De Hand Van Huizinga Bevat Een Nieuwe Selectie Van De Belangrijkste Essays Uit Het Omvangrijke Oeuvre Van De Nederlandse Historicus Johan Huizinga
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Willem Otterspeer (red.) De hand van Huizinga bevat een nieuwe selectie van de belangrijkste essays uit het omvangrijke oeuvre van de Nederlandse historicus Johan Huizinga. Deze essays en studies zijn geselecteerd op basis van verschillende onderwerpen waar Huizinga zich mee bezig hield. Van de Middeleeuwen tot de Renaissance en van de moderne geschiedenis tot de culturele geschiedenis in het algemeen. Deze selectie wordt door Huizinga- biograaf, prof. dr. Willem Otterspeer, geïntroduceerd en toegelicht. Johan Huizinga werd in 1872 in Groningen geboren. Hij studeerde Nederlands aan de Universiteit van Groningen (1891-1895) en Vergelijkende taalkunde aan de Universiteit van Leipzig (1895-1896). In 1915 werd hij benoemd tot professor Algemene geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Zijn bekendste werken zijn onder andere Herfsttij der Middeleeuwen (1919), Erasmus (1924) en Homo Ludens (1938). De hand van Huizinga Willem Otterspeer is hoogleraar Universiteitsgeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij is de auteur van Orde en Trouw, een monografi e over het leven van Johan Huizinga. De hand van Huizinga Willem Otterspeer (red.) A U P A U P aup_huizinga_def.indd 1 12-03-2009 15:57:57 De hand van Huizinga De hand van Huizinga Willem Otterspeer (red.) Open Access Publishing in European Networks (OAPEN) is een samenwerkingsverband van academische uitgevers om de toegankelijkheid en impact van Europees onderzoek in de geestes- en sociale wetenschappen te verbeteren. OAPEN ontwikkelt een Open Access publicatiemodel voor academische boeken en brengt deze samen in een vrij toegankelijke digitale bibliotheek. Alle OAPEN uitgaven zijn onderworpen aan wetenschappelijke beoordeling op basis van peer review. www.oapen.org Opmaak binnenwerk: Paul Boyer, Amsterdam Omslagontwerp: Neon, ontwerp & communicatie / Sabine Mannel Omslagafbeelding: Jan van Eyck, Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, (National Gallery, Londen) e- © Erven J. Huizinga / W. Otterspeer / Amsterdam University Press, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel Auteurswet jº het Besluit van juni , Stb. , zoals gewijzigd bij het Besluit van augustus , Stb. en artikel Auteurswet , dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus , Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel Auteurswet ) dient men zich tot de uitgever te wenden. Inhoud Johan Huizinga, leven en werk Mijn weg tot de historie Terugblik op Nederlands groei in de veertig jaren van het regeringsjubileum Over studie en waardering van het Boeddhisme Het esthetische bestanddeel van geschiedkundige voorstellingen Over historische levensidealen Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur Uit de voorgeschiedenis van ons nationaal besef De kunst der Van Eycks in het leven van hun tijd Renaissance en realisme Erasmus’ maatstaf der dwaasheid Dürer in de Nederlanden Natuurbeeld en historiebeeld in de achttiende eeuw Kleine samenspraak over de thema’s der Romantiek Denkbeelden en stemmingen van voor honderd jaar Over vormverandering der geschiedenis Hoe bepaalt de geschiedenis het heden? Nederlands geestesmerk Noten Johan Huizinga, leven en werk Leven Huizinga was een hartstochtelijk mens. Hij was ook een gesloten en gere- serveerd mens. ‘Bij een geleerde blijft zooveel verzwegen van zijn eigen ik,’ schreef hij over de sanskritist Kern en het was op hem zelf van toepassing. De hartstochten die in hem huisden konden gemakkelijk verhuld worden in een wijde toga. Toch ligt de kern van dit grotendeels in een studeer- kamer doorgebrachte bestaan in de hartstocht, in de fundamentele tegenstellingen van zijn bestaan, in de vorm waarin hij die beteugelde. De eerste en misschien wel belangrijkste van die tegenstellingen betrof de plek waar hij werd geboren. Huizinga werd in geboren in de stad Groningen, maar zijn familie was afkomstig uit de Friesland. Die tegenstelling gaf zijn lokaalpatriottisme zowel de hartstocht van het engagement als de nostalgie van het verlies. Huizinga voelde zich Gro- ninger maar hij benijdde de Friezen wat hun restte aan ‘overoud stambe- wustzijn’. En hij betreurde het dat het hier slechts om een restant ging. De wereld waarin Johan Huizinga op december werd geboren, was het kleinstedelijke Groningen zelf, een stadje van ongeveer . inwoners, waar zijn vader professor was. Toch was de dominante persoon in zijn vroege jeugd niet zijn vader, maar zijn grootvader, Jakob Huizinga (-), een doopsgezinde dominee, rijk voorzien van de ‘heilige aandoeningen’ die bij zijn kerkelijke voorkeur pasten. Zijn oudste zoon Dirk (-), Huizinga’s vader, was tegelijk de grootste renegaat. Hij studeerde weliswaar aan het Doopsgezind Seminarie te Amsterdam, maar kwam daar onder de bekoring van moderne theologie en exacte wetenschap, oude port en jonge actrices. De syfilis die hij eraan overhield zou een doem op zijn verdere leven leggen. Hij liet het geloof achter zich en werd atheïst en materialist en, na een tweede studie medicijnen, een bekend en geacht fysioloog Zowel de grootvader als de vader deden hun invloed voelen. In een van zijn vele pogingen zijn kleinzoon op het rechte pad te houden, schonk de -jarige Jakob de jaar oude Johan een penning voor zijn verzameling munten. Het ‘Gedenkstuk’ dat het geschenk begeleidde bevatte de volgende aansporingen: ‘De eerste deugd is waarheid. Heb dan moed om altijd waar te wezen, gij zijt dan groot en goed. Handel nooit in toorn. Wat gij aan tijd verliest, gewint gij aan kracht, bezonnenheid en wijsheid. Wilt gij tot iemands geest den regten sleutel vinden, zo vraag hem onbedeesd naar zijne beste vrinden. Als gij een getrouwen dienaar wilt hebben die u welgevalt, bedien dan u zelven. Goed is ’t geprezen te worden, maar beter prijzenswaardig te zijn. Menschen van karakter worden niet geboren maar gevormd door inspanning, strijd en gebed. Verbreek wat vrede breekt, en kweek wat liefde kweekt.’ Zonder dit document is Huizinga’s leven niet goed te begrijpen. De vader vermaakte zijn zoon een ander soort waarheid, die van de wetenschap. Wat zijn vader aan oorspronkelijk wetenschappelijk onder- zoek deed concentreerde zich op de oorsprong van het leven. Hij hield daarbij de spontane generatie van leven uit dode stof staande. Hij gaf er zijn zoon een duidelijk voorbeeld mee: onderzoek was een zaak van nauwkeurigheid, vraagstelling een kwestie van breedte. Niet alleen naar de vorm, maar ook inhoudelijk wees zijn vader hem de weg. Dirk bracht uit de universiteitsbibliotheek een aantal antropologische studies voor zijn zoon mee en opende zo ‘verschieten, die in zekeren zin altijd de kiemen van mijn wetenschappelijk denken zijn gebleven’. Deze nalatenschappen waren even invloedrijk als tegenstrijdig. Ze vormden in de jeugdige ontvankelijkheid een raamwerk van contrasten dat voor de rest van zijn leven zijn denken bepaalde, antinomieën als wetenschap versus religie, rede versus gevoel, individu versus gemeen- schap, verandering versus bestendigheid. En hoe feller hij hun tegenstel- ling ervoer, des te hartstochtelijker streefde hij hun verzoening na. Het zijn wellicht wat grote woorden voor een middelbare schooljongen, maar toch zou het allemaal om die tegenstellingen draaien. En een glimp van de manier waarop hij ermee om zou gaan liet hij al zien aan het eind van de middelbare school: hij besloot zich via de doop te laten opnemen in de religie van zijn grootvader, maar de bijpassende belijdenis weerspiegelde eerder de verlichte geest van zijn vader. De even verblijde als teleurgestelde grootvader zag het document meer ‘als eene proeve van wijsgeerig onder- zoek naar het ontstaan van de begrippen Godsdienst en zedelijkheid bij verschillende volken’. Er werd met eerbied over Jezus en over de doops- gezinden gesproken, ‘maar eene belijdenis zoals ik die van eenen doops- gezinden aankomeling zou wenschen vond ik geheel niet’. Intussen bood noch de doopsgezinde discipline noch de natuurweten- schappelijke nauwkeurigheid een regime voor de intense hartstocht die hem blijkbaar genetisch was ingeplant. Ze maakten van Johan aanvan- kelijk een melancholische jongen met de gebruikelijke afwisseling van vervoering en verworpenheid, de laatste tot uitdrukking komend in, zoals hij het zelf omschreef, ‘een centensmaak in den mond’. Bovendien: zowel de grootvader als de vader verloren hun vrouw op jeugdige leeftijd, Jakob na de geboorte van hun zevende kind, Dirk al na vier jaar huwe- lijk. De reactie van de grootvader was er een van volledige idealisering, die van de vader van een even volledige sublimatie. Jakob zou nooit her- trouwen, voor hem werd zijn overleden vrouw een volmaakt wezen, het inspirerende voorbeeld voor een godvruchtig leven. Dirk hertrouwde na twee jaar, stelde zich kiesbaar voor de gemeenteraad en stapte van funda- menteel onderzoek over op populaire wetenschap. Waar de een het isole- ment met God zocht, daar vond de ander het verkeer van de Verlichting. In de vroege vrouwbeelden die Johan op zijn netvlies kreeg waren de categorieën van heiligheid en absentie dominant aanwezig. De etheri- sche opvatting