NOG EENS DE WILHELMUS-MELODIE. DOOR S. VAN MILLIGEN. Voor een paar maanden is deze quaestie weer meer onder de aandacht gebracht dooi• de polemiek gevoerd over eene gewijzigde lezing van ons oude Wilhelmus en door de pogingen bij de Vereeniging tot bevordering van Eenheid in den Volkszang aangewend om in de uitgave der gekozen volksliederen de zetting van VALEBIUS te vervangen door een betere lezing. De Heer J. W. ENSCHEDÉ, door het bestuur dier vereeniging uitgenoodigd om dit onderwerp toe te lichten, heeft met kracht gepleit voor de oudste, meest authentieke lezing, n.1. de Noordduitsche van het jaar 1607. Over die voordracht heeft men op de vergadering van gedachten gewisseld. Algemeen werd erkend dat het den Heer ENSCHEDÉ gelukt was de vergadering te overtuigen dat de zetting van VALEBIUS te verwerpen is, doch . . . met het oog op de groote bekendheid en populariteit van deze melodie, besloot men de zaak toch maar te laten zooals ze was en in dien bundel weer de gebruikelijke lezing op te nemen. De muziekredacteur van het Algemeen Handelsblad, de Heer SIBMACHEB ZIJNEN had mij de gelegenheid geschonken een en ander over deze quaestie in het midden te brengen, (hetgeen eene polemiek heeft uitgelokt met den muziekredacteur van de N. Arnhemsche Courant) waarin ik de melodie van VALEBIUS verwierp en die van 1607 als de beste erkende, doch, met het oog op de moeilijkheid om het tweede deel, zoo geheel afwijkend van de bekende lezing ingang te doen vinden, eene notatie voorstelde eveneens gegrond op oude, tot ons gekomen melodieën van het Wilhelmus, die de lezing van VALEBIUS meer nabij komt. De verschijning van den tweeden druk van de studie van FLOB. VAN DUYSE over de teksten, vertalingen en melodie van het Wilhelmus (bij MAETINUS NIJHOFF te 's-Gravenhage) geeft mij te meer aanleiding deze quaestie nog eens te berde te brengen en door notenvoor• beelden te verduidelijken. De geschiedenis van het Oude Wilhelmus is in het kort de volgende: In het laatst der 16e en begin der 17e eeuw is de melodie van het Oude Wilhelmus, van verschillende kanten door huurtroepen in ons land bekend geworden. De gewoonte om op nieuwe teksten reeds bekende melodieën te zingen is herhaaldelijk in ons tijdschrift behandeld. Zooals de Heer ENSCHEDÉ in dit tijdschrift indertijd (Januari 1904) heeft medegedeeld, is die melodie, oorspronkelijk een Fransche, waarschijnlijk naar hier gekomen door huurtroepen, na 1568 door Prins Willem in dienst genomen. Huurtroepen waren dan eens in dienst van den één, dan weer in dienst van een ander. Zulks gaf aan soldatenliederen eene internationale verspreiding. Die verspreiding is oorzaak dat eene melodie-vervorming in de eene streek niet hetzelfde karakter vertoont als in een andere. Die melodievormen van het Wilhelmus zijn: 1. Een Zuid Duitsche (1603) waarvan een verdere geschiedenis onbekend is; er mag dus aangenomen worden, dat hij te niet is gegaan. 241 2. Een Noord Fransche (walsche) uit 1619 waarvan in liet midden der vorige eeuw nog sporen worden gevonden onder de bevolking te Brugge. Deze notatie is de eenig bekende opteekening der Chartres wijs, die blijkens de stemverwijzing in het Geuzenlied-boek (1581) en de denkelijk anterieure fransche vertaling van Fourmennois, als melodie voor het Wil• helmus diende. 3. Een Zeeuwsche (1626) waaromtrent verder niets bericht is. Hij is, blijkbaar foutief, genoteerd in Valerius Gedenck-clanck en is nu bekend als de oude toonzetting. 4. Een Noord Duitsche (1607) die, opmerkelijk genoeg rechtstreeks overgaat in het nieuwe Wilhelmus. De melodie door den Heer ENSCHEDÉ voorgestaan omdat hier wel over• eenstemming is in den strofenbouw van vers en lied en omdat deze melodie onmiddellijk verband houdt met het nieuwe Wilhelmus. Deze mededeelingen worden hier herhaald tot beter begrip van het volgende: Na de oprichting (in 1869) van de Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekgeschie• denis, is reeds spoedig een bundel oude zangen uitgegeven: Gedenck-clanck van AD. VALEBIUS, intertijd notaris te Veere, waarin de melodie van het Wilhelmus, volgens diens notatie voorkomt. Zoo is deze notatie in ons land gekomen en door verschillende zettingen voor koor en een solostem algemeen bekend geworden. Later is er strijd ontstaan over de waarde dier notatie, doch de melodie was eenmaal bekend geworden en hoewel de firma ENSCHEDÉ bij gelegenheid van de Tentoonstelling op het Museumterrein in 1895 op het terrein van Oud-Holland eene lezing bekend maakte, ouder en beter dan die van VALERIUS en bovendien een pennestrijd tusschen Prof. A. D. LOMAN en de Heer J. W. ENSCHEDÉ over die notaties ontstond, bleef ieder vasthouden aan de eenmaal bekend geworden lezing. Ook FLOR. VAN DUYSE mengde zich in het geding en verwierp eveneens de lezing van VALERIUS. Waar de Heer ENSCHEDÉ echter de geheele figuratie zoowel in het eerste als tweede deel der melodie veroordeelde, behield de Heer VAN DUYSE de VALERius-lezing van het eerste deel, maar gaf aan het tweede deel, op grond van betere oude melodie-vormingen, een gewijzigden vorm. De drie lezingen mogen dit duidelijk maken. ADR. VALERIUS, Neder-landtsche Gredenck-clanck. 1626 Haarlem.

242 Wanneer men het eerste deel van de notaties VALEBIUS en ENSCHEDÉ, met elkaar vergelijkt, bespeurt men dat het verschil alleen hierin bestaat, dat in de notatie van VALEBIUS versieringen voorkomen die in zetting ENSCHEDÉ ontbreken, maar in het tweede gedeelte vindt men niet alleen het verschil van een driedeelige en tweedeelige (beurtelings^ en 2/4) maat, maar ook een sterk afwijkende melodie. VAN DUYSE die het eerste deel van VALEBIUS behoudt, wijzigt in het tweede deel eveneens de maat (ook beurtelings twee en vier) maar vereenvoudigt tevens de figuratie bij de woorden: „Coninck van Hispaen-gien" en enkele noten tegen het slot. Wie nu deze drie lezingen zingt, zal bespeuren dat de scansie van het tweede deel bij VALEBIUS stroef en onjuist is, hetgeen bij sommige andere coupletten nog erger wordt, en in de beide andere lezingen veel natuurlijker klinkt. Er is wel door de tegenstanders van de notatie van 1607 gezegd dat die vier gelijke noten bij „Een Prince van Oraengien" moeilijk te zingen zijn, doch wanneer men op de afscheidingen let bij de lezing van ENSCHEDÉ zal men bespeuren dat het gedicht sprekender wordt en de melodie, door de hoogere ligging bij „Een Prince van Oraengien" eene schoone stijging geeft. Wanneer wij nu een blik slaan op oudere en latere wijzen, door VAN DUYSE ge• noemd, dan moet men tot de conclusie komen, dat de versieringen, zoowel in het eerste als tweede gedeelte er bijgemaakt zijn en de melodie niet weinig verzwakken.

243 Ook een Lied tegen de Oeuzen (1667) geeft in liet eerste deel dezelfde en in het tweede bijna dezelfde lezing : het vangt aldus aan :

Doch deze zijn reeds van later datum. De oud fransche melodie in 1568 in ons land gekomen is de wijze van „Chartres" (Geuzenliedtboek), en slaat op het beleg van den prins van CONDÉ der stad Chartres, met zijn Hugenoten. In die uitgave komt de wijsaanduiding voor: „A (voor O of Oh) la folie entrepise du Prince de Condé" toegepast op een Marialiedje: „Toujours toute ma vie" in La pieuse alouette avec son tirelire (Valencienne 1609). Deze zangwijs levert werkelijk het bewijs — zegt VAN DUYSE — dat de Wilhelmus-melodie van de wijs van Chartres afstamt. De tekst: „O la folie entrepise" werd voor de eerste maal herdrukt door J. W. ENSCHEDÉ, De melodie van het Wilhelmus in de Revue Oud Holland XII (1894). VAN DUYSE geeft eene vergelijking van de beide fransche teksten en het Wilhelmus onder de melodie geplaatst en wijst daarbij op het verschil in de strofen, doch uit dien versbouw volgt met het oog op de melodieën van „HEBE JULIUS" en een andere:

Deze schrijfwijze was het die indertijd ME. C. TH. VAN DEVENTEE, wellicht er toebracht een nieuw Wilhelmus voor te stellen. Diens lezing heeft niet de aandacht getrokken die ze ver• diende, te meer omdat het gedicht zoo was gewijzigd dat het ook voor onzen tijd geschikt is gemaakt, n.1. het eerste couplet gewijd aan den Zwijger, „groot en goed", het tweede aan Wilhelmina van Nassouwe. Terecht merkt de Heer VAN DUYSE m.i. echter op, dat die conse• quente accenten der tweekwart maat iets eentonigs aan den rhythmus geven.

Wanneer men nu een blik slaat op de hier aangehaalde wijzen, ziet men dat de versieringen bij VALEEIUS voorkomende, bijna overal ontbreken.

244 Het is dan ook duidelijk dat, zooals de Heer ENSCHEDÉ heeft opgemerkt, de lezing- van VALERIUS is ontstaan onder den invloed van de luitmuziek van zijn tijd en dat aan de taalmetriek geweld is aangedaan. De drie lezingen met elkaar vergelijkende, moet men wel tot de conclusie komen dat die van VALERIUS niet de natuurlijkste is, en natuurlijkheid is toch een eerste eisch bij een volkslied. Hoeveel krachtiger wordt de uitdrukking, wanneer men die achtsten op Na-ha-sou-we, weglaat en niet zingt: Ko-ho-ho-ho-ning"! Ook zegt VAN DUYSE mi. terecht dat het Oude Wilhelmus door Hofdijk „Lied des lijdens en der glorie", te gelijk Te Deum en Stabat Mater genoemd, niet die huppelende, trip• pelde driekwartsmaat kan verdragen, zooals VALERIUS het tweede deel noteerde. VALERIUS, eigenlijk WOUTERSZ geheeten, was wellicht een uitstekend notaris, maar als musicus stond hij niet hoog, dat bewijzen ook andere notaties en niet minder het onge• lukkige canon-thematje dat hij als eigen compositie op het titelblad van zijn Gredenck-Clanck zette. Noch de melodieën noch de gedichten heeft hij zelf geschreven, maar alleen ver• zameld en op zijn wijze genoteerd, en Prof. LOMAN, die indertijd de VALERius-lezing heeft bekend gemaakt en verdedigd, erkent dat wat men van hem als dichter kent, geen hoog denkbeeld van zijn gaven geeft. Zijn verdienste bestaat dus vooral hierin, dat hij heeft vastgelegd wat in zijn tijd werd gezongen, doch verder kan de waardeering voor zijn werk niet gaan. Zijn bundel bevat de geschiedenissen van de voornaamste inlandsche gebeurtenissen der 17 Provinciën, van den aanvang der inlandsche troebelen en beroerten tot het jaar 1625, „Stichtelijke Eimen en Liedekens, gestelt op Musijcknoten, ende elck op een verscheijden voijs, beneffens de tabula• tuur van de Luit en de Cyther". Niet minder dan 76 zangwijzen van zeer verschillende herkomst zijn er in opgenomen. Veel van de wijzen in zijn bundel opgenomen, vindt men ook al bij de liedjes van STARTER in diens „Friesche Lusthof" welke melodieën weer van Engelschen en Franschen oorsprong waren. Uit het bovenstaande zal men kunnen zien dat al is toevallig de notatie van VALERIUS, door zijn Gedenck-Clanch het eerst bekend geworden, dit nog geen aanleiding behoeft te zijn om daaraan zoo angstvallig vast te houden en zelfs te spreken, zooals sommigen hebben gedaan, van afkeuringswaardige pogingen om een andere lezing te verkrijgen. Wat mij betreft zou ik het liefst de notatie door ENSCHEDÉ voorgestaan ingevoerd zien, doch ik begrijp ook dat het tweede gedeelte ernstige bezwaren zal ontmoeten, nu de bekende lezing er zoo vast inzit. Doch, zonder in eigendunkelijke veranderingen te vervallen, zou op grond van de verschillende aangehaalde melodieën, de hieronder geplaatste lezing zeker beter kunnen voldoen en ook gemakkelijk in het gehoor komen, omdat de consequente maat in het tweede deel het zingen gemakkelijker maakt, meer eenheid aan de melodie geeft en de scansie meer in overeenstemming is met de melodie. Het eerste deel is alleen ontdaan van de versieringen, er blijkbaar door VALERIUS in- gelascht, en het tweede gedeelte, eveneens ontdaan van de leelijke figuratie, wijkt niet veel af van de bekende melodie. Wie niet blind is voor het gespierde en sprekende in die melodie, ontdaan van de overtollige franje, zal moeten erkennen dat er alle aanleiding bestaat de Wilhelmus-lezing te herzien.

245 Ik heb daarom de volgende lezing (waarbij de Heer A. D. LOMAN JR. reeds een vier• stemmige koorzetting heeft geschreven, als bijlage in dit nummer opgenomen) in het Algemeen Handelsblad voorgesteld. Die moge hier nog eens een plaats vinden.

De Heer SIBMACHER ZIJNEN schreef onder mijn beschouwing in het Handelsblad dat hij hoopte dat velen zich van de wenschelijkheid der afschaffing van de VALEEius-lezing zouden laten overtuigen, en zeide ten slotte: „Heel wat dient er gedaan om een betere lezing ingang te doen vinden. Noodig zal zijn dat de Eegeering het belang eener verbetering van het Lied inziet, en dan moeten ook gemeentebesturen, school-autoriteiten, hoofden van scholen, onderwijzers, in 't bijzonder die met het zangonderwijs op de school belast zijn, gewonnen worden voor deze zaak van alge• meen belang en wijde beteekenis. nu op nieuw bepleit." De mislukte pogingen om in een nieuwen bundel een betere lezing te verkrijgen, geven voorloopig teleurstelling, doch wanneer maar velen overtuigd worden van de nood• zakelijkheid en inzien dat de practische bezwaren niet zoo groot zijn, zal wellicht langza• merhand de overtuiging zich vestigen dat die weg aangewezen is.

Moge de pogingen reeds vroeger gedaan door mannen als VAN DUYSE en ENSCHEDÉ velen eindelijk de oogen openen. Met kracht dring ik daarom aan op kennismaking met den hierboven aangekondigden

herdruk van de omvangrijke beschouwing van VAN DUYSE over de Wilhelmus-melodie en hoop dat ook dit artikel iets moge bijdragen tot een goed resultaat. BUSSUM, Juni 1911.

FELIX MOTTL. DOOR MR. HENR1 VIOTTA. EELIX MOTTL leerde ik in Juli 1886 te Bayrenth kennen. Het was toen, in de Wagnerstad, de tijd der groote emoties. In 1882, WAGNEB'S laatste levensjaar, hadden wij de première van het Bühnenweih- festspiel bijgewoond en de laatste woorden gehoord, die de meester van het tooneel af tot zijn auditorium — destijds bijna uitsluitend uit leden van den „Patronatverein" bestaande — gesproken had. Onvergetelijke indrukken namen wij mede. Toen wij 't volgend jaar in Bayrenth terugkeerden, had het graf zich reeds over den meester gesloten. Maar zijn geest leefde nog voort in den schouwburg op den heuvel, en het Bühnenweihfestspiel, met groote piëteit vertolkt, maakte niet minder indruk op de aandachtige schare,-dan een jaar te voren.

246 Wilhelmus van Nassouwe, Wilhelmus van Nassouwe, Oude zetting,ontdaan van de versieringen van VALERIUS, met gebruikmaking van Oude zetting, ontdaan van de versieringen van VALERIUS, met gebruikmaking van authentieke historische gegevens weder ontworpen voor hedendaagschgebruik door authentieke historische gegevens weder ontworpen voor hedendaagsch gebruik door S. van MILLIGEN. S. van MILLIGEN. Vier-stemmige bewerking van A.D. LOMAN Jr. Vier-stemmige bewerking van A.D. LOMAN Jr, ALT. SOPRAAN. Bijvoegsel vanhetMaandblad„CAECILIA"15Juli,1911. Bijvoegsel vanhetMaandblad„CAECILIA"15Juli,1911. 1 ni1111— i [TTn Bijvoegsel vanhetMaandblad„CAECILIA"15Juli,1911. Bijvoegsel vanhetMaandblad„CAECILIA"15Juli,1911. •s < »'5 3 Tristan und Isolde in Bayreuth gegeven zou worden, COSIMA niet beter wist te doen, dan de leiding van dat werk aan MOTTL op te dragen. De Tristan-voorstellingen van dat jaar zijn mij in levendige herinnering gebleven. BOSA SUCHEB als Isolde, HEINBICH VOGL als Tristan — wie, die deze kunstenaars toen gehoord heeft, kan het vergeten? Maar bovenal, die meesterlijke orkestrale voordracht der partituur onder MOTTL'S leiding! Hoe korrekt en fijn, maar tevens met welk een gloed en geestdrift en met welk een schoonheid van klank werd het heerlijke werk door de instrumentale massa ten gehoore gebracht! En de bezieling, die van de uitvoerenden uitging, deelde zich mede aan de toehoorders, die nog meer dan over Parsifal, in verrukking waren over Tristan und Isolde. Ik geloof niet, dat een der latere uitvoeringen van dit werk die van den 25en Juli 1886 nabij is gekomen. WAGNEB'S veeljarige vriend, de grijze FBANZ LISZT, woonde de voorstelling bij. ISOLDE'S zwanenzang: „Mild und leise wie er lachelt"', was de laatste muziek die hem in de ooren klonk. Ziek en vermoeid van een lange reis in Bayreuth aangekomen, had hij toch het verlangen te kennen gegeven, de voorstelling van Tristan und Isolde bij te wonen. Te zwak om te loopen, liet hij zich den schouwburg binnendragen. Acht dagen later droegen wij hem ten grave; een bonte menigte van kunstenaars, geleerden en toeristen uit alle landen, eenige duizenden bij elkaar, vergezelde hem naar zijn laatste rustplaats. En den avond daarop zaten wij weder in het Festspielhaus, om WAGNEE'S heerlijk werk nog eens te hooren onder MOTTL'S leiding. Tempi passati! MOTTL is voortgegaan, zijne krachten aan den dienst van BAYEEUTH te wijden, jaren lang, totdat. . . . men in Wahnfried tot de overtuiging kwam, dat men het ook zouder hem stellen kon. De leiding der Festspiele was in den loop van jaren meer en meer in eene familie- regeering ontaard. De kinderen van COSIMA waren groot geworden en begonnen zich met de zaak te bemoeien op eene wijze, die aan de uitvoeringen niet ten goede kwam. DANTËLA (mevrouw THODE), ISOLDE, (getrouwd met den kapelmeester BEIDLEE) en EVA begonnen allen een woordje meê te spreken op de repetities, hetgeen niet zelden de ergernis der kunstenaars opwekte,

247 en vooral ontstond er ontevredenheid, toen COSIMA haar eenigen zoon SIEGFEIED met de muzikale leiding belastte. SIEGFEIED WAGNEB was oorspronkelijk bestemd, architect te worden. De proeven van bekwaamheid in dit vak, door hem opgegeven — o. a. het mausoleum van LISZT op het Bayreuther kerkhof — waren echter niet van dien aard, dat er van hem als bouwmeester veel te verwachten was. Toen rijpte bij COBTMA het plan, dat SIEGFIED moest opgeleid worden om zijn vader te vervangen. Hij moest componist en dirigent worden en na haar dood de leiding der Festspiele op zich nemen. Maar zij gaf zich daarbij geen rekenschap van hetgeen er gebeuren zou, als het eens bleek, dat SIEGFEIED niet voor zijn taak berekend was. En reeds de eerste proeven van zijn dirigeertalent vielen niet bijzonder gunstig uit. Zijn muzikale roem werd niet verhoogd door de opera's, die hij componeerde, en de Bayreuther uitvoeringen wonnen door zijne leiding niet. Er waren dan ook vele vrienden van WAGNEB, die het verkeerd achtten, dat COSIMA met haar zoon proeven nam op de Festspiele. Een even ongelukkige gedachte was het, om naast den onvoldoenden SIEGEFIED den niet minder middelmatigen BEIDLEB, den man van COSIMA'S dochter ISOLDE. te plaatsen. En dat met voorbijgang van talentvolle, beproefde mannen als MOTTL en RICHTEE, die men meende nu niet meer noodig te hebben! De gevolgen zijn niet uitgebleven. Met alleen dat de Bayreuther uitvoeringen der laatste zeven jaren niet meer op de hoogte staan van die van vroeger, zij zijn ook over• troffen geworden door die in het Prinz Regenten-theater in München. In die stad was FELIX MOTTL hofkapelmeester geworden, nadat hij gedurende een tiental jaren in een zelfde betrekking te Karlsruhe werkzaam was geweest en daar opera en orkest op een hoogte had gebracht, die zij vóör noch na dien tijd gekend hebben. Wat een goede muzikale leiding beteekent, heb ik nooit beter begrepen, dan uit de voorstellingen in het Prinz Regententheater. In de eerste jaren van bestaan van die uitvoeringen, toen zij gedirigeerd werden door de toenmalige hoikapelmeeters ZTJMPE en FISCHEE, verhieven zij zich niet boven het middelmatige, en terecht kon men zeggen, dat zij niet te vergelijken waren met de voorstellingen in Bayreuth. Maar toen, na ZUMPE'S dood, MOTTL met de opperste muzikale leiding in München belast werd, veranderde de zaak: het gehalte der Bayreuther uitvoeringen verminderde en München kwam bovenaan te staan. Welk een bezieling MOTTL aan het muzikale leven in Beyeren's hoofdstad heeft gegeven, weten allen die op de hoogte zijn van de muziekkroniek der laatste tien jaren. Onder hem eerst werden WAGNEE'S werken er weder ten gehoore gebracht op even voor• treffelijke wijze als in de dagen van HANS VON BÜLOW. En niet alleen aan deze werken besteedde hij zijne zorgen, maar ook aan die van BEELIOZ en, in de concertzaal, aan die van LISZT. De uitvoeringen van Benvenuto Ceïlini en Les Troyens zijn aan hem te danken, en ook hij was het die bewerkte dat de sympathie voor Die Legende der heiligen Elisabeth en andere composities van LISZT grooter werd dan in vroeger jaren het geval was geweest. HANS VON BÜLOW, die over de AVagnerianen der laatste periode niet goed te spreken was, schrijft over MOTTL, dien hij in Karlsruhe had leeren kennen: „MOTTL hat mir gefallen, wie kein zwei ter Wagnerianer: Prachtkerl von grosser Zukmift". Dat was in 1884, en na dien tijd heeft MOTTL ontelbare malen bewezen, dat BÜLOW'S voorspelling juist is geweest. Wie eene uitvoering van een klassiek, of van een modern werk onder zijne leiding hoorde,

248 kwam onmiddellijk onder den indruk, dat de uitvoering gekeel in den geest van den com• ponist was. Hij bekoorde tot die zeldzame dirigenten, die in de opera even voortreffelijk zijn als in de concertzaal. Op een door hem gedirigeerde uitvoering in het Concertgebouw te Amsterdam (ik meen in het jaar 1900) hoorde ik van hem o. a. Schubert's „Unvollendete", en ik kan mij niet herinneren, ooit een machtiger indruk van die symphonie ontvangen te hebben. Ook in Beethovens's werken was hij groot, Nog twee jaar geleden hoorde ik op een concert in het Prinz Regenten-theater de „Eroica" onder zijne leiding. Wat mij daarin vooral trof, was het feit, dat MOTTI/S tempi volkomen overeenstemden met die van RIOHAED WAGNEB, onder wiens directie ik deze symphonie jaren geleden ook gehoord had. Gedachtig aan het woord van den grooten meester: „Der Gang des Deutschen ist Andante", was bij hem het tempo nooit overhaast, maar ook niet te breed, steeds in overeenstemming met den geest van het door hem te dirigeeren werk. Eenvoud, duidelijkheid, warmte en Schwung waren de kenmerken zijner directie. Aanstellerij was hem vreemd, en zijn eenige gedachte was, de werken zóó uit te voeren, als de componisten bedoeld hadden. Merkwaardigerwijze was het werk, waardoor hij het eerst beroemd werd, ook het laatste, dat hij dirigeerde. Te midden der voorstelling van Tristan und Isolde trof hem de noodlottige slag, die aan zijn werkzaam leven een einde maakte. De dirigeerstaf ontviel aan zijne hand, en hij die hem jaren lang zoo zegerijk voerde, rust thans „im weiten Reich der Weiten Nacht." Wie MOTTL in München zal opvolgen, is nog niet bekend. Gemakkelijk zal de keuze niet zijn, want hij was een man van buitengewoon en veelzijdig talent.

FELIX MOTTL f DOOR W. N. F. SIBMACHER ZIJNEN.

In de Londensche drukte, tijdens het internationaal muziek-congres, had een der uit München overgekomen deelnemers aan het zwaar muzikaal festijn mij zijn plan verteld: van Londea wilde hij door België en over Amsterdam naar zijn land terugkeeren. Holland- sche steden wilde hij zien, Hollandsche lucht en schilderijen, en in het Concertgebouw eindelijk eens het orkest hooren — al was met den zomer ook Mengelberg gevloden. En toen we dan een Donderdag-avond hier in de zomersch-leege zaal naar een programma- deel met MEYEBBEEB, MOESSOBGSKI en RIMSKY geluisterd hadden, en in een bierhuis — wonderlijk, zoo vlug als de Beier zoo'n „gemoedelijke" inrichting zich in de vreemde stad uitgezocht had ! — napraatten, vertelde hij van München en sprak hij over de gevolgen van MOTTL'S plotselinge ongesteldheid rnet een bezorgdheid in zijn stem, die een vriend• schappelijke verhouding, een warm-persoonlijke genegenheid tusschen hen beiden deed vermoeden. Telkens, den volgenden en daarna volgenden dag, was zijn eerste vraag : „zijn er nieuwe berichten over MOTTL ?" Eenige beterschap scheen verlichting te brengen. Maar bij zijn thuiskomst te München, vond hij de doodstijding reeds.

249 Zoo heeft een toevallige ontmoeting veroorzaakt dat mijn gedachten nog meer met MOTTL'S laatste levensdagen zich bezig hielden. En zoo komt 't dat op deze bladzijden in stede van een beschouwing over het Londensch congres (tot een volgende aflevering van* dit tijdschrift verschoven) nu het In Memoriam te lezen staat, waarin men eigen herinneringen met mededeelingen van den Münchenschen vriend vermengd vinden zal. * * * Dadelijk grijpt ons het tragische in MOTTL'S verscheiden, en tegelijk zien we één naam als de duurzaam-glanzende lijn in zijn leven geteekend. WAGNEB ! Jong, nauwelijks van het conservatorium vrij, wierp hij met geestdrift zich in den strijd die om WAGNEB ontbrand was, voerde hij al de Wagner-vereeniging te Weenen aan, ter verdediging van het nieuwe muzikaal-drama. Met Parsifal bracht Tristan zijn eerste glorie als dirigent op den heuvel van Bayreuth, in het beroemde jaar van BOSA STJCHEB als Isolde (1886). En aan Tristan gaf hij, in het Münchensch theater, zijn laatste krachten: voor Tristan was zijn laatste harteklop. Onder de voorstelling van Tristan und Isolde, in de eerste acte, als ISOLDE BRANGELNE verhaalt hoe zij den gewonden held had gehad in haar macht, en MOBOLD'S dood had kunnen wreken, maar er sah mir in die Augen, seines Elendes jammerte mich ; das Sohwert —• das liess ich fallen: die Morolcl schiug, die Wunde, sie heiit'ich, dass er gesunde, und heim nach Hause kehre ...

toen ZDENKA FASSBENDEB (Isolde) deze woorden gezongen had, ontzonken MOTTL plots de krachten tot voortgaan, moest hij zijn leidersplaats verlaten, en zich naar het sanatorium doen brengen, waar deze Isolde — met wie hij in tweede huwelijk nog een geluk had gehoopt te vinden, in het eerste hem bitter vergald — den in 't hart getroffen lijder verplegen wilde, in angstvol medelijden luisterend naar de afgebroken AVagner-melodieën die over de lippen hem zweefden. „Wie sanft er die Lippen rührt"... zingt in de laatste acte KTJBWENAL. Aan diens trouw mocht zij wel denken, in haar smart:

Nun bist du daheim, daheim zu Land, im achten Land, im Heimathland, darin von Tod und Wunden du selig solist gesunden. * * * WAGNEB, WAGNEB had den jongen dirigent vervuld in Weenen, waar hij, behalve inde Wagner--Vereeniging, ook als kapelmeester in de Komische Opera zich bekwaamde. Tot WAGNEB werd hij getrokken. Een verzoek, naar Bayreuth gezonden, bezorgde hem (1876) een plaats op het tooneel als „muzikaal assistent". Hij had daar bij de opvoeringen teekenen te geven achter de schermen en vooraf in solisten-repetities medewerking te verleenen. Zijn twintig jaren waren hem geen beletsel zich te onderscheiden, al trad hij niet op den voor-

250 grond. "WAGNEB zon hem voorthelpen. In '79 deed de Meester 'n goed woord bij ANGELO NEUMANN te Leipzig: „Wenn ein musikalischer Dirigentenplatz neben SEIDEL frei wird, so bitte ich Sie allerdringendst den ansserordentlich tuchtigen jungen Herrn MOTTL aus Wien für diese Stelle zu nehmen. Er ist der Letzte den ich noch empfehlen kann : sonst weiss ich keinen mehr. Seine Befahigting und Gewandheit ist ausserordentlich, und habe ich sie aus genauer Erfahrung kennen gelernt". — Het volgende jaar beval WAGNEB bij den inten• dant van het theater te Darmstadt MOTTL aan voor de plaats van liofkapelmeester, met de verzekering dat hij hem „als einen feinen, kenntaisvollen und sichren Musiker wahrend der Festspiele in Bayreuth im Jahre 1876, bei welchen er mitgewirkt, erprobt" had. De sollicitatie lukte niet. Karlsruhe gelukte, in '81. Toen ging het gesternte voor FELIX MOTTL op. Men liet hem er zijn wenschen bevredigen, hielp hem voort in zijn streven WAGNEB daar op het tooneel te brengen, en zooveel anderen, oud en jong, vreemd en eigen : GLUCK en MOZABT, BEBLIOZ en COBNELIUS, GÖTZ, SCHILLINGS en THUILLE. Lobetanz van dezen, Der Pfeifertag van genen. Ik grijp maar enkele namen: Der Barbier von Bagdad van PETEB COBNELIUS, in een herziene instrumentatie van LEVI en MOTTL ('n bewerking, die, met hoe fijnen toets ook voltooid, heftig bestreden is). En een serie GLUCK-opvoeringen bracht hij tot stand. Hij maakte van het kleine Karlsruhe een muzikaal centrum, stelde het aan Duitschland ten voorbeeld, en open voor Fransche kunst eer die te Parijs nog ingang gevonden had. Voor BEBLIOZ, immers: Les Troyens, La Prise de Troie, Béatrice et Bénédict, Benvenuto Cellini. Voor FBANCK : Hulda, en CHABBIER : Gwendoline. Hij was Parijs 'n kwarteeuw hiermee voor. En hij had er artiesten om zich heen met wie hij opvoeringen scheppen kon, door één geest bezield, door éénheid van opvatting uitmuntend zelfs met zwakke elementen, als een onvoldoend samengesteld orkest nu en dan, gedurende de meer dan twintigjarige werk• zaamheid aan dat door den Groothertog sympathiek gesteund hoftheater. Hij had er PAULINE MAILHAC, HENBIETTE MOTTL STANDITABTNER, en den prachtigen FEITZ PLANK. Van FRITZ PLANK — toen er sprake was van het gloeiend enthousiasme dat MOTTL in zijn kunstenaars wist te ontsteken — is de uitroep : „Ein Hundsknochen wer da nicht mitgeht!". . . * * * In hetzelfde jaar waarin de zware PLANK door een noodlottigen val in het tooneel verongelukte (1899), debuteerde op MOTTL'S aandringen een oud-leerlinge van het Praagsch conservatorium, ZDENKA FASSBENDER, en zij werd te Karlsruhe geëngageerd voor de jeugdige dramatische partijen naast MAILHAC. Lang duurt 't niet of zij krijgt grootere taak: snel groeit zij in de rollen der primadonna, een AÏDA, een VALENTINE ; weldra erkent ieder dat haar begaafdheid om de heroïsche vrouwenrollen van WAGNEB vraagt, die het allerhoogste aan stem en uitbeeldingskracht eischen: een Brünnhilde, een Venus, een Isolde!.. . . MOTTL, die de toekomst van het jong talent had voorzien, zag scherp. Zoo aangrijpend als haar ISOLDE, ZOO sierlijk en beminnelijk-vroolijk was haar KATARINA, GÖTZ' Widerspenstige. Tot wijde grenzen breidde zij haar repertoire uit: DALILA zingt zij en SENTA, TOSCA en DONNA ANNA, BERTA {Der Prophet) en STRAUSS' ELEKTRA, en DIDO in Die Trojaner. Nog zie ik haar, DIDO, op het tooneel van het te München ; de hartstochtelijk minnende, in liefde-wanhoop stervende DIDO, die het gansche tweede 251 bedrijf bebeerscbte. Nog boor ik de laatste aria der verlaten DIDO, haar roerend afscheid van zon en leven, van haar liefde voor Aeneas : daar, in de donker-rood-bruin bekleede zaal van haar paleis, waar zij al den weemoed uitstortte in haar lied „leb' wohl, herrliche. Stadt", klonk in BEBLIOZ' muziek de groote, verheven smart der vrouw : klom zijn drama tot de wegsleepende tragiek van het doodsverlangen . . . MOTTL stond aan den dirigeerlessenaar, onzichtbaar, maar sterk voelbaar leidend voor ons allen, die hij overtuigde van zijn door geen ander Duitsch dirigent zoo trouw ge• koesterde liefde voor de Fransche muziek. * München was een voortzetting van de meer dan twintigjarige werkzaamheid te Karlsruhe. In beide steden hief hij het muzikaal leven op : te Karlsruhe met de Opera en de concerten van den PMlharmonischen Verein, te München met de Opera en de orkest• concerten en kooruitvoeringen der Musïlcalische Mademie. Uit Karlsruhe zocht men hem te trekken naar Berlijn, uit München naar Weenen; maar, al lokte Weenen vooral ver• leidelijk den oud-Weener aan, MOTTL heeft Beierend hoofdstad, in muzikaal opzicht door HEBMANN LEVI (gest. 1900) gereorganiseerd, niet verlaten. Levenslustige Weener was hij gebleven, de wereld toch altijd weer, trots allen ernst bij het werk, van de zonnige zijde bekijkend. Daardoor ook lang frisch en jong gebleven, makkelijk, als spelenderwijs, zwaren arbeid verzettend. Een „Wagner-Jünger" gelijk er weinigen waren, koesterde hij in zijn hart tegelijk een innige liefde voor MOZAET. Bij de Mozart-Festspiele in de intieme, door de zachte kleuren genoeglijk aandoende zaal van het Besidenz-Theater openbaarde die liefde zich zóó dat de opvoeringen van Figaros Bochzeit, , Die Entführung, Cosi fan tutte, innige wijding kregen: het fijn muzikaal wezen van den dirigent straalde zoo vanzelf over op het klein orkest en de zangers, zoo gansch ongedwongen werden hier en daar de stemmen en tonen geaccentueerd, en vloeide de dramatische stroom, gestuurd door een innerlijke kracht van vreugdevollen, overmoedigen of tragischen zang!.. . MOTTL'S subtiel gevoel voor stijl, en niet minder het preciese en het elastische zijner rhythmiek bezorgde daar, in het Besidenz-Theater, aan Mozart- vrienden een zeldzaam geluk. De grootste bekoring van zijn musiceeren lag in zijn een• voud en natuurlijkheid. In zijn eerlijkheid. * Waarschijnlijk doet geen zijner composities zijn eigen aard zoo duidelijk kennen als het dansspel Pan im Busch (OTTO JTJLIUS BIEEBAUM), want de waarde dezer muziek ligt in haar illustreerend karakter en MOTTL was bovenal een hoogbegaafd instrumentator; bekend zijn de BACH-cantate Mer Jian e neue Oberkeet, concerten van RAMEAU en HÜNDEL, balladen van LÖWE. Zijn vindingskracht en plastiek zijn niet buitengewoon, zooals het strijkquartet (fis-mol) toont. Maar men weet welk een voorname smaak hem hielp uit eenige G-LUCK-opera's een mooie Tanz-Suite saam te stellen, en bij zijn orkestatie van WAGNER'S Fünf Gesange. Enkele dramatische stukken, in Karlsruhe en Weimar opgevoerd, zijn al vergeten. Agnes Bernauer — zoo heet zijn komische opera, die in Augsburg speelt — was hij aan WAGNEE ter beoordeeling gaan aanbieden. Bij het afscheid overhandigde de Meester hem een verzegeld couvert met zijn oordeel er in, en MOTTL moest beloven dit niet te openen vóór WAGNEE'S dood. Maar eenmaal in den trein, vertelde de leerling aan zijn vrienden, verbrak ik haastig het zegel, en wat hield ik in de hand ? De statuten van de Augsburgsche

252 Vereeniging voor dieren-bescherming, waar AVAGNEE toevallig lid van was. En in deze grap voelde bij de vaderlijke band, die met liefde kastijdt. * * * WAGNEE bad op de persoonlijkheid van den kunstenaar groote verwachtingen ge• bouwd, die in vervulling zijn gegaan. Ook HANS VON BÜLOW koesterde het grootste ver• trouwen in den jongen dirigent: als ik verdwijn, moet hij gezegd hebben, dan blijft toch MOTTL. Bülow redevivus is hij genoemd, om de overeenkomst van hun kunstenaarskarakter, wars van onwaarheid en gekunsteldheid, immer rechtaf gericht op het innerlijk van het werk. Beiden, mannen uit één stuk! Maar MOTTL had niet het strijdhaftige van VON BÜLOW, evenmin als de naar 't fanatieke overhellende neigingen van GUSTAV MAHLEE. Diens organi• satorisch talent bezat hij niet: volbloed musicus was MOTTL. Zijn kracht lag in de veel• zijdigheid van zijn geest, ook in de zachtheid, in het vriendelijke, vertrouwen gevende en wekkende zijner conciliante natuur. Zijn leiden had niets pedants, was eer een meeleven met het orkest, dat alles muzikaal volkomen afronden moest. Hoe hij 't tot een werkelijk breed en grootsch fortissimo aanvuurde, heeft men in het Concertgebouw hier wel eens ervaren, en wie ooit in Bayreuth den heerlijken orkestklank onder zijn invloed gehoord heeft, vergeet noch de monumentale, elementair-werkende oogenblikken zijner Ring-leiding, noch de oneindige teerheid in zijn breede voordracht der Parsifal-muziek. Van vele jaren hèr weet ik nog zijn langzame tempi in Parsifal, waarover al te veel geredekaveld is; immers MOTTL kon slechts de opvatting weergeven die hij zélf, in WAGNEE'S kunst van jongsaf ademend, in alle oprechtheid voor de juiste hield, als de juiste voelde. FEITZ PLANK was Klingsor. ANNA VON MILDENBUEG Kundry. Ware ZDENKA FASSBENDER in Karlsruhe niet ongesteld geworden, wij zouden haar entree in WAGNEE'S Festspielhaus toen hebben bijgewoond. * Wanneer straks de WAGNEE-opvoeringen in het Prinzregenten-Theater aanvangen, zal zij weer ISOLDE zingen; en BRÜNNHILDE, Wotan's heiliger Stolz Nur Todgeweihten taugt mein Anblick! wer mich erschaut der scheidet vom Lebens-Licht. Hoe zal men EELIX MOTTL er missen! .... Wie zal nu het aanzien der Münchensche Festspiele hoog houden? Wie den stijl van München's muziekleven, waarop MOTTL'S per• soonlijkheid den stempel gedrukt had, voor daling behoeden ? . . . . Wat stoffelijk aan hem was, is heden in „Loge's feurige Gluth" opgegaan.

ANSTEEDAM, 6 Juli.

253 „KUNST VOOR HET VOLK?" DOOR MARIE BERDENIS VAN BERLEKOM. A. H. AMOEY zegt in een artikel „Kunst voor het Vollef"1) o.a.: „Kunst is niet Toor iet volk, kan onmogelijk voor het volk zijn. Juist daar, waar de kunst in de zuivere, haar eigene sferen treedt, waar de auteur in eigen hooggevoelde stemming zich richt tot lezers, hoorders, of toeschouwers, op wier medegevoelen hij moet kunnen rekenen, wil zijn werk begrepen en gewaardeerd worden, daar schiet de groote menigte te kort. ... De kunst goed te begrijpen en te waardeeren, er in werkelijkheid van te genieten, eischt buiten de voor• opgestelde organische geschiktheid daartoe, tevens een lange en geleidelijke voorbereiding, eene soort voorstudie, die gepaard zal moeten gaan met een ontwikkeling' van smaak en beschaving in het algemeen. . . . „Want", concludeert de schrijver, „een volkomen genieten is een volkomen begrijpen. .. . Daarmede is echter ook de stelling bevestigd, dat kunst in hoogste instantie voor het volk niet is en niet kan zijn". Met zulke oppervlakkige beschouwingen veroordeelt AMOBY het geven van „Kunst aan het volk", ja zelfs meent hij dat „volkomen genieten zonder volkomen begrijpen" onmo• gelijk is. Men kan dus, z.i., niet den aanblik, den geur der roos genieten, zonder haar samenstel te kennen, men kan niet de pracht van den sterrenhemel ondergaan, zonder dezen wetenschappelijk bestudeerd te hebben. Slechts de „kunstkenner" zal trillen van ontroering bij het aanschouwen van de onvergelijkelijke schoonheid der Venus van Milo. RAPHAËL, REMBBANDT, MAEIS, MOZAET, BEETHOVEN, SCHUMANN zijn slechts voor „ingewijden-", voor hen, die „eene lange en geleidelijke ontwikkeling, eene soort voorstudie" doormaakten, genietbaar. Andere mogen zich tevreden stellen met zeer eenvoudige uitingen der kunst, bijv., op tooneelgebied, met stukken, waarin „ruw sentiment en de voorstelling van het reëele leven de grootste aantrekkingskracht zijn". Op 't gebied der muziek, met werken met „sterk sprekenden rhythmus en klankkleur", bij „vocale concerten" met „solo- en koorliederen in den volkstoon", „het kunstgenieten in hoogeren en volkomen zin is voor het volk niet weggelegd". Hoe klein zou kunst zijn, hoe benepen, angstvallig in haar wezen, als zij alleen tot „ingewijden" sprak! Voor het waardeeren van kunstjes zijn „ingewijden" noodig, doch kunst spreekt tot ieder, die zich geheel aan haar overgeeft. En hoe geschikt is juist het hart der eenvoudigen, der ongekunstelden, der nog niet geblaseerden, voor zulk eene overgave! Men behoeft geen muziekgeleerde te zijn, om muziek te genieten, men moet goed naar haar luisteren, en zich van haar doen doordringen. „Bij de rekenles", zegt JEAN D'UDINE in een aardig boekje: „La Belle Musique"2), waarin hij kinderen over muziek onderhoudt, op eene wijze, ook voor ouderen belangrijk, „moet ge natuurlijk de theorieën over de breuken kennen, om de vraagstukken uit te kunnen werken, waarvan ge de gegevens begrijpen moet. Vertelt men u den oorlog van Hannïbal tegen de Romeinen, dan moet ge weten, hoe hij uit Spanje ging, de Rhöne en de Alpen overtrok, van welk een enorme wilskracht die veldtocht bij dien veldheer getuigde. Maar, om muziek te genieten, moet ge niet op zulk eene wijze denken. Laat de klanken in u gaan, en ge zult de aandoening ondervinden, die in de melodieën en in de harmonieën ligt. Gij zult de stemmingen van den componist deelen, die deze in zijne werken legde. Gij zult u droevig gevoelen bij een droevig, vroolijk bij een vroolijk stuk. Dat

1) „Caecilia" 15 April 1911. 2) „La Belle Musique" par Jean d'Udine. „Entretiens pour les enfants. Calligraphiés et ornés par l'autenr. IllusUés pav Andre' Devambez". Paris, Maison Devambez, Passage des Panoramas 63.

254 is genoeg, om muziek te genieten... . Alles wat wij gevoelen, kan door eene melodie uitge• drukt worden, zij kan ons gelukkiger maken, als wij gelukkig, ons troosten, als wij bedroefd zijn. Eene melodie, die ons lief is, kan zoo weldadig aandoen; zij bemoedigt, geeft ons lust tot weenen, maar die smart is niet bitter, zij brengt tot rust en doet, onder tranen, glimlachen." „Maar", zegt LUCIENNE, „als de groote meesters, na veel arbeid, strijd en lijden, in hunne meesterwerken hunne smart en vreugde uitten, hoe kunnen wij, kinderen, die muziek dan begrijpen?" „Dat kunt ge, omdat de indruk, door muziek ontstaan, gevoéld moet worden. Zij, die kunstwerken scheppen, luisteren in de eerste plaats naar wat het hart hun zegt. Sterk ont• roerd door een denkbeeld, een gevoel, eene ervaring, bezitten zij de gave in tonen hunne emotie uit te drukken, zoodanig, dat de aandachtige hoorder deze emotie deelt. In meerdere of mindere mate natuurlijk, naar zijn opnemingsvermogen; geene twee menschen voelen geheel op dezelfde wijze. Maar 't verschil op dit gebied is toch zoo heel groot niet. En evenzoo als bij warm weer alle 't meer of minder warm hebben, zal ieder, bij 't hooren van een kunstwerk, den indruk er van ondergaan. Ieder zal de stemmingen: vreugde, smart, bemoe• diging, troost, verheffing gevoelen, die het kunstwerk uitdrukt; ieder zal er in vinden eene weerkaatsing van zijn eigen gevoel". .. . De muziek toch, als gevoelskunst, kan niet anders dan gemoedstoestanden, stemmingen, — in hare verschillende nuancen, — weergeven. Waar het woord te kort schiet om ziels• aandoeningen uit te drukken, is de muziek daartoe in staat. Zij uit dus datgene, wat onuitsprekelijk is. Hoe kunnen wij dan begrijpen, in begrippen zeggen datgene, wat door het woord onuitbaar is? Waar zij zich met het woord verbindt, bij het lied, bij de muzikaal-dramatische kunst, openbaart zij het zieleleven, waaruit het woord ontstond. Doordringen wij ons dus van den tekst, zoo zullen wij de expressieve kracht, die de muziek geeft aan het dichterwoord, gevoelen. Bij muziek zonder tekst echter kunnen wij niet anders dan de melodieën tot ons laten spreken. Hoe meer wij deze hooren, hoe vertrouwder zij ons worden. Geven zij ons niet direct eenen indruk, dan trachten wij ze meer te hooren. Geene „voorstudies, geene langdurige voorbereidingen" zijn echter noodig om het schoone te genieten. Kan niet ieder de middelen begrijpen, waarmede de kunstenaar werkt, het kunstproduct zelf, dat met die middelen gewrocht is, zal tot ieders gemoed spreken, zal allen tot ideale sferen opheffen.

DE DICHTER RICHARD WAGNER

DOOR HOLLANDER.

II.

In WAGNER'S dramatische scheppingen wordt door de eigenaardige verbinding van woord en toon het uitdrukkingsvermogen tot een zeer hoog peil opgevoerd. Niettemin komen daarin ook tal van gedeelten voor, bij welke reeds van de woord• poëzie alleen zulk een aantrekkelijkheid uitgaat, dat zij ook in een gesproken drama hun

255 uitwerking niet zouden missen. Altkans indien de vertolkers den rechten toon daarvoor weten aan te slaan. Voor het eerst ontwaren wij dat in die werken, waar "WAGNEB aan het gedicht, dat de grondslag van zijn drama is, strengere eischen ging stellen, waar hij, volgens zijn eigen woorden, „niet meer als vervaardiger van operateksten maar als dichter optrad." Het zijn : Der fliegende Hollander, Tannhauser en Lohengrin. Om daarvan enkele voorbeelden te geven, zij hier herinnerd aan de ballade, die in het tweede bedrijf van eerstgenoemd werk door SENTA gezongen wordt en waarin het ge- heele Hollander-drama zich als het ware afspiegelt. Verder aan de woorden, waarmede ELISABETH in de Wartburg-zaal de vertoornde ridders zachter tracht te stemmen en om Tannhauser's leven smeekt; aan Tannhauser's verhaal van zijn pelgrimstocht naar de eeuwige stad; aan het koor der jonge pelgrims, die zich aan het slot van het drama in het licht der opgaande zon op de bergen vertoonen en het in Eome gebeurde wonder verkondigen. Ook het Lohengrin-g&dicht bevat menig gedeelte, waarop het hierboven gezegde ten volle van toe• passing is : o.a. de dialoog van Telramund en Ortrud (aanvang tweede bedrijf) en aan het slot van het drama Lohengrin's poëtisch verhaal omtrent zijn afkomst en de van zoo groote innigheid getuigende woorden, waarmede de Graalridder van Elsa afscheid neemt. Maar ook uit de dramatische werken, die na Lohengrin zijn ontstaan, zou veel en velerlei aangehaald kunnen worden, dat de groote beteekenis van den woorddichter WAGNEB in het licht stelt, In het bijzonder zij hier de aandacht gevestigd op een met betrekking- tot dit onderwerp zeer karakteristieke plaats in den aanvang van het slottooneel der Walkure. BBÜNNHILDE heeft gehandeld in strijd met WOTAN'S gebod en wordt daarvoor in tegenwoordigheid van hare zusteren door den god gestraft. Hij berooft haar van hare goddelijke natuur: zij is voortaan geen Walkure meer maar slechts een gewone vrouw, veroordeeld om op den top van den berg, waar zij door Wotan achterhaald is, te sluimeren, totdat de een of andere man, die langs dien weg komt, haar vindt en wekt. Met een schellen kreet is BBÜNNHILDE voor de voeten van Wotan neergevallen. Deze vermaant de verschrikte WALKÜBEN, voortaan den berg te mijden, en op zijn bevel bestijgen zij hunne rossen en ontvlieden in een stormwind de plaats des onheils. D9 storm bedaart spoedig en maakt plaats voor een plechtige stilte. BBÜNNHILDE, nog altijd in haar vorige houding, komt langzamerhand tot bezinning, en het hoofd op• heffende tot hem, die een zoo streng vonnis over haar uitsprak, geeft zij uiting aan hetgeen er in haar gemoed omgaat in de volgende klacht: War es so schmahlich, was ich verbrach, dass mein Verbrechen so schmahlich du bestrafst? War es so niedrig, was ich dir that, dass du so tief mir Erniedrigung schaff'st? War es so ehrlos, was ich beging, dass mein Vergeh'n nun die Ehre mir raubt? O sag', Vater! Sieh' mir in's Auge:

256 schweige den Zorn, zahme die Wuth, Deute mir heil die dnnkle Schuld, die mit starrem Trotze dich zwingt, zu verstossen dein trautestes Kind! In schoone bewoordingen is deze eenvoudige en hartroerende klacht uitgedrukt. En dit voorbeeld der groote dichtergave van WAGNEB is des te meer frappant, omdat de Muziek hier een zoo bescheiden rol vervult. Aanvankelijk toch (in de eerste zes regels) is het alleen de zangtoon die eenig reliëf aan de woorden geeft; het instrumentale element zwijgt zoo goed als geheel. Eerst met den zevenden dichtregel begint het zich iets meer te doen gelden, als het ware om aan te duiden, hoe BBÜNNHILDE'S gemoed zich langzamer• hand herstelt van den schok, door WOTAN'S strenge vonnis te weeg gebracht. Haar over- redingsdrang, haar stoutmoedigheid worden in den daaropvolgenden dialoog gaandeweg sterker. Met meesterhand heeft de woorddichter den climax in den toestand geteekend. Hij laat ons zien, met hoeveel scherpzinnigheid BBÜNNHILDE zich zelve tracht vrij te pleiten. Niet lang blijft zij in den klaagtoon; nadat WOTAN op haar vraag, waarom hij het kind, dat hem het dierbaarste is, wil verstooten, geantwoord heeft: „Frag' deine That; sie deutet dir deine Schuld", tracht zij zijn gemoed te verteederen door in haar verdediging zijn liefde voor Siegmund aan te roeren. Toen zij den wanhoop van den Walsung ontwaarde over het lot, dat zij hem aankondigde, en waarvan het gevolg zou zijn, dat SIEGLINDE alleen op de aarde zou achterblijven, wekte dit haar medelijden op, maar toen SIEGMUND het voornemen te kennen gaf om SIEGLINDE en zichzelven te dooden, wanneer hem door het lot niet de overwinning in zijn strijd met HUNDING werd toegekend, ontstelde zij zoozeer over deze bedreiging, dat haar eenige gedachte was, den WansuNG te steunen en zege of dood met hem te deelen. Als zij evenwel ziet, dat zij met deze verdediging het hart van den god niet kan vermurwen en hij ook niet getroffen wordt door haar opmerking, dat hij zichzelven schande zou aandoen, wanneer zij een deel van zijn wezen, aan den spot werd prijs gegeven, zin• speelt BBÜNNHILDE op den held (SIEGFEIED), die uit het Walsungenpaar SIEGMUND en SIEGLINDE zal voortkomen en eens haar verlosser kan zijn; maar ook dat middel om WOTAN te ver• teederen faalt; van het genoemde geslacht wil hij niets meer weten. Nu neemt BBÜNNHILDE haar toevlucht tot het uiterste middel: zij doet een beroep op de liefde haars vaders voor zijn kind, en zich op de knieën werpende smeekt zij hem, den berg, waar zij de haar opgelegde straf moet ondergaan, zoodanig met vlammen te omgeven, dat alleen een vrije held haar kan vinden en wekken. Tegen deze in den hoogsten angst tot hem gerichte smeekbede is het gemoed van WOTAN niet bestand. Geroerd heft hij de knielende op en neemt afscheid van haar in een slotzang, die zoowel in dichterlijk als in muzikaal opzicht tot het schoonste behoort, dat de dramatisch-muzikale kunst heeft voortgebracht. Er zou nog op tal van schoone poëtische gedachten en uitdrukkingen in dit en de andere deelen van het iïiw^-drama, alsook in de daaropvolgende dramatische werken van WAGNEB, kunnen gewezen worden, doch daarvoor is een schets als deze minder geschikt,

257 en bovendien dwingt de beschikbare ruimte tot beperking. Ik zal mij daarom, wat de voorbeelden betreft, nog alleen bepalen tot enkele met dit onderwerp in verband staande opmerkingen over den tekst der Meistersing'er von Nürnberg. Bekend is het, wat AVAGNER'S bedoeling was met dit werk, waarvan hij de schets in proza reeds in den voorzomer van 1845 tijdens een verblijf in de badplaats Mariënbad ontwierp. In zijne „Mittheilung an meine Freunde" (Deel IV der Gesammelte Schriften) heeft hij het zes jaren later gezegd: Het onderwerp van dit blijspel, dat tot den zangwed• strijd op den Wartburg in verhouding zou staan als de Satyrspelen der Grrieken tot hunne tragediën, putte hij uit de geschiedenis van het gilde van dichters en zangers uit den burgerstand, dat zich ten doel stelde, de sedert het uitsterven der „Minnezangers" in verval geraakte kunst weder te verheffen en in eere te brengen. HANS SACHS, de Neurenberger schoenmaker, stelde AVAGNER zich hierbij voor als het laatste type van het echte artistieke volksleven in tegenstelling met de pedanterie der overige Meesterzangers, die hij vooral in den persoon van den „Merker" belachelijk maakte. Hij plaatste den vrijen productieven geest tegenover de bekrompenheid van het zangers- gilde, het genie tegenover het ploertendom in de kunst. Geen wonder dus, dat toen AVAGNER eerst jaren later de schets tot een dramatisch gedicht ging uitwerken (in den winter 1861/62), hij alle schoone denkbeelden over kunst door zijn Sachs liet verkondigen. AVij bewonderen in dit blijspel het ridderlijke en oprechte in een AValther von Stolzing, het lieftallige en innige, maar ook het schalksche, in het wezen van POGNER'S dochter EVA, maar de meest sympathieke figuur in dit tooneelstuk blijft voor ons toch de Neurenbergsche volksdichter, zoowel om zijn edel karakter als wegens zijn hooge opvatting van de kunst. Toont HANS SACHS zich reeds in de bijeenkomst der Meesterzangers ver verheven boven de bekwaamheid zijner collega's, in den monoloog van het tweede bedrijf leeren wij hem op dit punt nog beter kennen. In zijn werkplaats bij het raam gezeten en met den arbeid bezig, geeft hij zich geheel over aan de bekoring van een schoonen zomeravond, maar denkt daarbij tevens na over het kort te voren gehoorde frissche gezang van AVALTHER, zoo geheel afwijkende van de regelen van het Meesterzangersgilcle en dat hij, „voelt en niet kan begrijpen — niet kan onthouden maar ook niet vergeten."

Es klang so alt, und war doch so neu, wie A^ogelsang im sussen Mai. AVer ihn hört, und wahnbethört sange dem Vogel nach, dem bracht'es Spott und Schmach. Lenzes Gebot, die süsse Noth, die legten's ihm in die Brust. Nun sang er, wie er musst'; und wie er musst', so konnt' er 's.

Van die superioriteit, van dit diep doordringen in het wezen der kunst worden wij later wellicht nog meer overtuigd door zijne degelijke en zoo schoon uitgedrukte onder• richtingen aan AVALTHER VON STOLZING in het derde 'edrijf.

258 De ridder zegt, dat hij een schoonen droom heeft gehad; maar als SACHS hem ver• zoekt, dien droom te vertellen, aarzelt hij, daaraan te voldoen, wijl hij vreest, zich daarvan geen goed beeld meer te kunnen vormen. Maar SACHS laat hem niet los en zegt:

Mein Freund, das grad' ist Dichters Werk, dass er sein Traumen deut' und merk'. Glaubt mir, des Menschen wahrsten Wahn wird ihm im Traume aufgethan: All' Dichtkunst und Poeterei ist nichts als Wahrtraum—Deuterei.

Hij dringt er dan bij. den ridder op aan, zijn droom in een meesterlied uit te drukken, en wanneer WALTHEB daarop vraagt, wat het onderscheid is tusschen een fraai lied en een meesterlied, antwoordt SACHS met de veelzeggende en humoristische opmerking:

Mein Freund! In holder Jugendzeit, wenn uns von macht'gen Trieben zum seFgen ersten Lieben die Brust sich schwellet hoch und weit, ein schönes Lied zu singen mocht' Vielen da gelingen: der Lenz, der sang für sie. Kam Sommer, Herbst und Winterzeit, viel Noth und Sorg' im Leben, manch' ehlich' Glück daneben, Kindtauf', Geschafte, Zwist und Streit: denen's dann noch will gelingen, ein schönes Lied zu singen, seht, Meister nennt man die.

En daaraan knoopt hij de volgende vermaning:

Die Meisterregeln lernt bei Zeiten, dass sie getreulich euch geleiten, und helfen wohl bewahren. was in der Jugend Jahren mit holdem Triebe Lenz und Liebe euch unbewusst in 's Herz gelegt, dass ihr das unverloren hegt.

WALTHEB wenscht dan nog meer te weten en vraagt: „Steh'n sie nun in so hohem Ruf, wer war es, der die Begeln schuf?" — waarop het hoogst treffende antwoord van SACHS luidt :

259 Bas waren hoch bedürft'ge Meister, von Lebensmüh' bedrangte Greister. In ihrer Nötben Wildniss die scbufen sicb ein Bildniss, dass ibnen bliebe der Jugendliebe ein Angedenken klar und fest, dran sich der Lenz erkennen lasst.

WAGNER toont zicb ook in de wijze, waarop hij zijne dramatische onderwerpen behandelt, als een werkelijk dichter. Zeer opmerkenswaardig is hetgeen hij in een brief aan MATHILDE WESENDONK (30 Mei 1859) ten aanzien van die wijze zegt. Hij vertelt haar van zijn ontwerp voor een drama Parzival (zoo schreef hij dien naam toen nog, in navolging der Sage), en in het bijzonder over Koning AMPORTAS, die een overwegende rol in dit drama moet vervullen, maar wiens wezen zoo gecompliceerd is, dat de ontwerper er voor terugdeinst, zijn drama uit te werken. Ja, indien hij wüde handelen als de middeleeuwsche WOLFRAM VON ESCHENBACH in zijn riddergedicht Parzival (Mevrouw WESENDONK had hem een nieuwe uitgave van dat gedicht gezonden), dan zou het wat anders zijn. Die maakt het zich in zijn epos zoo gemakkelijk mogelijk. Schoon zijn bij hem ongetwijfeld de schilderingen der gebeurtenissen — iets waarin over het alge• meen de middeleeuwsche dichters sterk zijn —, maar het geheel is dor en zonder eemg verband. WOLFRAM schakelt de eene gebeurtenis aan de andere, het eene avontuur aan het andere en kiest uit de verklaringen, die in de verschillende legenden van den Graal gegeven worden, juist de minst beteekenende. Kortom, de geheele behandeling van het onderwerp is een zoodanige, dat de ernstige lezer aan het einde vraagt, wat de dichter nu eigenlijk met zijn lange verhaal wilde. Zoo iets kon WAGNER voor zijn drama niet gebruiken; hij moest alles zelf uitvinden. Bovendien was een zoo breed plan," als waarvan WOLFRAM bij zijn verhaal was uitgegaan, voor zijn doel onmogelijk; hij moest zijn drama in drie bedrijven zoodanig weten te ont• wikkelen, dat de inhoud daarvan duidelijk te voorschijn trad. Want - zegt hij - „so zu wirken und dar zu stellen, das ist nun einmal meine Kunst." Wat die kunst vermocht, heeft de meester ons getoond in al zijn drama's, waarvan hij de onderwerpen aan Sage of Legende ontleende. De kern van al die verhalen uit het grijze verleden lag in de Volkspoëzie, en haar oorspronkelijke vorm was die van het Volkslied. Maar vele van die oude Sagen zijn het nageslacht slechts bekend geworden door het Epos, en hierin wordt de bedoelde kern meestal bijzonder weelderig omrankt door de bloemrijke poëzie der Minnezangers. Hun werd het als hooge verdienste aangerekend, wanneer zij hunne verhalen met allerlei bijzaken wisten op te smukken, en was het dan wonder, dat zij daardoor de hoofdzaak dikwerf uit het oog verloren? Het is nu juist de groote verdienste van WAGNER, dat hij ons zulke bagen weder in een beter kleed toonde. Het mengelmoes van bijzaken, dat de historie in de bedoelde volkspoëzie gebracht had, heeft hij opgeruimd, en ons daarvoor drama's in de plaats ge- 260 geven, die door kracht en schoonheid uitmunten. Hij verdiepte zich telkens zoozeer in het onderwerp, hetwelk hij voor zijn drama koos, dat hij al het kleine, al het overtollige daarvan vergat en de gezonde kern der Sage weder te voorschijn wist te brengen. WAGNER heeft daarop zelf het licht laten vallen, toen hij schreef: „Bij het ont• werpen van mijn Hollander-gedicht gaf ik in het algemeen slechts daarop acht, de hande• ling zoo eenvoudig mogelijk te houden, elk onnut détail, alsook de aan het alledaagsche leven ontleende intrige uit te sluiten, en in plaats daarvan het karakteristieke van de aan de Sage ontnomen stof te doen uitkomen; en wel zoo, dat juist dit karakteristieke han• deling werd." Wij weten ook, dat aan WAGNER'S dramatiseering der Hollander-legende de poëti• sche gedachte ten grondslag ligt, dat de hevigste smart en het bitterste lijden der wereld overwonnen worden door trouwe, onbaatzuchtige, zich zelve opofferende liefde. Dat denk• beeld der Erlösung is het hoofdmotief van bijkans al de Wagnersche werken, die op de sage of de legende berusten, ofschoon het niet altijd op dezelfde wijze behandeld wordt. In Tannhauser bijv. is het de bevrijding van zonde en dood door de kracht der Liefde. Zij toch heeft hier het wonderwerk verricht, van haar is de genade uitgegaan. In het Nibelungen-drama is het BRÜNNHILDE, die door hare ongehoorzaamheid aan haar vader uit vrijen wil de daad volbrengt, die WOTAN niet volbrengen kan, en vol vreugde haar leven en dat van haar geliefden SIEGPRIED opoffert voor de verlossing der wereld.

onder het pseudoniem G. v. Elring, is reeds door BOEKBEOORDEELINGEN. eigen werk en door verschillende bloemlezingen van I. ,,De reien van Vondel", met andere dichters bekend. Onder dat eigen werk treft talrijke esthetische aanteekenin- men vooral aan een bundel gedichten, waaruit reeds gen; verzameld en ingeleid door verschillende komponisten teksten gezocht en gevon• A. T. A. Heyting. Amsterdam, den hebben. D. Coene. In zijn bundels, zijn bloemlezingen uit de werken II. „Adrastos" en andere gedichten, van Nederlandsche dichters, is voor toonkunstenaars door Edward B. Koster. 's-Graven- hage, C. Bredée. heel wat te vinden, zij zijn: „Vondel's lyriek", „Bloemlezing uit Bilderdijk", „De psalmen", „Onze Wanneer in een muziekvakblad een aankondiging dichters". Dit laatste werk is vooral aanbevelings• van dichtbundels gegeven wordt, dan zal men dat waardig; het is een boekdeel van bijna 600 pagina's niet mogen beschouwen als oordeelvellingen van en bevat gedichten van den allervroegsten tijd tot op iemand die zich op een verkeerd terrein waagt, hoe• heden. wel poëzie en muziek toch wel familie van elkander j Het boven aangekondigde nieuwe werk nu bevat zijn. Ga ik boven omschreven werken echter bespre- j niet anders dan de reien van Vondel, uit de respec• ken, dan gebeurt dit slechts met het doel: of er ook tieve drama's gelicht en in tijdsorde gerangschikt. voor den musicus iets van zijn gading in te vinden De waardeering voor Vondel is tegenwoordig zal zijn. stijgende, door meer uitvoeren van zijn tooneelwerken Letterkundige kritiek, daar willen wij ons niet toe en daarom mag men de uitgave van deze bundel zeer laten verleiden; om evenwel aan te toonen of er in toejuichen, want ook voor ons musici is het van be• dit of dat letterkundig werk, dingen zijn te vinden, lang kennis te houden met het beste dat door die vruchtdragend kunnen zijn, zoo zij ter algemeene Nederlandsche dichters is voortgebracht. kennis der Nederlandsche toonkunstenaren gebracht Bovendien zullen componisten in massa bruikbare worden, lijkt mij een plicht te doen door een muzikaal teksten voor grootere koorwerken er in kunnen vin• tijdschrift. den, waarnaar men gemeenlijk lang zoeken moet. I. De Heer A. T. A. Heyting, vroeger schrijvende II. Edw. B. Koster heeft in 1903 zijn verspreid

261 uitgegeven gedichten, tot een band vereenigd en is het wel bij GUSTAV MAHLER. Hij was juist zijn rijpen uitgegeven onder den titel „Verzamelde gedichten", leeftijd ingetreden; het oogenblik scheen niet meer en dat is een band geworden, waar heel wat gedich• ver, dat hij zich geheel aan de compositie kon wijden, ten in staan die uitmuntend geschikt zijn, om in de man die bij al zijn tijdroovenden arbeid vari muziek gezet te worden, ja, die er om vragen; men dirigent — en hij gaf zich geheel! — nog de gelegen• schenke deze bundel eens wat aandacht, men zal er heid vond, groote, omvangrijke werken te schrijven. wel wat in vinden. De laatste uitgave van dezen Voor het eerst heeft hij, na langen, tragischen strijd, dichter is, zooals hierboven staat, „Adrastos en het hoofd moeten bukken. Men verwachtte nog zoo• andere gerichten", een niet zeer groote bundel veel van hem. ,,Es hat nicht sollen sein!" gedichten, grootere en kleinere, maar waarbij toch „Lasst mich in Wien sterben" — zóó zuchtte hij, menig lyrisch gedicht is dat zich uitstekend verklan• toen hij bij Parijs werd verpleegd in een hem totaal ken laat, b.v. : vreemde omgeving. Naar Oostenrijk's hoofdstad ging Lied. zijn verlangen uit, Weenen, dat hem zoo smadelijk Als de sombere avondstond had laten gaan. Maar er was daar toch zooveel, dat hij Stil begint te gloeien, liefhad. En zijn wensch is vervuld. In dezelfde stad, En aan 't wijde hemelrond die hij zoo fier verliet, omdat hij niet wilde bukken, Purp'ren kleuren bloeien; — heeft hij het hoofd gebogen in den strijd, waarin de sterkste moet ondergaan. Als het morgenkrieken blank Trots alles had hij Weenen lief. Het was toch de Licht begint te spreiden, stad, waar hij de periode doorbracht, die we niet aar• En de luide dageklank zelen de meest belangrijke, meest intensieve van zijn Rond begint te rijden; •— enz. enz. dirigentenloopbaan te noemen. Van zijn arbeid daar of: Verre Stemmen. toch is een kracht uitgegaan, welke hare gevolgen vèr over MAHLER'S graf heeft uitgezonden. Men beweert Als uit het verre woud wel eens, dat de reproductieve prestatie vergaat met Een stem u riep: het leven van hem, die haar presteerde. Maar in som• „Verlaat de drukke Stad, mige reproductieve kunstenaars leeft een geniale of „Kom in mijn diep," — demonische kracht, welker nawerking de kiemen der Zoudt gij die stem verstaan onsterfelijkheid in zich dragen. Schijnbaar vluchtige En zoudt gij gaan ? enz. enz. indrukken boren zich vast in de herinnering van het In de laatst verschenen aflevering van de Koor- jongere geslacht. In onze tegenwoordige groote diri• vereeniging komt reeds een der gedichten uit dit genten leven de hervormingen van een Wagner bundeltje voor, in muziek gezet door Bernard Zweers. voort. En zoo zal er veel zijn, waarvan de dirigent De dichter Koster heeft blijkbaar veel liefde voor MAHLER kan zeggen: „exegi monumentum aere peren- muziek, want in deze bundel komt voor een cyclus nius". van 4 sonnetten, die op gelukkige wijze de gevoels• inhoud van de vier deelen der negende Symphonie In vele opzichten komt die erkentenis, zooals meer weergeven, en nog meer gedichten zijn gewijd aan gebeurt, helaas, te laat. Als we zoo eens doorbladeren, muziek of musici. wat in dagbladen en tijdschriften over MAHLER naar J. H. GARMS Jr. aanleiding van diens dood is geschreven, komt onwil• lekeurig de verzuchting op : waarom dat alles niet eer• der ingezien, waarom eerst thans, nu het onherroepe• lijk te laat is? Vooral de Weener kan zich dat aan• BUITENLANDSCH OVERZICHT. trekken. Hem gaf MAHLER onverkorte modelopvoe• ringen van , een sublieme Na Mahler's dood. — Felix Mottl t- Fideïio-weergave, klassieke Mozart-voorstellingen. Een orkestfusie. Onder zijn leiding was de hofopera een voornaam, Toen we destijds schreven over de gewichtige eerste hoog-strevend kunstinstituut „par excellence" gewor• opvoering van MAHLER'S achtste Symphonie te Mün• den. Zeker, MAHLER had zijne eigenaardigheden; hij chen en de ontvangst van dit werk door de binnen- en was moeilijk, „rücksichtslos" en kon onaangenamer buitenlandsche pers, vermoedden we geenszins, dat de zijn dan direct noodzakelijk scheen. Maar wat hij ook leiding van die uitvoering MAHLEE'S laatste optreden deed, gold enkel en alleen het bereiken van een hoog als dirigent in Europa was; evenmin konden we den• ideaal, en zoo hij anderen niet spaarde — zich zelf ken, dat de eerste herhaling der uitvoering na de nam hij nog minder in acht. Hij leefde alleen voor zijn tweede te München zou worden gegeven in den vorm liefde: de kunst, en het eenige, wat men hem zou van een... „Trauerfeier" voor den overleden compo• kunnen verwijten, is, dat die liefde tot fanatisme was nist. Zoo men bij iemand de menschelijke overweging overgeslagen — indien zulks een verwijt kan zijn. heeft laten gelden van een „te vroeg heengaan", dan Doch de Weener interesseert zich nu meer voor de

262 wijze waarop een doel wordt bereikt; en het doel is klokketonen bij MAHLER'S verscheiden niet geheel hem dan vrij onverschillig. En zoo de middelen hem weggestorven — of daar beginnen ze weer te dreunen niet bevallen, is hij totaal onhandelbaar. MAHLER met machtige, zware golvingen : het is FELIX MOTTL, brak met het „Star"-systeem en verlangde trouwens die grafwaarts wordt gedragen. Den 21sten Juni nog in alles, dat men de kunst met heiligen ernst diende. stond hij des avonds op zijn post in het hoftheater, Zoo bereikte hij ten slotte een strenge discipline, zoo j om een opvoering van Tristam und Isolde te leiden. vormde hij een ensemble, dat zijn kracht niet bezat | Juist had Isolde haar verhaal aan Brangane beëin• in enkele uitnemende artisten, doch een harmonisch digd, haar verteld, hoe zij Tristan had verpleegd: geheel vormde, welks onderdeelen in volkomen even• „Das rachende Schwert, statt es zu schwingen, wicht waren. Dat bereikte hij — ten koste van zijn machtlos liess ich's fallen! Nun dien' ich dem Arasal- behoud. Zoo moest hij gaan. Gaarne had hij nog wil• len!" — nog een paar maten... daar kreeg MOTTL zulk len blijven. We hebben dat vernomen uit de mededee- een heftigen aanval van hartkramp, dat hij de leiding lingen, die DEOSEY heeft gepubliceerd in het pas ver• aan den concertmeester moest overgeven en met schenen „Mahlerheft" van Die Musik. Een „Neu-ein- moeite het orkest kon verlaten. „Todgeweihtes szeniorung" van. Tonnhöuscr en Die Meistersinger , Haupt! Todgeweihtes Herz!" had nog kort te voren von IS'Urn berg, een opvoering van Peter Corne- i] MOTTL'S bruid ZDENKA FASSBENDER gezongen. Die lius' Der Barbier von Bagdad als sprookjer-opera. | woorden hebben onder deze omstandigheden een tra- Dan de oprichting van een klein „Hofopern theater" • gische „Vorbcdeutung" gehad. voor de Mozartwerken en den „Spieloper", om het j Duitschland's muziekwereld verliest in MOTTL een repertoire van de groote hofopera te ontlasten. En harer meest uitnemende dirigenten, maar in het bij• dan heengaan, volkomen vrijwillig. Zoo de Weener zonder is zijn dood voor München een harde slag. Kort MAHLER zijn gang had laten gaan, ware dat zeker tot te voren had men hem nog benoemd tot „.General stand gekomen. En het AVeensch muziekleven zou musik-direktor". Dat was naar aanleiding van de ge- eenige kostelijke herinneringen en een pracht-insti- | beurtenissen aan de hofopera te AATeenen. AVEINGART- tuur rijker zijn geweest. Nu heeft AVeenen eenige maan• NER was afgetreden en liet de keizerlijke instelling in den geleden aan HANS GREQOR een door AVEINGARTNER i de grootste verlegenheid. Kunstenaars, geschikt om totaal gedemoraliseerde instelling kunnen overlaten ; het hofopera-directeurschap te vervullen, zijn zeld- de ruïne van een trotsch gebouw. O, er is reden tot j zaam, en de enkelen, die er voor in aanmerking kwa- zelfverwijt genoeg. Maar bovendien is er nog reden i men, gevoelden niet veel roeping, de taak, zich te verbazen, dat een genie als GUSTAV MAHLER | waartegen MAHLER te vergeefs had gestreden in heel Europa geen plaats kon vinden. Terecht heeft ! en die AVEINGARTNER door alle gemis aan kracht CARL HAGEMANN het feit van MAHLER'S heengaan naar had verwaarloosd, op de schouders te nemen. Amerika een „Kulturtragedie" genoemd. Een trage• ! Alleen op MOTTL had men hoop, want hem lachte de die, omdat in de eingenaardige muziekwereld van eventueele benoeming wel toe. AArant oppermachtig Amerika, waar de toonkunst meer een ornamentieke directeur van een voornaam kunstinstituut te zijn factor in het maatschappelijk leven is, de kunstenaar was een zijner levelingswenschen — en nu werd hem MAHLER feitelijk moest ten onder gaan, MAHLER, voor die positie aangeboden nog wel in de stad, waarvoor wien de toonkunst, hem boven alles heilig was en hij zulk een bijzondere sympathie had — AATeenen, vooral cultus moest zijn. Een cuUuur-tralgedie, om• onder welker rook hij was geboren en waar hij zijne dat toch de landen der muziekcultuur bij uitnemend• leerjaren had doorgebracht ! De verzoeking was heel heid MAHLER naar Amerika lieten gaan, zonder één sterk en MOTTL diende ook in optima forma zijn ont• poging in het werk te stellen, hem te behouden. Is slag-aanvrage in. Maar hij was onmisbaar voor Mün• het onmogelijk, dat de ruwe Amerikaansche ervarin• chen en de prins-regent weigerde. Hoe sterk MOTTL gen in MAHLER'S fijngevoelige constitutie het ziekte• naar AVeenen verlangde blijkt wel uit liet feit, dat hij proces hebben veroorzaakt, of althans den bodem er zijn ontslagaanvraag herhaalde. En die beantwoordde voor hebben voorbereid? We achten het zelfs waar• de vorst met MOTTL'S benoeming tot „General-musik- schijnlijk. MAHLER kon zooveel doen, doch men stiet direktor" voor zijn leven. hem uit en ontving hem alleen als een stervende. Nu Voor die onderscheiding, waarbij een petitie kwam schrijft men fraaie artikels en jammert ach en wee bij de gedachte aan wat had kunnen zijn en onher• van de Münchener muziekliefhebbers, hen toch niet in stelbaar is verloren. Troosten we ons met de gedach• den steek te laten, is MOTTL ten slotte bezweken. te, dat MAHLER ook als dirigent onsterfelijke daden Vooreerst was in zooverre zijn hartewensch vervuld, heeft verricht. Als componist blijft hij voor ons door dat hij thans dezelfde macht had, die hem te Weenen zijne symphonieën en liederen. werd aangeboden. En dan — misschien heeft hij er ook aangedacht, dat het beter was te München te

AA7èl wordt Duitschland's muziekwereld zwaar be• blijven, waar men hem kende en vereerde en hem niet zocht. AArant nog zijn de nagalmen der sombere wilde laten gaan, in plaats van een onzekere toekomst

'263 tegemoet te loopen met de kans, eens als MAHLER te j Nu was het heel toevallig, dat de dirigent van het orkest, SOHNEEVOIGT, zich, onafhankelijk van het worden verstooten. tentoonstellingsmuziekcomité, ook had beklaagd over Zoo werd, middellijk door WEINGARTNER'S heengaan de onvoldoende prestaties van de bedoelde orkestleden uit Weenen, MOTTL te München wat hij in Weenen en dat ongeveer tezelfder tijd dr. RUDOLF LOTOS, de ook had kunnen worden. Hij heeft het niet lang muziekredacteur van de Münchener Neueste Nach- moge zijn en de treurnis over hem is zeer groot. De richten, eenige wenken had gegeven over de wijze, Müncheners mogen echter het besef dragen, dat zij ; waarop het KAïM-Orkest was te vrbetern en — ook hun grooten dirigent steeds op prijs hebben weten te weer onafhankelijk van het comité en SOHNEEVOIGT — stellen. Maar des te moeilijker is thans de vraag : wie dezelfde orkestleden als onvoldoende had gebrand• zal hem naar waarde kunnen opvolgen ? Op het oogen- merkt. Eerst moest RUDOLF LOUIS het ontgelden, wien blik dat we dit schrijven, schijnt OTTO LOHSE den mees- j op een concert van het KAÏM-Orkest qualitate qua ten kans te hebben. Wie het ook moge worden, hij aanwezig, op hoogst onhebbelijke manier door een zal er een functie vinden, nog veel zwaarder dan die j bediende in uniform werd aangezegd, de zaal te ver• van directeur te Weenen. Want München en MOTTL ; laten; eerder zou het orkest niet verder spelen. voelden zich — en terecht — één. Wat het opera-leven Natuurlijk was dat de aanleiding tot eenige hoogst der Isarstad was, wat de „Festspiele" aldaar betee- onverkwikkelijke scènes, waar Louis volstrekt geen kenden, heeft men in de meeste opzichten aan MOTTL neiging toonde, aan zulk een „uitnoodiging" gehoor te danken. MOTTL was een van die talentvolle, krach• te geven. Daarna kreeg SOHNEEVOIGT een beurt op tige kunstenaarspersoonlijkheden, die op het muziek• een concert te Mannheim, waar het orkest eerst op• leven van de stad hunner werkzaamheid een eigen zettelijk slecht speelde en toen formeel staakte. KAÏM cachet weten te drukken. En daarom is voor Mün• ontsloeg alle leden wegens contractbreuk en de chen in het bijzonder MOTTL'S overlijden een zeer „Musiker Verband" maakte gemeene zaak met de groot verlies. leden, door over KAÏM den boycott uit te spreken. Als Wat de „Festspiele" betreft — waarvoor eisch werd gesteld: handhaving der ontslagenen. Dus MOTTL'S dood evenzeer een zware slag is — daar stond het comité voor de keus bf het KAïM-Orkest 111 zal nu een deel van MOTTL'S taak zijn volledige samenstelling te engageeren öf een overnemen. ander orkest te zoeken. Natuurlijk koos het den laat- sten weg. Maar wat deed de „Musiker Verband" nu? Héél kort voor MOTTL'S overlijden is te München I Hij sprak den boycot uit over de geheele Münchener een quaestie opgelost, die voornamelijk op het concert• tentoonstelling! Aldus geterroriseerd, bleef er voor leven van die stad een ongunstigen invloed uitoefen• het comité niets anders over dan zijn mandaat neer de. Om een goed begrip van die zaak te geven, moeten te leggen. Dank zij den „Musiker Verband" viel het we eenige jaren teruggaan, toen het beroemde KAÏM- grootsche tentoonstellingsplan dus in duigen. orkest nog bestond. Bij gelegenheid van de in 1908 te München te houden wereldtentoonstelling was ook het Inmiddels verbonden zich de recalcitrante leden van grootsche plan opgevat, den bezoekers een meer volledig het opgeloste KAÏM-Orkest tot het „Tonkünstler beeld te geven van den stand der Münchener muziek• Orchester", terwijl de kern van het KAÏM-Orkest zich beoefening. Een comité, bestaande uit SIEGMUND VON vereenigde tot een „Konzert-Vereins Orchester". In HAUSEGGER, MAX SCHILLINGS, LUDWIG HESS, HERMANN het concertleven te München heerschte dus een be• BISCHOFF en ERNST BOEHE werd belast met de uitvoe• treurenswaardige tweedracht, niet tot voordeel van ring van dat interessante denkbeeld. Er moest na• de orkestoestanden aldaar. Twee voorname orkesten tuurlijk een eerste rangs-orkest worden geëngageerd kan zelfs een stad als München er niet op nahouden en even natuurlijk was het, dat het comité in de eerste en zoo'n toestand moest natuurlijk op de prestaties plaats dacht aan een Münchener orkest. Dus kwam van elk ensemble afzonderlijk drukken. het Kaïm-Orkest in aanmerking. Evenwel was dit Maar nu komt de verheugende mededeeling, dat orkest niet eerste klas — het had wel den naam, doch aan dien wantoestand een einde is gemaakt. Er is nl. teerde in dit opzicht hoofdzakelijk op de reputatie, een fusie bewerkt van beide orkesten: het „Ton• welke WEINGARTNER'S suggestieve leiding het had be• künstler Orchester" wordt ontbonden en 24 oude zorgd. Doch een en ander was gemakkelijk te rege• leden van dat orkest gaan over naar het „Konzert- len nl. door enkele minder goede krachten, ten minste vereinsorchester". De overige leden van het eerst• gedurende het tentoonstellingsseizoen, te vervangen genoemd orkest hebben zich verplicht, te München door betere. In dien zin werd door het comité ook geen ander orkest op te richten; daarvoor hebben zrj met dr. KAÏM onderhandeld. Nu schijnt het, dat dr. de verzekering gekregen, dat bij eventueele vacatu• KAÏM op min of meer onhandige wijze den minder• res in het andere orkest zij de voorkeur van benoe• waardigen orkestleden hun ontslag heeft aangezegd ming hebben tot 31 Dec. a. s. Zoo is aan den onhoud- baren toestand dus een einde gekomen: vanaf 1 Octo- hoe het zij: het geheele orkest verklaarde zich ber a. s. heeft München weer één flink orkest van Tl plotseling met de ter ontslag opgeschrevenen solidair.

264 leden, dat de geheele belangstelling en steun van TILIA HILL, die de sopraan-partij van mevr. NOORDE• München op zich kan concentreeren. Dat is ook WIER, die ongesteld was, overnam, heeft zich weer daarom een verheugend feit, omdat zelfs te München uitstekend van haar taak gekweten. De bariton-partij één orkest zich zonder belangstellenden steun niet ligt voor den heer ZALSMAN voortreffelijk. De zachte kan bedruipen. Zij, die hier zoo smalend spreken gloed wist hij bij vorige uitvoeringen prachtig tot over de toestanden ten onzent, over het feit dat een uitdrukking te brengen. Hij had zich nu willen ver• Concertgebouw-Orkest ook subsidie behoeft — zij ontschuldigen wegens ongesteldheid, doch om niet mogen dat wel eens in hune ooren knoopen en de meer bezwaren te scheppen heeft hij zich opgeofferd uitdrukking „dat het in 't buitenland zoo geheel en toch gezongen. Die bereidwilligheid moet zeer ge• anders is" wat meer voor zich houden. Het gebeurde waardeerd worden en dus bepaal ik mij thans tot de te München leert ons, dat het ten onzent veel beter uiting dier waardeering. Doch het bleek ook nu weer gesteld is, dan menigeen wel denkt! „bon sang ne peut mentir". Het andere werk was eene noviteit. De korte tekst bevat de opwekking uit den doode van Jaïrus' doch• MAANDOVERZICHTEN. ter door CHRISTUS. De Evangelist doet, evenals bij de passies, het verhaal en de stemmen van Jaïrus en CHRISTUS zijn op dezelfde wijze behandeld. Het koor Uitvoering in de Groote Kerk te geeft de epiloog in de beide deelen. Naarden. Talithai Kumi en La Bij het hooren van deze compositie dacht ik aan VHa Nu-ova van E. Wolf-Ferrari. een woord van wijlen onzen begaafden musicus G. A. EBMANNO WOLF-FERRARI wordt zoo langzamerhand HEINZE. Hij voelde — zooals men weet — veel voor de, of — huiselijker uitgedrukt — je componist voor de oudere oratorische vormen in afgesloten deelen, de kerkuitvoeringen te Naarden. Ik herinner mij ten met vrijheid van tekstherhalingen. Dat is heel natuur• minste al drie uitvoeringen van La Vita Nuova, en lijk, want hij stamde uit de school der Duitsche ben er niet zeker van of het er geen vier zijn. Er valt romantici. Hoewel de moderne kunst hem minder dus over de beteekenis van dit werk niet zoo heel aantrok, volgde hij die beweging toch met groote aan• veel meer te zeggen, te meer omdat die beteekenis dacht. Hij veroordeelde die niet, zooals enkelen doen niet wint bij herhaald aanhooren. Daarvoor is er te die zich nog altijd niet met het nieuwere kunnen veel uiterlijks in deze muziek. Doch het is een hoogst vereenigen, hij gevoelde zelfs de waarde er van, maar dankbare opgave voor de solisten en het koor en dat zijn hart ging meer naar de kunst der oudere zal wellicht de reden zijn dat de uitvoering al zoo romantici. dikwijls is herhaald. De bekorende klank is een dei- Toen wij eens samen spraken over een nieuwe com• hoofdkenmerken der compositie en in dit opzicht is positie die was uitgevoerd, zeide HEINZE: „Ja, maai• ze werkelijk iets bijzonders. Doch vraagt men naar de muziek is er toch „um sich breit zu machen", diepte van uitdrukking en naar oorspronkelijkheid, m. a. w. men moet uit een tekst alles halen wat er in dan wint de compositie niet, omdat men hoe langer zit en door herhalingen de beteekenis van den tekst hoe meer gaat gevoelen wat het werk in die opzichten verhoogen." (Wat men nu door scherpe karakteristiek mist. Het balletmotiefje van den dans der engelen, en sprekende dictie wil weergeven, zocht men toen zou ik een zwakkere navolging willen noemen van meer in de breedte). het rhythmisch motiefje in Die Meistersinger (Johan- WOLP-FERRARI nu, is te veel kind van zijn tijd,, om nis) en de ruime plaats die de componist er aan nog tekstherhalingen aan te wenden, maar wat hij in geeft, staat zeker niet in verhouding tot de belang• den tekst niet kon doen, deed hij in het orkest. Lange rijkheid ervan. Ik had mij een dans van engelen op voor- en tusschenspelen, waarvan men het verband en zonnige, groene weiden interessanter voorgesteld. Het de beteekenis voor den tekst maar zwak voelde, lange accoord bij Beatrice's dood, dat gespannen ver• maken dit werk van grooter omvang dan de tekst wachting moet uitdrukken, wordt in zijn naïeve aangeeft. uiting haast komisch en bij de geweldige wanhoops• Ter wille van de medewerking van mevrouw NOOR• kreten en het Terribile in het orkest, is de vereischte DEWIER had men den componist verzocht er in toe te overweldigende kracht niet door de instrumentatie stemmen, dat de partij van den Evangelist niet door verkregen. een tenorzanger maar door haar zou worden gezon• Doch daartegenover staan deelen die door klank gen. De componist seinde „einverstanden". Dat hij verrassen en al gaat de solopartij van Dante muzi• daar goed aan deed, kan ik niet zeggen. Dat lag niet kaal niet diep, er is toch een zachte gloed in die aan mej. TILIA HILL, want zij heeft de partij mooi stemming geeft. gezongen en zelfs aan het gedeelte waar de woorden Wanneer ik dus met ingenomenheid over het con• Talithai Kumi door den Evangelist herhaald worden, cert schrijf, betreft dit vooral de uitvoering. Het een zeer schoone uitdrukking weten te geven, maar koor heeft weer voortreffelijk gezongen en mejuffrouw men voelde te duidelijk dat die partij niet voor een

265 vrouwenstem is geschreven, bovendien is die wel wat U. S. C, met medewerking van eenige Utrechtsche opera-achtig dramatisch behandeld en viel dus hiel• jongedames en een vijftigtal kinderen; het muzikale en daar uit den stijl. deel werd vertolkt door een gemengd- en kinderkoor De koortjes aan het slot van ieder deel, waren in de van ruim duizend stemmen, het versterkt Utr. Sted. zachte expressie wat kleurloos, wat echter ook aan de Orchest, en mevr. Noordewier, de hh. Van Oort en groote ruimte kan liggen. Van Schaïck als solisten, onder leiding van den heer Het partijtje van Jaïrus werd door den heer CARO Wagenaar. goed gezongen. De kleine soli van Christus schenen Op een mooi uitgestrekt terrein, gelegen aan den mij ook te weinig expressief gecomponeerd om een ' Krommen Rijn, in de gemeente Houten, was rechts indruk te geven van die goddelijke verschijning. van de toeschouwers een groote burcht gebouwd, op Over de periode waarin het werk ontstaan is, was eenigen afstand daarvan een kloosterkapel en links men het niet eens. Sommigen zagen er een rijper, een groot, kleurrijk tentenkamp; van af de toeschou• anderen een onrijper werk in als Vita Nuova. Ik werstribune had men een prachtig gezicht op het schaar mij bij de laatsten, want het is niet de knappe landschap, dat, omzoomd door den Krommen Rijn en bewerking die de waarde eener compositie bepaalt, hoog geboomte, een schoon vergezicht toeliet. maar de macht van uitdrukking. In dit opzicht is de Het was een gewaagde onderneming; op zoo'n uit• componist in TaUtha Kumi m. i. bepaald te kort ge• gestrekt terrein, handeling en muziek goed te doen schoten. samengaan, is natuurlijk zeer moeielijk en slaagde Het orkest van het Concertgebouw verleende weer dan ook niet altijd; het regenachtige weer verhin• zijne medewerking, evenals mej. MAKTE LANDRÓ, die derde voldoende repetities op het terrein, zoodat, de belangrijke klavierpartij in Vita Nuova weer zeer ondanks de vele moeite, die de heer Verkade als regis• muzikaal tot haar recht bracht. De heer ANTON seur zich gaf, niet alles klopte en de eerste opvoering TIERIE vervulde de orgelpartij en de heer HERBSCHLEB zeer gerekt werd; de tweede opvoering, bijgewoond had de viool-solo in Vita Nuova voor zijne rekening door H. M. de Koningin-Moeder en hare vorstelijke genomen. gasten, slaagde veel beter, ja, deze opvoering mag Onder de vurige en zekere leiding van JOH. SCHOON- zelfs prachtig genoemd worden, en gaf buitengewoon DEREEEK, slaagde alles zeer goed, alleen scheen het veel schoons te genieten. mij toe, dat het orkest dacht over de partitie van Vita Uit de verslagen in de dagbladen kan de inhoud Nuova zooals ik en dit werk niet meer zoo bijster inte• van het spel als bekend verondersteld worden. De ressant vond. Alles klonk wel correct, maar niet warm kleurenmengeling op het terrein bij de verschillende genoeg, en dat verlangt deze muziek zoozeer, omdat tafereelen was treffend mooi, prachtige groepen wer• ze daarmede staat of valt. Doch het is ook mogelijk, den gevormd. dat de acoustiek daar mede schuld aan had. Op de De muziek van Andriessen is bijzonder goed ge• plaats waar ik zat, kreeg ik echter dien indruk. slaagd; vooral in aanmerking genomen den korten tijd Een bijzonder compliment aan het koor, vooral aan die hem gegeven was, is dit werk een nieuw bewijs het dameskoor, voor de voortreffelijke uitspraak van van Andriessen's groot compositie-talent. Mooie, kern• den Italiaanschen tekst. achtige melodieën heeft hij gevonden ter karakteri• De gedachte kwam bij mij op, of men voor deze seering van de verschillende tafereelen, waarvan ik uitvoeringen, die slechts eens in het jaar worden ge• vooral wil noemen het liefdelied van den edelman geven en waarvoor men over de beste koorkrachten Gerrit van Herlaer van Poederoijen gedurende het uit Amsterdam, Bussum en andere plaatsen kan boogschieten, de jachtmuziek, den zang der beman• beschikken, zich niet speciaal moest toeleggen op het ning van de beide schepen bij de aankomst van Graat ten gehoore brengen van weinig bekende werken. ; Willem van Holland, de strijdmuziek, en ook de Hoeveel is er bijvoorbeeld nog voor Bach te doen ? muziek bij den bloemendans van de kinderen, waarin Er was weer zeer groote belangstelling voor deze op geestige wijze het populaire „Patertje langs den uitvoering. De omgeving werkte in deze prachtige kant" is bewerkt. Deze dans van de kinderen was een kerk weer suggestief. bijzonder mooi tooneel en had dan ook een zeer groot

v. M. succes. Een enkele opmerking: in den bloemendans komt het thema „Patertje" eenige malen in de hou• ten blaasinstrumenten, terwijl de harpen tegelijker• tijd hetzelfde thema een quint lager doen hooren; nu UTRECHT. Bij gelegenheid van de Lustrumfeesten, heb ik niets tegen quintengangen, als ze maar mooi ter viering van het 275-jarig bestaan onzer Hooge- klinken, doch deze quintenreeks lijkt mij meer ge• school, werd een openlucht-natuurspel, ontworpen door zocht, quasi modern, dan welluidend, overigens voor Antoon. Molkenboer, verzen van J. van Dorp, lid van de instrumentatie niets dan lof. het TJtrechtsch Studentencorps, en met muziek van Op vele plaatsen heeft het publiek de muziek niet Willem Andriessen, opgevoerd door leden van het goed kunnen volgen, soms zelfs niet kunnen hooren ;

266 dit bezwaar zal moeielijk te ondervangen zijn bij den heer J. Moolenbeek, organist der Doopsgezinde openlucht-uitvoeringen; aangezien ik mijn plaats vlak kerk, met medewerking van den heer Poolman, naast het orchest had, als lid van het koor, heb ik le-fluitist van het Residentie-Orchest, en door onder- niets van de muziek gemist, en spreek ik gaarne mijne geteekende, ook in de Domkerk, waarop de heeren ingenomenheid er mee uit. W. Meyer en Fr. v. d. Meijden, beide violisten van Sedert mijn vorig bericht hebben eenige orgelcon• hier, oude sonaten voor twee violen van Veracini en certen plaats gehad, in de Nicolaï-kerk door den orga• Purcell voordroegen. nist dier kerk, den heer H. F. Bos, waarop mej. Fr. W. P. de Ligt eenige liederen zong, en in de Domkerk dooi•

NEDERLANDSCHE TOONKUNSTENAARS-VEREENIGING.

S6e Algemeene Vergadering op 10 Juni des middags leden tot een bedrag van f 265. De ontvangsten van dit fonds bedragen f 2761.48J, de uitgaven f 2452.76^, te half twee uur in Maison Gude te Utrecht. zoodat een batig saldo van ƒ 308.72 aanwezig is. Voorzitter Mr. H. VIOTTA. De Commissie tot nazien der vorige rekening brengt bij monde van den heer VAN AAKEN verslag uit. Hij Bij de opening dezer vergadering vraagt de stelt voor den penningmeester dank te zeggen voor Voorzitter de aandacht der leden voor het feit zijn uitmuntend beheer, dat boven den lof der Com• dat de le Secretaris, de heer A. J. ACKEBMANN, voor missie verheven is. vijf en twintig jaar benoemd was tot Bestuurslid en Bij het vaststellen van de plaats waar de volgende le Secretaris der N. T. V., eene functie die hij al algemeene vergadering zal plaats hebben, deelt de dien tijd met de meeste nauwgezette ijver en onver• Voorzitter mede, dat er geen aanvrage is ingekomen flauwde toewijding heeft vervuld. Hij wenscht hem voor een muziekfeest of muziekuitvoering bij gele• hartelijk geluk en hoopt dat hij nog vele jaren voor genheid der 37e Algemeene Vergadering in 1912. Be• de vereeniging behouden moge blijven. sloten wordt aan het Bestuur over te laten de plaats Namens de leden neemt nu de H. VÖLLMAB het voor de volgende algemeene vergadering over te woord, die eveneens wijst op de groote verdiensten laten. van den jubilaris, en vooral nadruk legt op de groote zorgen die hij aan de regeling der examens wijdt en die Van de voorstellen op de agenda vermeld, komen niet genoeg gewaardeerd kunnen worden. Hij biedt het eerst in behandeling de vragen door het Bestuur hem namens de leden een geschenk aan in porte• aan de Leden gedaan omtrent de wenschelijkheid feuille, met verzoek dat naar welgevallen te besteden, eener fusie van de examens der Maatschappij tot en een album in prachtband, bevattende de namen bevordering der Toonkunst, en der N. T. V., en dei- der deelnemers. geschiktheid van het aan alle leden toegezonden Concept-programma voor nieuwe examens, door de De heer ACKEBMANN, zichtbaar getroffen over die beide lichamen in te stellen. hulde, betuigt zijn hartelijken dank, en hoopt, al zal het niet meer zoo lang kunnen zijn, zijn plicht, want De Voorzitter leest eerst een schrijven van het zoo beschouwt hij zijn secretariaat, nog eenigen tijd Hoofdbestuur der Maatschappij t. b. d. Toonkunst te kunnen vervullen. voor, waarin het verzoek wordt gedaan deze zaak De vergadering betuigt door langdurig applaus nog niet te behandelen, daar zij bij het Hoofdbestuur haar ingenomenheid met de gebrachte hulde. der Maatschappij nog niet voldoende voorbereid Daarop worden de notulen door den 2en secretaris bleek. gelezen en goedgekeurd. Het jaarverslag door den De Voorzitter merkt op dat, daar dit schrijven pas len secretaris uitgebracht, vermeldt dat de Vereeni• twee dagen voor de Alg. Vergadering is ingekomen, ging in grooten bloei verkeert. Het aantal gewone de bespreking niet van de agenda kan worden afge• leden vermeerderde met 27, zoodat er op dit oogenblik voerd, omdat verschillende leden waarschijnlijk ter 215 gewone leden zijn. wille van dit onderwerp de vergadering bezoeken. Er zijn een aantal brieven van leden ingekomen, waar• De aftredende bestuursleden, Mr. H. VIOTTA en in zij hun meening over die zaak zeggen. Daarvan A. J. ACKEBMANN, worden bij acclamatie herkozen. worden eenige voorgelezen. Velen verklaren zich Uit de rekening en verantwoording van den pen• tegen de combinatie. Op verschillende vragen van ningmeester blijkt, dat over het afgeloopen jaar is leden antwoordt de Voorzitter dat het bestuur al• ontvangen ƒ 6093.59, uitgegeven f 2626.96i, zoodat vorens zijn meening te zeggen, eerst die van de leden het batig saldo bedraagt ƒ 3471.62^. wil vernemen. Het Ondersteuningsfonds verleende hulp aan drie

267 Nadat eenige sprekers hunne meening hebben met het streven van dit verbond, en dus wordt be• gezegd en de heer VAN MILLIGEN mededeelingen sloten dat de N. T. V. negen leden zal aanwijzen om heeft gedaan omtrent dat plan, zegt de Voor» in de commissie van dat verbond als gedelegeerden zitter dat het bestuur zich heeft afgevraagd: is het der N. T. V. op te treden. in het belang onzer Vereeniging dat de eventueele Goedgekeurd wordt het voorstel om eenige compo• fusie tot stand komt? en daarom de eerste vraag nisten, wier werken het vorig jaar bij het muziek• aldus heeft gesteld. Uit den loop der discussies was feest te 's-Hertogenbosch werden uitgevoerd, nog reeds gebleken dat de meeningen meer tegen, dan eenigszins in de kosten te gemoet te komen en daar voor de fusie; waren. 100 gulden voor beschikbaar te stellen. Verwondering werd uitgesproken over het plan Ten slotte vraagt de heer VAN AAKEN het woord om van directeuren van Muziekscholen der Maatschappij protest aan te teekenen tegen een uitlating van den die het voornemen hadden te kennen gegeven, te Arnhemsehen correspondent van CaeciUa, (dat toch trachten aan de scholen eigen examens in te richten het orgaan der Vereeniging is), waarin deze, den heer en diploma's te verleenen, wanneer de fusie tot stand VAN ANROOY prijzende, daarop laat volgen dat zijn mocht komen. voorganger, de heer J. A. KWAST, niet voor zijn taak Uit de daarop gevolgde stemming bleek dat vraag berekend was. Hij moet daar tegen protesteeren, om• 1, of de leden het in het belang der N. T. V. achtte, dat het niet te pas komt den scheidenden neer te tot samensmelting der examens mede te werken, halen om den opvolger nog meer te prijzen. ontkennend werd beantwoord met 45 stemmen. 3 Na een antwoord van den Voorzitter, die erkent waren voor de fusie, waarvan twee alleen ter wille dat zulke uitingen afkeuring verdienen, sluit deze de van het principe. Verder 1 stem blanco en 1 buiten vergadering, er aan herinnerende dat dien avond den stemming. leden veel kunstgenot wacht door de uitvoering in Het Bestuur, en ook de aanwezige leden der Com• huishoudelijken kring, en door de Matinee op Zon• missie, die het concept-programma had saamgesteld, dag in de zaal van Kunsten en Wetenschappen. stemden tegen. Hiermede verviel de stemming over vraag 2, of de Na een gezelligen maaltijd had Zaterdagavond, leden aan het concept-programma, (dat geheel inge• wederom in de zaal van Maison Gude, eene uitvoe• richt was in den geest der examens der N. T. V.) ring plaats, waar den leden die de vergadering had• hunne goedkeuring konden schenken. den bezocht, eene uitvoering werd geboden die Daarna wordt behandeld een ingekomen schrijven geopend werd met eene Sonate voor klavier en violon• van den heer ARNOLD SPOEL, die vraagt of de corres- cel van C. D. OBERSTADT, door den componist en den pondeerende leden niet, zooals ze vroeger vaak deden, heer CH. VAN ISTERDAEL ten gehoore gebracht. concerten in hun woonplaats kunnen organiseeren, Dit werk, reeds vroeger ontstaan gaf getuigenis waarop werken van Ned. componisten worden ten ge- van de groote fantasie van dezen componist en van hoore gebracht en jonge krachten zich kunnen doen zijn uitnemende kunst om voor kamermuziek te hooren. schrijven. Er wordt gewezen op het groot aantal concerten in Met grooten bijval werd dit interessante werk, alle plaatsen, waar de werken van Ned. componisten voortreffelijk door den componist en zijn partner uit• ook een plaats krijgen en de moeilijkheid om daar• gevoerd, ontvangen. naast concerten in dien geest te doen slagen. De Daartusschen schonken twee jonge zangeressen, mej. correspondenten kunnen echter op allerlei wijze in de Jo VAN DEN BERGH uit Den Haag en mej. ALMA uit plaats hunner inwoning voor de belangen der N. T. Utrecht, veel voldoening door de voordracht van lie• V. werken en in dien geest zal nog een aanschrijving deren. Ook de heer VAN ISTERDAEL gaf veel te genie• vanwege het bestuur aan de correspondenten ge• ten door soli voor violoncel voor te dragen. richt worden. Eene voor de hoorders onbekende Suite Oriëntale Nu komt in behandeling het voorstel om toe te voor klavier van OBERSTADT, trof door de rijke kleur treden tot het Verbond van Nederlandsche Kunste- en schitterende schrijfwijze voor klavier. De heer naarsvereenigingen. OBERSTADT heeft zich dien avond en ook op de mau- De heer VAN MILLIGEN vertelt een en ander van née als een voortreffelijk klavierspeler met zeer bijzon• het streven van dezen kring, nl. in de eerste plaats dere kwaliteiten doen kennen, die zeker de beste om na de invoering der Berner Conventie collectief pleitbezorger voor de beteekenis zijner composities is. te werken voor de belangen van componisten, dich• De matinee was — vermoedelijk met het oog op de ters, schrijvers etc, en tevens door het stichten van a.s. lustrumfeesten — slechts schaars door het pu• een gebouw, de verschillende kunsten meer met elkaar bliek bezocht, doch vele toonkunstenaars waren op in aanraking te brengen en te ijveren voor het alge• het appel aanwezig, om drie werken voor kamel- meen kunstwerk. muziek: Suite im alten Styl van JAN BRANDTS BTJYS, De leden betuigen door applaus hun instemming Strijkquartet van A. H. AMORY (in c kl. t.. op. 59),

268 en Piano-Quintet in Des gr. t. van C. D. OBERSTADT, Nederlandsche Toonkunstenaars Vereeniging. benevens een negental liederen van VAN MILLIGEN, Als nieuwe gewone leden der N. T. V. zijn toege• SPOEL, AVERKAMP, ZWEERS, L. F. BRANDTS BUYS, K. treden: de heeren JOHAN SCHOONDEBBEEK (Naarden), KUILER, van TETTERODE en LOMAN JR. te hooren zingen J. H. OUSHOORN (Alkmaar), W. ROBERT (Haarlem), door mevrouw ALIDA LOMAN. en Mej, G. F. DEKKERS (Baarn). Het Quartet, bestaande uit de heeren HENRI HACK, H. VOERMAN, E. BENEDIOTUS en CH. VAN ISTERDAEL uit Den Haag, heeft op uitstekende wijze de orie werken voorgedragen, die alle van groot talent voor MUZIEKBERICHTEN. dien stijl getuigen. Ze waren zeer verschillend van karakter. De ,,alte Stil" van BRANDTS BUYS had nog BINNENLAND. wel eens moderne neigingen, doch is een stuk van schoonen klank en degelijke bewerking. Het is reeds Te Utrecht werd Zaterdag 24 Juni jl. de 82e alge• vroeger elders ten gehoore gebracht en dus bekend. meene vergadering der Maatschappij tot Bevordering Nieuw is het Quartet van AMORY. Bij de eerste der Toonkunst gehouden onder voorzitterschap van auditie trof dadelijk de talentvolle bewerking en den den heer Oh. E. H. Boissevain. Aan het verslag van schoonen bouw. In dit opzicht staat het eenigszins den toestand der Maatschappij en van hare afdee- tegenover het Quintet van OBERSTADT, dat vrijer, lingen is het volgende ontleend. Het aantal afdee- soms losser van vorm is. lingen bedroeg 29 tegen 27 in het vorige jaar. Opge• heven werd de afd. Apeldoorn, gewonnen werden de In beide werken is voor de instrumenten met groote j afd. Schagen, Sneek en Steenwijk. Het aantal con- zaakkennis geschreven. tribueerende leden bedroeg 5881, wat een vooruitgang De heer AMORY heeft een stijl gegeven meer naai• met 328 beteekent tegen het vorig jaar. Op 25 Sep• de klassieke en de heer OBERSTADT meer naar de tember 1910 was, volgens de balans, een saldo aan• romantische richting gaande. wezig van f 3140.99. De afdeelingen gaven in het af- Het werk van OBERSTADT is reeds in den afgeloo- geloopen jaar 63 uitvoeringen. In de commissie van pen winter te 's-Gravenhage uitgevoerd en toen hoog bijstand voor de bibliotheek werden gekozen de direc• gewaardeerd; dat van AMORY heeft nu eveneens een teuren der afdeelingen Amersfoort, Rotterdam en warme ontvangst genoten. Beide werken verdienen Utrecht, en de heeren Diepenbrock en S. v. Milligen. dat ten volle, en het is zeker een heuchelijk teeken dat op het gebied der kamermuziek zooveel belang• Vervolgens werden tot leden van het Hoofdbestuur rijks in ons land wordt voortgebracht. gekozen mr. D. Spanjaard (aftr.), en S. van Milli• De componisten, wier liederen Mevrouw LOMAN gen (aftr.). Een voorstel van het Hoofdbestuur om in vertolkte, mogen haar zeer dankbaar zijn voor de Juni 1912 een „Nederlandsch Muziekfeest te Amster• prachtige wijze waarop zij ze heeft gezongen. De dam" onder leiding van Willem Mengelberg te orga- warmte van uitdrukking en de stralende stem maak• niseeren en daaraan te verbinden een nationaal ten veel indruk. Het waren alle reeds vroeger ten muziekcongres speciaal met het oog op de belangen gehoore gebrachte zangen en dus kunnen wij vol• van het muziekonderwijs, werd met bijna algemeene staan met de vermelding er van. stemmen aangenomen. Deze uitvoeringen, dank zij de goede zorgen van De heer TH. DENIJS is uitgenoodigd 13 en 14 den heer M. W. PETRI tot stand gekomen, droegen Februari te AVeenen mede te werken in Bantok's dus geheel een huiselijk karakter. „Kahyan". Evenals de vorige uitvoering en huishoudelijke De heer DIRK SCHÜFER zal in het komende seizoen samenkomst te Utrecht in 1906, eveneens dank zij te Groningen een drietal Sonaten-avonden geven en PETRI's initiatief tot stand gekomen, waren deze bij• heeft daarvoor 12 Sonaten van Beethoven gekozen. eenkomsten bij uitstek geschikt den onderlingen band Naar men verneemt is de heer ANTON H. TIERIE en de onderlinge waardeeriug tusschen de leden• met 1 September a. s. benoemd tot leeraar in solfège kunstenaars te versterken. Daarom wordt met groote en koorzang aan het Amsterdamsen Conservatorium ingenomenheid wederom van deze eenvoudige uit• voor Muziek. voeringen melding gemaakt. Als directur van de onlangs te Haarlem opgerichte Ten slotte had Zondagmiddag een diner plaats, Christelijke Oratorium-Vereeniging zal optreden de waar een hoogst aangename toon heerschte en waar, heer JOHAN SCHOONDERBEEK, te Naarden. uit hetgeen gesproken werd bleek hoezeer men de De heer M. de Hondt heeft met de directie van dagen waardeerde die de leden der N. T. V. weer met het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam gecontrac• elkaar hadden doorgebracht. teerd voor minstens 34 voorstellingen door een Ita- liaansch operagezelschap in het a. s. winterseizoen. * * De organist A. W. RIJP heeft zijn orgelbespelingen * in de Nieuwe Kerk te Amsterdam aangevangen.

269 In een gehouden vergadering is door het bestuur a. s.) zullen optreden: Marg. Siems (Feldmarschal- van de dilettanten-muziekvereeniging „Beethoven", lin), Paul Bender (Ochs v. Lerchenau), Eva von den te Amsterdam, besloten de muzikale leiding op te Osten (Rosenkavalier), Friedrich Brodersen (Fanl- dragen aan den heer W. GERKE, die zich bereid ver• nal), Minnie Nast (Sophie), Hertha Stolzenberg, klaard heeft haar te aanvaarden. Erik Wirl, Bella Halbarth, Hermann Schramm, Léon Als juryleden van den Kwarteticedstrijd, uitge• Laffitte. Er worden geen coupures gemaakt. schreven door het kwartet „Loreley" te Haarlem, m Het a. s. winterseizoen belooft wederom een Ita- de maand September aldaar te houden, zullen optre• liaansch Operagezelschap onder leiding van den im• den de heeren Leon C. Bonman, Nijmegen; L. F. presario M. de Hondt, en zullen voorstellingen worden Brandts Buys, Velp; M. H. van 't Kruys, Den gegeven te Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Haag; Philip Loots en W. Robert, van Haarlem. De Heer DAN. DE LANGE heeft den Hen Juli zijn Bij de gehouden eindexamens op 20 en 21 Juni 70sten verjaardag gevierd. Een geschenk, hem door 1911 van het Conservatorium van de Maatschappij Nederlandsche kunstenaars en kunstvrienden bij die tot Bevordering der Toonkunst, afdeeling Amster• gelegenheid aangeboden, zal hem zeker welkom zijn, dam, werd aan de volgende leerlingen een gunstig n.1. een som gelds om die te storten in het fonds van eind-getuigschrift toegekend: aan de dames J. M. M. het Conservatorium, door hem gesticht. Schilte (voor zang); Lenie Friedlaender, Blly Penha Tal van bewijzen van belangstelling zijn den ener• en M. C. Tibbe (voor piano) ; en aan de heeren gieken grijsaard, die in zijn lang kunstenaarsleven Emanuel Wertheim (voor viool) en C. Wijers (voor zoo grooten invloed op de ontwikkeling van het orgel). muziekleven in Amsterdam heeft uitgeoefend, be• De pianiste Sophie Bijleveld, de violist Arthur toond, die den jubilaris in den vreemde hebben Orobio de Gastro en de violoncellist Johan Ydo heb• bereikt, daar hij dien dag in het buitenland door• ben zich tot een Trio vereenigd, dat onder den naam bracht. van Het Nederlandsch Trio concerten gaat geven. SAMUEL DE LANGE Jr. (geb. 1840 — 1911). W. F. SIEP, die in 1897 naar Java vertrok, komt naar ons land terug. Meer dan tien jaar was hij te Te Stuttgart is Prof. SAM. DE LANGE, sedert 1893 Batavia o. a. dirigent van een a cappella-koor. leeraar en daarna directeur aan het Conservatorium Het Comité tot bewerkstelliging en uitvoering van aldaar op 71-jarigen leeftijd gestorven. het Bichard Strauss-feest te 's-Gravenhage, te houden DE LANGE, leerling van zijn vader, Fn. DUPONT en van 20—29 November a.s.. heeft zich samengesteld VEKHITLST, ging reeds op 16-jarigen leeftijd naar als volgt: Mr. W. van Hoogenhuyze, voorzitter; Jul. Weenen, toen naar Leipzig en late* naar Brussel. C. Bunge, mr. Henri Viotta, mr. L. G. van Praag, Hij maakte kunstreizen met SERVAIS en zijn broeder secretaris voor muzikale aangelegenheden en L. G. DANIÖL en genoot nog onderricht van WINTERBERGER van Steijn, secretaris voor administratieve aangele• (Weenen), DAMCKE en MIKULI (Lemberg). Hij bleef genheden. Het feest beoogt de werken van den com• daar vier jaar en concerteerde o. a. in Gallicië en ponist ten gehoore te brengen. De liederen en con• ging daarna naar Rotterdam, waar hij leeraar aan certuitvoeringen zullen deels onder leiding van de muziekschool van Toonkunst (klavierspel) en Richard Strauss, deels onder die van mr. Henri organist der Waalsche gemeente werd. Viotta staan, de 4 opera's zullen door den componist Zijn roem als orgelvirtuoos was zeer groot, en oude persoonlijk gedirigeerd worden. De data zijn vastge• Rotterdammers zullen zich nog wel de interessante steld als volgt: voor de opera's: 20 November orgelbespelingen herinneren die hij in de zomer• ,,Salcme", 22 November, „Feuersnoth", 25 November maanden geregeld in die kerk gaf. Ook richtte hij „Electra", 28 November „". Voor met JOH. SIKEMEIER kamermuziek-soirees op waar• de concerten: (echter nog niet definitief), 23 Novem• van o. a. EM. WIRTH en O. EBERLE leden waren. ber le concert, 24 November Liederenavond, 26 Toen werd hij leeraar aan het Conservatorium te November 2e concert, 29 November 3e concert. Het Keulen, directeur van den Kölner Mannergesangver- Residentie-orkest zal zijn medewerking verleenen, ein en het Gürzenich-koor. Na de dood van FERD. terwijl alle uitvoeringen zullen plaats vindon in het HILLER, nam DE LANGE zijn ontslag en vestigde zich Gebouw van Kunsten en Wetenschappen, dat van in Den Haag, waar hij directeur der afdeelings- lei—30 Nov. voor repetities en uitvoeringen ter be• zangveroeniging van Toonkunst werd, en waar hij in schikking is van het comité. De solisten door Strauss 1888 een groot muziekfeest leidde waar de Ouverture zelf uitgenoodigd, zijn in „Salome" (20 November) : Moses, dat later in zijn geheel door die zangvereeni- Edyth Walker, Salome; Anna Bahr Mildenburg, ging werd uitgevoerd, bekend maakte. Herodias; Fritz Feinhals, Jochanaan ; Jacques TJrlus, Hij heeft een zeer groot aantal compositieën ge• Herodes; Hermann Schramm, erster Jude; Erik schreven, op allerlei gebied, zooals verschillende Wirl Naraboth en zweiter Jude. Sonates voor orgel, strijkquartetten en Trio, Quin- In de Rosenkavalier-opvoering (28 November leider Von Gross; de onthulling had plaats in tegen-

270 tet, viool-sonates, oelle-sonates, liederen voor solo• orkest en orgel, zal 't eerst door de Bachvereeniging stemmen en kleinere en grootere koorwerken met en te Leipzig, onder leiding van Straube, worden ten zonder orkest. gehoore gebracht. Hij was een overtuigd volgeling der oudere klas• Uit Stockholm schrijft men dat CHRISTIAAN SINDING sieke richting en heeft zich nooit tot de nieuwere een opera heeft gecomponeerd op een tekst van Dora kunst aangetrokken gevoeld, maar hij was een onzer Dunker. De opera, in twee bedrijven met een voor• beste en degelijkste kunstenaars. Als uitvoerend spel, zal de eerste opvoering in een Duitsche stad kunstenaar, als contrapuntist en theoreticus had hij beleven. buitengewone gaven. HENRI ALBERS heeft zijn verbintenis aan de Opéra Vooral als zeldzaam begaafd organist en leeraar Comique te Parijs weer vernieuwd voor een tijdperk zal hij lang in de herinnering blijven voortleven. van drie jaren. Als solo-baszanger aan de Kon. Opera te Berlijn is BUITENLAND. verbonden ERNST SVEDELIUS, die zeven jaar lid was De voorstellingen te Bayreuth dezen zomer zullen van de opera te Stockholm en als een uitmuntend geleid worden door Hans Richter, Siegfried Wagner, Wagner-zangei' bekend staat. Muck en Balling. De eerste Ring-cyclus begint 25 Mevrouw MATZENAUER heeft zich voor eenige jaren Juli, de tweede 14 Augustus. Voor de eerste maal aan de Metropolitan-Opera te New-York verbonden. treden hierin op Habich (Alberich), Von Szekelyhidy Het Internationale Muziehconqres heeft besloten, (Froh), Urlus (Siegmund), Ernst Lehmann (Hun• dat het eerstvolgende congres in 1914 te Parijs zal ding), Minnie Saltzmann (Sieglinde). Die Meister- worden gehouden. singer wordt vijfmaal gegeven : 22, 31 Juli, 5, 12 en CARL PERRON blijft aan de Opera te Dresden. Hij 19 Augustus, met Soomer en Weil (Sachs), Heinrich is aldaar nu 20 jaar werkzaam en heeft zich weer Schulz (Beckmesser), Lilly Hafgren Waag (Eva), voor een aantal jaren verbonden. Karl Ziegler (David). Parsifal gaat in zeven opvoe• De Kurfürstenoper te Berlijn gaat in 't volgend ringen: 23 Juli, 1, 4, 7, 8, 11, 20 Augustus, met Ernst seizoen verscheidene noviteiten opvoeren. Onder van Dyck en Heinrich Hensel (Parsifal), Anna Bahr andere: „Der Schmuck der Madonna", opera in drie Mildenburg en Minnie Saltzmann (Kundry), Karl bedrijven van ERMANNO WOLFF-FERRARI (oer-opvoe- Braun en Rich. Mayr (Gurnemanz), Werner Engel ring). en Weil (Amfortas), Schutzendorff (Klingsor), Ernst Bij de Huth-veiling zijn negen folio-bladzijden van Lehmann (Titurel). De nieuwe décors voor Parsifal, Beethoven's ,,An die Hoffnung" (handschrift) voor geteekend door Paul von Ponkowsky, zijn uitgevoerd 225 pond sterling verkocht, terwijl het manuscript door den Coburger professor Brückner. van een praeludium van I. S. Bach maar 41 pond ARTHUR NIKISCH gaat het volgend jaar met het opbracht. Symphonie-orkest uit Londen een kunstreis door Eindelijk zal de Bosenkamlicr ook te Berlijn, in Amerika maken. de Kon. Opera worden gegeven, nl. in October a. s. De heldentnor van de Hofopera te Dresden, dr. A. De bezetting zal einde Augustus, als graaf Von VON BARY, volgt Knote op aan het Hof- und Natio- Hülsen-Haeseler van zijn vacantiereis terug is, wor• naltheater te München. den vastgesteld. Max Schillings te Stuttgart heeft Waldemar VON Ter herinnering aan OTTO NIOOLAI, den componist BATJSZNER'S derde symphonie „Leben" ter oeruit- van „Die lustigen Weiber von Windsor", is in den voering aangenomen. gevel van het huis te Berlijn, alwaar hij in zijn laat• Het „Berliner Tageblatt" verneemt, dat RIOHARD ste levensjaren gewoond heeft, een gedenksteen aan• STRATJSS bezig is een ,,Alpen-symphonie" en een gebracht van stadswege. a cappella-koor voor twintig stemmen te voltooien. Behalve Jos. Tijssen, zal ook de heldentenor van In 1912 wordt te Bonn een Brahms-feest gehou• de Opera te Frankfort a/M., EJNAR FOROHHAMMER, den, dat vijf dagn zal duren. Frankfort verlaten. Laatstgenoemde heeft zich van De cyclus „Deutsche Motetten" van F. E. KOCH af 1912 aan het hoftheater te Wiesbaden verbonden. komt in October voor 't eerst in uitvoering bij het Het afscheid van KARL SCHEIDEMANTEL in de Hof• Kon. Domkoor te Berlijn. opera te Dresden was zeer hartelijk. De barijton JOSEPH RITIEB, lange jaren aan de Hof• UMBERTO GIORDANO, de componist van „André Ché- opera te Weenen een der meest bekende figuren, is nier", heeft een „Madame Sans-Gêne" gecompo• in een zenuwlijdersgesticht bij Salzburg gestorven. neerd, waarvan het tekstboek door Simoni naar Sar- Het gezelschap van de Parijsche Opéra Comique is dou is bewerkt. De eerste opvoering heeft plaats in goed en wel te Buenos-Aires aangekomen, en heeft 22 de te New-York, met Lina Cava- Juni jl. een eerste operavoorstelling aldaar gegeven, lieri in de hoofdrol. namelijk van „La Reine Fiammette". In het Festspielhaus te Bayreuth is een marmeren HTJGO KATJN'S „126e Psalm", voor gemengd koor, borstbeeld geplaatst van den vroegeren zakelijken

271 woordigheid van mevrouw Wagner en van Siegfried Te Pest zal van 20—25 October a. s. een LISZT- Wagner. viering plaats hebben, waarvan het middelpunt een JOSEPH BENNETT, een der bekendste muziekcritici groot concert zal zijn en waaraan d'Albert, Rosen- van Engeland, laatstelijk aan de „Daily Telegraph" thal, Sauer, Stavenhagen en verschillende beroemde verbonden, is overleden. Hij werd algemeen gewaar• zangeressen zullen deelnemen. Ten gehoore worden deerd ook om den vorm zijner opstellen en beoordee• dan gebracht de Krönungsmesse, symphonische Dich- lingen, die steeds met hoffelijke beslistheid partij tungen en het Christus-oratorium. kozen, o. a. in de bewogen dagen van strijd tegen De vroeger gevierde Wagnerzangeres MARIE MOSER, Wagner en Bayreuth. echtgenoote van den generaal von Steinitz, is op HEINRICH G. NOREN heeft een viool-concert geschre• 63-jarigen leeftijd te Weenen overleden. ven, dat in het volgend seizoen te Berlijn voor het In de hoogeschool voor muziek te Berlijn komt een eerst zal worden uitgevoerd. door prof. Hildebrand te München vervaardigd beeld OTTO LOHSE volgt Sylvain Dupuis op als eerste van JOACHIM. orkestdirigent aan het Théatre-Royal te Brussel. EüGèNE GIGCUT is den overleden Alexander Guil- Voor diens benoeming had Francis Rasse reeds zijn mant opgevolgd als leeraar in de orgelklasse aan, het ontslag als orkestdirigent gevraagd, hetwelk door de Conservatoire te Parijs. directie is verleend. De kapelmeester ETJGEN GOTTLIEB, die met groot Te Kopenhagen is overleden JOH. SVENDSEN, een succes voor kort de opvoering van den Ring des der voornaamste componisten van Scandinavië. Nibelungen te Madrid heeft geleid, is voor drie jaren Svendsen was sedert 1883 hofkapelmeester te Kopen• als eerste kapelmeester aan den stedelijken schouw• hagen; vóór dat jaar dirigeerde hij de orkestconcer• burg te Bremen verbonden. ten te Christiania, en maakte hij als dirigent reizen Het Hoftheater te Brunswijk zal in October, kort in Europa en Amerika. Hij is ruim zeventig jaar oud voor de groote herdenking in Heidelberg, een „Liszt- geworden. feier" houden. HANS RICHTER gaat zich te Bayreuth vestigen. Hij MICHAEL BALLING is benoemd tot dirigent aan de onderhandelt met het stedelijk bestuur over een Hofopera te Boedapest. woning aan de Luitpoldplatz, om daar een opleidings• In de Prijsvraag naar een opera in de Engelsche school voor zangkunstenaars in te richten. taal, gecomponeerd door een Amerikaanschen toon• Het muzikaal blijspel „Der Fünfuhrtee", van TH. kunstenaar, uitgeschreven door de Metropolitan BLTJMER, wordt in Augustus 't eerst te Dresden opge• Opera te New-York, hebben 33 componisten meege- voerd door de Hofopera. Daarna door de Kurfürsten- dongen. Bekroond is het werk van H. W. Parker en Opera te Charlottenburg (Berlijn). Hooper (librettist). De bekroonde opera „Mona" Te Berlijn overleed op hoogen leeftijd Prof. ROBERT genaamd, zal in het eerstvolgend seizoen opgevoerd RADECKE, lang reeds lid van den senaat van de Kon. worden. Academie der Kunsten. Hij wijdde zich ook aan het WEINGARTNER gaat het a.s. seizoen „Tristan und onderwijs, als leider van Stern's Conservatorium en Isolde" en „Hansel und Gretel" te Boston leiden; directeur van het Academisch Instituut voor Kerk• DEBUSSY gaat daar binnenkort heen om een uitvoe• muziek. ring van zijn „Pelléas et Mélisande" te leiden, en HEINRICH ZOELLNER heeft een opera gecomponeerd, ook Puccini, Humperdinck en Strauss zullen er in die in Egypte speelt. het volgende seizoen eigen werken dirigeeren.

DE BIJLAGE VAN DEZE MAAND Het oude Wilhelmus (zie het artikel op bladzijde 241) weder ontworpen door S. VAN MILLIGEN, in de 4-stemmige zetting van A. D. LOMAN JB. ; partituur en losse zang• stemmen. Deze muziek werd gegraveerd en gedrukt, niet zooals tot dusverre gebruikelijk was in Duitschland, maar door een Nederlandsche firma (Gebroeders Braakensiek te Amsterdam). De redactie spreekt de hoop uit, dat deze nieuwe industrie voor Nederland van belang moge worden. Door een misverstand kwam het cliché van het portret van wijlen FELIX MOTTL niet tot uitvoering. Deze illustratie, die bij dit nummer behoort, moet dus helaas achterwege blijven.

272 Wilhelmus van Nassouwe, Oude zetting, ontdaan van de versieringen van VALERIUS, met gebruikmaking van authentieke historische gegevens weder ontworpen voor hedendaagsch gebruik door S.van MILLIGEN. Vier-stemmige bewerking van A..D. LOMAN Jr.

Bijvoegsel van het Maandblad „CAECILIA" van 15 Juli, 1911. Uitgave van de Uitgevers - Maatschappij „CAECILIA" Amsterdam. Caec. 6 Gravure en druk Oebr. ZEAAKMSIEK, Amsterdam.