In De Maat En Uit De Pas Utrechtse Dorpsbesturen 1780
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Wim van Schaik In de maat en uit de pas Utrechtse dorpsbesturen 1780 - 1830 Gezicht op het raadhuis te Amerongen Met naast gelegen huizen. Prent uit ca. 1788 naar een tekening Ban Jan Bulthuis uit dat jaar. Bron: Het Utrechts Archief 2018 © H.W.G. van Schaik ISBN 978-90-393-6908-1 Druk: Dunnebier Print IN DE MAAT EN UIT DE PAS Utrechtse dorpsbesturen 1780-1830 IN PACE AND OUT OF STEP Utrecht village government 1780-1830 (with a summary in English) Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag van de rector magnificus, prof.dr. G.J. van der Zwaan, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op woensdag 10 januari 2018 des ochtends te 10.30 uur door Henri Willem Gerard van Schaik geboren op 14 september 1949 te Loenen Promotor: Prof. dr. M.R. Prak INHOUD Vooraf Inleiding 11 1. Dorpsbestuurders in een turbulente tijd 11 2. Enkele opvattingen over de transitiejaren 1780-1830 12 3. Tegen wil en dank geaccepteerd autoritair bestuur 19 4. Het platteland: een lege vlek? 20 5. Dorpsbesturen: personeel, beleid en ontwikkeling? 22 6. Het dorpsbestuur en zijn omgeving 23 7. Tussen autonomie en centralisatie 23 8. Opzet 28 9. Bronnen 32 10. Indeling 32 1. Utrechtse dorpsgerechten aan het eind van de achttiende eeuw: ontstaan, organisatie en bevoegdheden 37 1. Inleiding 37 2. Het Utrechtse platteland aan het eind van de achttiende eeuw 37 3. Rechtspraak, bestuur en wetgeving op het platteland 39 4. Gerechten en heerlijkheden 42 5. Organisatie van het gerecht 43 6. Taken en bevoegdheden 47 7. Conclusie 57 2. Utrechtse dorpsgerechten aan het eind van de achttiende eeuw: wie zaten er in? 65 1. Inleiding 65 2. Sociale opbouw van de dorpsgemeenschappen 65 3. De bestuurders: schout en schepenen 70 4. Gekozen bestuurders: de schepenen 71 5. De geërfden 80 6. Benoemde bestuurders: de schouten 80 7. De Utrechtse dorpsbestuurder vergeleken met die in andere gewesten 82 8. Conclusie 84 3. Utrechtse dorpsbesturen aan het eind van de achttiende eeuw: bestuur in werking 89 1. Inleiding 89 2. De bestuurspraktijk 90 3. De bestuurlijke ruimte 105 4. Conclusie 107 4. Utrechtse dorpsbesturen in de Bataafs-Franse tijd: organisatie en bevoegdheden 113 1. Inleiding 113 2. De bestuurlijke inrichting van de staat, de provincie en het Utrechts plattelandsbestuur 1795-1813 114 3. Beleidsruimte voor de dorpsbesturen 1804-1813 124 4. Conclusie 128 5. Utrechtse dorpsbesturen in de Bataafs-Franse tijd: wie zaten er in? 137 1. Inleiding 137 2. De gekozen bestuurders 137 3. De schouten 142 4. Continuïteit en vernieuwing 144 6. Utrechtse dorpsbesturen in de Bataafs-Franse tijd: bestuur in werking 147 1. Inleiding 147 2. Beleidsterreinen 147 3. Conclusie 158 7. Utrechtse dorpsbesturen ten tijde van koning Willem I: organisatie en bevoegdheden 165 1. Inleiding 165 2. Grondwet, koninklijke besluiten en reglementen 165 3. Gemeentelijke bevoegdheden 170 4. Conclusie 173 8. Utrechtse dorpsbesturen ten tijde van koning Willem I: wie zaten er in? 177 1. Inleiding 177 2. De gekozen bestuurders 177 3. Contribuabelen/geërfden 184 4. Schouten/burgemeesters 185 5. Conclusie 189 9. Utrechtse dorpsbesturen ten tijde van koning Willem I: Bestuur in werking 191 1. Inleiding 191 2.Beleidsterreinen 191 3.Conclusie 209 Besluit 217 Summary 225 Bijlagen 227 Bijlage hoofdstuk 2 229 Bijlage hoofdstuk 5 241 Bijlagen hoofdstuk 8 251 Bronnen 259 Curriculum vitae 269 VOORAF ‘ U bent nu toegelaten tot de promotie, wij spreken daarbij altijd de hoop uit dat u daarvan gebruik zult maken’. Aldus de woorden van de voorzitter van de examencommissie, toen ik op 23 februari 1973 mijn doctoraalbul aan de Vrije Universiteit in ontvangst mocht nemen. Hoewel ik graag aan die uitgesproken hoop wilde voldoen, is het daar een aantal jaren niet van gekomen. Na afloop van mijn betaalde werkzame leven kwam er wat meer tijd beschikbaar om dat voornemen alsnog uit te voeren. Dat het over een aspect van het Utrechtse platteland zou moeten gaan werd allengs duidelijk. Mijn binding met de streek, waar mijn familie al gedurende vele generaties woont, gecombineerd met werkzaamheden voor de Historische Kring Loenen wezen in die richting. Nu zit er best aardig wat ruimte tussen het bedenken van het plan en de uitvoering ervan. Een belangrijke bijdrage aan de verwezenlijking werd geleverd door professor Maarten Prak, die bereid was als promotor op te treden. Om te beginnen zette hij me op het juiste spoor en vervolgens hield hij door zijn correcties, steun en aanmoediging de vaart er in. Daarzonder zou dit project niet voltooid zijn, waarvoor mijn hartelijke dank. Ook wil ik graag de medewerkers van de verschillende archieven bedanken. Om te beginnen van het RHC Vecht en Venen in Breukelen. Omdat de studie twee dorpen betrof waarvan de archieven daar aanwezig zijn, kwam ik er zeer vaak over de vloer. In mijn voortdurende behoefte aan steeds weer andere archiefstukken werd altijd blijmoedig voorzien. Het archief van Soest is ondergebracht in het gemeentehuis aldaar. De beide archiefmedewerkers wisten steeds weer een ruimte te vinden, waar ik het aangevraagde materiaal kon raadplegen. Het RHC Rijnland en Lopikerwaard, werd in verband met een verbouwing tijdelijk verhuisd van Woerden naar Oudewater. Ondanks het feit dat de aangevraagde Lopikse archiefstukken op aanvraag van elders moesten worden aangevoerd, verliep het raadplegen daarvan probleemloos. De Amerongse archieven berusten bij het RHC Zuid Oost Utrecht in Wijk bij Duurstede. Zowel van de medewerkers als van medebezoekers van de studiezaal aldaar ontving ik extra informatie ten behoeve van dit onderzoek. Ook mijn dank aan de medewerkers van de Utrechtse universiteitsbibliotheek. Zij zorgden er voor dat de grote hoeveelheid literatuur die ik aanvroeg steeds snel beschikbaar was. Dat dit leesbaar is geworden heb ik te danken aan Wilma de Kruijter-Zandstra en Maaike van Schaik-Dijkstra, die vele uren hebben besteed aan het kritisch doornemen van de tekst. Voor het feit dat een en ander in gedrukte vorm op papier is gekomen gaat mijn dank naar Hans Stuart, die de typografie verzorgde. Tot slot: Maaike, bedankt voor het geduld dat je de afgelopen vijf jaar hebt gehad en de steun die ik van je ontving. INLEIDING 1. Dorpsbestuurders in een turbulente tijd Jasper van den Helm (1764-1823) was van 1795 tot 1811 schout van het Utrechtse dorp Westbroek. Zijn vader, Marten van den Helm, was notaris, aanvankelijk in Utrecht en vanaf 1771 in Nieuw Maarsseveen. Zoals dikwijls het geval was, combineerde Van den Helm sr. zijn notariële werkzaamheden met een aantal bestuurlijke functies. Zo was hij ook schout van Nigtevecht, Maarsseveen en Westbroek. Hij moet een ijverig man geweest zijn, die ook politiek duidelijk kleur bekende. Als notaris publiceerde hij een bewerking van een, ten behoeve van de opleiding van aankomende vakgenoten, veel gebruikt notarisboek.1 Als schout liet hij in de jaren 1784-1787, bij de oprichting van het Maarssense vrijkorps en als hoofd van de plaatselijke schutterij, geen misverstand bestaan over zijn patriotse sympathieën.2 De Pruisische interventie in september 1787 en het daarop volgende herstel van de stadhouderlijke regering leidden dientengevolge tot zijn ontslag als schout. Zijn opvolger, Pieter Samuel Röell, moest op zijn beurt het veld ruimen toen de Fransen in 1795 de Bataven aan de macht hielpen. Zoon Jasper van den Helm, inmiddels ook notaris, was toen secretaris van het gerecht Westbroek en zou dus ook, zoals alle gezagsdragers, geamoveerd moeten worden. Hij werd echter, weliswaar provisioneel, als secretaris getolereerd. Al op 6 maart 1795 werd hij door de gecommitteerden van de bijeengekomen Westbroekse burgers tot schout en secretaris benoemd.3 In 1803 werden de bordjes opnieuw verhangen en konden de functionarissen die in 1795 waren ontslagen kiezen voor herbenoeming. Röell mocht zijn plaats dus weer innemen maar hij zag daar van af. In Westbroek bleef, zonder dat daar kennelijk veel woorden aan besteed werden, de situatie zoals ze was en Jasper van den Helm bleef schout/secretaris. In 1811 hield hij, om redenen waarnaar we slechts kunnen gissen, het bestuurlijke werk in Westbroek voor gezien en verplaatste hij zijn notariskantoor van Maarsseveen naar het aan de overzijde van de Vecht gelegen Maarssen. Tot zijn dood in 1823 bleef hij als notabele ingezetene op huize Diependaal in Maarsseveen wonen.4 De naam Van den Helm was met zijn vertrek nog lang niet verdwenen uit het Westbroekse dorpsbestuur. Tussen 1817 en 1849 werden achtereenvolgens Frederik Hendrik van den Helm en Isaac Jan van den Helm als schout, respectievelijk burgemeester van Westbroek benoemd. In kort bestek blijkt hier hoe landelijke politieke ontwikkelingen op dorpsniveau hun weerslag vonden: Marten had het schoutambt gekocht van de ambachtsheer, Jasper ontving zijn ambt namens de Westbroekse burgers en zijn opvolgers werden benoemd door de keizer, respectievelijk de koning. De schout was de voorzitter van het dorpsbestuur, maar formeel werden de beslissingen genomen door de overige leden van het gerecht. Zij vormden een vertegenwoordiging van de gezamenlijke buren, een overblijfsel uit de tijd dat besluiten door burenvergaderingen werden genomen. Ook op hun benoeming hadden de politieke ontwikkelingen invloed. De schepenen en buurmeesters, zoals zij tijdens de Republiek werden genoemd, werden door de ambachtsheer benoemd uit de plaatselijke bewoners. Aanvankelijk was dat een lokale aangelegenheid tussen het zittende gerecht, dat een voordracht deed en de heer die benoemde, maar het accent verschoof, na een kort intermezzo van benoemingen door het volk, na 1798 al snel naar de provinciale overheid. Aanvankelijk was daarbij nog sprake van voordrachten, in de grondwetten van 1801 en 1805 werd in dat verband nog gesproken over ‘volkskeuze’. Uiteindelijk kwam de benoemingsbevoegdheid in 1816 bij de Provinciale Staten terecht. Een vergelijkbare ontwikkeling deed zich voor ten aanzien van het te voeren beleid. Tijdens de Republiek konden de dorpsbesturen, weliswaar onder goedkeuring van de plaatselijke ambachtsheer, met het oog op de omstandigheden in hun dorp vrij veel zelf regelen.