De Vogels Van Rottum. DLN 97
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Levende Natuur Henk van den Brink De vogels van Rottum De sombere toekomstverwachting die Thijsse in 1916 schetste voor Rottumer- oog - door hem nog kortweg 'Rottum' genoemd - is niet uitgekomen. Het ei land is nog steeds een zeer belangrijk vo- gelgebied. Thijsse heeft wel gelijk gekre gen wat betreft de groei van 'de Noordwestplaat', het huidige eiland Rot tumerplaat. Dat heeft het oudere zuster eiland inmiddels overvleugeld in opper vlakte, en voor een deel ook in betekenis voor vogels. Grote sterns broeden niet meer op 'Rottum' (in dit artikel de-verza Kwelder van melnaam van Rottumeroog en -plaat), Rottumeroog maar verschillende soorten uit Thijsse's (foto: Koen van tijd bepalen nog steeds mede het beeld, terwijl andere sindsdien op het toneel zijn verschenen. Jonge Visdief op Rottumer oog (foto: Koen van Dijken). Rottumeroog en Rottumerplaat zijn de meest oostelijke eilanden in het Neder landse deel van het waddengebied en de enige die tot de provincie Groningen be horen (fig. 1). Rottumeroog is - uitgaande van de gemiddelde hoogwaterlijn als be de overige soorten zijn alle territorium- en (9%). Binnen het Nederlandse wadden grenzing - ongeveer 250 ha groot, en nestindicerende waarnemingen geno gebied gooit Rottum hoge ogen met het maximaal zo'n 4,5 km lang. Rottumer teerd. Dankzij de grote frequentie van aandeel van de Dwergstern (29-48%), ge plaat heeft nu een oppervlakte van rond waarnemen worden van bijna alle broed- volgd door Eidereend (21-24%), Noordse 900 ha en een maximale lengte van 6,5 paren, van vrijwel alle soorten, aanwijzin stern (9-16%), Strandplevier {Charadrius km. Naar verwachting zal het eiland nog gen voor de aanwezigheid van nest en/of alexandrinus) (11-15%) en Zilvermeeuw verder groeien. jongen gevonden. (11-14%). Sinds 1981 zijn beide eilanden be Vijf soorten van de 'top-acht' staan schermd natuurgebied en worden ze be DE BETEKENIS VAN ROTTUM VOOR op de Rode Lijst van bedreigde en kwets heerd door Staatsbosbeheer. Ze mogen BROEDVOGELS bare vogelsoorten in Nederland: Bontbek- het hele jaar niet worden betreden. In de Beide eilanden kennen een broedvogelbe- plevier {Charadrius hiaticuU), Strandple zomermaanden (meestal van eind april tot volking van zo'n 25 soorten. De huidige vier, Visdief Noordse stern en Dwerg half augustus) zijn op beide eilanden twee betekenis van Rottum berust vooral op stern. Het zijn soorten van sterk dynami bewakers permanent aanwezig om daarop het voorkomen van een achttal broedvo sche (kust)milieus, vaak schaars of kort toe te zien. Zij inventariseren tevens de gelsoorten, waarvan meer dan 1 % van de begroeide zandige plekken dicht bij water. broedvogels en tellen regelmatig overtijen- Nederlandse populatie, en rneer dan 3% De aanwezigheid van deze biotopen is de wadvogels bij hoogwater. van de populatie van het hele Nederland dus bepalend voor de betekenis van de ei se waddengebied (inclusief vastelandskust landen. Elders in Nederland zijn dergelij Broedvogels en Afsluitdijk), op de beide eilanden ke biotopen veelal het domein van de re De broedvogelinventarisaties zijn uitge broedt (tabel 1). In termen van nafionale creant geworden (Waddeneilanden, voerd volgens de richtlijnen van het betekenis spant de Eidereend de kroon Noordzeestrand) en daardoor niet meer SOVON-broedvogelonderzoek (Hustings met 21% van de landelijke populatie, ge geschikt als broedgebied. Ook de vrijwel et al., 1985; Van Dijk, 1993). Van Eider- volgd door Noordse stern {Stemaparadi- volledige afwezigheid van menselijke ver eend {Somateria mollissimd), meeuwen en saed) (13%), Dwergstern {Sterna albifrons) storing in het broedseiioen is een belang sterns zijn jaarlijks de nesten geteld. Van (10%) en Zilvermeeixw {Lams argentatus) rijke factor. Fig.'L De ligging van Rottutneroog (reclits) en Rottumerplaat (links) in het Nederlandse Waddengebied. Schiermonnikoog ^fe.^^J "'^ Amelani>M>d< r A >i fat»;.. •*«* • / Leeuwarden Groningen WINST EN VERLIES Twee soorten in tabel 1 kwamen in Thijs- Tabel 1. Broedvogels waarvoor Rottum van nationale betekenis is. Van links naar rechts zijn weergege se's tijd nog niet als broedvogel op Rot ven: het gemiddelde resp. maximale aantal broedparen op Rottumeroog in 1981-1995; het gemiddelde tum voor: Eidereend en Stormmeeuw resp. maximale aantal broedparen op Rottumerplaat in 1981-1994; het aandeel van Rottum in de totale {Larus canus). De Eidereend heeft zich in populatie van het Nederlandse waddengebied in de jaren 1991-1994; het aandeel van Rottum in de tota 1948 op Rottumeroog gevestigd; op Rot le Nederlandse populatie in 1989-1991. De gegevens van het waddengebied komen uit Dijksen en Kle- tumerplaat werd in 1969 het eerste zekere mann (1992), Dijksen (1993), Koks (1994) en Koks in litt. De aantalsschattingen voor Nederland zijn ont broedgeval gevonden. Sindsdien is het leend aan Osieck en Hustings (1994). aantal, zoals op alle Waddeneilanden, spectaculair toegenomen, met alleen op Rottumeroog Rottumerplaat % wad % Ned Rottumeroog een dip rond 1990 (fig. 2). gem. max. gem. max. De laatste jaren lijkt het plafond te zijn Eidereend 457 805 431 1245 21-24 21 bereikt. De Stormmeeuw heeft zich in de Noordse stern 44 100 157 271 9-16 13 loop van de eeuw in Nederland als broed- Dwergstern 27 62 14 41 28-48 10 vogel gevestigd; op Rottum is hij in elk Zilvermeeuw 3891 5619 2575 2993 11-14 9 geval sinds de jaren veertig vaste broedvo Strandplevier 2 7 7 12 11-15 2 gel. Overigens werd één van de allereerste Bontbekplevier 2 4 i- 4 é .: • 5 2 broedgevallen van ons land op Rottumer Visdief 70 250 287 637 3-5 1 oog geregistreerd: al in 1908 werden twee Stormmeeuw 57 74 28 46 3-4 1 legsels verzameld (Braaksma, 1973). Het aantal broedparen van de Stormmeeuw^ is op Rottum de laatste twintig jaar stabiel finitieve vestiging van de Lepelaar {Plata- de Grote-sternpopulatie in de jaren zestig, gebleven, net als in de rest van het Neder ka leucorodid) als broedvogel is een kwes als gevolg van waterverontreiniging met landse waddengebied (Fleet et al., 1994). tie van tijd. In 1995 was op de kwelder bestrijdingsmiddelen, verdween de soort Een andere nieuwkomer is de Kleine van Rottumerplaat een groep Lepelaars, van Rottum. Vanaf 1972, toen de totale mantelmeeuw {Larus fUscus), die zich in waaronder twee adulte paren, vanaf half populatie zich enigszins herstelde, ver 1967 op Rottumerplaat en in 1970 op mei weken achtereen aanwezig. Er werd schenen weer Grote sterns op Rottumer Rottumeroog heeft gevestigd, en sinds een copulatie gezien en enkele malen plaat, zij het in veel kleinere en sterk wis dien vrijwel voortdurend is toegenomen. werd een vogel op een nest waargenomen. selende aantallen. 1983 kende een laatste De laatste jaren broeden op elk van beide Tot broeden kwam het (nog) niet. eilanden 100-160 paren. Een aardige - zij opleving met 183 paar. Sindsdien heeft het in nationaal perspectief marginale - Tegenover deze nieuwkomers staat nog slechts één keer 1 paar het gepro recente ontwikkeling is de vestiging van het verdwijnen van de Grote stern {Sterna beerd, in 1988. Naar de oorzaken van het de Blauwe kiekendief (Gra<j cyaneus) sandvicensis), tot 1962 een vaste broedvo verdwijnen kunnen we slechts gissen. De (sinds 1991 jaarlijks broedpogingen, in gel op Rottum. In de jaren vijftig werden Grote stern staat bekend om het compleet 1994 op beide eilanden 1 paar) en van de nog grote aantallen gemeld: op Rottu verlaten van broedkolonies bij veranderin meroog 2000 paar in 1955, 1900 paar in Bruine kiekendief (GVCMJ aeruginosus) gen in de broedhabitat of in de omgeving, (sinds 1994 op Rottumerplaat). De de- 1959; in 1961 waren er nog 2000 op of bij gering of ontbrekend broedsucces. Rottumerplaat. Met de algehele crash van Helaas zijn over het broedsucces op Rot- £fe Levende 64 Natuur 1400n I |R'oog tum geen gegevens bekend. Met het broedsucces van de andere sterns is het in 1200 HR'plaat elk geval sinds 1981 beroerd gesteld; het is aannemelijk dat dat ook voor de Grote stern gold, aangezien dezelfde factoren 1000 het broedsucces bepaalden. 800 ANDERE RECENTE AANTALSONTWIKKELINGEN De aantallen van Bontbekplevier en 600 Strandplevier zijn sinds 1981 stabiel ge bleven. Het aantal broedparen van de Dwergstern fluctueert sterk, maar ver 400 toont geen toe- of afname. Deze ontwik Fig. 2. Aantalsverloop kelingen komen overeen met de trends in 2oo-„ n van de Eidereend op het Nederlandse waddengebied (Fleet et Rottum in 1981-1994. al., 1994). Landelijk is de Strandplevier in de jaren tachtig afgenomen, de Dwerg 81 82 83 84 85 86 87 88 90 91 92 93 94 stern toegenomen (Osieck en Hustings, 1994). Van beide soorten ligt het zwaarte punt van de Nederlandse verspreiding in het Deltagebied. 9000 I |R'oog Het aantal Zilvermeeuwen is na ; 1985 afgenomen, hetgeen geheel op het 8000 SR'plaat conto van Rottumeroog komt (fig. 3). 7000 Dit komt overeen met de ontwikkelingen in het hele Nederlandse waddengebied. 6000 Volgens Spaans et al. (dit nummer) moet de oorzaak hiervan gezocht worden in een 5000 beperkt voedselaanbod. De achteruitgang ^ van de Zilvermeeuw langs de Hollandse 4000 kust zou voor rekening komen van de ^ Vos, terwijl in het Deltagebied geen ach 3000 teruitgang is geconstateerd. Tegelijkertijd 2000 worden meer landinwaarts broedplaatsen Fig. 3. Aantalsverloop van zilvermeeuwen waargenomen. 1000 van de Zilvermeeuw op Het zicht op de aantalsontwikkeUng Rottum in 1981-1994. van Visdief en Noordse stern wordt enigs O zins bemoeilijkt doordat beide soorten in 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 enkele jaren niet zijn onderscheiden. Niettemin is duidelijk dat de aantallen visdieven begin jaren negentig beduidend kleiner zijn dan in de eerste helfi: van de 1200 [ [visdlef jaren tachtig, terwijl die van de Noordse stern ongeveer gelijk zijn gebleven (fig. 4). ^[ noordse stem De aantalsontwikkeling van de Visdief 1000 W/. 'noordse dleT wijkt daarmee in negatieve zin af van die m in het waddengebied en in Nederland, 800 waar de aantallen in deze periode onge veer gelijk zijn gebleven.