Een Kortstondige Kentering Beeldende Kunst Tijdens De Eeuwwende E
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Een kortstondige kentering Beeldende kunst tijdens de eeuwwende E. van Uiten Vanaf 1885 openbaarde het tijdschrift De nieuwe Bids zich in "zijn brutale vitaliteit", om woorden van Louis Couperus aan to halen. Het was inderdaad een markante gebeurtenis waarmee de literatuurgeschie- denis nog steeds rekent als een breuk in de ontwikkeling. Niet dat deze breuk met het verleden zo absoluut was, maar de Tachtigers zelf deden er alles aan om zich als vernieuwers to afficheren. Toch hield hun vernieuwingsfront niet lang stand en de Tachtigers werden opgevolgd door de Negentigers. De nieuwe Bids verloor met de redactiewisseling in 1894 haar plaats als toonaangevend tijdschrift aan het in 1893 in Belgie opgerichte blad Van Nu en Straks, dat vooral ook voor Nederlandse beeldende kunstenaars van belang was. In 1894 kwamen Verwey, die grote belangstelling voor de moderne beeldende kunst had, en Van Deyssel met het Tweemaandelijks Tijdschrift en in 1895 ging De Kroniek van Tak van start. Vooral in dit laatste blad werden politieke, sociale en esthetische kwesties aangesneden en werd een al oudere polemiek, rond de vraag of de kunstenaar zich met zijn kunst maatschappelijk moest engageren, uitgevochten. Het naturalisme in de literatuur en het realisme in de beeldende kunst werden in deze jaren fel bestreden. Daarvoor in de plaats kwamen nieuwe stromingen als het sensitivisme en het symbolisme, die moeilijk zijn to definieren, toen niet en nu niet. Toch hebben deze etiketten, waarmee de kunstenaars zich tegen hun voorgangers en tegen hun eigen vroegere werk afzetten, hun nut als strijdkreten. Een opmerke- lijke fase in de ontwikkeling van veel kunstenaars was de wending naar de mystiek. En misschien nog opmerkelijker was de korte duur van het symbolistische experiment van hoofdrolspelers als Jan Toorop en Johan Thorn Prikker. 185 Atbeelding 1 R.N. Roland Holst, omslag van de catalogue van de Van Gogh-tentoonstelling in het Panoramagebouw to Amsterdam. 186 Vincent van Gogh als katalysator Is voor literatuurhistorici 1885 een bruikbaar jaartal, kunsthistorici denken voor een kentering aan het jaar 1892. Toen werd in de pas opgerichte Haagsche Kunstkring het werk van Vincent van Gogh in Nederland geintroduceerd. Nog in hetzelfde jaar volgde een grote ten- toonstelling in Amsterdam. Jonge kunstenaars als Jan Toorop en Richard Roland Holst zette zich voor het werk van Van Gogh in, die als kunstenaar al enige faam genoot in avantgarde-kringen in Parijs en Brussel. Van Goghs kunstenaarschap en zijn werken kunnen dan ook beschouwd worden als de grote katalysatoren van de nieuwe kunst in Nederland, een kunst waarmee ons land voor de eerste maal aansluiting kreeg bij de internationale avantgarde-kunst waarvan de in 1890 over- leden Van Gogh immers een van de inspirerende krachten was. Voor de Amsterdamse Van Gogh-tentoonstelling tekende Roland Holst de catalogusomslag en schreef een korte inleiding (afbeelding 1). Hij zette zich of tegen het verwende publiek, de kunstlozen en de com- mercie. Voor Roland Holst en zijn geestverwanten rond 1890 was de kunst "de benaming voor de hoogere uitingen van ons kostelijkst gees- tesgoed". De werken van Van Gogh waren bijeengebracht "voor de enkelen onder de menschen, die nog wel gelooven dat wat dadelijk to bevatten is, juist nog niet altijd het allerhoogste is. Van Gogh was een zoeker naar het hogere die zijn doel "glorievol" had bereikt. Aldus de tekst van Roland Holst uit 1892. Zijn tekening voor de omslag preci- seert die glorie als de hemelse glorie van de martelaar, want de kunste- naar Van Gogh wordt gesymboliseerd door een gebogen zonnebloem met aureool, niet langer in staat zich to richten naar de zon, die onder- gaat in een zwarte lucht. De boodschap is duidelijk. De miskende en onbegrepen Vincent, zoals hij hier eenvoudig wordt genoemd, is als martelaar voor de kunst gestorven. Deze symbolistische visie is van Franse oorsprong en kwam in de vorm van kritieken met het werk van Van Gogh mee naar Nederland. De echo's van deze verheven, elitaire en anti- burgerlij ke opvattingen klonken in Nederland door, al kreeg Van Gogh ook al spoedig een proletarische betekenis. Als een der eersten in ons land schreef de. Tachtiger Frederik van Eeden in 1891 een artikel over het werk van Van Gogh, dat hem "fors en direct" had aangegrepen. Vincent had gezocht, slaagde slechts ten dele, maar genoeg "dat hij deed begrijpen wat hij zocht en hoe hoog dit was. Van Eeden besloot zijn artikel met 187 Afbeelding 2 J.Th. Toorop. De ridder voor de poort. Omslag catalogue van zijn eerste ten- toonstelling Haagse Kunstkring, 1892. 1ss een retorische vraag. "En was deze niet een van het edel en onsterfelijk ras, dat het lage volk gekken, maar de mens van ons slag heiligen noemt?" Zo heilig had Roland Holst hem in ieder geval vereeuwigd op zijn catalogusomslag. In zijn kritiek verwoordde Van Eeden de algemene artistieke tendens als volgt: "Niemand verlangt immers meer van een artiest dat hij zijn werk zoveel mogelijk op de realiteit zal doen lijken? Alleen dat hij het mooie van de realiteit, of van zijn realiteit, zijn zieleleven, zo sterk mogelijk uitdrukt". Een dergelijke formule zou keer op keer worden herhaald en gestalte krijgen in het werk van kunstenaars als Toorop, Thorn Prikker, Roland Holst, Derkinderen en anderen. De nadruk was rond 1890 in de kunsttheorie verschoven van een slaafse navolging van de natuur naar het kunstenaarstemperament waardoor die natuur, volgens het beroemde dictum van Zola, werd bekeken. Geen hoekje van de natuur, maar de sensatie en de idee, geen impressie, maar expressie van het zieleleven van de kunstenaar die als gevoelige spiegel fungeerde. Dat kwam niet alleen tot uiting in de keuze van imaginaire onderwerpen, maar daarmee ging ook een toenemende belangstelling voor de werking van de beeldmiddelen gepaard. Men probeerde de autonome betekenis van kleur en lijn to achterhalen. Daarbij gold de muziek als de hoogste kunstvorm en streefden de andere kunsten naar eenzelfde abstracte gevoelvolle wer- king als de muziek, die in de meeste gevallen niets 'voorstelt'. De gedachte was aan het eind van de eeuw weliswaar gemeengoed onder kunstenaars, maar een dergelijke theorie viel voor de beeldmiddelen moeilijk to bewijzen. Op het gebied van de kleurentheorie was in de negentiende eeuw vooruitgang geboekt, maar over de precieze emotio- nele werking van kleur en lijn bleef men in het onzekere, al werden er genoeg hypotheses opgesteld waarop kunstenaars hun hoop stelden. Het uitblijven van een werkelijk steekhoudende verklaring voor de abstracte kwaliteiten van kleur en lijn bleef niet zonder gevolgen voor de praktijk van de kunst en voor het ontstaan en de waardering voor geheel abstracte kunst. De Nieuwe Lineaire Kunst Het syrhbolistische werk van kunstenaars als Toorop en Thorn Prikker wordt vaak gekenmerkt door lijnpatronen die een abstracte betekenis pretenderen to geven, los van de voorstelling. Een van Toorops vroege tekeningen waarop hij dergelijke lijnen toepaste, is een catalogus- 189 Albeelding 3 J.Th. Toorop. De drie bruiden. 1893. 190 omslag uit 1892, gemaakt voor een tentoonstelling in de Haagse Kunst- kring (afbeelding 2). Toorop, die lid was van de progressieve Brusselse kunstenaarsvereniging Les Vingt, organiseerde deze tentoonstelling van nieuwe kunst uit Frankrijk en Belgie. Hij tekende een geharnaste ridder voor de stadspoort van den Haag, die zich een weg baant door doornige struiken met doodshoofdjes. De koene ridder symboliseert de nieuwe internationale kunst die Nederland zal veroveren. De krachtige voortgang wordt uitgedrukt door een patroon van horizontale en gebo- gen lijnen, die niets afbeelden. Ze vormen een abstract, decoratief patroon waarvan de betekenis zich alleen laat raden in verband met het didactische doel van de afbeelding. Het merkwaardige is dat de stijl van Toorops omslag op het eerste gezicht weinig to maken heeft met de getoonde neo-impressionistische kunst van meesters als Seurat, Signac, Van Rijsselberghe, Van der Velde en anderen. Maar in de vestibule van het gebouw waar de ten- toonstelling van de Haagse Kunstkring werd gehouden, hingen de sterk lineaire affiches van Toulouse Lautrec. Bovendien gebruikte Jan Veth in verband met het werk van Seurat de formulering: "de sensationeele werking der lijnen en de fijn-rhytmische golving der kleurschakerin- gen in het buiten geziene, wordt in een vast eenvoudig schema begre- pen". Helemaal zonder verband met de laatste, neo-impressionistische variant van de avantgarde was Toorops nieuwe kunst dus niet, al is de aard van zijn lijnen en hun artistieke herkomst een andere. In zijn bespreking van het symbolistische hoofdwerk van Jan Toorop De drie bruiden (afbeelding 3) in De nieuwe gids in 1893, gebruikte Jan Veth een terminologie waarin de nieuwe symbolistische opvatting over de werking van lijnen lag besloten. "Maar achter dit vol-geInstru- menteerd orkest van lijn-golvingen en rhytmen-stroomen, strekt koud en straf zich een ijzeren huizenrij, - daarboven in lijnen als liggende basgeluiden de nachtelijke duinen onder maanlichte effenheid van de ledige zee." En verder sprak Veth van "lijn-deiningen", "kittelend lijnengekriew" en van "lijnen die wringen en krimpen, snikken en wor- stelen, die kronkelend uitbarsten, biddend samenknielen en vluchtend nederslaan". De verschillende lijntypen worden metaforisch als muziek opgevat of als sprekende en gesticulerende personen en in dat geval is hun betekenis ontleend aan fysionomische schemata, in het bijzonder aan de gelaatsuitdrukkingen waarmee traditioneel woede, verdriet, aanbidding, compassie en andere hartstochten werden uitgebeeld. 191 r 1,, 1 , f L I 1 t*u Afbeelding 4 Antoon Derkinderen. Wandschildering (1884-1891). Stadhuis Den Bosch. 192 Nu was Toorop niet de eerste kunstenaar die in Nederland nieuwe lijnentrok,maarweldebekendsteensuccesvolste.Antoon Derkinderen maakte voor het raadhuis van Den Bosch gestileerde wandschilderingen (1884-1891) (afbeelding 4), nadat hij eerder voor de katholieke kerk aan het Begijnenhof in Amsterdam een processie had geschilderd in een naturalistischer stijl (1888). De eerste Bossche wand werd in 1892 - alweer dat cruciale jaartal - in Amsterdam, Den Haag en Utrecht tentoongesteld.