De Schoonheid van 1111 jaar welstandsadvisering 1898 – 1940 Uitgave in twee delen van de Commissie voor Welstand en Monumenten De Schoonheidscommissie 1898–1940

1898 1920 Schaal- 1922 Instelling van de ‘Commissie van advies inzake de vergroting In de Bouwverordening wordt een bebouwing van Gemeentebouwterreinen in in de Vijzel- welstandsbepaling opgenomen. Vanaf dit moment Amsterdam’ naar aanleiding van de nieuwbouw op straat. mag niet meer worden gebouwd als het stadsschoon het Rijksmuseumterrein. Deze commissie, later wordt geschaad, ook niet op particuliere gronden. Schoonheidscommissie genoemd, bestaat voornamelijk uit afgevaardigden van de 1924 Fusie Schoonheidscommissie en Commissie voor het

architectenverenigingen. Zij zou ‘desgevraagd’ ook Opmeer Reportages Stadsschoon. Het nieuwe reglement geeft B en W mogen adviseren over bouwontwerpen op andere een grotere invloed op de samenstelling van de plaatsen in de stad, als B en W dat nodig achten. 1915 Schoonheidscommissie. Ondanks protest van 1901 Arie Keppler wordt directeur van de de architectenverenigingen doen leken hun intrede Oprichting van de gemeentelijke Dienst Bouw- Gemeentelijke Woningdienst. in de commissie. en Woningtoezicht. 1916 1925 1902 Conflict tussen Schoonheidscommissie en B en W Door B en W wordt de ‘Commissie voor onderzoek De Woningwet wordt ingevoerd. Ieder over het nieuwe kantoor voor de Koninklijke naar het functioneren van de gemeentebestuur wordt verplicht om een Hollandsche Lloyd. Schoonheidscommissie’ ingesteld. Bouwverordening vast te stellen. 1917 1926 1904 Het tweede ontwerp van H.P. Berlage voor Installatie van de ‘Windstrekencommissies’: Het eerste ontwerp van H.P. Berlage voor een Amsterdam-Zuid wordt vastgesteld door de Commissie Zuid, Oost, West en Noord. ‘uitbreiding zuidzijde der gemeente’ wordt gemeenteraad. Berlage wordt bovendien door het Naast architecten hebben nu onder anderen ook de goedgekeurd door de gemeenteraad, maar gemeentebestuur tot esthetisch adviseur van zijn directeuren van pw, bwt en Woningdienst zitting in afgekeurd door de vakgemeenschap. Plan Zuid benoemd. de commissies. De centrale Schoonheidscommissie 1905 K.P.C. de Bazel wordt benoemd als esthetisch wordt in feite een ‘Commissie Centrum’. De eerste verplichte Bouwverordening van adviseur voor de verbreding van de Vijzelstraat. Amsterdam is een feit. Een adviescommissie dringt 1928 De Dienst der Publieke Werken wordt uitgerust met er op aan om, naast voorschriften over de een nieuw onderdeel: Afdeling Stadsontwikkeling. bouwtechnische kwaliteit van bouwwerken, ook Eén jaar later treedt C. van Eesteren in dienst bij eisen over de esthetische kwaliteit op te nemen. 1928 Eerste deze afdeling. Maar dat gaat nog te ver. ontwerp Open- Goedkeuring van het ontwerp voor de 1907 luchtschool Openluchtschool van Jan Duiker. F.M. Wibaut wordt lid van de gemeenteraad. Duiker 1931 1908 Oprichting van de ‘Federatie van organisaties, Oprichting Bond van Nederlandse Architecten (bna). in het belang van de Schoonheid van Stad en Land’ (de latere Federatie Welstand), een 1913 Ontwerp samenwerkingsverband van provinciale voor het Kolo- welstandscommissies. Voorzitter: Dirk Hudig. niaal Instituut 1933 Vaststelling van een nieuwe verordening op de Schoonheidscommissies. Alle bestaande commissies worden opgeheven. Naast de Schoonheidscommissie ontstaan de Commissie Oude Stad en de Commissie Nieuwe Stad. De tendens dat ook topambtenaren zitting hebben Opmeer Reportages in de Schoonheidscommissie, zet zich voort. 1911 Daarnaast worden in de commissie ook Oprichting van de Bond Heemschut als bundeling vertegenwoordigers van de burgerij, de bouwwereld, van al bestaande initiatieven tot behoud van het bedrijfsleven en de woningcorporaties als schoonheid in stad en land. Doelstelling is onder leden opgenomen. andere ‘het tegengaan van ontsiering, het handhaven en beschermen van bestaande 1934 Algemeen Uitbreidingsplan Amsterdam (aup) schoonheid en het vermeerderen van schoonheid komt tot stand. in stad en land onder andere door aankoop en subsidiering’. Secretaris: A.W. Weissman. 1918 In de tweede helft van de jaren dertig wordt Oprichting van het Nederlandsch Instituut voor het economische leven in Nederland volkomen Oprichting van de ‘Commissie voor het Stadsschoon Volkshuisvesting en Stedebouw (nivs). lamgelegd door de crisis, zodat ook de bouw van Amsterdam’, op initiatief van het Genootschap Voorzitter: Dirk Hudig.

stagneert. achtergrondafbeelding: Collectie NAI Rotterdam Amstelodamum. Doelstelling: behoud van het Fusie Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst stadsschoon en opmerkelijke gebouwen en en de Bond van Nederlandse Architecten. voorkomen dat vervangende nieuwbouw storend werkt op de omgeving. Oprichting van het Rijksbureau voor de 1913 Monumentenzorg. Oprichting van de Nationale Woningraad, mede op 1920 initiatief van Dirk Hudig. Rijkspremieregeling ter bevordering van de bouwnijverheid. Als voorwaarde wordt o.a. gesteld Conflict tussen Schoonheidscommissie en B en W dat ‘de gevels van de woningen moeten voldoen over het Koloniaal Instituut. aan redelijke eischen van welstand’. 1914 Start met supervisie-experimenten op initiatief F.M. Wibaut wethouder Volkshuisvesting. van Keppler. In Amsterdam-Zuid en later ook in Uitbreiding van de bevoegdheden van de Oost en West worden aparte commissies opgericht Schoonheidscommissie. Alle terreinen waaraan de om op basis van een nieuwe ontwerpmethodiek, gemeente eisen kan stellen door erfpacht of verkoop de silhouettekeningen, de samenhang van vallen nu onder haar competentie. Panden op straatwanden te bewaken.

particuliere gronden blijven uitgesloten. 1934 Apollohal amsterdam stadsarchief 111 jaar welstandsadvisering (deel 1: 1898–1940) De Schoonheid van Amsterdam

Dit katern over onze geschiedenis is geen vlucht in het verleden bij twijfel over de Omslagfoto toekomst. Het is een terugblik omdat we op de drempel naar veel vernieuwing Het nieuwe kantoor van staan. Dat vond ik een goed moment om de voorbije periode te analyseren. Het zelf- de Koninklijke Holland- bewuste Amsterdam kent een zeer bescheiden Commissie voor Welstand en Monu- sche Lloyd, hoek Prins menten. Een commissie die al meer dan een eeuw bestaat, de oudste van het land, Hendrikkade en Marte- laarsgracht, in 1916 maar die haar eigen geschiedenis nooit heeft beschreven of gevierd. ontworpen door architect Nu is het 111–jarig bestaan geen kroonjaar, maar in 2009 begint wel een nieuw tijd- Welstand en E. Breman. Afgekeurd perk voor de welstand. Met de lancering van De Schoonheid van Amsterdam Digitaal is architectenstand door de Schoonheids - voortaan alle informatie over de welstandseisen via één website en per adres voor commissie ‘wijl de stijl uit de gewone burger toegankelijk. Deze innovatie sluit aan bij de hoge gemeentelijke den tijd is’. ambities op het vlak van digitale dienstverlening. Bovendien kunnen we zo meer Stadsarchief Amsterdam eenheid brengen in het over de stadsdelen versnipperde beleid.

De geschiedenis van de Amsterdamse Commissie voor Welstand en Monumenten is tot op heden fragmentarisch beschreven. Velen zijn eraan begonnen, niemand heeft het alomvattende verhaal geschreven. Dat gaat u nu ook niet vinden, maar wel be- ‘Harmonie in straat- lichten we in deze tweedelige uitgave allerlei thema’s en periodes, gecombineerd en pleinaspecten’ met een tijdlijn en vele illustraties en citaten. Deze keuze bergt het risico in zich dat vooral de kommer en kwel aan de orde komen, de conflicten en uitzonderlijke om- standigheden. Van enige afstand lijken steeds dezelfde discussies terug te komen. Wie is bevoegd tot oordelen en wie is ervoor bekwaam? Wat is objectieve kennis over de stad en over stadsschoon? Hoe verhoudt de commissie zich tot burgers en bestuurders? Wat is de beste rolverdeling met supervisoren? Hoe kan de commissie de transpa- rantie van haar beoordeling vergroten? Mag de commissie uitspraken doen over de Dictatuur van de stedenbouwkundige kwaliteit van plannen? Vent of prent: is anonieme beoordeling Amsterdamse School niet objectiever? Gelukkig gaan we nu op geheel andere wijze met deze dilemma’s om, dat maakt deze reflectie wel duidelijk.

Dit eerste deel behandelt het tijdvak tot de Tweede Wereldoorlog. Uit deze beginpe- riode van het welstandstoezicht zijn vele controverses overgeleverd over de stijl en de verschijningsvorm van gebouwen. Het is vandaag de dag onvoorstelbaar hoezeer subjectieve stijlvoorkeuren van de commissieleden indertijd een rol speelden. Niettemin geldt ook voor het huidige welstandstoezicht dat dit altijd een culturele Gewetensnood door interventie is en daarmee tijdgebonden. Het kan even duren voordat nieuwe uitings- Nieuwe Zakelijkheid vormen in de architectuur goed inpasbaar lijken in de bestaande stad, zoals de strijd tussen Amsterdamse School en Nieuwe Zakelijkheid laat zien. En verder Veel artikelen, vooral in dit eerste deel, borduren voort op eerdere onderzoeken 8 Commissie krijgt kous van Dirk Baalman en Marijke Beek, of zijn het resultaat van het raadplegen van het op de kop van B en W onvolprezen Stadsarchief van Amsterdam. Zeer veel dank aan alle schrijvers, maar 16 Concurrentie van de meeste dank moet gaan naar onze secretaris, Lisl Edhoffer. esthetisch adviseur In maart volgend jaar verschijnt het tweede en laatste deel van deze korte 24 De oude leeuw die geschiedenis. Ik wens u veel lees- en kijkgenoegen. vliegen ging vangen 25 De bom barst Annemiek Rijckenberg 33 Welstand in de historische Voorzitter Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam Het Museumplein in 1909, voor de IJsclub onder water gezet. ’s Zomers was het plein het podium voor onder meer nationale feesten, tentoonstellin- gen, demonstraties en massale gymnastiekoefe- ningen. Links van het Rijksmuseum de bebou- wing aan de Jan Luijken- straat, in 1898 aanleiding voor de instelling van de ‘Commissie van advies inzake de bebouwing van Gemeentebouw terreinen in Amsterdam’, de eerste schoonheidscommissie

Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief van het land.

2 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Schoonheidscommissie deels ontstaan uit broodnijd Welstand en architectenstand Amsterdam was 111 jaar geleden de bakermat van de welstandszorg in Nederland. Architecten hadden hiervoor gepleit. Hun motief was niet alleen de bescherming van het stadsschoon. Ook wilden ze de eigen beroepsgroep beschermen tegen beunhazen en speculanten. Decennia- lang was het welstandstoezicht in de greep van dit spanningsveld: ging het nu om de prent of de vent, om welstand of de architectenstand?

DEEL 1: 1898–1940 | 3 Links: Jan Luijkenstraat 12–16 van J.F. Klink hamer en P. du Rieu in aanbouw, 16 november 1896.

Onder: Jan Luijkenstraat 16, 2009.

Onderaan: Jan Luijken- straat 12 –16, ontwerp voor drie herenhuizen van J.F. Klinkhamer en P. du Rieu, perspectivische schets van de voorgevel, 1897. Jacob Olie / Stadsarchief Amsterdam Jacob Olie / Stadsarchief Opmeer Reportages

msterdam, en dan vooral de bin- sterdam het licht zag. De stad was het to- Rijksmuseum neergezet, en architecten nenstad, dankt zijn huidige uiter- neel van een ongekende bouwdrift. Die van aanzien woonden in Amsterdam. Twee Alijk voor een groot deel aan bouw- had inmiddels en wijken bij het landelijke beroepsverenigingen van archi- voorschriften die eeuwen teruggaan. Vondelpark opgeleverd en er stonden nog tecten, de Maatschappij tot Bevordering Daarin was onder meer vastgelegd hoe meer grote uitbreidingen buiten de Singel- der Bouwkunst en het genootschap Archi- hoog een gebouw mocht zijn, hoeveel ver- gracht op stapel. Daarnaast was Amster- tectura et Amicitia, waren in Amsterdam diepingen het mocht tellen en wat de posi- dam indertijd het mekka van de architec- gevestigd en hun tijdschriften werden hier tie moest zijn in de straat. Al in 1503 stelde tuur in Nederland. Er waren prestigieuze uitgegeven. Amsterdam zogenoemde rooimeesteren bouwwerken als het Concertgebouw en het aan die, zoals de naam zegt, in de gaten Beunhazen hielden of bouwers zich aan de rooilijn De architectenstand werd steeds zelfbe- hielden en niet allerlei aanbouwsels aan- wuster aan het eind van de negentiende brachten. Daarnaast keken de rooimees- eeuw. De bouwmeesters hielden zich tot ters ook naar de grootte van stoepen en lui- dan toe vooral bezig met het ontwerpen fels, of er niet allerlei ‘getimmerten’ langs van overheidsgebouwen en voorname win- de grachten werden gezet, en of de stoep kelpanden, en minder met woonhuizen. en straat niet eigenmachtig werden opge- Veel particuliere bouwers vonden het te hoogd of verlaagd. duur en te lastig om een architect in te Met deze bouwvoorschriften hadden de schakelen. Pas in 1863 had ons land een stadsbestuurders tot aan de negentiende bouwkunde-opleiding gekregen in Delft. eeuw voornamelijk de (brand)veiligheid en Tot die tijd leerde men het vak door van de goede doorstroming van het verkeer op onderaf als tekenaar bij een gevestigde het oog. Ook moesten de voorschriften een bouwmeester te beginnen. ontsiering van het algemene stadsbeeld te- Toen het vak van architect steeds meer gengaan. De overheid bemoeide zich al die vorm kreeg in het laatste kwart van de ne- eeuwen slechts bij uitzondering met het gentiende eeuw, was het de gediplomeerde ontwerp van gebouwen die door particulie- architecten een doorn in het oog dat ren werden neergezet. ‘beunhazen’ in opdracht van ‘speculanten’ Het is niet verwonderlijk dat de eerste huizen mochten neerzetten die niet aan de schoonheidscommissie van het land aan esthetische normen van de beroepsgroep

het eind van de negentiende eeuw in Am- Amsterdam Stadsarchief voldeden. De architectenverenigingen wil-

4 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Jan Luijkenstraat 4–10, ontwerptekeningen door Vent of prent ‘beunhazen’ in opdracht van ‘speculanten’. Een Pas toen Amerikaanse symfonieorkesten overgin- architect voor de commissie en in het openbare doorn in het oog van ver- gen tot het laten voorspelen achter een scherm, debat bemoeilijken, wanneer deze niet aanwe- ontruste Amsterdamse werden ook vrouwen geschikt bevonden om deze zig mag zijn en moet worden vervangen door bouwmeesters en aanlei- ding tot het instellen van tempels van de klassieke muziek te betreden. Het een onbekende stand-in van zijn of haar bureau. de eerste schoonheids- aantal vrouwelijke orkestleden steeg zo specta- Kijkend echter naar met name de vroege ge- commissie van het land, culair, dat ook Europese orkesten zich verplicht schiedenis van de commissie is het niet vreemd de ‘Commissie van advies voelden hun selectiepraktijk te herzien, zo valt te dat architecten behoefte hadden aan anonieme inzake de bebouwing van lezen in het boek Blink van Malcolm Gladwell. Bij indiening. Bijna ongezien werden ontwerpen van Gemeentebouwterreinen de welstandsbeoordeling speelt een vergelijkbaar bekende architecten goedgekeurd, terwijl er ein- in Amsterdam’. probleem: hoe valt te voorkomen dat een com- deloos gemeierd werd over plannen van onbe- missie wordt beïnvloed door haar beeld van de kenden. Maar ook al zouden de plannen ano- ontwerper of diens bureau? Hoe kan de blik wor- niem aan de Schoonheidscommissie zijn den bepaald tot alleen de prent in plaats van voorgelegd: experimenten bewezen dat een den dat het ontwerpen van gebouwen uit- (ook) de vent? beetje kenner, door handschrift of tekenstijl in sluitend werd overgelaten aan mensen die In de vooroorlogse geschiedenis van het wel- het nog lang niet digitale tijdperk, gelijk zag van daarvoor een beroepsopleiding hadden ge- standstoezicht dook deze kwestie steeds weer wie het ontwerp was. volgd. Ze ijverden voor wettelijke bescher- op, maar ook nadien bleef dit probleem de ge- Het thema loopt als een rode draad door de ming van het beroep architect, maar daar moederen beroeren. Vaak is voorgesteld plannen geschiedenis van welstand, al zijn de excessen wilde de overheid niet aan. De eerste de- anoniem te laten indienen, dus zonder zichtbare van voor de oorlog nu ondenkbaar geworden. In cennia van het welstandstoezicht zijn bureaugegevens. Dit stuitte altijd op veel verzet Amsterdam worden inmiddels welstandsnota’s doortrokken van deze drang van de geves- bij alle ‘plan-handlers’. Het zou betekenen dat per stadsdeel opgesteld en is de afspraak ge- tigde architecten om hun beroep van een alle tekeningen, brieven, maquettes en monsters maakt alleen te beoordelen op grond van vast- status te voorzien en te reserveren voor van bouwmaterialen met een nummer zouden gesteld beleid. Daardoor zijn de transparantie ontwerpers met een professionele oplei- moeten worden aangeleverd en gearchiveerd, en en de controleerbaarheid sterk toegenomen. ding. u weet hoeveel er fout kan gaan met nummers. Toch kan de reputatie van de indiener nog steeds Een principiëler argument is dat schoonheids- onbewust een rol spelen in de adviezen, al stelt Broodnijd commissies dermate professioneel dienen te ope- de commissie minstens eenmaal per jaar plech- Nu het niet lukte de inschakeling van een reren, dat zij oordelen kunnen vellen zonder aan- tig vast: ‘Het zijn de bouwplannen die ter beoor- erkend architect bij alle bouwopdrachten zien des persoons. Het zou de toelichting van de deling moeten staan, en niet de ontwerpers.’ verplicht te stellen, kozen de architecten- verenigingen een ander aangrijpingspunt. Bij de verkoop van gemeentegrond of bij plek moest een luxe woonwijk verrijzen (de hand van de architecten J.F. Klinkhamer en de uitgifte in erfpacht kon de gemeente ei- huidige Concertgebouwbuurt). Maar on- P. du Rieu panden neergezet ‘in de beken- sen stellen aan het ontwerp, zo betoogden danks de hoge eisen ging het hier in de de oppermansstijl’. Met deze term (een op- de beroepsverenigingen. Voor het terrein ogen van architecten toch mis. perman was een knecht in de bouw) doelde achter het Rijksmuseum, dat eigendom Tijdens een vergadering van Architectura Ingenohl op de gangbare praktijk dat een was van de gemeente, had de gemeente- et Amicitia luidde architect J. Ingenohl in aannemer of timmerbedrijf zelf het ont- raad in 1888 inderdaad ambitieuze richtlij- 1896 de noodklok. In de Jan Luijkenstraat werp schetste. Dat kwam volgens hem het nen opgesteld voor de bebouwing. Op deze waren naast een drietal huizen van de aanzien van de straat nu niet bepaald ten Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief Opmeer Reportages

DEEL 1: 1898–1940 | 5 Commissie voor het Stadsschoon

Tot onvrede van bouwers en ontwerpers gaf de zen door sloop verloren gingen. De officiële Schoonheidscommissie bij een negatief oordeel Schoonheidscommissie ging over nieuwbouw- zelden aanwijzingen hoe een ontwerp te verbete- voorstellen en stond positief tegenover de ver- ren viel. In 1911 werd een apart, inofficieel orgaan vanging van zeventiende-eeuwse grachtenpan- in het leven geroepen voor de bescherming van den door moderne kantoor- en bankgebouwen. het stadsgezicht in het oude centrum. Initiatief- Het was de consequentie van de cityvorming die nemers waren onder meer het Genootschap Am- door de gemeente werd nagestreefd, zo rede- stelodamum en de architectenverenigingen. Deze neerde men. Architect A.W. Weissman, die het Commissie voor het Stadsschoon voorzag wél in nog wel vaker met de Schoonheidscommissie die grote behoefte aan advies en dat was juist de aan de stok zou krijgen, schreef al in 1906: ‘Veel reden dat medeoprichter Architectura et Amicitia te hooge, geheel buiten de atmosfeer van de stad er al na twee jaar mee brak. De Commissie voor vallende perceelen dreigen door hun over- het Stadsschoon maakte desnoods gedetailleerde schreeuwing van het omringende de harmonie tekeningen van een gevel om ervoor te zorgen dat onzer schoone stad te vernietigen.’ goede. In dit soort protesten van gevestigde die paste in de omliggende bouw. Het was eigen- Tien jaar later bleek er nog niets veranderd. In architecten speelde een zekere broodnijd lijk een soort bouwadviesbureau. 1916 stelde bankier F.E. Posthumus Meijer de ‘on- mee. De nieuwe wijk met zijn villa’s en luxe De twee commissies hadden een gescheiden verhoedse sloop’ aan de kaak van een prachtig woonhuizen leek een veelbelovend werkter- werkterrein. Terwijl de officiële Schoonheidscom- dubbel Vingboonshuis aan de Keizersgracht bij rein voor de bouwmeesters, maar nu dreig- missie adviseerde over plannen voor nieuwbouw de Westermarkt. Daarvoor in de plaats kwam een den ze gepasseerd te worden. op gemeentegrond, richtte de nieuwe commissie kantoorgebouw, ‘één rammelend dronken geheel In juni 1897 kwamen de twee architecten- zich op oude panden in de historische binnenstad. van willekeurig gegroepeerde baksteen’, ontwor- verenigingen met een raadsadres. Daarin De meeste leden van de Commissie voor het pen door niemand minder dan G. van Arkel. Deze vroegen ze de gemeente om als eigenaresse Stads schoon waren geen architecten, maar af- was lid van alle denkbare oudheidkundige ver- van het terrein te voorkomen dat het aange- komstig uit verscheidene Amsterdamse culturele enigingen en nota bene ook van de Commissie zicht van de nieuwe wijk voor altijd zou genootschappen. voor het Stadsschoon. De gang van zaken leidde worden bedorven. De verenigingen opper- Het nieuwe orgaan was betrekkelijk machte- tot een storm van protest, waarop Van Arkel de den het idee dat zijzelf een commissie van loos, vooral door het ontbreken van een gemeen- commissie verliet. deskundigen in het leven zouden roepen telijke status, en moest toezien hoe talloze hui- om de ontwerpen te beoordelen op ‘wel- stand’ – of het gebouw fraai stond in de om- geving.

Compromis Ambtenaren van de dienst Publieke Wer- ken waren huiverig om deze taak uit han- den te geven en de verenigingen bovendien zelf de commissie te laten samenstellen. Maar wethouder C. Blooker van Publieke Werken voelde wel wat voor zo’n advies- commissie. Wel werd als voorwaarde ge- steld dat die de gemeente geen geld mocht

Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief kosten. Maar welke bevoegdheden zou de commissie krijgen? Mocht ze over alle ont- Boven: Verbeterd ontwerp werpen een advies uitbrengen, zoals de ar- van de Commissie voor het Stadsschoon voor Keizers- chitecten wilden, en zou ze ook op andere gracht 684. Van links naar gemeentelijke bouwterreinen buiten het rechts de bestaande toe- Museumkwartier actief mogen zijn? stand, het nieuwe ontwerp Voorjaar 1898 werd een compromis be- en de wijzigingen die de reikt. De commissie zou ‘desgevraagd’ bur- commissie voorstelde. De gemeester en wethouders adviseren over Commissie voor het Stads- bouwontwerpen, in de eerste plaats voor schoon opereerde op ter- het Rijksmuseumterrein, maar als B en W reinen in particulier eigen- dat nodig achtten ook op andere plaatsen dom, autonoom naast de in de stad. De ‘Commissie van advies inza- officiële Schoonheidscom- ke de bebouwing van Gemeentebouwterrei- missie. nen in Amsterdam’ was een feit. De eerste Rechts: De gevel is vol- ‘schoonheidscommissie’ (deze benaming gens de ontwerpschets van dateert van enkele jaren later) van het land. de Commissie voor het De adviescommissie van 1898 bestond

Stadsschoon uitgevoerd. Opmeer Reportages volledig uit architecten. De verenigingen vaardigden A. Salm, Jos. Cuypers, A.C.

6 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM rechts: Keizersgracht 198–192 voor de sloop.

Onder: Het in 1919 opge- richte kantoorgebouw – ‘een rammelend dronken geheel van willekeurig gegroepeerde baksteen’, aldus F.E. Posthumus Meyjes. Het is het laatste werk van G. van Arkel.

Bleijs en H.P. Berlage af. B en W benoem- den H. Leguit, assistent-architect van Pu- blieke Werken, in de commissie. De archi- tectenverenigingen lijken te zijn geslaagd in hun opzet beunhazen te weren. Uitein- delijk werden heel wat villa’s en andere

woonhuizen in de Concertgebouwbuurt Amsterdam Stadsarchief door gediplomeerde architecten gebouwd. zen hadden gezien, stelde de gemeente in snel tot conflicten tussen de commissie en Schortjesarchitectuur 1911 zelfs een lijst samen van architecten B en W. Geleidelijk aan werden de nog beperkte die bereid waren zich over de gevel te Bij de uitbreiding van het reglement in bevoegdheden van de Schoonheidscom- ontfermen. Sommigen in de bouwwereld 1914 werd expliciet vastgelegd dat een ne- missie uitgebreid. Vanaf 1914 kon de com- waren niet gelukkig met wat later de gatief advies aan B en W vergezeld moest missie ook op eigen initiatief, dus niet al- ‘schortjesarchitectuur’ zou worden ge- gaan van een motivering. Ook moest de leen op verzoek, advies uitbrengen over noemd. Ze vonden dat het ontwerpen van commissie aangeven, als het ontwerp niet ontwerpen voor alle bouwterreinen in ge- het hele gebouw in één hand moest zijn. helemaal hopeloos was, op welke manier meente-eigendom in de stad. Maar pan- De commissie kon zich ook niet uitspre- aan de bezwaren tegemoet kon worden ge- den die op particuliere gronden werden ge- ken over ontwerpen die door ambtenaren komen. De plicht tot motiveren betekende bouwd, bleven buiten de zeggenschap van in opdracht van de gemeente waren ge- voor de architecten in feite dat ze het al- de commissie. maakt. Om een partijdige indruk te voor- leenrecht verloren om over een ontwerp te Een andere beperking was dat alleen het komen zouden gemeentelijke bouwont- oordelen. B en W konden nu bij een afkeu- uiterlijk, dat wil zeggen de gevel, werd be- werpen ook door de commissie moeten ring kijken of hen de argumenten wel be- oordeeld. Dit leidde ertoe dat het ontwer- worden getoetst, zo meenden de architec- vielen. pen van gevels als het ware een aparte dis- tenverenigingen. Maar B en W vonden dat Tegelijkertijd was het stadsbestuur het cipline werd in Amsterdam. Er werd een niet nodig. ermee eens dat het ondoenlijk was de af- aparte tarievenregeling voor opgesteld. De Schoonheidscommissie had in de eer- wijzing van een volstrekt ondermaats plan Om aan de eisen van de Schoonheidscom- ste jaren geen wettelijke basis voor haar te motiveren. Als duidelijk was dat de ont- missie te voldoen namen de oorspronkelij- werk. Ook de Woningwet van 1901 bracht werper geen kaas had gegeten van archi- ke ontwerpers voor dit onderdeel vaak een die niet. Wel zorgde die wet er indirect tectonische grondbeginselen, dan vol- architect in de arm. Op verzoek van bou- voor dat woningbouwverenigingen steeds stond een advies om ‘een bevoegde kracht’ wers die hun ontwerp keer op keer afgewe- vaker architecten in de arm namen voor (lees: een architect) in de arm te nemen. het ontwerpen van nieuwe woonblokken. En dat advies werd heel vaak gegeven, zo De juridische basis kwam uiteindelijk in blijkt uit jaarverslagen van de commissie 1922 met de opname van een welstandsbe- uit die tijd. Zelden zagen de leden aanlei- paling in de Bouwverordening. ding een afwijzing te motiveren. Ze pasten ervoor om ongeschoolde ontwerpers bij de Zonder motivering hand te nemen en precies te vertellen wat Bij de benaming van de commissie werden die moesten doen om aan de voorwaarden de begrippen ‘schoonheid’ en ‘welstand’ al te voldoen. Door dit helpen of ‘dokteren’ vrij snel door elkaar gebruikt. Eigenlijk is zouden onkundige ontwerpers op de been ‘welstand’ de beste benaming, want de worden gehouden, en dat was niet de be- commissie oordeelde niet over de estheti- doeling. I sche eigenschappen van het gebouw op zich. Althans, dat hoorde ze niet te doen. Het ging erom of het gebouw niet deto- neerde, of het ‘wel stond’ bij de gebouwde

Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief omgeving. Deze taakomschrijving leidde al

DEEL 1: 1898–1940 | 7 Het Koloniaal Instituut Conflicten met B en W aan de Mauritskade (het huidige Tropeninstituut); een samenraapsel van ge- De kous op de kop bouwen, aldus commissie- lid J.F. Staal in 1913, ‘in de Hollandsche Renaissance- Het werk van de Schoonheidscommissie bracht onvermijdelijk stijl, als ik het wel heb’. Tot ontsteltenis van de conflicten met zich mee. Voor de bouwers en architecten stonden Schoonheidscommissie namen B en W het nega- immers grote belangen op het spel. Veel negatieve adviezen werden tieve advies niet over en werd het Instituut volgens door B en W overgenomen, maar soms ontstond een geschil. Bij de plannen gebouwd. gebouwen voor het Koloniaal Instituut en de Hollandsche Lloyd leidde dit binnen de architectuurwereld tot een rel. De commissie speelde voor ‘kunstrechter’ en ‘stijlpolitie’, zo luidde het verwijt.

n weerwil van haar naam hoorde Instituut aan de Mauritskade, het huidige len voor de stichting van het gebouw. de Schoonheidscommissie zich niet Tropeninstituut. Het moest een groots ge- Maar in 1911 werd heftig geprotesteerd, Iuit te spreken over de intrinsieke bouw worden, waar de koloniale rijkdom niet tegen het instituut zelf, maar tegen de schoonheid van ontwerpen. Het ging en de ‘goede werken’ die Nederland in locatie op de voormalige Oosterbegraaf- erom of het ontwerp ambachtelijk goed zijn koloniën verrichtte tentoon werden plaats. Deze plek zou een monumentaal gemaakt was en paste in de omgeving, gespreid. Maar op het bouwplan voor het gebouw onwaardig zijn. Verder ontstond niet om de artistieke kwaliteiten. Soms Koloniaal Instituut heeft lange tijd geen in architectenkringen beroering over de was het voor de Schoonheidscommissie zegen gerust. gevolgde procedure. Het bestuur van moeilijk die zaken uit elkaar te houden, Al in 1910 was de Vereeniging Koloniaal het Koloniaal Instituut nodigde drie zoals bij het ontwerp voor het Koloniaal Instituut opgericht, die geld ging inzame- architecten uit om een ontwerp te maken,

8 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Jonkheer Victor Eugène agglomeraat van de meest verschillende Louis de Stuers (1843–1916), bouwfragmenten, hetwelk een zeer onrus- chef van de afdeling Kun- tigen indruk maakt en bovendien zich sten en Wetenschappen kwalijk aanpast aan het straatbeeld ter van het departement van plaatse. Zij meent mitsdien met den Binnenlandse Zaken, geldt meesten ernst de uitvoering van het bouw- als de grondlegger van de Nederlandse monumenten- werk volgens dit ontwerp te moeten ontra- zorg. Zijn inspanningen den.’ Een toelichting van Van Nieukerken leidden in 1918 tot de instel- kon er weinig aan veranderen. ‘Immers, ling van het Rijksbureau de bezwaren, met name het gebrek aan voor de Monumentenzorg. eenheid en de onrust, die daarvan het gevolg zijn, werden door den ontwerper onder: Detail Tropen - niet gedeeld, – ja zelfs als deugden be- instituut. schouwd.’

Het bestuur van het Koloniaal Instituut Tekening: J. Braakensiek, ca. Amsterdam 1899 / Stadsarchief was het niet eens met de afwijzing. De kwestie werd een echte affaire toen dat be- kunstopvattingen van de architect en de stuur B en W erbij betrok. In eerste instan- commissie onverenigbaar waren. Hoe B tie met een uitgebreide brief waarin nog en W op de situatie moesten reageren, een keer uitvoerig uit de doeken werd ge- werd volgens hem bepaald door de taak Jos. Cuypers, B.J. Ouëndag en J.J. van daan hoe de procedure in elkaar zat die die men de Schoonheidscommissie wilde Nieukerken. Zij kregen daartoe een hono- tot de keuze van Van Nieukerken had ge- geven. Zag men haar als ‘kunstrechters’, rarium en maakten elk een rondreis in het leid (deze was inmiddels overleden, maar dan was het volgen van haar adviezen ver- buitenland om voorbeelden te bezichti- zijn zoon nam het werk over). Als bijlage plicht. Gebouwen moesten dan aan hoge gen. Toen zij hun plannen in 1913 hadden stuurde het bestuur een brief mee van artistieke eisen voldoen. Maar de samen- ingeleverd, koos het bestuur voor Van ‘een onpartijdig man van erkend gezag op stelling van de commissie sloot volgens Nieukerken en liet hem weten dat men kunstgebied’, niemand minder dan jonk- Bos die taak uit. Veeleer zou de commissie zijn ontwerp vond voldoen ‘enerzijds aan heer Victor de Stuers, chef van de afdeling alleen ‘zieltogende eentonigheid’ moeten de eischen van schoonheid, anderzijds Kunsten en Wetenschappen van het de- voorkomen. Bos stelde dat het voor de aan de eischen welke onze ingewikkelde partement van Binnenlandse Zaken. De grondexploitatie van veel belang was ‘dat werkkring stelt’. Wel moest het ontwerp Stuers toonde zich ingenomen met het de commissie geen eisen stelt, waaraan worden aangepast om binnen het budget ontwerp en vond het rapport van de slechts kunstenaars kunnen voldoen, die van 1,2 miljoen gulden te blijven. Omdat Schoonheidscommissie onder de maat: over grote begaafdheid, veel tijd en ruim hij inmiddels ziek was, werd dit aangepas- ‘Ik begrijp niet dat een officiële Commis- bouwkapitaal beschikken’. Veeleer moest te ontwerp gemaakt door een zoon van sie van advies in een voor de gemeente en worden gekeken of Van Nieukerken gevels Van Nieukerken die deel uitmaakte van den bouwheer en den architect zoo ge- had ontworpen die als het werk van een zijn bureau. wichtige zaak als deze, zulk een slordig degelijk architect en als een getuigenis oordeel durft uitbrengen.’ van goede smaak konden gelden. Onrustigen indruk Zowel wethouder Th.F.A. Delprat als di- Al enkele weken na de ontvangst van het Op 19 december 1913 deelde de Schoon- recteur A.W. Bos van Publieke Werken advies deelden B en W aan de Schoon- heidscommissie mee dat zij het plan van deed alle moeite om ruzie met het bestuur heidscommissie mee dat zij hun goedkeu- Van Nieukerken afkeurde. ‘Zij is van oor- van het Koloniaal Instituut of met de ring aan het ontwerp niet wilden onthou- deel dat, door het algemeen gemis aan Schoonheidscommissie te voorkomen. den. ‘Bij deze beslissing hielden wij eenheid, de gekozen oplossing aan de Beiden probeerden erop aan te sturen dat rekening, niet alleen met de wijze waarop eischen, die aan een dergelijk monumen- B en W hun beslissing lieten afhangen van de architectonische oplossing van het ge- taal bouwwerk gesteld moeten worden, een nader oordeel door een deskundige bouwencomplex door het bestuur van het allerminst voldoet. Het geheel toch is een commissie. Volgens Delprat was de archi- Koloniaal Instituut werd voorbereid, maar tectuur tegenwoordig verdeeld in twee ook met alle gewichtige belangen, die bij kampen: zij die meenden dat nog fraaie de spoedige totstandkoming daarvan zijn gebouwen te scheppen zijn door gebruik betrokken.’ van oude motieven, en zij die slechts heil zagen in het volgen van nieuwe wegen. De Opgestapt raadslieden van het bestuur van het Kolo- De Schoonheidscommissie reageerde zo- niaal Instituut waren alle van de oude als verwacht: zij stapte op. Zij betreurde richting, merkte hij op. Dat gold ook voor het besluit en bleef van mening ‘dat bij Van Nieukerken en bovendien was deze uitvoering van het ons voorgelegde ont- geen Amsterdammer. Zouden deze facto- werp niet verkregen zal worden eene, Am- ren misschien de commissie onbewust sterdam waardige, monumentale bouw- hebben beïnvloed? kunstige schepping’. In een nota bene werd toegevoegd dat het lid B.J. Ouëndag Kunstrechters (een van de drie architecten van de meer- Volgens directeur Bos van Publieke Wer- voudige opdracht) niet aan de beraadsla-

Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief Opmeer Reportages ken ging het er in hoofdzaak om dat de gingen over het ontwerp had deelgeno-

DEEL 1: 1898–1940 | 9 Hoek voormalige Texelse Kade (de huidige Prins Hendrikkade) en voor - malige Raamkooi (de huidige Martelaarsgracht) voor de sloop ten behoeve van het kantoor van de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Uit het album van W.J.R. Dreesmann, 1867– 1900.

ontwikkeling der bouwkunst’ duidden erop dat de commissie de toegepaste ar- chitectonische stijl principieel afwees. Ve- len waren woedend over de aan het slot toegevoegde opmerking dat ‘de afkeuring der commissie zich richt tegen het begin- sel van dit ontwerp’ en dat dus ‘van eene tegemoetkoming aan dit bezwaar door verandering van onderdelen geen sprake kon zijn’. Het ontwerp werd radicaal afge- wezen vanwege de stijl, verbeteringen hadden toch geen zin en enige detailkri- tiek was daarom niet nodig, zo vond de commissie. Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief Vergaloppeerd men, maar dat hij uit solidariteit ook op- Uitheemse stijlnamaak Twee maanden later kreeg de commissie stapte. Mocht de Schoonheidscommissie zich te- de kous op de kop: B en W antwoordden Het Bouwkundig Weekblad schaarde zich gen een ontwerp uitspreken, omdat haar dat ze het ontwerp toch goedkeurden. pal achter de Schoonheidscommissie en de stijl niet aanstond? Het nieuwe kan- Toen de rederij de grond van de gemeente memoreerde ook nog even dat dit niet de toor in ‘historischen stijl’ van de Konink- kocht, had ze al tekeningen van het ge- eerste keer was dat B en W een advies van lijke Hollandsche Lloyd (later in gebruik bouw overgedragen. Zij verkeerde dus in de commissie negeerden. Het college had genomen door het Kadaster) leidde in de veronderstelling dat de koopovereen- de beoordeling van het gebouw voor de 1916 tot een confrontatie met B en W en komst tegelijk goedkeuring van de bouw- Bijenkorf uit handen van de commissie een felle discussie onder architecten. De plannen inhield. De gemeente kon nu genomen nadat deze het plan had afge- rederij wilde aan de Prins Hendrikkade, moeilijk van die stilzwijgende instem- keurd en het door een andere gemeente- op de hoek van de Martelaarsgracht, een ming terugkomen. Verder wilde het colle- lijke commissie laten goedkeuren. Ook prestigieus kantoor voor zichzelf laten ge het recht om eisen te stellen aan gebou- ten aanzien van de gevel van het politiebu- neerzetten, als teken dat het haar goed wen op gemeentegronden niet gebruiken reau aan de Warmoesstraat was de com- ging. De haven en de scheepvaart bloei- om plannen helemaal af te keuren. missie gepasseerd. den in Amsterdam. In hetzelfde jaar lieten Het stadsbestuur verwierp het hoofdar- Het conflict eindigde ermee dat de collega-rederijen verderop aan de Prins gument van de commissie dat ‘het ge- Schoonheidscommissie uiteindelijk toch Hendrikkade het Scheepvaarthuis opleve- bouw moet worden afgekeurd wijl de stijl bleef zitten, na uitgebreid overleg tussen ren. Dat sprankelende gebouw zou gaan “uit den tijd” is’. Dat zou betekenen dat er de wethouder en de architectenverenigin- gelden als eerste voorbeeld van een nieu- op gemeentegrond geen gebouwen meer gen. Er werd al enige tijd gesleuteld aan we architectuurstroming: de Amsterdam- mogen worden neergezet in ‘een of ande- een nieuw reglement dat in de ogen van se School. Maar het ontwerp van architect ren niet-modernen stijl’. De gemeente de verenigingen een verbetering van de E. Breman voor de Hollandsche Lloyd had kon bouwers wel het recht ontzeggen de positie van de Schoonheidscommissie in- weinig vernieuwends. De Schoonheids- stad te ontsieren, maar dwang in de rich- hield. Als er spoed zou worden betracht, commissie vond het te veel uit de oude ting van bepaalde bouwstijlen was uit den zouden ze bereid zijn hun leden op hun doos. boze, zo stelden B en W. plaats in de commissie te laten. Het nieu- Het negatieve advies dat de commissie In haar poging op deze brief te antwoor- we reglement kwam er inderdaad in de zo- in september 1916 aan B en W stuurde, den was de commissie aanvankelijk niet mer van het jaar daarop. bevatte regels die schokkend genoeg wa- eensgezind. Architect P.J. de Jongh meen- ren om door architecten maandenlang te de dat de commissie zich met dit advies worden geciteerd. De frasen ‘uitheemse had ‘vergaloppeerd’. Maar hij stond daar- stijlnamaak’ en ‘volkomen negatie van de in alleen. Het antwoord opgesteld door

10 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Het nieuwe kantoor in J.F. Staal werd wel gesteund. Van dit ant- met verloochening van zichzelf. De nieu- ‘historischen stijl’ van de woord is alleen een citaat in de notulen we uitingen van bouwkunst mochten wel Konink lijke Hollandsche bekend: ‘De heer Staal acht de vraag, of in de stadsuitbreidingen, maar het aange- Lloyd, ontworpen door men in oude stijlvormen mag bouwen zicht van de oude stadsgedeelten mocht architect E.Breman, afge- even dwaas als bijvoorbeeld de vraag, of er niet door worden gewijzigd. De Schoon- keurd door de Schoon- men hier thans Keltisch mag spreken.’ heidscommissie had volgens Posthumus heidscommissie. Volgens collega-architect Van Meyer niet het recht de architectuur in Loghem was Breman het Antiquarisme enige richting te leiden. Zij moest alleen slachtoffer van de druk van Intussen was in vaktijdschriften en dag- onbekwame ontwerpen weren. zijn opdrachtgevers. Naast bladen de polemiek begonnen tussen Architect J.B. van Loghem vond dat ont- de traditionele gebouwen voor- en tegenstanders van historische werper Breman van het Lloydgebouw juist maakte Breman ook ont- bouwstijlen. Architect C.B. Posthumus gevleid moest zijn dat de commissie hem werpen die aansloten bij Meyer meende dat bouwmeesters zich probeerde te behoeden voor ‘antiquaris- vernieuwende stromingen. moesten aanpassen aan het mooie, har- me’. Volgens Van Loghem was Breman monische karakter van Amsterdam – zelfs het slachtoffer van de druk van zijn op- drachtgevers. Dat B en W dat niet zagen was begrijpelijk, maar de steun van archi- tecten van naam voor het gebouw was be- droevend. ‘Meedogenloos moeten zij wor- den aangevallen die deze bouwmeesters huldigen en de lastgevers steunen in hun bloedloos heerschen.’ De Schoonheids- commissie kon weliswaar geen kunstwerk maken, maar kon wel ‘door kappen in dorre behoudzucht’ iets moois laten ont- staan in de stad, zo vond Van Loghem. In de gemeenteraad stelde architect en sociaal-democratisch raadslid Z. Gulden dat de Schoonheidscommissie zich met haar afwijzing onmogelijk maakte. Ook een gebouw in historische stijl kon vol- gens hem kunstwaarde hebben, kijk maar naar het Rijksmuseum. In hetzelfde raadsdebat in januari 1917 zeiden B en W dat het plan zeker zou zijn afgekeurd als het hele college van mening was dat het gebouw de stad ontsierde. Maar dat kon hier niet worden gezegd. Hiermee eindigde de discussie op offici- eel niveau. De Schoonheidscommissie deed er verder het zwijgen toe, althans in de stukken. Onder vakgenoten sudderde de discussie nog enige tijd door. I

DEEL 1: 1898–1940 | 11 Stadsarchief Amsterdam 12 delen. Hoekondiewordenbereiktenwiemoestdatdoen? om meerarchitectonischeeenheidindenieuwe stads - schillende ontwerpen.Indejarentienontstondroep had nauwelijksinvloedopdesamenhangtussenver- panden dieopgemeentegrondwerdenopgetrokken.Ze oordelen overhetontwerpvanafzonderlijkegevels Aanvankelijk mochtdeSchoonheidscommissiealleen pleinaspecten’ straat- en in ‘Harmonie Experimenten metsupervisie | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM H.T. Wijdeveld, gevels particuliere woningbouw aan de Hoofdweg in de Admiralenbuurt, 1927. Symmetrisch opgezette straatwanden met ‘verstopte’ percelen en doorlopende rijen gelijke ramen die de horizontale eenheid van de wanden benadrukken. Deze wijk werd eind jaren twintig vaak genoemd als een slecht voorbeeld van de stads uitbreiding. De kritiek had zowel betrekking op het stratenplan als op de werkwijze van Publieke Werken. Het stedenbouwkundig plan was uit handen gegeven aan een consortium van particuliere bouwondernemers.

DEEL 1: 1898–1940 | 13 Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief

e Schoonheidscommissie had ven. De Schoonheidscommissie realiseer- door het nieuwe reglement van de zich maar al te goed dat de behandeling D1914 duidelijker bevoegdheden ge- van pand voor pand, ondanks alle bemoei- kregen. Alle bouwterreinen waaraan de ge- enis met de afzonderlijke ontwerpen, niet Boven: Plan Zuid, ooste- meente eisen kon verbinden via de tot een eenheid in het straatbeeld leidde. lijk deel. Het tweede ont- verkoop of het in erfpacht uitgeven van Dat bleek toen de De Lairessestraat was werp van H.P. Berlage de grond, vielen onder haar competentie. volgebouwd: die straat was volgens haar ei- voor Amsterdam-Zuid werd in 1917 vastgesteld Maar er waren ook veel witte vlekken. De gen zeggen mislukt. door de gemeenteraad. commissie ging niet over panden op parti- Berlage werd vervolgens culier terrein en evenmin had ze bemoei- Gebrek aan samenhang door het gemeentebe- enis met industriële gebouwen of met Arie Keppler, werkzaam bij de afdeling stuur tot esthetisch advi- ontwerpen van gemeenteambtenaren (de Bouw- en Woningtoezicht en vanaf 1915 de seur van zijn Plan Zuid be- afdeling Publieke Werken verzorgde in invloedrijke directeur van de Gemeentelij- noemd, zonder een die tijd nog veel ontwerpen, bijvoorbeeld ke Woningdienst, uitte in een lezing in duidelijke instructie waar van schoolgebouwen). 1912 zijn ongenoegen over het gebrek aan zijn verantwoordelijkheid Belangrijkste knelpunt was misschien samenhang in de bouwplannen. ‘In de ophield en die van de wel dat de Schoonheidscommissie geen laatste tijd,’ betoogde hij, ‘steeg de moede- Schoonheidscommissie bemoeienis had met de gemeentelijke uit- loosheid ten top. Verenigingsbouw naast begon. breidingsplannen voor nieuwe wijken, verenigingsbouw, architect naast architect rechterpagina: De zoals die sinds de Woningwet van 1901 ver- – die zich gewoonweg maar niet aan elkaar Lairessestraat. Door de plicht waren gesteld. De beoordelingsbe- gestoord hebben – en zo ontstond een ge- pand-voor-pand-aanpak voegdheid van de commissie was beperkt heel, zo lelijk, dat alle arbeid nutteloos was deze straat naar eigen tot het uiterlijk van afzonderlijke panden, lijkt.’ En ook de controle van de Schoon- zeggen van de Schoon- waarbij dan ook nog de panden op particu- heidscommissie kwam daarbij aan de heidscommissie mislukt. liere gronden buiten beeld moesten blij- orde: ‘Als men ziet welke gevels, welke ge-

14 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Links: Arie Keppler stadsgedeelte. ‘Raadgevende aesthetische (1876–1941), van 1915 tot lichamen’ zouden daarbij de taak hebben 1937 directeur van de het stadsgedeelte in zijn geheel te beoor- Gemeentelijke Woning- delen. dienst en voortrekker Het had voor de hand gelegen de be- van het volkshuisvestings- voegdheden van de bestaande Schoon- beleid. heidscommissie in die zin uit te breiden, Rechts: H.P. Berlage maar in plaats daarvan benoemde het (1856–1934). ‘Nergens in gemeente bestuur in 1917 Berlage zelf tot de wereld is de harmonie esthetisch adviseur voor zijn Plan Zuid, tussen architectuur, ste- zonder een duidelijke instructie waar zijn denbouwkundig plan en verantwoordelijkheid ophield en die van overheidsbeleid zo perfect de Schoonheidscommissie begon. Meteen georganiseerd als in Am- bij de eerste blokken die in Plan Zuid sterdam’, stelde hij in 1927.

Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief Collectie NAI Rotterdam werden aanbesteed, leidde dit tot verwar- ring en verontwaardiging. Van gemeente- bouwen gebouwd zijn, die met den toets- In ieder geval gebeurde er niets. Dat ook de wege om advies gevraagd, zond Berlage steen der Schoonheidscommissie in aan- Schoonheidscommissie met dit probleem de architecten bericht dat hij zich kon vin- raking zijn geweest, dan staat men ver- in haar maag zat, blijkt uit een brief aan B den in de ontwerpen. De Schoonheidscom- stomd over de slapte van dit college.’ en W van de hand van commissielid Staal missie echter keurde deze korte tijd later De oplossing voor deze ellende lag in eer- waarin hij aangeeft dat ‘de Schoonheids- af, vanwege een ‘aesthetisch zeer laag ge- ste instantie bij de stedenbouw, stelde commissie weer drie jaren heeft voortge- halte’. Er moest enige diplomatie van Keppler: bij een nieuwe methode van sukkeld met haar onvervulbare taak’. Keppler aan te pas komen om dit weer glad stads uitbreiding, waarbij niet alleen eerst te strijken. een ge raamteplan werd gemaakt, waarin Berlage adviseur Tijdens een vergadering van de Schoon- bestemmingen en soort gebouwen zijn Ook gemeenteraadslid en architect Gulden heidscommissie over de afbakening van vastgelegd, maar waarbij vervolgens nauw- zag in 1915 het gevaar van een commissie taken betoogde Berlage dat hij ‘nimmer keurige detailplannen per gebied werden van louter architecten die alleen de afzon- zijn adviseurschap heeft opgevat als zou uitgewerkt. Zo’n werkwijze zou uiteraard derlijke gevelontwerpen beoordeelde, zon- hij alleen eene schoonheidscommissie de invloed van particuliere bouwers tot der een totaalbeeld van het gebied voor vormen’. Volgens het verslag van de verga- een minimum reduceren, maar dat was ogen. In een raadsdebat pleitte hij voor de dering vond hij dit ‘zeer ongewenscht’. volgens de sociaal-democraat Keppler toevoeging van een stedenbouwkundige in Hij zou alleen adviseren over het plan als simpelweg onvermijdelijk. de commissie om het grote geheel niet uit zodanig, ‘bezien uit een algemeen steden- Herhaaldelijk bracht Keppler dit onder- het oog te verliezen. Dit voorstel ketste bouwkundig oogpunt, derhalve ten aan- werp van een strakkere stedenbouwkundi- echter af. zien van de hoogte der bebouwing, de ge planvorming, inclusief een toetsing In hetzelfde jaar had Berlage in de toe- plaatsing ten opzichte van de openbaren door de Schoonheidscommissie, in verga- lichting bij zijn ontwerp voor Plan Zuid weg, de soort van bebouwing’. Maar hij deringen van de commissie ter sprake. een warm pleidooi gehouden voor eenheid ging niet over de vorm geving van de bouw- De leden hielden echter de boot af. Dit en samenhang in de bebouwing. Berlage werken; de beoordeling daarvan behoorde moest eerst met hun achterban besproken zag een oplossing in bouwaanvragen op ‘geheel tot het gebied der Schoonheids- worden, met de architectenverenigingen. grotere schaal, liefst voor een gehele straat, commissie’, zo stelde Berlage. Toch zou Of dit overleg plaatsvond, is onduidelijk. voor een plein of voor een afzonderlijk telkens weer onduidelijkheid rijzen wie Opmeer Reportages Concurrentie van esthetisch adviseur Opmeer Reportages

e groei van Am- doof voor de roep van de gen van harmonie tussen met het adviseurschap. Hij sterdam en de vakwereld dat de verbre- de projecten’. B en W le- kreeg alsnog de opdracht Dtoenemende druk ding als één geheel moest ken aan deze eisen tege- de gevelplannen tussen de van het verkeer leidden worden behandeld, dat wil moet te willen komen. Singel en Herengracht en rond 1900 tot een grote zeggen bruggen in relatie De architectenverenigin- tussen Keizers- en Prin- behoefte aan brede hoofd- met de nieuwe bebou- gen kozen eenstemmig sengracht te beoordelen. wegen in de stad. Een we- wing. Zij besloten tot het voor de architect K.P.C. De Schoonheidscommis- reldstad moest boulevards benoemen van een esthe- de Bazel als adviseur. sie had zich intussen ge- hebben, zo vonden velen. tisch adviseur, zoals ze al De benoemingsprocedure schikt in de zelfstandig- Na het dempen van de eerder hadden gedaan bij werd echter doorkruist heid van de esthetisch Nieuwezijds Achter- en grote bouwwerken. doordat deze gevraagd adviseur. Maar ze was niet Voorburgwal en de stads- De Schoonheidscommis- werd in de Vijzelstraat het gelukkig met de situatie, doorbraak voor de Raad- sie protesteerde. Kenne- gebouw te ontwerpen van zo bleek toen zij door B en huisstraat werd in 1911 be- lijk was zij alleen goed ge- de Nederlandsche Handel- W werd gevraagd te advi-

sloten tot verbreding van noeg voor het beoordelen maatschappij in het blok seren over een plan aan de Amsterdam Stadsarchief Opmeer Reportages de Vijzelstraat. Het weste- van plannetjes van eigen- tussen de Heren- en Kei- oostzijde van de Vijzel- lijke deel van de straat zou bouwers, zo werd opge- zersgracht (later huisves- straat. Alleen over de Dat voorstel werd in een worden afgebroken om merkt. B en W hadden vol- ting van de abn Amro en bouwhoogte wel te ver- raadsvergadering ver wor- een verkeersader van het gens het reglement nu van het Stadsarchief en staan, want het betrof hier pen. Centraal Station naar de weliswaar het recht in bij- Bureau Monumenten & particuliere grond. Aan de Het Bouwkundig Week- nieuwe wijk in het zuiden zondere gevallen een ad Archeologie). Hij bedank- westzijde van de straat blad protesteerde er heftig mogelijk te maken. hoc-commissie te benoe- te voor de eer van esthe- werden de esthetische ei- tegen dat de raad de door Bij het sloopbesluit ont- men, maar één persoon tisch adviseur en B en W sen bewaakt door een ad- hemzelf benoemde advi- brandde al snel de discus- kon toch niet worden be- besloten om het hele advi- viseur, aan de oostzijde seur passeerde en zich bo- sie wat er terug moest ko- schouwd als een commis- seurschap dan ook maar was daarentegen allerlei vendien beriep op men aan de westzijde van sie. Zij eiste het recht op te vergeten. Ondertussen onwaardige bebouwing esthetische gronden. Het de Vijzelstraat: kleine het eindoordeel te mogen werd wel begonnen met mogelijk, schreef zij ver- blad beschuldigde de raad panden op individuele per- vellen over het werk van de sloop van het eerste ontwaardigd in een brief van beunhazerij en eiste celen of juist grote gebou- de esthetisch adviseur. deel van de westzijde van aan B en W. Het werd toch dat de beslissing werd wen. Gekoppeld aan deze Ook moest deze zich zo- de straat, tussen Munt en wel de hoogste tijd om in teruggedraaid. De Bazel discussie was de kwestie veel mogelijk van zelf ont- Herengracht. de Bouwverordening op te stelde zijn positie ter be- over de esthetische aspec- werpen onthouden en zich In de eerste helft van nemen dat álle gevels in schikking. Even later ten van de te verbreden vooral bemoeien met het 1917 ontving de gemeente- de stad door haar werden kwam de raad terug van bruggen. B en W en de ge- aanstellen van goede ont- raad een adres van de beoordeeld! zijn besluit. meenteraad waren niet werpers en ‘het aanbren- buurt waarin de zorg werd Net als de Schoonheids- geuit dat het karakter van commissie had De Bazel winkelstraat werd be- diverse keren de frustre- dreigd; in de onderbouw rende ervaring dat zijn ad- van de Nederlandsche viezen werden genegeerd. Handelmaatschappij In 1919 ontstond tussen stond maar weinig winkel- hem en de gemeenteraad ruimte gepland. Tegelij- een conflict over de hem kertijd vroeg de gemeen- toevertrouwde blokken. teraad zich af of De Bazels De Bazel had voorgesteld opdracht voor de Handel- de trottoirs te overbou- maatschappij daadwerke- wen en de gebouwen uit

Collectie NAI Rotterdam lijk zo onverenigbaar was te hollen met arcades.

16 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM het laatste woord had over Plan Zuid, Silhouetten van de gevel- Berlage of de Schoonheidscommissie. wanden ten noorden van de Vrijheidslaan, ca. 1920. Hoofdleiders Op de silhouettekeningen zijn de hoogteverschillen Bij de bouw van de en accenten aangegeven. werden de betrokken architecten herhaal- delijk door de gemeente bij elkaar geroe- pen om te overleggen over de samenhang en de onderlinge aansluiting tussen de verschillende blokken. Omdat dit tamelijk moeizaam verliep, werd even later bij de bouw van de Coöperatiebuurt (nu bekend als Burgemeester Tellegenbuurt) een su- pervisor aangesteld. Ook dit liep op een mislukking uit, omdat de supervisor, die anoniem is gebleven, blijkbaar te weinig autoriteit had. Stadsarchitect A.R. Huls- de straat- en pleinaspecten te verkrijgen, hoff en J.F. Staal werden vervolgens bij de straatprofielen en beplanting aan te ge- projecten in respectievelijk de Buiksloter- ven, de kleur van het baksteen, verfwerk ham (nu Van der Pekbuurt) en de Water- enz. te regelen, opdat tenslotte een zoo graafsmeer als ‘hoofdleiders’ ingezet, goed mogelijk geheel ontstaat’. maar hadden daar nauwelijks meer suc- Vergeleken met de taak van de Schoon- ces. Als officiële reden voor de mislukking heidscommissie ging de bevoegdheid om werd opgegeven dat ‘de combinatie der ar- een gewenst straatbeeld of type bebouwing chitecten te willekeurig was, aangezien zij als criterium te hanteren ongekend ver. door woningbouwverenigingen waren ge- Voldeed het plan daar niet aan of paste het kozen, zonder dat deze eenig overleg on- niet in het totaal, dan kreeg de opdrachtge- derling plegen omtrent de keuze der ar- ver de grond niet in erfpacht. En ook bij de chitecten’. architectenkeuze hadden Gratama en de In 1919 kondigde Keppler in een verga- gemeente een vinger in de pap, al werd de dering van de Schoonheidscommissie een controle daarop uiteindelijk minder strikt nieuw experiment met supervisie aan. Er gehanteerd dan bedoeld. Dat kwam door Eind 1923 overleed De werd een stap verder gegaan, met de be- het verzet van woningbouwverenigingen, Bazel en rees de vraag of doeling eerdere onduidelijkheden en pro- die het als een inbreuk op hun zelfstandig- er een nieuwe adviseur blemen op te lossen. Voor de Stadion- heid beschouwden. moest komen. Enige tijd buurt werd nu architect en voorzitter van later kwam het antwoord: de Schoonheidscommissie Jan Gratama Commissie van Vier B en W zouden geen nieu- als hoofdleider benoemd. Hij moest de Er waren wel eens moeilijkheden met de we adviseur benoemen en beoogde samenhang veiligstellen. Grata- betrokken architecten, maar kennelijk de Schoonheidscommissie ma kreeg de taak ‘het silhouet van de was deze aanpak in de toch zou verder oordelen over straat- en pleinwanden te bepalen, de aan- bevredigend. In 1920 begon een volgend de gevelontwerpen. Dat sluiting der architectuur van de verschil- experiment. Ongeveer zeventig onderne- was in lijn met het nieuwe lende blokken te beheersen, harmonie in mers hadden zich verenigd in Amstels reglement dat de commis- sie in 1924 kreeg. Daarin had de commissie het recht om subcommissies te benoemen voor grote projecten in verschillende delen van de stad. Collectie NAI Rotterdam

DEEL 1: 1898–1940 | 17 Bouwvereniging (abv), die van de gemeen- architecten moesten werken. Ook hier onder: Luchtfoto te een zeer groot terrein in erfpacht kreeg werd gebruik gemaakt van silhouet - Museumplein 1928. in Plan Zuid: tussen Rijnstraat, Amsteldijk tekeningen, waarop hoogteverschillen rechts: en Amstellaan (de huidige Vrijheidslaan). en accenten waren aangegeven. Op grond Coöperatiehof, Burgemeester Tellegen- Deze vereniging vroeg aan vier architecten daarvan werd bepaald welke gedeelten straat, hoek P. L. Tak - om te helpen bij de architectenkeuze zo- in één hand moesten worden ontworpen. straat, 1918–1923. dat de welstandsprocedure voorspoedig De gevelontwerpen moesten binnen het Ontworpen door M. de zou verlopen. abv wilde bovendien dat de voor elke straat getekende silhouet Klerk en P.L. Kramer vier architecten ook de welstandsbeoorde- passen en werden al als schetsontwerp voor de Dageraad. Hun ling op zich zouden nemen, waardoor de ter goedkeuring voorgelegd. De plattegron- stijl werd wereldwijd indiening bij de Schoonheidscommissie den maakten de bouwers echter zelf; de bewonderd. omzeild kon worden. zeggenschap van de commissie ging niet Kennelijk leefde bij de abv behoorlijke verder dan het exterieur. onvrede over het autoritaire en eenzijdige optreden van de Schoonheidscommissie, De toon gezet waarbij alleen ontwerpen in een bepaalde Met de oprichting van de Commissie van stijl zonder problemen werden goedge- Vier was de toon gezet voor het welstands- Haar bevoegdheden waren echter beperk- keurd. Maar een dergelijke constructie om toezicht bij grote stadsuitbreidingen. ter dan die van de Commissie van Vier: zij de commissie te passeren ging het ge- Daarna werd er, al of niet buiten de had geen invloed op de architectenkeuze. meentebestuur toch te ver. In een compro- Schoonheidscommissie om, druk met Vervolgens ontstond in West een aparte mis werden uiteindelijk twee leden van de esthetisch toezicht geëxperimenteerd, commissie voor de huidige Hoofddorp- Schoonheidscommissie afgevaardigd om met name op initiatief van Keppler. pleinbuurt en . Hier had het lid te worden van wat de Commissie van In 1922 volgde een commissie voor de bouwconsortium (alweer) Gratama als Vier werd genoemd: (alweer) J. Gratama , in dit geval door het supervisor en stedenbouwkundig en J. de Meijer. Daarnaast namen J.F. Staal gemeentebestuur zelf opgericht, waarvoor ontwerper aangesteld, deze keer samen (tot 1920 lid van de Schoonheidscommis- ze van de Schoonheidscommissie drie met zijn compagnon Versteeg en stads - sie) en de stads architect A.R. Hulshoff er leden vroeg. In deze commissie werkten architect Hulshoff. Ook hier werd nauw sa- zitting in. de architectleden vanaf het begin nauw mengewerkt met ambtenaren van de De Commissie van Vier stelde de rand- samen met de ambtenaren van Volks - gemeentelijke diensten. Gratama heeft voorwaarden op waaronder de uitverkoren huisvesting en Bouw- en Woningtoezicht. hier zowel het stratenplan als de silhouet- AVIODROME Luchtfotografie, Lelystad AVIODROME Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief ten van de straatwanden tot in detail Stadionbuurt kreeg hier een vervolg, gen aan te brengen’ als daardoor een uitgewerkt. Met de verdeling van de namelijk om met silhouettekeningen de verbetering werd verkregen. Het was gevels over de ingeschakelde architecten gevelontwerpen in hoofdlijnen te sturen. voor de commissie teleurstellend dat probeerde de commissie in West een even- De silhouettekeningen kunnen ‘worden sommige ontwerpers zich precies ‘aan wichtig stadsbeeld te bereiken. Zo werden vergeleken met een programma dat hier de lijnen der schema’s hielden’. Het al tegenoverliggende straatwanden meestal als leidraad dient’, zo staat in de notulen. te slaafs volgen van de richtlijnen was door dezelfde architect ontworpen. Maar, zo vervolgt de Silhouettencommis- nou ook weer niet de bedoeling van de sie, ‘het persoonlijk initiatief van de werkwijze. I Silhouettencommissie architecten blijft onverkort om wijzigin- Midden jaren twintig was de bebouwing vanuit de zuidwaarts het Am- stelkanaal overgestoken, waarmee een heel nieuw stadsdeel in zicht kwam: het Wie betaalt bepaalt deel van de Rivierenbuurt ten westen van de Rijnstraat. Hoe dit onderdeel van Berla- Bij het begin van de uitvoering van Plan Zuid sie en B en W lijnrecht tegenover elkaar ges Plan Zuid precies moest worden inge- werd een toenemend aantal woningen binnen de stonden in hun visie, werd er wat uitgebreider vuld, was nog niet helder. Daarom nam grote projecten met rijkssteun gebouwd. Daar- gecom municeerd, zoals bij de controverses over ook hier Keppler het initiatief om het door nam ook de overheidsinvloed op deze pro- het Koloniaal Instituut en het gebouw voor de esthetisch toezicht van begin af aan goed jecten toe; wie betaalt bepaalt. De overheid kon Hollandsche Lloyd. te regelen. Op zijn voorstel benoemde het nu eisen stellen over grootte, indeling, bouwkos- Door de betrokkenheid van Keppler bij de gemeentebestuur in 1925 een commissie ten en huren en ze had er belang bij dat de pro- stadsuitbreidingen en zijn actieve bemoeienis van drie architecten die de Dienst Volks- cessen goed verliepen. Logisch gevolg was dat de met supervisie veranderde dit contact drastisch. huisvesting en de pas opgerichte Afdeling overheid zich ook meer met de Schoonheidscom- Keppler wilde als adviseur bovendien steeds Gronduitgifte moest adviseren over de missie ging bemoeien. aanwezig zijn bij de vergaderingen van de bebouwing. Deze commissie, die later de Eerder had de Schoonheidscommissie maar Schoonheidscommissie, al dan niet tot Silhouettencommissie werd genoemd, mondjesmaat contact met de gemeentelijke genoegen van de leden. Om procedures te bestond uit C.J. Blaauw, P. Vorkink en diensten en B en W. Dat contact bleef in grote versnellen slopen na de decentralisatie van (natuurlijk) Gratama, allen leden van lijnen beperkt tot discussies over haar bevoegd- midden jaren twintig de ambtenaren de deel- de Schoonheidscommissie. heden en kort geformuleerde afwijzingen van een commissies voor de verschillende uitbreidings- De methodiek in het eerder aangelegde bouwplan. Pas wanneer de Schoonheidscommis- wijken binnen. deel van de Rivierenbuurt en in de

DEEL 1: 1898–1940 | 19 rechts: Herenhuizen E.A.C. Roest, Pieter Last- Architecten van naam uitgerangeerd mankade. Dictatuur van de Amsterdamse School

De Schoonheidscommissie werd in de eerste decen- Buiten hun medeweten om heeft architect G.J. nia van haar bestaan door architecten gebruikt voor Rutgers in 1928 als eerbe- toon in de arcade van de symmetrische woonge- de bescherming van eigen belangen. Ontwerpers bouwen aan weerszijden van de Minervalaan de zonder officiële scholing waren daar de dupe van, portretten van zes leden van de Schoonheidscom- maar later ook steeds meer architecten van naam. missie en twee wethou- ders laten uithakken. Rond 1920 werd een hele generatie van verdienste - Van links naar rechts: wethouder F.M. Wibaut, lijke bouwmeesters afgeschreven, omdat zij niet tot architect J.F. Staal, archi- tect P. Vorkink en stads - de kring van de Amsterdamse School behoorden. architect A.R. Hulshoff.

20 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief

et werkgebied van de Schoon- Ook van andere zijden werd ernstige kri- echter naast zich neer te leggen, ‘hoewel heidscommissie was door alle bij- tiek geuit op het functioneren van de com- het ontwerp niet aan hoge eischen vol- Hzondere constructies voor wel- missie. Zij zou te streng zijn, de uitvoering doet’. standstoezicht uiteindelijk beperkt tot de van plannen laten stagneren en weinig be- Roest opereerde in de naweeën van de binnenstad en die uitbreidingsgebieden reid zijn tot samenwerking. De Schoon- neostijlen en had er last van dat deze stij- waar geen ‘hoofdleiders’ of speciale com- heidscommissie kon het de indieners van len uit de gratie waren bij de Schoonheids- missies waren benoemd. Bijvoorbeeld waar bouwplannen inderdaad flink lastig ma- commissie. Maar ook een veel modernere het negentiende-eeuwse Amsterdam aan ken – niet alleen de ‘onbevoegden’, maar architect als J.C. van Epen, die eerder tallo- Berlages Plan Zuid moest worden gebreid. ook de door beroepsorganisaties erkende ze woningbouwprojecten had uitgevoerd, De commissie ging voort op de oude ma- collega’s. had het veelvuldig met de commissie aan nier, inclusief de pand-voor-pand-aanpak. de stok. Telkens stuitte hij weer op forse Regelmatig rezen er dan ook problemen Dood als een pier kritiek, zoals bij zijn afgekeurde plan voor over de samenhang tussen de afzonderlijke Zo diende architect E.A.C. Roest in 1919 Het Nieuwe Huis op het Roelof Hartplein ontwerpen. Architect en raadslid Gulden een ontwerp in voor een rij van achttien he- of bij het daarachter gelegen complex wo- wond er, zoals vele malen eerder, geen renhuizen aan de Pieter Lastmankade, met ningen en winkels op de hoek van de Hob- doekjes om toen hij zijn kritiek ventileerde een front van een landhuis, compleet met bemakade en de Roelof Hartstraat. Het op het functioneren van de Schoonheids- erkers en torentjes. De Schoonheidscom- kostte hem grote moeite zich aan te pas- commissie. Die bekeek volgens hem ‘nooit missie informeerde de wethouder van sen. ‘De Schoonheidscommissie keurt de de dingen uit een stedenbouwkundig oog- Publieke Werken dat de ‘ontwerper niet persoonlijke kunstenaar zijn werk af,’ punt, maar altijd peuterig’ en staarde zich bekwaam is een gevel van eene dergelijke schreef hij in zijn notitieboekje, ‘et voilà blind op details. ‘Maar het stadsbeeld be- lengte te beheerschen’. Onder druk van de een bouwwerk zonder geslacht, dood als kijken, daar ontbreekt nogal wat aan.’ opdrachtgever besloten B en W dit advies een pier.’ Collectie NAI Rotterdam

Flatgebouw Het Nieuwe Huis aan het Roelof Hart- plein. Het ontwerp van J.C. van Epen (hierboven) werd afgekeurd door de Schoonheidscommissie. Woningbouwvereniging Samenwerking gaf ver - volgens de opdracht aan deAmsterdamse School - architect B. van den Nieu- Opmeer Reportages Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief wen Amstel.

DEEL 1: 1898–1940 | 21 Links: Uitgevoerd ont- werp, waarbij het hoek - accent ijler en strakker van vorm is geworden.

Onder: J.C. van Epen, hoek Hobbemakade/Roe- lof Hartstraat, 1e ontwerp, 1919, afgekeurd door de Schoonheidscommissie. Met name de grote hoek- toren stuitte steeds op grote kritiek. Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief Collectie NAI Rotterdam

Toch was de Schoonheidscommissie in aan de Prins Hendrikkade uit 1916). In de van betekenis in de Amsterdamse en Ne- de jaren voor 1920 nog vrij soepel. Vrijwel tweede helft van de jaren tien werden deze derlandse architectuur. Al eind 1916 had- alleen ontwerpen van aannemers en hun Amsterdamse Schoolarchitecten een groep den ze de macht in het bestuur van het ge- weinig professionele tekenaars, alsmede plannen in historiserende stijlen werden echt afgekeurd. In het algemeen hadden Richtingenstrijd ook de woningbouwverenigingen op het esthetische vlak behoorlijke vrijheid. Ar- De Schoonheidscommissie heeft voor 1940 van de Amsterdamse School. chitecten die voor deze ‘verenigingsbouw’ tweemaal partij gekozen voor een bepaalde Vanaf eind jaren twintig kwam de stroming werden gevraagd, kwamen vaak uit dezelf- richting binnen de architectuur. Beide keren van de Nieuwe Zakelijkheid op. Deze richting de kring. Van der Pek, Berlage, Van Epen draaide die partijdigheid om de Amsterdamse stapte af van het baksteen dat zo kenmerkend is en Leliman behoorden ertoe. Zij deelden School, jarenlang de bouwkundige ‘huisstijl’ van voor de Amsterdamse School, en opteerde voor een sterke betrokkenheid bij de volkswo- de hoofdstad en nog steeds hét paradepaardje luchtiger gebouwen met veel glas en beton. ningbouw. Ze waren goede bekenden of van Amsterdam. Andere stijlen die in de voor- Ook zij kreeg het voortdurend met de door vrienden van Woningdienst-directeur oorlogse decennia in zwang waren, hadden Amsterdamse Schoolarchitecten gedomineerde Keppler, zoals Van Epen die voor hem in moeite zich staande te houden. Schoonheidscommissie aan de stok, en had 1917 een zomerhuis bouwde. Het meren- Eerst betrof dit de berlagianen, ook wel ratio- moeite om haar plannen door de commissie te deel van de toenmalige architecten geloof- nalisten genoemd. Zij volgden in de periode loodsen, als dit überhaupt al wilde lukken. Het is de niet dat het mogelijk was binnen de 1900–1920 de principes van H.P. Berlage die in de frappant hoezeer de toenmalige dominantie van financiële kaders van de Woningwet aan- Nederlandse volkshuisvesting als de grondleg- de Amsterdamse Schoolarchitecten, in de sprekende bouwblokken te realiseren, ger van het urbane bouwblok geldt: het ontwer- Schoonheidscommissie en in andere gemeente- waarvan de huur betaalbaar was voor de pen van hele gevelwanden tegelijk. In die tradi- lijke lichamen, nog altijd doorwerkt in het ge- lagere inkomens. Deze pioniers lieten zien tie zouden de Amsterdamse Schoolarchitecten schiedbeeld. Nog steeds geniet een architect als dat het wél kon. verder werken. Gemeenschappelijk aan beide de berlagiaan J.C. van Epen relatief weinig be- stromingen is het streven naar fraaie volkswo- kendheid. De vooroorlogse richtingenstrijd in Vriendjespolitiek ningbouw. De berlagianen echter stonden een de architectuur en de rol die de Schoonheids- Ondertussen ontwikkelde zich de nieuwe strakkere bouwstijl voor en streefden een archi- commissie daarin speelde, geeft bij uitstek het stroming van de Amsterdamse School, met tectuur na die het verband tussen functie en ui- tijdgebonden karakter van het welstandswerk architecten als De Klerk, Kramer en Van terlijk liet zien. Ze schuwden de façadearchitec- aan. Een relativering waar de commissie zich der Mey (gezamenlijk verantwoordelijk tuur met ornamenten en golvende gevellijnen lange tijd niet van bewust was. voor het vernieuwende Scheepvaarthuis

22 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Rechts: Luchtfoto Spaarndammerbuurt in noordwestelijke richting. Tussen 1917 en 1921 werd het door M. de Klerk ontworpen complex arbei- derswoningen inclusief school en postkantoor gerealiseerd dat bekend staat als Het Schip.

Onder: J.F. Staal, ontwerp voor de J.M. Coenen- straat, 1922.

nootschap Architectura et Amicitia overge- nomen. Begin 1918 was het eerste num- mer van Wendingen verschenen, de spreek- buis van deze nieuwe generatie. Hun invloed in de Schoonheidscommissie van

Amsterdam werd sterker, zij het voorlopig Amsterdam Stadsarchief nog niet overheersend. Ook de belangrijkste posten bij de Afde- jespolitiek dan door objectieve criteria be- horen het al genoemde Scheepvaarthuis uit ling Gebouwen van Publieke Werken, de paald. Daardoor konden de architecten 1916 en de telefooncentrale van Rutgers en Dienst Bouw- en Woningtoezicht en de Ge- van de Amsterdamse School begin jaren Marnette op Singel 340 uit 1919. Kantoren, meentelijke Woningdienst werden ingeno- twintig ten slotte ook in de Schoonheids- warenhuizen, maar vooral ook banken ko- men door architecten of andere ambtena- commissie de macht naar zich toe trekken. zen voor een traditionele, bij voorkeur naar ren die een duidelijke voorkeur hadden Ze vestigden langzaam een dictatuur. De de zeventiende eeuw verwijzende gevel, die ontwikkeld voor de Amsterdamse School. leden schroomden niet om gevelontwer- hun het imago van Hollandse degelijkheid Keppler, vanaf 1915 tot zijn pensioen in pen in een afwijkende stijl, vaak door moest verschaffen. De Schoonheidscom- 1937 directeur van de Gemeentelijke Wo- bouwondernemers ingeleverd, af te wijzen missie had weinig succes met haar pogin- ningdienst, zorgde er persoonlijk voor dat en deze opnieuw te laten maken door ar- gen de bouw van dergelijke historiserende Michel de Klerk zijn opvallende blokken chitecten uit hun eigen Amsterdamse ontwerpen te voorkomen. voor Eigen Haard kon bouwen aan het Schoolkring. Dit werd in architectenkrin- Treurig was het lot van architecten van de Spaarndammerplantsoen (nu bekend als gen als een ongewenste vrijheidsbeperking rationalistische stroming, die met hun ‘Het Schip’). Met succes bood hij weer- gevoeld. Toch was er enkele jaren later bij- nuchtere stijl een pioniersrol hadden ver- stand aan protesten van tegenstanders, die na geen architect meer in Amsterdam, en vuld in de Amsterdamse sociale woning- de hoge bouwkosten voor dit project als zeker niet bij woningcorporaties, die niet bouw. Van Epen raakte gefrustreerd door verspilling zagen. Waarschijnlijk was in Amsterdamse Schoolstijl bouwde. alle kritiek en werd uiteindelijk door wo- Keppler ook verantwoordelijk voor de aan- ningbouwvereniging Samenwerking ver- stelling bij de gemeente van jonge Amster- Uitgerangeerd vangen. In zijn plaats mocht de Amster- damse Schoolarchitecten als Boeyinga, Zo werd de Amsterdamse School in de ja- damse Schoolarchitect B. van den Nieuwen Zietsma, Mulder jr., Boterenbrood en ren twintig de dominante stroming, met Amstel het ontwerp voor Het Nieuwe Huis Roodenburgh. uitzondering van de binnenstad waar maar aan het Roelof Hartplein maken. Ook De samenstelling van de Schoonheids- weinig gebouwen in deze stijl te vinden J.W.H. Leliman, architect bij grote op- commissie werd altijd al meer door vriend- zijn. Tot de schaarse voorbeelden hier be- drachten in de sociale woningbouw, was uitgerangeerd. Hij had alle uiterlijke ‘Spie- lereien’ van de Amsterdamse School, waar de gevel slechts ‘een mantel, een bekle- ding, een masker’ is, altijd fel bekritiseerd. Bij zijn overlijden in 1921 lag er nog wat oud werk, maar nieuwe projecten van zijn vaste opdrachtgever Eigen Haard waren al naar de nieuwere generatie gegaan. J.E. van der Pek, ook een van de belangrijkste archi- tecten van de eerste jaren van de woning- wetbouw, had al enige tijd voor zijn overlij- den in 1919 geen opdrachten meer. En ook A.W. Weissman, die in 1919 keihard was ge- mangeld door de Schoonheidscommissie, had bij zijn overlijden vier jaar later al eni-

Collectie NAI Rotterdam ge tijd geen nieuw werk in portefeuille. I

DEEL 1: 1898–1940 | 23 De oude leeuw die vliegen ging vangen Opmeer Reportages

ind jaren tien begon negentiende eeuw ge- ontwerpen van arbeiders- bestaansrecht had, net als ‘vertoont noch horizontaal de Amsterdamse meentearchitect van Am- woningen bezig houden, de meer organisch ogende noch verticaal richting, het ESchool al toonaan- sterdam; in die functie ont- terwijl zij droomen van de bouwwerken elders in de omringt de wezenloos ge- gevend te worden, maar wierp hij het Museum stoutste “ruimte-kunst”, stad. Maar dan moest het stelde raamgaten zonder anders georiënteerde Suasso (later Stedelijk Mu- wat onwillekeurig doet wel een sterk ontwerp zijn, den geringsten dwang’. architecten konden toen seum). Tussen 1908 en 1914 denken aan de ouden met een architectuur ‘die De commissie besloot nog wel opdrachten bin- was hij met een onderbre- leeuw uit de fabel, die, den beschouwer geen twij- met de mededeling dat ze nenhalen. Zo mocht A.W. king van drie jaar lid van de toen hij geen waardiger fel overlaat aan haar ver- Weissman geen aanwijzin- Weissman een ontwerp Schoonheidscommissie. In prooi meer bespringen kon, schijningskracht en hem gen tot verbetering zou ge- maken voor de Coöperatie- 1909 werd hij nog inge- vliegen ging vangen’. onderwerpt aan hare over- ven. De ‘oplossing der op- buurt in Berlages Plan Zuid huurd door de Bouwmaat- Ongetwijfeld speelden heerschende zelfbewust- gave tot reine en krachtige (rondom de Coöperatiehof, schappij tot Verkrijging van Weissmans staat van heid, die des beschouwers architectuur van vlakke in wat nu de Burgemeester Eigen Woningen om haar dienst en zijn hekel aan de aandacht trekt over alle muren en daken met tref- Tellegenbuurt genoemd eerste woningwetproject in Amsterdamse School op de toevalligheden der omrin- fend overtuigd geplaatste wordt). Waarschijnlijk als de Hugo de Grootbuurt na achtergrond mee bij de uit- gende omgeving’. raam- en deuropeningen gevolg van zijn kritische een aanvankelijke afwijzing gebreide motivering die de Maar daar was hier geen gaat boven ontwerpers houding tegenover de langs de Schoonheidscom- inmiddels door Amster- sprake van, zo bleek uit de krachten’. Het grove ge- Amsterdamse School werd missie te loodsen. damse Schoolarchitecten emmer van kritiek die de schut dat de commissie ge- Weissman ongenadig hard Weissman stond in 1919 gedomineerde Schoon- Schoonheidscommissie bij bruikte, miste echter zijn aangepakt door de Schoon- inmiddels tamelijk alleen in heidscommissie opstelde monde van Staal over het doel: de gemeenteraad be- heidscommissie. zijn opvatting dat de com- bij haar afwijzing van zijn ontwerp uitstortte. Er was sloot na ampel beraad Van de plannen van binatie van kunst en volks- ontwerp in 1919. Waar ze geen ‘leidende kracht’ en voorrang te geven aan een Weiss man deugde geen huisvesting onmogelijk zich bij de meeste afkeurin- geen ‘redelijke samen- snelle start van de bouw, haar, zo oordeelde de com- was. Hij weigerde om de gen beperkte tot korte en hang’ tussen vensterope- ter oplossing van de nij- missie in haar advies aan B architectuur van corpora- vrij vage formuleringen als ningen, muurvlakken, da- pende woningnood, en en W uit 1919. Daarmee vel- tiewoningen als artistieke ‘ontwerper geeft er blijk ken en schoorstenen. De sloeg het advies van de de ze een hard oordeel over opgave te benaderen. In van een opgave van deze afstand tussen de ramen Schoonheidscommissie in het ontwerp van een archi- artikelen sneerde Weiss- grootte niet tot een goed was ‘volmaakt toevallig’ en de wind. tect die een zekere naam man over de architecten einde te kunnen brengen’, de plek van de deuren en had opgebouwd. Weissman van de Amsterdamse ging ze hier op bijna uitzin- trapramen in de gevelwan- was aan het einde van de School ‘die zich met het nige wijze in op allerlei de- den zonder een ‘spoor van tails. Het advies getuigde aesthetische bedoeling’. van de literaire talenten De positionering van de ra- van commissielid Staal, die men was ‘van een alles het concept had opgesteld. overtreffende onredelijk- De commissie stelde dat ze heid’ en ‘verontrustend on- haar kritiek op de ‘onbedui- bekwaam’. dendheid der gevelontwer- ‘De ontwerpen vertoonen pen’ en ‘de liefdeloosheid in elk onderdeel totaal ge- waarin de ontwerper ze tot mis aan kracht of gespan- hun dor bestaan verwekte’ nenheid, de plinten, borst- zo uitgebreid motiveerde, weringen, gootboeiing en omdat het hier om een noklijn missen volstrekt el- groot project ging. ken schijn van bindende Staals betoog kwam erop kracht,’ zo vervolgde de neer dat de nieuwe, aan- commissie. Het metsel-

Opmeer Reportages eengesloten bebouwing werk rondom de ramen

24 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Verbijstering over bevoordelen collega’s De bom barst

Rond 1925 lag de Schoonheidscommissie van alle kanten onder vuur. Vanuit de politiek klonk de roep om verambtelijking van het welstandstoezicht. De jarenlang opgespaarde woede van bouwers leidde tot een officieel onderzoek met stevige conclusies. Het legde de basis voor een nieuwe structuur en werkwijze die in grote lijnen tot 1981 mee zouden gaan.

n 1922, met de opname van een wel- De daadwerkelijke beoordeling van linge eenheid is zoek,’ aldus gemeente- standsbepaling in de Bouwverorde- bouwplannen vond volgens het nieuwe re- raadslid Van den Bergh. Zijn collega Ining, kreeg de Schoonheidscommis- glement in drie subcommissies plaats. In Gulden pleitte ervoor in het stedenbouw- sie een wettelijke basis. Vanaf dat moment elk van deze zogenoemde gevelcommissies kundig belang één architect per architecto- mocht er niet meer worden gebouwd als hadden drie architectleden zitting, zodat nische eenheid aan te stellen, maar deed het stadsschoon werd geschaad. De com- zij nog steeds een flinke vinger in de pap bovendien nog een ander opmerkelijk voor- missie móest nu worden ingeschakeld om hadden. Verder was in het reglement een stel: hij wilde esthetisch toezicht door amb- vast te stellen of het ontwerp het aanzien artikel opgenomen dat het rouleren van le- tenaren uit laten voeren, niet door de regu- van de omgeving niet schaadde, ook bij den moest regelen: om de twee jaar zou de liere Schoonheidscommissie. bouw op particuliere terreinen. Wel bleef helft van de commissie moeten aftreden. Een deel van de bebouwing in Zuid was de commissie een adviserende instelling, Om de een of andere reden kwam hier ech- echter al in kannen en kruiken. De wethou- waardoor B en W haar oordeel over een ter niets van terecht: met uitzondering van der van Publieke Werken bleek te zijn door- ontwerp nog steeds konden negeren. twee van de negen architectleden die in gegaan op de oude weg en had bij de uitgif- Deze welstandsbepaling maakte een 1928 werden vervangen, was er tussen te van grond geen rekening gehouden met nieuw reglement nodig, en een fusie tus- 1925 en 1933 geen enkele mutatie. architectonische eenheden. Raadslid Van sen de officiële Schoonheidscommissie en den Bergh wilde dat de gemeenteraad hier de Commissie voor het Stadsschoon, die Toezicht op Plan Zuid een stokje voor zou steken. Volgens hem zich sinds 1911 als een soort bouwadvies- In april 1925 trokken enkele sociaal-demo- was het beter ‘een stadsdeel, dat eenige bureau had gebogen over renovaties en cratische gemeenteraadsleden aan de bel. eeuwen zal bestaan, zoo goed mogelijk te kleinere nieuwbouwprojecten in de oude Iedereen was het erover eens dat het nieu- maken, dan te voorkomen dat eenige stad binnen de Singelgracht. we systeem van supervisie een verbetering particulieren eenige schade lijden’. was. Daarin werden vooraf duidelijke es- Om de erfpachtuitgifte niet volledig te Leken thetische eisen gesteld, in plaats van dat laten stagneren besloten B en W tot een Het reglement van 1924 gaf B en W een ontwerpen op duistere gronden konden tussenoplossing. Een commissie van top- grotere invloed op de samenstelling van worden afgekeurd. Maar de verwachting ambtenaren zou nagaan of de al gereed - de Schoonheidscommissie. De architec- dat dit systeem ook bij de verdere bebou- liggende bouwplannen konden worden tenverenigingen Architectura et Amicitia wing in Zuid toegepast zou worden, was uitgevoerd, zonder dat de beoogde hoge en de Bond van Nederlandse Architecten niet uitgekomen. ‘De bebouwing is indivi- esthetische normen van Plan Zuid met (in 1908 opgericht en in 1919 gefuseerd dueel, bloksgewijze, goed maar de onder- voeten werden getreden. Leden van deze met de oudere Maatschappij tot Bevorde- ring der Bouwkunst) mochten zestien architecten voordragen, waaruit B en W acht leden konden kiezen. Bovendien kon het college zelf één architectlid benoe- men. Ondanks fel verzet van de architec- ten kwamen er voor het eerst ook door Zeger Gulden (1875–1960), sdap B en W benoemde ‘leken’, dat wil zeggen -raadslid en archi- niet-architecten, in de commissie. Voor de tect: een echte volkshuis- vestingbouwer met socia- architectenverenigingen was dit een grote listische idealen. Op zijn teleurstelling. Ze hadden nu weliswaar via vakgebied stond hij niet de commissie invloed op vrijwel alle als vooruitstrevend be- bouwsels die in de stad werden opgetrok- kend. Zijn bureau Gulden ken, maar de architecten waren hun al- en Geldmaker voerde vele leenrecht bij een beschikking definitief nieuwbouwopdrachten

kwijt. Amsterdam de Laaf / Stadsarchief Tekening: N.W.J. uit in de stad.

DEEL 1: 1898–1940 | 25 Plattegrond van het zuide- Forse kritiek toezicht te krijgen, zo vertelden anderen lijke deel van Amsterdam, Intussen had zich bij de bouwers flink wat de onderzoekscommissie. 1929. wrok opgestapeld over de Schoonheids- Een andere klacht was dat ontwerpen commissie. Zij beschuldigden de drie ge- niet anoniem werden behandeld. Daar- velcommissies van willekeur en van be- door werden ze alleen al op basis van de voordeling van collega-architecten of van naam van de ontwerper en de opleiding een bepaalde stijl. Ook verweten ze de ge- die hij had gevolgd, goed- of afgekeurd. In velcommissies onwil om aanwijzingen tot een reactie op deze klacht noemde een lid verbetering te geven. In 1925 barstte de van de Schoonheidscommissie het inder- bom. De onvrede werd zo groot dat B en W daad principieel onjuist dat er geen besloten een officiële onderzoekscommis- anonimiteit was. Maar tegelijkertijd sie in te stellen, bemand door de wethou- suggereerde hij dat anonieme behande- ders Ter Haar van Publieke Werken en De ling eigenlijk een loze oplossing was: de Miranda van Volkshuisvesting, aangevuld Schoonheidscommissie zou toch snel met secretaris Franken van de Schoon- zien van wiens hand het ontwerp was. heidscommissie. Voorlopige Commissie Zuid waren de di- In vier maanden werden ruim vijftig be- Coöptatie recteuren van Publieke Werken, Gemeen- trokkenen gehoord en de geuite kritiek op Op de beschuldiging dat bepaalde stijlen telijk Bouw- en Woningtoezicht en de Wo- de Schoonheidscommissie was niet mals. werden bevoordeeld, antwoordden archi- ningdienst, en stadsarchitect Hulshoff. Tot verbijstering van De Miranda erkende tectleden van de Schoonheidscommissie Allen ambtenaren, zoals Gulden al had be- directeur Tjaden van Bouw- en Woningtoe- verschillend. De een verwierp het idee van pleit. In feite was de Schoonheidscommis- zicht ronduit dat de commissie collega-ar- een stijlvoorkeur, terwijl een ander zei dat sie daarmee in Zuid zo goed als buiten chitecten bevoordeelde. Onbekende ont- ‘een officiële stijl’ altijd nog beter was dan werking gesteld. werpers gingen er daarom maar toe over de ‘verbeterde middelmaat’ die naar zijn de naam van een bekende architect te ‘ko- idee steeds werd bereikt. pen’ om de tekening door het welstands- Ook het verwijt over gebrek aan hulpvaar- Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief

26 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Spotprent ‘Dat levert Gra- Op aandringen van directeur De Graaf tama ons’ uit het tijd- van Publieke Werken werden alle bestaan- schrift De 8 en Opbouw de commissies opgeheven, waarna de ge- (1932), spreekbuis van de meenteraad in 1933 een nieuwe verorde- Nieuwe Zakelijkheid. ning op de Schoonheidscommissie Regelmatig viel dit tijd- vaststelde. Niet alleen de directeuren van schrift andere richtingen aan, met name de Amster- de drie bouwtechnische diensten, het damse School. Ook de hoofd van de in 1928 opgerichte Afdeling Schoonheidscommissie Stadsontwikkeling en een zestal architec- was het doelwit, vanwege ten kregen zitting in deze nieuwe Schoon- haar blokkades tegen het heidscommissie, maar ook vertegenwoor- Nieuwe Bouwen. digers van de burgerij, de bouwwereld, het bedrijfsleven en de woningcorporaties. Deze voltallige ‘zware’ commissie was voor- al verantwoordelijk voor algemene advie- zen, monumentenbeleid en bijzondere digheid kwam aan de orde. Het antwoord Plan Zuid, één bouwondernemer en één vraagstukken. Daarnaast ontstonden de van Gratama was voorspelbaar: er wordt te bouwkundige van ‘erkende bekwaamheid’ Commissie Oude Stad (cos) en de Com- veel gebeunhaasd om steeds de helpende er zitting in hebben. Berlage liet vanuit missie Nieuwe Stad (cns), waarin groten- hand te blijven bieden. ‘Iemand die abso- Zwitserland weten voor de eer te moeten deels dezelfde groepen waren vertegen- luut onbekwaam is, moet in Amsterdam bedanken. Daardoor konden er twee archi- woordigd als in de voltallige commissie. niet bouwen,’ zo was zijn mening. Uit het tecten zitting nemen in de commissie, Deze commissies bogen zich vooral over de onderzoek bleek verder dat de architecten- Staal en Vorkink. Met de installatie van de beoordeling van gevelplannen. Grofweg verenigingen niet bijster democratisch te Commissie Zuid in 1926 was de Schoon- bestond het werkgebied van de cosuit de werk gingen bij het kiezen van afgevaardig- heidscommissie in dit deel van de stad de- binnenstad, de negentiende-eeuwse ring den in de Schoonheidscommissie; in feite finitief op een zijspoor gezet. en een al gerealiseerd deel van de gordel was het coöptatie. Anderhalf jaar na de start van het onder- ’20–’40 en van de cns uit het gedeelte daar- Interessant is ook het antwoord van se- zoek, in de zomer van 1927, had Franken buiten. cretaris Franken van de Schoonheidscom- zijn nota klaar over de door hem genotu- Overigens was in december 1932 de wel- missie op de vraag naar zijn mening over leerde enquêtegesprekken. Hij stelde voor standsparagraaf in de Bouwverordening de bekwaamheid van de commissieleden. alle zittende leden uit hun functie te ont- veranderd. In plaats van de negatieve for- Gratama was volgens hem een ontwikkeld heffen en nieuwe leden voortaan door B en mulering dat het bouwen het stadsschoon en beschaafd man die door zelfbeheersing W te laten benoemen. Daarvoor zouden niet mocht schaden, kwam de positief ge- en tact geschikt was om met het publiek Gratama, Hulshoff, De Meyer, Staal en Vor- stelde regel dat een bouwwerk moest vol- om te gaan, terwijl ook Hulshoff een van kink beschikbaar kunnen blijven. De ande- doen aan redelijke eisen van welstand. de beste krachten was. Staal was ‘iemand ren achtte hij feitelijk ongeschikt. die zonder twijfel in een Schoonheidscom- De Schoonheidscommissie werd gereor- Beperkte zittingsduur missie thuisbehoort. Met Staal kan gepraat ganiseerd, maar behield dezelfde beperkte Na het onderzoek van 1925 wilden B en W worden en hij is iemand die zich laat over- bevoegdheden, echter nu voornamelijk als zich al niet meer binden aan de voordrach- tuigen en die welwillend is tegenover ande- Commissie Centrum. Voor Oost, West en ten van kandidaat-leden door de architec- ren.’ Ook van Vorkink kon niets dan goeds Noord werden afzonderlijke esthetische tenverenigingen. In het reglement van gezegd worden. Alleen aan de gevelcom- commissies ingesteld of kregen al bestaan- 1933 werd ook nog het verplichte overleg missie die bestond uit Boterenbrood, de commissies een officiële status. Daar- van B en W met de verenigingen geschrapt. Blaauw en Eibink schortte van alles, meen- door waren de grote uitbreidingsgebieden Dat was een duidelijke nederlaag voor voor- de Franken. Zij was het minst geschikt, de aan de invloed van de Schoonheidscom- al de Bond van Nederlandse Architecten, leden lieten zich in sterke mate leiden missie onttrokken. Gratama kreeg on- op dat moment de belangrijkste pleitbe- door hun eigen opvattingen, en vooral: zij danks de lovende woorden tijdens de en- zorger voor de architectenstand. had geen prestige. quête geen zitting in Commissie Zuid. Hij Pijnpunt voor architecten was ook de werd voorzitter van Commissie West. beperkte zittingsduur van architectleden Decentralisatie om te voorkomen dat ontwerpers zich naar Al tijdens het onderzoek werd in Zuid hard Oude en Nieuwe Stad de smaak van de commissies zouden rich- gewerkt aan de instelling van een definitie- Ondanks de sterke roep om hervormingen ten. Daarmee was definitief een einde ve commissie die de alomvattende estheti- kwam het na het onderzoek niet direct tot gekomen aan de langdurige carrières van sche leiding zou krijgen over de in Zuid ge- een nieuwe reglementswijziging. Die werd architecten in het welstandstoezicht, zoals legen bouwterreinen op gemeentelijke pas in 1933 doorgevoerd. Alleen al uit die van Gratama die met 21 jaar werken grond. Deze Commissie Zuid zou bestaan praktische overwegingen was het esthe- voor de Schoonheidscommissie en de uit volgende ambtenaren: de directeuren tisch toezicht aan reorganisatie toe. De Commissie voor het Stadsschoon record- van Publieke Werken (De Graaf), Bouw- en nog steeds functionerende oude Schoon- houder was. Anderen deden daar niet veel Woningtoezicht (Tjaden) en de Woning- heidscommissie werd steeds vaker gecon- voor onder, zoals Vorkink met 17 jaar, of dienst (Keppler), het hoofd van de afdeling fronteerd met stedenbouwkundige vraag- Staal met 16 jaar. Grondexploitatie bij de dienst Publieke stukken, maar was niet capabel genoeg om In grote lijnen zouden de werkwijze en Werken en stadsarchitect Hulshoff. Daar- daarover te kunnen adviseren. B en W wil- de structuur die de Schoonheidscommissie naast zouden Berlage als ontwerper van den af van dit incompetente waterhoofd. in 1933 kreeg, tot 1981 standhouden. I

DEEL 1: 1898–1940 | 27 De Openluchtschool van Jan Duiker uit 1929 aan de Cliostraat in Amsterdam- Zuid, het onderwerp van heftige discussies binnen de Schoonheidscommis- sie. Uiteindelijk werd dit voorbeeld van moderne architectuur naar een binnenterrein verwezen, ingepakt door woonblok- ken van een ‘fatsoenlijke’

Opmeer Reportages architectuur.

28 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Uitsluiting van nieuwe richting onhoudbaar Gewetensnood door Nieuwe Zakelijkheid Rond 1930 kwam een nieuwe architectuurstroming op. De Nieuwe Zakelijkheid rekende af met de tierelantijnen van de Amsterdamse School en benadrukte de functio - naliteit van bouwwerken. Het welstandstoezicht had het er moeilijk mee. Vakkundig ontworpen, maar geen gezicht, vonden leden van de Schoonheidscommissie.

DEEL 1: 1898–1940 | 29 Links: Gebouw Het Vrije Volk, voorheen nv De Arbeiderspers, Hekelveld 9–15, van J.W. Buijs en J.B. Lürsen, 1929–1931. In 1972 gesloopt om plaats te maken voor een hotel.

Onder: Het ontwerp van B. Merkelbach en Ch.J.F. Karsten voor de bebouwing aan het Allebéplein, 1929.

sten kwamen hier niet voor in aanmerking: ‘Genoemde architecten staan, blijkens hun diverse literaire bijdragen, de nieuwe rich- ting in de architectuur voor. Door hen is nog geen bouwwerk tot stand gebracht, zoodat omtrent hun prestaties geen mee- ning gevormd kan worden.’ Tevergeefs protesteerden de twee tegen hun afwijzing. Uiteindelijk maakten zij buiten mededinging toch een plan voor deze locaties, met strakke strokenbouw die de al bestaande bouwblokken afsloot en met hoogbouw te midden van groen. Een grotere tegenstelling met de andere inzen-

Nationaal Archief/Stadsarchief Amsterdam Archief/Stadsarchief Nationaal dingen was nauwelijks denkbaar. Gezien de samenstelling van de commissie die de e commissies van het welstands- passen in de sfeer van de Amsterdamse inzendingen beoordeelde, hadden ze geen toezicht kregen rond 1930 ontwer- binnenstad. Alleen commissielid J.F. Staal schijn van kans. Dpen voorgelegd in een geheel nieu- was het met deze beslissing niet eens. Staal Voor het Minervaplein werd C.J. Blaauw we stijl: de Nieuwe Zakelijkheid. Het maakte zelf in deze periode een ontwikke- (lid van de Silhouettencommissie) als win- contrast met de Amsterdamse School, die ling door van Amsterdamse School naar naar aangewezen. Door de economische tot dan toe de boventoon voerde, was groot: Nieuwe Zakelijkheid; zijn beroemde Wol- crisis kwamen de laatste blokken van dit strakke, sober vormgegeven gevels met kenkrabber aan het Victorieplein (1931) plan pas in de jaren vijftig tot stand, terwijl grote raampartijen. En geen bakstenen, vertoont kenmerken van beide stijlen. het Allebéplein volgens ontwerp van archi- maar beton. De commissieleden, meest In het Bouwkundig Weekblad kreeg Staal tect Boterenbrood er nooit is gekomen. In architecten van de Amsterdamse School, bijval van architect A.J. van der Steur. Hoe- 1962 zou op dit terrein het Hilton Hotel waren er principieel tegen of ze wisten er wel die geen voorstander van de moderne verrijzen, terwijl het tijdens de prijsvraag niet goed raad mee. Schermutselingen tus- stroming was, moest hij toegeven dat het voor de Rijksacademie voor Beeldende sen architecten van de Nieuwe Zakelijkheid ontwerp een eerlijk en bekwaam stuk werk Kunsten was gereserveerd. en de schoonheidscommissies waren in was. Bovendien, vervolgde hij, zijn deze ar- het hele land aan de orde van de dag. Vak- chitecten toch geen kleine jongens tegen bladen en kranten waren ‘een grage tolk wie je zegt: ‘Jochie, ga naar huis en probeer van het typisch pathologische verschijnsel: het anders.’ In een beroepsprocedure werd de antizakelijkheidsmanie,’ stelde Jan Dui- het ontwerp alsnog toelaatbaar verklaard; ker, een vooraanstaand architect van de het werd een jaar later uitgevoerd. Nieuwe Zakelijkheid in 1932. ‘Zelfs wan- neer in Amsterdam zonder noodzaak boo- Prijsvraag Minervaplein men werden omgehakt, komt dit zonder Al eerder waren Merkelbach en Karsten meer op rekening van de “zakelijkheid”.’ door de Commissie Zuid afgevoerd van de In Amsterdam had de Schoonheidscom- architectenlijst bij een prijsvraag voor de missie twee jaar eerder het ontwerp van bebouwing rondom het Minervaplein en J.W.E. Buys en J.B. Lürsen voor het gebouw het Allebéplein (niet het huidige August Al- van De Arbeiderspers aan het Hekelveld lebéplein in Nieuw-West). De twee pleinen afgekeurd. Dat tweetal had kort daarvoor moesten volgens de commissie ‘hoofdmo- internationale waardering geoogst met de menten in het Plan Zuid vormen, die een voltooiing van het gebouw De Volharding afzonderlijke architectonische verzorging

in Den Haag. Hun nieuwe ontwerp zou niet ten volle verdienen’. Merkelbach en Kar- Collectie NAI Rotterdam

30 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Gewetensnood voor bioscoopexploitant Jean Desmet aan uit de weg kon worden gegaan, zei Staal. De Commissies Zuid en West kwamen het Amstelkanaal, hadden de commissiele- Hulshoff wilde de moderne architecten de door de ontwerpen van architecten van de den Hulshoff en Vorkink veel waardering. kans geven in Zuid te bouwen, ‘maar wel op Nieuwe Zakelijkheid dusdanig in gewe- Maar deze villa zou er onmiskenbaar een plaats waar het niet schaadt’. Een min- tensnood dat in 1930, bijna gelijktijdig ‘vreemd tussen komen te staan’ in Plan derheid gaf te kennen dit soort ontwerpen met de afwijzing van het gebouw voor De Zuid, aldus Vorkink. niet te kunnen en willen beoordelen. Deze Arbeiderspers, een vergadering werd be- Na rijp beraad besloot een meerderheid leden pleitten voor een ‘Nieuwzakelijk get- legd om gezamenlijk de koers vast te stel- van de gezamenlijke vergadering deze nieu- to’, waar door de commissie niet gecontro- len. Men besefte dat de tijd rijp was om we richting een kans te geven. Zoals te ver- leerd zou worden. een principieel standpunt te bepalen. In- wachten viel, zette vooral Staal al zijn over- middels waren al verscheidene van derge- tuigingskracht in om dit standpunt de Gestuntel lijke ontwerpen afgewezen, zoals villa’s overhand te laten krijgen. De Nieuwe Zake- Ook het gemeentebestuur wilde helderheid van A.H. Wegerif en A. Boeken. Vooral voor lijkheid was niet zomaar een mode, maar of de Nieuwe Zakelijkheid toelaatbaar was het ontwerp van Boeken, een dubbele villa de uiting van een levensgevoel die moeilijk in Plan Zuid en verzocht Gratama van de

De Openluchtschool van Jan Duiker

Jan Duiker was met zijn Openluchtschool de eer- ste architect van de Nieuwe Zakelijkheid die overhoop lag met de Commissie Zuid. In zijn eer- ste ontwerp uit 1928 had Duiker de school mid- den in de open ruimte in een plantsoen gesitu- eerd. Dit druiste volledig in tegen het belangrijkste principe van het Plan Zuid, het ge- sloten bouwblok. De Commissie Zuid was dan ook allesbehalve genegen het plan op deze loca- tie goed te keuren. De architectleden stelden voor de school op een binnenterrein te bouwen. Duiker wees dat af, waarna werd onderzocht of de school niet tussen villa’s kon worden gesitu- eerd. Maar ook dat bleek geen goede optie, be- vreesd als men was dat de omringende bebou- wing daarvan schade zou ondervinden. Commissievoorzitter De Graaf, directeur Publie- ke Werken, zag het al helemaal niet zitten ‘dat een dergelijke betonbouw in dit stadsdeel wordt opgericht’. Uiteindelijk vonden de architectleden een ge- schikt binnenterrein aan de Cliostraat waarmee Duiker akkoord ging. In juni 1929 gaf hij voor de voltallige commissie een toelichting op zijn ont- werp, en die keurde het goed. Eén belangrijke vraag stond echter nog open, namelijk hoe de toegang naar het binnenterrein gemaakt zou worden. De commissie wilde voorkomen dat de Boven: Het poortgebouw school zichtbaar zou zijn vanaf de straat en dat van de Openluchtschool het poortgebouw zou detoneren binnen het ge- van J. Duiker, 1929, velfront van het omringende bouwblok, bijvoor- Cliostraat 40. beeld door een afwijkende hoogte. Links: Montessorischool

Overigens was het in die tijd niet ongewoon om AmsterdamStadsarchief ANP/Polygoon van architect W. van Tijen, scholen op binnenterreinen te bouwen. Dit had Anthonie van Dijckstraat, als voordeel dat kinderen er veilig konden spelen de noodzakelijke zoninval. Daardoor werd dit hoek Albrecht Dürerstraat, en hun rumoer op afstand werd gehouden. In dit poortgebouw uiteindelijk anders uitgevoerd dan uit 1935. Ook een voorbeeld geval stemde het schoolbestuur slechts schoor- de Commissie Zuid graag had gewild. van moderne architectuur, voetend in met de plek: volgens de filosofie van Jaren later zei Keppler over de Eerste Open- maar Van Tijens ontwerp de openluchtscholen hadden de kinderen juist luchtschool ‘dat de commissie er verkeerd aan viel wel in goede aarde bij licht en lucht nodig en geen binnenplaats. Het gedaan heeft, deze zoo weg te stoppen’. Keppler de Schoonheidscommissie. schoolbestuur stelde dan ook als tegeneis dat zelf kreeg er in ieder geval steeds meer wroeging Dit gebouw ligt dan ook het poortgebouw aan het zuidfront lager zou zijn over. Tegenwoordig is het gebouw een rijks - gewoon aan de straat, in tegenstelling tot Duikers dan het aansluitende bouwblok, met het oog op monument. Openluchtschool.

DEEL 1: 1898–1940 | 31 Van Agtmaal, 1939 / Stadsarchief Amsterdam Agtmaal, 1939 / Stadsarchief Van

Boven: Het ‘Twaalfverdie- pingenhuis’, oftewel de ‘Wolkenkrabber’, van ar- chitect J.F. Staal aan het Victorieplein uit 1932. Het plein wordt omsloten door woningblokken, eveneens van Staal, uit 1930.

Links: De nieuw-zakelijke Apollohal van architect Boeken, 1933–1934. Het had heel wat voeten in de aarde voordat het ont- werp door de Commissie Zuid geaccepteerd werd. Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief

Commissie West en Staal namens de Com- werpen in de nieuwe stijl toegelaten moes- tonigheid. Dit drong door tot de gemeente- missie Zuid in 1931 hun standpunten op ten worden. De Nieuwe Zakelijkheid had raad. Ook gemeenteraadsleden constateer- papier te zetten. De conclusie van Gratama volgens hem de toekomst. ‘Wat tot nu toe den een ‘vervlakking’ en ‘een zekere mid- was dat er voor deze ontwerpen bij voor- in Zuid gebouwd is, dat is een verschijnsel delmatigheid’ in Plan Zuid. De Commissie keur een apart terrein aangewezen moest van groote beschaving. Maar het is ver- Zuid was kort daarvoor nog bejubeld om worden. Mocht dit niet mogelijk zijn en stard, kan niet verder en moet in een aantal haar successen en werd beschouwd als het moest toch in de gewone uitbreiding wor- jaren afgeloopen zijn.’ Zijn conclusie ging brandpunt van alle bemoeiingen waardoor den gebouwd, dan zouden daarbij ‘de nor- zelfs nog verder: de nieuwe richting moest ‘er in Zuid een stad groeit, die zoo mooi male eischen van overgang en harmonie’ niet alleen in Zuid een kans krijgen, maar kan worden als misschien nergens be- moeten blijven gelden, een voorwaarde ook in de oude stad. staat’. Maar het vuur en de overtuiging van waaraan in de praktijk natuurlijk niet kon In de Commissie Zuid lukte het niet tot weleer hadden nu aan kracht verloren. De worden voldaan. De sfeer van Amsterdam- overeenstemming te komen over de om- opkomst van de Nieuwe Zakelijkheid en Zuid mocht niet worden verstoord, dat gang met de Nieuwe Zakelijkheid. Betrok- het gestuntel bij het innemen van een stond voor Gratama voorop. kenen bij de projecten klaagden over het standpunt hebben vermoedelijk het einde Staal daarentegen vond dat in Zuid ont- gebrek aan vrijheid, over verveling en een- van de Commissie Zuid bespoedigd. I

32 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM Welstand in de historische binnenstad ‘In klederdracht op naaldhakken’

Nieuwbouw in de historische binnenstad van Amsterdam stelt ontwerpers voor een lastig dilemma: naadloos aansluiten (‘histori - seren’) of eigentijds contrasteren? Dit dilemma werd een eeuw geleden al onderkend. In 1911 ging een speciale Commissie voor het Stadsschoon zich hiermee bezighouden. Veel van de toenmalige denkbeelden en werkwijzen zijn nog steeds in zwang of beleven een revival.

an het eind van de negentiende eeuw was Amsterdam volop in be- Aweging. Panden binnen de histori- sche maakten plaats voor grootschalige kantoorgebouwen of waren- huizen. Overal werd gesloopt, gebouwd, ge- moderniseerd of uitgebreid. Nieuwe ver- keersmiddelen zoals de tram en later de auto deden hun intrede. De stad groeide aan alle kanten zichtbaar uit haar jas. Destijds werden ‘eigentijdse’ ingrepen in de historische binnenstad beschouwd als een fenomeen dat nu eenmaal hoort bij een veranderende tijd. Totdat het besef doordrong dat zo het ‘schilderachtige’ sil- houet van de grachten en straatjes dreigde te verdwijnen, het beeld dat werd geken- merkt door topgevels met ornamenten uit de zeventiende en achttiende eeuw. Het Genootschap Amstelodamum ijverde voor het behoud van panden met ‘kunst- waarde’, die waren voorzien van gevelste- nen, gebeeldhouwde geveltoppen en orna- menten. Het zag met lede ogen hoe ornamenten met puinschuitladingen tege- lijk verdwenen. In 1911 nam datzelfde ge- nootschap het initiatief tot de instelling

Voormalig Spinhuis, Oudezijds Achterburgwal 185. In 1910 viel het sloop- besluit voor het bestaande pand, ondanks verzet van de Schoonheidscommissie. P.J.H. Cuypers kreeg de opdracht een historise- rende gevel op de nieuw- bouw te plakken. Om geen ‘historische leugen’ te begaan werd een gevel- steen aangebracht met het

jaartal van de nieuwbouw. Amsterdam Stadsarchief

DEEL 1: 1898–1940 | 33 rechts: Een nieuw ‘Van Houten-pand’, 2008. In het kader van de sloop- nieuwbouw van Rozen- straat 66 t/m 76 is ook besloten het inmiddels als rijksmonument aange- wezen Van Houten-pand op Rozenstraat 72 te slopen. In de historise- rende nieuwbouw van Scala architecten is de halsgevel opnieuw her- plaatst, maar opgescho- ven naar nummer 76. Scala Architecten van de Commissie voor het Stadsschoon, Van Houten-panden samen met het Koninklijk Oudheidkun- Door de bemoeienissen van de Commis- dig Genootschap, de Maatschappij tot Be- sie voor het Stadsschoon en de inspannin- vordering der Bouwkunst, Architectura et gen van inspecteurs van de dienst Bouw- Amicitia en enkele andere kunstminnen- en Woningtoezicht, met name hoofdin- de verenigingen. specteur E. van Houten, ontstond een bij- De doelstelling van de nieuwe commis- zonder praktische oplossing voor nieuw- sie was het ‘verijdelen dat stadsschoon bouw tussen historische panden. De verloren gaat’ en het bevorderen dat ‘nieu- commissie probeerde bouwers en eigena- we bouwwerken zich aanpassen aan het ren ertoe te bewegen de oude topgevelbe- stadsbeeld waarin zij verrijzen’. Hoewel kroningen in stand te houden bij ver- de commissie wel door de gemeente werd bouw, of zelfs te herplaatsen bij sloop en gesubsidieerd had ze geen officiële be- nieuwbouw. Als sloop onvermijdelijk voegdheden. Daardoor kon zij tot haar on- bleek, probeerde de commissie de bouwer genoegen geen sancties opleggen, zoals of eigenaar te overreden in de nieuwbouw het weigeren van de bouwvergunning. De ten minste een kap toe te passen in plaats Commissie voor het Stadsschoon opereer- van een rechte daklijst. Talloze onopval- de op terreinen in particulier eigendom, lende ‘nieuwbouwvullingen’ kwamen zo autonoom naast de officiële Schoonheids- tot stand. Ook werd aangedrongen op een commissie die zich voornamelijk bezig sober kleurgebruik. De kleurenwaaier van hield met nieuwbouw op nieuwe door de Van Houten bestond slechts uit wit, grach- gemeente uitgegeven bouwgronden. In tengroen, monumentengroen en Benthei- 1924 ging de Commissie voor het Stads- mer, een crèmekleur.

schoon op in de officiële Schoonheids- Hoe en wanneer het idee precies ont- Amsterdam Stadsarchief commissie. stond is onduidelijk, maar ergens voor de Tweede Wereldoorlog ging men een stap- nieuwbouwpanden met een ‘historisch’ je verder. Geveltoppen van gesloopte pan- ogende uitstraling geplaatst. Amsterdam den werden naar elders verhuisd en op kent enkele honderden van deze panden, die bekendstaan onder de naam Van Hou- ten-panden. Geen Amsterdamse Schooltypes Oudheidkundige grappenmakerij De Schoonheidscommissie, al dan niet gesteund werd eveneens geweerd. Iets nieuws was dat ar- Niet iedereen binnen de Schoonheidscom- door het stadsbestuur, probeerde meermalen het chitecten van de Amsterdamse School het in de missie was het eens met deze historiseren- uiterlijk van nieuwbouw in de oude stad te beïn- jaren dertig ook wel konden schudden. Zij kre- de stadsvernieuwingsmethode. Dat bleek vloeden via aanpassingen van de Bouwverorde- gen een koekje van eigen deeg, want ze hoefden in oktober 1931 op een vergadering van de ning. Nadat daar maximale bouwhoogten in wa- er niet op te rekenen dat serieus met hen werd Commissie Centrum over de verbouwing ren vastgelegd, stelde de commissie in 1936 zelfs overlegd over aanpassing van de plannen. Dat van Egelantiersgracht 191–195. Architect voor om de toepassing van erkers op de grachten valt tenminste af te leiden uit het volgende ci- Gratama was wel enthousiast: ‘Door ge- te verbieden, omdat ‘de Oudhollandse gevels taat van architect Staal, zelf inmiddels overge- bruik te maken van oude bouwfragmenten vlak van aard zijn’. Dat verbod kwam er niet. gaan op de Nieuwe Zakelijkheid: ‘Er zijn drie en het zoeken naar aansluiting aan de om- Een andere vorm van beïnvloeding was het soorten planindieners: 1. Onbevoegden met wie ringende bebouwing is een bevredigend en overleg met de planindieners zelf. Dat architec- iets te bereiken valt; 2. Kunstenaars met wie kan smaakvol geheel ontstaan.’ Professor Hu- ten met een ‘nieuw-zakelijke’ opvatting niet veel worden overlegd; 3. Amsterdamse Schooltypes dig, een ander commissielid, verzette zich kans kregen in de oude stad, behoeft geen be- met wie nooit iets zuivers te bereiken is.’ juist krachtig tegen de richting die met het toog. De stijlnamaak van de negentiende eeuw plan werd ingeslagen. Hij noemde dit ‘oudheidkundige grappenmakerij’. Vol-

34 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM RECHTS: Het Van Houten- pand Rozenstraat 72 in 1936. Bij de nieuwbouw- invulling werd de halsge- vel opgenomen die bij sloop elders was vrijgeko- men. linkerpagina onder: Het pand Rozenstraat 72, onbewoonbaar verklaard en dichtgespijkerd in juni 1932.

gens Hudig moest de mogelijkheid wor- den opengelaten dat een nieuw gebouw zich ook in moderne vormentaal kon ui- ten. Gratama waarschuwde daarop voor de Nieuwe Zakelijkheid. Hij stelde dat ‘het kunstvermogen van onze tijd zo uitermate zwak is dat deze vormen gauw zullen ver- velen’. Na de verderfelijk geachte architec- tuur van de negentiende eeuw werden nu de modernen ongeschikt verklaard om te bouwen in het oude centrum. Architect Staal daarentegen noemde net als Hudig moderne architectuur in het centrum ver- dedigbaar. Maar hij verzuchtte wel dat er blijkbaar geen krachten waren die iets schoons konden voortbrengen in de oude stad. Het was ontoelaatbaar een stomme aansluitingsarchitectuur in het leven te roepen. Dan nog liever oude bestaande topgeveltjes toepassen, zoals hier aan de Egelantiersgracht, zo meende Staal. Aan het eind van de vergadering besloot de

commissie geen bezwaar te maken tegen Amsterdam Stadsarchief de verbouwing van de panden. In de jaren dertig zijn er aardig wat van stelde de Schoonheidscommissie voor om Hudig meende dat een ‘doode naboot- deze hybride panden tot stand gekomen. eisen in de Bouwverordening op te nemen singsarchitectuur, door een middelmatige De ‘jonge garde’ sprak er in het vakblad De over maximaal toelaatbare bouwhoogte, kracht ontworpen, veel erger is dan een 8 en Opbouw uiteraard schande van. In verplichte verticale geleding en kleurge- gezonde uiting van onzen moderne tijd’. 1940 was architect J.M. van Hardeveld wat bruik. Gratama was het daar niet mee eens: in milder gestemd. Hij meende dat de pan- De aanbevelingen werden in november tijden van ‘zwakke vormgeving’ had men den een aardig straatbeeld opleveren zo- 1931 besproken in een vergadering van de niet het recht bestaande schoonheid te als ‘een Volendamsche (in klederdracht) Commissie Centrum. Er ontspon zich een vernietigen. ‘Beschouw de oude stad als op modieuze hooge hakken ook nog wel discussie die latere generaties architecten een museum,’ aldus Gratama. Profetisch iets aantrekkelijks heeft’. Na de oorlog nog vaak zouden herhalen. Weer stonden is zijn volgende uitspraak in het licht van zijn authentieke gevelornamenten alleen professor Hudig en architect Gratama te- de hedendaagse revival van het traditione- nog toegepast in de restauratiepraktijk. genover elkaar. Hudig meende dat het le puntdak en de open gevel: ‘De traditie niet mogelijk was de binnenstad in de be- zal door de tijden winnen. Bijvoorbeeld Stad als museum staande toestand te consolideren. Bedrij- een dak en groote ramen zijn natuurei- Monumentenbeschermers kwamen rond ven die zich in de stad vestigden of wilden schen.’ Als argument voor het behoud van 1930 tot de conclusie dat het oude stads- uitbreiden, stelden moderne eisen. Vol- het bestaande voerde Gratama aan dat schoon meer gebaat is bij bescherming gens Hudig moest de innovatieve tendens dikwijls een project werd ingediend met van het stadsbeeld als geheel dan van af- om verticale accenten te vervangen door een vermenging van verschillende stijlop- zonderlijke monumenten. Ze vonden dat horizontale, worden aanvaard als uiting vattingen. De commissie keurde dit ver- aan het bouwen in de oude stad extra van de moderne tijd. Ook het vastleggen volgens af, met het advies zich te houden voorwaarden moesten worden gesteld om van een maximale hoogte zou nieuwe ini- aan wat historisch juist is. Deze laatste het stadsbeeld als geheel te bewaren. Zo tiatieven te veel beperkingen opleggen. houding ten opzichte van stijlvermenging

DEEL 1: 1898–1940 | 35 vinden een eigentijdse interpretatie van Links: Ontwerptekening historische stijlen of ornamentiek al histo- van de ‘te overdadig geor- riserend. Volgens anderen is nieuwbouw namenteerde’ panden aan historiserend als die doelbewust niet van de Nieuwezijds Voorburg- wal van architect oud te onderscheiden is. A.C. Bleys, 1885. Sommige discussies die aan het begin

van de twintigste eeuw werden gevoerd, Onder: Sloop-nieuwbouw zijn nog steeds actueel. Andere discussies Vijzelstraat 121–131, Rap- zijn zo tijdgebonden dat we ze nu niet pange architecten, 2006. meer begrijpen. Zo spreekt architect Abel In de nieuwbouw zijn Kok in 1941 over de ‘verderfelijke stijlna- onderdelen van de oor- maak uit de negentiende eeuw’. Hij heeft spronkelijke panden ver- het dan over de volgens hem ‘te overdadig werkt. De nieuwe panden geornamenteerde’ panden aan de Nieuwe- zijn één verdieping hoger. zijds Voorburgwal uit 1885 van architect A.C. Bleys. Deze worden nu gekoesterd en blijken zich in onze ogen uitstekend te namaak’ doorbreekt. Zo zijn de eerste kunnen voegen in het historische stads- moderne Van Houten-panden gesigna-

Stadsarchief Amsterdam Stadsarchief beeld. Bovendien zijn ze te beschouwen leerd in het centrum. Maar het laatste als harmoniserend, met een eigen inter- woord in deze discussie is daarmee nog hanteert de Welstandscommissie tot op pretatie van het verleden. lang niet gesproken. Zeker niet nu Neder- de dag van vandaag. Na lange tijd te hebben geworsteld met land de zeventiende-eeuwse grachten - het probleem van eigentijdse, moderne in- gordel heeft voorgedragen voor plaatsing Historiseren mag weer, of toch niet? vullingen in oude stadskernen, is onder de op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Vanaf de oprichting van de Commissie architecten van nu een nieuwe trend ont- Regels hiervoor verbieden ‘alle vormen van voor het Stadsschoon in 1911 tot op de staan die het taboe op ‘historische stijl - pseudo-historisch ontwerpen’. I dag van vandaag loopt het dilemma van nieuwbouw in de historische stad als een rode draad door de geschiedenis van de Welstandscommissie. Soms groeiden de verschillen van opvatting uit tot een ware stammenstrijd tussen strikt modernen en historisch georiënteerden. Het opvattin- genspectrum over invulling in de oude stad loopt uiteen van ‘supermodern con- trasterend mag’, via het harmoniemodel tot historiserend, niet van oud te onder- scheiden. Het hele spectrum kwam in de afgelopen eeuw voorbij, maar het gros van de invullingen is harmoniserend met een eigentijdse ‘touch’. Overigens wordt het begrip ‘historise- rend’ niet eenduidig uitgelegd. Sommigen Rappange Architecten Rappange Colofon Extra katern voor de abonnees van nul20, tijdschrift In deel 2 (1940–2009) voor Amsterdams woonbeleid, november 2009. Deel 2 (1940–2009) verschijnt bij de nul20 van maart 2010. Wisselende populariteit, Uitgave Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam meer transparantie

Samenstelling Lisl Edhoffer en Anette van Dijk

Tekst Lisl Edhoffer (hoofdteksten), Johan van der Tol (‘Welstand en architectenstand’), Ine ter Borch (‘In klederdracht op naaldhakken’) en Annemiek Rijckenberg (Vent of prent)

Eindredactie Johan van der Tol en Hansje Galesloot

Beeldredactie Lisl Edhoffer en Anette van Dijk

Vormgeving Puntspatie [bno], Amsterdam

Druk Lenoirschuring, Amstelveen Ger van der Vlugt Ger van

Het tweede en laatste deel van deze uitgave Nieuwbouwinvulling aan belicht onder meer de rol van de Schoonheids- de Zwanenburgwal, Paul Bronnen commissie en de supervisie bij grote naoorlogse de Ley en Fenna Oorthuys, Baalman, Dirk, Architectenstand en welstand. stadsuitbreidingen. Eerst in de jaren vijftig en 1985 Onderzoeksverslag Vrije Universiteit. Amsterdam 1982. zestig in de en daarna in de Bijlmer. Beek, Marijke, Het aanzien waard? Geschiedenis van de welstandszorg in Nederland. Deventer: Kluwer/Van In de jaren zeventig en tachtig speelde de Loghum Slaterus, 1985. discussie over de cityvorming en het dilemma van de stadsvernieuwing. Bewoners eisten van het onafhankelijke welstandstoezicht. Het Beek, Marijke, ‘Ambtenaren en architecten, een schoonheidscommissie als kunstenaar’, in: Karin betaalbare huizen, maar welke welstandseisen eerste decennium van de twintigste eeuw ten Gaillard en Betsy Dokter (red.), Berlage en Amsterdam- waren daarbij nog haalbaar? De Welstandscom- slotte stond in het teken van de transparantie Zuid. Amsterdam/Rotterdam: Gemeentearchief missie was niet populair in die jaren. Immers: van de planbeoordeling. Na het opstellen van Amsterdam en Uitgeverij 010, 1992. ‘in geouwehoer kun je niet wonen’. welstandnota’s volgde in 2009 de lancering van Van Rossem, Vincent, ‘De stad gebouwd. De oude In de jaren negentig was er een herwaardering De Schoonheid van Amsterdam Digitaal. binnenstad vernieuwd’, in: Martha Bakker e.a. (red.), van de schoonheid van de negentiende-eeuwse Wellicht het begin van een nieuw tijdperk voor Amsterdam in de Tweede Gouden Eeuw. Bussum: Thoth, wijken en de Gordel ’20–’40, en daarmee ook de Commissie. 2000. Stissi, Vladimir, Amsterdam, het mekka van de volkshuisvesting. Sociale woningbouw 1909–1942. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2007. Vroom, Wim, ‘De stad behouden. Demping, doorbraken en de strijd tegen stedenschennis’, in: Aprilgrap, gepubliceerd in Martha Bakker e.a. (red.), Amsterdam in de Tweede De 8 en Opbouw, 1938. Gouden Eeuw. Bussum: Thoth, 2000. Woudsma, J., Een markant gebouw in Amsterdam-Oost. Het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Amsterdam: kit, 1990. Zoveel mogelijk is getracht te achterhalen wie de rechthebbenden zijn op de afbeeldingen in deze uitgave. In de gevallen waar dat niet is gelukt, wordt rechthebbenden verzocht contact op te nemen met de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam. Monumenten Amsterdam Commissie voorWelstand en Reguliersbreestraat, 1934. Jan DuikersCineacinde

Eva Besnyö, 1934 Maria Austria Instituut