Download Scans
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ONS INSULINDE ONS INSULINDE HOE WE 'T VERKREGEN EN WAT HET DOOR ONS WERD DOOR B. ALKEMA LEERAAR AAN DE MIDDELB. KOL. LANDB. SCHOOL TE DEVENTER DERDE, GEHEEL BIJGEWERKTE EN VEEL VERMEERDERDE DRUK H I HAARLEM - H. D. TJEENK WILLINK & ZOON - 1925 UIT DE VOORREDE BIJ DEN EERSTEN DRUK. Dit werkje dankt zijn ontstaan in de eerste plaats aan het feit, dat ik les heb te geven in de geschiedenis van de Nederlandsche be- zittingen in Zuid-Azie, en dat een geschikt leerboekje daarvoor ont- brak. In de tweede plaats aan de gedachte, dat bij de zoo verhoogde belangstelling die „Ons Insulinde" in de laatste jaren deelachtig mag wezen, er wellicht zullen zijn, die nader met de geschiedenis van Indict kennis willen maken en 't werkje alzoo buiten den kring mijner leerlingen lezers zal kunnen vinden. Bij de samenstelling van 't werkje heb ik me drieeerlei eisch ge- steld : 1 e, de vermelding in chronologische volgorde der feiten, al is het in zeer beknopten vorm; 2e, die feiten kortelijk te beoordeelen en 3e, iets te zeggen over de economische ontwikkeling van Ned.- Indie. Bij de beoordeeling der feiten heb ik mij de vraag gesteld: Welke resultaten hadden zij voor de Inlandsche bevolking ? Deze vraag toch dunkt mij is de eerste, die telkens moet gesteld worden. Zij vloeit voort uit het begrip, dat men in onzen tijd geeft, ik zeg niet altijd inderdaad hecht, aan een, uit een oogpunt van ethische begin- selen te voeren koloniale politiek Ik heb verder over den inhoud en de vorm niets meer mede te deelen, dan dat ik, om de gedurige vermelding van bronnen aan den voet der bladzijde te voorkomen, een literatuur-opgave hier- achter voeg. Letterlijke aanhalingen plaatste ik tusschen aanhalings- teekens. Voor de hoofdstukken : Staatkunde en Bestuur der 0.-I. Corn- pagnie ontleende ik de gegevens voor een goed deel aan CLIVE DAY, „Nederlandsch beheer over Java gedurende drie eeuwen." ...... Deventer, Januari 1916. UIT DE VOORREDE VOOR DEN TWEEDEN DRUK. Het is mij zeer aangenaam reeds nu een Tweeden Druk van „Ons Insulinde" te mogen aanbieden. Het werkje werd in 't algemeen met groote welwillendheid ontvangen en beoordeeld. Dat er ge- breken kleefden aan den Eersten Druk, wien zou het verwonderen. Intusschen heb ik mij beijverd, die gebreken weg te nemen en ik heb daarbij den uitnemenden steun ontvangen van Dr. E. B. KIELSTRA, Voorzitter van het Indisch Genootschap en Staatsraad in buiten- gewonen dienst, die mij met zijn groote kennis wilde dienen en de hoofdstukken, die betrekking hebben op de Staatkundige geschie- denis (bladz. 1-178) wilde doorlezen voor ze werden afgedrukt. Menige belangrijke aanvulling ontving ik daardoor; menige redactie- fout werd daardoor gecorrigeerd. Wat Dr. KIELSTRA wilde doen voor de genoemde hoofdstukken, deed Professor D. G. STIBBE, buitengewoon hoogleeraar aan de handelshoogeschool te Rotterdam en leeraar aan de Nederlandsch-Indische bestuursacademie te 's-Gra- venhage voor 't meer economische deel van 't boek (bladz. 179—slot) Aan beide heeren betuig ik hierbij mijn meest hartelijken dank. Deventer, Augustus 1917. VOORREDE VOOR DEN DERDEN DRUK. Hierbij bied ik den lezers den Derden Druk aan van „Ons Insu- linde". is laat ! Het boek was reeds drie jaar uitverkocht, doch allerlei omstandigheden, waarvan wel de voornaamste waren de onzekerheid ten aanzien van het sinds lang aanhangige voorstel tot herziening van het R. R. en de te wachten Bestuurshervorming in Indie. Eindelijk is het eerste onder den naam van „Staatsinrichting van Nederlandsch-Indie" aangenomen door de 2e Kamer der Staten-Generaal en heb ik in vertrouwen, dat de P Kamer dit voorbeeld zal volgen, het hoofdstuk over het Bestuur over Nederl. IndiE geschreven alsof dit reeds is geschied ; aan de VII Bestuurshervorming is een begin van uitvoering gegeven en bestond dus niet meer de vrees, dat het boek kort na zijn verschijning „ver- ouderd" zou zijn. Juist echter doordat de derde druk lang op zich liet wachten kon van allerlei nieuwe gegevens worden gebruikt gemaakt in 't belang van de uitgave. Hoofdstuk I kon bewerkt worden naar den 2en druk van het werk van Prof. Dr. N. J. Krom: Inleiding tot de Hindoe-Javaansche Kunst (Hoofdstuk II) en Het Oude Java en zijn Kunst van den zelfden schrijver. Prof. Krom was daarbij zoo vriendelijk de drukproef van Hoofdstuk I door to lezen, waar- voor ik hem ten zeerste dankbaar ben. Aan allen van wie ik verder eenige hulp mocht ervaren, mijn besten dank. Van al de in de Literatuuropgave genoemde werken maakte ik bij de samenstelling van dit boek een meer of minder uitgebreid ge- bruik. Een zeer dankbaar gebruik maakte ik van het Gedenkboek voor Neder1.-Indie ter gelegenheid van het regeeringsjubileum van H. M. de Koningin, van de uitgaven van den heer T. Lekkerkerker: Indie' s jonge kracht I—V en de verschillende regeeringsverslagen en jaarboeken, waaraan ik menig gegeven en menige tabel ont- leende. En hiermede ga „Ons Insulinde" weer zijn weg. Naar vol- ledigheid van wat den omvang der stof aangaat heb ik niet kunnen streven ; dat viel zeer verre buiten mijn bestek ; naar de juistheid van wat ik gaf trachtte ik wel; heb ik daarin gemist, voor elke wel- willende opmerking zal ik zeer dankbaar zijn. Ten slotte nog de mededeeling dat het veranderen van uitgever een gevolg is van zeer minnelijke schikking tusschen belang- hebbenden. Maarssen April 1925. B. ALKEMA. HOOFDSTUK I. INDIE POOR DE KOMST DER EUROPEANEN. Omvang van het gebied. — Korte overzicht van het ontstaan en karakter der Hindoe-Javaansche maatschappij. — De Islamiseering van Nederlandsch- Indie, inzonderheid Java. — Dessa toestanden in het oude Mataram. Onder Nederlandsch-Indie, het land, over welks geschiedenis in deze bladzijden zal worden gehandeld, verstaat men dat gedeelte van de in Zuid-Oost Azie gelegen eilandenwereld, dat besloten wordt tusschen 6° N .B. en 11° Z.B. en 95° en 141° O.L. van Greenwich. Al het land, dat ligt in dit reusachtig parallelogram en dat in oppervlak- te Nederland + 70 maal overtreft, behoort tot het gebied van „Ne- derlandsch-Indie" met uitzondering van : a. Het zuidelijk deel van het schiereiland Malaka met het ei- land Singapore. 1) b. Noordwestelijk- en Noord-Borneo, met het eiland Laboean. Dit laatste werd in 1842 door Brooke in bezit genomen en is recht- streeksch Engelsch gebied. Noord-westelijk- en Noord-Borneo be- staat uit het gebied van den Sultan van Serawak, dat van den Sul- tan van Broenei en Britsch-N.-Borneo. Het geheel staat sinds 1888 onder Britsche suprematie. c. Het Noord-Oostelijk deel van 't eiland Timor het z. g. „Portu- geesch Timor". Dat onze belangstelling gericht is op dit deel van den Indischen Archipel is natuurlijk vooral het gevolg van de verhouding, waarin 1) In 1824 werd bij het Londensche tractaat o.a. bepaald, dat Nederland zijne bezittingen enz. op 't vasteland van Azie, waaronder ook Malaka, zou prijsgeven; dat Nederland zou afzien van alle vertoogen tegen het bezetten van Singapore, door Raffles in 1819 wederrechtelijk in bezit genomen; dat daarentegen Groot-Brittannie aan Nederland afstond zijn bezit op 't eiland Sumatra, terwijl het zou afzien van alle vertoogen tegen het door Nederland bezetten van Biliton dat met Banka overigens reeds in 1814 was geruild tegen de kust van Malabar en geen kantoren zou vestigen op de Karimon-eilanden of op een der eilanden ten Zuiden van straat Singapore. Voorts beloofde Nederland zijne betrekkingen met Atjeh zoo te regelen, dat deze Staat „zon- „der iets van zijne onafhankelijkheid te verliezen, den zeevaarder en han- „delaar die bestendige veiligheid aanbiede, welke niet schijnt te kunnen „bestaan dan door gematigde uitoefening van Europeeschen invloed”. 2 we sedert eeuwen daartegenover stonden. Een „geschiedenis" van Nederlandsch-Indie is dan eigenlijk ook niet anders dan de geschie- denis van onze kolonisatie in Indie. Maar toch zullen we de tegen- woordige cultuur van Java niet kunnen verstaan, zoo we ook van die van oud-Java geen kennis nemen. Nog niet zoo heel lang gele- den kon men in de geschiedenis van oud- Java niet doordringen. Men verloor zich in legenden en mythen, die wel met historische ge- gevens vermengd waren, maar die men daarvan niet vermocht te scheiden. Sedert is echter de oudheidkundige dienst in Nederlandsch-Indie zoover gevorderd, dat heel veel, wat vroeger verborgen was, nu is ontdekt en wat niet zuiver kon gekend worden, gereconstrueerd tot zuiver geschied-materiaal en men mag haast spreken van „da- gelijks groeiende gegevens" voor een juist geschiedverhaal van de „Djaman Boeddha", de oude tijd, van Java. Ons bestek gedoogt niet daarvan veel te geven, maar tot recht verstand van latere ver- houdingen mogen we niet nalaten aan de hand van betrouwbare en bekwame gidsen iets van de oud-Indische maatschappij van v6Or de komst der Europeanen mede te deelen. Twee groote godsdienstige en maatschappelijke omkeeringen on- derging Java voor het midden der zestiende eeuw. Van een primi- tieve animistische samenleving vergroeide het tot een Hindoe-Ja- vaansche maatschappij en van deze had de overgang plaats tot eene Islamitische. Van deze beide omkeeringen willen we in dit eerste hoofdstuk iets vermelden. De eerste Hindoe's, die omstreeks het begin onzer jaartelling op Java kwamen, hadden de bedoeling met de daar wonende volken halide/ te drijven. Doordat ze huwden met vrouwen van 't land wer- den nauwere betrekkingen aangeknoopt en ontstond een begin van eene gemengde bevolking, waardoor de grondslagen werden gelegd voor de latere Hindoe-Javaansche maatschappij. De aanraking was alzoo van vredelievenden aard en alleen door overwicht van beschaving hebben de Hindoe's hun stempel gedrukt op de nieuwe samenleving. Wat wij weten omtrent deze nieuwe maatschappij imam tot ons uit verschillende bronnen, waaronder in de eerste plaats moeten genoemd worden, „de steenen die spreken" d. z. de inscripties, die als de authentieke documenten stammen uit den tijd zelf, waar- van zij getuigen.