Verantwoordingsverslag Stedelijke Vernieuwing
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Verantwoordingsverslag stedelijke vernieuwing ISV-I, 2000 – 2004 Gemeente Amsterdam Verantwoordingsverslag ISV – I, 2001 – 2004 Colofon uitgave Dienst Wonen Jodenbreestraat 25 Postbus 1900 1000 BX Amsterdam www.wonen.amsterdam.nl tel. 020 552 5153 [email protected] datum juli 2005 auteurs Rosita Mertens, Gert Vink [email protected]; [email protected] grafische vormgeving Jan de Wringer Inhoudsopgave hoofdstuk 1 Inleiding 3 hoofdstuk 2 Resultaten: monitor stedelijke vernieuwing 5 2.1 Procesprestatievelden 5 2.2 Inhoudelijke prestatievelden 7 2.3 Resultaten 9 2.3.1 prestatieveld 7 economie 10 2.3.2 prestatieveld 8 wonen 13 2.3.3 prestatieveld 9 omgevingskwaliteit 17 2.3.4 prestatieveld 10 duurzaamheid 23 2.3.5 prestatieveld 11 zorgvuldig ruimtegebruik 28 hoofdstuk 3 Kwaliteitszorgsysteem 33 3.1 StedelIjkevernieuwingsplannen,besluitvorming en organisatie 33 3.2 Monitoring en onderzoek 35 3.3 Financiën 36 3.4 Stimuleringsmaatregelen 37 3.5 Effecten van de maatregelen 38 hoofdstuk 4 Verplichtingen 39 4.1 Omgevingskwaliteit 39 4.2 Integratie van milieubeleid 40 4.3 Zorgvuldig ruimtegebruik 40 4.4 Regionale afstemming 41 hoofdstuk 5 Actualiteit van het ontwikkelingsprogramma 43 5.1 Beleid 43 5.2 Programma 44 hoofdstuk 6 Samenvatting en bevindingen 47 6.1 Procesprestatievelden 47 6.2 Inhoudelijke prestatievelden 48 6.3 Kwaliteitszorgsysteem 48 6.4 Verplichtingen 49 6.5 Relatie met MOP-II 49 6.6 Algemene conclusie 50 1 Gemeente Amsterdam Verantwoordingsverslag ISV – I, 2000 – 2004 2 Gemeente Amsterdam hoofdstuk 1 Inleiding Op 20 december 1999 tekende Amsterdam het stadsconvenant met de Rijksover- heid voor de tweede periode van het Grotestedenbeleid. Het convenant legt vast welke resultaten op het gebied van de grootstedelijke problematiek de gemeente Amsterdam volgens haar meerjarige ontwikkelingsprogramma (Amsterdam Complete Stad: 1999) in de periode 2000-2004 dient te behalen en welke bijdra- gen het Rijk hiervoor ter beschikking stelt. Het Grotestedenbeleid steunt op drie pijlers: – Werk en economie – Sociale infrastructuur – Fysieke omgeving Deze verantwoording gaat over de fysieke pijler, die tevens een specifiek eigen wettelijk kader heeft; de Wet Stedelijke Vernieuwing, welke op 1 januari 2000 in werking trad als vervolg op de Stadsvernieuwing. Hoofdelement in de wet is het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV), een brede doeluitkering van het Rijk ter ondersteuning van de gemeentelijke investeringen in de fysieke omgeving. Het ISV draagt bij aan de doelen van de fysieke pijler; economische structuur- versterking, differentiatie van woonmilieus, groen in en om de stad, duurzaam bouwen en bodemsanering. De gemeente Amsterdam heeft in de Nota stedelijke vernieuwing (1999) haar doelstellingen voor de fysieke pijler van het Grotestedenbeleid geformuleerd voor de eerste ISV-periode (2000-2004). De doelstellingen zijn gegroepeerd rondom 12 door VROM opgestelde prestatievelden. Op basis van deze Nota heeft het Rijk aan Amsterdam uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing voor deze periode een voorlopig budget toegekend van € 272,7 mln. De Wet Stedelijke Vernieuwing bepaalt dat gemeenten vóór 15 juli 2005 een aan- vraag moeten indienen voor definitieve vaststelling van het investeringsbudget. Bij de aanvraag dient een verantwoordingsverslag, een verslag van de besteding van de middelen en een accountantsverklaring over de bestedingen te worden bijgevoegd. De eisen die aan de verantwoording worden gesteld zijn vastgelegd in de Algemene Maatregel van Bestuur 242 (14 mei 2001). Onderhavig rapport is het verantwoordingsverslag. Hoofdstuk 2 van dit verantwoordingsverslag is de kern van de verantwoording. Het is een vergelijking van de doelstellingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen. Het Rijk maakt hierbij onderscheid tussen zoge- noemde prioritaire doelen en overige doelen. Voor de prioritaire doelen moeten verschillen tussen doel en resultaat diepgaander worden toegelicht dan voor de overige doelen. De basis voor deze verantwoording is de appendix ‘Resultaten Stedelijke Ver- nieuwing’ bij de Nota Stedelijke Vernieuwing, waarin per prestatieveld alle doelen zijn gekwantificeerd. Vervolgens heeft Amsterdam een Monitor Stedelijke Ver- nieuwing Amsterdam ontwikkeld, waarin alle gekwantificeerde doelen zijn vertaald naar meetbare indicatoren. Op deze wijze kon de voortgang jaarlijks worden gemeten. 3 Gemeente Amsterdam Verantwoordingsverslag ISV – I, 2000 – 2004 Hoofdstuk 3 beschrijft het Kwaliteitszorgsysteem. Dit is de inrichting van het proces van monitoring, sturing en besluitvorming met betrekking tot de stedelijke vernieuwing en maatregelen die zijn genomen om waar nodig bij te sturen. Hoofdstuk 4 beschrijft de ‘vier algemene verplichtingen’, die in de beschikking ISV-I zijn opgenomen en waarover verantwoording moet worden afgelegd. Hoofdstuk 5 legt een relatie met de toekomst, zoals omschreven in het Meerjaren Ontwikkelings Programma voor de tweede ISVperiode (2005 – 2009) (ISV-II/GSBIII) Hoofdstuk 6 tenslotte bevat de samenvatting en conclusies. 4 Gemeente Amsterdam hoofdstuk 2 Resultaten: Monitor Stedelijke Vernieuwing Inleiding Amsterdam heeft haar ambities voor de stedelijke vernieuwing vastgelegd in de Nota stedelijke vernieuwing (1999). Om een adequate verantwoording te kunnen waarborgen, heeft Amsterdam de Monitor stede-lijke vernieuwing ontwikkeld. De monitor is een belangrijk element in het kwaliteitzorgsysteem. Hij geeft jaarlijks voor alle ISV-doelstellingen de behaalde resultaten voor de gehele stad. Daartoe zijn alle doelstellingen uit de Nota stedelijke vernieuwing vertaald naar meetbare indicatoren. De indicatoren zijn gegroepeerd rond de door VROM opgelegde prestatievelden. Dit hoofdstuk geeft de resultaten op alle doelstellingen van de stedelijke vernieuwing, voor de gehele periode ISV-I (2000-2004). De prioritaire doelen staan in een blauw kleurvlak. 2.1 Prestatievelden stedelijke vernieuwing Het Rijk heeft in 1999 een Beleidskader Stedelijke Vernieuwing opgesteld. Het beleidskader omvat 12 prestatievelden, waarvan er 6 op het proces en 6 op de inhoud gericht zijn. Figuur 2.1: procesprestatievelden 1 Toekomstgericht 2 Horizontale integratie van beleidsterreinen 3 Verticale integratie van schaalniveaus 4 Kansen en ontwikkelingspotenties 5 Private investeringen 6 Prioriteiten, fasering en gebiedsgerichte aanpak Verantwoording ad 1. Toekomstgericht Het formuleren van een programma tot 2005 dat is ingebed ineen visie voor de langere termijn is feitelijk gerealiseerd in de Nota stedelijke vernieuwing. De nota maakt deel uit van ‘Amsterdam complete stad’ (2000), waarin een stadsvisie tot 2010 wordt geschetst. Daarnaast vigeren de nota’s ‘Onverdeeld Amsterdam(s)’ en ‘Evaluatie onverdeeld Amsterdam(s)’, die een visie geven op de gewenste ontwik- kelingen van de woningvoorraad tot 2010. Inmiddels is er ook de Woonvisie (2005) met een doorkijk tot 2015. ad 2.Horizontale integratie: beleidsterreinen De Amsterdamse stedelijke visie 2000 – 2010 (Amsterdam complete stad) en de daarbij behorende ontwikkelingsprogramma’s voor de economische, sociale en 5 Gemeente Amsterdam Verantwoordingsverslag ISV – I, 2000 – 2004 fysieke pijler vormen het integrale ontwikkelingsperspectief voor de stad. In de praktijk heeft zich dit vertaald in de totstandkoming van integrale stedelijke vernieuwingsplannen. Deze plannen zijn opgesteld en uitgewerkt door stadsdelen en projectbureaus voor de ontwikkelingsgebieden. De ontwikkelingsplannen zijn centraal getoetst aan de Nota stedelijke vernieuwing en vastgesteld door de gemeenteraad. ad 3. Verticale integratie: schaalniveau’s De stadsdelen zijn vanaf het begin nauw betrokken geweest bij het opstellen van MOP1 en MOP2. De daarin geformuleerde uitgangspunten en ambities worden door de stadsdelen onderschreven. De stadsdelen hebben – in de ontwikkelings- gebieden ondersteund door projectbureaus – met gebruikmaking van de expertise van centrale diensten, binnen de kaders van de nota Stedelijke Vernieuwing de stedelijke vernieuwingsplannen opgesteld. Ook de uitvoering van de plannen is – met waar nodig ondersteuning van de centrale stad – de verantwoordelijkheid van de stadsdelen. Voor de inzet van de ‘sleutelgelden’ (ISV-bedragen die rechtstreeks aan de stads- delen zijn toegekend) zijn door de centrale stad richtlijnen en aanbevelingen opge- steld. In tussentijdse onderzoeken is nagegaan in welke mate deze richtlijnen zijn gevolgd en in hoeverre de middelen inderdaad zijn ingezet conform de stedelijke doelstellingen. In een aantal gevallen heeft dat tot bijsturing geleid. In hoofdstuk 4 gaan wij in op de regionale afstemming van de stedelijke vernieu- wing. In het besef dat de stad steeds meer deel gaat uitmaken van een regionaal stedelijk netwerk, zijn de opgaven en oplossingen meer dan voorheen in regionaal perspectief geplaatst en afgestemd met onze buurgemeenten en de provincie Noord-Holland (Structuurplan Amsterdam). Ook de Woonvisie(2005) plaatst de Amsterdamse ambities op het gebied van wonen in een regionaal perspectief. ad 4. Kansen en ontwikkelingspotentie Destijds is bij het opstellen van het MOP1 uitgegaan van een aantal problemen en kansen met betrekking tot armoede, werken en leren, cultuur, leefkwaliteit, woon- omgeving, ruimtelijke ontwikkelingen en samenleven in wijk en stad. In de priori- tering is vooral ingezet op het benutten van kansen in de ontwikkelingsgebieden. Echter niet uitsluitend. Sommige problemen spelen door de gehele stad. In die gevallen zijn planvorming en inzet van middelen gericht