Quick viewing(Text Mode)

Beheerregeling Rottum 2007-2010 Definitief 3.0 Incl. Bijlagen

?

????????

Rijkswaterstaat

Beheerregeling Rottum

Beheer en

2007 - 2010

?

????????

Rijkswaterstaat

Beheerregeling Rottum

Beheer Rottumeroog en Rottumerplaat

24 oktober 2006

Beheerregeling Rottum 2007 -2010 Uitvoeringsafspraken t.a.v. Beheer en onderhoud platencomplex Rottumeroog en Rottumerplaat

...... Colofon Uitgegeven door: Beheer en Adviescommissie Kustverdediging Rottumeroog en Rottumerplaat

Informatie: Rijkswaterstaat Noord Nederland Waterdistrict Waddenzee Telefoon: 0511-54 84 84 Fax: 0511-54 84 00

Uitgevoerd door BAKR Vastgesteld door: Rijkswaterstaat Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit Directie Regionale Zaken Noord Staatsbosbeheer regio Noord Provincie Fryslân Provincie Geadviseerd BAKR door

Datum: 1 december 2006

Status: Definitief

Versienummer: 3.0

3 Beheerregeling Rottum

Inhoudsopgave

......

1. Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Doelstelling 5

2. Betrokken partijen 6

3. Beleid en Wettelijk kader 7 3.1 Derde nota PKB Waddenz ee 7 3.2 Wettelijk kader 8

4. Gebied, waarden 13 4.1 Gebiedsbeschrijving 13 4.2 Waarden 13

5. Toegankelijkheid 15 5.1 Uitgangspunten 15 5.2 Excursies 15 5.3 Wetenschappelijk onderzoek 16 5.4 Werkbezoeken 17 5.5 Voorlichting / Pers en Media 17 5.6 Wadlooptochten 18

6. Beheer en Onderhoud 19 6.1 Ontwikkeling beheer 19 6.2 Taken Rijkswaterstaat 21 6.2.1 Kustbeheer 21 6.2.2. Water(kwaliteits)beheer 21 6.2.3 Maatregelen RWS 22 6.3 Taken Staatsbosbeheer 23 6.3.1 Surveillance en toezicht 23 6.4 Monitoring 24 6.4.1 Fysische metingen 24 6.4.2 Biologische metingen 25

7. Onderkomens op Rottumeroog en Rottumerplaat 26

Vaststelling 28

Bijlage 1 Instandhoudingdoelstellingen Waddenzee en Noordzeekustzone Bijlage 2 Kaart Rottum Bijlage 3 Beleidsuitgangspunten Wadlooptochten Rottumeroog Bijlage 4 Gedragscode Wadden Handhavings Overleg Bijlage 5 Erecode watersporters in het Waddengebied Bijlage 6 KNRM Bijlage 7 Bestrijdingsplan kustverontreiniging Rottumeroog en Rottumerplaat (Rijkswaterstaat Noord-Nederland, Waterdistrict Waddenzee) Bijlage 8 Flowschema melding Bijlage 9 Telefoonnummers Bijlage 10 Afkortingen

4 Beheerregeling Rottum 2007-2010

1. Inleiding

De Beheerregeling Rottum heeft betrekking op de eilandengroep Rottumerplaat, Rottumeroog en Zuiderduin (Natuurbeschermingswet art. 20 gebied), gelegen in de oostelijke Waddenzee. Het geheel wordt aangeduid met Rottum. Zie voor de ligging van de eilandengroep de bijgevoegde kaart (Bijlage 2). In hoofdstuk 2 worden de betrokken partijen weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt nader ingaan op het wettelijk kader en het beleid. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij een gebiedsomschrijving en worden de aanwezige waarden besproken. Hoofdstuk 5 gaat in op de toegankelijkheid van het gebied. In hoofdstuk 6 wordt het beheer en onderhoud, uitgesplitst in de werkzaamheden van Rijkswaterstaat Noord-Nederland (verder: “RWS”) en Staatsbosbeheer regio Noord (verder: “SBB”) weergegeven. De situatie m.b.t. de onderkomens op de beide eilanden wordt in hoofdstuk 7 besproken.

1.1 Aanleiding:

De oude Beheerregeling Rottum had een looptijd tot en met 31 december 2005. In deze oude Beheerregeling Rottum werd veel aandacht besteed aan de gebiedsomschrijving. Sinds die tijd is er in dit zeer dynamische gebied van de Waddenzee veel veranderd. Zowel beleidsmatig maar ook beheersmatig zijn er dusdanige veranderingen opgetreden dat besloten is tot een integrale herziening van de Beheerregeling Rottum. De Beheerregeling Rottum is opgesteld door RWS, SBB en Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit Directie Regionale Zaken vestiging Noord (verder "LNV") en de Provincies Groningen en Fryslân.

1.2 Doelstelling:

In de onderhavige Beheerregeling Rottum wordt inzicht gegeven in de verschillende verantwoordelijkheden van de verschillende partijen, het natuurbeheer, het kustbeheer en de toegankelijkheid van het gebied. Het beheer en onderhoud van de beheersmiddelen (gebouwen, machinepark e.d.) zal tevens aan de orde komen. Ook zal aangegeven worden, voor welke activiteiten wel of geen vergunning nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet (verder: Nb-wet) of van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken (verder: Wbr). De Beheerregeling Rottum zal derhalve dienen als nadere uitwerking van het beleid ten aanzien van toegankelijkheid( betreding), beheer en onderhoud. Tevens worden in de Beheerregeling Rottum de beleidsuitgangspunten geformuleerd aangaande de wadlooptochten naar Rottumeroog (Bijlage 3). De beheerregeling zal bekend worden gemaakt door o.a. publicatie.

De Beheerregeling zal te allen tijde aansluiten op toekomstig wettelijk beleid.

5 Beheerregeling Rottum 2007-2010

2. Betrokken partijen

SBB is, als uitvoeringsinstantie voor LNV, sinds 1977 verantwoordelijk voor het natuurbeheer voor het gebied waarvoor de beheerregeling geldt, hetgeen vastgelegd is in een brief van de Dienst der Domeinen.

RWS is kustbeheerder en beheerder op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en treedt op als materieel beheerder.

LNV DRZ Noord is op rijksniveau (mede) verantwoordelijk voor het Waddenbeleid. Het ministerie LNV is mede Bevoegd Gezag voor de uitvoering van de Nb-wet.

Provincie Groningen is betrokken gezien de eilanden liggen binnen het provinciaal grondgebied en daarnaast is het zeer waarschijnlijk dat de provincie Groningen ook Bevoegd Gezag wordt i.h.kv. de uitvoering Nb-wet.

Provincie Fryslân is op dit moment Bevoegd Gezag voor de uitvoering van de Nb-wet, aangezien het grootste deel van de Natura 2000 gebieden de Waddenzee en de Noordzeekustzone binnen de provinciale grenzen van Fryslân liggen, waar het gebied deel van uitmaakt.

Dienst der Domeinen (ministerie van Financiën ) is namens de staat privaatrechtelijk beheerder van de gronden, en zal, indien noodzakelijk, de privaatrechtelijk kant van e.e.a. nader regelen. Maar omdat de belangrijkste feitelijke beheerstaken overgedragen zijn aan RWS en SBB, is de bemoeienis van de Dienst der Domeinen minimaal.

Gemeente Eemsmond is betrokken aangezien de eilanden liggen binnen het gemeentelijke grondgebied en omdat de kaap op Rottumeroog in eigendom en beheer is van de gemeente Eemsmond. Op grond van de Wet op de strandvonderij (1931) is de burgemeester van de gemeente Eemsmond de strandvonder.

Het Waterschap Noorderzijlvest is betrokken in verband met het belang van het achterliggende kust/dijk beheer.

Overige betrokkenen zijn de Stichting Vrienden van Rottrumeroog en – plaat (verder "SVRR"), de Waddenvereniging en de Vereniging van Oevereigenaren en Gebruikers (verder "VOG").

Handhaving in het gebied ( “groene wetten”) vindt met name plaats door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de diverse diensten (LNV, SBB, RWS, AID en Provincie)

6 Beheerregeling Rottum 2007-2010

3. Beleid en Wettelijk kader

Het gebied Rottum ligt voor het overgrote deel binnen de begrenzing van de Derde Nota PKB Waddenzee. In deze nota wordt het rijksbeleid ten aanzien van de Waddenzee verwoord. De doelstellingen zijn dan ook gericht op de Waddenzee als geheel.

3.1 Derde Nota PKB Waddenzee (nog niet definitief vastgesteld)

De hoofddoelstelling voor de Waddenzee is de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap.

Om dit te bereiken is het beleid gericht op de duurzame bescherming en/of een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van: ? de waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen; ? de kwaliteit van water, bodem en lucht. De water- en bodemkwaliteit dient zodanig te zijn dat verontreinigingen slechts een verwaarloosbaar effect hebben op flora en fauna; ? de flora en de fauna; en tevens op behoud van: ? de landschappelijke kwaliteiten, met name rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid inclusief duisternis. Tevens worden de in de bodem aanwezige archeologische waarden en in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden beschermd.

De bovengenoemde hoofddoelstelling wordt nader uitgewerkt in de volgende doelstellingen uitgesplitst naar bepaalde biotopen of diersoorten in de Waddenzee. Nadrukkelijker dan in de vorige PKB Waddenzee zijn niet alleen de natuurwaarden, maar ook de landschappelijke waarden (rust, weidsheid, open horizon, natuurlijkheid en duisternis) opgenomen in de hoofddoelstelling en de nadere uitwerking hiervan.

Doelstellingen met betrekking tot water en sediment: ? een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van de waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen; ? duurzame bescherming van de kwaliteit van water en bodem; ? het bereiken van achtergrondconcentraties van natuurlijke microverontreinigingen; ? een Waddenzee die kan worden beschouwd als een `eutrofiërings - niet-probleemgebied’.

Doelstellingen met betrekking tot de getijdengebieden: ? een natuurlijke dynamische situatie in het getijdengebied; ? een groter areaal aan geomorfologisch en biologisch ongestoorde droogvallende en permanent onder water staande gebieden;

7 Beheerregeling Rottum 2007-2010

? een groter areaal aan, en een meer natuurlijke verspreiding en ontwikkeling van mosselbanken, Sabellariariffen en zeegrasvelden.

Doelstellingen met betrekking tot de kwelders: ? een groter areaal aan natuurlijke kwelders; ? een grotere natuurlijke morfologie en dynamiek; ? een verbeterde natuurlijke vegetatiestructuur.

Doelstellingen met betrekking tot de estuaria: ? bescherming van waardevolle delen van de estuaria; ? instandhouden en, voor zover mogelijk, herstellen van de rivieroevers in hun natuurlijke staat.

Doelstellingen met betrekking tot de vogels: ? gunstige omstandigheden voor trekkende en broedende vogels; ? een goede beschikbaarheid van voedsel; ? een natuurlijk broedsucces; ? voldoende grote ongestoorde pleisterplaatsen en ruigebieden; ? natuurlijke vlucht afstanden.

Doelstellingen met betrekking tot de zeezoogdieren: ? grijze zeehond, inclusief het overleven van de jongen; ? een levensvatbare stand en een natuurlijke reproductiecapaciteit voor bruinvissen.

Naast de genoemde doelen voor natuur zijn de volgende doelstellingen van belang: Doelstellingen met betrekking tot landschap en cultuurhistorie: ? het behouden, herstellen en ontwikkelen van de elementen die bijdragen aan het karakter of de identiteit van het landschap van de Waddenzee, met name rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid waaronder duisternis; ? het behouden van de voor het waddengebied karakteristieke cultuurhistorische elementen en structuren, zoals beschreven in het kader van Lancewad; ? het behouden van de in de (zee)bodem aanwezige archeologische waarden (vindplaatsen van historisch waardevolle scheepswrakken en verdronken en ondergeslibde nederzettingen). Deze bescherming betekent dat archeologische waarden in beginsel niet mogen worden aangetast door menselijke activiteiten.

3.2 Wettelijk kader

De hieronder weergegeven opsomming (niet uitputtend) geeft een divers aantal belangrijke wettelijke kaders weer die van toepassing zijn op het gebied Rottum

8 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming)

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (verder: Nb- wet) in werking getreden. De Nb-wet regelt de bescherming van o.a. de Vogelrichtlijngebieden, Habitatrichtlijngebieden en de in het verleden aangewezen Staats- en beschermde Natuurmonumenten. Middels de Nb-wet zijn de Internationale verdragen (Wetlandsconventie Ramsar, Conventie van Bonn, Conventie van Bern) en de Europese richtlijnen omgezet in nationale wetgeving. De gebieden die onder de bescherming van de Nb-wet vallen hebben de verzamelnaam gekregen van ‘Natura 2000 gebieden’. Het gebied Rottum valt voor het grootste gedeelte in het Natura 2000 gebied ‘de Waddenzee’ (Vogelrichtlijngebied, Habitatrichtlijngebeid, Staats- en beschermd natuurmonument) voor een klein deel in het Natura 2000 gebied ‘de Noordzeekustzône’ (Vogelrichtlijngebeid, Habitatrichtlijngebied) De te beschermen waarden worden verwoord in de instandhoudingsdoelstellingen die per gebied worden vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten. Verwacht wordt dat in 2007 de aanwijzingbesluiten van ‘de Waddenzee’ en de ‘Noordzeekustzône’ bekend zullen worden gemaakt. In Bijlage 1 van deze Beheerregeling worden de voorlopige instandhoudingsdoelstellingen en kwalificerende habitats en soorten van ‘de Waddenzee’ en de ‘Noordzeekustzône’ weergegeven. Ook zal voor de Natura 2000 gebieden ‘de Waddenzee’ en ‘de Noordzeekustzone’ een beheerplan worden opgesteld, die binnen drie jaar na de aanwijzing vastgesteld dient te zijn.

Het beheerplan zal de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten verder uitwerken in omvang, tijd en ruimte in samenhang met het bestaand gebruik. In de regio kan dit met betrokken beheerders en gebruikers het beste worden bepaald waar precies, met welke middelen, in welke omvang en in welk tempo de doelen worden gerealiseerd. Het beheerplan beschrijft de resultaten die bereikt moeten worden om het behoud of herstel van de habitattypen en soorten mogelijk te maken. En het plan geeft een overzicht van de instandhoudingsmaatregelen en voorwaarden waaronder bestaande gebruik mogelijk is. Ook biedt het beheerplan handvatten voor het toepassen van het afwegingskader voor de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet.

Voor de bescherming van de Natura 2000 gebieden is er een apart vergunningenregime (art. 19d Nb-wet) van kracht. Concreet betekent dat, indien projecten, activiteiten en of andere handelingen negatieve effecten kunnen hebben op de natuurwaarden (c.q. voorlopige instandhoudingsdoelstellingen) dan is er mogelijkerwijs een vergunning op grond van de Nb-wet nodig. De bevoegdheid voor de uitvoering van de Nb-wet ligt voor het grootste gedeelte bij de afzonderlijke GS’en van de provincies (art. 2 Nb-wet) . In de AMvB Besluit Nb-wet vergunningen 1998 worden een aantal activiteiten opgesomd waar de minister van LNV Bevoegd Gezag voor is.

9 Beheerregeling Rottum 2007-2010

In voorkomende gevallen is het verstandig om contact op te nemen met het Bevoegde Gezag i.h.k.v. de uitvoering van de Nb-wet. Voor Rottum is dat op dit moment de minister van LNV indien het activiteiten betreft zoals aangegeven in de AMvB Besluit vergunningen Nb-wet. Daarnaast is de provincie Fryslân het bevoegde gezag, aangezien de wet op dit moment nog bepaalt dat die provincie waar het grootse gedeelte van het Natura 2000 gebied in ligt het Bevoegde Gezag is. Het grootste deel van ‘de Waddenzee’ als het grootste deel van ‘de Noordzeekustzône’ is gelegen binnen de provinciegrenzen van Fryslân. Echter op dit moment is er een wetswijziging in voorbereiding die er in kan resulteren dat de provincie Groningen (op korte termijn) het Bevoegde Gezag wordt voor de uitvoering van de Nb-wet.

Naast het bovenstaande generieke beschermingsniveau kent de Nb- wet de specifieke mogelijkheid om op grond van art. 20 Nb-wet gebieden aan te wijzen waar de toegang wordt beperkt om extra bescherming te bieden. Het gebied Rottum is aangewezen als een zgn. art. 20 Nb-wet gebied. Om het gebied te betreden c.q. te bevaren is wederom een Nb- wetvergunning nodig. De provincie is in dit geval het Bevoegde Gezag.

Op grond van artikel 20 Nb-wet kan het bevoegd gezag de toegang tot een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 10, lid 1, een aangewezen gebied als bedoeld in artikel 10a, lid 1 of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 of delen van bedoelde gebieden, voorzover dit noodzakelijk is, voor de bescherming van natuurwaarden, beperken. Indien het bevoegd gezag gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid is het verboden om het betreffende gebied te betreden. Dit verbod geldt niet voor de eigenaar en de gebruiker als bedoeld gebruiksrecht zich daarover uitstrekt.

Flora- en faunawet (soortenbescherming)

In de Flora- en faunawet (verder Ff-wet) is het soortenbeschermingsdeel van de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. De wet beschermt via de in de artikelen 8 tot en met 18 opgenomen verbodsbepalingen onder meer de aangewezen beschermde planten- en diersoorten, de groeiplaats van beschermde planten, de nesten en andere voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde dieren. Op plannen of projecten is, voor zover deze bedreigde planten- of diersoorten raken, in het bijzonder artikel 75 van de Ff-wet van belang. Onder omstandigheden kan van de algemene verbodsbepalingen van de wet vrijstelling of vergunning worden verleend, indien de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten niet in het geding is.

10 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Besluit beperkingen burgerluchtverkeer Waddenzee 1999

Met het in werking getreden Besluit beperkingen burgerluchtverkeer Waddenzee (juli 1999) is het in de PKB Waddenzee vastgelegde beleid omtrent beheersmaatregelen voor het milieubeschermingsgebied in de Waddenzee voor wat betreft de luchtvaart boven het gebied geformaliseerd.

Het betreft een minimale vlieghoogte van 450 meter boven het milieubeschermingsgebied en een minimaal vlieghoogte van 300 meter boven de aangewezen corridors voor zover de randvoorwaarden hiervoor aanwezig zijn (wolkenbasis lager dan 450 meter of danwel vliegzicht van minder dan 8 km).

Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken

Waterstaatswerken zijn bij het rijk in beheer zijnde wateren, waterkeringen en wegen, inclusief wat er naar zijn aard toe behoort. Onder 'wateren' vallen o.a. de Waddenzee en de territoriale zee met de bodem (incl. evt. boven water uitstekende delen) en de oevers, waaronder het gebied Rottum. De Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) regelt m.n. aspecten die het uitvoeren van werken en plaatsen van voorwerpen aangaan op/in/boven/onder een rijkswaterstaatswerk. Voor dergelijke activiteiten is een vergunning benodigd van Rijkswaterstaat. De toegang tot een waterstaatwerk kan met art. 6 van de Wbr geheel of gedeeltelijk worden verboden of beperkt door een daartoe strekkende bekendmaking, geplaatst bij het betrokken waterstaatwerk.

Wet op de Strandvonderij (1931)

Op grond van de Wet op de strandvonderij is de burgemeester van de gemeente Eemsmond de strandvonder.

Overig

Particulary Sensitive Sea Area 2002 (PSSA)

In oktober 2002 werd de Waddenzee op gezamenlijk verzoek van Denemarken, Duitsland en Nederland aangewezen als bijzonder kwetsbaar zeegebied. Deze status kreeg de Waddenzee van de International Maritime Organisation ( IMO), de VN-organisatie die verantwoordelijk is voor de wereldwijde regelgeving op het gebied van de scheepvaart. Het gaat om het deel van het Waddenzeegebied dat het nationale park in Duitsland en de beschermde natuurgebieden in Denemarken en Nederland omvat, met een oppervlakte van ongeveer 13.000 km2. De belangrijkste scheepvaartroutes vallen erbuiten. De aanwijzing als PSSA betekent dat de Waddenzee wordt erkend als uniek

11 Beheerregeling Rottum 2007-2010

natuurgebied. De aanduiding PSSA zal ook verschijnen op zeekaarten. Met de aanwijzing wordt een belangrijk signaal afgegeven aan de internationale scheepvaart. Men zal zich beter bewust worden van de bijzondere kwetsbaarheid van het gebied voor de effecten van de scheepvaart. In die zin helpt de aanwijzing in het streven naar een betere bescherming en een duurzaam gebruik van het gebied.

Unesco Biosfeerreservaat

Een biosfeerreservaat is een door de UNESCO aangewezen gebied dat een ecosysteem representeert waarin de ecosystemen en de genetische waarden beschermd worden. De aanduiding komt voort uit de "Biosphere Conference" van 1968, de eerste intergouvernementele conferentie die als doel had de conservering van natuurlijke bronnen en ontwikkeling met elkaar in evenwicht te brengen.

Referentiegebied

Het referentiegebied valt vrijwel samen met het gebied dat op grond van art. 20 (voorheen art. 17) van de Nb-wet het gehele jaar of een deel van het jaar is afgesloten. Het beslaat ca. 7400 ha. (ongeveer 3% van de Waddenzee). Door de instelling van het referentiegebied wordt gevolg gegeven aan de in 1991 op de 6e Waddenzeeconferentie tussen Denemarken, Duitsland en Nederland gemaakte afspraken dat voldoende grote gebieden in de Waddenzee worden aangewezen waarbinnen geen exploitaties en verstorende activiteiten mogen plaatsvinden. Het doel is om de ongestoorde ontwikkeling van de natuur in de gebieden te kunnen vergelijken met de ontwikkelingen van de natuur in de rest van de Waddenzee. De natuurlijke ontwikkeling van het gebied zal jaarlijks in beeld worden gebracht. Daarnaast zal een vijfjaarlijkse tussenevaluatie uitwijzen of het gebeid zich anders dan de rest van de Waddenzee ontwikkelt. Die informatie zal op termijn worden gebruikt bij de ontwikkeling en uitvoering van het Waddenzeebeleid. In de praktijk wordt vooral de garnalenvisserij getroffen, deze is vanaf nu in het gebied niet meer mogelijk.

12 Beheerregeling Rottum 2007-2010

4. Gebied, waarden

4.1 Gebiedsbeschrijving:

De eilanden Rottumeroog (incl. Zuiderduin) en Rottumerplaat (in deze regeling tezamen Rottum genoemd) behoren tot een eilandenreeks welke zich uitstrekt van Den Helder tot Esbjerg. Tussen deze eilandenreeks en de vaste wal bevindt zich de Waddenzee. Het waddengebied is onder invloed van getijstromen, golven en wind voortdurend aan veranderingen onderhevig. De waddeneilanden verplaatsen zich over het algemeen in oostelijke en/of zuidelijke richting. De snelheid van verplaatsing verschilt per eiland door de ondergrond. Zo heeft Texel een keileemkern en is daardoor stabiel. Rottum heeft geen vaste kern en is daardoor de afgelopen 100 Jaar gemiddeld 30 tot 35 meter per jaar in zuidoostelijke richting is opgeschoven.

Rottumeroog was vroeger een relatief groot, bewoond eiland dat ca. 350 jaar geleden nog op de plaats van Rottumerplaat lag. De oppervlakte is nu ca. 245 ha. Rottumerplaat is tussen 1995 en 1999 aanzienlijk kleiner geworden, maar is de laatste 5 jaar weer flink gegroeid tot ca. 800 ha nu. De oppervlaktes zijn bepaald aan de hand van de gemiddelde hoogwaterlijn in 20051. Dit is tevens het gebied waarop deze beheerregeling betrekking heeft Voornamelijk aan de Noordzeekant van de eilanden ontstaan regelmatig zandbanken, die één geheel kunnen gaan vormen (zogenaamd “verhelen”) met de beide eilanden. Op Rottumeroog verplaatsen deze zandhoeveelheden daarna echter weer grotendeels, waardoor het eiland kleiner wordt. Op Rottumerplaat ontwikkelt zich op de ontstane strandvlakte spontaan duin vanwege de positieve zandbalans. De Westerduintjes op Rottumerplaat verplaatsen zich in oostelijk richting naar de stuifdijk en ook de kwelder.

4.2 Waarden:

De natuurwaarde van de beide eilanden in het grotere gebied van het oostelijk deel van het Nederlandse waddengebied wordt bepaald door het relatief grote aandeel dat de spontane, natuurlijke processen in de ontwikkeling van het wadden- en duinlandschap (kunnen) hebben. Een belangrijke waarde van het gebied is een grote natuurlijke dynamiek van stranden, kwelders en strandvlakten en duinen en de aanwezigheid van een natuurlijke vegetatie-successie met gunstige omstandigheden voor trekkende en broedende vogels.

1 Voor meer gedetailleerde beschrijving van de natuurwaarden wordt verwezen naar de evaluatierapporten “Rottum natuurlijk” uit 1996 , “Rottumeroog en –plaat veranderen” uit 2001, en de meest recente “Derde evaluatie Rottum” uit 2006. Deze rapporten zijn geschreven in opdracht van de BAKR.

13 Beheerregeling Rottum 2007-2010

De aanwezige levensgemeenschappen zijn kenmerkend voor het dynamische waddengebied, de kwelders en het duinlandschap. Vegetatie en dierenwereld kenmerken zich door een pionierkarakter: soortenarm maar individuenrijk. Bij de broedvogels valt bijvoorbeeld op dat soorten als dwergstern, noordse stern, visdief en de strandplevier een belangrijk deel van de populatie in het Waddengebied nationaal of internationaal herbergen. Van 10 soorten water- en wadvogels verblijft op bepaalde momenten meer dan 1% van de West-palearctische populatie op Rottumeroog of Rottumerplaat. Op Rottumeroog en Rottumerplaat en omgeving kunnen twee soorten zeehonden worden aangetroffen, de meest algemene, de gewone zeehond, en enkele exemplaren van de grijze zeehond. De populatie rond Rottum was in 2005 ca. 612 exemplaren. (zie “Derde Evaluatie Rottum” d.d. 16 augustus 2006)

Geconstateerd moet worden dat ongestoorde dynamische milieus, en daarmee ongestoorde strand- en kustbiotopen, in het Waddengebied, en zeker in andere delen van het Nederlandse kustgebied, zeldzaam zijn/c.q.zijn geworden. Dit als gevolg van het om uiteenlopende redenen op grote schaal vastleggen (in het verleden) van de (zeereep-)duinen en door een sterke toename van het recreatief gebruik van duinen, stranden en zandplaten. Door de schaal waarop in het meest oostelijke deel van het Nederlandse waddengebied een ongestoorde, natuurlijke ontwikkeling kan plaatsvinden - in feite vanaf halverwege het eiland Schiermonnikoog tot aan de Eems - is er sprake van een voor Nederland in de letterlijke zin van het woord unieke situatie.

Het bewaren van de rust op de eilanden is belangrijk voor de aanwezige natuurwaarden. In het streefbeeld, gericht op het vrijlaten van natuurlijke processen, passen in principe geen onderhoudsmaatregelen en verdedigingswerken.

14 Beheerregeling Rottum 2007-2010

5. Toegankelijkheid:

5.1 Uitgangspunten:

Het gebied betreft een Natura 2000 gebied in het kader van de Nb-wet. Daarnaast is het gebied op grond van art. 20 van de Nb-wet permanent gesloten voor betreding. In de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee wordt onder meer voor het gebied rond Rottum aangegeven: ruimte voor natuurlijke dynamiek; geen verontrusting of verstoring, hanteren van afgesloten gebieden. Voor Rottumeroog en Rottumerplaat worden als redenen voor permanente afsluiting gegeven: - absolute rust gedurende de zoogperiode voor jonge zeehonden; - bescherming van vogels gedurende de broedtijd; - noodzakelijk te garanderen rust op de hoogwatervluchtplaatsen. Het vliegen boven de Nb-wetgebieden is beperkt mogelijk. Voor het lager vliegen dan 450 meter is een vergunning op grond van de Nb-wet vereist.

Landelijk streeft SBB naar het zo optimaal mogelijk openstellen van de terreinen. Uitgangspunt hierbij is dat SBB de mogelijkheid wil geven dat mensen van zoveel mogelijk terreinen kennis kunnen nemen en kunnen genieten. Daarnaast betekent dit ook dat er terreinen zijn die bescherming genieten en die gesloten blijven voor publiek. Kwetsbaarheid, verstoringgevoeligheid, (on-)vervangbaarheid en afwezigheid van alternatieven spelen onder meer bij die keuze een rol. De eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat vallen binnen deze categorieën.

5.2 Excursies:

Excursies staan onder leiding van SBB. Doel van de excursies: Om belangstellenden in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van het unieke Rottum (onbewoond, bijzondere natuurwaarden, aanwezigheid natuurlijke dynamiek, rust en ruimte, e.d.) is er de mogelijkheid voor excursies, gegeven binnen de randvoorwaarde dat dit geen afbreuk mag doen aan de natuurwaarden en kwaliteit van het gebied en niet verstorend mag werken.

De volgende afwegingen spelen voor Rottum een rol bij de besluitvorming over de wijze van openstelling voor excursies: 1. Voornoemde uitgangspunten, Nb-wet, PKB Waddenzee. 2. Minimale verstoring en zo min mogelijk vaarbewegingen. 3. Vooral vanuit de groep mensen die bekend zijn met de lokale omstandigheden, wordt bij herhaling gewezen op een bestaande behoefte om naast Rottumeroog ook Rottumerplaat met excursies te kunnen bezoeken. 4. Excursies zijn alleen toegestaan buiten het broedseizoen in verband met te grote verstoring. Uitgaand van realisatie onder

15 Beheerregeling Rottum 2007-2010

acceptabele omstandigheden (augustus tot en met oktober en tweede helft maart) en rekening houdend met getijden, blijkt in de praktijk dat 25 excursies het maximaal haalbare is. 5. Voor het houden van excursies binnen de randvoorwaarde van minimale verstoring is gekozen voor een maximale groepsgrootte van 30 personen. 6. Bij hoog water dienen de eilanden als hoogwatervluchtplaats (HVP) voor wadvogels. Om de verstoring minimaal te laten zijn, dienen de excursies rond laagwater plaats te vinden. 7. Het bereiken van Rottumerplaat is bij laagwater aan de oostkant zo goed als onmogelijk. Benadering van het eiland aan de westzijde bij de Westerduinen aan de oever van de Lauwers is alleen realiseerbaar bij rustig weer zonder deining, kortom te gevaarlijk voor regulier gebruik. Rottumeroog is wel goed bereikbaar bij laagwater. 8. Het vastleggen van excursiedata gebeurt in de maand december voorafgaand aan het jaar waarin de excursies plaatsvinden. In deze periode verschijnen de nieuwe getijdentabellen, die bepalend zijn voor de tijdstippen waarop excursies kunnen plaatsvinden. Hierdoor is het niet mogelijk om in te spelen op omstandigheden van weer of zeegang. 9. De gehele excursie inclusief overtocht moet zonder risico’s voor de deelnemers verlopen. 10. De voorkomende flora en fauna zijn op beide eilanden nagenoeg gelijk. Op Rottumeroog komen alle kenmerkende aspecten op korte afstand van elkaar voor. 11. Openstelling in een natuurgebied betekent altijd het inbouwen van een zekere mate van zonering. Voor Rottum geldt een hoofddoelstelling waarin rust en ruimte voor een ongestoorde natuurlijke ontwikkeling een belangrijke plaats innemen. Door o.a. maar één eiland te gebruiken voor excursies wordt invulling gegeven aan dat aspect. 12. Tot nu toe kan aan de vraag naar excursies voldoende worden tegemoetgekomen, zodat er geen aanleiding is om te zoeken naar uitbreiding van het aantal excursies of de groepsgrootte.

Conclusie:

De huidige toegankelijkheid van Rottum met betrekking tot de excursies van SBB wordt de komende jaren gecontinueerd: 25 excursies met 30 personen op Rottumeroog. Rottumerplaat blijft gesloten voor excursies.

5.3 Wetenschappelijk onderzoek:

Wetenschappelijk onderzoek op de eilanden wordt alleen toegestaan, voor zover dat onderzoek niet elders uitvoerbaar is en ten nutte is van het beleid en beheer van de eilanden.

Verslaglegging van het onderzoek is verplicht en is beschikbaar voor de betrokken rijksdiensten.

16 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Aanvragen, anders dan in het kader van monitoring, getoetst aan het bovengenoemde uitgangspunt. Voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek dient de betrokkene een aanvraag voor een vergunning op grond van de Nb-wet in te dienen bij het Bevoegd Gezag i.c. de Provincie Fryslân/Groningen.

5.4 Werkbezoeken:

Voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beheer zijn werkbezoeken noodzakelijk, daarbij wordt de gedragscode van het Wadden Handhavings Overleg (WHO) (zie bijlage 4) gerespecteerd. De beheerders gaan terughoudend met werkbezoeken om en stellen elkaar van werkbezoeken op de hoogte om planningen op elkaar af te kunnen stemmen. Voor werkbezoeken zijn geen Nb-wetvergunningen noodzakelijk.

5.5 Voorlichting / Pers en Media:

Bij initiatieven vanuit de pers en vragen naar informatie zal afhankelijk van het aangesneden onderwerp doorverwezen worden naar de meest betrokken rijksdienst: Natuurbeleid, Waddenzee en NB-wet ? LNV DRZ Noord, Provincie Fryslân en Provincie Groningen Natuurbeheer, excursies, recreatie, monitoring en inventarisatie en archeologie: ? SBB Kustbeheer, integraal waterbeheer ? RWS

Als meegewerkt wordt aan publiciteit dan zal de nadruk liggen op informatie, die een zo compleet mogelijk beeld laat zien van de functies en waarden van Rottum, inclusief de ontwikkelingen van morfologie, landschap, natuur en beheer. Persbezoeken (altijd onder begeleiding) vinden in beginsel voor 1 april en na 1 augustus plaats en worden zoveel mogelijk gecombineerd met werkbezoeken van de rijksdiensten. Voor bezoeken van de pers is, indien sprake is van actualiteit en in combinatie met werkbezoeken van rijksdiensten, geen vergunning van de Nb-wet nodig. (Procedure Nb- wet duurt minimaal 13 weken). Voor het interview/bezoek worden de beide andere rijksdiensten, dan die waar het verzoek binnenkomt geïnformeerd. Contactpersoon voor RWS is het districtshoofd Waterdistrict Waddenzee. Voor SBB, de boswachter Staatsbosbeheer en voor LNV DRZ Noord, het hoofd afdeling Natuur van de directie Noord. De BAKR heeft het voornemen om een voorlichting-educatief programma nader uit te werken.

17 Beheerregeling Rottum 2007-2010

5.6 Wadlooptochten:

Wadlooptochten naar Rottumeroog zijn mogelijk binnen een vooraf vastgesteld quotum en met Nb-wetvergunning.

In de voorwaarden van de Nb-wetvergunningen zullen, net zoals dit reeds jaren plaatsvindt, voorwaarden worden opgenomen die ervoor zorgdragen dat verstoring zoveel mogelijk zal worden voorkomen (bijeenhouden van de groepen, wadlooproute langs staken nabij Zuiderduin, etc.).

Zie voor de beleidsuitgangspunten aangaande wadlooptochten Rottumeroog bijlage 3.

18 Beheerregeling Rottum 2007-2010

6. Beheer en Onderhoud:

Alle hieronder genoemde activiteiten zullen in beginsel buiten het broedseizoen, lopende van 1 april tot 1 augustus plaatsvinden, met uitzondering van de werkzaamheden van de aanwezige vogelwachters

Het beheer van de eilanden moet gestoeld zijn op zowel verantwoord natuurbeheer, kustverdediging en cultuur-historische aspecten. Er moet een goede balans zijn tussen inzichten en belangen die de verschillende partijen vertegenwoordigen. Een luisterend oor en respect zijn daarbij onontbeerlijk. Uit oogpunt van diversiteit kan dat ook alleen maar leiden tot beter beleid.

Natuur

Beheersmaatregelen, welke dat ook zijn of worden, dienen te passen binnen de vigerende wet- en regelgeving, zoals de Nb-wet.

Kustverdediging

De eilanden spelen een (belangrijke) rol in de kustbescherming.

Cultuur-historisch

Natuurlijk is het onmogelijk om alles te bewaren in de oorspronkelijke staat; dat geldt zeker voor het Waddengebied. Rottumeroog heeft een zeer rijke historie en maakt deel uit van het cultuur-historisch erfgoed van Nederland. Recht doen aan dat erfgoed betekent dat bij het te formuleren beleid ook dit aspect een plaats moet krijgen.

6.1 Ontwikkeling Beheer

Vanaf 1991 vindt er op Rottumerplaat geen actief kustbeheer meer plaats. De grootste verandering die sindsdien is opgetreden betreft de strandvlakte die aan de noordwestzijde van het eiland is ontstaan, met een lange uitloper oostwaarts langs het Noordzeestrand (zogenaamde zandhaak). Op deze strandvlakte vindt duinvorming plaats en in de luwte van deze zandbuffer ontstaat op het Noordz eestrand een kwelder- en slufterachtige pioniervegetatie. De Westerduintjes zijn de laatste jaren sterk in omvang afgenomen mede als gevolg van de verplaatsing van de geul van de Lauwers in oostelijke richting (ca. 200 m in de periode 1999-2005). Voor Rottumeroog is sinds 1991 het kustbeheer door RWS uitgevoerd. De onderhoudswerkzaamheden dienden aan de volgende uitgangspunten te voldoen: de levensduur van het eiland verlengen (beleid 1991-1996) stimuleren duinvorming (beleid 1996-2002) natuurvriendelijk en extensief

19 Beheerregeling Rottum 2007-2010

zo weinig mogelijk rustverstoring

De werkzaamheden bestonden voornamelijk uit: opruimen en afvoeren van aangespoeld materiaal het plaatsen van stuifschermen (wilgenteen) het aanbrengen van beplanting (helm, biestarwe, zandhaver) plaatsen van stokbakens t.b.v. de vaargeul naar het eiland onderhoud aan de gebouwen Bij de twee eerstgenoemde activiteiten wordt (ook) gebruik gemaakt van vrijwilligers van SVRR.

In eerste instantie (vanaf 1991) werd ervan uitgegaan dat de onderhoudswerkzaamheden de levensduur van het eiland zouden moeten verlengen. Bij de evaluatie van het uitgevoerde onderhoud (1996) bleek dit niet zo te zijn. Daardoor werd de doelstelling vanaf 1996 gewijzigd in “het stimuleren van duinvorming binnen de natuurlijke ontwikkeling van het eiland” .

Bij de evaluatie in 2001 is geconcludeerd dat de spontane aanwas van pionierduintjes vele malen groter is dan het effect van de werkzaamheden ter stimulering van de duinvorming. De conclusie van de werkgroep was dan ook dat de geplaatste schermen relatief weinig hebben bijgedragen aan de vorming van duinaanwas. Deze conclusie wordt nog versterkt wanneer het effect van de onderhoudsmaatregelen wordt vergeleken met de zeer grote duinafslag die op Rottumeroog heeft plaatsgevonden. De hoeveelheid zand welke op Rottumeroog door onderhoudsmaatregelen wordt vastgehouden is voornamelijk bedoeld als zandbuffer (in de vorm van een stuifdijkje) bij stormafslag. De vraag blijft of zonder het vangen van zand in de schermen het zand voor het eiland verloren zou zijn geweest. Mogelijk was het doorstuivend zand dan meer centraal op het eiland terecht gekomen. Door het zand op te hopen op de rand van het eiland, is dit zand kwetsbaarder voor afslag dan wanneer het meer verspreid over het gebied zou liggen. Een bijkomend effect van het stuifdijkje is, dat het de natuurlijke ontwikkeling van het achtergelegen duincomplex met bijbehorende vegetatie beïnvloedt. Op basis van de resultaten van de monitoring en de effecten van de onderhoudsmaatregelen concludeerde de werkgroep Évaluatie en Beheer' dat voortzetting van het huidige onderhoud niet zinvol is. Voor de BAKR heeft dit, in het voorjaar van 2002, tot het besluit geleid om de Staatssecretarissen van de Ministeries V&W en LNV te adviseren de onderhoudswerkzaamheden stop te zetten.

De conclusie t.a.v. beheer en onderhoud uit de (volgende) Derde Evaluatie Rottum (d.d. 16 augustus 2006) is, dat het staken van het onderhoud op Rottumeroog geen negatieve gevolgen heeft gehad op de oppervlakte van het eiland. Het onbelemmerd doorstuiven van zand wordt als positief beschouwd door de instandhouding van het eiland en voor de natuur op het eiland. Onderhoud aan beide eilanden is ondergeschikt gebleken aan de grote veranderingen door de natuurlijke processen als erosie, aanzanding en doorstuiving van zand.

20 Beheerregeling Rottum 2007-2010

6.2 Taken Rijkswaterstaat:

De RWS heeft een rol op de eilanden als kustbeheerder van de eilandengordel langs de Waddenzeekust, als water-(kwaliteits-) beheerder van de Waddenzee en als materieel beheerder van de eilanden. Het Waterdistrict Waddenzee van RWS voert deze taken uit. In het kader van kustbeheer worden de eilanden gemonitoord. In het kader van water(kwaliteits)beheer wordt regelmatig geïnspecteerd langs de stranden.

6.2.1 Kustbeheer:

Er is geen basiskustlijn vastgesteld, oftewel de kustlijn wordt niet gehandhaafd door het uitvoeren van grootschalige maatregelen zoals het aanbrengen van zandsuppleties. Eventuele kusterosie heeft dus vrij spel. Op de eilanden is geen primaire waterkering aanwezig en er vindt geen onderhoud plaats aan zeereep, stuifdijken en puindammen. De door RWS in het verleden aangelegde puindammen en Gobimatten op Rottumeroog raken in verval. Gevolg daarvan is dat de stenen los raken en zich verspreiden. RWS stelt zich als kustbeheerder verantwoordelijk voor het opruimen van los en/of stuk geraakt gaas en kunststofdoek van de verdedigingsconstructies. Stenen uit de puindammen welke buiten de constructie geraakt zijn en zich verspreiden over het eiland (zgn. zwerfpuin), worden indien mogelijk tijdens de “clean-up” meegenomen.

6.2.2. Water(kwaliteits)beheer

RWS is als waterstaatkundig (kwaliteits)beheerder in principe verantwoordelijk voor het waarnemen en voorkomen van verontreinigingen door aangespoelde schadelijke stoffen (olie, chemicaliën). Hiervoor inspecteert het Waterdistrict Waddenzee regelmatig het eiland (dit is een eendaagse actie en gebeurt lopend over het eiland). In het broedseizoen wordt deze taak waargenomen door de vogelwachters. Een kleine hoeveelheid olie of andere soort van kustverontreiniging, kan al milieuschade toebrengen. De gemeente is verantwoordelijk voor het opruimen van olieverontreinigingen tot 5 m3 . Voor verontreinigingen > 5 m3 en verontreinigingen door andere niet verpakte (schadelijke) stoffen is de RWS verantwoordelijk. In de praktijk voert RWS echter alle opruimacties uit, ook die van verontreinigingen kleiner dan 5 m3 . Tijdens deze opruimacties ligt de coördinatie bij de directie Noordzee van de RWS (zie bijlage 5). De burgemeester van de gemeente Eemsmond is, conform de Wet op Strandvonderij, strandvonder. Conform art. 5 van deze wet neemt de strandvonder de leiding bij de hulpverlening indien er zaken aanspoelen.

21 Beheerregeling Rottum 2007-2010

In de praktijk verzamelt de RWS de aangespoelde zaken en voert deze op kosten van de gemeente af, een en ander uiteraard in overleg.

6.2.3 Maatregelen RWS:

1) Milieu-inspecties:

Regelmatig inspectie (4 x / jaar) van de stranden op mogelijk aanspoelen van verontreinigingen. Tijdens het broedseizoen neemt SBB deze actie over.

2) Opruimen van stranden:

Opruimen van de stranden gebeurt in het voorjaar in de maanden januari en februari, half maart i.v.m. de vestiging van de broedvogels. Er wordt niet geruimd langs de waterlijn twee uur voor hoog en twee uur na hoog water, om hoogwatervluchtplaatsen niet te verstoren.

Tijdens de zgn. “clean-up” wordt met behulp van vrijwilligers SVRR onder leiding van een medewerker van RWS, het strand ontdaan van aangespoeld plastic, glas en andere milieuvreemde materialen. Dit is een gezamenlijke gecoördineerde actie met SBB.

Hiervoor wordt op Rottumeroog in het voorjaar en in het najaar gedurende 1 werkweek per keer een groep van 4 vrijwilligers ingezet. Op Rottumerplaat geldt dat in het voorjaar 1 groep van max. 6 vrijwilligers en in het naseizoen twee maal een groep van max. 6 vrijwilligers gedurende 1 werkweek per keer kan worden ingezet.

Bekeken zal worden of er na het broedseizoen voldoende werk is voor de vrijwilligers en of er ook andere werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, zoals het klein onderhoud van de gebouwen.

Tijdens deze actie wordt tevens het zwerfpuin en losgeraakte en/of kapotte onderdelen van verdedigingsconstructies die bezwaarlijk kunnen zijn voor het milieu (als gaas en kunststofdoek) opgeruimd. Het opruimen van zwerfpuin mag echter niet resulteren in inzet van meer materieel. Het verzamelde afval wordt door en op kosten van RWS naar getransporteerd. Daarna wordt het door en op kosten van de gemeente Eemsmond afgevoerd.

3) Onderhoud gebouwen:

De in 1999 verplaatste Kaap op Rottumeroog wordt door de gemeente onderhouden.

De gebouwen met inventaris op Rottumerplaat, m.u.v. eigendommen SBB, alsmede het aggregaat op Rottumeroog, zijn eigendom van RWS. De gebouwen op Rottumeroog inclusief verdere inventaris zijn eigendom van SBB.

22 Beheerregeling Rottum 2007-2010

RWS verzorgt het groot onderhoud van de gebouwen op Rottumerplaat -plus evt. aanlandingspier- (gebruik t.b.v. vogelwachters, vrijwilligers SVRR, opnamen AGI). De exploitatie van de gebouwen inclusief levering brandstof en drinkwater op beide eilanden ligt in handen van SBB. De gemaakte kosten door partijen worden naar rato van het gebruik verrekend. In onderling overleg hebben RWS, SBB toegang tot de gebouwen op beide eilanden. Vrijwilligers van de SVRR mogen slechts onder begeleiding van medewerkers namens RWS of SBB gebruik maken van de gebouwen.

4) Coördinatie inzet en vervoer vrijwilligers SVRR Het geven van leiding aan de vrijwilligers bij hun inzet op de eilanden. Voor het vervoer van de vrijwilligers t.b.v. de opruimacties wordt gebruik gemaakt van schepen van de RWS, afd. Varen en Meten van het Waterdistrict Waddenzee. Het personenvervoer wordt gecombineerd met de inspectietochten van het m.s. Harder van LNV. Deze coördinatie gebeurt door het Waterdistrict Waddenzee.

6.3 Taken Staatsbosbeheer

SBB exploiteert de gebouwen op beide eilanden en voert namens LNV het natuurbeheer uit in het gebied Rottum. In het kader van het natuurbeheer worden er een aantal activiteiten uitgevoerd op het gebied van surveillance en toezicht, monitoring van biotische elementen en voorlichting, zoals folders, brochures en excursies.

6.3.1 Surveillance en Toezicht

De eilanden zijn al decennia lang gesloten voor het publiek. Aanvankelijk was deze afsluiting alleen gebaseerd op het Rijkszeeweringsregelement (voor zover het de begroeide delen betrof), vanaf 1981 zijn de eilanden inclusief het direct aangrenzende waddengebied vanwege hun grote natuurwaarden permanent afgesloten op basis van de toenmalige Nb-wetaanwijzing tot staatsnatuurmonument. Sinds 1982 worden de eilanden in de zomermaanden (aanvankelijk vanaf 1 mei, later vanaf 15 april tot 20 augustus) permanent bewaakt door 4 tijdelijke Staatsbosbeheermedewerkers (vogelwachters, 2 op elk eiland) gevolgd door enkele weekeinden toezicht. Daarnaast vindt controle plaats door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de diverse diensten (LNV, RWS, SBB, AID en Provincie).

SBB maakt sinds 2005 het jaarlijkse "werk -toezicht en surveilanceplan Rottum" op en stelt deze beschikbaar aan LNV en RWS.

23 Beheerregeling Rottum 2007-2010

6.4 Monitoring

Monitoring op de eilanden heeft een aantal doelen:

a). Het volgen van de ontwikkelingen op en rond de eilanden om aan te kunnen geven dat de verwachte trends zich doorzetten of dat er onverwachte veranderingen zijn die invloed kunnen hebben op de evaluatie van het beheer, "het niets doen", eind 2004. b).Vergroten van kennis over morfologie, vegetatie en fauna in kustgebieden onder natuurlijke omstandigheden c). Verzamelen voorlichtingsmateriaal over de (dynamische) ontwikkelingen (zie 5.4: Voorlichting/Pers en Media).

Daarnaast heeft Nederland zich verplicht om samen met Duitsland en Denemarken het "Joint monitoring programm Waddensea" uit te voeren. Monitoring vindt plaats door zowel RWS als SBB. De ontwikkelingen worden zo mogelijk ieder jaar besproken in de BAKR. De monitoring dient om landelijke ontwikkelingen op lange termijn te volgen. Aanvullend maakt RWS 1 keer per 2 jaar luchtfoto’s en 1x per 3 jaar hoogtemetingen via laseraltimetrie. Monitoring van broed- en trekvogels is een taak van SBB. Monitoring van de zeehondenpopulatie vindt plaats in opdracht LNV door Imares.

Het monitoringsprogramma van Rijkswaterstaat op en rond Rottum na 2005 is gebaseerd op het programma MWTL (Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands) en ziet er globaal als volgt uit:

6.4.1 Fysische metingen:

Met behulp van fysische metingen worden gegevens over de hoogte- en diepteontwikkeling van beide eilanden en het gebied erom heen verzameld. 1. Dieptemetingen (m.b.v. vaklodingen) De vaklodingen zijn onderdeel van de landelijke MWTL- metingen. Voor de Waddenzee bestaan deze vaklodingen uit vaklodingen Waddenzee, minimaal eens per 6 jaar, en vaklodingen Buitendelta, eens per 3 jaar). 2. Hoogtemetingen: beide eilanden opname m.b.v. laseraltimetrie. Met deze techniek wordt vanuit een vliegtuig m.b.v. een laser de hoogte opgenomen. Uitvoering: eens per 3 jaar, samenvallend met de vaklodingen Buitendelta. Er wordt naar gestreefd de hoogte- en diepteopnamen in het zelfde jaar uit te voeren, voor een compleet beeld. De eerstvolgende diepte- en hoogtemetingen van Rottumeroog en –plaat en omgeving zijn in 2007 gepland.

24 Beheerregeling Rottum 2007-2010

6.4.2 Biologische metingen:

Hogere planten in duinen en kwelders (VEGWAD): In het kader van MWTL-metingen worden door RWS false-color foto’s gemaakt. Deze foto’s worden gebruikt voor een gebiedsdekkende vegetatiekartering volgens de landschapsgeleide methode. Met deze gegevens kunnen alleen grootschalige ontwikkelingen in de vegetatie worden gevolgd. Uitvoering: (in principe) eens per 6 jaar.

Staatsbosbeheer (voornamelijk in het kader van Wetlandconventie Ramsar 1971): 1. Jaarlijks worden broedvogelkarteringen uitgevoerd door de vogelwachters. 2. Maandelijks worden maandmaxima van de aantallen wadvogels op de Hoogwatervluchtplaatsen (HVP’s) vastgesteld. 3. Jaarlijks wordt een soortenlijst voor hogere planten geactualiseerd. Om de 10 jaar lagere planten n.l. blad-, lever- en korstmossen 4. Op beide eilanden wordt jaarlijks via een vlinderroute de dagvlinderdichtheid en aanwezige soorten bepaald. 5. Zeehonden, aanwezige zeehondenligplaatsen en reproductie worden jaarlijks bijgehouden (Alterra en LNV in samenwerking met SBB). 6. Incidenteel worden inventarisaties naar andere organismen uitgevoerd die mogelijk kunnen bijdragen aan het beleid en beheer van de eilanden. 7. SBB voert de PQ's uit (gedetailleerde vegetatie opnames).

Jaarlijks wordt per eiland een verslag gemaakt door de vogelwachters, waarin uitvoerig over het voorgaande (punten 1 t/m 7) wordt gerapporteerd. In deze rapportage wordt ook verslag gedaan van geconstateerde verstoringen en overtredingen.

Jaarlijks wordt tevens een overzicht gepubliceerd van uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken en specialistische inventarisaties.

Verslagen en overzichten worden ter beschikking gesteld aan betrokken partijen voor verdere publicatie. Dit onder de restricties die zijn genoemd onder ‘Voorlichting’

25 Beheerregeling Rottum 2007-2010

7. Gebouwen op Rottumeroog en Rottumerplaat:

De bebouwing op beide eilanden moet toereikend zijn voor alle activiteiten die er worden uitgevoerd en tevens voor ongewild cq. ongepland verblijf. Op de eilanden worden diverse werkzaamheden uitgevoerd waarbij medewerkers van diverse instanties zijn betrokken (vogelwachters en - tellers van SBB, monitoring- en beheeractiviteiten door RWS, vrijwilligers SVRR). Daarnaast verblijven op ad hoc basis ook derden op de eilanden: denk aan onderhoudswerkzaamheden aan de gebouwen of inventarisaties flora en fauna door SBB. Bij het vaststellen van de capaciteit en inrichting van de gebouwen dient met het totaal aan werkzaamheden rekening te worden gehouden, en niet alleen met de belangen of werkzaamheden van één van de betrokken partijen. Ook hier gaat het om de totaalvisie. Voor wat betreft ongewild of ongepland verblijf: denk aan plotselinge weersveranderingen; wind, onweer, mist en dergelijke op het moment dat er gasten of vrijwilligers aanwezig zijn, of in het geval zich calamiteiten voordoen die het noodzakelijk maken op één van de eilanden te overnachten.

Vroegere en huidige situatie: Doordat er op Rottumeroog en Rottumerplaat in het verleden met “man en macht” en van maandag tot en met vrijdag gewerkt werd aan de kustverdediging en het onderhoud van het eiland, stond op elk eiland een onderkomen. Op Rottumerplaat is dit een stenen gebouw met ruimte voor 20 mensen. Op Rottumeroog werd tot en met 1998 de voormalige voogdwoning van Toxopeus gebruikt. Door de enorme afslag aan de noordzijde van Rottumeroog moest deze woning met bijbehorende garages eind 1998 gesloopt worden om te voorkomen dat deze in de Noordzee zouden verdwijnen. In 1999 zijn er als vervanging 5 kantoorunits (woongedeelte) en 3 zeecontainers (opslag materialen) geplaatst. Dit is door de BAKR besloten als zijnde tijdelijk onderkomen. Het was immers niet duidelijk wat er in de toekomst nodig zou zijn aan onderkomen. Deze units zijn in 2005 gesloopt en door SBB vervangen door vier moderne woonunits, een unit (zeecontainer) voor opslag materialen en een schuur voor de tractor.

Gebouwen 2006 en verder: Afname van de taak van RWS op de eilanden heeft consequenties voor benodigde omvang en gebruik van de gebouwen. Voor het uitvoeren van haar taak op de eilanden heeft Rijkswaterstaat slechts incidenteel voor enkele (2-3) personen onderkomen nodig (voor vegetatiekartering). Echter, voor de clean-up van het strand, gecombineerd met het opruimen van los materiaal van de dammen, heeft de SVRR onderdak nodig voor max. 4 personen op Rottumeroog en voor max. 6 personen op Rottumerplaat.

26 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Rottumerplaat: Het gebouw op Rottumerplaat biedt slaapplaats aan 20 personen. Zolang dit gebouw met relatief klein onderhoud in stand gehouden kan worden, kan dit gebouw blijven staan. Er moet/kan wel worden gezocht naar meer milieuvriendelijker energievoorzieningen (zonnecollectoren, kleiner aggregaat met minder dieselverbruik, minder opslag van diesel enz).

Rottumeroog In 2005 is op Rottumeroog door SBB een nieuw onderkomen geplaatst met bijgebouwen. SBB exploiteert nu deze bebouwing en zorgt tevens voor het onderhoud. In het voorjaar van ieder jaar moet t.b.v. de vogelwachters het onderkomen gebruiksklaar worden gemaakt (het zgn. “kwartier maken”). Na afloop van alle werkzaamheden moeten de gebouwen weer afgesloten en “winterklaar” gemaakt worden. Beide acties geschieden door personeel van SBB.

27 Beheerregeling Rottum 2007-2010

VASTSTELLING

drs. E.A.J. Wanders d.d. 13-12-2006 Regiodirecteur

d.d. 15 -01-2007

28 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 1

Instandhoudingsdoelstellingen in ontwikkeling

WADDENZEE

Beschrijving gebied

Het Natura 2000 gebied omvat alle buitendijkse delen, inclusief de grotere kweldereenheden langs de vastelandskust en op de eilanden. De begrenzing loopt zeewaarts tot in het zeegat tussen de eilanden. Ook grotere delen van de Eems- Dollard, één van de twee natuurlijke estuaria in ons land, liggen binnen het gebied.

De Waddenzee is een zeer belangrijk natuurgebied vanwege de grote aantallen foeragerende trekvogels, het belang als opgroeigebied voor vissoorten uit de Noordzee, broed- en leefgebied van een aantal vogelsoorten en als leefgebied van grote populaties zeehonden. Het gebied heeft een nagenoeg ongestoorde hydrodynamiek en geomorfologie waar natuurlijke processen zorgen voor instandhouding en ontwikkeling van karakteristieke ecotopen en habitats.

Het gebied is van zeer groot belang als broedgebied voor kustgebonden Waadvogels, Eenden, Meeuwen, Sterns en Steltlopers. Daarnaast leveren enkele kweldergebieden met al dan niet aangrenzende jonge duinen een belangrijke bijdrage aan de broedpopulatie van vogelsoorten van grijze duinen en van duinmoerassen. Voor de twee zeehondensoorten in Nederland is het gebied essentieel als rustgebied en om hun jongen te werpen en te zogen.

Aanwijzingsbesluit beschermde- en staatsnatuurmonumenten en Vogelrichtlijngebieden

Beschermde- en staatsnatuurmonumenten Bij besluit van 18 mei 1981 is het gebied “Waddenzee I” door de staatssecretaris van CRM aangewezen als staatsnatuurmonument. Bij besluit van 17 november 1993 is het gebied “Waddenzee II” door de staatssecretaris van LNV aangewezen als staatsnatuurmonument. Bij besluit van 8 november 1974 is het gebied Boschplaat door de staatssecretaris van CRM Bij besluit van 19 oktober 1978 is het gebied “Dollard” door de staatssecretaris van CRM aangewezen als staatsnatuurmonument.

De verschillende gedeelten van het Waddenzeegebied vormen, nader te onderscheiden in kwelders, slikken, platen en wateren, uit een oogpunt van natuurschoon en in natuurwetenschappelijk opzicht één samenhangend geheel. Het landschap kenmerkt zich door zijn vrijwel ongeschonden en open karakter. Het gehele Waddenzeegebied en derhalve ook die onderdelen daarvan die zijn aangewezen vervullen in ecologisch opzicht vele functies. Daarom is het Waddenzeegebied van grote nationale en internationale betekenis. Naast de functies die het vervult voor broedvogels, voedselzoekende vogels en voor overtijende en ruiende vogels, is het Waddenzeegebied belangrijk voor de aanwezige zeehonden. De zeehonden zijn in principe het gehele jaar aanwezig. Alleen bij ijsgang verdwijnen ze uit het gebied, om

29 Beheerregeling Rottum 2007-2010

vervolgens na het invallen van de dooi weer terug te keren. De waarde van het gebied wordt bepaald door het feit, dat de natuurlijke elementen nog in hoge mate vrij spel hebben. De ritmiek van de getijdenbeweging, de daarmee afwisselend droogvallende en onderlopende platen en de aanwezigheid van honderdduizenden vogels drukken hun stempel op dit grensgebied van water en land. In samenhang en tengevolge van de verscheidenheid in deze milieuomstandigheden heeft zich een aantal typen levensgemeenschappen ontwikkeld. Namelijk in grote delen van het gebied komen zeer zeldzame plantengemeenschappen voor en zorgen onbegroeide slikgebieden voor de aanwezigheid van grote aantallen kleinere organismen, die de basis vormen voor het overige leven in het gebied. Hierdoor is een rijke en gevarieerde samenstelling in vogelsoorten en minder algemene vegetatietypen mogelijk.

Kort samengevat zijn de typerende kenmerken voor het Waddenzeegebied naast het natuurschoon en de natuurwetenschappelijke betekenis, de biologische waarden, de aan de vorming van het gebied ten grondslag liggende hydrologische en sedimentologische processen, de geoformologische en bodemkundige structuur, het brakke karakter van het water, het onderhevig zijn aan getijdewerking en de in het algemeen voor de avifauna noodzakelijke rust.

Algehele instandhoudingsdoelstelling Waddenzee Algehele instandhoudingdoelstelling Waddenzee Op basis van vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt de volgende algehele instandhoudingdoelstelling van de Waddenzee aangehouden. Als algehele instandhoudingsdoelstelling van de Waddenzee gelden de volgende waarden: 'het beleid is gericht op een duurzame bescherming en een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van onder meer waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen, van de kwaliteit van het water, bodem en lucht, alsmede van de (bodem)fauna en de (bodem)flora, onder meer omvattende de foerageer-, broed- en rustgebieden van vogels. Dit samenspel van aspecten wordt door de rechter aangemerkt als zijnde de instandhoudingdoelstellingen voor de Waddenzee.

Vogelrichtlijngebied Bij besluit van 8 november 1991 is de Waddenzee door de staatssecretaris van LNV aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, lid 1, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L103).

Voor ongeveer 50 soorten Eenden, Steltlopers, Meeuwen en Sterns is het Vogelrichtlijngebied de Waddenzee van vitaal belang, omdat hun hele populatie, of althans een aanzienlijk deel daarvan, gedurende een deel van het jaar afhankelijk is van het voedsel uit de Waddenzee. Op weg naar hun overwinteringsgebieden langs de Europese en Afrikaanse kusten is de Waddenzee het grootste en voedselrijkste tussenstation. Daardoor is de gehele Waddenzee gedurende de voor- en najaarstrek het vogelrijkst. De permanent in de Waddenzee onder water staande gebieden, de geulen en watervlakten, hebben een belangrijke functie als overwinteringsgebieden voor onder andere de Eidereend, Toppereend, Middelste Zaagbek en Brilduiker. De geulranden en de watervlaktes zijn verder een belangrijk voedselgebied voor vogels die vanuit de lucht zoekend en duikend hun voedsel bemachtigen, zoals Meeuwen, Sterns en Aalscholvers. Daarvan zijn de verschillende sternsoorten (Grote Stern, Visdief, Noordse Stern en Dwergstern, en gedurende de trektijd ook de Zwarte Stern)

30 Beheerregeling Rottum 2007-2010

aanwezig van voorjaar tot herfst, terwijl de Kokmeeuw, Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw en Aalscholver het hele jaar te zien zijn.

De wadplanten zijn door hun hoge biomassa aan bodemfauna van groot belang als voedselgebied voor vogelsoorten, zoals Bergeeend, Eidereend, Scholekster, Kanoetstrandloper, Bonte strandloper, Rosse Grutto, Wulp, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Zilverplevier, Tureluur, Zwarte Ruiter, Groenpootruiter en Bontbekplevier.

De kwelders zowel langs de eilanden als langs het vasteland vormen een waardevol biotoop voor vogels. De zouttolerante vegetaties vormen immers een belangrijke voedselbron voor de plantenetende vogelsoorten, zoals de Rotgans, Brandgans en verschillende eendesoorten. Verder zijn de kwelders van groot belang als broedgebied voor bijvoorbeeld grote aantallen Tureluurs, Kluten, Scholeksters, Kokmeeuwen en Visdieven. De kwelders van Terschelling en Texel zijn onder meer waardevol als broedgebied voor de Lepelaar.

Het Vogelrichtlijngebied ‘Waddenzee’ kwalificeert zich onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van hieronder opgesomde vogelsoorten. Aalscholver Groenpootruiter Middelste Zaagbek Tureluur Bergeend Grote Stern Noordse Stern Visdief Bontbekplevier Kanoetstrandloper Rotgans Wulp Bonte Kleine Mantelmeeuw Rosse Grutto Zilvermeeuw Strandloper Brandgans Kluut Scholekster Zilverplevier Brilduiker Kokmeeuw Stormmeeuw Zwarte Ruiter Dwergstern Lepelaar Toppereend Zwarte Stern Eidereend

Habitatrichtlijngebied Verder is de Waddenzee bij de Europese Commissie aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld.

Het Habitatrichtlijngebied ‘Waddenzee’ kwalificeert zich vanwege het voorkomen van de in de onderstaande tabel opgesomde habitattypen en habitatsoorten.

Habitattype Omschrijving H1110 Permanent overstroomde zandbanken H1130 Estuaria H1140 Slik- en zandplaten H1310 Zilte pionierbegroeiingen H1320 Slijkgraslanden H1330 Schorren en zilte graslanden H2110 Embryonale duinen H2120 Witte Duinen H2130 Grijze Duinen

31 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Habitatsoort Omschrijving H1095 Zeeprik H1099 Rivierprik H1103 Fint H1364 Grijze zeehond H1365 Gewone zeehond

Habitattype Oms chrijving H1110 Permanent overstroomde zandbanken H1130 Estuaria H1140 Slik- en zandplaten H1310 Zilte pionierbegroeiingen H1320 Slijkgraslanden H1330 Schorren en zilte graslanden H2110 Embryonale duinen H2120 Witte Duinen H2130 Grijze Duinen

Habitatsoort Omschrijving H1095 Zeeprik H1099 Rivierprik H1103 Fint H1364 Grijze zeehond H1365 Gewone zeehond

Kwalificerende soorten o.b.v. de Vogelrichtlijn Aalscholver Groenpootruiter Middelste Tureluur Zaagbek Bergeend Grote Stern Noordse Visdief Stern Bontbekplevier Kanoetstrandloper Rotgans Wulp Bonte Kleine Rosse Grutto Zilvermeeuw Strandloper Mantelmeeuw Brandgans Kluut Scholekster Zilverplevier Brilduiker Kokmeeuw Stormmeeuw Zwarte Ruiter Dwergstern Lepelaar Toppereend Zwarte Stern Eidereend

32 Beheerregeling Rottum 2007-2010

NOORDZEEKUSTZONE

Beschrijving gebied

Het zandige kustgebied bestaat uit kustwateren, ondiepten en enkele zandbanken en is van belang als rust- en voedselgebied voor zeehonden, meeuwen, sterns, zeeduikers en zee-eenden. Met name de zandbanken van Spisula (Nonnetje) in de Noordzeekustzone vormen een belangrijke voedselbron voor de duikende eenden. Permanent met zeewater overstroomde zandbanken komen met name voor in de buitendelta’s van de zeegaten tussen de Waddeneilanden en zijn van oudsher een belangrijk broedgebied voor kleine, kustgebonden pleviertjes.

De wateren van de Noordzeekustzone zijn van belang als foerageergebied voor zeevogels. Daarbij gaat het enerzijds om viseters, waarvoor locaties waar verschillende watermassa’s samenkomen favoriete visgronden zijn en anderzijds gaat het om benthoseters (benthos = bodem), die veelal op schelpdieren foerageren.

De stranden hebben een foerageerfunctie voor drieteenstrandlopers (belangrijkste gebied na de Waddenzee) en een rustfunctie voor diverse soorten steltlopers die elders in het Waddengebied foerageren. Daarbij is er uitwisseling met de kweldergebieden aan de andere kant van de eilanden, afhankelijk van wind, waterhoogte en verstoring.

Aanwijzingsbesluiten beschermde- en staatsnatuurmonumenten en Vogelrichtlijngebieden en aanmelding Habitatrichtlijngebieden

Vogelrichtlijngebied Bij besluit van 7 april 2005 is het gebied ‘Noordzeekustzone´ door de minister van LNV aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, lid 1 en 2, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L103). Het Vogelrichtlijngebied ‘Noordzeekustzone’ kwalificeert zich als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van Roodkeelduiker, Toppereend, Eidereend, Zwarte Zee-eend, Zilverplevier, Kanoetstrandloper, Drieteenstrandloper, Bonte Strandloper en Rosse Grutto, die het gebied benutten als ruigebied, voedselgebied, overwinteringsgebied en/of rustplaats. Tevens kwalificeert het gebied zich omdat het behoort tot één van de vijf belangrijkste gebieden voor Roodkeelduiker en Parelduiker in Nederland. Soorten van bijlage I en andere trekvogels waarvoor het gebied aan de 1% drempel voldoet zijn: Roodkeelduiker, Toppereend, Eidereend, Zwarte Zee-eend, Zilverplevier, Drieteenstrandloper, Bonte Strandloper, Kanoet, Rosse Grutto. Andere soorten waarvoor het gebied van betekenis is, zijn Slechtvalk en Kluut (niet- broedende vogels). Andere trekvogelsoorten waarvoor het gebied van betekenis is als overwinteringsgebied en/of rustplaats zijn de Aalscholver, Bergeend, Middelste Zaagbek, Grote Zaagbek, Scholekster, Wulp, Bontbekplevier en Steenloper. De stranden van de eilanden zijn verder van belang als broedgebied voor Bontbekplevier en Strandplevier (trekvogels opgenomen in de nationale lijst van met uitroeiing bedreigde of speciaal gevaar lopende soorten). De bescherming ingevolge de Vogelrichtlijn heeft mede betrekking op deze vogelsoorten.

33 Beheerregeling Rottum 2007-2010

De onderstreepte soorten zijn opgenomen in bijlage I van de Vogelrichtlijn.

Habitatrichtlijngebied Verder is het gebied ´Noordzeekustzone´ bij de Europese Commissie aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld.

Het Habitatrichtlijngebied ´Noordzeekustzone´ kwalificeert zich vanwege het voorkomen van de in de onderstaande tabel opgesomde habitattypen en habitatsoorten.

Habitattype Omschrijving H1110 Permanent overstroomde zandbanken H1310 Zilte pionierbegroeiingen H1330 Schorren en zilte graslanden H2110 Embryonale duinen H2120 Witte duinen H2190 Vochtige duinvalleien Habitatsoort Omschrijving H1095 Zeeprik H1099 Rivierprik H1103 Fint H1351 Bruinvis H1364 Grijze zeehond H1365 Gewone zeehond

Habitattype Omschrijving H1110 Permanent overstroomde zandbanken H1310 Zilte pionierbegroeiingen H1330 Schorren en zilte graslanden H2110 Embryonale duinen H2120 Witte duinen H2190 Vochtige duinvalleien

Habitatsoort Omschrijving H1095 Zeeprik H1099 Rivierprik H1103 Fint H1351 Bruinvis H1364 Grijze zeehond H1365 Gewone zeehond

Kwalificerende soorten o.b.v. de Vogelrichtlijn Roodkeelduiker Rosse Grutto Parelduiker Toppereend Eidereend Zwarte Zee-eend Zilverplevier Drieteenstrandloper Bonte Kanoet Strandloper

34 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 2

35 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 3 Beleidsuitgangspunten Wadlooptochten Rottumeroog

Inleiding In 1998 zijn er tussen de Stuurgroep Waddenprovincies, Staatsbosbeheer en de directie Noord van het ministerie van LNV, na overleg met de wadloopsector, afspraken gemaakt over o.a. de verdeling van het aantal wadlooptochten naar Rottumeroog, gebaseerd op de toen gangbare praktijk. Op basis van deze gemaakte afspraken zijn de ontheffingen c.q. vergunningen op grond van de Nb-wet nabij Rottumeroog verleend. Deze afspraken zijn als beleidsuitgangspunten in een bijlage bij de Beheerregeling Rottum gevoegd.

Sinds 1998 hebben er zich een aantal wijzingen voorgedaan die het noodzakelijk maken dat deze beleidsuitgangspunten opnieuw geformuleerd dienen te worden. Te noemen valt o.a. de Nb-wet 1998, geactualiseerde Beheerregeling Rottum en wensen vanuit de wadloopsector. De wensen vanuit de wadloopsector zijn de afgelopen jaren op basis van de korte jaarlijkse evaluaties gebundeld en geïnventariseerd en afgewogen tegen de ecologische inpasbaarheid. Het resultaat van de bovengenoemde afweging is verwoord in de onderstaande beleidsuitgangspunten. Op basis van deze beleidsuitgangspunten zullen toekomstige aanvragen voor Nb- wetvergunningen worden beoordeeld .

Feiten en omstandigheden Voor het vervoer van de wadlopers en excursiegangers naar Rottumeroog zal gebruik worden gemaakt van de schepen ms Boschwad en ms Noordster. Bij besluit is hiervoor een Nb-wetvergunning verleend tot 31-12-2010 Voor de nadere onderverdeling van A, B en C-vergunninghouders wordt aangesloten bij de indeling die wordt gehanteerd uit de Provinciale Wadloopverordening. Het onderscheid tussen de verschillende vergunninghouders is m.n. gelegen in de groepsgrootte waarmee een vergunninghouder maximaal mag lopen.

Op grond van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1 juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn Gedeputeerde Staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten c.q. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Dit betekent concreet dat de provincie Fryslân bevoegd is voor de uitvoering van de Nb-wet in de Waddenzee, waarin het gebied Rottum is gelegen. Echter er is een wetswijziging van de Nb-wet 1998 in voorbereiding de er toe kan leiden dat voor het wadlopen naar Rottumeroog (betreden art 20 gebied) de provincie Groningen het bevoegde gezag wordt.

In 2006 zijn aan de volgende organisaties c.q. personen Nb-wet vergunningen verleend: Schepen naam Naam schepen Aantal verkenningen Looptijd L.de Jonge Ms. Boschwad 3 31-12-2010 Ms. Noordster

A-vergunninghouders naam Aantal tochten Aantal verkenningen Looptijd Stichting Uithuizer Wad 11 3 2006/2007

36 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Wadloopcentrum Fryslan 1 3 2006/2007 Stichting Wadloopcentrum Pieterburen 29 3 2006/2007 G.W.V Arenicola 2 3 2006/2007 totaal 43

B-vergunninghouders naam Aantal tochten Aantal verkenningen Looptijd T.H.J.Fokker 3 - 2006/2007 G.Glas 3 3 2006/2007 G. van der Wal 2 3 2006/2007 R.Dijkstra 1 3 2006/2007 J.Dijkhuis 2 3 2006/2007 L.Kwant 4 3 2006/2007 totaal 15

C-vergunninghouders naam Aantal tochten Aantal verkenningen Looptijd J.Pietens 5 3 2006-2007 H.Naber-Meints 1 3 2006/2007 A.Naber 1 3 2006/2007 T.H.J. Fokker 2 3 2006/2007 1 3 totaal 10

Beleidsuitgangspunten Het gebied Rottum is een zeer kwetsbaar natuurgebied en gevoelig voor verstoring van de aanwezige natuurwaarden en is daarom permanent afgesloten voor betreding. Het algemene uitgangspunt is dan ook dat er gestreefd wordt naar stabilisatie van het aantal wadlooptochten en vaarbewegingen naar Rottumeroog. Op basis van dit uitgangspunt zijn er de afgelopen jaren ontheffingen/vergunningen afgegeven op grond van de Nb-wet voor het betreden van het art. 20 gebied. Om beschadiging, verstoring en verontrusting aan de aanwezige flora en fauna tot een minimum te beperken, zijn er diverse voorwaarden aan de verschillende vergunningen verbonden. De voorwaarden kunnen, indien de omstandigheden zich daartoe aanleiding zijn, aangepast worden. M.n. gaat het dan om de te lopen wadlooproute c.q. ophaalplek wadlopers/afzetplek excursiedeelnemers. Het totaal aantal jaarlijkse vaarbewegingen naar Rottum is 68, gebaseerd op 43 wadlooptochten A-organisaties en 25 excursies van Staatsbosbeheer. Voorafgaand aan het wadloopseizoen zijn er drie verkenningen mogelijk die ook gepaard kunnen gaan met drie vaarbewegingen van de schepen ms Boschwad en ms Noordster. ? B- en C-vergunninghouders dienen hun wadlooptochten af te stemmen met wadlooptochten van A-organisaties danwel met de excursies van Staatsbosbeheer zodat het aantal vaarbewegingen stabiel blijft op 68. ? Per laagwatertij mag er maximaal 1 schip van de vergunninghouder in het gesloten art. 20 gebied Rottum aanwezig zijn voor het ophalen van wadlopers c.q. excursiedeelnemers van Staatsbosbeheer. ? Maximaal 3 maal per wadloopseizoen mogen er twee schepen van de vergunninghouder in het gesloten art. 20 gebied Rottum aanwezig zijn per laagwatertij. Deze mogelijkheid mag alleen plaatsvinden indien op basis van de getijdetabel er onvoldoende “geschikte” wadloopdagen voor alle A-wadlooporganisaties te plannen valt. In 2007 zal door Staatsbosbeheer de effecten hiervan gemonitoord worden. Op basis van deze monitoring kan besloten worden of deze mogelijkheid kan blijven bestaan en/of ook voor nieuwe vergunningen kan gaan gelden. ? Geplande vaar- en wadlooptochten die geen doorgang kunnen vinden door ongunstige weersomstandigheden kunnen binnen hetzelfde wadloopseizoen (mei tot en met oktober) ingehaald worden. Deze nieuwe ingeplande wadlooptochten dienen wel gemeld te worden aan het bevoegde gezag (provincie Fryslân c.q. provincie Groningen).

37 Beheerregeling Rottum 2007-2010

? De noodzakelijke verkenningstocht(en) die gehouden worden voorafgaand aan het wadloopseizoen maken geen deel uit van het totaal aantal wadlooptochten dat verleend is. Wel zijn deze tochten meldingsplichtig bij het bevoegde gezag (provincie Fryslân/Groningen ? Het totaal aantal jaarlijkse wadlooptochten voor A-vergunninghouders is maximaal 43, waarbij als A-vergunninghouder wordt aangemerkt, de organisatie die in de periode 2006-2007 een Nb-wetvergunning heeft gekregen voor het lopen met een wadloopgroep tot maximaal 140 (2*70) personen. ? Het totaal aantal jaarlijkse wadlooptochten voor B-vergunninghouders is maximaal 15, waarbij als B-vergunninghouder wordt aangemerkt, de persoon die in de periode 2006-2007 een Nb-wetvergunning heeft gekregen voor het lopen met een wadloopgroep tot maximaal 12 personen. ? Het totaal aantal jaarlijkse wadlooptochten voor C-vergunninghouders danwel alleen lopende B-vergunninghouders is maximaal 10, waarbij als C-vergunninghouder wordt aangemerkt, de persoon die in de periode 2006-2007 een Nb-wetvergunning heeft gekregen voor lopen zonder deelnmers. ? Voor nieuwe Nb-wetvergunningen wordt als algemeen uitgangspunt gehanteerd het totaal aantal wadlooptochten dat per vergunninghouder in 2006 is verleend. ? De looptijd van de Nb-wetvergunningen zijn c.q. worden afgestemd met de looptijd van de ontheffingen/vergunningen van de Provinciale Wadloopverordening. ? Jaarlijks wordt er, middels een werkbezoek, een evaluatie gehouden van de wadlooptochten naar Rottumeroog voorafgaand aan het nieuwe wadloopseizoen. Tevens kan er dan ook een verkenning plaatsvinden van de door Staatsbosbeheer afgebakende route in het art 20 gebied nabij Rottumeroog ? Aanvragen van vergunningen van wadlooptochten naar Rottumerplaat worden niet gehonoreerd. ? De wadlooproute door het art. 20 gebied Rottumeroog dient zo kort mogelijk te zijn. De route mag niet lopen via de oostpunt van het eiland, niet via het Noordzeestrand en niet over het wad tussen Rottumeroog en . Er mag niet in de Reeprielen worden opgestapt, behoudens noodsituaties. ? De wadlooproute door het art. 20 gebied Rottumeroog is aangeven door Staatsbosbeheer met bamboes (permanent) met een gele kop op ca 250 meter westelijk van de Zuiderduintjes en over de westelijke strandvlakte van Rottumeroog door bamboes met een gele vlag (tijdelijk). De tijdelijke bamboes met gele vlag worden geplaatst zodra het duidelijk wordt waar de zeehonden aan het Oostschild gaan liggen. De meest kritische tijd voor verstoring van zeehonden is de periode half mei- half juli. Op 1 augustus worden de tijdelijke bamboes met gele vlag door de vogelwachters verwijderd. De wadlooproute door het art. 20 gebied is in een bijlage (vervaardigd door Staatsbosbeheer) weergegeven bij de Nb-wetvergunningen. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de afgegeven vergunningen. ? De wadlooproute naar de locatie van de voormalige voogdwoning c.q. zoeklicht over het westelijke strandvlakte is wel mogelijk. ? De Beheerregeling Rottum heeft een looptijd tot en met 31 december 2010. Indien er tussentijdse aanpassingen van de Beheerregeling noodzakelijk zijn die invloed hebben op de beleidsuitgangspunten ten aanzien van de wadlooptochten naar Rottumeroog, dan zal het bevoegde gezag contact opnemen met de verschillende vergunninghouders.

38 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 4

39 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 5 Erecode voor watersporters in het waddengebied

Verschillende watersport- en beleidsorganisaties hebben speciaal voor het waddengebied een erecode voor recreanten opgesteld. Het doel hiervan is om de conflicten tussen natuurbelangen en de watersport tot een minimum te beperken. De code bestaat uit een kaart (zie hierboven) met daarop de gebieden die niet of beperkt toegankelijk zijn en een lijst met gedragsregels. Met het invoeren van de erecode werd de droogvalregeling voor het wad op experimentele basis versoepeld. Schippers mogen nu overal droogvallen zolang zij en de opvarenden geen verstorend gedrag vertonen. Uitgezonderd zijn de permanent gesloten gebieden.

Tekst Erecode: overeengekome n te Harlingen, 4 juni 2003 Wat je lief hebt, daar ga je vanzelf voorzichtig mee om. Juist wanneer je je vrij voelt. Wij weten dat u van het Wad geniet als een unieke wildernis, die eisen stelt aan uw kennis en kunde en die u graag wilt beschermen. Dat gevoel willen we niet onnodig inperken. We vertrouwen op uw eigen inzicht. Vandaar deze Erecode.

VOGELS: 1. Ga pas van boord als foeragerende vogels zijn verdwenen. Zorg dat u bij opkomend water weer op tijd terug bent, zonder de vogels te verstoren. 2. Blijf als groep(je) dicht bij elkaar en waaier niet uit. 3. Als de eerste vogels opvliegen, komt u te dichtbij. 4. Houd extra afstand tot grotere vogels, zoals wulp en lepelaar. 5. Houd afstand tot broedende vogels en vogels met jongen. 6. Vaar niet dicht langs hoogwatervluchtplaatsen. 7. Ga er niet ankeren. 8. Loop rond hoogwater niet naar groepen vogels toe.

ZEEHONDEN: 9. Blijf uit de buurt van rustende zeehonden. 10. Loop er zeker nooit naar toe. 11. Zodra één zeehond zijn kop opsteekt, komt u te dicht bij de groep. 12. Vaar niet dicht langs steile oevers waar zeehonden rusten. 13. Ga hier niet in de buurt ankeren of droogvallen.

WAT VANZELF SPREEKT: 14. Houd uw hond aangelijnd. 15. Niet aan het schip werken met verf, olie, diesel, oplosmiddelen ...

40 Beheerregeling Rottum 2007-2010

16. Geen harde muziek, luide radio of marifoon. 17. Niet met onnodig motorgeweld proberen los te komen. 18. Vaar zonder hoge hekgolven. 19. Gebruik geen onnodige felle verlichting. 20. Gooi geen afval overboord. 21. Niet vliegeren.

TOT SLOT: - Goed zeemanschap gaat boven alles. - Vaar met een actuele hydrografische kaart. - Kom niet in de gebieden die gesloten zijn op grond van artikel 17 en andere regelgeving - De schipper is en blijft verantwoordelijk voor het gedrag van zijn opvarenden - Bij een wandeling op het wad geldt de Provinciale Wadloopverordening (1996). Passeer dus geen geulen dieper dan kniehoogte, dat is gevaarlijk. - Groepen groter dan 7 personen mogen niet verder van hun boot gaan dan 500 meter (artikel 5e) - Val niet te lang achter elkaar op dezelfde plaats droog: maximaal twee tot drie tijen.

Deze Erecode vervangt de Wadgebruiksaanwijzingen. Hij geldt voor iedereen op het wad, dus opvarenden van schepen, kanovaarders, wadlopers, vogelaars, deelnemers aan waddenzwerftochten enz. Wie zich niet aan deze Erecode houdt, heeft vanaf juni 2003 kans op een bekeuring.

WETTELIJK KADER De gedragscode valt binnen het volgende wettelijk kader: Binnenvaart Politiereglement, Gemeentelijke Verordening Waddenzeegebied, Provinciale Wadloopverordening, Natuurbeschermingswet, Provinciale Milieuverordening 'Wij onderschrijven deze Erecode', Harlingen, 4 juni 2003: Vereniging Wadvaarders, Vereniging voor Beroepschartervaart (BBZ), Vereniging Bruine Zeilvaart Harlingen (VBZH), Noord Nederlandse Watersport Bond (NNWB), Koninklijk Nederlands Watersport Verbond (KNWV), Algemene Nederlandse Wielrijders Bond (ANWB), HISWA, Waddenvereniging, Stichting Wadloopcentrum Pieterburen, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij directie Noord, Overlegorgaan Waddeneilanden (OOW), Vereniging van Waddenzeegemeenten (VvW) en Stuurgroep Waddenprovincies.

Weblinks: De nieuwe erecode: http://home.planet.nl/~kwant017/overheid/erecode.htm.

41 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 6

KNRM

Sinds 2003 bestaat er een samenwerkingsverband tussen Staatsbosbeheer en het KNRM station . Beide partijen waren van mening dat bij noodsituaties onvoorwaardelijke hulp moet kunnen worden geboden aan schepen en personen die zich mogelijk kunnen bevinden in de Natuurbeschermingswet art. 20 gebied Rottum.

Te benoemen zijn : ? werknemers van Staatsbosbeheer; ? personeel en schepen van Rijkswaterstaat en het Ministerie van LNV; ? deelnemers aan excursies Staatsbosbeheer; ? vrijwilligers; ? wadgidsen en deelnemers aan wadlooptochten; ? personeel ms. Boschwad en Noordster : vervoerders deelnemers excursies en wadlopers; ? anderen.

Op 18 maart 2003 werd een ontheffing van het vaarverbod in het art. 20 gebied Rottum door de directie Regionale zaken vestiging Noord van het ministerie van LNV met het kenmerk 03/865/SM verleend. De activiteit werd vrij vertaald als volgt omschreven : het bevaren en verkennen van geulen en aanlandingsplaatsen in het Natuurbeschermingswet art. 20 gebied (voorheen art. 17) Rottum met als reden het van belang is dat de bemanning van de Jan en Titia Visser (KNRM station Eemshaven) in het geval dat hulp wordt ingeroepen men de mogelijkheden en de onmogelijkheden bij reddingsacties rond en op de eilanden kent.

Op 14 december 2004 werd de ontheffing verlengd tot en met 1 januari 2008 (DRZ/04/7186/TB/SM) Argumenten waren dat er geen beoogde aantoonbare wijzigingen hadden voortgedaan in de omstandigheden waaronder de activiteiten worden uitgevoerd. Ook was niets gebleken van wijzigingen in de omstandigheden waaronder de ontheffing destijds werd verleend.

De contacten tussen de KNRM-Eemshaven en Staatsbosbeheer heeft tot het volgende geleid: ? De KNRM kan “meeliften” tijdens Staatsbosbeheer excursies om de situatie op Rottumeroog e.o. te verkennen ? De KNRM kan, op verzoek van Staatsbosbeheer, adviseren over op de eilanden aanwezige reddingsmiddelen. ? Door de KNRM is nauw contact met personeel van de ms Harder van het ministerie van LNV ten aanzien het bevaren van de wateren in het art. 20 gebied Rottum. ? het jaarlijkse KNRM verslag van de verkenningen wordt o.a.a naar Staatsbosbeheer gestuurd.

Aanwezige reddingsmiddelen op beide eilanden.

Primair: ? uitgebreide verbandkist. ? brancard ? onderdak/ verwarming / dekens / bedden etc. ? brandblussers en dekens ? instructies ? tractor met voorlader + aanhangwagen ? aggregaat

Communicatie ? mobilofoon voor contact tussen de eilanden ? portofoons voor onderling contact op de eilanden ? GSM telefoons ? marifoon ? valschermsignalen en handstakellichten

42 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Secundair. ? prikken en boeien : hulpmiddelen voor lokale navigatie op het wad, bijv. de oranje blazen die worden uitgezet door het ms. Harder van het ministerie van LNV en het plaatsen van prikken i.s.m. Staatsbosbeheer.

Sleutelhouders onderkomens Rottums , in volgorde van beschikbaarheid :

Staatsbosbeheer regio Noord: sleutels zijn aanwezig op het ms. Harder van het ministerie van LNV, Eemshaven tel. 06-22471734. Vrijwilliger Staatsbosbeheer: Egbert Bakker, tel. 06-22463934. Staatsbosbeheer regio Noord: opzichter Henk Maring 06-53842588 of boswachter Bert Corté tel. 06-51417860. Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee Buitenpost: rayonopzichter Jacob Frankes tel. 06-22916547.

43 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 7

Bestrijdingsplan kustverontreiniging Rottumeroog en Rottumerplaat

1. Inleiding

Dit plan moet worden geplaatst onder het calamiteitenplan Rijkswaterstaat Noord Nederland, de CBK (Coördinatieregeling Bestrijding Kustverontreiniging) en de SoW (Samenwerking ongevallenbestrijding Waddenzee). In deze plannen staat nauwkeurig beschreven wie waarvoor verantwoordelijk is en wie een rol kan spelen bij een calamiteit. Het plan dat hieronder beschreven wordt is hier slechts een aanvulling op. Dit plan gaat vooral in op de problematiek die ontstaat bij een kustverontreiniging op de eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat.

Een aantal keren per jaar wordt de Nederlandse kust plaatselijk verontreinigd door olie of een andere substantie. De Waddeneilanden zijn daarvan niet gevrijwaard. Een kleine hoeveelheid olie kan al milieuschade toebrengen aan flora en fauna. Ook andere (vaste) stoffen zoals paraffine spoelen soms aan en kunnen gevaarlijk en/of hinderlijk zijn.

Volgens de CBK regeling dienen verontreinigingen door olie tot 5 m3 opgeruimd te worden door de gemeentelijke overheid; aard en omvang van de verontreiniging kunnen aanleiding zijn om niet op te ruimen. Verontreinigingen door olie > 5 m3 en verontreinigingen door andere, niet verpakte stoffen die de functionele eigenschappen van de bodem aantasten, worden opgeruimd door de lokale kustdistricten van Rijkswaterstaat. De coördinatie hiervan ligt bij Rijkswaterstaat Noordzee.

De eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat zijn beide unieke natuurgebieden. Elk jaar broeden hier honderdduizenden vogels. De eilanden vallen onder de Natuurbeschermingswet (Natura 200 en Vogel- en Habitat Richtlijn). Elk jaar zijn er periodes waarin het onzorgvuldig betreden van het eiland grote schade aan de natuur toe kan brengen. Deze periodes zijn o.a. het broedseizoen en de najaarstrek. Tevens zijn de eilanden een kraamkamer voor zeehonden. Deze factoren maken het noodzakelijk om naast de CBK en andere plannen dit aanvullend plan te schrijven, waarin duidelijk voorgaande problematiek staat vermeld en hoe we hier mee om moeten gaan bij een ruimingsanctie. Centraal hierin staat de samenwerking tussen

44 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Rijkswaterstaat Noord Nederland, Rijkswaterstaat Noordzee, LNV Directie Regionale Zaken vestiging Noord en SBB regio Noord. Een en ander conform de SoW regeling.

Van belang is dat bij verontreiniging van het strand in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk wordt opgeruimd. Deze notitie beschrijft alleen de uitgangspunten die gehanteerd worden bij verontreinigingen waarbij Rijkswaterstaat opdrachtgever is om op te ruimen. Geen enkele verontreiniging is qua aard, omvang en plaats hetzelfde, omschreven zijn dan ook algemene uitgangspunten; indien zich een verontreiniging voordoet zullen deze uitgangspunten slechts een hulpmiddel zijn bij het doen van voorstellen aan Rijkswaterstaat Noordzee voor een definitief plan van aanpak; steeds moet gekeken worden hoe met deze uitgangspunten om te gaan.

In ieder geval moet worden voorkomen dat er ter plaatse en tijdens de werkzaamheden met derden (zoals gemeentes) discussie is over de plaats waar begonnen wordt. Aanbevolen wordt steeds bij de eerste melding reeds contact te leggen met de lokale overheid, zodat men op de hoogte is en de samenwerking vorm gegeven kan worden. Het plan van aanpak met daarin de methode van opruimen en de volgorde, wordt door Rijkswaterstaat bepaald.

2. Uitgangspunten

Bij iedere verontreiniging van de kust dienen voor het opstellen van een plan van aanpak de volgende uitgangspunten:

? na een inspectie moet de CBK van kracht zijn; (voor de gebieden waar de CBK niet geldt (kwelders) kan dit plan ook gebruikt worden, Rijkswaterstaat Noordzee wordt dan echter buiten beschouwing gelaten) ? na overleg met Rijkswaterstaat Noordzee, LNV Directie Regionale Zaken regio Noord en Staatsbosbeheer regio Noord zo snel mogelijk beginnen; ? rekening houden met hoogwater, verplaatsing door stroom en getij, kwetsbaarheid van het gebied; ? beperken milieuschade heeft hoogste prioriteit; ? in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk verzamelen; ? bij verzamelen zo weinig mogelijk materiaal meenemen wat wel thuishoort in het milieu; ? verzamelen in containers, indien niet mogelijk in een tijdelijk depot; ? een tijdelijk depot aanleggen op (waterdicht) folie; ? tijdelijke depots moeten (zee)watervrij liggen; ? het verzamelde materiaal zo snel mogelijk afvoeren; ? beheersing van de kosten; ? zo spoedig mogelijk analyse van het materiaal;

3. Aanpak

Bij de aanpak moet goed rekening gehouden worden met de factoren die een bestrijdingsactie op deze eilanden problematisch maakt. In overleg met LNV Directie Regionale Zaken vestiging Noord en Staatsbosbeheer regio Noord moet goed afgekaderd worden waar het eiland betreden kan worden hoe flora en fauna op het eiland het minst leidt onder de actie.Na ontvangst van een melding wordt deze zo spoedig mogelijk gecontroleerd, en vervolgens na inlichten van KWC via Brandaris:

1. Wordt er een afspraak gemaakt door Rijkswaterstaat met LNV Directie Regionale Zaken vestiging Noord en Staatsbosbeheer regio Noord om voor inspectie naar de plaats te gaan waar de verontreiniging is waargenomen; tevens Staatsbosbeheer regio Noord uitnodigen om mee te gaan. Het benaderen van de eilanden vanuit het zuiden is gecompliceerd i.v.m. verstoring van o.a. het broedseizoen (van 1 april tot 1 augustus); De landingsplaats zodanig kiezen dat zo min mogelijk verstoring van avifauna en zeehonden optreedt;

2. Bij de inspectie de volgende zaken uitvoeren: Een monster nemen van de vervuiling; dit monster moet worden onderzocht om de aard van de vervuiling vast te stellen en de dader te kunnen achterhalen. ( De monsternemer moet een bevoegde en getrainde medewerker van Rijkswaterstaat zijn. Van de bemonstering moet namelijk een proces-verbaal van monstername worden opgesteld en dat mag alleen door iemand die daarvoor bevoegd is; De hoeveelheid, oppervlakte en ruimbaarheid van de verontreiniging bepalen, kortom een inventarisatie uitvoeren.

45 Beheerregeling Rottum 2007-2010

3. Samen met de uitgangspunten (zie hfdst. 2) is de inventarisatie bepalend voor het (voorstel van het) plan van aanpak; het plan van aanpak moet geschreven worden in samenspraak met LNV Directie regionale zaken vestiging Noord; voordat er geruimd wordt moet het plan van aanpak de instemming hebben van Rijkswaterstaat Noordzee; het (voorstel van het) plan van aanpak opstellen, dit plan moet de volgende punten bevatten: - De samenwerking tussen Rijkswaterstaat, LNV Directie regionale zaken,vestiging Noord en Staatsbosbeheer regio Noord. -Welk personeel/aannemer ingezet zal worden; -Hoe het vervoer is geregeld van: personen, bestrijdingsmateriaal en verontreinigd materiaal; -Telefoonnummers van alle partijen die betrokken zijn bij de actie; -Strategisch plan hoe de verontreiniging te lijf te gaan.

4. Uitvoeren van de bestrijding: - De uitvoering van de actie wordt geleid door een medewerker van Rijkswaterstaat; - Bij het uitvoeren van de actie zal zonodig 1 persoon van Rijkswaterstaat Noordzee meegaan; -Tijden het broedseizoen zijn er vogelwachters van Staatsbosbeheer aanwezig, deze hebben lokale up to date kennis van het gebied; - Bij uitvoering wordt in principe gebruik gemaakt van personeel van een aannemer; - Als door invloeden van buitenaf het plan moet worden veranderd, dan moet dit besproken worden binnen het operationeel team; - Als er veel materiaal/personen vervoerd moeten worden binnen een kort tijdsbestek, dan moet gedacht worden aan de inzet van een landingsvaartuig, rekening houden met de op dat moment aanwezige kwetsbaarheid van de natuur.

Verdere aandachtspunten bij het uitvoeren van de bestrijdingsactie: - In eerste instantie mensen en materieel inschakelen via onderhoudsaannemer/loonbedrijven en in de Eemshaven aanwezig hulpmateriaal (strandcontainer voorzien van scheppen, harken, laarzen, handschoenen etc.) gebruiken; - Vergunningen/ontheffingen van het Ministerie van LNV i.h.k.v. de Natuurbeschermingswet zullen gezien de beperkte beschikbare tijd, achteraf worden afgehandeld; als het een grote actie is, dan eventueel vrijwilligers inzetten. Bij het inzetten van vrijwilligers deze een contract laten tekenen, dat meehelpen op eigen verantwoording is; - Depot(s) inrichten nabij concentraties van de aangespoelde verontreiniging; bij gelijkmatige verspreide verontreiniging depots op regelmatige afstanden (zo weinig mogelijk depots, maar ook korte rij afstanden); - De plaatsen waar grotere concentraties liggen, eerst opruimen; - Bij verontreiniging van de “koppen” van de eilanden zoveel als mogelijk voorkomen dat de verontreiniging verder de Waddenzee op kan drijven; - Bij een niet gesloten zeereep verdere milieuschade beperken door voor het volgende hoogwater zo nodig en zo mogelijk preventief zanddijkjes te maken; - Als er meer verontreiniging dreigt aan te spoelen aanwezig, nog niet verontreinigd zwerfvuil, opruimen; - Zo spoedig mogelijk de gestarte actie evalueren en ingezette (in te zetten) aantallen mensen en materieel op elkaar afstemmen; - De aanpak en/of werkvolgorde zo nodig per dag aanpassen; - Bij ruimingen gedurende het broedseizoen zo min mogelijk gemotoriseerd materieel inzetten; - In sommige gevallen kan worden overwogen om het materiaal uit de tijdelijke opslagdepots pas na het broedseizoen op te ruimen.

4. Vogel- en zeehondenopvang

Vogel slachtoffers worden opgevangen in de daarvoor bestemde opvangcentra. Rijkswaterstaat heeft speciale dozen om de vogels in te vervoeren. Zeehonden worden opgevangen door Zeehondencreche Lenie ’t Harte Pieterburen. Opvang en vervoer van slachtoffers kan onder de CBV regeling (Coördinatieregeling Besmeurde Vogels) worden gebracht zodra bij een calamiteit de regeling van kracht wordt verklaart. De opvang en behandeling voor slachtoffers is in eerste instantie een aangelegenheid voor het asiel. Als de dader gevonden wordt, zal Rijkswaterstaat Noordzee trachten om deze kosten te verhalen. Lastig punt hierbij is dat op elk slachtoffer een monster genomen moet worden om aan te tonen dat de olie inderdaad afkomstig is van de dader.

46 Beheerregeling Rottum 2007-2010

5. Materiaal

Voor het ruimen van de meeste strandverontreinigingen zijn we afhankelijk van harken, scheppen en plastic zakken, etc. Langs de kust staan een aantal containers van Rijkswaterstaat Noordzee met dit soort materiaal. De dichtstbijzijnde container in het noorden staat in de Eemshaven, in de Julianahaven nabij de Bulkkade. Het betreft een kleinere uitvoering van de standaard strandcontainers. Daarnaast staan op de eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat kisten met zgn. “eerste hulp” middelen.

6. Persvoorlichting

De persvoorlichting zal geregeld worden door Rijkswaterstaat Noordzee. Het is belangrijk om de volgende punten te vermelden: - Rijkswaterstaat Noordzee coördineert intern de opruiming en de persvoorlichting; - Het gaat om een kwetsbaar gebied; - Belanghebbenden en samenwerking noemen tussen Rijkswaterstaat, LNV directie regionale zaken,vestiging Noord en Staatsbosbeheer regio Noord. Het is belangrijk om de pers behulpzaam te zijn, om te voorkomen dat ze op eigen houtje dingen gaan ondernemen. Van geval tot geval zal bekeken worden hoe de pers benaderd wordt.

47 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 8

Flowschema Melding

Melding derden, Melding Vogelwachters op eiland, personeel melding van Schiermonnikoog/ Schepen RWS op eiland Borkum

Centrale Meldpost Waddenzee (CMW=Brandaris/24 h/dag) Telefoon: 0562-443100 Marifoon: kanaal 4

Waterdistrict Waddenzee Kustwachtcentrum Den Helder

Telefoon: 0511-548484 binnen kantooruren Telefoon 0223-542300 (24h/dag) of bindingsfunctionaris olie buiten kantooruren

LNV Directie Regionale zaken, vestiging Noord SBB regio Noord

Telefoon: 050-5992300 binnen kantooruren Telefoon: 050-7074444 Calamiteitensemafoon: Buiten kantooruren 06-48136183 06-65099207

CBK RWS Noordzee/HMR Telefoon (Noordzee): 070-3366600 Telefoon (HMR): 070-3366800

48 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 9

Telefoonnummers

Instantie Telefoon Mobiel Fax

RWS Waterdistrict Waddenzee. 0511-548484 0511-548400 K. Tilma (Hfd. District .) 0511-548466 06-21522642 0511-548400 P. Ros (Hfd. Oper.Beheer & Onderhoud) 0511-548423 06-22917109 0511-548400 M. Tjoelker (Scheepvaartbeheer en bediening) 0596-548461 06-51715703 0596-548400

RWS Noordzee 070-3366600 HMR (Hydro-meteo) 070-3366800 070-3951724

Kustwachtcentrum 0223-542300 0223-658303 Persvoorlichter 0223-542400 0223-658358

LNV Noord / AID 045-5354232 G. van Brakel 050-5992316 06-48136183 050-5992399 Ms. Harder 06-22471734

SBB regio Noord 050-7074444 R. van der Wal (Distr. Hfd. Groningen) 050-7074462 06-51423715 A.G. Corté (Boswachter Kantoor Groningen) 050-7074439 06-51417860 H. Maring (Opzichter Kantoor Groningen) 050-7074441 06-53842588 Calamiteitensemafoon 06-65099207

KLPD Driebergen (meldkamer) 0343-535353 KLPD Delfzijl 0596-635275 P-44 06-21518472

Staatsbosbeheer Rottumeroog (vogelwacht) 06-51578174

Staatsbosbeheer Rottumerplaat (vogelwacht) 06-51578165

Vogelbescherming Nederland 030-6937777

Vogelopvangcentrum de Fûgelpits 0519-321591

Zeehondencrèche Lenie ‘t Hart 0595-526526

49 Beheerregeling Rottum 2007-2010

Bijlage 10

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

AID Algemene Inspectie Dienst AMvB Algemene Maatregel van Bestuur BOA Bijzonder Opsporingsambtenaar CBK Coördinatieregeling Bestrijding Kustverontreiniging CRM Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (het huidig Ministerie van VROM) Ff-wet Flora- en faunawet HVP Hoogwatervluchtplaats IMO International Maritime Organisation IMO International Maritime Organisation KLPD Korps Landelijke Politie Diensten LNV Landbouw Natuur en Voedselkwalitiet MWTL Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands Nb-wet Natuurbeschermingswet PKB Planologische Kernbeslissing Waddenzee PSSA Particular Sensitive Sea Area RCW Regionale College Waddengebied RWS Rijkswaterstaat SBB Staatsbosbeheer SoW Samenwerking ongevallenbestrijding Waddenzee SVRR Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat VHR Vogel- en Habitatrichtlijn VOG Vereniging van Oevereigenaren en Gebruikers Wbr Wet beheer rijkswaterstaatswerken

50 Beheerregeling Rottum 2007-2010