Tabel 2 Team van deskundigen Geldigheidsdatum Deskundige Discipline(s) erkenning Handtekening EDA-nummer

Moerkerke Charlotte Lucht Onbepaalde duur MER-coördinatie 2016/00002

Goossens Erna Bodem en water Onbepaalde duur Mede MER- 415 coördinatie

Busschots Christian Geluid & trillingen Onbepaalde duur 371

Van Damme Dirk Biodiversiteit Onbepaalde duur 152

Maes Patrick Mens ruimtelijke Onbepaalde duur aspecten 016 Landschap

Joris Adriaensen Mens mobiliteit Onbepaalde duur 2015/00011

Inhoudsopgave

1) INLEIDING ...... 5 2) DOELSTELLING EN SITUERING PLAN-MER ...... 6 2.1. Doelstelling ...... 6 2.2. Toetsing aan de plan-m.e.r.-plicht ...... 7 2.3. Situering van de m.e.r.-procedure ...... 8 2.3.1. Milieueffectrapportage: algemeen ...... 8 2.4. Situering ...... 10 3) BESCHRIJVING VAN HET VOORGENOMEN PLAN...... 15 3.1. Verantwoording ...... 15 3.2. Reikwijdte en detailleringsgraad van het plan ...... 15 3.3. Voorgenomen planelementen ...... 16 3.4. Projectniveau deelgebied 2: Tybersite ...... 20 3.5. Samengevat overzicht deelgebied 2 ...... 27 3.6. Alternatieven ...... 28 4) EFFECTENBESCHRIJVING EN –BEOORDELING ...... 30 4.1. Algemeen ...... 30 4.2. Grensoverschrijdende effecten ...... 32 4.3. Discipline bodem ...... 33 4.4. Discipline water – deeldomein geohydrologie ...... 38 4.5. Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater ...... 50 4.6. Discipline mens-mobiliteit ...... 59 4.7. Discipline lucht ...... 67 4.8. Discipline geluid en trillingen ...... 72 4.9. Discipline biodiversiteit ...... 75 4.10. Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie...... 78 4.11. Discipline mens – ruimtelijke aspecten en gezondheid/hinder ...... 81 4.12. Grensoverschrijdende effecten ...... 88 5) MONITORING EN POSTEVALUATIE ...... 89 6) LEEMTEN IN DE KENNIS ...... 90 7) EINDSYNTHESE ...... 92

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 4 van 135

1) INLEIDING

Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces en de eventuele alternatieven voor dat planproces, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het GRUP (Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan) zal vastgesteld worden. Dit wordt beslist door de overheid die hierbij rekening houdt met het milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het voorgenomen plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 5 van 135

2) DOELSTELLING EN SITUERING PLAN-MER

2.1. Doelstelling

Het plangebied is gelegen ten noordwesten van het centrum van Menen langs de N8 tussen Geluwe en Menen. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Geluwebeek en haar vallei en de woonontwikkeling in de Gustave Tybergheinstraat. In het oosten grenst het plangebied aan de Lode Zielenslaan en een garagestraat met garageboxen. De N8 – Ieperstraat vormt de zuidelijke grens van het plangebied en het plangebied wordt in het westen begrensd door de stadsgrens met de gemeente (Geluwe) en open landschap.

Figuur 1 Topografische kaart in omgeving plangebied (bron: voorontwerp RUP oktober 2016, Leiedal) De onmiddellijke omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een heterogene bebouwing met een diversiteit aan functies en typologieën. Langs de N8 is er een mix van aaneengesloten, halfopen en/of alleenstaande woningen, ambachtelijke bedrijven, handelszaken, tank- en servicestations, … aanwezig. Volgens het gewestplan (K.B. 04/11/1997 en latere wijzigingen) zijn momenteel volgende bestemmingen van kracht in het plangebied: - Ambachtelijke bedrijven en KMO’s - Woongebieden - Parkgebieden - Agrarische gebieden

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 6 van 135

Figuur 2 Gewestplan (bron: voorontwerp RUP oktober 2016, Leiedal) In dit plangebied wordt een RUP opgemaakt (o.m.) ter uitvoering van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan dd. 2 juni 2005. Via dit ruimtelijk uitvoeringsplan worden volgende elementen behandeld: - Herbestemming van ambachtelijke zone naar groengebied - Vertaling van het masterplan herbestemming Tybersite - Opstellen visie voor de ontwikkeling van retail/groothandelsontwikkelingen langs de N8 en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan en voorschriften. Voor een dergelijke gebiedsontwikkeling betekent dit ook dat er een plan-MER dient te worden opgemaakt. De klassieke m.e.r.-procedure (zie verder) zal hierin worden gevolgd, waarbij deze procedure de nauwe interactie tussen de opmaak van het RUP en de opmaak van het MER niet belemmert. In het kader van dit RUP werd reeds een plan-m.e.r.-screening opgemaakt, waarbij de adviesronde reeds werd doorlopen. Door de opdrachtgever (Extenso bvba / Retim bvba) werd beslist om over te gaan tot de opmaak van een plan-MER. Inzake de Tybersite is het ontwerp van deze deelzone reeds in een vergevorderd stadium, waardoor de impactbeoordeling voor dit deelgebied tot op projectniveau zal uitgevoerd worden. De delegatie van de planningsbevoegdheid voor de opmaak van voorliggend RUP werd dd. 30/03/2017 door de provincie West-Vlaanderen beslist en overgemaakt aan de stad Menen. Ingevolge deze delegatie heeft de opdrachtgever Extenso bvba / Retim bvba de overname van de plan-MER-plicht van de stad Menen verkregen.

2.2. Toetsing aan de plan-m.e.r.-plicht

Om na te gaan of het voorgenomen plan onder de toepassing van de plan-m.e.r.-plicht valt, moeten drie vragen stapsgewijs beantwoord worden, namelijk: 1) Valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in (titel IV van) het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)? Ja - Een ruimtelijk uitvoeringsplan betreft een plan dat door een overheidsinstantie (hier overgenomen door stad Menen) wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure door de Vlaamse Regering te worden vastgesteld. Dit maakt dat een ruimtelijk uitvoeringsplan onder de definitie valt van een plan of programma zoals gedefinieerd in het DABM.

2) Valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM? Ja - Het plan vormt het kader voor de latere toekenning van een vergunning aan een project, zodat het plan onder het toepassingsgebied van het DABM valt.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 7 van 135

3) Valt het plan onder de plan-m.e.r.-plicht? Ja - “Bijlage II: rubriek 10b): stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer” is hier van toepassing. Daarnaast betreft voorliggend plan een grootschaliger gebied op lokaal niveau. Het RUP heeft hierbij betrekking op o.m. ruimtelijke ordening. Ingevolge het voorgaande is het voorliggend plan plan-m.e.r.-plichtig. In het kader van dit RUP werd reeds een plan-m.e.r.-screening opgemaakt, waarbij de adviesronde reeds werd doorlopen. Door de opdrachtgever (Extenso bvba / Retim bvba) werd beslist om over te gaan tot de opmaak van een plan-MER.

2.3. Situering van de m.e.r.-procedure

Dit hoofdstuk geeft een kort overzicht van de m.e.r.-procedure.

2.3.1. Milieueffectrapportage: algemeen Het voornemen van het RUP Tyber te Menen zal worden getoetst op de impact op het milieu. d.m.v. de opmaak van een milieueffectenrapport (kortweg MER). Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen of gemilderd en zodat het voorliggend plan in een vroeg stadium kan worden bijgestuurd. Omdat het plan-MER wordt opgesteld in functie van het op te maken RUP moet het duidelijke uitspraken bevatten omtrent de elementen die in het RUP moeten worden opgenomen, met name een gemotiveerde afweging van de te herbestemmen gebieden en een opgave van milderende maatregelen met een ruimtelijke weerslag (bijvoorbeeld eventuele maatregelen inzake parkeergelegenheid, waterberging, enz.).

2.3.2. Kort overzicht van de m.e.r.-procedure Een plan dat door een instantie op gemeentelijk niveau wordt opgesteld en vastgesteld (in dit geval een Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan – RUP) én dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project valt binnen het toepassingsgebied van titel IV van het DABM. De hierna beschreven m.e.r.-procedure, welke zal gevolgd worden, betreft het klassieke spoor. a) Kennisgevingsfase De initiatiefnemer controleert of het plan moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage. Als het voorgenomen plan m.e.r.-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen, die op dit moment reeds de kennisgevingsnota hebben opgemaakt o.l.v. een MER-coördinator. Na het opstellen ervan werd dit dossier door de initiatiefnemer ingediend bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer. b) Terinzagelegging en richtlijnen

Na de volledig verklaring van de kennisgevingsnota stelt Dienst Mer het dossier onverwijld ter beschikking van het publiek (= terinzagelegging) op volgende wijzen: - overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; - bij de initiatiefnemer; - via de internetsite van Dienst Mer (https://www.lne.be/themas/milieueffectrapportage), van de stad Menen (http://www.menen.be) en van de stad Wervik (http://www.wervik.be); - via publicatie in de krant.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 8 van 135

De Dienst Mer bezorgt eveneens een afschrift van de volledig verklaarde kennisgeving aan het betrokken gemeentebestuur (Menen en Wervik), de provinciale overheid en de door de Vlaamse regering aangewezen administraties. De terinzagelegging voor het publiek creëert de mogelijkheid voor de burger om inhoudelijke opmerkingen te maken, zodat de initiatiefnemer indien nodig de voorgestelde inhoud van het ontwerp- plan-MER alsnog kan aanpassen aan de opmerkingen van de burger. Bij de bekendmaking of terinzagelegging wordt duidelijk aangegeven dat eventuele opmerkingen over de inhoudsafbakening van het voorgenomen plan-MER binnen de 60 dagen (t.g.v. mogelijke grensoverschrijdende effecten – Frankrijk is op minder dan 1km van het plangebied verwijderd) na bekendmaking van de kennisgeving aan Dienst Mer moeten worden bezorgd. Na de terinzagelegging volgt een vergadering met de betrokken instanties, de zogenaamde ‘richtlijnenvergadering’, waarin de opmerkingen op de kennisgevingsnota worden besproken en wordt nagegaan welke opmerkingen relevant zijn om te worden meegenomen bij de eventuele noodzakelijke aanpassing of aanvulling van het MER. De resultaten van dit overleg vertaalt Dienst Mer in de richtlijnen voor de opmaak van het plan-MER. c) Uitvoeringsfase – opmaak MER Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen eerst een ontwerp-MER op, welke in een vergadering informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en aangeschreven administraties en openbare besturen. Hierna wordt rekening houdend met de opmerkingen van de vergadering een definitieve MER opgemaakt. d) Beoordelingsfase Zodra dit definitief MER aan Dienst Mer wordt overhandigd, zal Dienst Mer controleren of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Daarna keurt Dienst Mer het MER goed of af en stelt ze een goedkeurings- of afkeuringverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 50 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. Een goedgekeurd MER is een officieel document. Na goedkeuring worden de ‘niet technische samenvatting’ en het goedkeuringsverslag op de MER-website geplaatst.

2.3.3. Verdere procedures en besluitvorming De inhoud van het plan-MER, meer specifiek de doorwerking van milderende maatregelen in ruimtelijke maatregelen en een gemotiveerde afweging van inrichtingsconcepten, zullen worden bijgevoegd aan het RUP. Dit kan gebeuren door een integratie in de toelichtingsnota of als afzonderlijk document dat als bijlage aan het RUP wordt toegevoegd. Het ontwerp-RUP zal besproken worden in een plenaire vergadering, welke dient plaats te grijpen vóór 31 december 2018, Na de plenaire vergadering (en eventuele bijsturingen) wordt het voorontwerp RUP voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad. Dit ontwerp RUP wordt vervolgens onderworpen aan een openbaar onderzoek waarbij de opmerkingen over het ontwerp worden overgemaakt aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (GECORO). Binnen de 180 dagen na het einde van het openbaar onderzoek wordt het definitief RUP vastgesteld door de gemeenteraad. Het goedkeuringsbesluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het RUP treedt in werking 14 dagen na deze publicatie. Erna is er afdoende juridische zekerheid voor de verdere ontwikkeling van de terreinen conform de nieuw vastgelegde bestemmingen.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 9 van 135

2.4. Situering

Het plangebied is zoals in hoofdstuk 2.1 aangeduid gelegen ten noordwesten van het centrum van Menen langs de N8 tussen Geluwe en Menen en bevat momenteel volgende bestemmingen (zie Figuur 2): - Ambachtelijke bedrijven en KMO’s - Woongebieden - Parkgebieden - Agrarische gebieden Conform de doelstellingen van het RUP, wordt het plangebied ingedeeld in drie deelgebieden. Hierbij gaat het om volgende deelgebieden: Tabel 3 Indeling deelgebieden Deelgebied Doelstelling Oppervlakte (ha) Deelgebied 1 Herbestemming van ambachtelijke zone naar groengebied, creëren 8,9 van ruimte voor water aan Geluwebeek, behoud van hoogspanningslijn en transformatiepost, visie woongebied vertalen in bestemmingsplan en voorschriften Deelgebied 2 Opmaak masterplan herbestemming Tybersite 8,7 Deelgebied 3 Opstellen visie voor de ontwikkeling van 2,3 retail/groothandelsontwikkelingen langs de N8 en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan en voorschriften

Figuur 3 Indeling plangebied in 3 deelgebieden (bron: voorontwerp RUP oktober 2016, Leiedal) Op volgende figuur is een luchtfoto van het plangebied weergegeven. Hieruit is duidelijk merkbaar dat, gezien de aard van de zones, het plangebied in 3 deelgebieden kan opgedeeld worden.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 10 van 135

Figuur 4 Orthofoto van het plangebied (bron: agiv, 2017)

T.b.v. een verdere impactbeoordeling wordt hieronder de feitelijke toestand van de drie deelgebieden kort besproken. Voor verdere detail verwijzen we naar het eigenlijke MER. - Deelgebied 1: De aanwezige bebouwing/verharding kan ingedeeld worden in drie groepen, nl. de hoogspanningscabine, een verzameling rijwoningen in de Kardinaal Cardijnlaan en een oude hoeve. Aan de noordzijde van het deelgebied loopt de Geluwebeek. De vallei van de Geluwebeek is eerder smal met relatief steile hellingen. Daarnaast bevat dit deelgebied een groot aandeel open ruimte die bestaat uit de Geluwebeekvallei en akkers. De Geluwebeekvallei is op bepaalde plaatsen reeds ingericht als natte natuur met diverse verschillende aanplantingen (populierenrijen, riet, wilde grassen, …) De akkers (ca. 4,6 ha) maken deel uit van een open landbouwstrip tussen de Geluwebeek en de Ieperstraat en is volgens het gewestplan gelegen binnen een KMO-bestemming (zie Figuur 2)

Figuur 5 Feitelijke toestand deelgebied 1 (bron: voorontwerp RUP oktober 2016, Leiedal)

- Deelgebied 2: Dit deelgebied betreft de Tybersite. Tyber werd gesticht in 1930 en was gedurende tientallen jaren een toonaangevend bedrijf voor namaakbont. Intussen sloot de fabriek zijn deuren waardoor de gebouwen ongebruikt achterbleven. In de huidige situatie wordt het overgrote deel van het terrein (ca. 7,45 ha) ingenomen door leegstaande industriële bedrijfsgebouwen van het vroeger textielbedrijf Tyber. Ondertussen werden de gebouwen reeds gesloopt, het aanwezige asbest verwijderd en de bodemsanering is lopende.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 11 van 135

Qua aanwezige bebouwing heeft men hier de bedrijfsbebouwing op de Tybersite (ca. 4,6ha), bedrijfsgebouwen langs de N8 (ca. 0,3ha), woningen en kleine handelszaken langs de N8 (ca. 1,2ha) en garageboxen langs garagestraat (ca. 0,05ha). Langsheen de noordzijde van de N8 valt het straatbeeld uiteen in afwisselende clusters van bedrijvigheid en woningen. De noordzijde van de N8 is eveneens in het plangebied opgenomen. De N8 is voorzien van vrijliggende fietsstroken en werd recent heraangelegd. De N8 is voorzien van 1 zebrapad. De open ruimte in dit deelgebied bestaat uit de onbebouwde percelen in het noorden en het westen van de Tybersite en de private tuinen van de woningen (gelegen aan de N8) aanwezig in het plangebied. Het onbebouwde perceel in het noordoosten van het deelgebied bestond uit populieren (deze werden reeds gerooid en gecompenseerd). Aan de westzijde van het deelgebied vormt het opgeschoten groen een scherm naar het open landschap.

Figuur 6 Feitelijke toestand deelgebied 2 (bron: voorontwerp RUP oktober 2016, Leiedal)

- Deelgebied 3: De aanwezige bebouwing bestaat hier uit een mix van woningen, bedrijven en handelszaken. Verschillende vormen van reclame vormen een afwisseling in het straatbeeld, waarbij hun schaal en hoeveelheid beperkt blijft. De N8 werd recent heraangelegd. Het profiel werd voorzien van langsparkeerstroken, vrijliggende fietspaden en voetpaden. Daarnaast werden groene bermstroken aangebracht tussen de rijweg en de fietspaden. In het algemeen geldt een achteruitbouwstrook van 8 meter. Echter, een aantal woningen zijn op de rooilijn gebouwd. Dit gaat om een historische situatie. De open ruimte bestaat hoofdzakelijk uit voor- en achtertuinen. Ten noorden van het deelgebied bevinden zich enkele velden. Deze zijn door de aanwezige bebouwing niet zichtbaar vanaf het openbaar domein (N8).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 12 van 135

Figuur 7 Feitelijke toestand deelgebied 3 (bron: voorontwerp RUP oktober 2016, Leiedal)

Naast de feitelijke toestand zijn per deelgebied volgende aandachtspunten belangrijk: - Deelgebied 1: Het project “Valys” (detail zie eigenlijke MER) hier van toepassing is. Bij dit project werd in 2009 een inrichtings- en beheersplan opgemaakt voor de Geluwebeek – Reutelbeek vanaf het kerkhof in Wervik tot aan de Gustave Tybergheinstraat in Menen.

Figuur 8 Inrichtings- en beheersplan Geluwebeek – Reutelbeek t.h.v. het plangebied

Het projectvoorstel ‘Valys’ focust op het herstellen van natuurlijke hulpbronnen binnen het Leiebekken. Er gaat niet enkel aandacht uit naar de Leievallei, maar eveneens naar het fijnmazige waternetwerk. Groene inrichtingen rond dit waternetwerk hebben niet alleen ecologische meerwaarde maar ook een meerwaarde voor de bevolking. In de Leievallei zetten Wervik en Menen samen in op de verdere hernaturalisatie van de Geluwebeek. - Deelgebied 2: Naast het planniveau dient in dit deelgebied ook het projectniveau zal worden. Hierbij zal in een eerste fase de bouw voorzien worden voor gebouwen met als bestemming KMO, gezien dit binnen de huidige bestemming wordt toegelaten en de stedenbouwkundige vergunning hiervoor reeds verleend werd. In een tweede fase zal de functiewijziging doorgevoerd worden, waarbij de functies kantoor, retail en leisure in de (dan reeds) aanwezige bebouwing kunnen voorzien worden. Voor de beschrijving van de reeds vergunde toestand (KMO-gebouwen) en de geplande toestand (voorliggend RUP) van de Tybersite (deelgebied 2) wordt verwezen naar hoofdstuk 3.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 13 van 135

De ontwikkeling van de Tybersite werd opgenomen in het “Kameleon-project” (voor detail zie eigenlijke MER). Hierbij werd de site aangeduid als een combinatie tussen werken, met een focus op een typologie waarbij ruimte voor werken wordt gecombineerd met bedrijfswonen en een retailontwikkeling, met aandacht voor het kwalitatief inpassen van voldoende parkeerruimte.

Daarnaast is op de site een brownfieldconvenant dd. 30 juni 2017 principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Daarmee geeft de Vlaamse Regering de opdracht aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen om de voorziene inspraakvergadering aan te kondigen en te organiseren met stad Menen. Deze inspraakvergadering vond plaats op 4 oktober 2017. Op 20 maart 2018 werd het convenant ondertekend, waarbij het convenant definitief in werking treedt vanaf deze datum.

- Deelgebied 3: In dit deelgebied zijn een aantal goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingen van kracht.

Figuur 9 Goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingen (bron: voorontwerp RUP oktober 2016, Leiedal)

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 14 van 135

3) BESCHRIJVING VAN HET VOORGENOMEN PLAN

3.1. Verantwoording

Het stadsbestuur wenst in de eerste plaats een reconversie voor de Tybersite om zo in te spelen op een groeiende vraag naar ruimte voor lokale bedrijven en de grotere handelsvestigingen, waarbij geen verdere open ruimte meer in beslag zou genomen worden. Hiervoor heeft stad Menen in het verleden diverse studies laten uitvoeren: - Behoefteraming voor kleinhandel in Menen in het kader van het reconversieproject “M” uitgevoerd door Fastigon bvba (Halle) in augustus 2013 - Onderzoek naar herbestemming van de Tybersite in Menen uitgevoerd door LDR in juni 2014 - Visienota reconversieproject “M” uitgevoerd door BUROII ARCHI+I in mei 2015. De huidige projectontwikkelaar heeft in samenspraak met de stad een ruimtelijk concept voorgesteld vanuit een opgemaakt programma. Voor het nog niet ontwikkelde deel van de bestemming ‘KMO’ wenst de stad een herbestemming naar een groene bestemming zoals ook vastgelegd in de Afbakening van het kleinstedelijk gebied Menen en het masterplan. Door Leiedal werd in 2015 een ruimtemonitor ondernemen Zuid-West-Vlaanderen opgemaakt dat deel uitmaakt van het ruimer proces rond de opmaak van een regionale ruimtelijke visie voor Zuid-West- Vlaanderen. Op basis van de meest recente beleidskeuzes werd in het najaar van 2015 een lijst opgemaakt met de mogelijk nog in RUP’s te bestemmen lokale bedrijventerreinen. In deze lijst staat de Tyber-site vermeld, waarbij reeds wordt aangegeven dat deze site deels in KMO en deels in retail (kleinhandel) zal worden omgezet. Uit deze ruimtemonitor blijkt dat er de eerstkomende jaren voldoende nieuw aanbod aan regionale bedrijventerreinen bouwrijp volgens de bestaande bestemming op de markt worden gebracht. De gedeeltelijk herbestemming van KMO is aldus volgens de ruimtemonitor ondernemen te verantwoorden. Daarnaast wordt voor de kleinhandel een brutovloeroppervlakte van minimum 600 m² opgelegd. Deze dergelijke oppervlakte is echter in de binnenstad niet beschikbaar en tevens niet haalbaar, waardoor er niet verwacht wordt dat er een impact in de binnenstad zal te voelen zijn inzake concurrentie en leefbaarheid in de binnenstad, maar zal resulteren in een complementaire behoefte aan handelszaken. Er wordt dan ook niet verwacht dat er grote concurrentie met de eerder kleinschalige handelszaken in de binnenstad zal optreden. Deze concepten worden met het RUP vertaald naar een verordenend plan en bijhorende stedenbouwkundige voorschriften. Zonder een bestemmingswijziging via het RUP, kunnen deze opties van het stadsbestuur niet gerealiseerd worden. Handel op de Tybersite zou niet mogelijk zijn en de uitbouw van een groene as van de Geluwebeek evenmin. Met een ruimtelijk kader komt een totaal visie op het lint van de N8, de open ruimte en de woongebieden tot stand, wat bijdraagt tot de woon- en omgevingskwaliteit van de omgeving.

3.2. Reikwijdte en detailleringsgraad van het plan

De reikwijdte van het voorgenomen plan betreft maatregelen in de ruimtelijke ordening, in casu het wijzigen van de bestemming van het gebied die bijdraagt tot de doelstelling. Het plangebied beslaat hierbij een zone van ca. 19,9 ha. Gezien het reeds doorlopen planningsproces, is reeds een concept van een grafisch plan (voorontwerp RUP dd. oktober 2016) uitgewerkt. De soort bestemmingen en locatie zijn aldus reeds toebedeeld over het plangebied. Voorliggende plan-MER zal vertrekken vanuit het grafisch plan van dit voorontwerp RUP daterende van oktober 2016. Randvoorwaarden die uit het MER komen zullen mee invulling geven aan

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 15 van 135 de bestemmingszones en voorschriften in het RUP. Er zal hierbij een nieuwe plenaire vergadering en openbaar onderzoek, aldus een nieuw RUP-proces, uitgevoerd worden. Het RUP zal hierbij gelden als juridisch kader voor het toekennen van vergunningen. Aangezien de inrichting van deelgebied 2, zijnde het Tyberpark, reeds vastligt (stedenbouwkundige vergunning voor de bouw van de infrastructuur en gebouwen werd reeds verleend), wordt de impact van het Tyberpark diepgaander beoordeeld, waarbij naast de effectenbeoordeling op planniveau ook een effectenbeoordeling op projectniveau zal uitgevoerd worden.

3.3. Voorgenomen planelementen

Per deelgebied worden vanuit het voorontwerp RUP Tybersite (d.i. eveneens bron van onderstaande gegevens), opgemaakt door Leiedal in oktober 2016, en vanuit het daarbijhorend grafisch plan de voorgenomen planelementen hieronder beschreven.

3.3.1. Globaal overzicht planelementen In deelgebied 1 worden volgende elementen vooropgesteld: - Het herbestemmen van het niet ingenomen deel van ‘zone voor KMO-bedrijven’ naar groengebied - Het voorzien van een netwerk aan trage verbindingen voor fietser en wandelaar - Het behoud van de elektriciteitstransformatiepost - Het creëren van ruimte voor water aan de Geluwebeek - Behoud woongebied als zone voor wonen in groen Het plan voorziet hierbij in hoofdzaak volgende bestemmingen: - Zone voor groen - Zone voor wonen in het groen - Zone voor gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorzieningen - Zones in overdruk: zone voor uitbreiding van beekvallei, aslijn voetgangers- en fietsersverbinding In deelgebied 2 wordt het ontwikkelen van de voormalige bedrijfssite Tyber vooropgesteld met gedeeltelijk als lokaal bedrijventerrein en gedeeltelijk als handelscentrum met een leisure-gedeelte. Het plan voorziet hierbij in hoofdzaak volgende bestemmingen: - Zone voor wonen met beperkte nevenfuncties - Zone voor kleine en middelgrote ondernemingen - Zone voor kleine en middelgrote bedrijven, handel en recreatie - Zone voor weginfrastructuur - Zones in overdruk: zone voor gebundelde toegang, aslijn voor voetgangers- en fietsersverbinding en landschappelijke waterbuffering. In deelgebied 3 worden volgende zaken vooropgesteld: - Het ontwikkelen van een kader voor kleinschalige handel langs de N8 in evenwicht met het wonen - Het versterken van de woonkwaliteit en verkeersleefbaarheid langs de N8 en aanpalende woongebieden Het plan voorziet hierbij in hoofdzaak volgende bestemmingen: - Zone voor wonen met beperkte nevenfuncties - Zone voor openbare weginfrastructuur

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 16 van 135

In onderstaande paragrafen worden bovenvermelde bestemmingszones meer in detail toegelicht. Concrete restricties (o.m. inzake verharding, ondergrondse constructies, e.d.m.) maken geen deel uit van voorliggend plan dat wordt beoordeeld, waarbij maatregelen/aanbevelingen uit de disciplines ertoe zullen leiden voor een mogelijke concrete invulling. Vertrekkende vanuit het voorontwerp RUP Tybersite (d.i. eveneens bron van onderstaande gegevens), opgemaakt door Leiedal in oktober 2016, en vanuit het daarbijhorend grafisch plan kan per deelgebied volgende wijziging van bestemmingen en ruimtebalans van de voorgenomen planelementen geschetst worden: Tabel 4 Ruimtebalans bestemmingen vertrekkende vanuit voorontwerp RUP (dd. oktober 2016), inclusief grafisch plan Deelgebied Bestemming gewestplan Bestemming voorontwerp RUP - grondkleur Deelgebied 1 Zone voor ambachtelijke bedrijven Zone voor groen en KMO’s Zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen Zone voor wonen in het groen Parkgebied Zone voor groen Zone voor landbouw Zone voor groen Zone voor wonen Zone voor wonen in het groen Deelgebied 2 Zone voor wonen Zone voor kleine en middelgrote bedrijven Zone voor wonen met beperkte nevenfuncties Zone voor openbare weginfrastructuur Zone voor ambachtelijke bedrijven Zone voor kleine en middelgrote bedrijven en KMO’s Zone voor kleine en middelgrote bedrijven, handel en recreatie Zone voor openbare weginfrastructuur Deelgebied 3 Zone voor landbouw Zone voor wonen met beperkte nevenfuncties Zone voor wonen Zone voor wonen met beperkte nevenfuncties Zone voor openbare weginfrastructuur

Voor elk planelement wordt hieronder de inhoud verder toegelicht.

3.3.1. Deelgebied 1 1) Zone voor groen Deze zone is bestemd voor de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van een groenzone. Recreatief medegebruik is toegelaten, voor zover het de hoofdbestemming van het gebied niet in gedrang brengt. Binnen deze zone zijn alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van deze bestemming toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven. In deze zone wordt op planniveau een uitbreiding van de beekvallei mogelijk gemaakt. (zie overdruk op grafisch plan). Dit gebied is specifiek voorbehouden voor de aanleg, het beheer en onderhoud van het hermeanderen van de waterloop of het verbreden van de bestaande waterloop, waterbufferbekkens, afwateringsgrachten en waterinfiltratievoorzieningen, die noodzakelijk zijn voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied. Tevens wordt een overgangsgebied open ruimte voorzien (zie overdruk op grafisch plan en uitleg bij zone voor wonen in groen).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 17 van 135

Hiernaast wordt indicatief in deze zone nog het volgende voorzien: - Landbouwwegel (punt 13 op grafisch plan in bijlage) - Aslijn voor voetgangers- en fietsersverbinding (punt 15 op grafisch plan in bijlage). Deze aslijn dient om de Ieperstraat met de beekvallei op een zachte manier te verbinden. - Hoogspanningsleiding

2) Zone voor wonen in het groen Om een overgang te voorzien tussen de zone voor groen, de uitbreiding van de beekvallei en woningen langs Gustave Tybergheinstraat, wordt een zone voor wonen in het groen voorzien, die een lagere bezettingsdichtheid heeft dan een zone voor wonen. Binnen deze zone zijn wonen en de bijhorende openbare en private groene en verharde ruimten de hoofdfuncties. Binnen de zone zijn de beperkte nevenfuncties kantoren en diensten toegelaten. Deze beperkte nevenfuncties mogen de woonfunctie van de omgeving niet in gedrang brengen. In deze zone wordt een overgangsgebied open ruimte voorzien (zie overdruk op grafisch plan), welk een gebied betreft dat specifiek voorbehouden is voor de aanleg, het beheer en onderhoud van groene aanplanting in functie van het behoud van een groene bouwvrije strook, openbare parking, uitwijkstroken en aanhorigheden, ontsluiting woonfuncties en afwateringsgrachten, beken, waterinfiltratievoorzieningen en waterbufferbekkens, die noodzakelijk zijn voor het behoud van het waterbergend vermogen van het aanpalende woongebied. Daarnaast wordt in deze zone indicatief een aslijn voor openbare weginfrastructuur voorzien. 3) Zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen De zone is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Binnen deze zone zijn alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegelaten. Zoals aangeduid op het grafisch plan is in deze zone een zeer klein overgangsgebied open ruimte aanwezig en indicatief wordt er een hoogspanningsleiding, een landbouwwegel en een aslijn voor openbare weginfrastructuur aangeduid.

3.3.1. Deelgebied 2 1) Zone voor wonen met beperkte nevenfuncties Binnen deze zone zijn wonen en de bijhorende openbare en private groene en verharde ruimten de hoofdfuncties. Binnen de zone zijn de nevenfuncties kantoren en diensten toegelaten. Deze beperkte nevenfuncties mogen de woonfunctie van de omgeving niet in gedrang brengen. 2) Zone voor kleine en middelgrote bedrijven Binnen deze zone zijn bedrijvigheid en de bijhorende openbare en private groene en verharde ruimten de hoofdfuncties. De zone wordt in hoofdzaak gebruikt voor bedrijvigheid, daarnaast zijn kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlaktes en inrichtingen voor huisvesting van bewakingspersoneel toegelaten. Hiernaast wordt op het grafisch plan in overdruk een zone met autonome kantoren aangeduid waar diensten/kantoren/handel toegelaten zijn, los van een bedrijfsactiviteit. Een combinatie van deze functies onderling of met een bedrijfswoning is mogelijk. In het eigenlijke RUP zal deze (overdruk)zone van autonome kantoren niet meer aangeduid worden, maar in de voorschriften van deze zone worden opgenomen als zijnde dat een bepaalde maximaal aangeduide oppervlakte van de zone voor kleine en middelgrote ondernemingen kan beschouwd worden alszijnde autonome kantoren. Omdat deze zone een zone voor KMO betreft, wordt er rondom de zone enerzijds een overgangsgebied open ruimte voorzien (zie overdruk op grafisch plan en uitleg bij zone voor wonen in groen). Anderzijds wordt er ook een zone groene buffer voorzien, welk een gebied is specifiek voorbehouden voor de aanleg, het beheer en onderhoud van een groene buffer tussen het bedrijventerrein en de aanpalende functies. Maximaal 10% van de overdrukzone mag verhard worden voor ontsluitingen.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 18 van 135

Daarnaast zijn op het grafisch plan in deze zone indicatief een gebundelde toegang aangeduid en een aslijn voor voetgangers- en fietsersverbinding. De zone voor gebundelde toegang is enkel geldig voor gemotoriseerd verkeer en vrachtverkeer. De aslijn voor voetgangers- en fietsersverbinding dient de Ieperstraat met de beekvallei te verbinden. 3) Zone voor kleine en middelgrote bedrijven, handel en recreatie De zone is bestemd voor kleine en middelgrote bedrijven, handel, recreatie/openluchtrecreatie of dagrecreatie / verblijfsrecreatie. Bedrijvigheid, retail, recreatie en de bijhorende openbare en private groene en verharde ruimten zijn de hoofdfuncties binnen deze zone. Daarnaast zijn bij kleine en middelgrote bedrijven ook kantoren, retail en toonzalen met beperkte vloeroppervlaktes en inrichtingen voor huisvesting van bewakingspersoneel toegelaten.

Omdat deze zone een zone voor KMO, handel en recreatie betreft, wordt er rondom de zone enerzijds een overgangsgebied open ruimte voorzien (zie overdruk op grafisch plan en uitleg bij zone voor wonen in groen), aangezien er een zone voor groen (zie deelgebied 1) grenst aan deze zone.. Anderzijds wordt er ook een zone groene buffer (zie uitleg bij zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO's) voorzien.

Daarnaast zijn op het grafisch plan in bijlage 3 in deze zone indicatief volgende zones in overdruk aangeduid: - Zone voor gebundelde toegang, welke enkel geldig is voor gemotoriseerd verkeer en vrachtverkeer. - Aslijn voor voetgangers- en fietsersverbinding, welke dient om de Ieperstraat met de beekvallei te verbinden. - Landschappelijke waterbuffering: De locatie bevindt zich in de nabijheid van de N8 – Ieperstraat en wordt specifiek voorbehouden voor de aanleg, het beheer en onderhoud van waterbufferbekkens, afwateringsgrachten, waterinfiltratievoorzieningen en bluswaterbekkens, die noodzakelijk zijn voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied.

4) Zone voor openbare weginfrastructuur Deze zone is bestemd voor openbare weginfrastructuur en aanhorigheden.

Vooropgesteld programma Het programma dat voor deelgebied 2 wordt vooropgesteld, betreft: - 21.000 m² bvo combinatie retail (kleinhandel) en leisure met een footprint van 17.500 m² o Inzake retail (kleinhandel): . Verkoop van voeding: 4.000 m² bvo (maximaal) . Non-food categorieën: 13.500 m² bvo (minimaal)  Verkoop van goederen voor persoonsuitrusting: 50% (maximaal)  Verkoop van andere producten: 50% (minimaal) o Inzake leisure: . 3.500 m² bvo . Wordt op verdieping voorzien - 18.500 m² bvo kmo + kantoren: o 2.500 m² bvo kantoren o 16.000 m² bvo kmo . Met 2.100 m² bvo woningen op kmo Inzake de non-food categorieën kleinhandel, wordt een minimum brutovloeroppervlakte van 600 m² in de stedenbouwkundige voorschriften opgelegd.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 19 van 135

Dit programma betreft een worst case situatie. Zo zal het type kleinhandel die het meest verkeer genereert als maximum percentage opgenomen worden in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP. Inzake de kleinhandelscategorie ‘verkoop van voeding’ wordt een maximale bvo van 4.000 m² toegelaten. Deze categorie geneert meer verkeer dan de andere categorieën van kleinhandelsactiviteiten. Indien aldus een supermarkt met een lagere bvo wordt voorzien, kan de resterende bvo ingevuld worden door andere categorieën van kleinhandelsactiviteiten. De noemer ‘verkoop van goederen voor persoonsuitrusting’ genereert meer verkeer dan het verkoop van andere producten. Er zal voor de noemer ‘verkoop van goederen voor persoonsuitrusting’ dan ook een maximumpercentage van 50% van de zone non-food retail in de voorschriften van het RUP opgenomen worden. Een worst case benadering wordt hierbij aldus gehanteerd. Ook inzake kmo + kantoren, wordt een maximum brutovloeroppervlakte van 2.500 m² kantoren opgenomen. De categorie kantoren genereert hierbij sowieso meer verkeer dan kmo, waardoor een worst case situatie wordt beoordeeld binnen deze plan-MER. Bij de bepaling van deze oppervlaktes werd er vertrokken van de randvoorwaarden die werden opgelegd door de provincie West-Vlaanderen in kader van de delegatie van de planningsbevoegdheid voor de opmaak van een RUP voor de Tybersite in Menen aan stad Menen (zie Bijlage 9). Deze zijn: - Maximum 40 % van de oppervlakte voor kleinhandel en leisure Er wordt 17.500 m² retail + leisure voorzien, terwijl de totale oppervlakte van de zone kmo, retail (kleinhandel) en leisure 45.000 m² bedraagt. Dit is aldus lager dan 40% van de oppervlakte. - Maximum 1 grootschalige trekker De supermarkt (verkoop van voeding) betreft hierbij de grootschalige trekker. - Een minimum oppervlakte van 600 m² voor de overige kleinhandel Inzake de non-food categorieën kleinhandel, wordt een minimum brutovloeroppervlakte van 600 m² in de stedenbouwkundige voorschriften opgelegd.

3.3.2. Deelgebied 3 1) Zone voor wonen met beperkte nevenfuncties Binnen deze zone zijn wonen en de bijhorende openbare en private groene en verharde ruimten de hoofdfuncties. Binnen de zone zijn de nevenfuncties kantoren en diensten toegelaten. Deze beperkte nevenfuncties mogen de woonfunctie van de omgeving niet in gedrang brengen. 2) Zone voor openbare weginfrastructuur Deze zone is bestemd voor openbare weginfrastructuur en aanhorigheden.

3.4. Projectniveau deelgebied 2: Tybersite

3.4.1. Reeds vergunde toestand Zoals reeds vermeld, werd er reeds een stedenbouwkundige vergunning voor de Tybersite verleend voor de bouw van KMO-gebouwen en infrastructuur. Op onderstaande figuur is een inrichtingsplan weergegeven:

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 20 van 135

B A C D E F G H I

J

Figuur 10 Inrichtingsplan Tyberpark, inclusief wegenis met aanduiding van gebouwblokken

Zoals uit bovenstaand inrichtingsplan blijkt, worden de gebouwen ingeplant volgens een orthogonaal grid en gemoduleerd op een as-maat van 6m. Er wordt een gevarieerd aanbod aan type gebouwen voorgesteld. Inzake de architectuur wordt een sokkel in beton met een hoogte van 4,50m voorgesteld. Houten gevelbekledingen worden afgewisseld met witte en zwarte metalen bekledingen. De niet bebouwde delen worden ingericht als groenzone, rijstroken, (private) parkeerplaatsen of dienstweg.

Figuur 11 Illustraties gebouwen

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 21 van 135

F G

I

Figuur 12 Schema materiaalvariatie gebouwen

De basishoogte voor alle gebouwen is ca. 8m boven het maaiveld. Voor de KMO-units wordt een vrije hoogte binnen de 6,25m verzekerd. De (zwarte) gebouwen I en G zijn lager met dakrand tot op 6,25m en vrije hoogte van 4,50m. Alle daken zijn plat. Het totale terrein waarop de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, heeft een oppervlakte van ca. 74.500 m². De gebouwen hebben hierbij een footprint van ca. 34.900 m². Centraal – op gebouw F – is er een verdieping voorzien van ca. 3500 m². Boven de KMO units worden 13 bedrijfswoningen voorzien van elk ca. 120 m² (= totaal ca. 1.560 m²). Dit brengt de totale vloeroppervlakte op ca. 39.360 m². De publiciteitsmogelijkheden worden vastgelegd, waarbij logo’s en namen worden toegelaten op de daarvoor voorziene dwarse panelen op de gevel of op de voorkant van de luifel aan de parking. Een globaal reclameplan werd reeds opgemaakt. Algemeen zal het project ten opzichte van de toestand, waarbij de oude gebouwen nog op het terrein aanwezig waren, zorgen voor minder verharding, meer waterbuffering, meer waterdoorlaatbare verharding, het open trekken van de site met meer doorkijken, meer doorsteken, meer groen, e.d.m. Waterhuishouding Aan de zuidelijke zijde (kant Ieperstraat) wordt een waterbuffer ingeplant, ten einde te voldoen aan de watertoets voor het ganse project. De waterhuishouding werd afgestemd met het provinciaal bestuursniveau (mevr. Serlet op 01/12/2015). Omwille van het type site en de woongebieden met waterproblemen in de omgeving, nl. 410 m³/ha/u, wordt een strengere norm voor waterbuffering opgelegd. De waterbuffer zal hierbij een afgewerkte waterbassin betreffen, waarvan de waterspiegel van de vijver met ca. 1 m kan stijgen of dalen. Alle gebouwen, private percelen en alle verharde oppervlaktes (incl. de delen van de parkeerplaatsen die als grindgazon worden uitgevoerd), die afwateren naar het RWA stelsel, worden gebufferd in een grote buffervijver gelegen aan de Ieperstraat. Enkel aan de oost- en westzijde van de site zullen 2 wegen afwateren naar een brede, ondiepe wadi. De centrale parking watert af naar ondiepe wadi’s tussen de parkeerplaatsen. De centrale parking is hierbij volledig aangelegd in een komvorm, zodat de wegenis enkel naar de wadi’s kan afwateren. De weg rondom de centrale parking watert af naar de RWA. De wadi’s zijn zeer ondiep zodat ze niet in het grondwater liggen. Naast de buffering is ook het rioleringsstelsel ingetekend. Er worden geen septische putten voorzien voor de gebouwen. Fecaal en afvalwater worden aangesloten op de nieuwe openbare riolering. Elke KMO-unit is voorzien van een hemelwaterput van 7.500 liter.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 22 van 135

Groenaanleg Er wordt gestreefd naar een groen beeld vanuit de hoofdweg, waarbij de parkeerplaatsen tevens groen worden aangelegd. Hierbij wordt volgend sfeerbeeld geschept:

Figuur 13 Sfeerbeeld parking

Palend aan de open ruimte ten noorden van de Tybersite en aan de woonomgeving wordt een groenbuffer aangelegd. Qua groenvoorzieningen worden onder meer noten- en fruitbomen voorzien. Hiervoor werd een apart groenplan opgemaakt met aanduiding van de soorten in de groenzones, wegenis en parkeerruimtes. Ontsluiting Ter ontsluiting van de site wordt één inrit en één uitrit genomen op de Ieperstraat. De inrit wordt voorzien op het bestaande kruispunt met de Wilgenlaan, waar reeds een linksafslagstrook aanwezig is. De inrit wordt dus de vierde tak van het kruispunt. De uitrit wordt verderop in de richting van het station/centrum gepland. De uitrit is dubbelbreed, één voor linksafslaand en één voor rechtsafslaand verkeer. Daarnaast wordt een aparte toegang voor fietsers en voetgangers gepland vanaf de N8 tussen de in- en de uitrit. De oversteek van de N8 wordt beveiligd met een zebrapad. Na het overleg op 25/08/2016 met AWV en MOW werd beslist om ter hoogte van het zebrapad een overrijdbare middenberm aan te brengen, waardoor de oversteeklengte gehalveerd wordt en ook de snelheid van het autoverkeer zal worden gedrukt. Vanuit de Cardinaal Cardijnlaan is geen toegankelijk gemotoriseerd verkeer mogelijk tot de site. Enkel ten behoeve van de brandweer en hulpdiensten is de site via de Cardinaal Cardijnlaan bereikbaar mits wegnemen van de voorziene obstakels. Interne wegenis De interne mobiliteit wordt als een ringstructuur uitgewerkt (zie Figuur 10). Op de site zelf kan er tussen de bebouwing in twee richtingen worden gecirculeerd. Bij de inrichtingsprincipes voor de wegenis wordt een onderscheid gemaakt tussen het type in- en uitrit, type hoofdstraat, type KMO-erf en achterkant KMO. Diverse materialen worden hierbij vooropgesteld al naargelang het gebruik (rijweg, parkeerplaats, voetpad) en de beoogde belevingswaarde. De hoofdweg loopt tussen de gebouwen door en is de breedste. Deze is voorzien in KWS-verharding. Langs deze weg liggen parkeerplaatsen en zones voor laden en lossen. De kleinere aantakkingen op de hoofdweg worden uitgevoerd in kleinschalige waterdoorlatende klinkerverharding. De centrale parkeerruimte wordt ontsloten via de eerste aftakking na de oprit. De uitrit is dezelfde als die van de hoofdweg.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 23 van 135

Parkeren Er worden 530 parkeerplaatsen voorzien. Dit aantal houdt reeds rekening met de toekomstige invulling met KMO, kantoren, retail (kleinhandel) en leisure. Er zijn 10 aangepaste parkeerplaatsen voorzien. Er wordt geen straatparkeren voorzien langs de N8 aan de zijde van de projectsite. Op de groene parking worden 4 fietsenstallingen aangebracht voor het plaatsen van telkens 22 fietsen. Duurzaamheid Inzake duurzaamheid zijn volgende aspecten van belang: - De ligging is centraal in Menen en de ontsluitingsmogelijkheden met het openbaar vervoer zijn een troef - Delen van het terrein zijn waterdoorlatend ontworpen en voorzien van groen en water - Er worden hernieuwbare materialen toegepast - Er wordt geïnvesteerd in hernieuwbare energie. De haalbaarheid van fotovoltaïsche cellen wordt onderzocht. - De gebouwen zijn compact en voorzien van goede isolatie; er zijn weinig warmteverliezen

3.4.2. Stand van zaken deelgebied 2 De reeds aanwezige (leegstaande) bedrijfsgebouwen werden ondertussen reeds gesloopt, waarbij de asbest op een conforme manier werd verwijderd. Momenteel is een bodemsanering van de resterende verontreiniging lopende. In een volgende fase zal de omgevingsaanleg gerealiseerd worden, samen met de gebouwen die zich rond de centrale parking bevinden. In een latere fase zullen de overige gebouwen gerealiseerd worden. Inzake timing van realisatie van de gebouwen, wordt verwezen naar de discipline mobiliteit waar een fasering wordt opgelegd inzake exploitatie van de gebouwen.

3.4.3. Tweede fase: retail (kleinhandel)-, kantoor- en leisure-gebouwen De infrastructuur en gebouwen kunnen reeds voorzien worden o.b.v. de reeds verkregen stedenbouwkundige vergunning met als bestemming kmo. Een deel van deze reeds vergunde bebouwing zal enkel een functiewijziging ondergaan naar retail (kleinhandel) en leisure via voorliggend RUP. Inzake bouwvolume wordt hierbij volgend programma voorzien - ca. 17.000 m² retail (kleinhandel) - ca. 18.500 m² KMO (waarvan eventueel ca. 2.500 m² kantoren) - ca. 3.500 m² leisure (wordt voorzien op verdiep retail gebouw) De oppervlakte wonen (d.i. ca. 1.560 m² op verdiep bij KMO) blijft behouden. De oppervlakte van de totale site in deelgebied 2 bedraagt ca. 7,45 ha (excl. zone voor wonen langs N8 en zone voor wegenis (N8), overgangszone naar deelgebied 1 opgenomen binnen deelgebied 2 in het concept-RUP). Hiernaast wordt tevens een volgende zonering aangehouden: Aan de Ieperstraat wordt een winkelproject voorzien rond een centrale groene ruimte om in te parkeren. Aan de noordelijke zijde wordt een KMO-zone voorzien. Aan de zijde van de omliggende open ruimte en de woonomgeving wordt een groenbuffer voorzien. De verdeling wordt in volgende figuur weergegeven:

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 24 van 135

F

(met overdruk kantoor : )

Figuur 14 Principeschema project Tyberpark

De leisure zal hierbij plaatsvinden op de eerste verdieping op het centrale gebouw (gebouw F). Daarnaast werd een functiekaart opgesteld, zoals in onderstaande figuur wordt weergegeven. Op deze kaart wordt met verschillende kleuren aangeduid welke functie zich waar bevindt. De kleinschaligere woningen (vierkantjes) liggen op de KMO-gebouwen. De ontspanningsfuncties (leisure) liggen boven de winkels in het centraal gebouw.

Figuur 15 Functiekaart Tyberpark

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 25 van 135

T.b.v. de mobiliteit van het gemotoriseerd verkeer werd voor het project een aparte MOBER uitgevoerd door Patrick Maes in overleg met AWV. Er zijn twee duidelijke ontsluitingen op de Ieperstraat. Een in en een uit. Op de site zelf kan er in twee richtingen tussen de gebouwen worden gecirculeerd. Er wordt vermeden dat KMO-verkeer via de retail de uitrit kan bereiken. KMO-verkeer rijdt weg via de achterzijde van de retail aan de oostzijde. Op basis van de resultaten van dit MOBER dient te voorzien te worden in voldoende bufferruimte om wachtrijen op eigen terrein op te kunnen vangen. Hierbij moet de uitrit voorzien zijn van 2 opstelstroken (1 voor linksafslaand en 1 voor rechtsafslaand verkeer) zodat wachtrijen beperkt kunnen blijven (en zoals reeds is opgenomen in de vergunde situatie). Tevens werd o.b.v. deze MOBER-studie in het voorstel voor de reconversie van de Tybersite een herprofilering van de N8 – Ieperstraat voorzien. De herprofilering werd reeds afgetoetst bij de stedenbouwkundige vergunning en goedgekeurd. De ontsluiting zal dezelfde zijn zoals het reeds vergunde project (zie Figuur 10). De verscheidene types ontsluiting worden in onderstaande figuur aangeduid. Langs de centrale ontsluiting worden de meeste functies ontsloten. Waar er minder ontsluitingen zijn, wordt het openbaar domein met kleinschalig materiaal ingericht.

Figuur 16 Toegangen Tyberpark

Doorheen de site wordt een voetgangers- en fietsontsluiting voorzien die de Ieperstraat met de Kardinaal Cardijnlaan verbindt. Hiervoor wordt de wegenis die in erfdienstbaarheid (voor toegang/ontsluiting garage) is, gebruikt. Daarnaast zal de Lode Zielenslaan eveneens dienen voor de ontsluiting van voetgangers en fietsers. De site is voor zachte weggebruikers de schakel tussen het groengebied en de Ieperstraat. (m.a.w. een goede doorwaadbaarheid) Om het groene karakter van de site te waarborgen, worden naast de groenzones ook de wegenis en parkeerruimtes groen aangelegd. Verder zal de waterbuffer een groen karakter krijgen.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 26 van 135

Als laatste ontwerpuitgangspunt dient tenslotte het publiek-privaat karakter van de site gemeld te worden. De retail- en leisure-gebouwen blijven privatief. Alle omgeving errond wordt openbaar publiek domein (wegenis, groenbuffers, groenzones, waterbufferingsbekkens, parkings, nutsvoorzieningen, ...). De KMO gebouwen zijn privatief. Op onderstaande figuur wordt het Tyberpark visueel in 3D weergegeven:

Figuur 17 Visuele weergave Tyberpark

3.5. Samengevat overzicht deelgebied 2

Inzake deelgebied 2 gelden aldus 3 situaties inzake vooropgesteld programma, nl. de vergunde toestand, de geplande toestand op planniveau (voorliggend RUP) en geplande toestand op projectniveau. Dit wordt in onderstaande tabel samengevat. In deze tabel worden de brutovloeroppervlaktes weergegeven, waarbij tevens de worst case indeling op voor de geplande toestand op plan- en projectniveau worden vermeld. Tabel 5 Vooropgesteld programma deelgebied 2 in vergunde situatie, geplande situatie op planniveau en geplande situatie op projectniveau (uitgedrukt in m² bvo en worst case programma) Bestemming Vergund (m² bvo) Plan (m² bvo) Project (m² bvo) Kmo 38.400 16.000 16.000 Wonen 1.560 2.100 1.560 Leisure / 3.500 3.500 Kantoor / 2.500 2.500 Kleinhandel, waarvan: / 17.500 17.000 - Verkoop van voeding / 4.000 (max.) 2.000 (max.) - Verkoop van goederen voor / 6.750 (max.) 7.500 (max.) persoonsuitrusting - Verkoop van andere producten / 6.750 7.500

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 27 van 135

3.6. Alternatieven

3.6.1. Locatie-alternatieven Het RUP Tybersite is gericht op de reconversie van een voormalige en thans verlaten bedrijfssite, het verbeteren van de beeld- en woonkwaliteit langs de N8 en de groene herbestemming van het achterliggende gebied naar de Geluwebeek. Deze opportuniteiten zijn verbonden met de locatie van het plangebied. De voorschriften van het gewestplan bieden echter onvoldoende garantie voor een verantwoorde ruimtelijke ontwikkeling. Vanuit vroegere studies, het “Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Menen” en de “Afbakening van het kleinstedelijk gebied Menen” (voor details zie het eigenlijke MER) blijkt dat er geen andere volwaardige locatie-alternatieven kunnen aangeduid worden, gezien geen enkele locatie volgens de beleidsdoelstellingen kan voldoen aan dezelfde doelstellingen die bij het basisalternatief worden nagestreefd.

3.6.2. Programma-alternatieven Er zijn andere combinaties mogelijk om het plangebied te ontwikkelen of in te richten: - Tybersite volledig als lokaal bedrijventerrein reserveren - Tybersite volledig voor handelscentrum voorbehouden - Tybersite volledig of gedeeltelijk herbestemmen naar woongebied - De resterende open ruimte verder als bedrijvenzone behouden - De resterende open ruimte omzetten naar agrarisch gebied - … De keuzes die het stadsbestuur gemaakt heeft zijn goed onderbouwd, onder meer binnen het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan, het masterplan voor de stad Menen en binnen de afbakening van het kleinstedelijk gebied Menen. Daarnaast werden diverse behoeftestudies uitgevoerd (zie hoofdstuk 3.1) en zijn het Kameleonproject, project Valys en het brownfieldconvenant hier van toepassing. Uit bovenstaande blijkt dat de voorgenomen bestemmingen een evenwichtig aanbod voor de stad vormen en aansluiten bij de potenties van de stadsrand en de positie van de Ieperstraat als uitvalsweg. De Tybersite zelf is goed ontsloten. Gezien de voorgaande beleidskeuzes en -afwegingen, worden binnen het RUP en voorliggende plan- MER dan ook geen verdere programma-alternatieven onderzocht inzake de diverse zones. Inzake de Tybersite (deelgebied 2) wordt rekening gehouden met een worst case verdeling (ook inzake kleinhandelsprogramma), waarbij er eveneens een consensus is omtrent het voorliggende programma. Het wordt dan ook niet relevant geacht om bijkomende programma-alternatieven op te nemen. Dit mede door het feit dat indien uit de impactbeoordeling van een bepaalde discipline blijkt dat dit (worst-case) programma niet haalbaar wordt geacht, restricties omtrent het programma zullen worden opgelegd.

3.6.3. Inrichtingsalternatieven Inrichtingsalternatieven hebben betrekking op de exacte omvang en inrichting van de verschillende zones, de inplanting van gebouwen, de verkeersafwikkeling, het parkeergebeuren, … Het plan-MER heeft mede tot doel om met betrekking tot deze aspecten een bijdrage te leveren aan het opstellen van het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP. Echter, een andere invulling zou in tegenstrijd zijn met de huidige beleidsvisie van de stad Menen (cf. Masterplan Menen). Inrichtingsalternatieven zijn evenwel mogelijk op een meer gedetailleerd niveau (d.i. verkeersafwikkeling, parkeergebeuren, e.d.m.), maar zullen zich pas in de loop van het ontwerp- en milieubeoordelingsproces aandienen.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 28 van 135

3.6.4. Nulalternatief In het nulalternatief blijven de voorschriften van het gewestplan ‘zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’, ‘woongebied’, ‘parkgebied’ en ‘agrarisch gebied’ geldig. Zonder een bestemmingswijziging via het RUP, kunnen deze opties van het stadsbestuur niet gerealiseerd worden. Handel op de Tybersite zou niet mogelijk zijn en de uitbouw van een groene as van de Geluwebeek evenmin. Met een ruimtelijk kader komt een totaal visie op het lint van de N8, de open ruimte en de woongebieden tot stand, wat bijdraagt tot de woon- en omgevingskwaliteit van de omgeving. Rekening houdend met bovenstaande, is het nulalternatief geen reëel alternatief voor het stadsbestuur. Indien het plan niet wordt gerealiseerd, wordt evenwel teruggevallen op het nulalternatief. Het nulalternatief komt in voorliggende plan-MER overeen met de juridisch-planologische referentiesituatie, waarbij de (relevante) effecten in het MER worden onderzocht.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 29 van 135

4) EFFECTENBESCHRIJVING EN –BEOORDELING

4.1. Algemeen

De bedoeling van het plan-MER is een beschrijving te geven van de effecten van het plan op het milieu en een onderzoek te doen naar eventuele milieuverzachtende maatregelen die de negatieve impact op het milieu trachten te beperken of te voorkomen. Gezien o.m. de karakteristieken van het gebied, de aard van het plan,… worden in de MER door de respectievelijke erkende MER-deskundigen volgende aspecten diepgaand behandeld: - Bodem - Grondwater - Oppervlaktewater - Mens- mobiliteit - Lucht - Geluid en trillingen - Biodiversiteit - Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - Mens – ruimtelijke aspecten en gezondheid De discipline mens-gezondheid zal uitgewerkt worden door de MER-coördinator. De discipline klimaat zal bij de relevante disciplines door de desbetreffende MER-deskundigen behandeld worden, meer bepaald binnen de discipline oppervlaktewater (waterkwantiteit) en discipline lucht (emissies). In deze niet-technische samenvatting zullen per discipline volgende punten worden samengevat: - Beschrijving referentiesituatie - Aangezien de bestaande toestand in bepaalde deelgebieden niet conform de geldende bestemmingen (juridische toestand) en/of vergunde toestand is, zullen per deelgebied onderstaande referentiesituaties beschouwd worden, namelijk: Deelgebied Relevante referentiesituaties Reden

Deelgebied 1 - Bestaande toestand KMO-zone volgens gewestplan dat in - Juridisch-planologische toestand landbouwgebruik is

Deelgebied 2 - Juridisch-planologische toestand Gezien het planniveau, dient het plan – - Vergunde toestand naast de vergunde toestand inzake kmo- - Bestaande toestand gebouwen – tevens globaal getoetst te worden aan de aanwezige bestemming (kmo-zone). Dit is namelijk ruimer te bevatten dan de vergunde toestand. Daarnaast dient tevens getoetst te worden aan de bestaande toestand (geen activiteiten).

Deelgebied 3 - Bestaande toestand Agrarisch gebied volgens gewestplan die - Juridisch-planologische toestand woonzone is in de bestaande toestand. Handel in woonzone.

- Effectbeschrijving en –beoordeling, waarbij per discipline een volgende toetsing zal gebeuren:  Toetsing op planniveau: beoordeling van de bestemmingen van het RUP (met een worst case situatie die wordt beschouwd);  Toetsing op projectniveau: beoordeling van het project Tyberpark.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat de opsplitsing van de milieueffectenbeoordeling in plan- en projectniveau niet voor alle disciplines een verschillende methodiek vormt. Zo kan reeds meegegeven worden dat de methodologie inzake de impactbeoordeling bij de disciplines mens- mobiliteit, geluid en trillingen en lucht dezelfde is op project- als planniveau.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 30 van 135

Bij de beoordeling van de effecten zal onderstaande zevenwaardige schaal gehanteerd worden. Tabel 6 Zevenwaardige schaal voor effectbeoordeling Beoordeling effect Waardering

Aanzienlijk negatief -3

Negatief -2

Beperkt negatief -1

Geen of verwaarloosbaar 0 effect

Beperkt positief +1

Positief +2

Aanzienlijk positief +3

- Milderende maatregelen Minimaal zullen de negatieve scores per discipline gekoppeld worden aan milderende maatregelen. Deze milderende maatregelen zijn aanbevelingen om de milieu-impact te minimaliseren door een aangepaste concretisering van het plan. Een aantal milderende maatregelen zullen vertaald worden in het RUP (stedenbouwkundige voorschriften). Het MER zal in de mate van het mogelijke aangeven welke elementen dienen vertaald te worden in het RUP en welke milderende maatregelen op een andere manier dienen te worden geconcretiseerd. Hierbij dienen minimaal de uiteindelijke negatieve scores vanuit de zevenwaardige schaal als volgt gekoppeld te worden aan milderende maatregelen: Tabel 7 Koppeling milderende maatregelen aan negatieve effectbeoordeling Waardering Milderende maatregel

-1 Milderende maatregelen kunnen wenselijk zijn, maar worden niet noodzakelijk geacht

-2 Milderende maatregelen zijn wenselijk maar niet noodzakelijk voor de uitvoering van het plan -3 Milderende maatregelen zijn noodzakelijk. Zonder implementatie van deze maatregelen wordt uitvoering van het plan niet acceptabel geacht

- Ontwikkelingsscenario’s Het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Regionaal bedrijventerrein Menen-Wervik’ is in opmaak. De provincie wenst hierbij ca. 70 ha gebundelde regionale bedrijventerrein te realiseren op grondgebied Menen/Wervik. In deze fase van de procedure worden 5 locatiealternatieven weerhouden.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 31 van 135

Figuur 18 Situering van de 5 redelijke locatiealternatieven PRUP ‘Regionaal bedrijventerrein Menen-Wervik’

Afhankelijk van de locatie, i.c. locatie 1, 2 en 5 (zie Figuur 18), kan dit een (cumulatieve) impact (vnl. inzake mobiliteitsaspecten) hebben op voorliggend plan. Deze cumulatieve impact wordt behandeld bij de disciplines waar dit relevant is (i.c. discipline mens-mobiliteit, lucht, geluid en trillingen en mens –hinder). Aangezien er per locatiealternatief nog geen rudimentaire indeling gekend is, is het moeilijk om voor de ruimtelijke disciplines (mens-ruimtelijke aspecten en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie) een beoordeling op te maken inzake cumulatieve effecten. Verder wordt binnen de discipline biodiversiteit de ontwikkeling van het valleigebied van de Geluwebeek en de westelijke groene ruimte in deelgebied 1 behandeld.

4.2. Grensoverschrijdende effecten

In overeenstemming met het Verdrag van Espoo (Finland, 25 februari 1991, B.S. 31/12/1999) en de EG-Richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997 is het noodzakelijk grensoverschrijdende milieueffecten van de activiteiten te evalueren. Het plangebied bevindt zich op minder dan 1 km van de grens met Frankrijk en op ca. 7 km van de grens met Wallonië. Gezien de nabijheid van de grens, zullen de mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten in het plan-MER onderzocht worden.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 32 van 135

4.3. Discipline bodem

4.3.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand Het plangebied is gelegen in het Leieland. De hoogteligging van het plangebied varieert tussen ca. +17mTAW in het noorden en ca. +21mTAW in het zuiden. Het plangebied helt dus af naar het noorden, m.n. naar de vallei van de Geluwebeek. Het studiegebied is gelegen in de Zandleemstreek. De bovenste 1,5m bodem in het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit vochtige en droge zandleem en ter hoogte van de beekvallei uit natte klei met aanwezigheid van veen. Langs de N8 (deelgebied 3) en ter hoogte van de Tybersite (deelgebied 2) komt voornamelijk antropogene grond voor. In deelgebied 2 en 3 zijn geen potentieel erosiegevoelige bodems aanwezig. Deelgebied 1 van het plangebied wordt daarentegen wel gekenmerkt door een erosiegevoelige bodem. Daarbij wordt de kans dat erosie zich hier zal voordoen, geschat op laag tot verwaarloosbaar. De diepere ondergrond bestaat hier uit: - Quartair - hoofdzakelijk rivierdalopvulling - aan de basis grind- en zandachtige sedimenten en bovenaan leem, welke matig tot sterk zandig is - ca. 25m dik - Tertiair - Formatie van Kortrijk - klei

Het plangebied is deels verhard en bebouwd door de voormalige Tybervestiging en de bebouwing langs de N8 (deelgebieden 2 en 3). Deelgebied 1 is grotendeels onverhard en in landbouwgebruik, met uitzondering van een transformatiestation en een wooncluster. Volgens het geoloket van OVAM zijn er ter hoogte van en in de onmiddellijke omgeving van het plangebied een aantal bodemonderzoeken bij OVAM gekend. De ligging van deze bodemonderzoeken, inclusief hun karakteristieke nummering, zijn aangeduid op onderstaande figuur.

13839

3906 4303

20722

30767

3401 12022

8293

15961 25103

Figuur 19 Bodemonderzoeken plangebied raadpleging september 2017, bron: geoloket OVAM

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 33 van 135

Voor een detailbeschrijving van bovenstaande dossiers wensen we te verwijzen naar het eigenlijke MER. Er kan geconcludeerd worden dat bij de dossiers 12022, 15961, 8293, 30767 en 20722 er nog een historische verontreiniging aanwezig is. D.w.z. dat bij eventuele herinrichtingswerkzaamheden op deze plaatsen t.g.v. mogelijk grondverzet verontreinigde grond kan vrijkomen. Voorafgaandelijk dient op basis van een technisch verslag de milieuhygiënische kwaliteit bepaald te worden. De verontreinigde gronden dienen conform de codes van goede praktijk afgevoerd te worden naar een grondreinigingscentrum. Naast bovenstaande dossiers binnen het plangebied zijn er nog talrijke bodemonderzoeken uitgevoerd in de omgeving van het plangebied. Bij de dossiers 25103, 3401, 3906 en 13839 werden eveneens verontreinigingen vastgesteld.

4.3.2. Effectbeschrijving en -beoordeling 4.3.2.1. Deelgebied 1 4.3.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten t.o.v. de feitelijke toestand kunnen beschreven worden: - Door de bestemming van de akkergronden te wijzigen naar een zone voor groen, met deels een uitbreiding van de vallei van de Geluwebeek, zullen er minder zware machines in deze zone vertoeven, waardoor men kan spreken van een positief effect (effect: +2) qua mogelijke bodemverdichting en profielwijziging. - Qua mogelijke bodemverdichting en profielwijziging zijn door de bestemmingswijzigingen van de overige zones geen effecten te verwachten doch wordt er aanbevolen om de verhardingsgraad in dit deelgebied laag te houden. Indien men bijkomende verharding wenst aan te brengen, dient dit te gebeuren in waterdoorlatende materialen. - Momenteel worden de akkergronden beschouwd als zijnde laag potentieel erosiegevoelig. Door de omzetting van de akkergronden naar een zone voor groen zal er niet meer geploegd worden, waardoor dit een beperkt positief effect zal hebben op de erosiegevoeligheid (effect: +1). - Gezien de aanwezige veen/turf nabij de Geluwebeek, dient de bemaling zeer beperkt gehouden te worden om bodemzettingen te voorkomen. Indien de invloedstraal van d bemaling reikt tot aan dit veen/turf kunnen er zeer grote zettingen optreden. - De kwaliteit van de bodem kan tijdelijk verslechteren t.g.v. calamiteiten zoals het lekken van voertuigen of machines, van tanks (bvb in woongebied en nabij hoogspanningscabine). Echter wordt de impact van deze calamiteiten als verwaarloosbaar (effect:0) beschouwd omdat er op dat moment zo snel als mogelijk de nodige acties dienen ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Indien de calamiteit valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden (artikel 74 ev van het Bodemdecreet). - Door de akkergronden om te zetten naar een zone voor groen voor de realisatie van een open ruimte en een uitbreiding van de groene as langs de Geluwebeek, zullen er hier geen bodemverontreinigingen verwacht worden. Het effect kan hier als beperkt positief beschouwd worden (effect: +1) t.o.v. mogelijke calamiteiten met landbouwmachines en t.o.v. het wegvallen van mogelijke bemesting van de akkergronden. - In deelgebied 1 gelden bij vergravingen de regels van grondverzet vanaf 250m³. Indien in de toekomst in deelgebied 1 gronden worden overgedragen of onteigend dienen de bepalingen van het bodemdecreet gevolgd te worden. 4.3.2.1.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Volgende effecten t.o.v. de juridisch-planologische toestand kunnen beschreven worden: - Door de omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar groen en wonen in het groen en door de omzetting van landbouwgrond naar zone groen brengen een positief effect (effect: +2) met zich mee inzake bodemverdichting en profielwijziging, gezien

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 34 van 135

respectievelijk hierdoor geen verhardingen of gebouwen meer op het terrein kunnen aangebracht worden waardoor verdichting van de bodem zou kunnen ontstaan en gezien er minder zware machines in deze zone zullen vertoeven. - Qua mogelijke bodemverdichting en profielwijziging zijn door de bestemmingswijzigingen van de overige zones geen effecten te verwachten doch wordt er aanbevolen om de verhardingsgraad in dit deelgebied laag te houden. Indien men dan toch bijkomende wegen wenst te voorzien in deze zone om de rest van de zone te vrijwaren voor structuur- en profielwijziging en bodemverdichting, dienen deze wegen waterdoorlatend ingericht te worden om zoveel mogelijk het negatief effect tegen te gaan. - Door omzetting van wonen naar zone voor wonen in het groen krijgt men ook een beperkt positief effect (effect: +1) inzake bodemverdichting en profielwijziging gezien minder verhardingen aanwezig zullen zijn. - Voor discipline bodem is er enkel sprake van een beperkt tot positief effect (effect: +1/+2) inzake bodemgebruik voor enerzijds de omzetting van de zone voor wonen naar de zone voor wonen in het groen en anderzijds voor de omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar een zone voor groen en voor de zone van parkgebied naar een zone voor groen. - De omzetting van zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar een zone voor groen en zone voor wonen in het groen, alsook de omzetting van de zone voor wonen naar zone voor wonen in groen heeft een beperkt negatief effect (effect: -1) op de erosiegevoeligheid. Immers heeft men hier een lichte helling van het terrein naar de Geluwebeek en bestaat de bodem uit een droge lichte zandleemgrond, waardoor deze licht gevoelig is voor erosie. Door geen verhardingen of gebouwen op het terrein aan te brengen, zullen deze gronden meer aan erosie kunnen worden blootgesteld. Om erosie tegen te gaan kunnen volgende aanbevelingen worden gemaakt:  het begroeid houden van deze zone voor groen  het voorkomen van oppervlakkige afstroming van water (eventueel aanleg van drainagesysteem)  het aanleggen van grasbufferstroken of grasgangen evenwijdig aan de hoogtelijnen om het water te vertragen en het sediment ter plaatse te laten bezinken  het aanleggen van vijvers om het water bij overvloedige regenval tijdelijk op te vangen - De omzetting van landbouwgronden naar een zone voor groen heeft eenzelfde beperkt positief effect op de erosiegevoeligheid (effect: +1) als beschreven voor de akkergronden in het voorgaande hoofdstuk. - Door de omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar een zone voor groen of zone voor wonen in het groen heeft een positief effect (effect: +2) gezien hierdoor eventueel mogelijke bodemverontreinigingen t.g.v. calamiteiten en/of lekken beperkt zullen worden. Dit geldt eveneens voor de omzetting van de zone voor landbouw naar de zone voor groen. - De kwaliteit van de bodem kan tijdelijk verslechteren t.g.v. calamiteiten zoals het lekken van voertuigen of machines, van tanks (bvb in woongebied en nabij hoogspanningscabine). Echter wordt de impact van deze calamiteiten zoals in vorig hoofdstuk beschreven, als verwaarloosbaar (effect:0) beschouwd. - In deelgebied 1 gelden bij vergravingen de regels van grondverzet vanaf 250m³. Indien in de toekomst in deelgebied 1 gronden worden overgedragen of onteigend dienen de bepalingen van het bodemdecreet gevolgd te worden. 4.3.2.2. Deelgebied 2 4.3.2.2.1. Aanlegfase (deelgebied 2) - projectniveau 4.3.2.2.1.1. Toetsing ten opzichte van juridisch-planologische toestand Volgende effecten t.o.v. de juridisch-planologische toestand kunnen beschreven worden: - De omzetting van de zone voor wonen naar een zone voor KMO’s en zone voor openbare weginfrastructuur heeft een beperkt negatief effect (effect: -1) op de structuurwijziging van de

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 35 van 135

bodem omdat tijdens de aanlegfase hier vermoedelijk iets meer aan- en afvoer en veelvuldiger heen en weer gereden dient te worden met graafmachines. - T.o.v. de huidige juridisch-planologische toestand van zone voor wonen kunnen er meer grondwerken en bemalingen nodig zijn t.b.v. de toekomstige zone voor KMO, zone voor KMO, handel en recreatie en zone voor openbaar weginfrastructuur, waardoor deze bestemmingswijziging als beperkt negatief (effect: -1) kan beschouwd worden inzake bodemzetting en stabiliteit. - T.g.v. aanwezige restverontreinigingen dienen voor alle zones in deelgebied 2 bij elke vergraving de regels van grondverzet gevolgd te worden. Indien in de toekomst in deelgebied 2 gronden worden overgedragen of onteigend dienen de bepalingen van het bodemdecreet gevolgd te worden. - De omzettingen van de zone voor wonen naar de toekomstige juridisch-planologische toestand zorgen voor een negatief effect (effect: -2) omdat er meer kans bestaat dat er zich calamiteiten of lekken op het terrein zullen voordoen t.o.v. de huidige zone voor wonen. Hierbij dient echter gemeld dat de impact van een calamiteit en/of lek als verwaarloosbaar (effect:0) beschouwd wordt omdat er op dat moment zo snel als mogelijk de nodige acties dienen ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Indien de calamiteit valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden (artikel 74 ev van het Bodemdecreet). 4.3.2.2.1.2. Toetsing ten opzichte van de bestaande toestand Volgende effecten t.o.v. de feitelijke toestand kunnen beschreven worden: - T.g.v. de aanwezige restverontreinigingen is in het kader van grondverzet sowieso een milieuhygiënisch onderzoek verplicht. Hierbij dient de herkomst van de bodem en mogelijke aanwezige bodemverontreinigingen beschreven worden. Uit het technisch verslag dient eveneens te blijken welke regels strikt dienen te worden nageleefd t.b.v. het grondverzet. Er kan dan ook verondersteld worden dat het grondverzet geen invloed uitoefent op de bodemkwaliteit in het projectgebied (effect: 0). Aandachtspunten i.k.v. grondverzet zijn de zones waar nog restverontreiniging aanwezig is. T.g.v. de grote hoeveelheden restverontreiniging in de bodem van deelgebied 2 zal voornamelijk het grotendeel van de ontgraven grond worden afgevoerd naar een erkend grondreinigingscentrum. (effect: +2) - Ten gevolge van calamiteiten of lekkage (bvb lekken van voertuigen en machines) kan een nieuwe verontreiniging optreden. Indien er calamiteiten zouden optreden, geldt er een plaatselijk en tijdelijk negatief effect (effect: -1/-2). Gezien de uitvoeringsmodaliteiten en de te volgen veiligheidsvoorschriften conform het bodemsaneringsdecreet wordt het risico op lekken tot een minimum herleid. De risico’s op de invloed op de bodemkwaliteit tijdens de aanlegfase kunnen dan ook als beperkt worden geacht. (effect: 0) - Tenslotte kunnen t.g.v. bemalingen voor aanleg van ondergrondse constructies restverontreinigingen worden aangetrokken. Voor het effect van de bemalingen op de bodem- en grondwaterkwaliteit verwijzen we naar discipline water – deeldomein grondwater. - Inzake stabiliteitswijzigingen worden geen effecten (effect: 0) verwacht indien er voldaan is aan de voorwaarden van het geotechnisch rapport. 4.3.2.2.2. Exploitatiefase (plan- en projectniveau) 4.3.2.2.2.1. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Tijdens de exploitatiefase worden in dit deelgebied geen effecten verwacht. Bij grondverzet dienen nog steeds de regels van grondverzet gevolgd worden. Indien er calamiteiten of lekken zich voordoen op het terrein, dienen de nieuwe ontstane verontreinigingen zo snel als mogelijk worden weggenomen. Indien in de toekomst in deelgebied 2 gronden worden overgedragen of onteigend dienen de bepalingen van het bodemdecreet gevolgd te worden. Gezien de huidige bestemmingen niet wijzigen naar een bestemmingstype met een lagere bodemsaneringsnorm dient geen wijziging aangebracht te worden aan de uitspraak van de diverse bodemonderzoeken.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 36 van 135

4.3.2.2.2.2. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Ook hier worden er tijdens de exploitatiefase geen effecten meer verwacht en dienen de regels van grondverzet en het bodemdecreet gevolgd te worden. Daarnaast wordt als maatregel op planniveau opgenomen dat de terreinbezetting maximaal 80% van de ganse zone (zone voor kmo en zone voor kmo, retail en leisure) mag bedragen, om ervoor te zorgen dat de verhardingsgraad wordt gerespecteerd om geen effecten te bekomen. 4.3.2.3. Deelgebied 3 4.3.2.3.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Gezien de bodem van deelgebied 3 reeds gronden betreft, welke door menselijke activiteiten reeds verstoord zijn, en gezien dit in de toekomst ook zo zal blijven, kan besloten worden dat er hier zich geen effecten zullen voordoen inzake bodemgebruik, structuurwijziging, profielwijzigingen en erosie. Inzake bodemzettingen wordt aangenomen dat er bij bouwwerken geotechnisch onderzoek zal plaatsgrijpen en een bemalingsnota wordt opgemaakt, waardoor het risico op bodemzetting wordt ondervangen. Hierdoor wordt ook geen effect op bodemzetting verwacht. Tijdens eventuele bouwwerken in het westen van deelgebied 3 dient nagegaan te worden of men bij bemalingen de restverontreinigingen van de naburige percelen niet naar het studiegebied zal trekken. Bij grondverzet dient ook hier weer de grondverzetsregeling gevolgd te worden. Voor alle zones gelden bij vergravingen de regels van grondverzet vanaf 250m³. Indien in de toekomst in deelgebied 3 gronden worden overgedragen of onteigend dienen de bepalingen van het bodemdecreet gevolgd te worden. 4.3.2.3.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Voor deelgebied 3 kan inzake toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand dezelfde besluiten getrokken worden als deze t.o.v. de bestaande toestand.

4.3.3. Ontwikkelingsscenario Met betrekking tot de discipline bodem zal het ontwikkelingsscenario, i.k.v. de nabijgelegen locaties voor het PRUP ‘Regionaal bedrijventerrein Menen-Wervik’ op planniveau er niet toe leiden dat bovenvermelde effectbeoordeling significant zal wijzigen.(effect: 0). De verdere ontwikkeling van het valleigebied van de Geluwebeek en de westelijke groene ruimte in deelgebied 1 zal enkel een positief effect (effect: +1/+2) met zich meebrengen i.k.v. oa. profielontwikkeling in de bodem.

4.3.4. Synthese en milderende maatregelen Wijzigingen van de bodem (ruim opgevat) worden meestal negatief beoordeeld omdat ze een verlies of verslechtering van de bodemstructuur inhouden. Zo zal bvb bij graafwerkzaamheden, het aanbrengen van verharding, e.d.m. profielvernietiging en/of bodemverdichting en/of structuurwijziging kunnen optreden. Bij de effectenbeoordeling werd er vanuit gegaan dat bovenvermelde activiteiten met respect voor de geldende wetgeving, code van goede van goede praktijk en standaardprocedures zullen uitgevoerd worden. Voorbeelden/aandachtspunten hiervan zijn: - Bij graafwerkzaamheden of aanvullen van gronden dienen steeds de regels van grondverzet opgevolgd te worden. - Bij calamiteiten en/of lekken dienen zo snel als mogelijk de nodige acties genomen te worden om de verontreinigingen weg te nemen. Indien de calamiteit en/of lek valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden conform artikel 74ev van het Bodemdecreet. - Tijdens de bemalingswerken kunnen eventuele aanwezige restverontreinigingen op het terrein of op de naburige terreinen worden aangetrokken. Indien dit het geval is, dienen hiervoor passende maatregelen getroffen te worden op projectniveau (zie discipline grondwater)

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 37 van 135

Volgende milderende maatregel en/of aanbevelingen omtrent het minimaliseren van bovenstaande vermelde mogelijke negatieve effecten op de bodem kunnen weergegeven worden: Aanbeveling op planniveau: - T.b.v. de nieuwe bestemmingen en het minimaliseren van mogelijke structuurwijzigingen, profielwijzigingen in de bodem en bodemgeschiktheid dient in deelgebied 1 voor de zone wonen in het groen de verhardingsgraad laag gehouden te worden (d.i. maximaal 60% terreinbezetting (d.i. bovengrondse bebouwing en niet-waterdoorlatende verhardingen) per perceel. Indien men tevens bijkomende verharding wenst aan te brengen, dient dit in het volledige deelgebied 1 te gebeuren in waterdoorlatende materialen. - Deelzone 2 – zone voor kmo en zone voor kmo, retail en leisure: de terreinbezetting (bovengrondse bebouwing en niet-waterdoorlatende verharding) mag maximaal 80% van de ganse zone mag bedragen. Milderende maatregel op projectniveau voor deelgebied 2: - Om differentiële zettingen van de bodem te vermijden dient de belasting van de bodem kleiner te blijven dan 250kN/m² (zie geotechnisch onderzoek van SGS nv dd. 12/08/2016 in bijlage 5) Aanbevelingen op projectniveau: - Om in de zone voor groen en zone voor wonen in groen in deelgebied 1 erosie tegen te gaan, dient men deze zones begroeid te houden, oppervlakkige afstroming van water te voorkomen door eventueel het aanleggen van een drainagesysteem, grasbufferstroken of grasgangen evenwijdig aan de hoogtelijnen aan te leggen en vijvers aan te leggen. - Bij bemalingen dient nagegaan te worden dat de invloedstraal niet reikt tot aan het veen/turf in deelgebied 1 zodat er geen stabiliteitsproblemen kunnen optreden. Specifieke aanbevelingen op projectniveau voor deelgebied 2: - Tijdens de aanlegfase van deelgebied 2 dient nagegaan te worden of er geen zettingen kunnen optreden t.g.v. graafwerkzaamheden en bemalingen. Hierbij dienen de aanbevelingen van het geotechnisch onderzoek van SGS Belgium nv dd. 12/08/2016 (zie bijlage 5) opgevolgd te worden inzake plaatsen van funderingen (opteren voor zoolfundering, visuele controle, …). Daarnaast dient voor de bemalingswerken een bemalingsnota opgemaakt te worden. Indien er dan tijdens de bemalingswerken toch nog zettingen aan naburige gebouwen en wegenis zouden ontstaan (deze dienen opgevolgd te worden), dienen zo spoedig als mogelijk maatregelen getroffen te worden. (zie discipline grondwater)

4.4. Discipline water – deeldomein geohydrologie

4.4.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand Het studiegebied maakt deel uit van het Centraal Vlaams Systeem. In het plangebied wordt de aquifer of watervoerende laag gevormd door de Quartaire zandige en lemige afzettingen uit het Centraal Vlaams systeem en heeft een dikte van ca. 25m. De horizontale doorlatendheid Kh van deze Pleistocene afzettingen varieert tussen 0,01 tot 30m/d1 afhankelijk van het leem of zandkarakter van de laag. Deze aquifer wordt onderaan begrensd door de klei van de Formatie van Kortrijk. Vanuit de bodemonderzoeken in het plangebied kan gesteld worden dat het grondwaterpeil hier varieert tussen 1,3m-mv en 2,73m-mv.

1 VMM (2008). Grondwater in Vlaanderen: het Centraal Vlaams Systeem. Vlaamse Milieumaatschappij. Aalst. 111 p.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 38 van 135

Vanuit de kwetsbaarheidskaart van het grondwater in West-Vlaanderen ligt het studiegebied in een zeer kwetsbaar tot matig kwetsbaar gebied (code Ca1/Cb). Dit betekent dat de watervoerende laag bestaat uit zand en dat er een zandige/lemige deklaag en/of een deklaag op 5m of minder aanwezig is. De dikte van de onverzadigde zone is niet bepalend. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Inzake de effectenbeoordeling van toekomstige geplande bouwwerken gaat de aandacht in de eerste plaats uit naar de ondiepe grondwaterstroming. Vanuit het oriënterend bodemonderzoek van de Tybersite (dossier 12022) dd. 29/06/2015 blijkt dat het grondwater hier vermoedelijk in zuidoostelijke richting stroomt., doch in de meeste bodemonderzoeken wordt gesteld dat de grondwaterstromingsrichting hier niet éénduidig vast te stellen is. Om na te gaan hoe gevoelig het gebied is voor grondwaterstroming werd onderstaande kaart geraadpleegd.

Figuur 20 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (bron: www.geopunt.be) Inzake de grondwaterstromingsgevoeligheid van het plangebied is het plangebied grotendeels matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). D.w.z. dit zijn gronden: - waar er geen kleilaag op geringe diepte voorkomt - waar het grondwaterpeil niet dieper dan 10m staat - die niet gelegen zijn in alluviale- en poldergronden Indien er in dergelijke type 2 gebieden een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.

De vallei van de Geluwebeek – Reutelbeek, een westelijke zone van deelgebied 2 en een westelijke zone van deelgebied 3 zijn zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1). D.w.z. dit zijn gronden: - waarvan het bodemprofiel deze is van alluviale, colluviale en poldergronden - waar het grondwaterpeil ondiep is - waar kwelgebieden zich situeren Indien er in type 1 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Volgende verhardingen (voor de sloopwerkzaamheden) zijn aanwezig: - In deelgebied 1: nabij hoogspanningsmast, bebouwing (woningen), toegangswegen, parking - In deelgebied 2: ca. 6,45ha + parkings vooraan het terrein t.o.v. 7,45ha terreinoppervlakte (zie discipline bodem)

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 39 van 135

- In deelgebied 3: veel verspreide verharding inzake bebouwing, toegangswegen, parkings, infrastructuur

Figuur 21 Infiltratiegevoelige gebieden (bron: www.geopunt.be)

Uit bovenstaande kaart kan afgeleid worden dat het plangebied grotendeels gelegen is in infiltratiegevoelig gebied. D.w.z. dat het (regen)water snel infiltreert in de bodem. Echter zou volgens de Atlas van de Waterlopen (zie detail en figuur bij discipline oppervlaktewater) het grotendeels van deze gronden moeilijk infiltreerbaar zijn. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de Atlas van de Waterlopen de infiltratiegevoeligheid weerspiegelt vanuit de bodemkaart en dat de kaart met infiltratiegevoelige gebieden vooral gemaakt werd door VMM t.b.v. het geven van een eerste advies i.k.v. de watertoets.

Gezien reeds tijdens de opmaak van de huidige vergunning van deelgebied 2 werd nagegaan of er al dan niet een bufferbekken diende aangelegd te worden (t.g.v. infiltratiegevoeligheid), dienen er ons inziens dan ook geen infiltratieproeven meer te gebeuren op het terrein.

Het plangebied bevindt zich niet in een beschermingszone voor grondwaterwinningen en niet in een waterwingebied. In onderstaande figuur en tabel zijn de vergunde grondwaterwinningen binnen een afstand van 1 km rondom het plangebied weergegeven. Tabel 8 Vergunde waterwinningen in een straal van 1 km van het plangebied Nr. Exploitant Diepte Vergund Aquifercode Vergund Vergund Grondwaterlichaam (m) aantal dagdebiet jaardebiet afkorting putten (m³/d) (m³/j) 1 Durnez Christine Lindenhofstraat 25 Wervik 13,0 1 0100 3,6 1300,0 CVS_0160_GWL_1 2 Ghekiere Karl Menenstraat 66A Wervik 16,0 3 0100 5,0 1500,0 CVS_0160_GWL_1 3 Desmet G. Houtbuigerij Veldstraat 7 Menen 15,0 1 0100 5,0 480,0 CVS_0160_GWL_1 4 Schouteten Eddy Veldstraat 74 Menen 21,0 1 0100 2,7 969,0 CVS_0160_GWL_1 5 Fourniplant Rijselstraat 204 Menen 10,0 2 0100 75,0 18000,0 CVS_0160_GWL_1 6 Blondeel Adrien Hogeweg 227 Menen 20,0 1 0100 10,0 CVS_0160_GWL_1

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 40 van 135

Figuur 22 Situering vergunde grondwaterwinningen (bron: dov bodemverkenner) Binnen een straal van 1km rond het plangebied komen een 6-tal vergunde grondwaterwinningen voor. Deze bevinden zich allen in het Centraal Vlaams Grondwatersysteem op een diepte van 10 à 21m-mv. De dichtstbijzijnde vergunde grondwaterwinning nabij het plangebied, bevindt zich op ca. 485m ten zuiden van het plangebied en wordt geëxploiteerd voor het wassen en chemisch reinigen. Volgens DOV bestaat ze uit 1 put op een diepte van 13m-mv in het Quartair met een totaal vergund jaardebiet van 1.300m³/j en een vergund dagdebiet van 3,6 m³/d. In het plangebied zijn (in deelgebied 2) 6 grondwaterwinningen gelegen die niet meer vergund zijn (laatste vergund tot 2012): - 4 putten in het Quartair op een diepte van 20m met een debiet van 80m³/dag en 21.000m³/jaar - 2 putten in het Landeniaan Aquifersysteem op een diepte van 105m met een debiet van 96m³/dag en 24.000m³/jaar Deze grondwaterwinningen zijn nog niet opgevuld. In het geoloket van OVAM zijn er een tal van bodemonderzoeken in en rondom het plangebied weer te vinden. Voor de beschrijving van deze dossiers verwijzen we naar discipline bodem. Daar het plan de bestemming groen voorziet, wordt hieronder van het grondwatermeetpunt 310/21/5 de nitraatgrafiek weergegeven. Dit grondwatermeetpunt bevindt zich ca. 655m ten noorden van het plangebied. Beide filters bevinden zich in het Quartair.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 41 van 135

Figuur 23 Nitraatgrafiek put/filter 310/21/5

4.4.2. Effectbeschrijving en -beoordeling 4.4.2.1. Deelgebied 1 4.4.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand De impact van het plan op de grondwaterkwantiteit heeft voornamelijk betrekking op bemalingen (d.i. grondwateronttrekkingen), gewijzigde infiltratie t.g.v. bvb aanleg verhardingen, grondwaterstromingsrichtingen t.g.v. bvb aanleg ondergrondse constructies en grondwaterwinningen. Gezien de verhardingsgraad in deelgebied 1 laag zal gehouden worden en door de nodige verhardingen in waterdoorlatende materialen aan te brengen (zie discipline bodem) worden in dit deelgebied geen effecten verwacht, tenzij men ondergrondse constructies zou aanleggen. T.g.v. de grondwaterstromingsgevoeligheid van het deelgebied dient hierbij voldaan te zijn aan de voorwaarden opgelegd in deelgebied 2 (zie verder), met name dat er slechts één ondergrondse bouwlaag tot maximum 4m-mv mag aangelegd worden. T.g.v. de toekomstige juridisch-planologische toestand (d.i. zone voor wonen in het groen) kan aangenomen worden dat in dit deelgebied de ondergrondse constructies enkel kelders onder woningen betreffen. T.g.v. de omvang van de kelder (kleiner dan 3m diep en een horizontale lengte minder dan 50m) kan aangenomen worden dat deze geen aanzienlijke invloed zullen uitoefenen op de grondwaterstroming van het gebied. Gezien de zone voor wonen in het groen zich voornamelijk in een matig grondwaterstromingsgevoelige zone bevindt, dient men bij grotere omvang van de kelders voorafgaandelijk met VMM contact op te nemen om na te gaan of al dan niet voorafgaandelijk een grondwatermodellering dient uitgevoerd te worden. Inzake grondwaterkwaliteit zal door de bestemming van de akkergronden in deelgebied 1 te wijzigen naar een zone voor groen, met deels een uitbreiding van de vallei van de Geluwebeek een beperkt positief effect (effect: +1) kunnen optreden gezien het gebruik van eventuele bemesting voor de akkergronden worden stilgelegd. Daarnaast kan de grondwaterkwaliteit beïnvloed worden door calamiteiten en/of lekken. Echter dient de impact als verwaarloosbaar beschouwd te worden daar bij optreden van calamiteiten en/of lekken men zo snel als mogelijk acties dient te ondernemen om de ontstane grondwaterverontreiniging weg te nemen. Indien men in dit deelgebied ondergrondse constructies wenst aan te brengen waarvoor bemalingen noodzakelijk zijn, dient op projectniveau nagegaan te worden of er al dan niet verontreinigingen vanuit deelgebied 2 kunnen aangetrokken worden. Hiervoor dient aan dezelfde voorwaarden voldaan te zijn als bij deelgebied 2.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 42 van 135

4.4.2.1.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand De omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar groen en wonen in het groen zal een positief effect (effect: +2) met zich meebrengen qua grondwaterkwantiteit en –huishouding, en een beperkt positief effect (effect: +1) op de grondwaterkwaliteit, gezien respectievelijk hierdoor (bijna) geen verhardingen of gebouwen meer in deze zones zullen aangebracht worden en gezien de kans op calamiteiten en/of lekken en de kans dat er bemalingen zullen plaatsvinden, hierdoor daalt. Voor de overige zones en mogelijk te bouwen ondergrondse constructies (kelders) verwijzen we naar de effectbespreking t.o.v. de bestaande toestand van dit deelgebied. 4.4.2.2. Deelgebied 2 4.4.2.2.1. Aanlegfase (enkel projectniveau) 4.4.2.2.1.1. Toetsing ten opzichte van juridisch-planologische toestand De omzetting van de zone voor wonen naar een zone voor KMO’s en zone voor openbare weginfrastructuur heeft echter een negatief effect (effect: -2) gezien er tijdens de aanlegfase grotere ondergrondse constructies kunnen gebouwd worden (impact grondwaterstroming), en gezien meer verhardingen kunnen aangelegd worden t.o.v. zone voor wonen (impact op infiltratie),… Voor de impactbespreking en de voorwaarden opdat het effect zou geminimaliseerd kunnen worden, verwijzen we naar deze van de toetsing t.o.v. de bestaande toestand. De andere omzettingen in dit deelgebied brengen geen effecten mee inzake grondwaterkwantiteit en –huishouding. T.g.v. de aanwezige restverontreinigingen in dit deelgebied kunnen deze verontreinigingen door bemalingen worden aangetrokken. Doch het aantal mogelijke bemalingen in dit deelgebied blijft ongeveer hetzelfde voor de huidige als de toekomstige juridisch-planologische toestand. Dit geldt evenzeer voor het plaatsvinden van calamiteiten en/of lekken. Gezien de huidige bestemmingen niet wijzigen naar een bestemmingstype met een lagere bodemsaneringsnorm dient geen wijziging aangebracht te worden aan de uitspraak van de diverse bodemonderzoeken. 4.4.2.2.1.2. Toetsing ten opzichte van de bestaande toestand a) Bemalingen Tijdens de aanlegfase kunnen er in deelgebied 2 ondergrondse constructies worden aangelegd en kunnen er t.b.v. aanleg infrastructuur en bebouwing bemalingen noodzakelijk zijn. T.g.v. bemaling kunnen de grondwaterstanden en aldus ook de grondwaterstromingsrichting in de omgeving worden beïnvloed. Een exacte invloed zone van de bemaling kan momenteel niet bepaald worden t.g.v. het feit dat de precieze uitvoering van de bemalingswerken nog niet bepaald werd. Men houdt dan ook rekening met de hoogste grondwaterstand vanuit de bodemonderzoeken in het plangebied, met name 1,3m-mv. Tijdens de ontgravingen van bestaande verhardingen en tijdens de aanleg van nieuwe wegen en parkings zullen de ontgravingen vermoedelijk plaatsvinden tot op de diepte van 0,5m-mv. Gezien de hoogste grondwaterstand van 1,3m-mv zullen deze werken niet plaatsgrijpen in het grondwater en zal er niet bemaald hoeven te worden. (effect: 0) Daarnaast dient t.b.v. de aanleg van eventueel één ondergrondse bouwlaag t.b.v. parkeergebouwen of t.b.v. infrastructuur, opslag materiaal,… een minimale uitgraving plaats te grijpen van ca. 4m-mv. Gezien de worstcase grondwaterstand van 1,3m-mv is aldus bemaling noodzakelijk. De zgn. grondwaterstandsdaling (di de diepte waarover het grondwaterpeil moet verlaagd worden om de bouwput droog te houden) is gelijk aan het verschil tussen de onderkant van de ondergrondse constructie en het grondwaterpeil, vermeerderd met een noodzakelijke marge van 0,5m. De gewenste grondwaterstandsdaling bedraagt dus voor 1 ondergrondse bouwlaag ca. 3,2m (4m – 1,3m + 0,5m). Indien men de laagste grondwaterstand neemt (ca. 2,73m-mv), bedraagt de gewenste grondwaterstandsdaling dus voor 1 ondergrondse bouwlaag ca. 1,77m (4m - 2,73m + 0,5m).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 43 van 135

Vanuit de berekeningen in het eigenlijke MER kan een volgend invloedstraal bekeken worden. Gezien de aquifer hier bestaat uit afwisseling van leem, lemig zand, zandige leem en zand worden hier de invloedstralen bekeken voor zowel leem als zand (2 uitersten). Tabel 9 mogelijke invloedstralen bij bemaling t.b.v. ondergrondse constructies Bodemtype van de Pleistocene Invloedstraal R (m) bij grondwaterstandsdaling van afzetting 3,2m (worstcase) 1,77m voor één ondergrondse bouwlaag Leem Kh = 0,01m/d 3m 1,8m Zand Kh = 30m/d 179m 99m voor 2 ondergrondse bouwlagen Leem Kh = 0,01m/d 7m 6m Zand Kh = 30m/d 400m 323m

Gezien de dichtstbijzijnde vergunde grondwaterwinning nabij het plangebied zich op ca. 485m ten zuiden van het plangebied bevindt, wordt geen significante impact (effect: 0) verwacht van tijdelijke bemaling t.a.v. de permanente winningen in de omgeving van het plangebied; zowel niet bij één als bij twee ondergrondse bouwlagen. Tevens wordt gesteld dat de niet meer in gebruik zijnde grondwaterwinningen in het plangebied zelf volgens de regels van de kunst buiten gebruik zullen gesteld worden. Door de provincie is de beekvallei gedeeltelijk ingericht als bufferbekken, met een aantal vochtige biotopen als open water, rietland en moeraszone. Dit vormt ondertussen een goed ontwikkeld geheel en een grensoverschrijdend waterrijk gebied met natuurwaarde. Deze zone is momenteel op het gewestplan aangeduid als zijnde parkgebied. Deelgebied 2 bevindt zich op ca. 150m van deze zone. D.w.z. dat indien men een gebouw met 2 ondergrondse bouwlagen zou voorzien, er een aanzienlijk negatief effect (effect: -3) zal optreden voor de beekvallei. Afhankelijk van het plaatselijk bodemtype zal bij het plaatsen van één ondergrondse bouwlaag een verwaarloosbaar tot beperkt negatief effect (effect: 0 / -1) ontstaan op mogelijke verdroging van de beekvallei. Als milderende maatregel dient enerzijds een verbod op het plaatsen van meer dan 1 ondergrondse bouwlaag worden opgelegd en anderzijds het uitvoeren van een gedetailleerde bemalingsnota om na te gaan of er al dan niet damplanken, bekisting,… dient voorzien te worden opdat er geen verdroging zou plaatsvinden in de beekvallei. Retourbemaling is hier niet toegelaten vanwege de aanwezige restverontreinigingen. Hierbij dient nogmaals benadrukt te worden dat de invloedstraal op planniveau nog niet exact is. Immers, de diepte van de constructie is nog onvoldoende bekend evenals de grondwaterstand en de exacte bodemopbouw. b) Impact grondwaterstroming

Bij de opmaak van het eigenlijke MER werd nagegaan welke impact de ondergrondse constructies zouden hebben op de grondwaterstroming. Hierbij werd nagegaan met welk gemak het water doorheen de zand- en leemlaag kan stromen (d.i. de transmissiviteit). Echter kan reeds aangenomen worden dat een kelder kleiner dan 3m diep en met een horizontale lengte minder dan 50m geen aanzienlijke invloed zullen uitoefenen op de grondwaterstroming van het gebied. (zie ook deelgebied 1). T.g.v. de ondergrondse constructie blijkt dat dit gemak ca. 11% zal dalen. Hierdoor zal aan de “stroomopwaartse” zijde van de eventuele toekomstige ondergrondse constructie dit resulteren in een hoger grondwaterpeil, terwijl dit aan de “stroomafwaartse” zijde zal resulteren in een lager grondwaterpeil. Momenteel kan niet exact gezegd worden waar de grotere stijghoogten zullen plaatsgrijpen, gezien over het algemeen de grondwaterstromingsrichting tijdens de bodemonderzoeken hier niet éénduidig werd vastgesteld. Echter kan gesteld worden dat het plaatsen van een ondergrondse constructie hier als zijnde negatief tot aanzienlijk negatief (effect: -2/-3) beschouwd dient te worden

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 44 van 135 afhankelijk van de grootte van de ondergrondse constructie, mede omwille van de overstromingsgevoeligheid van het noordwesten van dit deelgebied, de 11% daling, het matig tot zeer grondwaterstromingsgevoelig karakter van het studiegebied en het al dan niet infiltratiegevoelig zijn van de bodem. In eerste instantie kan hieruit mede afgeleid worden dat een volledige ondergrondse constructie onder de toekomstige gebouwen (ca. 36.000 m²) uitgesloten is. Daarnaast dient - indien men op projectniveau van plan is om een ondergrondse constructie (dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m) te bouwen - een gedetailleerde grondwatermodellering te worden uitgevoerd om na te gaan of enerzijds aan stroomopwaartse zijde geen kwel (overstroming) zal ontstaan en aan stroomafwaartse zijde geen verdroging die negatieve gevolgen kan hebben op de natuurwaarden van de Geluwebeek en anderzijds om te bepalen hoe groot de ondergrondse constructie mag zijn zodat er geen negatief effect meer zal kunnen optreden. M.a.w. dient in het RUP te worden opgenomen dat ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m toegelaten worden mits het uitvoeren van een grondwatermodellering op projectniveau, waaruit blijkt dat deze constructies geen aanzienlijke invloed zal hebben op de grondwaterstroming. Indien er een effect zou ontstaan, kan op projectniveau als mogelijke milderende maatregel het intercepteren van het grondwater aan de stroomopwaartse zijde en het aanbrengen van doorvoersysteem doorheen of omheen de constructie dat zorgt voor het voeden van de grondwatertafel aan de stroomafwaartse zijde volstaan. Daarnaast kan reeds gemeld worden dat de oriëntatie van de ondergrondse constructies best zodanig is dat de lange zijde evenwijdig is aan de overheersende grondwaterstromingsrichting. De korte zijde staat dan loodrecht op de overheersende stromingsrichting. De impact van dergelijke constructie is veel minder groot in vergelijking met een haakse oriëntatie op de grondwaterstromingsrichting. c) Infiltratie Om zo weinig mogelijk afvoer van het regenwater te bekomen, dient in het RUP een voorschrift rond het beperken van de verharding opgenomen te worden. Des te meer daar er verschillende parkeerzones worden gepland, die zich bij uitstek lenen tot het realiseren ervan in waterdoorlatende materialen (zie maatregelen). Gezien bij de vroegere stedenbouwkundige aanvraag reeds een watertoets uitgevoerd werd kan aangenomen worden dat aan deze voorwaarde voldaan zal worden. (effect: 0) d) Grondwatervergunningen

In het plangebied zijn 6 grondwaterwinningen gelegen die niet meer vergund zijn (laatste vergund tot 2012): - 4 putten in het Quartair op een diepte van 20m met een debiet van 80m³/dag en 21.000m³/jaar - 2 putten in het Landeniaan Aquifersysteem op een diepte van 105m met een debiet van 96m³/dag en 24.000m³/jaar De aard van de geplande activiteiten is niet van die aard dat er wordt verwacht dat deze winningen terug zullen worden ingezet. Deze niet meer gebruikte grondwaterwinningen moeten vakkundig opgevuld worden met een ondoorlatend materiaal. Immers kunnen niet gebruikte en onzorgvuldig achtergelaten grondwaterwinningen ongewenst verontreinigd oppervlaktewater of ondiep grondwater rechtstreeks naar diepere watervoerende lagen brengen. Op deze manier kunnen zij een belangrijke bedreiging vormen voor de kwaliteit van het grondwater. Vooraleer de verlaten grondwaterwinning definitief op te vullen, moet het opvulschema van de boorput ter goedkeuring worden voorgelegd aan de dienst Grondwaterbeheer van de Afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij bevoegd voor grondwater: e) Grondwaterkwaliteit Zoals reeds hierboven gemeld dienen de nog aanwezige, doch niet meer gebruikte grondwaterwinningen in het studiegebied vakkundig opgevuld worden zodat er geen ongewenst verontreinigd oppervlaktewater of ondiep grondwater naar diepere grondwaterlagen zal gebracht worden.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 45 van 135

Ten gevolge van een tijdelijke bemaling (aanlegfase) kunnen de nog aanwezige grondwaterverontreinigingen (zie dossiers geoloket OVAM) binnen de invloedstraal van de bemaling aangetrokken worden en dus verspreiden. Deze dienen bekeken te worden op het projectniveau. Hierbij dient tevens opgemerkt te worden dat: - De aannemer dient voor de aanlegfase een bemalingsnota op te maken om na te gaan of er mogelijks t.g.v. de bemalingswerken verontreinigd grondwater naar de bouwputten/sleuven getrokken zal worden en/of er een invloed van de bemaling op mogelijke verdroging van de beekvallei aanwezig zal zijn. Indien dit het geval is, dient t.b.v. reductie van de invloedszone van de bemaling damplanken of kringbeschoeiing voorzien te worden. Retourbemaling mag niet voorzien worden t.g.v. de mogelijks aanwezige verontreinigingen in het opgepompte water. - Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden. Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden.

4.4.2.2.2. Exploitatiefase (plan- en projectniveau) 4.4.2.2.2.1. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Planniveau Gezien de juridische-planologische wijzigingen of omzettingen ongeveer dezelfde effecten inzake deze aspecten zullen veroorzaken als tijdens de aanlegfase, wensen we hiernaar te verwijzen. Projectniveau Er kan aangenomen worden dat tijdens de exploitatiefase er geen bemalingen van het grondwater meer zullen plaatsgrijpen en er geen bijkomende ondergrondse constructies meer geplaatst zullen worden. Vandaar dient men voor onderhavige toetsing inzake de exploitatiefase enkel de aspecten m.b.t. nieuwe grondwaterwinningen, infiltratie en calamiteiten te beoordelen. Gezien de juridische-planologische wijzigingen of omzettingen ongeveer dezelfde effecten inzake deze aspecten zullen veroorzaken als tijdens de aanlegfase, wensen we hiernaar te verwijzen. Inzake grondwaterkwaliteit zijn in de exploitatiefase enkel de aspecten m.b.t. grondwaterwinningen en calamiteiten van belang. Gezien de effecten hiervan tijdens de exploitatiefase t.g.v. juridische- planologische wijzigingen of omzettingen ongeveer dezelfde zullen zijn als tijdens de aanlegfase, wensen we hiernaar te verwijzen. 4.4.2.2.2.2. Toetsing ten opzichte van de bestaande toestand Onderstaande geldt zowel op plan- als projectniveau. Er kan aangenomen worden dat tijdens de exploitatiefase er geen bemalingen van het grondwater meer zullen plaatsgrijpen. Tevens kan aangenomen worden dat tijdens de exploitatiefase de ondergrondse constructies er reeds aanwezig zijn en m.a.w. dus reeds de nodige maatregelen t.b.v. de grondwaterstroming, grondwaterstanden, ed… zijn genomen. Daarnaast zou het mogelijk zijn dat er in de toekomst een nieuwe grondwaterwinning op het terrein zou geplaatst worden t.b.v. watervoorziening. Gezien eventuele vergunningen van grondwaterwinningen onderworpen zijn aan de vergunningsplicht, dient op het moment van de vergunningsaanvraag nagegaan worden of deze al dan niet een significant effect heeft op de grondwatervoorraden. Tijdens deze vergunningsaanvraag wordt er tevens advies gevraagd aan VMM waardoor het effect van een mogelijke nieuwe grondwatervergunning als verwaarloosbaar te beschouwen. (effect: 0). Door eventuele calamiteiten of lekken kan tijdens de exploitatie van het plan bodemverontreiniging optreden met kans op uitloging naar het grondwater. Indien de nodige veiligheidsvoorschriften worden gevolgd, wordt het risico op lekken tot een minimum herleid. Bovendien betreft het hier meestal

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 46 van 135 geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn (effect: 0).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 47 van 135

4.4.2.3. Deelgebied 3 4.4.2.3.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand In deelgebied 3 wordt aangenomen dat er geen of nauwelijks effecten te verwachten zijn t.b.v. de grondwaterkwantiteit en –huishouding gezien het hier reeds antropogene gronden betreft, welke reeds grotendeels verhard zijn t.g.v. bebouwing, wegenis,…. Qua infiltratie dient hier eveneens voldaan te zijn aan de hemelwaterverordening. Bij bemaling of aanleg ondergrondse constructies en mogelijke calamiteiten dient aan dezelfde voorwaarde voldaan te zijn als bij deelgebied 2. Gezien het studiegebied hier reeds grotendeels verhard is t.g.v. bebouwing, wegenis,… worden er geen bijkomende effecten (effect: 0) meer verwacht worden t.o.v. de huidige bestaande toestand qua grondwaterkwaliteit. De impact van eventuele calamiteiten wordt als verwaarloosbaar (effect:0) beschouwd omdat er op dat moment zo snel als mogelijk de nodige acties dienen ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. 4.4.2.3.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Hier dient aan dezelfde voorwaarden voldaan te zijn als bij de toetsing t.o.v. de bestaande toestand. Echter wordt in dit deelgebied hiernaast een zeer kleine strook landbouw zone omgezet naar zone voor wonen met een beperkte nevenfunctie. Momenteel zijn hier de tuinen van de woningen aanwezig. Toch spreken we hier van een beperkt negatief effect (effect: -1) inzake wijziging grondwaterkwantiteit en – huishouding gezien deze zone grotendeels kan verhard worden. Er dient dan ook opgelegd te worden dat bijkomende verharding in heel deelgebied 3 zo minimaal mogelijk dient te zijn en indien men toch verhardingen wenst aan te leggen dat er voldaan dient te zijn aan de hemelwaterverordening, m.a.w. aanleg van voldoende infiltratie/buffervoorzieningen. Er wordt dan ook als aanbeveling meegegeven om de verhardingspercentage binnen deelgebied 3 (zone voor wonen met beperkte nevenfuncties) op maximaal 75% per perceel te houden.

4.4.3. Ontwikkelingsscenario Met betrekking tot de discipline grondwater zal het ontwikkelingsscenario i.k.v. de nabijgelegen locaties voor het PRUP ‘Regionaal bedrijventerrein Menen-Wervik’ op planniveau er niet toe leiden dat bovenvermelde effectbeoordeling significant zal wijzigen. (effect: 0) De verdere ontwikkeling van het valleigebied van de Geluwebeek en de westelijke groene ruimte in deelgebied 1 zal enkel een positief effect (effect: +1/+2) met zich meebrengen i.k.v. o.a. waterbuffering.

4.4.4. Synthese en milderende maatregelen De impact op de grondwaterkwantiteit en –huishouding is veelal terug te brengen op aanleg van ondergrondse constructies en verhardingen t.b.v. bebouwing, parkeerplaatsen,…waarvoor al dan niet bemaling noodzakelijk is Immers kunnen deze verdroging en/of vernatting veroorzaken, alsook een wijziging in grondwaterstroming en afwateringspatroon. Dit kan dan weer een mogelijks effect hebben op de aanwezige fauna en flora, alsook op de bedding van de beekvallei. Hiervoor verwijzen we naar de disciplines biodiversiteit en oppervlaktewater. Hiernaast geven bemalingen of calamiteiten en verandering in afstromend regenwater een mogelijks effect op de grondwaterkwaliteit.

Bij de effectenbeoordeling werd er vanuit gegaan dat bovenvermelde activiteiten met respect voor de geldende wetgeving, code van goede van goede praktijk en standaardprocedures zullen uitgevoerd worden. Voorbeelden/aandachtspunten hiervan zijn: - De niet meer gebruikte grondwaterwinningen op het terrein dienen vakkundig opgevuld te worden met ondoorlatend materiaal. Vooraleer de verlaten grondwaterwinning definitief op te vullen, moet het opvulschema van de boorput ter goedkeuring worden voorgelegd aan de dienst Grondwaterbeheer van de Afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij bevoegd voor grondwater:

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 48 van 135

- Indien een nieuwe grondwaterwinning op het terrein zou geplaatst worden, dient op dat moment nagegaan te worden of deze al dan niet een impact heeft op de grondwatervoorraad en dient tijdens de nodige vergunningsaanvraag advies gevraagd te worden aan VMM. - Tijdens de bemalingswerken kunnen eventuele aanwezige restverontreinigingen op het terrein of op de naburige terreinen worden aangetrokken. Indien dit het geval is, dienen hiervoor passende maatregelen getroffen te worden. - Bij calamiteiten en/of lekken dienen zo snel als mogelijk de nodige acties genomen te worden om de verontreinigingen weg te nemen. Indien de calamiteit en/of lek valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden conform artikel 74ev van het Bodemdecreet. Tijdens de aanlegfase dient men geregeld controle uit te oefenen op het gebruikte materieel om deze calamiteiten en/of lekken tot een minimum te beperken. - Voor bemalingswerken dient een vergunning aangevraagd te worden. - Er dient te allen tijde voldaan te zijn aan de toepasselijke hemelwaterverordening. - Tijdens de aanlegfase dient men geregeld controle uit te oefenen op het gebruikte materieel om deze calamiteiten en/of lekken tot een minimum te beperken.

Volgende milderende maatregelen en/of aanbevelingen omtrent het minimaliseren op de bovenstaande vermelde mogelijk negatieve effecten op de discipline water – deeldomein geohydrologie kunnen dan ook als volgt worden weergegeven:

Milderende maatregelen op planniveau (doorwerking in RUP en toe te voegen aan stedenbouwkundige voorschriften): - In deelgebieden 1, 2 en 3 mag bij aanleg van ondergrondse constructies maximum 1 ondergrondse bouwlaag (maximale diepte 4m-mv) geplaatst te worden t.b.v. de aanwezige natuurwaarden in en aan de bedding van de Geluwebeek. - Op te nemen in de stedenbouwkundige voorschriften: o bij deelgebied 2 en 3 geldt tevens dat indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. o Bij deelgebied 1 geldt tevens dat indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen men op vergunningenniveau in samenspraak met VMM dient na te gaan of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei.

Aanbevelingen op planniveau: - T.b.v. de nieuwe bestemmingen met deels uitbreiding van de vallei van de Geluwebeek dient - zoals reeds bij discipline bodem vermeld - in deelgebied 1 de verhardingsgraad voor de zone wonen in het groen de verhardingsgraad laag gehouden te worden (d.i. maximaal 60% terreinbezetting (d.i. bovengrondse bebouwing en niet-waterdoorlatende verhardingen) per perceel. Indien men tevens bijkomende verharding wenst aan te brengen, dient dit in het volledige deelgebied 1 te gebeuren in waterdoorlatende materialen. - Deelzone 2 – zone voor kmo en zone voor kmo, retail en leisure: de terreinbezetting (bovengrondse bebouwing en niet-waterdoorlatende verharding) mag maximaal 80% van de ganse zone mag bedragen. - Er wordt aanbevolen om het verhardingspercentage binnen deelgebied 3 (zone voor wonen met beperkte nevenfuncties) op maximaal 75% per perceel te houden.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 49 van 135

- In deelgebied 2 en deelgebied 3 dient ter optimalisatie van het plan in het RUP opgenomen te worden dat in de zone waar verharding wordt voorzien maximaal gebruik dient gemaakt te worden van waterdoorlatende materialen. - De oriëntatie van de ondergrondse constructies worden best zodanig geplaatst dat de lange zijde evenwijdig is aan de overheersende grondwaterstroming en de korte zijde loodrecht erop. De impact van dergelijke oriëntatie is veel minder groot in vergelijking met een haakse oriëntatie. Milderende maatregelen op projectniveau voor deelgebied 2 en 3: - De aannemer dient voor de aanlegfase een bemalingsnota op te maken om na te gaan of er mogelijks t.g.v. bemalingswerken verontreinigd grondwater naar de bouwputten/sleuven getrokken zal worden en/of er een invloed van de bemaling op mogelijke verdroging van de beekvallei aanwezig zal zijn. Indien dit het geval is, dient t.b.v. reductie van de invloedszone van de bemaling damplanken of kringbeschoeiing voorzien te worden. Retourbemaling mag niet voorzien worden t.g.v. de mogelijks aanwezige verontreinigingen in het opgepompte water. - Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden. Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. - Vooraleer een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m mag aangebracht worden, dient een grondwatermodellering te worden uitgevoerd, om na te gaan dat de bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei.

Milderende maatregelen op projectniveau voor deelgebied 1: - Vooraleer een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m mag aangebracht worden, dient in samenspraak met VMM nagegaan worden of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei.

4.5. Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater

4.5.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand Het studiegebied is gelegen in het stroomgebied van de Schelde, meer bepaald in het Leiebekken en het deelbekken Grensleie. Er zijn geen acties in het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde opgenomen m.b.t. de Geluwebeek. De Geluwebeek vormt hierbij de noordelijke grens van het plangebied en betreft een onbevaarbare waterloop van 2de categorie. De bron van de Reutelbeek - Geluwebeek situeert zich in waarna ze langs het centrum van Geluwe loopt en in Menen uitmondt in de Leie. Deze beek is sterk veranderd door menselijke invloeden. In de stadskern van Menen en Geluwe werd ze grotendeels overwelfd. Het resultaat van deze aanpak resulteerde in wateroverlast. Opwaarts Menen centrum (stroomopwaarts de P. Jansonstraat in Menen tot de Komerenstraat in Geluwe) werd een bufferbekken van ca. 26.000 m³ aangelegd dat zich ontwikkelde tot een gebied met interessante natuurwaarden. Verdere aandacht dient nu te gaan naar het ophouden en vertraagd afvoeren van het hemelwater. De waterkwaliteit van de Geluwebeek is geëvolueerd van dood water begin de jaren negentig tot een matige waterkwaliteit vandaag. Deze kwaliteit dient verder geoptimaliseerd te worden. De volledige Reutelbeek-Geluwebeek heeft nu potenties om verder uitgebouwd te worden tot een kwalitatieve groene as. Hierbij zijn een verhoogde toegankelijkheid voor de fietser en de wandelaar en het verbeteren van de natuurwaarden de belangrijkste doelen. De bovenloop van de Geluwebeek vertoont sterke potenties voor bermpje, bittervoorn en zelfs kleine modderkruiper. Slechtere waterkwaliteit en vismigratieknelpunten stroomafwaarts het plangebied, verhinderen momenteel herkolonisatie. Het visbestand is momenteel nog ontoereikend. De Geluwebeek werd recentelijk opgenomen als een

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 50 van 135 belangrijke secundaire waterloop van de Leie, waar de vismigratieknelpunten prioritair dienen gesaneerd te worden. Volgens de watertoetskaart infiltratiegevoelige gebieden is het plangebied grotendeels aangeduid als infiltratiegevoelig. (zie Figuur 21) Op onderstaande figuur blijkt evenwel dat in werkelijkheid het plan grotendeels gelegen is in een gebied met moeilijk infiltreerbare bodem. In kader van de reeds vergunde situatie van het Tyberpark diende er aldus een open buffervolume met vertraagde afvoer inzake het programma voorzien te worden. Hierbij werd door de provincie West- Vlaanderen een buffervolume opgelegd van 410m³/ha verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. Uit de aanstiplijst hemelwater van het reeds vergunde project blijkt de totale oppervlakte van de verharde grondoppervlakte die aangelegd wordt 13.893m² te bedragen. De horizontale dakoppervlakte van de overdekte constructies die gebouwd worden omvat 34.887m². Alle verharding samen bedraagt aldus 48.780m². Er dient aldus 1.999,98m³ water gebufferd te worden, conform het opgelegde buffervolume van 410m³/ha verharde oppervlakte: - Er wordt een buffervolume van 1.926m³ voorzien, met een oppervlakte van 2.408m² en een hoogte van 80cm. Het instroompeil (diam. 800mm) is voorzien op 19,20mTAW, het uitstroompeil (diam. 600mm) is tevens voorzien op 19,20mTAW. Het maximaal waterpeil bedraagt 19,98mTAW. Er is een knijpconstructie met wervelventiel voorzien. - Stroomafwaarts van het bufferbekken, d.i. de buis tussen het bufferbekken en de knijpconstructie, kan de buis 92,98m³ bufferen. Dit brengt het totale buffervolume op ca. 2.019 m³. Er wordt een vertraagde afvoer van 24,39l/sec voorzien. Verder is elke KMO-unit voorzien van een hemelwaterput van 7.500l.

Figuur 24 Moeilijk infiltreerbare bodems (bron: Atlas van de Waterlopen - GISWEST)

De gebouwen en verhardingen van de Tyber-site wateren momenteel via de gemengde riolering van de Ieperstraat en Kardinaal Cardijnlaan rechtstreeks af naar de Geluwebeek. Inzake afvoer van regenwater naar de Geluwebeek dient conform het advies van Provincie West- Vlaanderen te voldoen aan een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. Het plangebied is grotendeels niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied. De vallei van de Geluwebeek is gedeeltelijk gelegen in effectief en mogelijk overstromingsgevoelig gebied en een zeer klein gedeelte in het westen van deelgebied 2 is eveneens gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 51 van 135

Het plangebied wordt niet aangeduid als recent overstroomd gebied of een risicozone voor overstromingen. Terreinkennis leert echter dat in het stroomgebied van de Geluwebeek waakzaamheid m.b.t. risico’s op wateroverlast geboden is. Verder is de vallei van de Geluwebeek aangeduid als van nature overstroombaar ten gevolge van de waterloop, waterloop/modder en afstromend water. Ook het uiterst westelijk gedeelte van deelgebied 2 is aangeduid als zijnde van nature overstroombaar t.g.v. modder.

Figuur 25 Van nature overstroombare gebieden (bron: geopunt)

Gegevens met betrekking tot de oppervlaktewaterkwaliteit werden verzameld op basis van de databank van de VMM. Stroomop- en stroomafwaarts van het plangebied zijn resp. de VMM-meetpunten 666200 en 666000 gelegen. Echter, sinds 2010 werden geen metingen t.h.v. deze meetpunten m.b.t. de oppervlaktewaterkwaliteit uitgevoerd. De meest recente metingen op de Geluwebeek betreffen deze van het VMM-meetpunt 666400, die zich verder stroomopwaarts van het plangebied bevindt. Echter, gezien de tussenliggende functies en infrastructuur (kern Geluwe), zijn deze resultaten niet als representatief te beschouwen voor de waterkwaliteit van de Geluwebeek ter hoogte van het plangebied. Voor de beschrijving van de fysicochemische waterkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de Prati-index volgens zuurstof. Deze index wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging en geeft een graad van zuiverheid aan het water. Voor het bepalen van de biologische kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de methode van de Biotische Index. Volgens deze methode wordt een waarde toegekend, naar gelang het aantal macro- invertebraten. Aangezien de analyseresultaten in het meetpunt 666000 (stroomafwaarts het plangebied) dateren van 2003 en vroeger, is het niet representatief om deze te vermelden. Inzake de structuurkwaliteit wordt de Geluwebeek beschouwd als een beek met matig tot slecht ontwikkelde structuurkenmerken. Het plangebied is grotendeels opgenomen in het zoneringsplan, met uitzondering van het noordwesten van het plangebied (welke niet aangeduid is in het zoneringsplan). De rest van het plangebied is gelegen in centraal gebied d.w.z. er is reeds geruime tijd riolering aanwezig en die is aangesloten op een waterzuivering.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 52 van 135

In deelgebied 1 wordt een rioleringsproject GUP-34027-029 gepland, om een 6-tal woningen aan te sluiten op het rioleringsstelsel.

Figuur 26 Zonering- en uitvoeringsplannen (bron geoloket VMM)

4.5.2. Effectbeschrijving en -beoordeling 4.5.2.1. Deelgebied 1 4.5.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten t.o.v. de bestaande toestand kunnen verwacht worden: - De oppervlaktewaterkwaliteit kan beïnvloed worden ten gevolge van de vertraagde afvoer van hemelwater. Door de akkergronden in het deelgebied te wijzigen naar een zone voor groen met deels een uitbreiding van de vallei van de Geluwebeek zullen er minder meststoffen met het hemelwater naar het oppervlaktewater toestromen. Men kan hier spreken van een beperkt positief effect (+1) t.a.v. de oppervlaktewaterkwaliteit. - Indien men in deze zone bijkomende ondergrondse constructies wenst aan te brengen, kan er bemaling noodzakelijk zijn. Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden alvorens het geloosd wordt op oppervlaktewater of in riolering Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. Tevens dient in samenspraak met VMM nagegaan te worden of er al dan niet een grondwatermodellering dient uitgevoerd te worden alvorens ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m te realiseren. Afhankelijk van de grootte van de ondergrondse constructie kan deze namelijk overstromingen in de hand werken. - De verhardingsgraad dient in de toekomst laag te blijven, d.w.z. voor de zone wonen in het groen een verhardingsgraad van maximaal 60% terreinbezetting (d.i. bovengrondse bebouwing en niet-waterdoorlatende verhardingen) per perceel en indien men tevens bijkomende

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 53 van 135

verharding wenst aan te brengen, dient dit in het volledige deelgebied 1 te gebeuren in waterdoorlatende materialen. - De beekvallei van de Geluwebeek krijgt een overdruk als ‘uitbreiding beekvallei’ en zal deel uitmaken van een herinrichting als groen- en natuurgebied waar de stad Menen het initiatief neemt. Hierbij kan het bergend vermogen van de beek vergroot worden zodat de druk op het watersysteem verder kan beperkt worden. Hiermee kunnen nieuwe natte biotopen gecreëerd worden als onderdeel van een natuurverbindingsgebied. (zie discipline biodiversiteit). Men kan hier spreken van een positief effect (effect: +2). 4.5.2.1.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Volgende effecten t.o.v. de juridisch-planologische toestand kunnen verwacht worden: - In deelgebied 1 wordt 6 ha omgezet van ‘ambachtelijke bedrijven en KMO’ naar ‘zone groen’ waar geen verdere uitbreiding van de industriegrond meer mogelijk is. Het RUP zorgt in deelgebied 1 dus voor een netto-afname van de mogelijk te ontwikkelen bedrijvenzone en van de mogelijk te verharden zones, waardoor infiltratie lokaal afhankelijk (grondwaterstanden, bodemtype) mogelijk zal zijn. De netto-afname van mogelijke verharde zones zal in deelgebied 1 dan ook een aanzienlijk positief effect (effect: +3) op de oppervlaktewaterkwantiteit met zich meebrengen. - De omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar groen en wonen in het groen zal een beperkt positief (effect: +1) met zich meebrengen op de oppervlaktewaterkwaliteit, gezien hierdoor veel minder calamiteiten en/of lekken zich zullen voordoen. Ook is de kans dat er bemalingen zullen nodig zijn t.b.v. bebouwing t.o.v. huidige juridisch-planologische toestand verkleind, waardoor ook de kans verkleind dat er mogelijke restverontreinigingen vanuit deelgebied 2 naar deelgebied 1 zal getrokken worden en er dus ook de kans tot lozen van verontreinigd water in de Geluwebeek zal verkleind worden. - Voor de omzetting naar de zone voor “wonen in het groen” kan verwezen worden naar de effectbespreking t.o.v. de bestaande toestand van dit deelgebied. Het resterend gedeelte van de “zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO's” wordt bouwvrij gebied door een herbestemming tot “zone voor groen”. Het verder doortrekken van riolering in de Kardinaal Cardijnlaan is dus niet nodig. Men kan hier spreken van een aanzienlijk positief effect (effect: +3) 4.5.2.2. Deelgebied 2 4.5.2.2.1. Aanlegfase (enkel projectniveau) 4.5.2.2.1.1. Toetsing ten opzichte van juridisch-planologische toestand Volgende effecten t.o.v. juridisch-planologisch toestand kunnen verwacht worden: - De omzetting van de zone voor wonen naar een zone voor KMO’s, zone voor KMO’s, retail (kleinhandel) en leisure, en zone voor openbare weginfrastructuur heeft een negatief effect (effect: -2) op de oppervlaktewaterkwantiteit gezien er tijdens de aanlegfase grotere ondergrondse constructies kunnen gebouwd worden (impact grondwaterstanden (zie discipline grondwater), hierdoor ook impact op mogelijke infiltratie en impact op overstromingsgevoeligheid), en gezien meer verhardingen kunnen aangelegd worden (impact op infiltratie, run-off, overstromingsgevoeligheid), … Echter wordt in het plan reeds een voldoende grote waterbuffer voorzien, zodat het uiteindelijke effecten van deze omzetting als verwaarloosbaar kan beschouwd worden. - In deelgebied 2 komen er volgens het geoloket van OVAM bodemdossiers voor, waarbij er restverontreinigingen werden vastgesteld (zie discipline bodem). T.g.v. bemalingen kunnen deze opgepompt worden en geloosd worden in het oppervlaktewater. Door de omzetting van de zone voor wonen naar een zone voor KMO’s, zone voor KMO’s, retail (kleinhandel) en leisure, en zone voor openbare weginfrastructuur is er tijdens de aanlegfase meer kans op bemalingen t.g.v. het plaatsen van grotere ondergrondse constructies, waardoor er meer kans is dat er verontreinigd grondwater, welke bemaald wordt, zal geloosd worden in het

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 54 van 135

oppervlaktewater. Vandaar wordt dit als negatief (effect: -2) beschouwd. Daarnaast vergroot eveneens de kans op het voorkomen van calamiteiten en/of lekken door deze omzetting. Doch zoals bij discipline grondwater reeds gemeld, is de impact van een calamiteit en/of lek zeer tijdelijk en als verwaarloosbaar (effect: 0) te beschouwen omdat bij het ontstaan van dergelijke calamiteit zo snel als mogelijk de nodige acties dienen ondernomen te worden. 4.5.2.2.1.2. Toetsing ten opzichte van de bestaande toestand Volgende effecten t.o.v. bestaande toestand kunnen verwacht worden: - Tijdens de aanlegfase kunnen er in deelgebied 2 ondergrondse constructies worden aangelegd en kunnen er t.b.v. aanleg infrastructuur en bebouwing bemalingen noodzakelijk zijn. Hierbij zal tijdelijk water geloosd worden in de Geluwebeek. Onafhankelijk van welke bemalingsinstallatie(s) zullen gehanteerd worden, kan gesteld worden dat gezien het overstromingsgevoelig karakter van de Geluwebeek de tijdelijke bemaling tijdens de aanlegfase minstens een beperkt effect (effect: -1) zal hebben. Om dit effect te milderen wordt voorgesteld om eventuele noodzakelijke bemalingen niet uit te voeren in regenperiodes tenzij men het gezuiverde water zou lozen in de riolering van de Ieperstraat. - Gezien de stroomopwaartse zijde van een eventueel te bouwen ondergrondse constructie zich aan de noordwestelijke zijde van het deelgebied kan bevinden, kan het plaatsen van een ondergrondse constructie hier als zijnde aanzienlijk negatief (-3) beschouwd worden. Immers bevindt deze noordwestelijke zijde van het deelgebied zich ook in een overstromingsgevoelig gebied. Vandaar dient vanuit discipline oppervlaktewater mede als milderende maatregel een grondwatermodellering opgelegd te worden alvorens men een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte van meer dan 50m zal aanleggen. In deze grondwatermodellering dient hierbij aangetoond te worden dat in natte periodes een dergelijke ondergrondse constructie geen overstroming van het gebied met zich meebrengt. - T.g.v. bemalingen kunnen restverontreinigingen in dit deelgebied opgepompt worden en geloosd worden in het oppervlaktewater. Dit brengt een tijdelijk negatief effect (effect: -2) met zich mee. Om dit tijdelijk effect te milderen zal op projectniveau het opgepompte water dienen gemonitord te worden en indien nodig een waterzuiveringsinstallatie geplaatst te worden, alvorens men het water loost (zowel op riolering als op oppervlaktewater). - Tijdens de aanlegfase kunnen er zich calamiteiten en/of lekken voordoen. Doch zoals bij discipline grondwater reeds gemeld, is de impact van een calamiteit en/of lek zeer tijdelijk en als verwaarloosbaar (effect: 0) te beschouwen omdat bij het ontstaan van dergelijke calamiteit zo snel als mogelijk de nodige acties dienen ondernomen te worden. - Verontreinigd bemalingswater wordt als afvalwater aanzien. (effect: -2) Het bemalingswater dient hierbij eerst gezuiverd te worden vooraleer deze mag geloosd worden in ofwel de waterloop ofwel in de (gemengde) riolering van de Ieperstraat. Daarnaast dient gemeld te worden dat bij nieuwe verharding vanaf 40 m² een vertraagde afvoer via infiltratie of buffering wordt opgelegd. Voor zowel de aanleg- als exploitatiefase dient men hierbij normalerwijze als milderende maatregel infiltratieproeven te voorzien om na te gaan of infiltratie mogelijk is of niet. Echter werd tijdens de vergunningsaanvraag van de huidige vergunde toestand voor dit deelgebied reeds uitgeklaard dat men (vanuit Provincie West-Vlaanderen) een buffervolume dient te voorzien van 410m³/ha verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. In het RUP wordt een overdrukzone voor buffervijver voorzien. Er dienen aldus geen infiltratieproeven uitgevoerd te worden. Als milderende maatregel wordt evenwel opgelegd om het buffervolume van 410 m³/ha verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha in de stedenbouwkundige voorschriften op te nemen. Indien aan deze regel voldaan is, heeft de nieuwe inrichting een verwaarloosbare impact op de oppervlaktewaterkwantiteit en worden geen overstromingen verwacht stroomafwaarts het plangebied t.g.v. het plan/project. (effect: 0)

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 55 van 135

4.5.2.2.2. Exploitatiefase (plan- en projectniveau) 4.5.2.2.2.1. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Planniveau Gezien de effecten tijdens de exploitatiefase t.g.v. juridische-planologische wijzigingen of omzettingen ongeveer dezelfde zullen zijn als tijdens de aanlegfase, wensen we hiernaar te verwijzen. Projectniveau Er kan aangenomen worden dat tijdens de exploitatiefase er geen bemalingen meer zullen plaatsgrijpen en er geen bijkomende ondergrondse constructies meer geplaatst zullen worden. Vandaar worden er tijdens de exploitatiefase geen bijkomende effecten meer op de oppervlaktewaterkwantiteit verwacht. Mogelijk effect op de oppervlaktewaterkwaliteit tijdens de exploitatiefase kan veroorzaakt worden door mogelijke calamiteiten. Voor het effect t.g.v. calamiteiten verwijzen we naar de aanlegfase. 4.5.2.2.2.2. Toetsing ten opzichte van de bestaande toestand De herontwikkeling als bedrijvenzone en handelscentrum zal met een gescheiden interne riolering gebeuren. Nieuwe aansluitingen zullen gescheiden worden met een aparte regenwater- en afvalwateraansluiting, wat gecontroleerd wordt bij de keuring van de private riolering. Het afvalwater wordt opgevangen in de (gemengde) riolering van de Ieperstraat In de toekomst moet de riolering van de N8 nog afgekoppeld worden tot een gescheiden stelsel. Aangezien de vergunde situatie (kmo- gebouwen) de capaciteit van de riolering en RWZI niet in gedrang brengt, de afvalwaterproductie van het plan/project niet significant verschilt t.o.v. de vergunde situatie en gezien bovenstaande, wordt er dan ook geen effect verwacht inzake de afwateringsstructuur tijdens de exploitatie van deelgebied 2. (effect: 0) De andere effecten inzake discipline oppervlaktewater tijdens de exploitatiefase t.o.v. de bestaande toestand zullen ongeveer dezelfde zijn als tijdens de aanlegfase. Hierdoor wensen we hiernaar te verwijzen. Er kan aangenomen worden dat tijdens de exploitatiefase er geen bemalingen meer zullen plaatsgrijpen. Mogelijk effect op de oppervlaktewaterkwaliteit tijdens de exploitatiefase kan veroorzaakt worden door mogelijke calamiteiten. Voor het effect t.g.v. calamiteiten verwijzen we naar de aanlegfase. 4.5.2.3. Deelgebied 3 4.5.2.3.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand In deelgebied 3 wordt er aangenomen dat er geen of nauwelijks effecten te verwachten zijn t.b.v. oppervlaktewaterkwantiteit, gezien deze zone reeds grotendeels verhard is t.g.v. bebouwing, wegenis,… Indien men hier wenst te bemalen en/of ondergrondse constructies wenst aan te leggen, zullen dezelfde voorwaarden gelden als bij deelgebied 2 voor zowel de oppervlaktewaterkwantiteit als -kwaliteit. Tenslotte dient hier bij bijkomende verharding / bebouwing een buffervolume voorzien te worden van 410m³/ha verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. Dit geldt dan ook als milderende maatregel op te leggen in het RUP. Indien er in deelgebied 3 nieuwe aansluitingen dienen aangebracht te worden, zullen deze gescheiden worden met een aparte regenwater- en afvalwateraansluiting, wat gecontroleerd wordt bij de keuring van de private riolering. Het afvalwater wordt opgevangen in de (gemengde) riolering van de Ieperstraat In de toekomst moet de riolering van de N8 nog afgekoppeld worden tot een gescheiden stelsel. Er wordt dan ook geen effect verwacht inzake de afwateringsstructuur. (effect: 0) Verontreinigd bemalingswater wordt als afvalwater aanzien. (effect: -2) Het bemalingswater dient hierbij eerst gezuiverd te worden vooraleer deze mag geloosd worden in de (gemengde) riolering van de Ieperstraat.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 56 van 135

4.5.2.3.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Inzake de juridisch-planologische wijzigingen dient inzake discipline oppervlaktewater in de toekomstige toestand voldaan te zijn aan dezelfde voorwaarden als bij deelgebied 2 en aan de bouwdiepte gesteld in discipline grondwater.

4.5.1. Klimaat Om de leefomgeving klimaatbestendig te maken is vaak extra ruimte nodig, bijvoorbeeld voor waterberging of stadsgroen. Die ruimte is vaak schaars. Immers zorgt de klimaatverandering voor allerlei onvoorziene en destabiliserende verschijnselen als overstromingen, veranderende neerslag, temperaturen en een stijgende waterspiegel. Er wordt reeds een waterbuffering voorzien in het RUP. T.g.v. de milderende maatregel inzake vertraagde afvoer naar de Geluwebeek voor deelgebied 2 is er tijdens hevige regenval een bijkomende waterberging mogelijk, die het moet mogelijk maken om wateroverlast van de Geluwebeek t.g.v. het voorgenomen plan te voorkomen. Tezamen met de verdere ontwikkeling van het valleigebied van de Geluwebeek en de westelijke groene ruimte in deelgebied 1 wordt hierdoor de veerkracht, waterbergend vermogen en daarmee de klimaatbestendigheid in de veranderende leefomgeving voor de Geluwebeek vergroot. Tevens werd reeds een bufferbekken nabij de Geluwebeek aangelegd, waarbij de uitlaat na de hevige regenval kan geregeld worden zodat de tuintjes nabij de Geluwebeek niet overstroomd worden.(rapport CIW Overstromingen in het Leiebekken Bevraging gemeenten dd. 13-16/11/2010.)

4.5.2. Ontwikkelingsscenario Met betrekking tot de discipline oppervlakte- en afvalwater zal het ontwikkelingsscenario i.k.v. de nabijgelegen locaties voor het PRUP ‘Regionaal bedrijventerrein Menen-Wervik’ op planniveau er niet toe leiden dat bovenvermelde effectbeoordeling significant zal wijzigen. (effect: 0) De verdere ontwikkeling van het valleigebied van de Geluwebeek en de westelijke groene ruimte in deelgebied 1 zal enkel een positief effect (effect: +1/+2) met zich meebrengen i.k.v. oa. waterbuffering

4.5.3. Synthese en milderende maatregelen De impact op de oppervlaktewaterkwantiteit en –huishouding is veelal terug te brengen op aanleg van ondergrondse constructies en verhardingen t.b.v. bebouwing, parkeerplaatsen,…waarvoor al dan niet bemaling noodzakelijk is. Immers kan hier door de afwateringsstructuur (run-off), infiltratiemogelijkheid van het hemelwater, overstromingsgevoeligheid van het gebied, oppervlaktewaterkwaliteit mede gewijzigd worden, welke een negatieve invloed kan hebben op het oppervlaktewater.

Bij de effectenbeoordeling werd er vanuit gegaan dat bovenvermelde activiteiten met respect voor de geldende wetgeving, code van goede van goede praktijk en standaardprocedures zullen uitgevoerd worden. Voorbeelden/aandachtspunten hiervan zijn: - Er steeds te voldoen aan de toepasselijke hemelwaterverordening. - Bij calamiteiten en/of lekken dienen zo snel als mogelijk de nodige acties genomen te worden om de verontreinigingen weg te nemen. Indien de calamiteit en/of lek valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden conform artikel 74ev van het Bodemdecreet.

Volgende milderende maatregelen en/of aanbevelingen omtrent het minimaliseren op de bovenstaande vermelde mogelijk negatieve effecten op de discipline water – deeldomein oppervlaktewater kunnen dan ook als volgt worden weergegeven worden:

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 57 van 135

Milderende maatregel op planniveau (doorwerking RUP en toe te voegen aan stedenbouwkundige voorschriften): - Deelgebieden 2 en 3: Indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. - Bij deelgebied 1 geldt tevens dat indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen men op vergunningenniveau in samenspraak met VMM dient na te gaan of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei.

Milderende maatregelen op projectniveau voor deelgebied 2 en 3: - Vooraleer een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m mag aangebracht worden, dient een grondwatermodellering te worden uitgevoerd, om na te gaan dat het plaatsen van een dergelijke constructie geen overstromingen met zich meebrengt. - Opdat de Geluwebeek niet zou overstromen t.g.v. bebouwing en wegenis, dient zowel in deelgebied 2 als deelgebied 3 een buffervolume voorzien te worden van 410m³/ha verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. - Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden alvorens het geloosd wordt op oppervlaktewater. Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. Milderende maatregelen op projectniveau voor deelgebied 1: - Vooraleer een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m mag aangebracht worden, dient in samenspraak met VMM nagegaan worden of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. - Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden alvorens het geloosd wordt op oppervlaktewater. Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. Aanbevelingen op planniveau: - T.b.v. de nieuwe bestemmingen met deels uitbreiding van de vallei van de Geluwebeek dient - zoals reeds bij discipline bodem vermeld - in deelgebied 1 de verhardingsgraad voor de zone wonen in het groen de verhardingsgraad laag gehouden te worden (d.i. maximaal 60% terreinbezetting (d.i. bovengrondse bebouwing en niet-waterdoorlatende verhardingen) per perceel. Indien men tevens bijkomende verharding wenst aan te brengen, dient dit in het volledige deelgebied 1 te gebeuren in waterdoorlatende materialen. - In deelgebied 2 en deelgebied 3 dient waar mogelijk de verharding te gebeuren in waterdoorlatende materialen.

Algemene aanbevelingen op projectniveau: - Tijdelijke bemalingen niet uitvoeren tijdens regenperiodes gezien de overstromingsgevoeligheid van de Geluwebeek, tenzij men het water na zuivering loost in riolering, welke afwatert naar de Ieperstraat.

Tenslotte dient opgemerkt te worden dat er in deelgebied 2 op het terrein reeds een vergunde toestand aanwezig is waarbij reeds een bufferbekken wordt voorzien, welke voldoet aan de watertoets. Momenteel wordt aangenomen dat de totale verharding t.g.v. het voorzien van retail i.p.v. enkel KMO’s niet verandert en de vergunde toestand wordt uitgevoerd zoals beschreven in de stedenbouwkundige

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 58 van 135 vergunning, waardoor er inzake infiltratie / buffering geen milderende maatregel dient uitgevoerd te worden op projectniveau. M.a.w. er dienen hiervoor op projectniveau geen infiltratieproeven uitgevoerd te worden.

4.6. Discipline mens-mobiliteit

4.6.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand 4.6.1.1. Bereikbaarheidsprofiel 4.6.1.1.1. Voetgangers en fietsers Het plangebied ligt op ca. 600m afstand van het centrum van Menen, en is dus op wandel- en fietsafstand bereikbaar. De Ieperstraat (N8) is recent heraangelegd, waarbij voldoende aandacht is besteed aan de zwakke weggebruiker. Naast voldoende brede voetpaden, is er een aanliggend verhoogd fietspad aanwezig tussen rijweg en parkeerstrook. De Ieperstraat is geselecteerd als bovenlokale fietsroute in het provinciaal fietsroutenetwerk. Deze wordt vooral door schoolgaande fietsers gebruikt. Parallel met de N8 Ieperstraat loopt de Kardinaal Cardijnlaan die in het gemeentelijk mobiliteitsplan als lokale fietsroute werd aangeduid. Het recreatieve fietsroutenetwerk beperkt zich tot de selectie van de Geluwestraat en de Komenerenstraat, ten noorden van het plangebied. Ter hoogte van de kruispunten met de N58 en de N362 sluit dit recreatieve fietsroutenetwerk opnieuw aan op de N8. 4.6.1.1.2. Openbaar vervoer Het NMBS-station van Menen is gelegen op slechts +/- 750 m van het plangebied. Het plangebied is ook goed bereikbaar met de bus. Langsheen de N8 Ieperstraat rijdt buslijn 84 Ieper– Wervik–Menen–Moeskroen met de halte Keizer Karel. Doorheen het stadscentrum rijdt ook buslijn 44. Deze buslijn volgt niet de N8 maar komt heel dicht in de buurt. De dichtstbijzijnde haltes van buslijn 44 zijn Engelandstraat en Keizer Karel. 4.6.1.1.3. Gemotoriseerd verkeer De belangrijkste wegenis voor de ontsluiting van het plangebied is de N8 Ieperstraat, gelegen ten zuiden van het plangebied. Ten westen van het plangebied is het kruispunt N8 – N58 gelegen (op ca. 1km.). De N58 vormt een verbinding tussen A19 en Armentières (Fr.). Zowel de N58 als de A19 zijn het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen aangeduid als primaire weg II (ontsluitend). De N8 is een lokale weg type I (verbindend). Uit de doorsnedetelling ter hoogte van de N8 (tussen 11 en 26 juni 2015) blijkt dat tijdens de avondspitsuren de intensiteiten, zowel richting N58 als richting Menen-centrum, steeds hoger liggen dan tijdens de ochtendspitsuren. tijdens de avondspitsuren de intensiteiten, zowel richting N58 als richting Menen-centrum. Op een gemiddelde zaterdag worden piekintensiteiten geregistreerd die lager liggen dan tijdens een gemiddelde werkdag. Deze pieken verlopen gespreider, maar er zijn duidelijke voor- en namiddagpieken merkbaar, onder invloed van de aanwezige retailers. Op vraag van AWV/MOW werd een kruispunttelling uitgevoerd op de rotonde N8 – N58. Deze telling werd uitgevoerd op dinsdag 26 september 2017, waarbij de verkeersstromen tijdens zowel de ochtend- als de avondspits werden geregistreerd. Uit de capaciteitsanalyse is af te leiden dat de rotonde in het maatgevend ochtendspitsuur reeds een hoge theoretische verzadigingsgraad kent, waarbij op alle takken de grenswaarde van 90% overschreden wordt. Dit resulteert in relatief hoge verliestijden op alle takken van de rotonde, en een gemiddelde wachtrijopbouw die, met uitzondering van de oostelijke tak van de N8, langer is dan 100m. Ten opzichte van het maatgevende ochtendspitsuur, liggen de verzadigingsgraden voor het maatgevende avondspitsuur, door een andere verdeling van de verkeersstromen, over het algemeen wat lager. Enkel op de noordelijke tak van de N58 is, volgens de

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 59 van 135

theoretische toets, een significante wachtrijopbouw aanwezig. Op de andere takken van de rotonde is het druk, maar komt het verkeerskundig functioneren van de rotonde niet in gedrang. 4.6.1.2. Effectenbeschrijving en -beoordeling 4.6.1.2.1. Aanlegfase De aanlegfase wordt niet behandeld, gezien het vrachtverkeer tijdens de aanlegfase lager zal liggen dan het verkeer gegenereerd t.g.v. het plan en gezien de tijdelijke aard van de aanlegfase. De werffase vereist geen werfwegen of wegomleggingen aangezien de volledige werf kan worden georganiseerd op het projectgebied zelf. 4.6.1.2.2. Exploitatiefase Deelgebied 1 De mobiliteitseffecten zijn nihil ten opzichte van de bestaande toestand, voor wat het toekomstig natuurgebied betreft (behoudens wandelen en fietsen) en zeer beperkt en verwaarloosbaar voor het woongedeelte. Ten opzichte van de juridisch-planologische toestand (KMO-zone), moet men spreken van een forse verbetering, omdat het deelgebied niet zal worden aangesneden als bedrijvenzone. Deelgebied 2 Planniveau Doorstroming Onderstaande tabel geeft inzicht in de verwachte verzadigingsgraden, en de relatieve toename ervan. Tabel 10 Beoordeling doorstroming N8 Ieperstraat – maatgevend avondspitsuur Beoordeling tov. Verzadigingsgraad Beoordeling tov. juridisch- Beoordeling tov. Toename Verzadigingsgraad N8 Ieperstraat - (I/C) huidige toestand planologische vergunde situatie Maatgevend avondspitsuur situatie Huidige verzadigingsgraad 76% - - - - Juridisch-planologische referentiesituatie 81% 5% -1 - - Referentiesituatie - vergunde KMO-zone 82% 6% -1 - - Geplande situatie - Plan-niveau 90% 14% -2 -1 -1 Geplande situatie - Project-niveau 89% 13% -1 -1 -1 Tabel 11 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, ten opzichte van de huidige situatie – maatgevend avondspitsuur Juridisch- Referentiesituatie - Geplande situatie - Geplande situatie - Beoordeling rotonde N8 - N58 - planologische vergunde KMO- Plan-niveau Project-niveau maatgevend avondspitsuur referentiesituatie zone N8 - westelijke tak 0 0 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 0 0 N8 - oostelijke tak 0 0 -1 -1 N58 - noordelijke tak -1 -1 -3 -3 Tabel 12 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, ten opzichte van de juridisch planologische referentiesituatie – maatgevend avondspitsuur Referentiesituatie - Geplande situatie - Geplande situatie - Beoordeling rotonde N8 - N58 - vergunde KMO- Plan-niveau Project-niveau maatgevend avondspitsuur zone N8 - westelijke tak 0 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 0 N8 - oostelijke tak 0 -1 -1 N58 - noordelijke tak -1 -3 -3

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 60 van 135

Tabel 13 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, ten opzichte van de vergunde referentiesituatie – maatgevend avondspitsuur Geplande situatie - Geplande situatie - Beoordeling rotonde N8 - N58 - Plan-niveau Project-niveau maatgevend avondspitsuur N8 - westelijke tak 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 N8 - oostelijke tak -1 0 N58 - noordelijke tak -3 -2 Op basis van voorgaande beoordelingen kan afgeleid worden dat er toch een significante wachtrijopbouw en dito verliestijden zullen optreden op de N58. Deze zullen echter niet gedurende de gehele dag optreden, maar met name enkel in de avondspits. Om een inschatting te kunnen maken van de duur van deze impact kunnen de verwachte bijkomende verkeersintensiteiten geprojecteerd worden op de bestaande verkeersstromen. Binnen voorliggend MER wordt echter niet beschikt over snelheidstellingen op de N58, doch door eenzelfde oefening te maken op het verkeer (richting rotonde N58) op de N8 Ieperstraat, kan toch een inschatting gemaakt worden.

Figuur 27 Duur wachtrijopbouw

Op basis van bovenstaande grafiek blijkt dat de verwachte verkeerspieken geconcentreerd aanwezig zijn tussen 17u en 19u. De rest van de dag kan verwacht worden dat het verkeersbeeld significant rustiger is.

Parkeren Er zijn 530 parkeerplaatsen voorzien in het studiegebied. Dit aantal is hetzelfde voor de vergunde referentiesituatie, als voor de geplande situaties op plan- en projectniveau. Op basis van bovenstaande kan dan ook geconcludeerd worden dat bij, rekening houdende met de voorgaande premissen, een maximale parkeervraag op een gemiddelde werkdag zal optreden van 498 parkeerplaatsen (inclusief een ophoging van 20% ten behoeve van restcapaciteit omwille van rotatie en gecombineerd bezoek). De voorziene parkeercapaciteit kan deze parkeervraag dan ook opvangen. De nominale parkeervraag bedraagt 415 parkeerplaatsen, waarbij met een voorziene capaciteit van 530 parkeerplaatsen er een restcapaciteit is van 115 parkeerplaatsen, welke naast rotatie ook ingezet kan worden voor het opvangen van drukkere periodes (zoals solden). Rekening houdende met een comfortnorm van 85% komt deze parkeercapaciteit overeen met ca. 450 parkeerplaatsen. Dit betekent dat er ten opzichte van de comfortnorm een restcapaciteit van 35 parkeerplaatsen is, om pieken in de parkeervraag op te vangen. Het voorziene aantal van 530 parkeerplaatsen is dan ook een correcte inschatting, en er is zeker en vast geen grote overcapaciteit aanwezig die een minder duurzame benadering van het parkeren in de weg staat.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 61 van 135

Het project voorziet 4 keer 22 of 88 fietsenstallingen verspreid gelegen op de centrale parking. Rekening houdende met een verhouding van 1 fietser op 4 auto’s is dit een voldoende aantal.

Verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid Ten gevolge van het voorzien van een middenberm ter hoogte van het zebrapad (ter hoogte van de toegang tot de Tybersite) zal de snelheid worden gedrukt en zijn inhaalmanoeuvres niet meer mogelijk. Tegelijkertijd fungeert deze middenberm als rustpunt voor de overstekende voetganger, waardoor de oversteekbaarheid van de N8 Ieperstraat gevoelig verbetert. Verder worden geen negatieve effecten verwacht ten gevolge van de beperkte toename van vrachtverkeer. Daarnaast zal langsparkeren langs de N8 (aan de zijde van het plangebied) niet mogelijk zijn, wat een positieve impact heeft op zowel verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid als doorstroming op de N8. Dit alles zorgt voor een beperkt positief effect (+1) ten opzichte van de referentiesituaties.

De nieuwe in- en uitrit van de Tybersite zijn potentiële knelpunten op vlak van verkeersveiligheid. Vooral haakse conflicten met fietsers op het fietspad zijn wellicht te verwachten. Een opvallende coating die het dwarsen van het fietspad aangeeft, is een maatregel met een positieve impact. Fietsers kunnen de Tybersite veilig bereiken via de Kardinaal Cardijnlaan.

Het ontwikkelen van de Tybersite zal de wachtrijen op de noordelijke tak van de rotonde N8-N58 doen toenemen. Op basis van de ingeschatte verkeersgeneratie kan verwacht worden dat er ca. 50 pae/u tijdens het maatgevende avondspitsuur extra vanaf de A19 naar de Tybersite zullen rijden. De wachtrijen van de rotonde slaan nu reeds met enige regelmaat terug tot op het complex A19-N58, met een verhoogde verkeersonveiligheid tot gevolg. Het ontwikkelen van het project heeft dus een impact op deze wachtrijopbouw. Al kan gesteld worden dat haar bijdrage in de totaliteit van de verkeersstromen al bij al beperkt is op deze tak, toch kan deze impact niet genegeerd worden.

De beoordeling van het aspect verkeersveiligheid is voor de geplande situatie dan ook beperkt negatief (-1).

Projectniveau Zie beoordeling op planniveau.

Deelgebied 3 Bedoeling van het RUP voor dit deelgebied is het beperken van een verdere baanwinkelontwikkeling en het verhogen van de beeldkwaliteit. Op het vlak van verkeersgeneratie betekent dit grofweg een status-quo t.o.v. de huidige toestand en juridisch-planologische toestand.

4.6.2. Ontwikkelingsscenario De ontwikkeling van dit nieuwe bedrijventerrein zal in de toekomst de verzadigingsgraad van de rotonde N8 – N58 significant doen stijgen. De combinatie van het ontwikkelingsscenario met de geplande situaties zoals beschreven in voorliggend MER kunnen dan ook als aanzienlijk negatief worden bestempeld. Echter, de omvorming van de rotonde naar een verkeerslichtengeregeld kruispunt zal een positieve impact hebben op de beschikbare wegcapaciteit en daaruit volgend de verkeersveiligheid ter hoogte van het complex A19-N58, waardoor kan verwacht worden dat ontsluiting van het bedrijventerrein op een kwaliteitsvolle manier kan gebeuren.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 62 van 135

4.6.3. Synthese, milderende maatregelen en aanbevelingen 4.6.3.1. Flankerende en milderende maatregelen 4.6.3.1.1. Beoordeling - Omvorming rotonde N8 – N58 tot verkeerslichtengeregeld kruispunt Conform de planningscontext zal in de toekomst de rotonde N8 – N58 worden omgevormd tot een verkeerslichtengeregeld kruispunt. De configuratie van het kruispunt wordt als volgt aangepast: - N58: 2 opstelstroken voor doorgaand verkeer, en aparte opstelstroken voor links- dan wel rechtsafslaand verkeer; - N8: 1 opstelstrook voor doorgaand verkeer, en aparte opstelstroken voor links- dan wel rechtsafslaand verkeer; - Uitrusting met de nodige dynamica ten behoeve van een voertuigafhankelijke regeling Binnen voorliggend MER wordt dan ook nagegaan of deze herinrichting op een kwalitatieve manier de toekomstige stromen zal kunnen verwerken. Uit het significantiekader blijkt hierbij dat de score voor elke tak (en opstelstrook) van het kruispunt 0 is (verwaarloosbaar effect). Bijkomend kan ook gesteld worden dat door de verhoogde capaciteit van het kruispunt de wachtrijopbouw op de N58 richting A19 zal verdwijnen, waardoor ook de verkeersveiligheid sterk zal verbeteren. 4.6.3.1.2. Beoordeling - Verduurzaming van de modal split De stad Menen formuleerde een advies waarin de hoge gebruikte modal split (95% autogebruik voor Big-box-retail) voor het retailpark in vraag werd gesteld. Daarnaast werd in functie van de ontvangen adviezen van Agentschap Wegen en Verkeer en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, met desbetreffende actoren een overleg georganiseerd omtrent de verschillende mogelijke milderende maatregelen. Zoals eerder vermeld werd in voorliggend MER een modal split van 95% vooropgesteld voor de bezoekers van de Big-box-retail. Deze is relatief hoog. Op basis van vergelijkbare retailparken en eerder literatuuronderzoek lijkt een modal split van 85% haalbaar. Volgende elementen verantwoorden deze keuze: - De ligging van een bushalte vlak naast de site, en de aanwezigheid van het station van Menen; - De aanwezigheid van een aanzienlijke mate van residentiële functies rondom de Tybersite en de ligging ervan in de onmiddellijke nabijheid van de kern van Menen Bovenstaande geeft ook aan dat de Tybersite een lokaler bedieningsgebied heeft dan werd aangenomen in de initiële Ontwerp-MER. Gezien een retailpark enkel functionele aankopen bedient, en er in de ruime omgeving reeds heel wat retailparken (Ieper, Kortrijk, Roncq…) ontwikkeld zijn, kan dan ook verwacht worden dat de verwachte bezoekers eerder uit de omliggende kernen zullen komen (Geluwe, Wervik,…). Dit blijkt ook op basis van de opmerkingen van de stad Menen. Op basis hiervan wordt ook het distributiepatroon aangepast:

- De eerder gehanteerde verdeling op de N8 waarbij 50% een relatie heeft met het oosten, en 50% met het westen blijft; - Er werd in het basisscenario voor de rotonde N8-N58 een distributiepatroon toegepast waarbij 55% van het gegenereerde verkeer op de rotonde een relatie heeft met de noordelijke tak, 35% met de zuidelijke tak, en 10% met de westelijke tak (rekening houdend met de 50/50-verdeling op de N8 Ieperstraat). Dit distributiepatroon wordt gewijzigd waarbij een verdeling wordt gebruikt gebaseerd op de reële verdeling van de verkeersstromen met een relatie met de N8 (cfr. de verkeerstelling rotonde N8-N58) De verduurzaming van de modal split (en de gewijzigde fasering) heeft een vermindering van de verwachte verkeersgeneratie tot gevolg.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 63 van 135

Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58 Onderstaande tabellen geven inzicht in de beoordeling van de doorstroming:

Tabel 14 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, impact verduurzaming modal split, ten opzichte van de huidige situatie – maatgevend avondspitsuur Juridisch- Referentiesituatie - Geplande situatie - MM - Modal Split Beoordeling rotonde N8 - N58 - planologische vergunde KMO- Projectniveau 85% maatgevend avondspitsuur referentiesituatie zone N8 - westelijke tak 0 0 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 0 0 N8 - oostelijke tak 0 0 -1 -1 N58 - noordelijke tak -1 -1 -3 -3 Tabel 15 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, impact verduurzaming modal split, ten opzichte van de juridisch planologische referentiesituatie – maatgevend avondspitsuur Referentiesituatie - Geplande situatie - MM - Modal Split Beoordeling rotonde N8 - N58 - vergunde KMO- Projectniveau 85% maatgevend avondspitsuur zone N8 - westelijke tak 0 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 0 N8 - oostelijke tak 0 -1 0 N58 - noordelijke tak 0 -3 -2 Tabel 16 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, ten opzichte van de vergunde referentiesituatie – maatgevend avondspitsuur Geplande situatie - MM - Modal Split Beoordeling rotonde N8 - N58 - Projectniveau 85% maatgevend avondspitsuur N8 - westelijke tak 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 N8 - oostelijke tak 0 0 N58 - noordelijke tak -2 -2 Op basis van voorgaande beoordelingen kan afgeleid worden dat, zelfs met het toepassen van een verduurzaamde modal split voor de bezoekers van de Big-box-retail, er toch een significante wachtrijopbouw en dito verliestijden zullen optreden op de N58. Bovenstaande werd berekend voor de geplande situatie op projectniveau, maar geldt eveneens op planniveau (genereert meer verkeer, gezien een groter programma wordt vooropgesteld). Beoordeling doorstroming N8 Ieperstraat Onderstaande tabel geeft inzicht in de verwachte verzadigingsgraden, en de relatieve toename ervan. Tabel 17 Beoordeling doorstroming N8 Ieperstraat – maatgevend avondspitsuur Beoordeling tov. Verzadigingsgraad Beoordeling tov. juridisch- Beoordeling tov. Toename Verzadigingsgraad N8 Ieperstraat - (I/C) huidige toestand planologische vergunde situatie Maatgevend avondspitsuur situatie Huidige verzadigingsgraad 76% - - - - Juridisch-planologische referentiesituatie 81% 5% -1 - - Referentiesituatie - vergunde KMO-zone 82% 6% -1 - - Geplande situatie - Plan-niveau 90% 14% -2 -1 -1 Geplande situatie - Project-niveau 89% 13% -1 -1 -1 Milderende maatregel - MS 85% 88% 12% -1 -1 -1 Ten opzichte van de juridisch-planologische en vergunde referentietoestand wordt t.g.v. het plan/project, en de verduurzaming van de modal split een effect van -1 verwacht.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 64 van 135

4.6.3.1.3. Beoordeling - Fasering van de ontwikkeling op projectniveau Een project met het schaalniveau van de Tybersite wordt niet in 1 keer gerealiseerd. Er kan verwacht worden dat de bouw en ingebruikname van de verschillende onderdelen gefaseerd verloopt. Aangezien de volledige realisatie van het project niet kan tot de bestaande rotonde N8 – N58 is omgevormd tot een verkeerslichtengeregeld kruispunt, wordt binnen deze discipline de fasering in beeld gebracht, en besproken voor de geplande situatie – project niveau. Hierbij is ook rekening gehouden met een verduurzaming van de mobiliteit van de bezoekers van de Bigbox-retail naar 85% autogebruik. - Fase 1: bouw KMO blokken E of G en B (4.665,24 m² BVO), Retail (supermarkt en Bigbox-retail) blokken I, J en F (16.694,92m² BVO), en Leisure (3.500m² BVO); - Fase 2: de volledige realisatie van het project met bouw KMO blokken A, E of G (afhankelijk van welke blok in de eerste fase wordt gerealiseerd), C, D en H, en kantoren blok H Onderstaande tabellen geven inzicht in de beoordeling van de doorstroming: Tabel 18 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, fase 1, ten opzichte van de huidige situatie – maatgevend avondspitsuur Juridisch- Referentiesituatie - Beoordeling rotonde N8 - N58 - planologische vergunde KMO- MM - Fasering maatgevend avondspitsuur referentiesituatie zone N8 - westelijke tak 0 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 0 N8 - oostelijke tak 0 0 -1 N58 - noordelijke tak -1 -1 -2 Tabel 19 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, fase 1, ten opzichte van de Juridisch- planologische referentiesituatie – maatgevend avondspitsuur Referentiesituatie - Beoordeling rotonde N8 - N58 - vergunde KMO- MM - Fasering maatgevend avondspitsuur zone N8 - westelijke tak 0 0 N58 - zuidelijke tak 0 0 N8 - oostelijke tak 0 0 N58 - noordelijke tak 0 -1 Uit bovenstaande tabel blijkt dat ten opzichte van de juridische-planologische referentiesituatie de doorstroming op de rotonde met 0 wordt beoordeeld, met uitzondering van de noordelijke tak (-1).

Uit bovenstaande tabel kan afgeleid worden dat de impact van realisatie van fase 1 ten opzichte van de referentiesituatie – vergunde KMO-zone al bij al beperkt blijft. De grootste impact op verliestijd wordt verwacht op de noordelijke tak van de rotonde N8 – N58, waar deze 14s zal stijgen. Dit leidt tot de volgende beoordeling van de realisatie van fase 1, waarbij de doorstroming op alle takken met 0 wordt beoordeeld.

Tabel 20 Beoordeling doorstroming rotonde N8 – N58, fase 1, ten opzichte van de Referentiesituatie – vergunde KMO-zone – maatgevend avondspitsuur

Beoordeling rotonde N8 - N58 - MM - Fasering maatgevend avondspitsuur N8 - westelijke tak 0 N58 - zuidelijke tak 0 N8 - oostelijke tak 0 N58 - noordelijke tak 0 Conform het gebruikte beoordelingskader kan dan ook gesteld worden dat het project gefaseerd kan ontwikkeld worden, in afwachting van de omvorming van de rotonde N8 – N58 tot verkeerslichtengeregeld kruispunt, rekening houdende met het gedeeltelijk uitvoeren van het voorziene programma zoals in dit hoofdstuk beschreven.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 65 van 135

4.6.3.2. Geplande situatie – maatregelen en aanbevelingen op planniveau In de huidige situatie voldoet de capaciteit van de N8 Ieperstraat, en kan verwacht dat er geen structurele problemen zijn met de doorstroming. Echter, de bestaande enkelstrooksrotonde N8 – N58 kent, met name tijdens de ochtend- en de avondspits, met name op de noordelijke tak, een hoge saturatiegraad. Het kruispunt kan in zijn huidige configuratie slechts een beperkte mate van bijkomend verkeer verwerken. De vergunde referentietoestand heeft, ten opzichte van de huidige situatie, een beperkt negatieve impact (-1) op de doorstroming van de noordelijke tak van het kruispunt. Beide geplande situaties hebben een sterk negatieve impact op het kruispunt, al overschrijden de theoretisch berekende wachtrijen de afstand tussen N8 en A19 niet. Het gefaseerd ontwikkelen betekent wel dat minstens bij fase 1 geen effecten kunnen worden verwacht ten opzichte van de referentiesituatie – vergunde KMO-zone. Het volledig ontwikkelen van het plan wordt, op de noordelijke tak van de N58 als sterk negatief (-3) gescoord. Als flankerende maatregel wordt dan ook de omvorming van de rotonde N8 – N58 tot verkeerslichtengeregeld kruispunt voorgesteld. Op deze manier verhoogt de capaciteit van het kruispunt significant, zoals reeds aangegeven in de plan-MER Menen-west. In afwachting van de omvorming van de rotonde, kan de eerste fase van het plan reeds ontwikkeld worden, conform de oppervlaktes en de voorziene functies beschreven in deze plan-MER (bij toetsing van geplande situatie op projectniveau), aangezien de effecten vergelijkbaar zijn met de referentiesituatie – vergunde KMO-zone. Dit komt overeen met een ontwikkeling van 4.665,24m² BVO KMO, 16.694,92m² BVO Retail (supermarkt en Bigbox-retail), en 3.500,00m² BVO Leisure, die kan ontwikkeld worden vooraleer de huidige rotonde N8-N58 dient omgevormd te worden tot een verkeerslichtengeregeld kruispunt. Na deze omvorming kan de rest van het programma ontwikkeld worden. Deze plan-MER geeft aan dat de herinrichting van het kruispunt N8/N58 noodzakelijk is in functie van de ontsluiting van een toekomstig bedrijventerrein in de buurt van dit kruispunt. Voorliggende milieubeoordeling stelt echter vast dat de doorstromingsproblemen reeds structureel zijn op de N58 sinds 2010 en wellicht nog vroeger. De herinrichting van dit kruispunt in functie van een capaciteitsuitbreiding wordt dus op vandaag reeds noodzakelijk geacht, ongeacht het voorliggend RUP. Op 17 maart 2017 ging de startvergadering door voor de ontdubbeling van de N58 tussen de A19 en de N338. Hierin zit ook de capaciteitsuitbreiding van het kruispunt N58-N8 vervat. Conform de visienota N25 (Mint & Omgeving, 2012) wordt uitgegaan van een conflictvrije verkeerslichtenregeling met 2x2 rijstroken op de N58. Verdere stappen voor dit project (opmaak unieke verantwoordingsnota en verdere uitwerking van de conceptplannen) worden genomen conform het mobiliteitsdecreet uit 2012 maar zijn tot op heden nog niet gezet. Op basis van uitgevoerde capaciteitsberekeningen kan worden geconcludeerd dat het kruispunt N58xN8 kan worden ingericht met een volledig conflictvrije VRI. De optimale cyclustijd bedraagt 69 seconden. Daarbij blijven de verzadigingsgraden van elke tak onder de 80% en wordt de maximale capaciteit van de lichtenregeling benut. 4.6.3.3. Geplande situatie – maatregelen en aanbevelingen projectniveau Zoals reeds gesteld in het vorige hoofdstuk kan, voor omvorming van de rotonde N8-N58 tot verkeerslichtengeregeld kruispunt,4.665,24m² BVO KMO, 16.694,92m² BVO Retail (supermarkt en Bigbox-retail), en 3.500,00m² BVO Leisure ontwikkeld worden in een eerste fase. Na de omvorming kan de rest van het programma ontwikkeld worden. Om de impact van het project op de automobiliteit te milderen, kan sterk worden ingezet op de alternatieve vervoerswijzen zoals fiets en openbaar vervoer. Ook een goede signalisatie rond en op het project kan bijdragen tot een verbetering van de doorstroming en de verkeersveiligheid: - Het voorzien van bijkomende fietsparkeerplaatsen (momenteel 4 x 22 = 88). Er wordt voorgesteld deze te verhogen naar 132 fietsparkeerplaatsen (6 x 22). Er dient een

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 66 van 135

oplaadpunt te worden voorzien voor elektrische fietsen. Indien de verduurzaming van het mobiliteitsprofiel zich sterker doorzet, en er derhalve meer fietsenstallingen voorzien moeten worden, dan kan dit eenvoudig door enkele parkeerplaatsen om te vormen tot stallingsplaatsen voor fietsen. Dit kan gemonitord worden; - Op de site dient eveneens aandacht te zijn voor stallingsmogelijkheden voor andere fietsvormen, zoals bakfietsen en fietskarren. 4.6.3.3.1. Aanbevelingen Er kan gedacht worden aan het toekennen van een aantrekkelijke fietsvergoeding aan de werknemers van het toekomstige KMO-complex in functie van het aantal afgelegde kilometers per fiets, waardoor fietsgebruik gemotiveerd wordt (een vergoeding die hoger is dan de vergoeding per kilometer met een auto). Dit is uiteraard een verantwoordelijkheid van de bedrijven die zich zullen vestigen op de Tybersite. Bijkomend kan gedacht worden aan een gemeenschappelijke douches en kleedkamers voor de fietsgebruikers per bedrijfsgebouw. De site kent een goede bereikbaarheid en vrij hoge frequentie qua busvervoer. De informatie hierover moet zo vlug mogelijk worden verspreid onder de toekomstige werknemers en bezoekers van de projectzone. In samenspraak met De Lijn kunnen hiervoor bereikbaarheidskaarten opgemaakt en verdeeld worden als folder. Een wervende communicatiecampagne vanuit de beheerder van het retailpark die de goede bereikbaarheid van de projectsite via het openbaar vervoer en de fiets benadrukt, kan hierbij perfect aansluiten. Samen met de Lijn kan ook met de toekomstige werkgevers het uitwerken van een derde betalersysteem bekeken worden, waarbij het personeel een volledige terugbetaling van het openbaar vervoerabonnement kan verkrijgen. Om potentiële knelpunten op vlak van verkeersveiligheid ter hoogte van de nieuwe in- en uitrit van de Tybersite te voorkomen, wordt geadviseerd te stopstreep voor links- en rechtsafslaand verkeer niet op elkaar uit te lijnen, maar voor het linksafslaand verkeer iets achteruit te leggen, zodat een betere zichtbaarheid ontstaat voor het rechtsafslaand verkeer.

4.7. Discipline lucht

4.7.1. Beschrijving referentiesituatie 4.7.1.1. Actuele luchtkwaliteit Voor de beschrijving van de referentiesituatie worden de VMM-kaarten geraadpleegd. De meest recente waarden die online beschikbaar zijn, dateren van het jaar 2016.

In het studiegebied bedraagt het NO2-jaargemiddelde 16-20 µg/m³ ter hoogte van het projectgebied. Ter hoogte van de N8 bedraagt deze maximaal 26-30 µg/m³ en ter hoogte van de N58 maximaal 21-25 µg/m³ (dit is eveneens het geval ter hoogte van het kruispunt van de N8 met de N58).

Inzake het jaargemiddelde PM10 bedraagt deze ter hoogte van het studiegebied 16-20 µg/m³. Ter hoogte van de N8 en N58 bedraagt deze maximaal 21-25 µg/m³.

Het PM2,5-jaargemiddelde is ter hoogte van het studiegebied gelegen tussen 13-15 µg/m³. Het jaargemiddelde voor black carbon (BC) bedraagt 0,51 – 1 µg/m³ ter hoogte van het studiegebied. Ter hoogte van de N8 bedraagt deze maximaal 1,51 – 1,75 µg/m³ en ter hoogte van de N58 1,01 – 1,50 µg/m³.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 67 van 135

4.7.1.2. Impact verkeersemissies In de discipline mens-mobiliteit werd een inschatting gemaakt van de verkeerswijziging (toename) ten gevolge van de realisatie van het plan/project. In de discipline lucht worden de meest relevante wegsegmenten t.g.v. het plan/project in rekening gebracht, d.i. de relevante ontsluitingswegen. Uit de discipline mens-mobiliteit blijkt dat de ontsluiting van het gegenereerde verkeer door het plan via onderstaande wegen zal verlopen.

5

4 6 2 7 1 3

Figuur 28 Aanduiding relevante weg(segment)en in de omgeving van het plangebied

Tabel 21 Legende bij Figuur 28 Nummer in Figuur 28 Straatnaam / segment 1 N8 – Ieperstraat / Menenstraat segment Tybersite 2 N8 – Ieperstraat/Menenstraat westelijk segment 3 N8 – Ieperstraat/Menenstraat oostelijk segment 4 N58 richting Wervik 5 N58 richting A19 6 Kardinaal Cardijnlaan 7 Guido Gezellelaan

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 68 van 135

Voor de berekening van de verkeersemissies en –immissies wordt – zoals reeds vermeld – beroep gedaan op 2 modellen, nl. IFDM Traffic en CAR Vlaanderen 3.0. In eerste instantie wordt het model IFDM Traffic gehanteerd. Voor de wegsegmenten in stedelijke omgeving waarbij bebouwing langs de wegen op minder dan 30 m t.o.v. de wegas aanwezig is, worden deze tevens doorgemodelleerd in CAR Vlaanderen 3.0. Voor de wegen waarlangs bebouwing op meer dan 30 m van de wegas gelegen is en/of sporadisch bebouwing langs de weg aanwezig is, wordt aldus geen CAR Vlaanderen gehanteerd. In casu worden de wegsegmenten van de N58 (segmenten 4 en 5) niet met CAR Vlaanderen gemodelleerd, gezien t.h.v. deze wegsegmenten er geen (of heel sporadisch) bebouwing op minder dan 30 m van de wegas aanwezig is. Voor de wegsegmenten van de N8 (segmenten 1, 2 en 3) zal een beoordeling m.b.v. het IFDM Traffic-model uitgevoerd worden. Doch, alle wegen worden in het IFDM Traffic-model geïmplementeerd teneinde een correct globaal cumulatief beeld inzake de luchtkwaliteit te kunnen verschaffen. De wegen Kardinaal Cardijnlaan (segment 6) en Guido Gezellelaan (segment 7) zijn niet meegenomen in de modellering bij de discipline mens-mobiliteit. Deze zullen op een kwalitatieve manier beoordeeld worden. Voor de wegsegmenten die in CAR Vlaanderen worden doorgerekend kan de luchtkwaliteit voor de referentiesituaties worden berekend. Uit de modellering blijkt dat de milieukwaliteitsnormen in alle 3 de referentiesituaties ter hoogte van de relevante wegsegmenten worden gerespecteerd, ook indien er voor de jaargemiddelde PM2,5 getoetst wordt aan de norm voor 2020 (d.i. 20 µg/m³). Voor alle wegsegmenten wordt eveneens 80 % van de milieukwaliteitsnormen niet overschreden, ook voor het PM2,5- jaargemiddelde 2020. 4.7.1.3. Andere emissies t.h.v. het studiegebied In het studiegebied bevinden zich voornamelijk de functies retail en wonen. Inzake luchtmissies kunnen voor deze functies de verwarmingsemissies als belangrijkste emissiebron (na verkeersemissies) beschouwd worden. Algemeen kan gesteld worden dat éénzelfde hoeveelheid van een polluent geëmitteerd door het verkeer een veel hogere impact zal hebben op de luchtkwaliteit in vergelijking met verwarmingsemissies. De emissies van verkeer hebben een onmiddellijke, rechtstreekse impact op de luchtkwaliteit op leefniveau, daar waar verwarmingsemissies op hoogte geëmitteerd worden waardoor reeds een hogere mate van verdunning gerealiseerd wordt vooraleer een impact op leefniveau ontstaat, en een deel van de verontreiniging door de dispersie naar hogere luchtlagen zelfs geen rechtstreekse impact op leefniveau veroorzaakt.

4.7.2. Effectbeschrijving en -beoordeling 4.7.2.1. Verkeersemissies Het plan (vnl. ten gevolge van deelgebied 2) brengt een extra verkeersgeneratie mee (zie discipline mens-mobiliteit). In deelgebied 1 kunnen nog een tiental nieuwe woningen gebouwd worden in de zone voor wonen in het groen. De uitbouw van deze blauw-groene ruimte draagt bij tot een groene infrastructuur met een positief effect op lucht- en omgevingskwaliteit. In deelgebied 3 wordt hoofdzakelijk wonen toegelaten, m.i.v. van beperkte nevenfuncties kantoren en diensten. De verkeersgeneratie zal aldus maximaal niet significant wijzigen of afnemen t.g.v. het plan ten opzichte van de bestaande toestand, aangezien er in de bestaande toestand functies aanwezig zijn die niet compatibel zijn met de vooropgestelde visie (functies die aldus niet als nevenfunctie kunnen beschouwd worden). De verkeersemissies worden cumulatief beoordeeld; d.i. voor de verschillende deelgebieden samen. Hierbij worden de verkeersemissies t.g.v. het plan beoordeeld t.o.v. de bestaande toestand, de juridisch- planologische toestand en de vergunde toestand.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 69 van 135

Uit modellering m.b.t. het model IFDM Traffic blijkt dat er inzake NO2-jaargemiddelde, PM10- jaargemiddelde en PM2,5-jaargemiddelde zowel t.g.v. het plan als het project een verwaarloosbare bijdrage wordt verwacht. Inzake de EC-immissies is geen milieukwaliteitsnorm voorhanden, waardoor het significantiekader van de discipline lucht niet kan toegepast worden. De immissiebijdrages t.g.v. het plan/project wordt hierbij informatief weergegeven/vermeld. Uit modellering m.b.v. het model CAR-Vlaanderen III blijkt dat er zowel t.g.v. het plan als het project er een verwaarloosbare bijdrage is inzake jaargemiddelde PM10 en jaargemiddelde PM2,5 t.o.v. de 3 referentiesituaties. Daarnaast is er geen bijdrage t.g.v. het plan en project inzake aantal overschrijdingen van de NO2-uurgrenswaarde, PM10-daggrenswaarde en elementaire koolstof t.o.v. de 3 referentiesituaties.

Inzake jaargemiddelde NO2 wordt er – zowel op plan- als projectniveau – een verwaarloosbare bijdrage verwacht t.o.v. de vergunde referentiesituatie en juridisch-planologische referentiesituatie ter hoogte van de N8 tussen Guido Gezellelaan en plangebied (wegsegment 3). Ook ter hoogt van de N8 ter hoogte van de Tybersite (segment 1) wordt ten opzichte van de juridisch-planologische referentietoestand zoals op plan- als projectniveau een verwaarloosbare bijdrage verwacht. Ten opzichte van de bestaande toestand wordt een beperkte bijdrage ten gevolge van het plan en project verwacht. 80% van de NO2-jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm wordt hierbij echter niet overschreden in de 3 referentiesituaties. Er dienen dan ook geen milderende maatregelen gezocht te worden. Ter hoogte van de N8 tussen de N58 en het plangebied (wegsegmenten 1 en 2) zorgt het plan en eveneens het project voor een beperkte bijdrage inzake NO2-jaargemiddelde t.o.v. de 3 referentiesituaties (behalve ter hoogte van wegsegment 1 t.o.v. de juridisch-planologische referentietoestand). 80% van de NO2-jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm wordt hierbij echter niet overschreden in de 3 referentiesituaties. Er dienen dan ook geen milderende maatregelen gezocht te worden. Aangezien er geen toegang tot deelgebied 2 is vanuit de Kardinaal Cardijnlaan en er t.g.v. het plan (deelgebied 1) er een 10-tal woningen kunnen bijkomen, wordt niet verwacht dat dergelijke verwaarloosbare verkeerstoename een significante toename in verkeersemissies en –immissies zal veroorzaken. Ook ter hoogte Guido Gezellelaan wordt geen significante toename in verkeersemissies en –immissies verwacht. Zeker gezien de beperkte bijdrage aan de MKN in de Ieperstraat (N8) t.g.v. het plan/project. Inzake elementair koolstof blijkt dat ter hoogte van de Ieperstraat (N8) er een maximale immissie van 0,7 µg/m³ zowel in de referentiesituaties als de toekomstige situaties (op plan- en projectniveau) is. 4.7.2.2. Verwarmingsemissies De exploitatie van het plan zal emissies naar de lucht veroorzaken door het verbranden van fossiele brandstoffen (aardgas) voor het verwarmen van de gebouwen en de productie van warm water. Het volgende kan hierbij gesteld worden: - Deelgebied 1: o Toetsing t.o.v. bestaande toestand: gezien het beperkt aantal bijkomende woningen (10-tal), wordt de toename in verwarmingsemissies niet als significant beschouwd (0). o Toetsing t.o.v. juridisch-planologische toestand: De wijzigingen in bestemming zorgen voor een positieve impact inzake verwarmingsemissies (+2). - Deelgebied 2: o Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand en vergunde toestand: een functiewijziging van kmo naar retail/leisure zal niet leiden tot een significante wijziging inzake verwarmingsemissies (0). Daarnaast dient elke exploitatie de desbetreffende emissiegrenswaarden voor stookinstallaties te respecteren, waarbij bij strikte toepassing van de Vlarem-wetgeving kan aangenomen worden dat de impact van geleide emissies verwaarloosbaar tot maximaal beperkt is (0/-1).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 70 van 135

o Toetsing t.o.v. de bestaande toestand: stookinstallaties bij gebouwen dienen te voldoen aan de Vlarem-normen voor emissies naar de lucht. De impact van verwarmingsemissies wordt dan ook als verwaarloosbaar tot maximaal beperkt beoordeeld (score 0/-1). In ieder geval zullen deze veel lager zijn dan de impact t.g.v. het bijkomende gegenereerde verkeer. Dit is tevens het geval voor de functies retail/leisure. Indien rekening wordt gehouden met de achtergrondconcentraties, zullen de luchtkwaliteitsdoelstellingen niet overschreden worden. Het wordt dan ook niet noodzakelijk geacht in het kader van deze MER, maar ook in het kader van een daaropvolgende MER i.k.v. vergunningsaanvraag, dit aspect meer in detail uit te werken. - Deelgebied 3: o Toetsing t.o.v. de bestaande toestand: Een aantal gebouwen zullen een nieuwe functie krijgen, wat een verbetering zal zijn t.o.v. de bestaande toestand (kan aanzien worden als een worst case situatie). Echter, gezien het beperkt aantal gebouwen, wordt de verbetering als verwaarloosbaar beschouwd (0). o Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand: De geplande toestand in deelgebied 3 komt quasi overeen met de juridisch geldende toestand, waardoor er geen significant verschil inzake verwarmingsemissies wordt verwacht (0). 4.7.2.3. Deelgebied 2: aanlegfase (beoordeling op projectniveau) Ten opzichte van de vergunde toestand dienen er geen bijkomende bouwwerken te gebeuren. De gebouwen zullen namelijk reeds geplaatst zijn, waarna er een bestemmingswijziging van bepaalde gebouwen zal doorgevoerd worden. Het effect van de aanlegfase is dan ook niet van toepassing (0). Onderstaande beoordeling geldt zowel voor een toetsing ten opzichte van de juridisch-planologische toestand als de bestaande toestand. De emissies tijdens de exploitatiefase zullen belangrijker zijn dan deze tijdens de constructiefase van de geplande situatie. Tijdens de aanlegfase zullen de emissies in essentie beperkt worden tot: - Stofemissies ten gevolge van de constructiewerkzaamheden en het verkeer; - Emissies van NOx, SO2, CO en VOS van het werfverkeer en machines. Deze laatste emissies zullen kwantitatief zeer beperkt zijn in vergelijking tot de globale emissies van deze componenten en worden aldus niet verder in beschouwing genomen. Stofemissies bij bouwwerken kunnen echter wel degelijk significant zijn. Aangezien binnen deze straal zich woningen bevinden, worden een aantal aanbevelingen geformuleerd teneinde vnl. de impact van opwaaiend stof te milderen. Er wordt verondersteld dat de nodige maatregelen conform Vlarem II, hoofdstuk 6.12 zullen genomen worden bij alle bouwwerken die in open lucht plaatsvinden en zullen worden uitgevoerd door een aannemer om stofhinder te voorkomen. Deze aanbevelingen leiden er toe dat eveneens de (werf)wegen zo weinig mogelijk vervuild worden. Algemeen kan de impact van de aanlegfase inzake luchtkwaliteit als beperkt negatief (-1) beschouwd worden, mits het respecteren van de voorgestelde aanbevelingen.

4.7.3. Ontwikkelingsscenario Bij modellering met het IFDM Traffic-model blijkt dat er een verwaarloosbare bijdrage (0) te verwachten is ten gevolge van het plan bij toetsing aan het ontwikkelingsscenario voor zowel NO2-jaargemiddelde, PM10-jaargemiddelde als PM2,5-jaargemiddelde. Deze maximale (verwaarloosbare) bijdrages worden verwacht ter hoogte van de rotonde N8-N58 voor PM10-jaargemiddelde, en ter hoogte van de N8 voor de overige parameters. Met behulp van modellering van CAR Vlaanderen III blijkt dat er een verwaarloosbare bijdrage is inzake jaargemiddelde PM10 en jaargemiddelde PM2,5 en inzake aantal overschrijdingen van de PM10-

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 71 van 135 daggrenswaarde t.o.v. de 3 referentiesituaties ter hoogte van de N8 (wegsegment 1, 2 en 3) bij toetsing van het plan + ontwikkelingsscenario aan het ontwikkelingsscenario. Daarnaast is er geen bijdrage inzake aantal overschrijdingen van de NO2-uurgrenswaarde en elementaire koolstof t.o.v. de 3 referentiesituaties.

Inzake jaargemiddelde NO2 wordt er een beperkte bijdrage ten gevolge van het plan bij toetsing aan het ontwikkelingsscenario verwacht t.h.v. de N8 (wegsegmenten 1, 2 en 3). 80% van de NO2- jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm wordt hierbij echter niet overschreden in de het ontwikkelingsscenario. Er dienen dan ook geen milderende maatregelen gezocht te worden.

4.7.4. Synthese en milderende maatregelen Tijdens de aanlegfase kan er van uitgegaan worden dat de impact inzake verkeersemissies verwaarloosbaar zal zijn t.o.v. de exploitatiefase. Wel dient rekening gehouden te worden met mogelijk (opwaaiende) stofemissies. Enkele aanbevelingen worden hierbij voorgesteld, teneinde de stofhinder zoveel mogelijk te kunnen beperken: - algemeen toepassen van goed vakmanschap tijdens de aanlegwerkzaamheden; - aanpassen snelheid (verlaagde snelheid) van het werfverkeer; - optimalisatie werfzones: afscherming, bevochtiging, …; - frequente reiniging van wegen en werfwegen als bronmaatregel; - gebruik wielwasinstallaties; - natspuiten wegen en werfwegen bij droog en winderig weer; - bij locatiekeuze van stockageplaatsen voor verstuifbare grondstoffen: rekening houden met overheersende windrichting, eventuele nabijgelegen bewoning en aanwezigheid van (evt. bestaande) groenschermen Er wordt verondersteld dat de nodige maatregelen conform Vlarem II, hoofdstuk 6.12 zullen genomen worden bij alle bouwwerken die in open lucht plaatsvinden en zullen worden uitgevoerd door een aannemer om stofhinder te voorkomen.

Inzake verkeersimmissies tijdens de exploitatiefase wordt een beperkte bijdrage van NO2- jaargemiddelde verwacht ter hoogte van de N8 ten opzichte van de bestaande toestand, de juridisch- planologische referentietoestand en vergunde referentietoestand (zowel op project- als planniveau). Ter hoogte van de rest van het studiegebied wordt een verwaarloosbare bijdrage van het plan/project verwacht t.o.v. zowel de bestaande toestand, juridisch-planologische referentietoestand als vergunde toestand. Aangezien 80% van de milieugebruiksruimte in de referentietoestanden niet wordt overschreden, dient niet gezocht te worden naar milderende maatregelen.

Inzake PM10-jaargemiddelde, PM2,5-jaargemiddelde het aantal overschrijdingen van de NO2- uurgrenswaarde en aantal overschrijdingen van de PM10-daggrenswaarde wordt een verwaarloosbare (tot neutrale) bijdrage van het plan/project verwacht t.o.v. zowel de bestaande toestand, juridisch- planologische referentietoestand als vergunde toestand. Inzake geleide emissies kan gesteld worden dat er een verwaarloosbaar tot (maximaal) beperkt negatief effect te verwachten is. Vanuit de discipline lucht dienen dan ook geen milderende maatregelen voorgesteld te worden.

4.8. Discipline geluid en trillingen

4.8.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand 4.8.1.1. Geluidsbelastingskaarten LNE Uit geluidskaarten voor het wegverkeer blijkt dat er voornamelijk ter hoogte van de Ieperstraat momenteel een relevante invloed is van de verkeersweg.De kaarten van het spoor- en luchtverkeer werden ook bekeken, maar de invloedssfeer zit niet in de omgeving van het plangebied.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 72 van 135

Figuur 29 Geluidskaart (bron LNE)

4.8.1.2. Geluidsmetingen Teneinde na te gaan of het huidige geluidsdrukniveau in de omgeving van het projectgebied conform de milieukwaliteitsdoelstellingen uit Vlarem II is, zijn metingen uitgevoerd conform Vlarem. Onderstaande figuur geeft de ligging van de meetpunten weer. De meetpunten (MP) zijn als volgt gelegen: - Meetpunt 1 (MP1): Ieperstraat 385. Volgens het gewestplan is het meetpunt gelegen in een (woon)gebied op minder dan 500 meter van een KMO-zone, - Meetpunt 2 (MP2): Tybergheinstraat 10. Volgens het gewestplan is het meetpunt gelegen in een (woon)gebied op minder dan 500 meter van een KMO-zone. Uit de meetresultaten blijkt dat de gemiddelde geluidsdrukniveaus in beide meetpunten voldoen aan de milieukwaliteitsdoelstellingen voor woongebied op minder dan 500m van KMO-zone. Zelfs de maximale opgemeten waarden voldoen voor alle beoordelingsperioden ruim aan de milieukwaliteitsdoelstellingen. Bij de beoordeling van het huidige geluidsklimaat aan de gedifferentieerde referentiewaarden voor wegverkeersgeluid blijkt dat ter hoogte van meetpunt MP1 de Lden-waarde voldoet aan de vooropgestelde gedifferentieerde referentiewaarde voor een lokale weg. De Lnight-waarde voldoet net niet aan de vooropgestelde gedifferentieerde referentiewaarde voor een lokale weg. Ter hoogte van meetpunt MP2 voldoet de Lden-waarde aan de vooropgestelde gedifferentieerde referentiewaarde voor een lokale weg. De Lnight-waarde voldoet net niet aan de vooropgestelde gedifferentieerde referentiewaarde voor een lokale weg.

4.8.2. Effectvoorspelling en –beoordeling 4.8.2.1. Aanlegfase geluid – deelgebied 2 Globaal kan gesteld worden dat tijdens de aanlegfase (voorbereiden van het terrein en bouwen van bedrijven op de verschillende percelen) tijdelijk geluidsniveauverhogingen kunnen worden verwacht. De activiteiten gebeuren enkel tijdens de dagperiode en op 200 meter van de activiteit worden geluidsdrukniveaus verwacht in de orde van 50 dB(A) (milieukwaliteitsnorm voor de dagperiode).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 73 van 135

Trillingshinder is niet significant. Besluit: beperkt negatief voor geluid niet significant voor trillingen 4.8.2.2. Exploitatiefase Er geldt een volgende beoordeling: - Deelgebied 1 o Toetsing t.o.v. bestaande toestand: Gezien het een beperkt aantal bijkomende woningen (10-tal woningen) betreft, wordt geen permanente geluidstoename verwacht (0). Herbestemming tot wonen kan aangezien Lden < 55 dB(A). o Toetsing t.o.v. juridisch-planologische toestand: KMO-zone wordt omgezet naar groengebied en woongebied wordt omgezet naar zone voor wonen in het groen. De eerste wijziging zorgt voor een positieve impact inzake geluid. De toepasselijke richtwaarden voor geluid worden immers strenger. De tweede wijziging zorgt voor een status quo (in totaliteit: +1). - Deelgebied 2: o Toetsing t.o.v. juridisch-planologische toestand en vergunde toestand: Er wordt niet verwacht dat het plan ten opzichte van de vergunde en juridisch-planologische toestand een bijkomende negatieve geluidsimpact zal hebben (0). o Toetsing t.o.v. bestaande toestand: Binnen het plangebied kunnen enkel kleinschalige bedrijven zich vestigen. De kans op relevante geluidsbronnen is dan ook eerder beperkt (-1). Daarnaast zullen de mogelijke geluidsbronnen voornamelijk koel- en verwarmingsinstallaties betreffen voor de verschillende retail-, leisure- en kantoorruimtes. Per definitie moeten alle bedrijven, ongeacht hun ligging, aan de toepasselijke geluidsvoorwaarden van het Vlarem II voldoen. - Deelgebied 3: o Toetsing t.o.v. bestaande toestand: Ten gevolge van het plan kunnen er een aantal woningen met beperkte nevenfunctie bijkomen. Gezien het een beperkt aantal woningen, wordt geen permanente geluidstoename verwacht. Er wordt hierdoor geen wijziging in het bestaande geluidsklimaat verwacht (0). Herbestemming tot wonen kan aangezien Lden < 55 dB(A). o Toetsing t.o.v. juridisch-planologische toestand: De geplande toestand komt quasi overeen met de juridisch geldende toestand, waardoor er geen significant verschil wordt verwacht (0). 4.8.2.3. Verkeer De geluidsemissie ten gevolge van verkeer wordt cumulatief beoordeeld; d.i. voor de verschillende deelgebieden samen. Hierbij worden de verkeersemissies t.g.v. het plan en het project beoordeeld t.o.v. de bestaande toestand, de juridisch-planologische toestand en de vergunde toestand. Uit de berekende geluidsbelasting blijkt dat voor alle wegsegmenten een zeer beperkte stijging van het verkeersgeluid wordt verwacht (0) zowel t.g.v. het plan als het project en dit zowel bij de toetsing t.o.v. de bestaande toestand, juridisch-planologische toestand als vergunde toestand.

4.8.3. Ontwikkelingsscenario Uit de berekende geluidsbelasting blijkt dat voor alle wegsegmenten een zeer beperkte stijging van het verkeer verwacht wordt bij vergelijking van het ontwikkelingsscenario t.o.v. de huidige toestand, de juridisch-planologische toestand en de vergunde toestand (0). Gezien bovenstaande zal ook de bijdrage van het plan/project t.o.v. het ontwikkelingsscenario tot een verwaarloosbare impact zorgen, aangezien de impact van het ontwikkelingsscenario(=plan+ geplande ontwikkeling) al niet tot een significante toename van verkeersgeluid zorgt.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 74 van 135

4.8.4. Synthese en milderende maatregelen 4.8.4.1. Impact aanlegfase Globaal kan gesteld worden dat tijdens de aanlegfase (voorbereiden van het terrein en bouwen van bedrijven op de verschillende percelen) tijdelijk geluidsniveauverhogingen kunnen worden verwacht. De activiteiten gebeuren enkel tijdens de dagperiode en op 200 meter van de activiteit worden geluidsdrukniveaus verwacht in de orde van 50 dB(A) (milieukwaliteitsnorm voor de dagperiode). Trillingshinder is niet significant. Besluit: beperkt negatief voor geluid niet significant voor trillingen 4.8.4.2. Impact exploitatiefase Ten gevolge van de plannen voor de verschillende deelgebieden varieert de beoordeling volgens het significantiekader voor de discipline geluid van een score +1 tot -1. Aangezien er voor de verschillende deelgebieden weinig of geen relevante geluidsbronnen zullen worden voorzien, en aangezien per definitie alle bedrijven, ongeacht hun ligging, aan de toepasselijke geluidsvoorwaarden van het Vlarem II moeten voldoen, wordt volgens het significantiekader een maximale score van -1 gegeven. Milderende maatregelen dringen zich bijgevolg niet op. 4.8.4.3. Impact verkeer tijdens exploitatiefase Uit de verkeergegevens blijkt dat er in het projectgebied slechts een zeer beperkte stijging van het verkeersgeluid verwacht wordt. Aangezien het geluid in de omgeving nu reeds gedomineerd wordt door het wegverkeer op de Ieperstraat (N8) en de N58 zal de lokale toename ten gevolge van het verkeer op deze Ieperstraat in het omgevingsgeluid niet significant zijn: milderende maatregelen zijn bijgevolg niet verplicht.

4.9. Discipline biodiversiteit

4.9.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand In en binnen een straal van 9 km van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gesitueerd. Gezien de afstand is de opmaak van een (voortoets) passende beoordeling niet relevant. Op ca. 1,8 km ten zuidoosten van het plangebied is het VEN-gebied ‘West-Vlaamse Leievallei’ gelegen. Er is een inrichtingsplan hiervoor in voorbereiding binnen het luik rivierherstel van het Seine- Scheldeproject. Gezien de afstand en de tussenliggende infrastructuur/activiteiten, wordt het niet noodzakelijk geacht op een verscherpte natuurtoets op te maken. Natuur- en bosreservaten bevinden zich op meer dan 5 km van het plangebied. De biologische waarden van het plangebied en de omgeving ervan zijn relatief laag althans op het niveau van waardevolle biotopen en flora. Het gebied is verstedelijkt en de resterende open ruimte is in intensief agrarisch gebruik. Ook de Geluwebeek en het resterende deel van de beekvallei hebben geen hoge natuurwaarde maar de avifauna en de zoogdierenfauna bevatten interessante elementen en hier is ongetwijfeld een belangrijk potentieel aanwezig dat in het kader van de geplande natuurontwikkeling en beekbeheer/sanering zeer snel kan gerealiseerd worden..

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 75 van 135

4.9.2. Effectbeschrijving en -beoordeling 4.9.2.1. Deelgebied 1 4.9.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Ten opzichte van de bestaande toestand gelden volgende effecten: - Er zijn geen negatieve effecten t.g.v. ruimtebeslag en biotoopverlies. De toekomstige effecten ten gevolge van de geplande ontwikkeling zijn bijzonder gunstig (+3). - Er wordt geen significante impact t.g.v. de bijkomende verharding/gebouwen in zone voor wonen in het groen verwacht inzake wijzigingen van het watersysteem met een impact op de fauna en flora. Ter hoogte van de zone die in landbouwgebruik is wordt een positief effect (+2) verwacht doordat minder zal bemest worden, dat resulteert in een positieve ontwikkeling van biotopen en een betere kwaliteit van de beekvallei. - Het plan veroorzaakt t.h.v. deelgebied 1 voor een ontsnippering van de natuurlijke biotopen, wat als positief (+2) wordt beoordeeld. De omvorming van soortenarme graslanden in het oostelijk deel tot de zone met wonen in het groen heeft qua barrièrevorming een verwaarloosbaar effect (0). - Inzake rustverstoring wordt globaal een verwaarloosbaar effect (0) verwacht. Ter hoogte van de zone in landbouwgebruik wordt het stopzetten van agrarische activiteiten als beperkt positief inzake rustverstoring (+1) beschouwd, terwijl de inplanting van een 10-tal extra woningen tot bijkomende (maximaal) beperkte hinder zorgt. Gezien deze zone soortenarm van aard is wordt een score 0 tot -1 gegeven. 4.9.2.1.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Ten aanzien van de juridisch-planologische toestand heeft het plan alleen maar positieve effecten inzake biodiversiteit, gezien in deelgebied 1 de aandacht naar natuur wordt toegespitst. Kmo-zone wordt hierbij omgezet naar groengebied en de woningen in het woongebied krijgen de bestemming ‘wonen in het groen’. Er is aldus enkel maar sprake van biotoopwinst (score +3). Inzake biotoopwijziging t.g.v. waterhuishouding wordt verwezen naar hierboven. Omvorming van kmo-gebied tot groene ruimte veroorzaakt een ontsnippering (zie hierboven). In de juridisch-planologische toestand kan er sprake zijn van rustverstoring ten gevolge van de kmo-zone. Deze verdwijnt ten gevolge van het plan, wat als positief (+2) wordt beoordeeld. 4.9.2.2. Deelgebied 2 4.9.2.2.1. Aanlegfase 4.9.2.2.1.1. Toetsing aan de bestaande toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand: - Inzake biotoopverlies werden de 2 aanwezige populierenbestanden reeds gesloopt. Deze werden reeds gecompenseerd door de aanplant van loofbomen in andere regio’s, bij gebrek aan plaats in de onmiddellijke omgeving. - Aangezien verontreinigd water conform de principes van integraal waterbeheer dient afgevoerd te worden, wordt geen significante impact tijdens de aanlegfase (0) verwacht inzake biotoopwijziging door wijziging in waterhuishouding. - Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat er nog belangrijke fauna-elementen in deelgebied 2 aanwezig zijn, wordt geen ernstige rustverstoring verwacht (score -1). 4.9.2.2.1.2. Toetsing ten opzichte van de juridisch-planologische toestand Niet relevant voor de Discipline Biodiversiteit. 4.9.2.2.1.3. Toetsing ten opzichte van vergunde toestand Niet relevant voor de Discipline Biodiversiteit.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 76 van 135

4.9.2.2.2. Exploitatiefase Onderstaande beoordeling geldt zowel voor de beoordeling op plan- als projectniveau. 4.9.2.2.2.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand: - Tijdens de exploitatiefase valt in deelgebied 2 geen relevant biotoopverlies of –winst te verwachten (0), idem voor biotoopwijziging t.g.v. wijzigingen in de waterhuishouding. 4.9.2.2.2.2. Toetsing ten opzichte van de juridisch-planologische toestand Niet relevant voor de Discipline Biodiversiteit. 4.9.2.2.2.3. Toetsing ten opzichte van de vergunde toestand Niet relevant voor de Discipline Biodiversiteit. 4.9.2.3. Deelgebied 3 4.9.2.3.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand en juridisch-planologische toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand en juridisch- planologische toestand: - Er worden geen significante effecten verwacht inzake biotoop- en habitatverlies t.g.v. ruimtebeslag, biotoopwinst of door wijziging in waterhuishouding (0), gezien eenzelfde soort functies worden vooropgesteld. Dit geldt eveneens inzake versnippering en barrièrewerking, rustverstoring en biotoopwijziging door vermesting/eutrofiëring (0).

4.9.3. Ontwikkelingsscenario’s 4.9.3.1. Bedrijventerrein Menen-Wervik Indien locatiealternatief 2 weerhouden zou worden, zal de Geluwebeek en de zone errond gevrijwaard worden en bestemd worden als groene zone, wat een positieve impact heeft op de natuurontwikkeling van het valleigebied van de Geluwebeek. 4.9.3.2. Ontwikkelingsscenario’s voor deelgebied 1 4.9.3.2.1. Ontwikkelingsscenario’s voor het valleigebied van de Geluwebeek en de westelijke groene ruimte in deelgebied 1 Enkel een klein deel van het valleigebied maakt deel uit van het plangebied. De natuurontwikkeling en beheer van het valleigebied van de Geluwebeek ter hoogte van het plangebied moet echter een onderdeel vormen van een beheerplan die zich over gans het verloop van de beek uitstrekt vanaf de Lourdesstraat stroomafwaarts het centrum van Geluwe tot aan de Bruggestraat in het centrum van Menen. Dergelijke natuurontwikkelingsplannen zijn nog in opmaak. In het MER worden hieromtrent additionele suggesties (suggesties op projectniveau – niet door te vertalen in het RUP) aangereikt.

4.9.4. Synthese en milderende maatregelen Het RUP Tybersite heeft een belangrijke positief effect op de natuurwaarden van het gebied omdat een aanzienlijke oppervlakte akkerland wordt omgezet in ‘groene ruimte’. Volgens ons zouden hier bij voorkeur soortenrijke permanente hooilanden eventueel met een grachtensysteem met begeleidende rietvegetaties en knotwilgen moeten ontwikkeld worden (suggestie op projectniveau). Ook een kleine strook van het zuidelijk deel van het valleigebied van de Geluwebeek ligt in het plangebied en zou ingericht worden. Maar deze natuurinrichting en -beheer dient te passen in een inrichtingsproject dat de ganse beekvallei van het centrum van Geluwe tot het centrum van Menen omvat en waarin natuurontwikkeling samengaat met het oplossen van knelpunten ivm waterberging en waterkwaliteit van de Geluwebeek. De herinrichting van het kleine deel van de beekvallei dat deel uitmaakt van het plangebied vormt dus een aanzet om de noodzakelijke sanering- en natuurverbeteringswerken in de vallei van de Geluwebeek en in de Geluwebeek uit te voeren (hermeandering en bodemsanering,

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 77 van 135 ecologische optimalisatie van de valleivegetaties…..). Hiervoor wordt naar de additionele suggesties (op projectniveau) aan het ontwikkelingsscenario ‘het valleigebied van de Geluwebeek’ verwezen voor concrete suggesties. Er worden geen additionele milderende maatregelen voorgesteld in de Discipline Biodiversiteit. Er wordt verwezen naar de maatregelen in de abiotische disciplines.

4.10. Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

4.10.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand Het plangebied maakt deel uit van de westrand van het (klein) stedelijk gebied van Menen en vormt enerzijds een gemengd woon- en handelslint langs de N8 met een achterliggend openruimtegebied. Specifiek te vermelden is een voormalige bedrijfssite onder de naam Tybersite die momenteel verlaten is. Een projectontwikkelaar plant een reconversie van de site. In het achterliggend openruimtegebied overweegt het landbouwgebruik en is een elektriciteits- transformatiepost gelegen waar hoogspanning wordt omgezet in middelspanning. De Geluwebeek, met beek begeleidend opgaand groen als lint in het landschap, vormt de noordelijke grens van het plangebied. In het studiegebied zijn enkele gebouwen opgenomen op de inventaris van het bouwkundig erfgoed:  een Duitse bunker (een militaire post gelegen in private tuin uit de eerste wereldoorlog) – gelegen in het plangebied  een voormalige hoeve (werd reeds gesloopt)  een tweede gelijkaardige Duitse bunker is net buiten het plangebied gelegen Verder zijn geen beschermde monumenten of landschappen binnen het plangebied of de omgeving. Landschappelijk ligt het plangebied binnen de Leievlakte met de Geluwebeek als de belangrijkste zijbeek die ontspringt ter hoogte van Geluwveld. Op de landschapsatlas is de omgeving deel van het sterk verstedelijkte en versnipperde ‘land van Roeselare- Kortrijk’. Op ca. 1,5 km ligt het relictlandschap van de Leievallei met tussen Menen en Wervik nog waardevolle meersrelicten (Laag-Vlaanderen). Hier is een landschap- en natuurherstel in voorbereiding binnen het luik rivierherstel van het Seine- Scheldeproject. Publiek groen is vrijwel afwezig, maar de open ruimte en de vallei van de Geluwebeek zorgen voor een groen kader.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 78 van 135

Figuur 30 Inventaris onroerend erfgoed

Op gebied van archeologie kent Menen, dankzij een lokale prospectie, talrijke verspreid liggende archeologische sites die in de centraal archeologische inventaris (CAI) zijn opgenomen. Hierbij werd zowel lithisch materiaal uit de Steentijd gevonden, als resten uit de Romeinse periode en de middeleeuwen. Binnen het plangebied is het landbouwperceel aan de Kardinaal Cardijnlaan opgenomen waar zowel lithisch materiaal uit de Steentijd als diverse aardewerk en glasfragmenten uit de late middeleeuwen werd gevonden als losse vondsten.

4.10.2. Effectbeschrijving en –beoordeling 4.10.2.1. Deelgebied 1 4.10.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand: - Het plan biedt een meerwaarde voor het uitbouwen en een groenblauw netwerk en een landschapsecologische infrastructuur (+3). - De aanwezige Duitse bunker betreft een waardevol puntrelict en dient maximaal behouden te worden (= aanbeveling) (0). - De geplande bijkomende begroening en uitbreiding van de beekvallei zal er toe leiden dat het gebied meer als een typische kleine vallei er zal uitzien (+2). Het omzetten van landbouwgronden naar zone voor groen zal leiden tot een verlengstuk van de visuele kenmerken van de beekvallei (+2). 4.10.2.1.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand: - Het bevorderen van het groene karakter en de uitbreiding van de beekvallei zorgt voor een sterk positief effect (+3) in de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s volgens het gewestplan en voor een positief effect (+2) in de zone voor parkgebied. De omzetting van woongebied naar

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 79 van 135

zone voor wonen in het groen zorgt voor een ecologische overgang tussen het stedelijk bebouwd weefsel van stad Menen en de open ruimte (+1). - Inzake perceptieve kenmerken zorgt de omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar een groenzone voor een positief effect (+2), doordat bedrijfsgebouwen het zicht op de beekvallei en haar natuur niet meer kunnen verhinderen. De omzetting van woongebied naar zone voor wonen in het groen zorgt voor een visuele overgang tussen het stedelijk bebouwd weefsel van stad Menen en de open ruimte (+2). 4.10.2.2. Deelgebied 2 4.10.2.2.1. Aanlegfase (projectniveau) 4.10.2.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand: - Tijdens de aanlegfase verandert de landschapsstructuur en de ecologische relaties nauwelijks t.o.v. de bestaande toestand (0). - Er bevinden zich geen erfgoedrelicten in dit deelgebied, waardoor er ook geen impact t.g.v. het plan/project hierop wordt verwacht (0). - Inzake archeologie wordt de kans op aanwezigheid van intacte archeologische sporen verwaarloosbaar klein geacht, gezien de reeds aanwezige infrastructuur (0). - Tijdens de werken treedt t.g.v. de aanwezige machines, vrachtwagens,… een algemene verstoring van het landschap en belevingswaarde op, dit betref een beperkt negatief effect (-1) gezien de tijdelijke aard. 4.10.2.2.1.2. Toetsing ten opzichte van juridisch-planologische toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand: - De omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar andere zones brengt geen wijziging met zich mee inzake landschapsstructuur en ecologische relaties gezien de ontwikkeling van de voormalige Tybersite in het verleden. (effect: 0) - De omzetting van de zone voor wonen naar zone voor KMO en zone voor openbare weginfrastructuur betreft een niet al te grote zone, maar kan reeds in de aanlegfase voor een beperkt negatief effect (effect: -1) zorgen t.g.v. mogelijk verlies van tuinen. 4.10.2.2.2. Exploitatiefase 4.10.2.2.2.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand: - Leegstaande bedrijfsgebouwen maken plaats voor een mix van kmo, kantoren, retail en leisure (+2). 4.10.2.2.2.2. Toetsing ten opzichte van juridisch-planologische toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand: - De omzetting van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar andere zones brengt geen wijziging met zich mee inzake landschapsstructuur en ecologische relaties gezien de ontwikkeling van de voormalige Tybersite in het verleden. (effect: 0) 4.10.2.3. Deelgebied 3 4.10.2.3.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand: - Ten gevolge van het plan zal de landschapsstructuur langs de N8 een meer geïntegreerd geheel vormen. Het stedelijk lint wordt behouden, waarbij er naast wonen enkel nevenfuncties worden toegelaten (+1).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 80 van 135

- In deze deelzone komen geen erfgoedrelicten voor, bijgevolg zijn hieromtrent geen effecten van toepassing (0). - Ten gevolge van het plan wordt wonen met beperkte nevenfuncties toegelaten. Momenteel bestaat de huidige lint uit vooral alleenstaande woningen met grote tuinen en KMO-boxen. De perceptieve kenmerken langs de N8 zullen aldus t.g.v. het plan niet significant tot maximaal beperkt negatief (0/-1) wijzigen. Om te voorkomen dat de voorzieningen van de nevenfuncties binnen het straatbeeld van de N8 passen, worden maatregelen voorgesteld. 4.10.2.3.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand: - Het lint langs de N8 werd in het gewestplan bestemd als woongebied dat een dergelijke ontwikkeling toelaat, echter zonder veel landschappelijke kwaliteitseisen. Het plan beoogt hierbij een verdere handelsverlinting te voorkomen, wat als beperkt positief (+1) wordt beoordeeld. Doch wordt aanbevolen om een aantal restricties inzake de nevenfuncties in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP op te leggen.

4.10.3. Ontwikkelingsscenario Aangezien inzake het toekomstig bedrijventerrein Menen-Wervik nog geen concrete inrichting gekend is, noch een weerhouden locatiealternatief, is het i.k.v. voorliggend plan moeilijk een impact hieromtrent te bepalen. Wel kan reeds aangegeven worden dat de mogelijke inplanting van een nieuw regionaal bedrijventerrein (deelgebieden 1 en 2) er toe zullen leiden dat de N8 Ieperstraat deel zal uitmaken van een grotere bedrijvenzone en er geen sprake meer zal zijn van een stedelijk lint langs de Ieperstraat ten westen van het plangebied.

4.10.4. Synthese en milderende maatregelen Het plan zorgt in deelgebied 1 voor een betere overgang tussen de stedelijke kern en de open ruimte. Daarnaast biedt het plan een meerwaarde voor het uitbouwen en een groenblauw netwerk en een landschapsecologische infrastructuur. Ook de Tybersite zal zorgen voor een betere integratie in de omgeving, gezien een mix van kmo, wonen, retail en leisure in de plaats komt van leegstaande industriegebouwen. In deelgebied 3 beoogt het plan het voorkomen van verdere handelsverlinting, gezien er een duidelijke visie voor het stedelijke lint langs de N8 wordt vooropgesteld. Vanuit bovenstaande effectenbeoordeling kunnen volgende aanbevelingen worden voorgesteld: - Deelgebied 1: aanbeveling: Behoud van de Duitse bunker via een opname als relict in het RUP. - Deelgebied 2: geen milderende maatregelen noodzakelijk op voorwaarde dat deze gesteld in de disciplines grondwater, oppervlakte- en afvalwater worden uitgevoerd en rekening wordt gehouden met de van toepassing zijnde hemelwaterverordening. - Deelgebied 3: sterke aanbeveling: de beperkte nevenfuncties mogen de woonfunctie van de omgeving niet in het gedrang brengen. Hiertoe dienen in het RUP bepaalde criteria worden vooropgesteld zoals:  minimum één woning per bouwperceel is verplicht.  de nevenfuncties worden per perceel beperkt tot maximum 100 m² netto vloeroppervlakte

4.11. Discipline mens – ruimtelijke aspecten en gezondheid/hinder

4.11.1. Beschrijving referentiesituatie – bestaande toestand 4.11.1.1. Ruimtegebruik Het plangebied is gelegen nabij het centrum van de stad Menen en omvat de noordelijke kant van de gewestweg N8 met enerzijds een gemengd woon- en handelslint (deelgebied 3) en anderzijds de voormalige bedrijfssite van de Tyber-fabriek (deelgebied 2). Deze oude fabrieksgebouwen zijn verlaten

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 81 van 135 en geven een verwaarloosde aanblik. Het plangebied strekt zich verder uit naar het noorden tot de Geluwebeek (deelgebied 1) met een open-ruimtegebied en een elektriciteit-transformatiepost binnen de gewestplan bestemming ‘zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’ en een kleine wooncluster. Het plangebied is grotendeels bebouwd met uitzondering van het noordelijk deel (deelgebied 1) dat overwegend in landbouwgebruik is. De Kardinaal Cardijnlaan doorsnijdt het plangebied van west naar oost. In onderstaande tabel wordt oppervlaktegewijs de aanwezige functies in het plangebied weergegeven:

Functie Oppervlakte (ha) Wonen (= nevenfuncties) Deelgebied 1: ca. 2 ha Deelgebied 2: ca. 0,75 ha Deelgebied 3: ca. 2 ha Bedrijvigheid Deelgebied 2: ca. 7,45 ha (heden niet meer in gebruik) Retail Deelgebied 2: ca. 0,5 ha Deelgebied 3: ca. 0,3 ha Landbouw Deelgebied 1:ca. 4,6 ha Groen Deelgebied 1: ca. 2 ha Hoogspanningsmast Deelgebied 1: ca. 0,3 ha

De landbouwzone vermeld in bovenstaande tabel betreft de zone waar effectief aan landbouwactiviteiten worden gedaan. In het agnas-proces valt het plangebied buiten het herbevestigd agrarisch gebied, maar de grens (kleine strook agrarisch gebied volgens het gewestplan) valt samen met het HAG. Ongeveer 4,6 ha binnen het plangebied is nog in agrarisch gebruik. De lichte zandleembodem leent zich goed tot akkerbouw en grasland. In 2015 werd vooral maïs verbouwd, naast aardappelen en granen. De verdere ruimtelijke en bedrijfseconomische landbouwstructuur is niet bekend. Inzake retail die voorkomt in het plangebied, zijn volgende handelszaken aanwezig: tankstation, Colora, Brantano, ZEB en Colruyt. Deze bevinden zich allen langs de Ieperstraat (N8). In het plangebied vindt momenteel geen bedrijvigheid (meer) plaats. Binnen een straal van 2 km bevinden zich twee Seveso-bedrijven (Capelle Pigments en Sanac Logistics). Inzake kwetsbare groepen zijn 3 kinderdagverblijven, 3 scholen en 2 sportvoorzieningen gelegen binnen een afstand van 500 m rondom het plangebied. Publiek groen is in het plangebied vrijwel afwezig, maar de open ruimte en de vallei van de Geluwebeek zorgen voor een groen kader. Op het gewestplan is de bestemming ‘zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’, woongebied’, ‘parkgebied’ en agrarisch gebied. Het noordelijk deel van de zone voor bedrijven is niet gerealiseerd en in landbouwgebruik (met uitzondering van de transformatiepost). De ruime omgeving van het plangebied is deels stedelijk (ontwikkeling langs de gewestweg) met een menging van wonen, werken, handel en diensten en deels landelijk (uitloper van de agrarische ruimte), maar doorsneden door verkeersinfrastructuur zoals de A19 en de expresweg N 58. 4.11.1.2. Bevolking/populatie Er zijn geen bevolkingscijfers beschikbaar voor het plangebied zelf. Wel zijn er voor stad Menen bevolkingscijfers beschikbaar. Deze cijfers worden in onderstaande tabel weergegeven. Deze cijfers betreffen aantallen op 1 januari 2017:

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 82 van 135

Tabel 22 Bevolkingsaantallen Menen (bron: statbel.fgov.be) Totale bevolking Menen 33.112 inwoners Kinderen <= 5 jaar Menen 1.847 kinderen Kinderen 6 – 18 jaar Menen 5.485 kinderen Oppervlakte Menen 3.307,08 ha Bevolkingsdichtheid 1.001 inwoners/km²

4.11.2. Effectbeschrijving en -beoordeling ruimtelijke aspecten 4.11.2.1. Deelgebied 1 4.11.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de bestaande toestand: - Op meso- en macroschaal wordt het uitbouwen van een groenblauw netwerk als positief beoordeeld (+2). - Op microschaal creëert het plan een kwalitatieve publieke ruimte nabij de Geluwebeek wat als positief (+2) wordt beoordeeld inzake ruimtegebruik en beleving. Deze belevingswaarde wordt verder versterkt door de aslijn voor voetgangers- en fietsverbinding en zone voor groen/wonen in groen. - Bij realisatie van de groene bestemming verdwijnt het huidig landbouwgebruik. Dit agrarisch gebruik is op basis van het gewestplan ‘zonevreemd’ en kan als een voorlopig gebruik beschouwd worden in afwachting van de bestemming als zone voor ambachtelijke bedrijven. Volgens de LandbouwImpactStudie zijn deze gronden bedrijfseconomisch wel belangrijk voor de huidige gebruiker. Goede afspraken met de betrokken landbouwer zijn onontbeerlijk. Enkel voor de betrokken landbouwers is de score voor de gebruikswaarde negatief (effect -2). - Verder wordt een kleine strook herbevestigd agrarisch gebied ingenomen ten voordele van groenzone. Een onderbouwde verantwoording bij inname van herbevestig agrarisch gebied dient opgenomen te worden in het voorontwerp RUP, waarbij mogelijks een compensatiegebied hiervoor dient gezocht te worden. - Het RUP wordt naar ruimtelijke samenhang positief beoordeeld (effect: +2). 4.11.2.1.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Volgende effecten zijn aan de orde bij een toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand: - De verdere inname van open ruimte wordt ingeperkt door de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO's te wijzigen naar ‘zone voor groen, inclusief uitbreiding beekvallei’ en ‘zone voor wonen in het groen’ met het oog op het creëren van een grensoverschrijdende open ruimte en groene corridor van de Geluwe/Reutelbeek tussen Menen en Geluwe. Hierdoor verdwijnt de beschikbare bedrijvenzone: dit is niet uitgeruste grond, ooit bedoeld als uitbreiding van de Tyberfabriek. Omwille van zijn slechte ontsluiting en zijn bijzondere potenties als groene ruimte, is het schrappen verantwoord. Dergelijke inname van open ruimte door het plan is te beschouwen als zijnde positief (effect: +2). - Door de zone voor wonen om te zetten naar zone voor wonen in het groen, waar nog een tiental extra woningen kunnen worden bijgeplaatst, zal er een bijkomende verbinding bestaan van open ruimte naar de Geluwebeek toe. (effect: +2). 4.11.2.2. Deelgebied 2 4.11.2.2.1. Aanlegfase (projectniveau) Effecten tijdens de aanlegfase m.b.t. de discipline mens-ruimtelijke aspecten zijn voornamelijk terug te brengen naar hinderaspecten en impact op de perceptieve kenmerken. Voor de hinderaspecten wordt verwezen naar de disciplines mens-gezondheid en mens-mobiliteit, voor de perceptieve kenmerken naar de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 83 van 135

4.11.2.2.1.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Inzake impact van de verschillende werffasen naar gebruikswaarde en ruimtelijk functioneren toe, zal in principe niets significant wijzigen t.o.v. de bestaande toestand, gezien de gebouwen van de Tybersite eveneens leegstaand zijn. (effect: 0) 4.11.2.2.1.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand De omzetting van zone ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar andere bestemmingen brengt tijdens de aanlegfase geen wijzigingen met zich mee (effect: 0). De omzettingen van zone voor wonen naar zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s en zone voor wonen met nevenfuncties brengt hier quasi geen bijkomende arbeidsplaatsen op gezien de grootte van deze omzetting. Men spreekt hier van een verwaarloosbaar effect (effect: 0). 4.11.2.2.2. Exploitatiefase / effecten plan 4.11.2.2.2.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Planniveau De vooropgestelde functies KMO, retail (kleinhandel) en leisure zijn stedelijke functies die thuis horen in een stedelijk gebied. Uit de voorafgaandelijke studies in opdracht van de projectontwikkelaar blijkt er een voldoende potentieel in Menen om bijkomende handelsfuncties die niet thuis horen in de binnenstad te concentreren in een retailcentrum op een locatie met een goede autobereikbaarheid. Men kan dit als aanzienlijk positief beschouwen (+3) inzake gebruikswaarde en ruimtelijke functionele samenhang. Projectniveau Voor de inrichting van de site werd een masterplan opgemaakt. Naast de handelsvestigingen zullen kleine bedrijfsunits zich kunnen vestigen met de mogelijkheid van een bedrijfswoning op de verdieping. Een groenscherm zorgt voor een buffering t.o.v. het wonen in de Lode Zielenslaan. De woonkwaliteit in het aanpalende woongebied wordt met het RUP gevrijwaard. (+2) Een centrale parking met waterdoorlatend materiaal en een bufferbekken wordt voorzien, waardoor de omgeving een opwaardering krijgt en de site in het straatbeeld wordt geïntegreerd. De ruimtelijk- functionele samenhang en de belevingswaarde van het project wordt positief beoordeeld (+2). 4.11.2.2.2.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Planniveau De omzetting van ambachtelijke bedrijven en KMO’s naar de diverse zones zal inzake gebruikswaarde en ruimtelijke functionele samenhang een verwaarloosbaar effect hebben (effect: 0). De omzetting van zone voor wonen naar zone voor wonen met nevenfuncties zal een beperkt positief effect (effect: +1) met zich meebrengen gezien de gebruikswaarde hierdoor lichtjes verhoogd. Projectniveau Hiervoor verwijzen we naar de effectbespreking t.o.v. de bestaande toestand. 4.11.2.2.2.3. Toetsing t.o.v. de vergunde toestand Planniveau Aangezien het RUP voor dit deelplan louter de bedoeling heeft om een functiewijziging door te voeren, verschilt op ruimtelijk vlak de vergunde toestand niet van het toekomstige plan. Projectniveau Het project is reeds vergund als gebouwen voor KMO’s (in cascovorm). Dat betekent dat de gebouwen verschillende functies kunnen opnemen, zowel een bedrijfsfunctie als retail (kleinhandel) of leisure. De toekomstwaarde van het project is dan ook groot (effect: +2).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 84 van 135

4.11.2.3. Deelgebied 3 4.11.2.3.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand en juridisch-planologische toestand Ten gevolge van het plan kan het lint langs de N8 blijven functioneren als verweving tussen wonen en handel. T.g.v. de verandering naar zone voor wonen met nevenfuncties zal de gebruikswaarde van dit deelgebied 3 verhogen t.o.v. zowel de huidige als de juridisch-planologische toestand (0). Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden criteria voorgesteld om in het RUP te voorzien zodat de nevenfuncties de woonfunctie van de omgeving niet in gedrang mag brengen, m.a.w. dat grootschalige baanwinkels zullen uitgesloten worden. Het opleggen van deze criteria in het RUP zal eveneens een beperkt positief effect (effect:+1) met zich meebrengen qua ruimtelijk functionele samenhang.

4.11.3. Ontwikkelingsscenario Aangezien inzake het toekomstig bedrijventerrein Menen-Wervik nog geen concrete inrichting gekend is, noch een weerhouden locatiealternatief, is het i.k.v. voorliggend plan moeilijk een impact hieromtrent te bepalen. Wel kan reeds aangegeven worden dat de mogelijke inplanting van een nieuw regionaal bedrijventerrein (deelgebieden 1 en 2) er toe zullen leiden dat de N8 Ieperstraat deel zal uitmaken van een grotere bedrijvenzone en er geen sprake meer zal zijn van een stedelijk lint langs de Ieperstraat ten westen van het plangebied.

4.11.4. Synthese en milderende maatregelen Het plan zorgt voor een betere integratie van het gebied in de omgeving. In deelgebied 1 wordt het groenblauwe netwerk verder versterkt, in deelgebied 2 wordt een mix van kmo, wonen, retail en leisure voorzien, waarbij de zone voor parking en het bufferbekken zich aan de straatzijde zal bevinden wat leidt tot een beter en meer geïntegreerd straatbeeld langs de N8 en in deelgebied 3 zal de gebruikswaarde verhogen doordat een duidelijke visie langs de N8 wordt vooropgesteld. Over het algemeen zullen de bestemmingswijzigingen in het plangebied een beperkt tot aanzienlijk positief effect met zich meebrengen. Per deelgebied kan hiernaast het volgende besloten worden: - Deelgebied 1: Bij de ontwikkeling van het groengebied langsheen de Geluwebeek verdwijnen de huidige landbouwgronden. Er worden best goede afspraken gemaakt met de huidige landbouwer/gebruiker van het gebied. (= flankerende maatregel). Een aandachtspunt hierbij is tevens de inname van een strook herbevestigd agrarisch gebied. Een onderbouwde verantwoording bij inname van herbevestig agrarisch gebied dient opgenomen te worden in het voorontwerp RUP, waarbij mogelijks een compensatiegebied hiervoor dient gezocht te worden. - Deelgebied 2: T.g.v. het feit dat de huidige leegstaande Tyber fabriek een nieuwe bedrijfsfunctie (onafhankelijk welke nieuwe functie) toebedeeld krijgt, kan als positief beoordeeld worden. Voor dit deelgebied dienen er dan ook geen milderende maatregelen genomen worden. - Deelgebied 3: T.g.v. mogelijke verhoging van de nevenfuncties t.o.v. de woonfuncties, wordt aanbevolen - zoals in discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie reeds meegedeeld – in het RUP diverse criteria als restricties op te nemen (zie discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie)

4.11.5. Effectenbeoordeling mens gezondheid/hinder 4.11.5.1. Veiligheid Binnen het plangebied zijn geen Seveso-bedrijven gelegen en worden geen Seveso-activiteiten toegelaten. Er is één laag drempel en één hoog drempel Seveso-inrichting gelegen binnen 2 kilometer rondom het plangebied. Uit het advies van de dienst ruimtelijke veiligheidsrapportering volgt dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport niet opgemaakt te worden. De dienst VR stelt hierbij dat er zich op vlak van externe veiligheid geen probleem stelt en er geen aanzienlijke effecten verwacht worden inzake externe veiligheid op de aanwezige functies in het plangebied.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 85 van 135

4.11.5.2. Gezondheidsimpact 4.11.5.2.1. Impact gezondheid / hinder inzake luchtkwaliteit

Voor PM10-jaargemiddelde geldt een beperkt negatief effect (-1) bij toetsing t.o.v. de bestaande referentietoestand en een verwaarloosbaar effect (0) t.o.v. de juridisch-planologische en vergunde referentietoestand. Voor PM2,5 geldt een negatief effect. Omwille van afrondingsredenen in het model CAR Vlaanderen en aangezien ter hoogte van een beperkt aantal woningen langs de N8 Ieperstraat deze impact wordt verwacht, wordt het negatief effect genuanceerd tot een beperkt negatief effect (-1), waarbij het tevens niet noodzakelijk wordt geacht milderende maatregelen voor te stellen. Uit de discipline lucht blijkt dat er geen toename is inzake EC-immissies.

Er wordt inzake NO2 een verwaarloosbaar effect (score 0) t.g.v. het plan/project verwacht. 4.11.5.2.2. Impact gezondheid / hinder inzake geluidskwaliteit Aangezien de geluidstoename van het plan/project minder dan 3 dB(A) bedraagt, het studiegebied reeds wordt gekenmerkt door een Lnight hoger dan 40 dB(A) en de installaties dienen te voldoen aan de toepasselijke geluidsnormen, kan algemeen geconcludeerd worden dat het plan/project maximaal een beperkt negatief effect (-1) veroorzaakt inzake blootstelling aan geluid. 4.11.5.3. Deelgebied 1 – stralingen 4.11.5.3.1. Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Het plan voorziet een zone voor een hoogspanningscabine (zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen). Echter, deze hoogspanningscabine is reeds in de bestaande situatie aanwezig. Er wordt aldus geen impact hieromtrent verwacht ten gevolge van het plan (0). 4.11.5.3.2. Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Een deel van de zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s wordt omgezet naar zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Deze zone wordt bestemd voor een hoogspanningscabine (transformatiepost). Deze kan, samen met de hoogspanningslijn die hieraan wordt verbonden, een stralingseffect hebben op nabijgelegen bewoning. Echter, er wordt onder de hoogspanningslijn geen woongebied of bewoning toegelaten. Het stralingseffect ten gevolge van het plan wordt hierbij als beperkt negatief (-1) beoordeeld, gezien er in de nabije omgeving van de hoogspanningslijn en –cabine slechts een beperkt aantal woningen gelegen zijn. 4.11.5.4. Impact visuele beleving 4.11.5.4.1. Deelgebied 1 Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Groenzones zullen een positief effect hebben inzake de visuele beleving van het plangebied voor de gebruikers van deze ruimte en voor de omwonenden (0/+1). Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Kmo-zone wordt omgezet naar groenzone, wat een positief effect heeft inzake visuele beleving van het deelgebied (+2). 4.11.5.4.2. Deelgebied 2 Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand Onderstaande beoordeling geldt zowel op plan- als projectniveau. Kmo-zone wordt hierbij gewijzigd naar een stadsontwikkelingsproject waarbij een mix van kmo, retail (kleinhandel), leisure en (in beperkte mate) wonen voorzien wordt. Dergelijke ontwikkeling sluit beter aan bij de omliggende functies, waardoor de visuele beleving van het deelgebied positief wordt beoordeeld (+1/+2).

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 86 van 135

Toetsing t.o.v. de vergunde toestand Onderstaande beoordeling geldt zowel op plan- als projectniveau. Ten opzichte van de vergunde toestand wijzigt inzake de visuele beleving niets. De gebouwen en voorzieningen zijn reeds gerealiseerd. Enkel bepaalde gebouwen krijgen hierbij een functiewijziging. (score 0) Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Onderstaande beoordeling geldt zowel op plan- als projectniveau. De verlaten bedrijfsgebouwen zullen plaats maken voor een stadsontwikkeling. Het plan zorgt hierbij voor een heropwaardering van de N8. Rondom de site wordt een groenscherm voorzien, deze zorgt voor een buffering naar de omliggende woningen toe. Het plan zorgt aldus voor een positieve impact inzake de visuele beleving (+2). 4.11.5.4.3. Deelgebied 3 Toetsing t.o.v. de bestaande toestand Het beeld van de N8 ter hoogte van deelgebied 3 zal niet significant wijzigen ten gevolge van het plan. Wel zullen de percelen waar retail wordt voorzien plaats maken voor woningen waarbij nevenfuncties zullen toegelaten worden. De N8 blijft hierbij een sterk verstedelijkt beeld geven. (score 0) Toetsing t.o.v. de juridisch-planologische toestand De visuele beleving van deelgebied zal niet significant wijzigen ten opzichte van de juridisch- planologische toestand, aangezien eenzelfde functie voorzien worden (het plan voorzien hierbij een eenduidigere visie voor dit deelgebied). (score 0) 4.11.5.5. Deelgebied 2 – Aanlegfase In de aanlegfase kan directe en indirecte geluids- en stofhinder optreden. Mits het toepassen van BBT en van de aanbevelingen die voorzien worden bij de discipline lucht zou inzake stofhinder de directe hinder van de werken maximaal beperkt negatief (-1) mogen zijn.

4.11.6. Ontwikkelingsscenario Toekomstige ontwikkelingen in de nabije omgeving van het plangebied hebben geen significante impact op het plangebied inzake visuele verstoring (score 0). Inzake geluid bedraagt de toename van geluid t.g.v. het ontwikkelingsscenario minder dan 3dB(A). Er wordt dan ook maximaal een beperkt negatief effect verwacht t.g.v. het ontwikkelingsscenario. Inzake de luchtkwaliteit geldt eenzelfde maximale bijdrage van het ontwikkelingsscenario als het plan/project inzake PM10- en PM2,5-jaargemiddelde als ten gevolge van het plan/project. Er geldt dan ook maximaal een beperkt negatief effect (score -1). Inzake NO2-jaargemiddelde geldt een verwaarloosbaar effect (score 0).

4.11.7. Synthese en milderende maatregelen Met betrekking tot de discipline mens-gezondheid zorgt het plan/project inzake veiligheid (t.g.v. Seveso- bedrijven gelegen binnen een straal van 2 km rondom het plangebied), inzake wijziging op de luchtkwaliteit, ten gevolge van wijziging in geluidsniveau, stralingen en visuele impact maximaal voor beperkt negatieve effecten. Inzake de discipline mens-gezondheid dienen dan ook geen milderende maatregelen voorgesteld te worden.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 87 van 135

4.12. Grensoverschrijdende effecten

Het plangebied bevindt zich op minder dan 1 km van de grens met Frankrijk en op ca. 7 km van de grens met Wallonië. Gezien de nabijheid van de grens, werden in de diverse disciplines grensoverschrijdende milieueffecten onderzocht. Er worden vanuit bovenstaande disciplines geen grensoverschrijdende of cumulatieve effecten verwacht door de realisatie van voorliggend plan/project.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 88 van 135

5) MONITORING EN POSTEVALUATIE

Op planniveau is er geen monitoring en postevaluatie noodzakelijk. Op projectniveau kunnen reeds volgende zaken naar voor geschoven: - Regelmatig onderhoud van de machines tijdens aanlegfase - Monitoring van mogelijke zettingen tijdens aanlegfase t.g.v. graafwerkzaamheden en bemalingen. - Monitoring opgepompt grondwater tijdens bemaling en eventueel nemen van passende maatregelen zoals bvb plaatsen waterzuiveringsinstallatie - Monitoring grondwaterstanden tijdens en na de aanleg van ondergrondse constructies

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 89 van 135

6) LEEMTEN IN DE KENNIS

Tijdens de loop van het opstellen van het milieueffectrapport kan men botsen op bepaalde leemten of onzekerheden. De leemten in de kennis kunnen zich manifesteren op drie verschillende niveaus: - Leemten in de informatie - Leemten in de voorspellingsmethode - Leemten in het inzicht

In het MER wordt hier dieper op ingegaan, maar hierna worden reeds een aantal bemerkingen aangehaald. Aangezien het hier een plan-MER betreft heeft dit tot gevolg dat het niet mogelijk is (ook niet opportuun binnen een plan-MER) om alle milieueffecten in detail te kunnen beoordelen. Het ontbreekt dikwijls aan specifieke kwantitatieve gegevens en er dient te worden uitgegaan van ‘aannames’ die het worst-case benaderen, teneinde de milieueffecten in beeld te brengen en maatregelen of aanbevelingen voor te stellen. Deze leemten worden dan opgevuld tijdens de opmaak van project-MER’s, inrichtingsstudies, de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of andere detailstudies in latere besluitvormingsfasen. Discipline water – deeldomein grondwater De effectbeoordeling inzake grondwaterkwantiteit en –grondwaterkwaliteit kan voor deelgebied 2 en deelgebied 3 op planniveau niet kwantitatief worden vastgelegd t.g.v. ontbreken van volgende gegevens: - oppervlakte, diepte, oriëntatie van toekomstige ondergrondse constructies - de exacte grondwaterstromingsrichting - de exacte bodemopbouw van de site zelf, met als gevolg ook de hydraulische doorlatendheid van de bodem op de site zelf T.g.v. het ontbreken van bovenstaande gegevens werden er dan ook diverse aannames gemaakt t.b.v. de impactberekeningen. Zo werden er inzake de impactberekeningen van de bemalingen en ondergrondse constructies rekening gehouden met een range van minima en maxima voor zowel de grondwaterstanden als de bodemopbouw (leem – zand). Een worstcase situatie werd hier althans mee opgenomen. Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater Aangezien het een plan-MER betreft, heeft dit tot gevolg dat het niet mogelijk is om alle milieueffecten exact in detail te kunnen beoordelen. Het ontbreekt immers aan specifieke kwantitatieve gegevens zoals:

- Gegevens inzake de oppervlaktewaterkwaliteit van de Geluwebeek (verouderd – van voor het faillissement van Tybersite) - Bemalingsdebieten in de aanlegfase van deelgebied 2 - Al dan niet infiltratiegevoelig zijn van het studiegebied – dit is perceelsgebonden T.g.v. het ontbreken van bovenstaande gegevens werden er dan ook diverse aannames gemaakt t.b.v. de effectberekeningen. Een worstcase situatie werd hier althans mee opgenomen. Daarnaast werd de impactbeoordeling gebaseerd op de gegevens/advies van de provincie West-Vlaanderen i.k.v. de verleende stedenbouwkundige vergunning (= vergunde toestand). Discipline geluid en trillingen In Vlaanderen bestaat er vooralsnog geen wetgeving of normering omtrent verkeerslawaai hetgeen de beoordeling van de effecten bemoeilijkt. Met de Richtlijn 2002/49/EG van 25 juni 2002 van het Europees Parlement en de Raad inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (Pb.L. 18 juli 2002, 189) beoogt men op Europees niveau een gemeenschappelijke aanpak te bepalen om op basis van prioriteiten de schadelijke

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 90 van 135 gevolgen, hinder inbegrepen, van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen of te verminderen. De EU-Richtlijn werd middels het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005 inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (BS 31 augustus 2005) omgezet in de nationale regelgeving. Ter uitvoering van de richtlijn 2002/49/EG dienen de lidstaten actieplannen op te maken met maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op prioritaire problemen die kunnen worden bepaald op grond van overschrijding van een relevante grenswaarde of andere door de lidstaten gekozen criteria. In Vlaanderen werden reeds de 2de fase/2de ronde opgesteld voor de belangrijke agglomeraties, wegen, spoorwegen en Brussels Airport ter uitvoering van richtlijn 2002/49/EU. Deze zijn beschikbaar op https://www.lne.be/geluidsactieplannen. Echter, de effectbeoordeling gebeurt conform het richtlijnenboek geluid, waardoor deze leemte ondervangen wordt. Discipline lucht Aangezien het een plan-MER betreft, heeft dit tot gevolg dat het niet mogelijk is om alle milieueffecten exact in detail te kunnen beoordelen. Het ontbreekt immers aan specifieke kwantitatieve gegevens zoals:

- Het aantal en soort verwarmings- en/of koelinstallaties zijn niet gekend. De impactbeoordeling werd op een kwalitatieve manier beoordeeld, waarbij niet verwacht wordt dat de impact zwaar zal doorwegen, gezien de aanwezige verkeersemissies in het studiegebied.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 91 van 135

7) EINDSYNTHESE

Het plan dient getoetst te worden aan verschillende referentiesituaties, nl. de bestaande toestand, de juridisch-planologische toestand en de vergunde toestand. De toetsing van de impact t.g.v. het plan t.a.v. deze referentiesituaties wordt in aparte tabellen samengevat. Gezien onderhavig dossier een plan-MER betreft, worden in onderstaande eindsynthese tabellen enkel de milderende maatregelen op planniveau weergegeven. Indien bij de beoordeling van het resterend effect een -1/-2/-3 blijft staan, zullen deze effecten enkel op projectniveau of flankerend kunnen gemilderd worden. Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Discipline bodem – deeldomeinen pedologie en geologie

Deelgebied 1

Structuurwijziging Akkergronden +2 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden +2 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren Overige zones 0 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden 0 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren Profielwijziging Akkergronden +2 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden +2 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren Overige zones 0 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden 0 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren Bodemgebruik Zie discipline mens-ruimtelijke aspecten

Erosie Akkergronden +1 - +1

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 92 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Overige zones 0 0

Wijziging bodemkwaliteit Algemeen - calamiteiten 0 - 0

Akkergronden +1 - +1

Deelgebied 2

Structuurwijziging Zone voor kmo en zone voor kmo, 0 A: terreinbezetting mag max. 80% van ganse zone bedragen 0 retail en leisure

Overige zones 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging stabiliteit Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging bodemgebruik Zie discipline mens – ruimtelijke aspecten

Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Deelgebied 3

Structuurwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Bodemstabiliteit Ganse deelzone 0 - 0

Bodemgebruik Zie discipline mens-ruimtelijke aspecten

Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Discipline water – deeldomein geohydrologie

Deelgebied 1

Wijziging Ganse deelgebied 0 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden 0 grondwaterkwantiteit en - (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding huishouding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 93 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect D: bij aanleg van ondergrondse constructies mag maar één ondergrondse bouwlaag (4m-mv) aangelegd worden. D: stedenbouwkundige voorschriften: Bij een ondergrondse constructie dieper dan 3 m en met een lengte meer dan 50 m, dient samen met VMM na te gaan of men al dan niet dmv grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en aanwezigheid van permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in bedding van beekvallei. Wijziging grondwaterkwaliteit Akkergronden +1 - +1

Overige zones 0 - 0

Ganse deelzone – calamiteiten + 0 - 0 aantrekken verontreinigingen

Deelgebied 2 en 3

Wijziging grondwaterkwantiteit en –huishouding

- Bemaling Ganse deelzone – ontgraven van 0 - 0 bestaande verharding, aanleg nieuwe wegen en parkings, funderingen

Ganse deelzone – aanleg 1 0/-1 D: Indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met 0/-1 ondergrondse bouwlaag (4 m-mv) een lengte van meer dan 50 m wenst aan te leggen dient op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aangetoond te worden dat bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. Ganse deelzone – aanleg 2 -3 D: bij aanleg van ondergrondse constructies mag maximum 1 0/-1 ondergrondse bouwlagen ondergrondse bouwlaag (maximale diepte 4 m-mv) geplaatst worden. Indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte van meer dan 50 m wenst aan te leggen dient op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aangetoond te worden dat bemaling en de aanwezigheid van de

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 94 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. - Impact Ganse deelzone -2/-3 D: ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte 0/-1 grondwaterstroming van meer dan 50 m worden toegelaten mits het uitvoeren van een grondwatermodellering waaruit blijkt dat deze constructies geen aanzienlijke invloed hebben op de grondwaterstroming, grondwaterstand en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. A: oriëntatie ondergrondse constructie zodanig dat de lange zijde evenwijdig is aan overheersende grondwaterstromingsrichting - Grondwater- Ganse deelzone 0 0 vergunning

- infiltratie Ganse deelzone 0 A: zone waar verharding wordt voorzien maximaal uit te voeren in 0 waterdoorlatende materialen - deelgebied 2 0 A: zone voor kmo en zone voor kmo, retail en leisure: 0 terreinbezetting maximaal 80% van ganse zone - deelgebied 3 0 A: zone voor wonen met beperkte nevenfuncties: 0 verhardingspercentage van maximaal 75% per perceel Wijziging grondwaterkwaliteit Gans deelgebied – aantrekken -2/-3 - -2/-3 grondwaterverontreiniging t.g.v. bemaling

Gans deelgebied - calamiteiten 0 - 0

Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater

Deelgebied 1

Oppervlaktewaterkwantiteit Gans deelgebied 0 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden 0 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren. D: indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen men op

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 95 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect vergunningenniveau in samenspraak met VMM dient na te gaan of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen overstromingen met zich meebrengt Oppervlaktewaterkwaliteit Akkergebied +1 - +1

Overige zones 0 - 0

Structuurkwaliteit Gans deelgebied +2 - +2

Afvalwater Ganse deelzone – lozen -2 - -2 verontreinigd bemalingswater

Gans deelgebied – overige 0 - 0 aspecten

Deelgebied 2

Oppervlaktewaterkwantiteit Ganse deelzone – ondergrondse -3 D: indien men een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met 0/-1 constructies een lengte van meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen dat dergelijke constructie geen overstromingen met zich meebrengt. Ganse deelzone – overige 0 A: waar mogelijk bijkomende verharding in waterdoorlatende 0 aspecten materialen uit te voeren.

Oppervlaktewaterkwaliteit Ganse deelzone – bemalingen -2 - -2

Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone – lozen -2 - -2 verontreinigd bemalingswater

Ganse deelzone – overige 0 - 0 aspecten

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 96 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Deelgebied 3

Oppervlaktewaterkwantiteit Ganse deelzone - verhardingen 0 A: waar mogelijk bijkomende verharding in waterdoorlatende 0 materialen uit te voeren. Ganse deelzone – ondergrondse -3 D: indien men een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met 0/-1 constructies een lengte van meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen dat dergelijke constructie geen overstromingen met zich meebrengt. Oppervlaktewaterkwaliteit Ganse deelzone – bemalingen -2 - -2

Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone – lozen -2 - -2 verontreinigd bemalingswater

Ganse deelzone – overige 0 - 0 aspecten

Discipline mens-mobiliteit

Deelgebied 1

Doorstroming, parkeren, Ganse deelzone 0/-1 - 0/-1 verkeersleefbaarheid en - veiligheid

Deelgebied 2

Doorstroming N8 - Ieperstraat -2 -2

Rotonde N8-N58: N8 (westelijke 0 0 tak), N58 (zuidelijke tak)

Rotonde N8-N58: N8 (oostelijke -1 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, -1 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 97 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Rotonde N8-N58: N58 (noordelijke -3 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, -2 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. Parkeren Ganse deelzone 0 0

Verkeersleefbaarheid Ganse deelzone +1 +1

Verkeersveiligheid In- en uitrit Tybersite -1 -1

Deelgebied 3

Doorstroming, parkeren, Ganse deelzone 0 - 0 verkeersleefbaarheid en - veiligheid

Discipline lucht

Verkeersemissies NO2-jaargemiddelde: N8 -1 -1

NO2-jaargemiddelde: rest 0 0 studiegebied

PM10-jaargemiddelde, PM2,5- 0 0 jaargemiddelde, # dagen overschr. NO2-uurgemiddelde, # dagen overschr. PM10-daggemiddelde

Verwarmingsemissies Deelgebied 1 0 0

Deelgebied 2 0/-1 0/-1

Deelgebied 3 0 0

Discipline geluid en trillingen

Geluidemissies Deelgebied 1 0 0

Deelgebied 2 -1 -1

Deelgebied 3 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 98 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Verkeersemissies Studiegebied 0 0

Discipline biodiversiteit

Deelgebied 1

Biotoopwijziging door Beekvallei + groenzone +3 +3 ruimtebeslag en biotoopwinst

Biotoopwijziging door Zone wonen in groen 0 0 wijziging waterhuishouding

Biotoopwijziging door Landbouwzone volgens +2 +2 vermesting/eutrofiëring gewestplan

Ontsnippering Beekvallei + groenzone +2 +2

Barrièrewerking Zone wonen in groen 0 0

Rustverstoring Zone wonen in groen 0/-1 0/-1

Landbouwzone volgens +1 +1 gewestplan

Overige zones 0 0

Deelgebied 2

Biotoopwijziging door Ganse deelzone 0 0 ruimtebeslag en biotoopwinst

Biotoopwijziging door Ganse deelzone 0 0 wijziging waterhuishouding

Deelgebied 3

Biotoopwijziging door Ganse deelzone 0 0 ruimtebeslag en biotoopwinst

Biotoopwijziging door Ganse deelzone 0 0 wijziging waterhuishouding

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 99 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Versnippering en Ganse deelzone 0 0 barrièrewerking

Biotoopwijziging door Ganse deelzone 0 0 vermesting/eutrofiëring

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Deelgebied 1

Landschapsstructuur Ganse deelzone, m.u.v. zone +3 +3 transformatiepost

Zone transformatiepost 0 0

Erfgoedwaarde Duitse bunker 0 A: behoud Duitse bunker opnemen in stedenbouwkundige 0 voorschriften Archeologisch erfgoed 0 0

Perceptieve kenmerken Zone beekvallei +2 +2

Akkergronden +2 +2

Zone transformatiepost 0 0

Deelgebied 2

Landschapsstructuur Ganse deelzone +2 +2

Erfgoedwaarde Ganse deelzone 0 0

Archeologisch erfgoed 0 0

Perceptieve kenmerken Ganse deelzone +2 +2

Deelgebied 3

Landschapsstructuur Ganse deelzone +1 +1

Erfgoedwaarde Ganse deelzone 0 0

Perceptieve kenmerken Ganse deelzone 0/-1 A: op te nemen in stedenbouwkundige voorschriften: 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 100 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect - de beperkte nevenfuncties mogen de woonfunctie van de omgeving niet in het gedrang brengen. Daarom is het aan te bevelen om minimum één woning per bouwperceel op te leggen. - de nevenfuncties worden per perceel beperkt tot maximum 100 m² netto vloeroppervlakte

Discipline mens – deeldomein ruimtelijke aspecten

Deelgebied 1

Gebruikswaarde Ganse deelzone +2 +2

Ruimtegebruik en beleving Ganse deelzone, m.u.v. +2 +2 landbouwzone

Gebruikswaarde landbouwzone -2 A: er dient een onderbouwde verantwoording opgenomen te worden -2 in het RUP bij inname van herbevestigd agrarisch gebied, waarbij mogelijks een compensatiegebied dient gezocht te worden. Ruimtelijke samenhang Ganse deelzone +2 +2

Deelgebied 2

Gebruikswaarde en Ganse deelzone +3 +3 ruimtelijke samenhang

Deelgebied 3

Gebruikswaarde Ganse deelzone 0 0

Ruimtelijke samenhang Ganse deelzone +1 A: op te nemen in stedenbouwkundige voorschriften: +1 - de beperkte nevenfuncties mogen de woonfunctie van de omgeving niet in het gedrang brengen. Daarom is het aan te bevelen om minimum één woning per bouwperceel op te leggen. de nevenfuncties worden per perceel beperkt tot maximum 100 m² netto vloeroppervlakte

Discipline mens – deeldomein gezondheid/hinder

Veiligheid Studiegebied 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 101 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Gezondheid - luchtkwaliteit Studiegebied – PM10 en PM2,5 -1 -1

Studiegebied – NO2 0 0

Gezondheid - geluid Studiegebied -1 -1

Stralingen Deelgebied 1 0 0

Visuele beleving Deelgebied 1 0/+1 0/+1

Deelgebied 2 +2 +2

Deelgebied 3 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 102 van 135

Tabel 24 Toetsing plan t.a.v. juridisch-planologische toestand Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Discipline bodem – deeldomeinen pedologie en geologie

Deelgebied 1

Structuurwijziging Zone ambachtelijke bedrijven en +2 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden +2 KMO’s  zone voor groen, zone voor (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding wonen in het groen dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Zone voor groen: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende agrarisch gebied zone voor groen materialen te gebeuren en wonen in het groen

Zone voor wonen  zone voor wonen +1 A: verhardingsgraad laag houden (max. 60% terreinbezetting per +1 in het groen perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones 0 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden 0 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren Profielwijziging Zone ambachtelijke bedrijven en +2 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden +2 KMO’s  zone voor groen, zone voor (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding wonen in het groen dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Zone voor groen: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende agrarisch gebied zone voor groen materialen te gebeuren en wonen in het groen

Zone voor wonen  zone voor wonen +1 A: verhardingsgraad laag houden (max. 60% terreinbezetting per +1 in het groen perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones 0 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden 0 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren Bodemgebruik Zone voor wonen  zone voor wonen +1/+2 - +1/+2 in het groen

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 103 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s  groenzone, zone voor wonen in het groen Parkgebied  groenzone

Overige 0 - 0

Erosie Zone voor wonen  zone voor wonen -1 - -1 in het groen Zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s  groenzone, zone voor wonen in het groen

Landbouwzone  zone voor groen +1 - +1

Overige zones 0 - 0

Wijziging bodemkwaliteit Algemeen - calamiteiten 0 - 0

Zone voor ambachtelijke bedrijven en +2 - +2 KMO’s  zone voor groen, zone voor wonen in groen

Overige zones 0 - 0

Deelgebied 2

Structuurwijziging Zone voor kmo en zone voor kmo, 0 A: terreinbezetting mag max. 80% van ganse zone bedragen 0 retail en leisure

Overige zones 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging stabiliteit Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging bodemgebruik Zie discipline mens – ruimtelijke aspecten

Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 104 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Deelgebied 3

Structuurwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Bodemstabiliteit Ganse deelzone 0 - 0

Bodemgebruik Zie discipline mens-ruimtelijke aspecten

Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Discipline water – deeldomein geohydrologie

Deelgebied 1

Wijziging Zone voor ambachtelijke bedrijven en +2 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden +2 grondwaterkwantiteit en - KMO’s  zone voor groen, wonen in (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding huishouding het groen dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren Overige zones: zie toetsing t.o.v. bestaande toestand

Wijziging grondwaterkwaliteit Zone voor ambachtelijke bedrijven en +1 - +1 KMO’s  zone voor groen, wonen in het groen

Overige zones: zie toetsing t.o.v. bestaande toestand

Deelgebied 2

Wijziging Zone voor ambachtelijke bedrijven en 0 grondwaterkwantiteit en - KMO’s huishouding Zone voor wonen  zone voor wonen 0 met beperkte nevenfuncties

Zone voor wonen  zone voor kmo’s, zone voor kmo’s, retail en leisure, zone voor openbare weginfrastructuur

- Bemaling – ontgraven 0 - 0 bestaande verharding,

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 105 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect aanleg nieuwe wegenis, parkings en funderingen

- Bemaling – aanleg 1 0/-1 D: Indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een 0/-1 ondergrondse bouwlaag (4 lengte van meer dan 50 m wenst aan te leggen dient op m-mv) vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aangetoond te worden dat bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. - Bemaling – aanleg 2 -3 D: bij aanleg van ondergrondse constructies mag maximum 1 0/-1 ondergrondse bouwlagen ondergrondse bouwlaag (maximale diepte 4 m-mv) geplaatst worden. Indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte van meer dan 50 m wenst aan te leggen dient op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aangetoond te worden dat bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. - Impact grondwaterstroming -2/-3 D: ondergrondse constructies worden toegelaten mits het uitvoeren 0/-1 van een grondwatermodellering waaruit blijkt dat deze constructies geen aanzienlijke invloed hebben op de grondwaterstroming, grondwaterstand en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. A: oriëntatie ondergrondse constructie zodanig dat de lange zijde evenwijdig is aan overheersende grondwaterstromingsrichting - Infiltratie 0 - 0

- Grondwatervergunningen – 0 - 0 impact t.g.v. bemaling

- Grondwatervergunningen - 0 - 0 nieuw

Gans deelgebied 0 A: bij verharding maximaal gebruik maken van waterdoorlatende 0 materialen

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 106 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect A: deelgebied 2: zone voor kmo en zone voor kmo, retail en leisure: terreinbezetting van maximaal 80% van ganse zone A: deelgebied 3: zone voor wonen met beperkte nevenfuncties: verhardingspercentage maximaal 75% per perceel Wijziging grondwaterkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Deelgebied 3

Wijziging zone voor landbouw  zone voor -1 A: bij verharding maximaal gebruik maken van waterdoorlatende -1 grondwaterkwantiteit en - wonen met beperkte nevenfunctie materialen huishouding A: zone voor wonen met beperkte nevenfuncties: verhardingspercentage maximaal 75% per perceel

Andere zones 0 - 0

Bij bemalen en/of ondergrondse constructies: zie impactbeoordeling + maatregelen deelgebied 2

Wijziging grondwaterkwaliteit Gans deelgebied 0 - 0

Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater

Deelgebied 1

Oppervlaktewaterkwantiteit Zone voor ambachtelijke bedrijven en +3 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden +3 KMO’s  zone voor groen (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren D: indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen men op vergunningenniveau in samenspraak met VMM dient na te gaan of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen overstromingen met zich meebrengt Overige zones 0 Zone voor wonen in het groen: A: verhardingsgraad laag houden 0 (max. 60% terreinbezetting per perceel). Bijkomende verharding dient te gebeuren in waterdoorlatende materialen

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 107 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Overige zones: bijkomende verharding dient in waterdoorlatende materialen te gebeuren D: indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen men op vergunningenniveau in samenspraak met VMM dient na te gaan of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen overstromingen met zich meebrengt. Oppervlaktewaterkwaliteit Zone voor ambachtelijke bedrijven en +1 - +1 KMO’s  zone voor groen en wonen in groen

Overige zones 0 - 0

Structuurkwaliteit Gans deelgebied +2 - +2

Afvalwater Zone voor ambachtelijke bedrijven en +3 - +3 KMO’s  zone voor groen

Overige zones 0 - 0

Deelgebied 2

Oppervlaktewaterkwantiteit Omzetting zone voor ambachtelijke 0 A: waar mogelijk bijkomende verharding in waterdoorlatende 0 bedrijven en KMO’s materialen uit te voeren.

Zone voor wonen  zone voor -3 D: indien men een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met 0/-1 KMO’s, zone voor KMO’s, retail en een lengte van meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op leisure, zone voor openbare vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen weginfrastructuur – ondergrondse dat dergelijke constructie geen overstromingen met zich meebrengt. constructies

Zone voor wonen  zone voor 0 A: waar mogelijk bijkomende verharding in waterdoorlatende 0 KMO’s, zone voor KMO’s, retail en materialen uit te voeren. leisure, zone voor openbare weginfrastructuur – overige aspecten

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 108 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Zone voor wonen  zone voor wonen 0 A: waar mogelijk bijkomende verharding in waterdoorlatende 0 met beperkte nevenfuncties materialen uit te voeren.

oppervlaktewaterkwaliteit Zone voor ambachtelijke bedrijven en 0 - 0 KMO’s

Zone voor wonen  zone voor -2 - -2 KMO’s, zone voor KMO’s, retail en leisure, zone voor openbare weginfrastructuur - bemalingen

Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone 0 - 0

Deelgebied 3

Oppervlaktewaterkwantiteit Ganse deelzone - verhardingen 0 A: waar mogelijk bijkomende verharding in waterdoorlatende 0 materialen uit te voeren. Ganse deelzone – ondergrondse -3 D: indien men een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met 0/-1 constructies een lengte van meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen dat dergelijke constructie geen overstromingen met zich meebrengt. Oppervlaktewaterkwaliteit Ganse deelzone – bemalingen -2 - -2

Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone – lozen verontreinigd -2 - -2 bemalingswater

Ganse deelzone – overige aspecten 0 - 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 109 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Discipline mens-mobiliteit

Deelgebied 1

Doorstroming, parkeren, Ganse deelzone +1 - +1 verkeersleefbaarheid en - veiligheid

Deelgebied 2

Doorstroming N8 - Ieperstraat -1 -1

Rotonde N8-N58: N8 (westelijke tak), 0 0 N58 (zuidelijke tak)

Rotonde N8-N58: N8 (oostelijke tak) -1 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, 0 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. Rotonde N8-N58: N58 (noordelijke -3 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, -1 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. Parkeren Ganse deelzone 0 0

Verkeersleefbaarheid Ganse deelzone +1 +1

Verkeersveiligheid In- en uitrit Tybersite -1 -1

Deelgebied 3

Doorstroming, parkeren, Ganse deelzone 0 - 0 verkeersleefbaarheid en - veiligheid

Discipline lucht

Verkeersemissies NO2-jaargemiddelde: N8 -1 -1

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 110 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect NO2-jaargemiddelde: rest 0 0 studiegebied

PM10-jaargemiddelde, PM2,5- 0 0 jaargemiddelde, # dagen overschr. NO2-uurgemiddelde, # dagen overschr. PM10-daggemiddelde

Verwarmingsemissies Deelgebied 1 +2 +2

Deelgebied 2 0/-1 0/-1

Deelgebied 3 0 0

Discipline geluid en trillingen

Geluidemissies Deelgebied 1 +1 +1

Deelgebied 2 0 0

Deelgebied 3 0 0

Verkeersemissies Studiegebied 0 0

Discipline biodiversiteit

Deelgebied 1

Biotoopwinst Kmo  groengebied +3 Woonzone  wonen in groen Biotoopwijziging door zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand wijziging waterhuishouding

Biotoopwijziging door Landbouwzone volgens gewestplan +2 vermesting/eutrofiëring

Ontsnippering Beekvallei + groenzone +2

Rustverstoring Kmo-zone volgens gewestplan +2

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 111 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Deelgebied 2 – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Deelgebied 3 – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Deelgebied 1

Landschapsstructuur Zone voor ambachtelijke bedrijven en +3 +3 KMO’s, beekvallei

Parkzone volgens het gewestplan +2 +2

Woonzone +1 +1

Overige zones – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Erfgoedwaarde zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Perceptieve kenmerken Zone voor ambachtelijke bedrijven en +2 +2 KMO’s  groenzone

Woonzone +2 +2

Overige zones – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Deelgebied 2

Landschapsstructuur Ganse deelzone 0 0

Erfgoedwaarde Ganse deelzone 0 0

Archeologisch erfgoed 0 0

Perceptieve kenmerken Ganse deelzone +2 +2

Deelgebied 3

Landschapsstructuur Ganse deelzone +1 A: op te nemen in stedenbouwkundige voorschriften: +1 - de beperkte nevenfuncties mogen de woonfunctie van de omgeving niet in het gedrang brengen. Daarom is het aan te bevelen om minimum één woning per bouwperceel op te leggen.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 112 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect - de nevenfuncties worden per perceel beperkt tot maximum 100 m² netto vloeroppervlakte

Erfgoedwaarde Ganse deelzone 0 0

Perceptieve kenmerken Ganse deelzone – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Discipline mens – deeldomein ruimtelijke aspecten

Deelgebied 1

Ruimtebeslag en gebruik Zone voor ambachtelijke bedrijven en +2 +2 kmo’s

Agrarisch gebied -2 A: er dient een onderbouwde verantwoording opgenomen te worden -2 in het RUP bij inname van herbevestigd agrarisch gebied, waarbij mogelijks een compensatiegebied dient gezocht te worden. Ruimtegebruik en ruimtelijke Zone voor wonen +2 +2 samenhang

Deelgebied 2

Gebruikswaarde en Ganse deelzone 0 0 ruimtelijke samenhang

Gebruikswaarde Zone voor wonen +1 +1

Deelgebied 3 Zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Discipline mens – deeldomein gezondheid/hinder

Veiligheid Studiegebied 0 0

Gezondheid - luchtkwaliteit Studiegebied – PM10 0 0

Studiegebied –PM2,5 -1 -1

Studiegebied – NO2 0 0

Gezondheid - geluid Studiegebied -1 -1

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 113 van 135

Effect Zone Beoorde Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling ling (A)= aanbeveling resterend effect (D)= dwingende maatregel effect Stralingen Deelgebied 1 -1 -1

Visuele beleving Deelgebied 1 +2 +2

Deelgebied 2 +1/+2 +1/+2

Deelgebied 3 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 114 van 135

Tabel 25 Toetsing plan (deelgebied 2) t.a.v. vergunde toestand Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Discipline bodem – deeldomeinen pedologie en geologie – niet relevant

Discipline water – deeldomein geohydrologie – niet relevant

Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater – niet relevant

Discipline mens-mobiliteit

Doorstroming N8 - Ieperstraat -1 -1

Rotonde N8-N58: N8 (westelijke 0 0 tak), N58 (zuidelijke tak)

Rotonde N8-N58: N8 (oostelijke -1 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, 0 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. Rotonde N8-N58: N58 (noordelijke -3 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, 0 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. Parkeren Ganse deelzone 0 0

Verkeersleefbaarheid Ganse deelzone +1 +1

Verkeersveiligheid In- en uitrit Tybersite -1 -1

Discipline lucht

Verkeersemissies NO2-jaargemiddelde: N8 -1 -1

NO2-jaargemiddelde: rest 0 0 studiegebied

PM10-jaargemiddelde, PM2,5- 0 0 jaargemiddelde, # dagen overschr. NO2-uurgemiddelde, # dagen overschr. PM10-daggemiddelde

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 115 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op planniveau – integratie in RUP Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Verwarmingsemissies Ganse deelzone 0/-1 0/-1

Discipline geluid en trillingen

Emissies t.g.v. verkeer 0 0

Discipline biodiversiteit – niet relevant

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie – niet relevant

Discipline mens – deeldomein ruimtelijke aspecten

Alle effectengroepen Ganse deelzone 0 0

Discipline mens – deeldomein gezondheid/hinder

Veiligheid Ganse deelzone 0 0

Gezondheid - luchtkwaliteit Ganse deelzone – PM10 0 0

Ganse deelzone –PM2,5 -1 -1

Ganse deelzone – NO2 0 0

Gezondheid - geluid Ganse deelzone -1 -1

Visuele beleving Ganse deelzone 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 116 van 135

Omdat het plan-MER wordt opgesteld in functie van het op te maken RUP moet het duidelijke uitspraken bevatten omtrent de elementen die in het RUP moeten worden opgenomen, met name een gemotiveerde afweging van het plan en een opgave van milderende maatregelen met een ruimtelijke weerslag (bijvoorbeeld eventuele maatregelen inzake parkeergelegenheid, waterberging, enz.). Dit betekent dat ondanks de voorgestelde milderende maatregelen er nog negatieve effecten kunnen blijven bestaan welke verder op projectniveau dienen gemilderd te worden. Deze worden hieronder per discipline informatief meegegeven ter vervollediging van de effectenbeoordeling. Aangezien voor deelgebied 2 eveneens een impactbeoordeling op projectniveau werd uitgevoerd, worden deze aanbevelingen/maatregelen bij deze toetsing vermeld (zie verder). Discipline bodem Deelgebied 1 : aanbevelingen inzake bodemerosie: - Om in de zone voor groen en zone voor wonen in groen in deelgebied 1 erosie tegen te gaan, dient men deze zones begroeid te houden, oppervlakkige afstroming van water te voorkomen door eventueel het aanleggen van een drainagesysteem, grasbufferstroken of grasgangen evenwijdig aan de hoogtelijnen aan te leggen en vijvers aan te leggen. - Bij bemalingen dient nagegaan te worden dat de invloedstraal niet reikt tot aan het veen/turf in deelgebied 1 zodat er geen stabiliteitsproblemen kunnen optreden.

Discipline grondwater Deelgebied 1: milderende maatregelen: - Vooraleer een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m mag aangebracht worden, dient in samenspraak met VMM nagegaan worden of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. Deelgebied 3: milderende maatregelen: - De aannemer dient voor de aanlegfase een bemalingsnota op te maken om na te gaan of er mogelijks t.g.v. bemalingswerken verontreinigd grondwater naar de bouwputten/sleuven getrokken zal worden en/of er een invloed van de bemaling op mogelijke verdroging van de beekvallei aanwezig zal zijn. Indien dit het geval is, dient t.b.v. reductie van de invloedszone van de bemaling damplanken of kringbeschoeiing voorzien te worden. Retourbemaling mag niet voorzien worden t.g.v. de mogelijks aanwezige verontreinigingen in het opgepompte water. - Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden. Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. - Vooraleer een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m mag aangebracht worden, dient een grondwatermodellering te worden uitgevoerd, om na te gaan dat de bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei.

Discipline oppervlakte- en afvalwater Voor deelgebied 1: milderende maatregelen - Vooraleer een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met een lengte groter dan 50m mag aangebracht worden, dient in samenspraak met VMM nagegaan worden of men al dan niet d.m.v. een grondwatermodellering dient aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van een permanente ondergrondse constructie geen overstromingen met zich meebrengt.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 117 van 135

- Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden alvorens het geloosd wordt op oppervlaktewater. Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. Voor deelgebied 3: milderende maatregelen - Opdat de Geluwebeek niet zou overstromen t.g.v. bebouwing en wegenis, dient een buffervolume voorzien te worden van 410m³/ha verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. - Tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden alvorens het geloosd wordt op oppervlaktewater. Voor de bemaling dient evenwel een nulsituatie van de kwaliteit van het grondwater nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. Algemene aanbevelingen op projectniveau: - Tijdelijke bemalingen niet uitvoeren tijdens regenperiodes gezien de overstromingsgevoeligheid van de Geluwebeek, tenzij men het water na zuivering loost in riolering, welke afwatert naar de Ieperstraat.

Discipline mobiliteit

Deelgebied 2: flankerende maatregel

- Als flankerende maatregel wordt de omvorming van de rotonde N8 – N58 tot verkeerslichtengeregeld kruispunt voorgesteld. Op deze manier verhoogt de capaciteit van het kruispunt significant, zoals reeds aangegeven in de plan-MER Menen-west. Daarbij blijven de verzadigingsgraden van elke tak onder de 80% en wordt de maximale capaciteit van de lichtenregeling benut.

Discipline biodiversiteit

Deelgebied 1: additionele suggesties (ter optimalisatie)

- Ontwikkeling van soortenrijke permanente hooilanden eventueel met een grachtensysteem met begeleidende rietvegetaties en knotwilgen - Natuurinrichting en –beheer van beekvallei dient te passen binnen het inrichtingsproject van de ganse beekvallei waarin natuurontwikkeling samengaat met het oplossen van knelpunten i.v.m. waterberging en waterkwaliteit van de Geluwebeek. - Daarnaast worden in het MER nog verschillende additionele suggesties gegeven inzake het ontwikkelingsscenario ‘het valleigebied van de Geluwebeek’.

Discipline mens-ruimtelijke aspecten

Deelgebied 1: flankerende maatregel

- Bij de ontwikkeling van het groengebied langsheen de Geluwebeek verdwijnen de huidige landbouwgronden. Er worden best goede afspraken gemaakt met de huidige landbouwer/gebruiker van het gebied.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 118 van 135

Daarnaast werd in voorliggende plan-MER tevens voor deelgebied 2 de effecten op projectniveau beoordeeld, aangezien het ontwerp van deze deelzone reeds in een vergevorderd stadium zit. Deze samenvattende tabellen zijn hieronder weergegeven: Tabel 26 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. bestaande toestand Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Discipline bodem – deeldomeinen pedologie en geologie

Aanlegfase

Structuurwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging stabiliteit Ganse deelzone 0 A: nagaan of er geen zettingen kunnen optreden t.g.v. 0 graafwerkzaamheden en bemalingen. Opvolgen van aanbevelingen van het geotechnisch onderzoek (SGS Belgium nv, 12/08/2016) opgevolgd te worden inzake plaatsen van funderingen. Voor bemalingswerken dient een bemalingsnota opgemaakt te worden. Indien er tijdens de bemalingswerken toch nog zettingen aan naburige gebouwen en wegenis zouden ontstaan (deze dienen opgevolgd te worden), dienen zo spoedig als mogelijk maatregelen getroffen te worden. D: Om differentiële zettingen van de bodem te vermijden dient de belasting van de bodem kleiner te blijven dan 250 kN/m². Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone – grondverzet 0 - 0

Zone met restverontreinigingen - +2 +2 ontgravingen

Ganse deelzone - calamiteiten 0 0

Ganse deelzone - -2 0 bemalingswerken

Exploitatiefase

Structuurwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging stabiliteit Ganse deelzone 0 - 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 119 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Wijziging bodemgebruik Zie discipline mens – ruimtelijke aspecten

Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone  zie aanlegfase

Discipline water – deeldomein geohydrologie

Aanlegfase

Wijziging grondwaterkwantiteit en -huishouding

- Bemaling Ganse deelzone – ontgraven van 0 - 0 bestaande verharding, aanleg nieuwe wegen en parkings, funderingen

Ganse deelzone – aanleg 1 0/-1 D: Indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met 0/-1 ondergrondse bouwlaag (4 m-mv) een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. D: bemalingsnota dient opgemaakt te worden om na te gaan verontreinigd grondwater naar de bouwputten/sleuven getrokken zal worden en/of er een invloed van de bemaling op mogelijke verdroging van de beekvallei aanwezig zal zijn. Indien dit het geval is, dient t.b.v. reductie van de invloedszone van de bemaling damplanken of kringbeschoeiing voorzien te worden. Retourbemaling mag niet voorzien worden t.g.v. de mogelijks aanwezige verontreinigingen in het opgepompte water. Ganse deelzone – aanleg 2 -3 D: bij aanleg van ondergrondse constructies mag maximum 1 0/-1 ondergrondse bouwlagen ondergrondse bouwlaag (maximale diepte 4 m-mv) geplaatst worden. – zie voor verdere maatregelen dan ook bij aanleg 1 ondergrondse bouwlaag (4 m-mv) - Impact Ganse deelzone -2/-3 D: ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte 0/-1 grondwaterstroming groter dan 50m worden toegelaten mits het uitvoeren van een grondwatermodellering waaruit blijkt dat deze constructies geen aanzienlijke invloed hebben op de grondwaterstroming,

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 120 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect grondwaterstand en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. - Infiltratie Ganse deelzone 0 - 0

- Grondwater- Ganse deelzone – impact t.g.v. 0 - 0 vergunningen bemaling

Grondwaterwinningen 0 - 0

Grondwaterkwaliteit Ganse deelzone – aanwezige -1/-2 - 0 grondwaterwinningen

Ganse deelzone – aantrekken -2/-3 D: bemalingsnota dient opgemaakt te worden om na te gaan 0/-1 grondwaterverontreiniging t.g.v. verontreinigd grondwater naar de bouwputten/sleuven getrokken bemaling zal worden en/of er een invloed van de bemaling op mogelijke verdroging van de beekvallei aanwezig zal zijn. Indien dit het geval is, dient t.b.v. reductie van de invloedszone van de bemaling damplanken of kringbeschoeiing voorzien te worden. Retourbemaling mag niet voorzien worden t.g.v. de mogelijks aanwezige verontreinigingen in het opgepompte water. D: tijdens de bemaling dient de kwaliteit van het opgepompte grondwater gemonitord te worden en dient – indien noodzakelijk – een zuiveringsinstallatie voorzien te worden. Voor de bemaling dient een nulsituatie van de grondwaterkwaliteit nabij de bouwwerken vastgelegd te worden. Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Exploitatiefase

Wijziging Ganse deelzone - infiltratie 0 - 0 grondwaterkwantiteit en - Gans plangebied – 0 - 0 huishouding grondwaterwinning

Ganse deelzone – overige 0 - 0 aspecten

Wijziging grondwaterkwaliteit Gans plangebied - calamiteiten 0 - 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 121 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater

Aanlegfase

Oppervlaktewaterkwantiteit Ganse deelzone – bemalingen -1 A: bemalingen niet uitvoeren in regenperiodes, tenzij het 0 gezuiverde water wordt geloosd in de riolering van de Ieperstraat Ganse deelzone – ondergrondse -3 D: indien men een ondergrondse constructie dieper dan 3m en 0/-1 constructies met een lengte van meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen dat dergelijke constructie geen overstromingen met zich meebrengt. Oppervlaktewaterkwaliteit Ganse deelzone - bemalingen -2 D: monitoring opgepompt water + indien nodig 0/-1 waterzuiveringsinstallatie plaatsen vooraleer water wordt geloosd op oppervlaktewater of in riolering

Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone – lozing van -2 D: monitoring opgepompt water + indien nodig 0/-1 verontreinigd bemalingswater waterzuiveringsinstallatie plaatsen vooraleer water wordt geloosd op oppervlaktewater of in riolering

Exploitatiefase

Oppervlaktewaterkwantiteit Ganse deelzone 0 D: er dient een buffervolume voorzien te worden van 410m³/ha 0 verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. Oppervlaktewaterkwaliteit Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone 0 - 0

Discipline mens-mobiliteit

Aanlegfase

Doorstroming Ganse deelzone 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 122 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Exploitatiefase

Doorstroming N8 - Ieperstraat -1 -1

Rotonde N8-N58: N8 (westelijke 0 0 tak), N58 (zuidelijke tak)

Rotonde N8-N58: N8 (oostelijke -1 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, 0/-1 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. D: inzetten op alternatieve vervoerswijzen zoals fiets en openbaar vervoer D: goede signalisatie voorzien rond en op het projectgebied Rotonde N8-N58: N58 (noordelijke -3 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, -2 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. D: inzetten op alternatieve vervoerswijzen zoals fiets en openbaar vervoer (bijkomende (tot 132) fietsparkeerplaatsen voorzien, stallingsmogelijkheden voor andere fietsvormen voorzien) D: goede signalisatie voorzien rond en op het projectgebied A: stimuleren van alternatieve vervoerswijzen (douches, fietsvergoeding, bereikbaarheidskaarten openbaar vervoer, derde betalersysteem openbaar vervoer) Parkeren Ganse deelzone 0 0

Verkeersleefbaarheid Ganse deelzone +1 +1

Verkeersveiligheid In- en uitrit Tybersite -1 A: stopstreep linksafslaand verkeer iets achteruit leggen t.o.v. -1 rechtsafslaand verkeer t.h.v. nieuwe in- en uitrit Discipline lucht

Aanlegfase

Stofemissies en emissies Ganse deelzone -1 A: aanbevelingen teneinde de stofhinder zoveel mogelijk te kunnen 0 t.g.v. verkeer en machines beperken:

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 123 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect - algemeen toepassen van goed vakmanschap tijdens de aanlegwerkzaamheden; - aanpassen snelheid (verlaagde snelheid) van het werfverkeer; - optimalisatie werfzones: afscherming, bevochtiging, …; - frequente reiniging van wegen en werfwegen als bronmaatregel; - gebruik wielwasinstallaties; - natspuiten wegen en werfwegen bij droog en winderig weer; - bij locatiekeuze van stockageplaatsen voor verstuifbare grondstoffen: rekening houden met overheersende windrichting, eventuele nabijgelegen bewoning en aanwezigheid van (evt. bestaande) groenschermen Exploitatiefase

Verkeersemissies Gans studiegebied – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Verwarmingsemissies Gans studiegebied – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Discipline geluid en trillingen

Aanlegfase

Geluidemissies Ganse deelzone -1 -1

Trillingen Ganse deelzone 0 0

Verkeersemissies Studiegebied 0 0

Exploitatiefase - zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Discipline biodiversiteit

Aanlegfase

Biotoopverlies Ganse deelzone 0 0

Biotoopwijziging door Ganse deelzone 0 0 wijziging waterhuishouding

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 124 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Rustverstoring Ganse deelzone -1 -1

Exploitatiefase - zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Aanlegfase

Landschapsstructuur Ganse deelzone 0 0

Erfgoedwaarde Ganse deelzone – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Perceptieve kenmerken Ganse deelzone -1 -1

Exploitatiefase – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Discipline mens – deeldomein ruimtelijke aspecten

Aanlegfase

Gebruikswaarde, ruimtelijk Ganse deelzone 0 0 functioneren

Exploitatiefase

Gebruikswaarde, Ganse deelzone +2 +2 belevingswaarde en ruimtelijke samenhang

Discipline mens – deeldomein gezondheid/hinder

Aanlegfase

Hinder Ganse deelzone -1 A: zie aanbevelingen discipline lucht inzake stofhinder 0/-1

Exploitatiefase– zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 125 van 135

Tabel 27 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. juridisch-planologische referentietoestand Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Discipline bodem – deeldomeinen pedologie en geologie

Aanlegfase

Structuurwijziging Zone voor wonen  zone voor -1 - -1 KMO’s, zone voor openbare weginfrastructuur

Overige zones 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging stabiliteit Zone voor wonen  zone voor -1 A: nagaan of er geen zettingen kunnen optreden t.g.v. 0/-1 kmo, zone voor kmo, handel en graafwerkzaamheden en bemalingen. Opvolgen van aanbevelingen recreatie, zone voor openbare van het geotechnisch onderzoek (SGS Belgium nv, 12/08/2016) weginfrastructuur opgevolgd te worden inzake plaatsen van funderingen. Voor bemalingswerken dient een bemalingsnota opgemaakt te worden. Indien er tijdens de bemalingswerken toch nog zettingen aan naburige gebouwen en wegenis zouden ontstaan (deze dienen opgevolgd te worden), dienen zo spoedig als mogelijk maatregelen getroffen te worden. D: Om differentiële zettingen van de bodem te vermijden dient de belasting van de bodem kleiner te blijven dan 250 kN/m². Overige zones 0 A: nagaan of er geen zettingen kunnen optreden t.g.v. 0 graafwerkzaamheden en bemalingen. Opvolgen van aanbevelingen van het geotechnisch onderzoek (SGS Belgium nv, 12/08/2016) opgevolgd te worden inzake plaatsen van funderingen. Voor bemalingswerken dient een bemalingsnota opgemaakt te worden. Indien er tijdens de bemalingswerken toch nog zettingen aan naburige gebouwen en wegenis zouden ontstaan (deze dienen opgevolgd te worden), dienen zo spoedig als mogelijk maatregelen getroffen te worden. D: Om differentiële zettingen van de bodem te vermijden dient de belasting van de bodem kleiner te blijven dan 250 kN/m². Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 126 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Exploitatiefase

Structuurwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Profielwijziging Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging stabiliteit Ganse deelzone 0 - 0

Wijziging bodemgebruik Zie discipline mens – ruimtelijke aspecten

Wijziging bodemkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Discipline water – deeldomein geohydrologie

Aanlegfase

Wijziging Zone voor ambachtelijke bedrijven 0 - 0 grondwaterkwantiteit en - en KMO’s huishouding Zone voor wonen  zone voor 0 - 0 wonen met beperkte nevenfuncties

Zone voor wonen  zone voor KMO’s, zone voor KMO’s, retail en leisure, zone voor openbare weginfrastructuur

- Bemaling – ontgraven 0 - 0 bestaande verharding, aanleg nieuwe wegenis, parkings en funderingen

- Bemaling – aanleg 1 0/-1 D: Indien men ondergrondse constructies dieper dan 3m en met 0/-1 ondergrondse bouwlaag een lengte meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op (4 m-mv) vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen dat bemaling en de aanwezigheid van de permanente ondergrondse constructie geen negatieve invloed heeft op de grondwaterstroming, grondwaterstanden en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. D: bemalingsnota dient opgemaakt te worden om na te gaan verontreinigd grondwater naar de bouwputten/sleuven getrokken zal worden en/of er een invloed van de bemaling op mogelijke

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 127 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect verdroging van de beekvallei aanwezig zal zijn. Indien dit het geval is, dient t.b.v. reductie van de invloedszone van de bemaling damplanken of kringbeschoeiing voorzien te worden. Retourbemaling mag niet voorzien worden t.g.v. de mogelijks aanwezige verontreinigingen in het opgepompte water. - Bemaling – aanleg 2 -3 D: bij aanleg van ondergrondse constructies mag maximum 1 0/-1 ondergrondse ondergrondse bouwlaag (maximale diepte 4 m-mv) geplaatst bouwlagen worden. – zie voor verdere maatregelen dan ook bij aanleg 1 ondergrondse bouwlaag (4 m-mv) - Impact -2/-3 D: ondergrondse constructies dieper dan 3m en met een lengte 0/-1 grondwaterstroming groter dan 50m worden toegelaten mits het uitvoeren van een grondwatermodellering waaruit blijkt dat deze constructies geen aanzienlijke invloed hebben op de grondwaterstroming, grondwaterstand en natuurwaarden in de bedding van de beekvallei. - Infiltratie 0 - 0

- Grondwatervergunninge 0 - 0 n – impact t.g.v. bemaling

- Grondwatervergunninge 0 - 0 n - nieuw

Wijziging grondwaterkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Exploitatiefase

Wijziging Zone voor ambachtelijke bedrijven 0 - 0 grondwaterkwantiteit en – en KMO’s huishouding Zone voor wonen  zone voor 0 - 0 wonen met beperkte nevenfuncties

Zone voor wonen  zone voor KMO’s, zone voor KMO’s, retail en leisure, zone voor openbare weginfrastructuur

- Infiltratie 0 - 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 128 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect - Grondwatervergunninge 0 - 0 n - nieuw

Wijziging grondwaterkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater

Aanlegfase

Oppervlaktewaterkwantiteit Omzetting van de zone voor 0 - 0 ambachtelijke bedrijven en KMO’s

Zone voor wonen  zone voor KMO’s, zone voor KMO’s, retail en leisure, zone voor openbare weginfrastructuur

- bemalingen -1 A: bemalingen niet uitvoeren in regenperiodes, tenzij het gezuiverde 0 water wordt geloosd in de riolering van de Ieperstraat - ondergrondse -2 D: indien men een ondergrondse constructie dieper dan 3m en met 0/-1 constructies een lengte van meer dan 50m wenst aan te leggen dient men op vergunningenniveau d.m.v. een grondwatermodellering aan te tonen dat dergelijke constructie geen overstromingen met zich meebrengt. Zone voor wonen  zone voor 0 - 0 wonen met beperkte nevenfuncties

oppervlaktewaterkwaliteit Zone voor ambachtelijke bedrijven 0 - 0 en KMO’s

Zone voor wonen  zone voor -2 D: monitoring opgepompt water + indien nodig 0/-1 KMO’s, zone voor KMO’s, retail en waterzuiveringsinstallatie plaatsen vooraleer water wordt geloosd op leisure, zone voor openbare oppervlaktewater of in riolering weginfrastructuur: bemalingen

Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone 0 - 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 129 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Exploitatiefase

Oppervlaktewaterkwantiteit Ganse deelzone 0 D: er dient een buffervolume voorzien te worden van 0 410m³/ha verharde oppervlakte met een vertraagde afvoer van 5l/sec/ha naar de waterloop. Oppervlaktewaterkwaliteit Ganse deelzone - calamiteiten 0 - 0

Structuurkwaliteit Ganse deelzone 0 - 0

Afvalwater Ganse deelzone 0 - 0

Discipline mens-mobiliteit

Aanlegfase

Doorstroming Ganse deelzone 0 0

Exploitatiefase

Doorstroming N8 - Ieperstraat -1 -1

Rotonde N8-N58: N8 (westelijke 0 0 tak), N58 (zuidelijke tak)

Rotonde N8-N58: N8 (oostelijke -1 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, 0 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. D: inzetten op alternatieve vervoerswijzen zoals fiets en openbaar vervoer (bijkomende (tot 132) fietsparkeerplaatsen voorzien, stallingsmogelijkheden voor andere fietsvormen voorzien) D: goede signalisatie voorzien rond en op het projectgebied A: stimuleren van alternatieve vervoerswijzen (douches, fietsvergoeding, bereikbaarheidskaarten openbaar vervoer, derde betalersysteem openbaar vervoer) Rotonde N8-N58: N58 (noordelijke -3 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, -1 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde.

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 130 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect D: inzetten op alternatieve vervoerswijzen zoals fiets en openbaar vervoer (bijkomende (tot 132) fietsparkeerplaatsen voorzien, stallingsmogelijkheden voor andere fietsvormen voorzien) D: goede signalisatie voorzien rond en op het projectgebied A: stimuleren van alternatieve vervoerswijzen (douches, fietsvergoeding, bereikbaarheidskaarten openbaar vervoer, derde betalersysteem openbaar vervoer) Parkeren Ganse deelzone 0 0

Verkeersleefbaarheid Ganse deelzone +1 +1

Verkeersveiligheid In- en uitrit Tybersite -1 A: stopstreep linksafslaand verkeer iets achteruit leggen t.o.v. -1 rechtsafslaand verkeer t.h.v. nieuwe in- en uitrit Discipline lucht

Aanlegfase

Stofemissies en emissies Gans studiegebied – zie Tabel 26 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. bestaande toestand t.g.v. verkeer en machines

Exploitatiefase

Verkeersemissies Gans studiegebied – zie

Tabel 24 Toetsing plan t.a.v. juridisch-planologische toestand

Verwarmingsemissies Gans studiegebied – zie

Tabel 24 Toetsing plan t.a.v. juridisch-planologische toestand

Discipline geluid en trillingen

Aanlegfase

Geluidemissies Ganse deelzone -1 -1

Trillingen Ganse deelzone 0 0

Verkeersemissies Studiegebied 0 0

Exploitatiefase - zie

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 131 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Tabel 24 Toetsing plan t.a.v. juridisch-planologische toestand

Discipline biodiversiteit

Aanlegfase – zie Tabel 26 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. bestaande toestand

Exploitatiefase – zie Tabel 26 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. bestaande toestand

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Aanlegfase

Landschapsstructuur Zone voor ambachtelijke bedrijven 0 0 en KMO’s

Zone voor wonen -1 -1

Erfgoedwaarde Ganse deelzone – zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Perceptieve kenmerken Ganse deelzone -1 -1

Exploitatiefase – zie

Tabel 24 Toetsing plan t.a.v. juridisch-planologische toestand

Discipline mens – deeldomein ruimtelijke aspecten

Aanlegfase

Gebruikswaarde Zone voor ambachtelijke bedrijven 0 0 en kmo’s

Gebruikswaarde Zone voor wonen 0 0

Exploitatiefase

Zie bij Tabel 26 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. bestaande toestand

Discipline mens – deeldomein gezondheid/hinder

Aanlegfase

Hinder Ganse deelzone -1 A: zie aanbevelingen discipline lucht inzake stofhinder 0/-1

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 132 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Exploitatiefase– zie Tabel 23 Toetsing plan t.a.v. bestaande toestand

Tabel 28 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. vergunde referentietoestand Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Discipline bodem – deeldomeinen pedologie en geologie – niet relevant (geen effecten)

Discipline water – deeldomein geohydrologie – niet relevant (geen effecten)

Discipline water – deeldomein oppervlakte- en afvalwater – niet relevant (geen effecten)

Discipline mens-mobiliteit

Aanlegfase

Doorstroming Ganse deelzone 0 0

Exploitatiefase

Doorstroming N8 - Ieperstraat -1 -1

Rotonde N8-N58: N8 (westelijke 0 0 en oostelijke tak), N58 (zuidelijke tak)

Rotonde N8-N58: N58 (noordelijke -2 D: voor omvorming van rotonde N8-N58 kan 4.665,24 m² bvo kmo, 0 tak) 16.694,92 m² bvo retail (supermarkt + bigbox-retail) en 3.500 m² bvo leisure ontwikkeld worden. De rest van het programma mag ontwikkeld worden na omvorming van de rotonde. D: inzetten op alternatieve vervoerswijzen zoals fiets en openbaar vervoer (bijkomende (tot 132) fietsparkeerplaatsen voorzien, stallingsmogelijkheden voor andere fietsvormen voorzien) D: goede signalisatie voorzien rond en op het projectgebied A: stimuleren van alternatieve vervoerswijzen (douches, fietsvergoeding, bereikbaarheidskaarten openbaar vervoer, derde betalersysteem openbaar vervoer) Parkeren Ganse deelzone 0 0

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 133 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Verkeersleefbaarheid Ganse deelzone +1 +1

Verkeersveiligheid In- en uitrit Tybersite -1 A: stopstreep linksafslaand verkeer iets achteruit leggen t.o.v. -1 rechtsafslaand verkeer t.h.v. nieuwe in- en uitrit Discipline lucht

Aanlegfase

Stofemissies en emissies Gans studiegebied – zie Tabel 26 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. bestaande toestand t.g.v. verkeer en machines

Exploitatiefase

Verkeersemissies Gans studiegebied – zie

Tabel 25 Toetsing plan (deelgebied 2) t.a.v. vergunde toestand

Verwarmingsemissies Gans studiegebied – zie

Tabel 25 Toetsing plan (deelgebied 2) t.a.v. vergunde toestand

Discipline geluid en trillingen – niet relevant

Aanlegfase - zie Tabel 26 Toetsing deelgebied 2 op projectniveau t.a.v. bestaande toestand

Exploitatiefase - zie

Tabel 25 Toetsing plan (deelgebied 2) t.a.v. vergunde toestand

Discipline biodiversiteit – niet relevant

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie – niet relevant

Discipline mens – deeldomein ruimtelijke aspecten

Toekomstwaarde Gans plangebied +2 +2

Discipline mens – deeldomein gezondheid/hinder

Aanlegfase

Hinder Ganse deelzone -1 A: zie aanbevelingen discipline lucht inzake stofhinder 0/-1

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 134 van 135

Effect Zone Beoordeling Maatregelen en suggesties op projectniveau Beoordeling effect (A)= aanbeveling resterend (D)= dwingende maatregel effect Exploitatiefase– zie

Tabel 25 Toetsing plan (deelgebied 2) t.a.v. vergunde toestand

MEF17004/5 – Plan-MER RUP Tybersite – Niet-technische samenvatting 135 van 135