Het beeld van de valse Dimitrij I door de ogen van de Russische historici

(eerste helft van de 18e eeuw – tweede helft van de 19e eeuw)

Masterproef

Tatjana Shegaj Master Oost-Europese Talen en Culturen Universiteit Gent

Promotor: prof. dr. Aleksey Yudin Augustus 2018

1

Woord vooraf De valse Dimitrij I, een personage uit de geschiedenis omtrent wie er nog steeds geen consensus bestaat onder de historici, was perfecte materie om het onderwerp van mijn bachelorproef ‘Geschiedenis een reflectie van het verleden?’ te toetsen en me verder te verdiepen in de subjectiviteit van historiografie. Het uitvoeren van dit onderzoek was een aangename en leerrijke ervaring die niet mogelijk geweest zou zijn zonder de geduldige begeleiding van mijn promotor, prof. dr. Aleksey Yudin. Met zijn kennis, ervaring en enthousiasme heeft hij mij bijgestaan en gemotiveerd tijdens de moeizamere momenten bij het schrijven van deze scriptie. Uiteraard wil ik ook Helena Saelman bedanken voor haar deskundig advies en Sarah Massa voor de professionele feedback die zij mij bood in verband met de Nederlandse taal.

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5 1.1 Probleem- en doelstelling 5 1.2 Methode en opbouw 7 1.3 Het verleden interpreteren 9 1.4 Status quaestionis: Dunning versus Skrynnikov 12 1.5 Sergej Fjodorvič Platonov en de indeling van het leven van de valse Dimitrij I 15 1.5.1 De indeling is als volgt: 16

2 Introductie van de historici 17 2.1 Vasilij Nikitič Tatiščev 17 2.2 Mihail Mihajlovič Ščerbatov 18 2.3 Nikolaj Michajlovič Karamzin 19 2.4 Dmitrij Petrovič Buturlin 19 2.5 Nikolaj Ivanovič Kostomarov 21 2.6 Sergej Mihailovič Solov’ëv 22

3 De bronnen van de bestudeerde historici 23 3.1 Tatiščev 23 3.2 Ščеrbatov 23 3.3 Karamzin 24 3.4 Buturlin 24 3.5 Kostomarov 24 3.6 Solov’ëv 25 3.7 Gemeenschappelijke basis 25

4 De analyse en vergelijking van de historische werken 26 4.1 De oorsprong van de valse Dimitrij I 27 4.2 De officiële aankondiging als tsarevitsj 31 4.3 Helpers van Dimitrij, hun redenering en de samenstelling van de verzamelde troepen 35 4.4 De overgaves van steden, de veldslagen en de terugtrekking van Dimitrij 38 4.4.1 De overgaves van steden en de eerste veldslag 38 4.4.2 De tweede veldslag en de terugtrekking van Dimitrij 40 4.5 De dood van , het overlopen van Godunovs troepen en de tocht van Dimitrij richting Moskou 42 4.5.1 Tsaar Boris Godunov 42 4.5.2 De troepen kiezen voor de valse Dimitrij I 43 4.5.3 De tocht naar Moskou 44 4.5.4 “Het Mooie Dorp” - “Красное Село” 45 4.6 De dood van en tsaar Fëdor (10 juni 1605) en de intrede van Dimitrij in Moskou (20 juni 1605) 46 4.7 De aankomst van Marfa en de genade voor Vasilij Šujskij 48

3

4.7.1 Marfa Fëdorvna Nagaja 48 4.7.2 Šujskij’s proces 49 4.8 De kroning van Dimitrij I en zijn dagelijks leven en bestuur 51 4.9 De positie van de geestelijken tegenover de valse Dimitrij I en de opborrelende samenzwering tegen hem 56 4.10 De aankomst van Marina Mniszech met haar gevolg in Moskou en haar kroning 60 4.11 De trouw van de valse Dimitrij I met Marina Mniszech en de ontevredenheid errond 62 4.12 De stijgende onrust in Moskou en de dood van de valse Dimitrij I 65 4.12.1 De onrust 65 4.12.2 Het einde van de valse Dimitrij I 69

5 De persoonlijkheid van de valse Dimitrij I volgens de historici 75

6 Conclusie 80

7 Bronnen 86 7.1 Bibliografie 86 7.2 Russischtalige bibliografie 88

4

1 Inleiding

1.1 Probleem- en doelstelling

Historici hebben diverse manieren om dezelfde gebeurtenissen te beschrijven. Hierdoor vertellen ze verschillende verhalen en ontstaan er oneffenheden en/of tegenstrijdigheden in de 1 geschiedschrijving. Eén van zulke gevallen is het verhaal van de valse Dimitrij I waarbij de Russische historici van de eerste helft van de 18e eeuw en de tweede helft van de 19e eeuw geen consensus hebben kunnen bereiken in verband met zijn persoonlijkheid, zijn herkomst en verschillende andere aspecten van zijn leven die later besproken zullen worden in deze masterproef. Het doel van mijn scriptie is dus het achterhalen van de manier waarop de Russische 2 historici vanuit die periode de geschiedenis rond de valse Dimitrij I schreven, en hoe hun interpretatie van de gebeurde feiten leidde tot verschillende beelden van deze historische figuur. Aangezien de manier waarop ze de gebeurtenissen interpreteerden, voortvloeide uit het perspectief dat ze erop hadden, dat bepaald werd door: het wereldbeeld, de ideologie en de gebruikelijk manier van geschiedschrijving van hun tijd, is het vanzelfsprekend dat er meerdere versies van de geschiedenis rond de valse Dimitrij I bestaan. De omstandigheden rond de feiten die door de historici verzameld zijn uit meerdere bronnen kunnen op een andere manier worden geïnterpreteerd. Zo is er tot de dag van vandaag onenigheid tussen historici over wie de valse Dimitrij I nu werkelijk was en wat zijn ware doel moest geweest zijn bij het streven naar het bezit van de troon.

1 De eigennamen die oorspronkelijk in het Latijns alfabet werden geschreven zullen hun originele spelling behouden, de eigennamen die van oorsprong Cyrillisch zijn zullen worden getranslitereerd volgens ISO9 met de uitzondering van enkele eigennamen die algemeen bekend zijn in het Nederlands zoals “Ivan de Verschrikkelijke” en “Peter de Grote”. Voor toponiemen geldt hetzelfde, de namen die oorspronkelijk in het Latijns alfabet werden geschreven, blijven onveranderd (Sandomierz), de gekende Cyrillische namen zoals Moskou zullen op z’n Nederlands geschreven worden, de rest wordt getranslitereerd. Voor de vertalingen uit het Russisch bij citaten worden de namen ook getranslitereerd volgens ISO9, ook al zijn ze van oorsprong buitenlands. 2 Ondanks het feit dat hij in de Nederlandstalige historiografie bekend is, zal de naam getranslitereerd worden, in sommige gevallen zal ook Lžedmitrij I gebruikt worden.

5

Chester Dunning, een Amerikaanse professor van Russische en Europese geschiedenis, 3 laat in zijn Russia’s first civil war (gepubliceerd in 2001) blijken dat de valse Dimitrij I ​ ​ zowel de monnik Otrep'ev, als een onbekende figuur geholpen door anderen, of zelfs de echte overlevende tsarevitsj kon geweest zijn. Hij legt vooral de nadruk op de militaire kant van het verhaal en lijkt het meest gefascineerd te zijn door het idee dat, volgens hem, de valse Dimitrij I de enigste tsaar is in de geschiedenis die aan de macht is gekomen met behulp van een militaire campagne. Dit alles betekent zeker niet dat hij helemaal geen belang hecht aan wat Dimitrij deed en de manier waarop hij handelde. Bijvoorbeeld: Dunning vindt het feit dat Dimitrij, eenmaal dat hij tsaar was geworden, genade toonde en niet meteen degenen die hem durfden tegen te spreken executeerde, iets zei over hoe de tsaar was. Namelijk dat de man op een humane manier met zijn onderdanen wou omgaan in plaats van te regeren met behulp van een schrikbewind. Deze visie op de handelingen van tsaar Dimitrij - hij is progressief en laat zich niet binden door tradities en gewoonten - laat Dunning toe om te geloven dat de man een voorloper was van Peter de Grote en zich bezighield met de problemen van zijn volk. Dit deed hij niet per se op een humane manier, maar wel op een progressieve, terwijl hij wel de macht in zijn handen hield. Ruslan Skrynnikov, een Russische historicus die de Tijd der Troebelen bestudeerde in de 4 tweede helft van de 20e eeuw, vatte sommige van de feiten anders op. In zijn boek dat gepubliceerd werd in 1988 bekijkt de auteur de situatie waarin het Tsaardom Moskovië verkeerde aan het begin van de 17e eeuw en hoe ze evolueerde tot de opstand van Ivan Bolotnikov. Voor dit onderzoek begint het relevante deel van het boek bij de valse Dimitrij I en eindigt het met zijn dood. De reden om dit boek te gebruiken voor de status quaestionis is gelijkaardig aan de keuze van Dunnings werk. Het werk is modern en staat in de tijd relatief dicht bij het werk van Dunning. Het is op een wetenschappelijke manier opgebouwd en bevat een gedetailleerde beschrijving van de periode waarin dit onderzoek geïnteresseerd is. Om verder te gaan op het voorbeeld bij Dunning over de tirannie versus goedaardigheid; Skrynnikov zag de onwil van tsaar Dimitrij om zijn onderdanen ter dood te veroordelen als

3 Russia’s First Civil War: The and the Founding of the Romanov Dynasty beschrijft de ​ ​ situatie waarin het Tsaardom Moskovië verkeerde in de periode tussen de heersing van Ivan de Verschrikkelijke en het einde van de Tijd der Troebelen iets na de kroning van de eerste Romanov. De reden voor de keuze van dit boek is dat het een Westerse, moderne en wetenschappelijke werk is die een nauwkeurige weergave bevat ​ van de Tijd der Troebelen. De hoofdstukken die het meest relevant zijn voor dit werk zijn hoofdstuk 8 t.e.m. 13. 4 “Смута в России в начале XVII в. Иван Болотников” - “De Tijd der Troebelen in Rusland in het begin van ​ de XVII eeuw. Ivan Bolotnikov”

6

een teken van zwakheid. Naar zijn mening zou de tsaar veel harder hebben gehandeld als hij de macht ervoor zou hebben gehad. De flexibiliteit die tsaar Dimitrij toonde, was alleen maar te danken aan het feit dat hij wist dat hij zijn kroon niet zou kunnen behouden als hij zich tot tirannie zou keren (Skrynnikov 1988: 12-13). De tsaar wordt ook meestal “Otrep’ev” genoemd, wat aantoont dat Skrynnikovs standpunt zich meer aansluit bij de versie van Vasilij Šujskij die na de dood van Dimitrij verspreid is geweest. Šujskij schilderde Dimitrij af als een kwaadaardige, valse tsaar die hem liet lijden. Zichzelf positioneerde hij als de verdediger van de Grieks-orthodoxe Kerk. Tijdens de periode waarin er beslist moest worden wie de troon ging bestijgen na de dood van tsaar Dimitrij, vonden de handlangers van Šujskij documenten die volgens hen bewezen dat Dimitrij in het geheim een katholiek was die van plan was om samen met de Polen Rusland te vernietigen. Šujskij zorgde ervoor dat de ‘duivelse plannen van Otrep'ev’ tot bij het grote publiek raakten. Zo verkreeg hij meer steun, aangezien degenen die wel Dimitrij’s kant hadden gekozen zo minder grond hadden om op te staan. Nadat hij erin slaagde de troon te bestijgen, zwoer hij dat Dimitrij een bedrieger was, en dat de echte tsarevitsj door Godunov vermoord was geweest in Uglič. Om dit geloofwaardiger te maken, liet Šujskij vervolgens Dimitrij heilig verklaren, zodat er niemand meer aan kon twijfelen dat hij echt dood was. Deze versie van de omstandigheden was gebaseerd op die van Boris Godunov die in zijn brief naar Sigismund III de valse Dimitrij I als “Otrep’ev” aanduidde.

1.2 Methode en opbouw

Met behulp van de vergelijkende methode zal er worden gekeken naar de historische narratieven geschreven door de onderzochte historici aangaande de valse Dimitrij I. Er wordt vooral gefocust op de verschillen die er al dan niet tussen de versies van de bestudeerde historici te zien zijn. Hiervoor zullen de lijsten van bronnen (waarnaar de gekozen historici verwezen en waarvan ze gebruikmaakten om het leven van de valse Dimitrij I te reconstrueren) met elkaar worden vergeleken. Op die manier wordt er op zoek gegaan naar het antwoord op de vraag of de informatievergaring voor hun eigen werken op dezelfde bronnen gebaseerd was of niet. Als dat wel het geval is, wordt er gekeken of men er dezelfde informatie uit heeft gehaald of een voorkeur had voor bepaalde gedeeltes. Indien niet, dan wordt er gekeken naar de mogelijke reden van het verschillen van de bronnen. Vervolgens zal

7

deze studie aan de hand van het leven van de historicus, zijn persoonlijke overtuiging en wereldbeschouwing, proberen aan te tonen aan welke informatie men de voorkeur gaf. Daarbij wordt de inhoud van de door de historici geraadpleegde bronnen niet bevestigd of in vraag gesteld. Het belangrijkste hier is het wel of niet gebruikmaken van de bronnen en of de informatie al dan niet hieruit gehaald wordt. Dit omdat er zo kan bepaald worden of de ​ historici één of andere voorkeur hadden voor sommige gebeurtenissen/ interpretaties en of ze andere gekende gebeurtenissen wegwuifden omdat ze hen niet belangrijk genoeg vonden, of zelfs helemaal niet relevant voor hun verhaal. Dit proces van selectie heeft te maken met een bepaald oogpunt waaruit de historici kijken naar de gekende feiten. Ze hebben dus al vooraf een structuur voor ogen waarin het verhaal zou moeten passen. Hun perspectief is hierbij afhankelijk van hun wereldbeschouwing. Volgens Ankersmit zou een historicus eigenlijk zijn eigen ervaring van het verleden moeten wegstoppen bij het verwerken en het schrijven van een tekst, anders zal zijn interpretatie sowieso erdoor worden beïnvloed (Ankersmit 1994: 20-21). Eerst wordt de methodologie die aan basis van deze scriptie ligt, behandeld. Hierop volgt de theorie die geschiedschrijving als een soort narratief bekijkt. Dit laat zien hoe historici de gekozen feiten omvormen tot een verhaal en hoe, maar ook waardoor hun interpretaties worden beïnvloed. Vervolgens is er een kort overzicht van de status quaestionis over de valse Dimitrij I in de hedendaagse historiografie. Hierna komen de gekozen historici: Michail Lomonosov die met zijn werk de basis heeft gelegd voor de manier waarop de Russische historici na hem de valse Dimitrij I zagen, Vasilij Nikitič Tatiščev (eerste helft van de 18e eeuw), Mihail Mihailovič Ščerbatov (tweede helft 18e eeuw), Nikolaj Mihailovič Karamzin (begin van de 19e eeuw), Dmitrij Petrovič Buturlin (eerste helft 19e eeuw), Nikolaj Ivanovič Kostomarov (eerste helft 19e eeuw) en Sergej Mihailovič Solov’ëv (tweede helft 19e eeuw), van wie de visie op het leven van de valse Dimitrij wordt behandeld. Dit gebeurt door middel van de onderlinge vergelijking van de knooppunten van het leven van de valse Dimitrij I die ​ ​ opgesomd worden verderop. Vervolgens is er dan de persoonlijkheid van de valse Dimitrij I ​ zoals ze door de verschillende historici voorgesteld is. De factoren die de drijfkrachten kunnen geweest zijn achter de keuzes van de historici, komen hier ook aan bod.

8

1.3 Het verleden interpreteren

In de historiografie bestaan er volgens de postmodernistische historici drie grote stromingen: het reconstructivisme, het constructivisme en het deconstructivisme. De reconstructivisten waren degenen die veel belang hechtten aan het empirisme. Volgens Alun Munslow zagen de harde reconstructivisten de geschiedenis als een exacte wetenschap die geen sociale theorie nodig heeft want deze laatste zou alleen maar onzuiverheden met zich meebrengen. Gezond verstand zou genoeg moeten zijn om aan de hand van de primaire bronnen het nodige uit de feiten af te leiden en op basis daarvan de werkelijkheid zo zuiver mogelijk weer te geven. Het is dus met behulp van het logisch redeneren dat men tot de geschiedenis komt. Daarom ook dat de reconstructivisten theorieën en modellen als een onnodig risico beschouwden. Er werd van uitgegaan dat bij het gebruik van modellen of theorieën de historicus de gekende feiten op zo een manier zou selecteren zodat ze bij zijn van te voren gekozen model of theorie gingen passen. In dat geval worden er eigen normen en of waarden opgelegd aan de verbanden die voortvloeien uit de feiten en wordt de waarheid tijdens de scheppingsproces verdraaid (Munslow 2001: 22). De tweede stroming is die van de constructivisten. Zij nemen het niet voor mogelijk dat de intenties die achter de gebeurtenissen staan met zekerheid bewezen kunnen worden door alleen maar te kijken naar de overblijfselen of de manuscripten. Het proces van verbanden ​ tussen gebeurtenissen leggen om intenties te verklaren, brengt op zijn beurt de tijdsgeest van de historicus met zich mee. Zoals Munslow opmerkt in zijn Deconstructing History ​ ​ (Munslow 2001: 22), zien ze wél de zwakheid van het empirisme. Ten slotte zijn er de deconstructivisten. Terwijl de meerderheid van de historici akkoord gaat dat het narratief dé vorm is die de geschiedenis aanneemt, gaan de deconstructivisten verder verkennen wat dit juist betekent voor de geschiedschrijving. Het verleden is alleen toegankelijk in de vorm van een tekstuele representatie (Munslow 2001: 57-58), die met ​ behulp van taal wordt omgezet in geschiedenis. Het narratief is het medium dat hiervoor wordt gebruikt, maar volgens de deconstructivisten is het meer dan dat. Aangezien de verkregen geschiedenis maar een verhalende versie is van datgene wat zich in het verleden ​ heeft afgespeeld, beïnvloedt het narratief het eindproduct dat het verhaal is. Om te beginnen kan het nooit alles vertellen wat er in het verleden was. De kennis die we uit de overblijfselen en manuscripten kunnen afleiden, zal nooit volledig overeenkomen met het gebeurde. Hier en

9

daar zijn er “breuken” of ‘gaten’ in de continuïteit van het verhaal die de historici zelf moeten invullen. Hiervoor wordt er een narratieve structuur geconstrueerd die gebruikt wordt om de “feiten” aan elkaar te linken. Het is dus zo dat de historici de structuur van een verhaal opleggen aan de feiten of het bewijs. Op die manier manifesteert het verleden zich in de vorm van geschiedenis. Bovendien zijn de feiten ook maar een beschrijving zijn van de gebeurtenissen, dus zijn ze op hun beurt afhankelijk van de interpretatie van degene die hen neerpende. De taal en de narratieve structuur zijn daarom belangrijk vanuit het oogpunt van de deconstructivisten. In het algemeen wordt er verondersteld dat historici het verleden kunnen weergeven zoals het echt was door voorzichtig om te gaan met primaire bronnen en dus feiten professioneel, onafhankelijk en objectief te bekijken. Dit is echter niet het geval. Vandaar dat het belangrijk is dat de historici niet of zo min mogelijk worden beïnvloed door het tijdperk waarin ze leven, door hun geloof, de politieke sfeer rond hen, etc. Ze moeten dus hun persoonlijke ervaring verbergen zodat die geen sporen nalaat in de verwerking van de gebeurtenissen en ze op die manier hun neutrale stand tegenover het verleden niet kan aantasten. Als de historici vervolgens de feiten rangschikken, er geen oordeel over vellen, en op een passieve manier al het gekende weergeven zonder dat er een verband bestaat tussen hen en de geschiedenis, dan komt de logische samenhang van deze feiten tot stand, waaruit vervolgens de geschiedenis voortvloeit. Dit lijkt op het eerste gezicht behoorlijk logisch en daarom ook haalbaar, maar men vergeet vaak dat door het kiezen van de feiten uit al degene die er zijn (en daarmee dus bepaalde feiten weg te laten) er al een enige graad van subjectiviteit aanwezig is. O.a. volgens Ankersmit nemen de historici aparte gebeurtenissen uit het verleden en linken ze vervolgens aan elkaar in een bepaalde volgorde die het gebeurde in een geraamte duwt, en dit op zich 5 heeft ook een betekenis. Hierbij krijgt het gebeurde een begin, midden en einde – een verhaal wordt geconstrueerd. Niemand beleeft een verhaal echter (Ankersmit 1994: 6); mensen leven en tijdens hun leven gebeuren er dingen, maar om die te vertellen worden ze gegoten in een narratieve vorm: alles wordt als het ware aaneengeplakt. Aangezien de historici hun werk proberen te schrijven op een manier waarbij de gedeelten bekend overkomen bij de lezer, omdat ze ernaar streven om de lezers hun werk te laten

5 De historici kiezen zelf een punt waar hun werk begint en waar die eindigt, dit betekent niet dat er niks daarvoor was en niks erna kwam.

10

begrijpen, kunnen ze volgens Ankersmit niet anders dan hun verbeelding gebruiken om het verhaal te creëren uit de feiten die uit de bronnen zijn gehaald. Verbeelding is onvermijdelijk bij het stadium waarin historici de feiten tot geschiedenis omvormen, want het narratief wordt geschreven om de bevindingen te representeren (Ankersmit 1994: 16). Het verleden zelf, dus alle gebeurtenissen die deel per deel het geheel dat het verleden is, opbouwen, bevat een betekenis, maar heeft geen reeds bestaand narratief. Het is zo dat elk deel een andere functie kan vervullen naargelang waar de historicus het plaatst in de tekst of het verhaal. Dit laat op zijn beurt het deel toe om, afhankelijk van de verkregen locatie, een andere impact te hebben op het eindresultaat. Zoals eerder vermeld, beleven mensen vele aparte gebeurtenissen die pas een verhaal worden wanneer men ze vertelt of - in het geval van geschiedenis - opschrijft. Zo wordt het duidelijk dat de gepasseerde werkelijkheid wordt benaderd door discursieve voorstellingen. Ankersmit vermeldt hoe Hayden White het 6 verleden vergelijkt met een tekst (die ook een betekenis heeft) en waarvan de betekenis moet worden geïnterpreteerd. Hierna zal de historicus proberen om die interpretatie over te brengen op de lezer van zijn werk (Ankersmit 1994: 64). Om dit te bereiken, gebruikt hij als medium zijn eigen tekst waarin dan alles verwerkt wordt. Dit idee waarbij de historici gebruikmaken van verschillende verhaalstructuren om de gebeurtenissen in een vloeiende tekst te gieten, werd het eerst voorgesteld door Hayden White. In zijn werk Metahistory: the Historical Imagination in Nineteenth-Century Europe ​ 7 onderzoekt en analyseert Hayden White, de grondlegger van de tropologie, meerdere werken en toont daarbij aan dat er verschillende verhaalstructuren bestaan voor de geschiedschrijving 8 net zoals voor de literatuur. Door emplotment brengen de historici de gekozen gebeurtenissen in relatie tot elkaar op een zinvolle manier. Afhankelijk van welke gebeurtenis wanneer en hoe wordt onthuld, verschuift de onderlinge relatie tussen de gebeurtenissen en de betekenis die daaruit voortvloeit. Wat voor White vaststaan, is dat de structuur of het geraamte waarop de gekende historische informatie wordt gemonteerd altijd van tevoren aanwezig is en verschilt van historicus tot historicus. Deze overgang van de werkelijkheid

6 Het verleden wordt door een tekstuele versie gerepresenteerd en op die manier omgevormd tot geschiedenis. 7 De vier historici die White analyseerde, zijn Jules Michelet, Leopold von Ranke, Alexis de Tocqueville en Jacob Burckhardt. 8 “Emplotment” is een term die geïntroduceerd werd door Hayden White. Hij gebruikte hem om uit te leggen hoe men aan verschillende soorten verhalen kwam. Elke gebeurtenis uit een kroniek krijgt namelijk een functie toegekend die ze vervult in het verhaal en wordt op een bepaalde plek gezet in datzelfde verhaal. Naargelang welk deel wanneer voorkomt, krijgt men een ander verhaal en zijn de delen waaruit het bestaat dus op een andere manier geëmplot.

11

naar de tekstuele representatie ervan maakt het eindproduct/ het verhaal/ de geschiedenis deels fictief. Terwijl Whites idee vele historici, zoals Frank Ankersmit en Alan Munslow, inspireerde, wordt zijn methode waarbij elk historisch werk valt binnen één van de vier structuren in de praktijk niet gebruikt. In dit werk zal er gebouwd worden op zijn idee dat filosofische en ideologische ideeën nauw verweven zijn met de geschreven narratieven, maar dit zal niet gebeuren onder Whites strikte en gesloten voorwaarden.

1.4 Status quaestionis: Dunning versus Skrynnikov

Bij het verwerken van de beschikbare gegevens giet de historicus de door hem verworven informatie in een verhaal. Hierbij sijpelt zijn eigen interpretatie door in zijn werk die afhankelijk is van zijn ervaring met het gebeurde, zijn ideologie, zijn politieke en sociale omgeving, en dus zijn denkwijze in het algemeen. Ankersmit vertelt dat waar de epistemologische filosofie van geschiedenis de nadruk legt op de criteria waaraan er voldaan moet geweest zijn om de uitspraken die over het verleden gedaan zijn door de historici als waarheid te kunnen beschouwen, kijkt de narratieve filosofie van historie naar de taal. Het gaat zelfs niet om het verhaal zelf, maar om de historische interpretatie en het doorgeven hiervan aan het publiek door het verwerken ervan tot de geschiedenis (Ankersmit 1994: 44-45). Als we terugkeren naar Dunning kunnen we zien dat hij veel aandacht heeft besteed aan de militaire kant van de opkomst van de valse Dimitrij I, zijn bekroning, zijn heerschappij als tsaar en zijn overlijden. Dit komt omdat Dunning zich vooral bezighoudt met de oorlogsgeschiedenis. Zijn persoonlijke interesses zorgen ervoor dat hij de zaken die hij triviaal vindt (zoals de details rond de aankomst van Marina Mniszech in de hoofdstad) volledig of gedeeltelijk weglaat. Bovendien zet hij in de verf datgene wat hij als een Westerse historicus belangrijk vindt. Zo haalt Dunning bijvoorbeeld aan dat Dimitrij zich informeel kleedde en gedroeg, wat hij als ‘westers’ bestempelt (Dunning 2001: 204). Hierop volgt dat Dimitrij I belezen en onafhankelijk in zijn denken was, wat ook als positief wordt ervaren. Het is zo dat Dunning laat blijken dat de valse Dimitrij I genadig en intelligent was. De humane kant die door de historicus hier aan de tsaar wordt toegeschreven en vervolgens naar

12

voren geschoven, lijkt te maken te hebben met Dunnings eigen ideeën over het verleden. Deze laten hem, hoogstwaarschijnlijk onbewust, kiezen uit hetgeen het best past bij de interpretatie die hij heeft en die hij dan ook wil doorgeven aan de lezers van zijn werk. 9 Wanneer tsaar Dimitrij I bojaar Šujskij (de toekomstige leider van de samenzwering tegen hem) toestaat om terug te keren naar Moskou (Dunning 2001: 214-215), ziet Skrynnikov dit als een teken van zwakheid (Skrynnikov 1988: 13). Bij Dunning is dit gedeelte vrij neutraal, ook al blijkt later dat het laten terugkeren van Šujskij een vergissing was. Nog een verschil tussen Dunnings en Skrynnikovs beschrijving van de valse Dimitrij I is de manier waarop Dunning veel vaker de historische figuur als “tsaar Dimitrij” beschrijft, terwijl Skrynnikov het vaak houdt bij “Otrep’ev”. Hier lijkt de grote invloed die Lomonosov heeft gehad op (in dit geval) Russische historici -die na hem over de Troebele Tijden schreven- al door te sijpelen in de beschrijving van Skrynnikov. In zijn korte samenvatting 10 van dit stukje geschiedenis kan men de door Šujskij verspreide versie (die de menigte van die tijd ervan probeerde te overtuigen dat de valse Dimitrij I eigenlijk de monnik Otrep’ev was) duidelijk zien doorschijnen. Dunning lijkt hier niet mee akkoord te gaan omdat de inwoners van Moskou Otrep’ev gekend moeten hebben door zijn snelle carrièregroei bij de Kerk. Hierop reageert Skrynnikov met de veronderstelling dat de valse Dimitrij I niet meteen in de stad ging toen hij er aankwam in de zomer, net omdat hij iedereen die hem misschien zou herkend hebben op voorhand liet vermoorden. Dunning ontkent niet dat het hier mogelijk ging om een “reiniging” van de stad (Dunning 2001: 198), maar bij hem gaat het simpelweg om “vijanden”. Zo ontstaan er langzaamaan uiteenlopende beelden van de historische figuur in kwestie die door de twee moderne historici hier worden gemaakt. Wat zouden we dan van de 18e-eeuwse en 19e-eeuwse historici mogen verwachten? Onafhankelijk van door wie het verleden wordt bestudeerd of in welke tijdperk dit gebeurt, er zijn altijd invloeden van buitenaf die ervoor zullen zorgen dat dezelfde feiten op een andere manier zullen worden uitgebeeld. Je persoonlijke overtuigingen (die door hetgeen je meemaakt, leest en interpreteert ontstaan) gedragen zich als een zeef waardoor je alles verwerkt. Aangezien het ook noodzakelijk is om de gegevens te verteren, rangschikken en

9 De Šujskij-familie stamde af van de oudere broer van Alexander Nevski. Na de dood van Fëdor Ivanovič (de zoon van Ivan de Verschrikkelijke) toonde de familie al interesse voor het opeisen van de troon, maar Boris Godunov (de zwager van tsaar Fëdor) besteeg toen de troon. 10 Deze versie kwam overeen met wat er aangekondigd is geweest onder Boris Godunov. Behalve dat Šujskij toen had verklaard (na het leiden van een onderzoek naar de dood van de tsarevitsj in Oeglič) dat de dood van Dimitri een ongeval was, en nu de schuld van zijn dood wél aan Godunov gaf.

13

uitleggen als je ze wil begrijpen kun je niet om dit proces. Alle individuen verschillen, zo verschillen ook hun historische interpretaties, zoals die van Dunning en Skrynnikov. Nog een voorbeeld dat belangrijk is voor dit werk, is die van Mihail Lomonosov. In zijn werk krijgt de valse Dimitrij I geen aparte vermelding in zijn werk zoals de andere heersers van het rijk. Dit vloeit voort uit zijn vaststelling in het hoofdstuk van “Fëdor Ivanovič dat de echte tsarevitsj Dimitrij op het bevel van Fëdor Ivanovič was omgebracht in Oeglič: “Царевича Дмитрия Ивановича велел убить злодейским образом на Угличе, и тем 11 пресек мужеское царское поколение ” (Lomonosov 1760: 35). Voor Lomonosov is een ​ verschijning van om het even wie die zichzelf de zoon van Ivan de Verschrikkelijke noemt dus een opduiking van een zelfverklaarde pretendent. Dit is mogelijk de reden voor de weinige interesse die Lomonosov toont in de campagne gevoerd door de toekomstige tsaar Dimitrij I. Nergens worden er details van diens overwinningen en of verliezen vermeld. De persoon in kwestie krijgt de identiteit toegeschreven van “Grigorij Otrep’ev” net zoals bij Boris Godunov, maar Lomonosov noemt hem zelfs niet volgens zijn volledige naam. In plaats daarvan gebruikt hij “Griška”, een nogal neerbuigende diminutieve vorm van de naam. 12 Ook “Rasstriga” , hier een roepnaam, of gewoon “Otrep’ev” komen voor. In grote lijnen laat Lomonosov zien wat er zich in die periode heeft afgespeeld. De ontbrekende details maken het moeilijk om Otrep’ev op een andere manier te bekijken dan als een bedrieger met slechte intenties, wat waarschijnlijk ook Lomonosovs bedoeling was, aangezien hij hem niet aanvaardde als een echte tsaar. Wat wel wordt benadrukt, is de hulp die Otrep’ev kreeg van de Polen en ook de vrijheden die hij hun gaf tijdens zijn regeerperiode. Het is ook interessant om op te merken hoe Lomonosov de troepen indeelt die Lžedmitri I bij zich had tijdens zijn aankomst in Moskou. “Наконец самозванец Гришка Отрепьев назвавшийся царевичем Димитрием 13 убиенным, помощью поляков, казаков и отступивших от царя Бориса Россиян… ” ​ 14 Deze keuze van woorden doet denken aan “отступивших от бога ”, waarbij men afstand

11 “Hij beval om de tsarevitsj Dimitrij Ivanovič op een kwaadaardige manier om te brengen in Oeglič en onderbrak hiermee de mannelijke lijn van de koninklijke familie” ​ 12 Een religieuze dienaar die ofwel zelfstandig uitgetreden is of wiens titel is ontnomen geweest, een vroegere monnik bijvoorbeeld – in dit geval wordt Otrep'ev hiermee aangeduid aangezien hij de Kerk had gediend. 13 “Uiteindelijk heeft de zelfverklaarde pretendent Griška Otrep’ev die zich tot de vermoorde tsarevitsj Dimitrij had benoemd, met de hulp van de Polen, de Kozakken en de Russen die van de tsaar Boris zijn kant afgeweken zijn…” 14 “van zijn geloof (God) afvallen”. In de wereldbeschouwing van de orthodoxe bevolking van het Tsaardom Moskovië was de tsaar de vertegenwoordiger van God op aarde. Zelfs bij het bestaan van meerdere patriarchen

14

doet van God. Hierdoor klinkt het alsof de Russen die Lžedmitri I steunden in zijn zaak van het ware pad zijn afgedwaald. Dit wordt ook versterkt door “de inspanningen” geleverd door Šujskij, met wiens hulp Rasstriga kon worden gedood. Lomonosov (1760: 39) gebruikt hier “старанiемъ”, dit toont aan dat Šujskij zijn best deed volgens Lomonosov en het doden van Otrep'ev dus een goede zaak was. In zijn vastberadenheid laat Lomonosov weinig plaats over voor twijfels en creëert hij een ruwe schets voor de Russische geschiedenis in het algemeen, die in de werken van de historici na hem hier en daar aan de oppervlakte komt.

1.5 Sergej Fjodorvič Platonov en de indeling van het leven van de valse Dimitrij I

15 “Schetsen over de Tijd der Troebelen in de Moskovische staat van de 16e - 17e eeuw” van Sergej Platonov is de meest vervolledigde klassieke studie van de geschiedenis over de Tijd der Troebelen. Aangezien Platonov als het hoogtepunt van de Russische prerevolutionaire historiografie van die periode beschouwd kan worden, zullen we aan de hand van zijn boek over de Tijd der Troebelen (Platonov 1910) de gebeurtenissen die verder zullen worden behandeld eerst chronologisch rangschikken zodat er een algemeen zicht op ontstaat. Deze gebeurtenissen zijn de belangrijkste momenten van het leven van de valse Dimitrij I. Uiteraard heeft Platonov ook een eigen visie op het gebeurde en verklaart hij de gebeurtenissen op een eigen manier, zoals alle historici. Wel vindt hijzelf dat de ware identiteit van de zelfverklaarde pretendent irrelevant is voor het doel van zijn werk, want hij hecht geen belang aan het individu. Toch wil hij de lezers niet in het duister laten tasten en geeft hij zijn mening omtrent de oorsprong van de valse Dimitrij I. Volgens hem gaat het hier inderdaad om een zelfverklaarde pretendent. Wel moet die van Moskouse afkomst geweest zijn aangezien hij oogde als een orthodoxe Moskoviet. Bovendien gelooft Platonov dat Dimitrij door de bojaren ondersteund werd. Na de dood van Ivan IV ontstond er een strijd om de troon waaraan pas een einde kwam toen Boris Godunov de macht nam. Dit zorgde echter voor ontevredenheid onder andere invloedrijke families. Deze “oppositie” heeft volgens

stond de tsaar dus het dichts van al bij God. Dit leidde tot de mogelijkheid om - letterlijk vertaald - “van de tsaar af te vallen” aangezien hem de rug toekeren hetzelfde was als het ware geloof af te staan. 15 “Очерки по истории Смуты в Московском государстве XVI-XVII вв.” ​

15

Platonov de strijd om de macht verplaatst naar het militaire vlak door de valse Dimitrij I naar voor te schuiven. Op die manier vocht het volk de strijd uit in de naam van de heren in wie ze geloofden en aan wie ze trouw zwoeren (Platonov 1910: 179-180). Het idee waarbij de bojaren de touwtjes in handen hadden, komt overeen met Solov’ëvs mening over de oorsprong van de valse Dimitrij I. Platonov lijkt verder te bouwen op Solov’ëvs verhaal waarbij Dimitrij door invloedrijke mensen bespeeld is geweest. Hij was een pion die door de bojaren gebruikt werd om Boris Godunov van de troon te stoten - Boris zelf uitte gedachten over het mogelijke verraad van de bojaren. Bussows getuigenis ondersteunt deze theorie. Platonov bekijkt ook de sfeer in die periode en verdeelt de verschillende factoren die een rol speelden toen; zoals de intrige tussen de bojaren, de geschillen tussen de verschillende klassen en de strijd tegen de buitenlandse inmenging. Het bekijken van de lagen van de bevolking en de beweging van de massa lijkt Platonov te hebben opgepikt van Vasilij Osipovič Ključevskij. Natuurlijk is het interessant om te zien hoe er zich hier mogelijke linken vormen tussen de verschillende historici, maar aangezien Sergej Platonov geen deel uitmaakt van de historici die met elkaar worden vergeleken in dit onderzoek, zal zijn werk alleen dienstdoen als basis voor de opstelling van een factografisch schema zoals eerder vermeld. Dit factografische schema moet ervoor zorgen dat er een zo duidelijk mogelijke structuur wordt gecreëerd, die noodzakelijk is voor de vergelijking en waarop dan verder gebouwd kan worden.

1.5.1 De indeling is als volgt:

1. De versies van de oorsprong van de valse Dimitrij I 2. De officiële aankondiging als tsarevitsj 3. Helpers van Dimitrij, hun redenering en de samenstelling van de verzamelde troepen 4. De overgaves van de steden, de veldslagen en de terugtrekking van Dimitrij 5. De dood van Boris Godunov, het overlopen van Godunovs troepen en de tocht van Dimitrij richting Moskou 6. De dood van tsarina en tsaar Fëdor (10 juni 1605) en de intrede van Dimitrij in Moskou (20 juni 1605) 7. De aankomst van Marfa en de genade voor Vasilij Šujskij

16

8. De kroning van Dimitrij I en zijn dagelijks leven en bestuur 9. De positie van de geestelijken tegenover de valse Dimitrij I en de opborrelende samenzwering tegen hem 10. De aankomst van Marina Mniszech met haar gevolg in Moskou en haar kroning 11. De trouw van de valse Dimitrij I met Marina Mniszech en de ontevredenheid errond 12. De stijgende onrust in Moskou en de dood van de valse Dimitrij I Dit factografische schema van de vergelijkbare momenten is het resultaat van het analytisch verrichte werk met de bronnen. De momenten zijn dus niet a priori gekozen, maar logischerwijze voortgekomen uit de vergelijking omdat ze relevant zijn voor het thema van dit werk en de profilering van de verschillen in de verhalen.

2 Introductie van de historici

2.1 Vasilij Nikitič Tatiščev

Tatiščev werd geboren op 16 april 1686 in , op het landgoed van zijn vader en studeerde later aan de Moskouse school voor artillerie en ingenieurs (Habashi 2018: 1). Volgens Wiener was Tatiščev verbonden aan de Berg-und-Manufaktur-Kolegg - de afdeling mijnen en manufacturen. Aangezien er op dat moment geen goede geografische kaarten van het keizerrijk Rusland bestonden, kreeg Tatiščev de taak toevertrouwd om deze gegevens te vergaren. Hiervoor bestudeerde hij historische documenten om zo een nauwkeurig mogelijk beeld te creëren van het rijk. In 1720 werd Tatiščev naar het Oeralgebied gestuurd om de productie van zilver en koper te bevorderen. Hij was een voorstander van de autocratie en geloofde dat mijnen en fabrieken door de overheid moesten worden uitgebuit aangezien dat het voordeligst was voor de regering. Dit zou ook het voordeligst uitkomen voor de bevolking, want de regering zou het algemeen nut vergroten, wat volgens hem, een utilitarist, het belangrijkste was. Voor zijn werk “De Russische geschiedenis”, dat pas in 1768 post mortem gepubliceerd werd onder Catharina II van Rusland, heeft hij Zweedse bronnen over de Russische geschiedenis gebruikt tijdens zijn verblijf daar van 1724 tot 1726 (Wiener 1902: 218 - 219)

17

en boeken die hij meegenomen had uit Danzig in 1717 (Habashi 2018: 2). Hij schreef zijn levenswerk in Boldina, waar hij naartoe was verhuisd nadat hij zijn functie als gouverneur van Astrachan had opgegeven in 1745 (Habashi 2018: 3).

2.2 Mihail Mihajlovič Ščerbatov

Mihail Ščеrbatov was een Russische historicus, filosoof en schrijver van adellijke afkomst die op 22 juli 1733 geboren werd te Moskou. Hij sprak Frans, had interesse voor de West-Europese gedachtegang en voor literatuur. Na zijn verhuis van Moskou naar Sint-Petersburg, waar het hof was, deed hij mee aan de politieke discussies omtrent het beleid van Catharina II (Wallace 1989: 42-43). Niet alle veranderingen sinds Peter de Grote stonden hem aan. Hij gaf toe dat sommige ervan positief waren en een meerwaarde vormden voor het rijk, maar vond dat de val van de moraal een veel grotere en negatieve impact had. De groei van de vrijheid van meningsuiting die hij vaak ongepast vond als het ging over nakomelingen die hun ouderen tegenspraken, de wisselende en overbodige mode, maar ook het afschuiven van de verantwoordelijkheid van de adel op de andere klassen, waren onderwerpen die hij aankaartte (Overfield 2016: 178 - 181) . In het algemeen was hij voor een strenge, hiërarchische orde waarbij de adel de leiding nam en de vooruitgang van de maatschappij stimuleerde. De ontwikkeling van de werkende klasse was een verantwoordelijkheid van de adel. Dit moest wel op een manier gebeuren waarbij er wederzijdse hulp en voordeel was (Raeff 1960: 363 - 364). Hij was dus een voorstander van de lijfeigenschap en een regerende klasse die monopolie had over alles. Vanaf 1767 bekleedde Ščеrbatov verschillende ambtelijke posities, zo is hij bijvoorbeeld een lid van het ministerie van Handel geweest. Op vraag van Catharina II begon hij aan geschiedschrijving, wat uitmondde in het werk dat in dit onderzoek gebruikt wordt: “De 16 Russische geschiedenis vanaf de oudste tijden” ( Ščеrbatov 1770). Hij kreeg toegang tot de archieven van Peter de Grote en maakte gebruik van kronieken en juridische documenten om aan de hand daarvan zijn zevendelig werk samen te stellen. Het werk bevat delen uit de

16 Dit is een letterlijke vertaling omdat er bij de vertaling van “от древнейших времен” naar “vanaf de oudheid” mogelijk een verkeerde interpretatie zou ontstaan waarbij men bij “oudheid” aan “de Klassieke oudheid” denkt.

18

gedachtegang van de Verlichting (Hughes 2008) en was al grotendeels geschreven voor het begin van de Franse Revolutie. Ščеrbatov stierf op 12 december 1790 en het laatste deel van zijn geschiedenis van Rusland werd pas na zijn dood uitgegeven.

2.3 Nikolaj Michajlovič Karamzin

Karamzin werd geboren op 12 december 1766 en was afkomstig van een oude adellijke 17 familie die haar oorsprong kende bij de Tataren . Hij leerde in zijn jeugd grammatica van een diaken uit zijn dorp en was heel geïnteresseerd in geschiedenis. Later studeerde hij in Moskou verder, verbeterde zijn Frans en Duits, en belandde in de intellectuele cirkel van Nikolaj Novikov via wie hij in de sfeer van de vrijmetselarij terechtkwam. Deze had een bescheiden invloed op Karamzin, want hij was niet echt aangetrokken tot het mystieke. Ook had hij het niet zo voor de revolutie. Mogelijk was dit het resultaat van het effect dat de Franse Revolutie van 1789 op hem heeft gehad, want hij is rond die periode in Frankrijk 18 geweest . Hoewel hij een conservatieveling was die achter de monarchie stond, gebruikte hij wel graag de verkregen vrijheden om zich uit te drukken. Hij was een sentimentalist en beschreef daarom alles emotioneel met sterk overdreven gevoelens. Los daarvan hield hij zich veel bezig met journalistiek, zeker toen de censuur met de bekroning van Alexander I, in 1801, zwakker werd. Het is ook onder Alexander I dat Karamzin de officiële historicus van het Keizerrijk Rusland werd in september 1803. Zijn levenswerk “Geschiedenis van de Russische staat” (Karamzin 1816-1829) bestaat uit twaalf delen en het laatste deel werd postuum gepubliceerd.

2.4 Dmitrij Petrovič Buturlin

Dimitrij Buturlin werd geboren in 1790 en behoorde tot een oude adellijke familie. Hij diende in het leger van het Keizerrijk Rusland, waar hij een uitmuntende militaire carrière opbouwde

17 “Кара-мурза” (Pogodin 1866: 1) ​ 18 Was op reis in Europa vanaf 18 mei 1789 tot september 1790. Hij bezocht Duitsland, Zwitserland, Frankrijk ​ en Engeland (Pogodin 1866: 74).

19

en meerdere onderscheidingen kreeg. Nadat hij uit de actieve dienst trad, werd hij in 1835 lid van de senaat. Als senator had hij genoeg tijd om aan zijn “de Tijd der Troebelen in Rusland” te werken dat in 1839 werd uitgegeven. Wat opmerkelijk is, is dat hij dit werk in het Russisch schreef terwijl de meeste werken van zijn werken Frans waren, zoals zijn gedetailleerd verslag van Napoleons veldtocht naar Rusland in 1812. Later in 1840 werd hij lid van de staatsraad en in 1842 werd hij door Nikolaj I gekozen als het hoofd van de staatsbibliotheek. Hierop voerde Buturlin verschillende veranderingen in om alles op orde te krijgen in de bibliotheek. De veranderingen maakten de toegang tot bepaalde boeken en dagboeken moeilijker, sommige werken werden zelfs helemaal verboden. Lid worden in het algemeen werd lastiger dan ervoor omdat de regels veel strikter werden. Hoogstwaarschijnlijk had dit te maken met Buturlins militaire opleiding en de behoorlijk lange legerdienst die zijn karakter heeft helpen vormen. In 1848 werd Dmitrij Buturlin de directeur van de Censuurcommissie. Deze laatste hield zich bezig met het controleren van de censuur. Onder de toeziend oog van Buturlin werd de censuur zo streng dat het moeilijker en moeilijker werd om boeken en werken te laten publiceren. Dit had hoogstwaarschijnlijk te maken met de onrust in de Europese landen in datzelfde jaar dat ook het Revolutiejaar wordt genoemd. Aan het begin van het eerste deel van zijn werk (Buturlin 1839) schrijft hij over de onrust in het Tsaardom Rusland na de dood van Ivan IV. Hij vraagt zich af waarom het volk na het doorstaan van mishandelingen door Ivan de Verschrikkelijke gedurende 24 jaar plots in opstand lijkt te komen in een tijd waarin het bewind verbeterd was (Buturlin 1839: 1). De wilskracht van rebellie en tweedracht stelde alle standen bloot aan de meest verachtelijke passies en deed de beginselen van de staatsvorming op haar grondvesten daveren en leidde tot ​ 19 de onherroepelijke destructie van haar identiteit. (Buturlin 1839: 2) ​

Hieruit blijkt dat Buturlin bezorgd is om de situatie die zich toen voordeed omdat hij die hoogstwaarschijnlijk linkt aan de gebeurtenissen in Europa op dat moment. Zijn positie als de directeur van de Censuurcommissie bewijst dat hij een vertrouweling van Nikolaj I was. Dit, samen met zijn werken, wijst op zijn loyaliteit tegenover de tsaar en zijn steun in het onderdrukken van mogelijke opstanden in het rijk.

19 “Дух буйства и раздора, предавая все сословия выступлению гнусн жайших страстей, потрясает самая начала государственного образования и очевидно влечет Россию к конченному разрушению ее самобытности.”

20

2.5 Nikolaj Ivanovič Kostomarov

Kostomarov werd geboren in 1817 als de zoon van een landheer en een lijfeigene. Bijgevolg was Nikolaj zelf technisch gezien een lijfeigene, aangezien zijn ouders pas na zijn geboorte trouwden. Dit werd een probleem toen zijn vader, Ivan Petrovič Kostomarov, vermoord werd door een handvol van zijn lijfeigenen. Hierdoor moest zijn moeder het landgoed afstaan voor een kleine som geld zodat haar zoon bevrijd kon worden door verwanten van haar overleden man. Ze kocht een kleiner landgoed en kon Nikolaj alsnog verder laten studeren. Hij rondde zijn studies succesvol af, gaf les en schreef meerdere werken over verschillende onderwerpen. Kostomarov plaatste de natie centraal in zijn werk (Prymak 1996: 13), wat niet overeenkwam met het door Karamzin uitgewerkte schema waarin de staat centraal staat. Hij verdedigde de Oekraïense taal en haar bestaansrecht; het is volwaardige taal die ook literatuur kan voortbrengen. Bovendien kunnen Oekraïners zich beter uitdrukken in hun eigen taal in plaats van Russisch. Aan het einde van 1845, begin 1846, vormde zich uit het initiatief van Kostomarov en enkele van zijn dichte vrienden een kleine broederschap, gebaseerd op de idee van eenheid van de Slavische volkeren en onderlinge gelijkheid, onder de naam van “de broederschap van Cyril en Methodius” (Prymak 1996: 28-29). Verder bestond de idee uit vrijheid en onafhankelijkheid voor elk volk, sociale gelijkheid en religieuze tolerantie. Bovendien was er ruimte voor vooruitgang die aangewakkerd zou moeten worden door de verspreiding van onderwijs en geletterdheid in de eigen taal (Prymak 1996: 44). De Kozakken speelden een grote rol als het op vrijheid en religie aankwam. Ze waren christenen die niet hielden van de Moskovische tsaar of de Poolse koning - in Kostomarovs versie over de valse Dimitrij I speelden ze dan ook een grotere rol dan bij de andere historici. Doordat zijn ideeën vaak niet overeenkwamen met vele van de historici uit Moskou, zoals die van Mihail Pogodin en diens leerling Sergej Solov’ëv, werd Kostomarov door de Russische patriotten gezien als een separatist die geen rekening hield met de al bestaande grote geschiedkundige werken. Zijn kritische visie op het ontstaan van de Slavische volkeren en de gedachte dat “Kleine Russen” een apart volk van de “Grote Russen” zijn, werd niet

21

overal goed ontvangen. Degenen met een meer conservatieve blik beschuldigden Kostomarov zelfs van het opmaken van verzinsels. Een van de werken die zulke conflicten voedde, was 20 “De Russische geschiedenis in de biografieën van haar belangrijkste figuren” (1875-1877), waarvan we het deel over de valse Dimitrij I zullen bestuderen.

2.6 Sergej Mihailovič Solov’ëv

Geboren in 1820 als de zoon van een geestelijke, werd Solov’ëv behoorlijk religieus opgevoed. Zijn interesse lag vanaf een jonge leeftijd bij de geschiedenis. Hij studeerde onder Mihail Pogodin die hij later ook opvolgde als historicus. Later onderwees hij de toekomstige tsaar Alexander III en de tsarevitsj Nikolaj Aleksandrovič. Solov’ëv schonk veel aandacht aan de bronnen waarvan hij gebruikmaakte om zijn 21 “Geschiedenis van Rusland vanaf de oudheid” neer te pennen. Als eerste van de historici keek hij over de periodes heen en liet hij ze in elkaar overvloeien zodat men gemakkelijk de ontwikkelingen die het Keizerrijk Rusland had meegemaakt, kon volgen. De nadruk lag bij hem niet gewoon op het beschrijven van een bepaalde periode en de hiertoe behorende gebeurtenissen en/of belangrijke figuren, maar ook op het verbinden van alle informatie en het uitleggen van die verbindingen. Hij schetste een beeld van hoe de geschiedenis van het Keizerrijk eruit moet hebben gezien vanaf de verschijning van de Slaven tot en met de 18e eeuw. Dit moest een tegenkracht zijn voor Karamzins werk die te veel op een roman leek omdat het te weinig kritiek en te veel fantasie bevatte. Solov’ëv was een slavofiel en een patriot en hij was niet bang om zijn mening te propaganderen. Net zoals zijn mentor, Mihail Pogodin, had hij geschillen met Nikolaj Kostomarov vanwege hun uiteenlopende visies.

20 “Русская История в жизнеописаниях ее главных деятелей” ​ 21 “История России с древнейших времен” ​

22

3 De bronnen van de bestudeerde historici

Eerder werd er al gesproken over de vergelijking van de bronnen waarvan de historici gebruikgemaakt hebben bij het samenstellen van hun werk. Na het bestuderen van zowel de werken van de historici als de bronnen die ze hebben aangehaald voor de creatie ervan, vormden zich de volgende lijsten:

3.1 Tatiščev

Avraam Palicyn (1626), Польские послы (de Poolse ambassadeurs - 1606), de Russische Kroniek (in de bibliotheek van Tatiščev was er een “Kroniek van brieven, tot 1613), Christian Kelch (1695), Jacques-Auguste de Thou, Per Persson van Erlesunda (1620), kapitein Jacques Margeret (1669), Gerardum Grevenbruch (1608), Piasecci (1645), Stanislai Lubienski (1643) en Gerhard Friedrich Müller (1732-1737, 1758-1765)

3.2 Ščеrbatov

Archieven van de internationale Poolse zaken (1605), A. I. Mankiev (1716), Kroniek over de Opstanden (1658), Siberische Archieven, Zweedse Geschiedenis van Pufendorf (1718), Wetboek van Ivan Vasil’evič (1768), Brief aan Paulus V, Kroniek (1644), Brieven van tsaar Vasilij Šujskij naar Siberië, Proclamatie gedrukt onder het wetboek van tsaar Ivan Vasil’evič (1550), Gerhard Friedrich Müller (1774), Per Persson van Erlesunda (1620), Jacques-Auguste de Thou (1608) en kapitein Jacques Margeret (1639)

23

3.3 Karamzin

Kroniek (1644), de Nikonkroniek (1637), Kroniek van Rostov, Brief van Patriarch Iov over Rasstriga, Njamcev, het Verhaal over Boris Godunov en Rasstriga, Kroniek van Morozov, Verzameling van Godunovs Brieven, het Wetboek van Tatiščev, Razrjadnaja Kniga - “Разрядная Книга”22 (1613-1614), Avraam Palicyn (1626), Jan Karol Chodkiewicz, Per Persson van Erlesunda (1620), Stanislai Lubienski (1643), kapitein Jacques Margeret (1639), Martin Bär (1612), Daniel Ernst Wagner (1810), Jacques-Auguste de Tho (1608), Bassenberg, Hans George Paerle (1610), Gerhard Friedrich Müller (1774), Dagboek van Marina Mniszech (1606) en de Dagboeken van Sigismunds ambassadeurs (1606)

3.4 Buturlin

de Nikonkroniek (1637), Kroniek (1644), Getuigenis van Tovjanskij (gedrukt in de Biografie van Jan Piotr Sapieha, 1791), Geschiedenis van de Roes, Archieven van de internationale Poolse zaken (1605), Njamcev, Naruševič, Borša (1604-1605), het Verhaal over Boris Godunov en Rasstriga, Getuigenis van Żółkiewski, Maskevič (1838), Kroniek van Kubasov, Avraam Palicyn (1626), Getuigenis van Filaret (1837), kapitein Jacques Margeret (1639), Karamzin (1816-1829), Gerardum Grevenbruch (1608), Hans George Paerle (1610), ​ ​ Dagboek van Marina Mniszech (1606), Dagboeken van Sigismunds ambassadeurs (1606) en verschillende andere documenten van die tijd zoals de brief van Mniszech naar de valse Dimitrij I, de brief van Bučinskij naar Rasstriga en de brief van Dimitrij naar Paulus V

3.5 Kostomarov

de Russische kronieken, de “Hedendaagse Uitgaven” (Kostomarov 1995: 490), Conrad Bussow (1613), Bizaccioni23, Portret van de valse Dimitrij I door Lucas Kilian (1606)

22 Boeken waarin er alle officiële bevelen en instructies van de Moskovische Staat werden genoteerd. 23 Een Italiaan vermeld door Kostomarov. Verder werd er geen informatie over hem gevonden.

24

3.6 Solov’ëv

Avraam Palicyn (1626), Kroniek over de Opstanden (1658), Njamcev, Naruševič, Razrjadnaja Kniga - “Разрядная Книга”(1613-1614), Conrad Bussow (1613), Per Persson van Erlesunda (1620), Stanislav Borša (1604-1605), Isaac Massa (1610), Karamzin (1816-1829), Jan Karol Chodkiewicz, Dagboeken van Sigismunds ambassadeurs (1606), Stanislai Lubienski (1643), kapitein Jacques Margeret (1639) en Hans George Paerle (1610)

3.7 Gemeenschappelijke basis

Dit zijn de bronnen die door de bestudeerde historici hoofdzakelijk gebruikt zijn voor het schrijven van hun werk rond de valse Dimitrij I. Het is moeilijk te bepalen van welke werken en/of schrijvers ze voor welk deel precies gebruikmaakten tenzij dat uitdrukkelijk werd vermeld, wat niet bij elke historicus op een even duidelijke manier is gebeurd. Daarom zal de vergelijking van de bronnen op een algemene manier worden uitgevoerd. Aangezien Kostomarov in zijn werk heel vaag was met zijn bronnen, kan er niet met zekerheid gezegd worden dat een bepaalde bron bij iedere historicus aan bod is gekomen. Als ervan uit wordt gegaan dat Kostomarov onder de “Russische Kronieken” en de “Hedendaagse Uitgaven” de kronieken verstaat die door de andere historici gebruikt werden, worden de overlappingen groter. Het merendeel van de historici vermeldt bronnen zoals de Nikonkroniek, de Kroniek, de werken van Martin Bär, Conrad Bussow, Per Persson van Erlesunda, Jacques Margeret en Avraam Palicyn. Als er rekening gehouden wordt met de jaren waarin de werken geschreven en/of uitgegeven zijn - deze, en sommige andere waaronder Isaac Massa en Hans George Paerle, staan dicht in de tijd bij de gebeurtenissen rond de valse Dimitrij I - kan ervan worden uitgegaan dat alle historici er kennis van hadden en de originele of een vertaling van het werk in kwestie konden bekomen. De conclusie die hieruit getrokken wordt, is dat de basis voor de informatie die de onderzochte historici hadden om aan hun werken te beginnen bij allen grotendeels dezelfde was. Hier werd de keuze al gemaakt om sommige bronnen wel te gebruiken en anderen

25

achterwege te laten zoals Buturlin die geen informatie bij Müller haalt, hoogstwaarschijnlijk omdat Müller een buitenlandse historicus is en er een conflict had bestaan tussen hem en Lomonosov. De focus ligt daarom op de vroegere werken en getuigenissen die een bron van informatie vormden over de valse Dimitrij I waar de historici kennis van hadden. Nu dat er vastgesteld is dat er grote gelijkenissen zijn tussen de primaire bronnen, kan er worden overgegaan tot de analyse en vergelijking van de historische werken. Door de beperkte omvang van dit onderzoek zal dit geen gedetailleerde vergelijking zijn. De grootste en duidelijkste lijnen die door de werken vloeien, zullen naar voren worden gebracht en vergeleken om zo de conclusie te kunnen maken omtrent de voorkeuren van de bestudeerde historici en de mogelijke redenen daarachter.

4 De analyse en vergelijking van de historische werken

Het vorige hoofdstuk behandelde kort de belangrijkste Russische historici van eerste helft van de 18e eeuw – tweede helft van de 19e eeuw en hun visie op de geschiedenis. In de volgende analyse worden de relevante hoofdstukken uit bovenvermelde werken vergeleken met elkaar. De grote lijnen die Lomonosov heeft geschetst voor het vertellen van het verhaal van de valse Dimitrij I blijven terugkomen in de werken van de historici die in dit werk worden behandeld. Ook in het werk van Platonov, dat aan de basis ligt van het gebruikte factografische schema, zijn ze aanwezig. Lomonosovs werk vermeldt de cruciaalste momenten rond de valse Dimitrij I, maar wel zonder enige neutraliteit. Waar Lomonosovs versie geen ruimte overlaat voor alternatieven, bekijkt Platonov de gebeurtenissen langs verschillende kanten tijdens het schrijven van zijn verhaal. Zoals eerder vermeld werd, is zijn versie rond dit onderwerp het meest volledig, daarom worden de knooppunten die vergeleken worden gebaseerd op de momenten die voorkomen in zijn verhaal.

26

4.1 De oorsprong van de valse Dimitrij I

Vasilij Tatiščev en Mihail Ščеrbatov gaan vanaf het hele begin al ervan uit dat tsaar Dimitrij oorspronkelijk de identiteit had van Grigorij Otrep’ev. Beide historici hebben de door Boris Godunov de wereld ingestuurde - en door Vasilij Šuiskij verder verspreide - versie aanvaard als de onbetwiste waarheid. Het werk van Tatiščev kan gezien worden als een kroniek; het is een vloeiende tekst die bestaat uit een opsomming van de gebeurtenissen die Tatiščev aanziet als feiten en heeft geen literaire pretentie. De neutrale toon die hij aanhoudt in zijn verhaal is het tegengestelde van wat er bij Ščеrbatov gebeurt. Ščerbatov blijft niet bij het opsommen van de ene gebeurtenis na de andere. Meteen geeft hij bepaalde karakteristieken en of verklarende redenen aan situaties en personages. Zo beschrijft hij de verschijning van de valse Dimitrij I als iets kwaadaardigs dat het land 24 aanvalt: “тогда жесточайшее ей зло с другой стороны угрожало” (Ščerbatov 1790: ​ ​ 201). Dimitrij wordt hier dus voorgesteld als de antagonist van het verhaal en degenen die hem hielpen krijgen een negatieve houding tegenover het Tsaardom Moskovië toegeëigend. Zo heeft Sigismund III een sterke aversie tegen Moskovië "короля Сигизмунда, 25 ненавидящего Россию” en de Don Kozakken haten tsaar Boris Godunov “помощь от 26 Донских казаков, ненавидящих царя Бориса Федоровича” (Ščerbatov 1790: 201). Het verhaal krijgt vanaf het begin al de structuur van een sprookje. Nikolaj Karamzin sluit zich aan bij de mening dat de valse Dimitrij I de weggelopen monnik Grigorij Otrep’ev was. Hij vermeldt het gerucht dat een kwaadaardige monnik de oplichter het idee toefluisterde om tsarevitsj Dimitrij’s identiteit op zich te nemen (Karamzin 1969: 75), maar volgt Martin Bär - die hij als bron gebruikt - niet in zijn redenering. Bär geloofde namelijk dat de bovenvermelde monnik Grigorij Otrep’ev was. In dit geval hielp Otrep’ev de oplichter, maar is hijzelf nooit tsaar geweest.

24 “toen werd zij (Rusland) door de wreedste kwaad bedreigd van de andere kant” 25 Ščerbatov leefde in de tijd van het Keizerrijk Rusland, dus spreekt hij over “Россия” - “Rusland”, terwijl in de periode van de valse Dimitrij I het eigenlijk ging om het Tsaardom Moskovië. 26 “hulp van de Don kozakken die tsaar Boris Godunov haten”

27

Bij Dmitri Buturlin duikt het gerucht over de ware Dimitrij op rond 1600. Volgens 27 kapitein Margeret was tsaar Godunov zeker van de dood van de tsarevitsj, maar wou hij wel 28 weten wie diens naam had aangenomen. Dit bleek Juri Otrep’ev te zijn. Buturlin gelooft dat Otrep’ev zelf op het idee kwam om zich voor te doen als de tsarevitsj nadat hij gehoord had dat er overeenkomende kenmerken waren tussen hem en de dode Dimitrij (Buturlin 1839: 49). In tegenstelling tot de vorige historici noemt Nikolaj Kostomarov de valse Dimitrij I in zijn boek gewoon “Dimitrij”. Hoewel hij er vanaf het begin al van uitgaat dat het hier niet om de echte tsarevitsj Dimitrij gaat: “Первое появление личности, игравшей такую важную 29 роль под именем царя Димитрия,...” (Kostomarov 1995: 489), neemt hij nog daarom niet meteen aan dat deze persoon Grigorij Otrep’ev was. Kostomarov acht het mogelijk dat het hier gaat om iemand die klaargestoomd was om de naam van de tsarevitsj op zich te nemen, dus een oplichter die zich er niet van bewust was, maar vermeldt wel dat de valse Dimitrij I kenmerken vertoont die niet passen bij een beschaafd iemand. Een van die kenmerken die Kostomarov haalt uit de verhalen van de Nederlandse koopman Isaac Massa, is zijn losbandig gedrag. (Kostomarov 1995: 506) Als laatste bekijken we met welke ingesteldheid Sergej Solov’ëv aan zijn verhaal omtrent de valse Dimitrij I begon. Zonder meteen een keuze te maken stelt hij zich kritisch op en behandelt hij hetgeen als bewijs wordt gebruikt door de verschillende partijen. Hierbij legt hij uit waarom hij iets verwerpt of als mogelijk aanziet. In verband met de oorsprong van de valse Dimitrij I komt dit neer op het vergelijken van de verschillende versies waarvan hij kennis had. Eerst bekijkt hij de mogelijkheid dat het hier om de echte tsarevitsj gaat, maar hij betwijfelt het. De redenen voor zijn twijfel zijn zowel het tijdstip waarop tsarevitsj Dimitrij gered zou moeten zijn geweest als wie de redder was. In één versie van het verhaal werd hij gered door zijn moeder, in het andere door zijn dokter. De redding ging volgens de geruchten door ‘s nachts, maar degenen die geloofden dat de tsarevitsj dood was - vermoord of gestorven door een ongeval - kwamen overeen dat het zich allemaal had afgespeeld overdag.

27 De toenmalige kapitein van de buitenlandse huurlingen die zowel onder Boris Godunov diende als onder de ​ valse Dmitri I. 28 Jurij Otrep’ev kreeg de naam “Grigorij” toen hij een monnik werd. ​ 29 “De eerste verschijning van een persoon die zo een belangrijke rol speelde onder de naam van tsaar ​ Dimitrij,...”

28

Wat het geheim houden van de redding tot de officiële aankondiging van Dimitrij als tsarevitsj nog ongeloofwaardiger maakt, is dat het lichaam te zien was voordat het werd opgeborgen: “Если бы даже обманулись сначала, то мертвое тело лежало долго пред 30 глазами всех, все имели возможность увидать свою ошибку.” Het is op basis van Bussows getuigenis, die op haar beurt gebaseerd is op die van Pëtr 31 Basmanovs - die geen reden heeft om te liegen - dat Solov’ëv de richting inslaat dat het hier ​ niet om de echte tsarevitsj Dimitrij gaat. Dit klaart de vraag nog niet op of de oplichter zich bewust was van zijn oplichterij of niet. Volgens Solov’ëv was de valse Dimitrij I geen leugenaar, maar wel het slachtoffer van leugens “Если бы он был обманщик, а не обманутый, то чего же бы ему стоило сочинить подробности своего спасения и похождений?” - “Als hij de oplichter was en niet de opgelichte, wat zou het hem dan kosten om de details van zijn redding en de avontuur erna te verzinnen?” (Solov’ëv 1858), omdat hij anders de antwoorden op de gestelde vragen gewoon verzonnen kon hebben in plaats van er geen duidelijk antwoord op te geven. Dat laatste maakte hem een verdacht figuur, ook al vermeldde hij de diakenen van de familie Ščelkalov als zijn weldoeners. Om te zien wie er in dit geval de touwtjes in handen zou kunnen gehad hebben, zullen we later kijken naar de handlangers en bondgenoten van de valse Dimitrij I en hun mogelijke redenering. Maar eerst even vaststellen met welke ingesteldheid tegenover de oorsprong van de valse Dimitrij I de historici aan hun verhaal beginnen. Vasilij Tatiščev, die het dichtst in de tijd stond bij het gebeurde (geboren op 16 april 1686), twijfelt er niet aan dat de valse Dimitrij I eigenlijk Grigorij Otrep’ev was. Enerzijds is het eigenaardig dat hij de alternatieve versies, waarvan hij kennis zou moeten gehad hebben, helemaal niet vermeldt. Anderzijds was hij een verwante van Mikhail Tatiščev, de man die Pëtr Basmanov had gedood op de dag van de staatsgreep (17 mei 1606), en had hij mogelijk alle vertrouwen in Boris Godunovs versie waarin de valse Dimitrij de gevluchte monnik Otrep’ev was. Zelfs als de historicus er niet helemaal zeker was van wie de valse Dimitrij I was geweest, zou het openlaten van de mogelijkheid dat hij de ware tsarevitsj was de

30 “Zelfs als men zich vergist had, het dode lichaam lag nog lang voor iedereens ogen, iedereen had de kans om ​ hun vergissing in te zien.” 31 “который больше всех других имел причины утверждать законность Лжедимитрия, и, несмотря на то, ​ свидетельствует о его самозванстве” (Solov’ëv 1858) - “die het meest van al de redenen had om de wettelijkheid van Lžedimitrij te beweren, en toch, ondanks het feit dat, getuigt over zijn zelfverklaardheid”

29

voorouder van hemzelf (Tatiščev) een mogelijke verrader en moordenaar maken. Dit zou een vlek zijn op de reputatie van een oude en gerespecteerde familie. Nog een mogelijke verklaring voor zijn droge opsomming van het gebeurde kan zijn aansluiting bij het utilitarisme zijn waarbij het algemeen nut, waaronder het welzijn en het geluk van alle mensen wordt verstaan, centraal staat. Hij wou de geschiedenis van het land bestuderen om van de relevante gegevens gebruik te maken om zo nauwkeurig mogelijke geografische schetsen te bekomen. Het is dus in zijn zoektocht naar een juiste geografische weergave van het rijk dat hij vele historische bronnen onderzocht waaruit hij vervolgens de essentie probeerde te halen. Een geschiedenis met zo weinig mogelijk vraagtekens kan het voordeligst lijken voor een land. Bovendien was hij een voorstander van de autocratie en werd de versie waarbij Grigorij Otrep’ev op de troon plaatsnam door twee tsaren naar voor geschoven, dus is het aannemelijk dat hij deze officiële versie als de enige relevante zag. Ščerbatov, Karamzin en Buturlin nemen ook aan dat de valse Dimitrij I Grigorij Otrep’ev was, maar gaan op verschillende manieren te werk. Waar Ščerbatov in zijn “История 32 Российская от древнейших времен” de gebeurtenissen duidelijk narrativiseert met de valse Dimitrij als de verpersoonlijking van het kwade zelf en het verhaal in een volksverhaal vervormt, bekijken en beschrijven Karamzin en Buturlin niet alleen de negatieve kanten van Dimitrij’s handelswijzen, maar geven ook aan hoe hij was als een individu. Soms is het duidelijk te zien dat Buturlin delen bijna letterlijk overneemt van Karamzin. Een voorbeeld hiervan helemaal aan het begin, is de positie van anderen tegenover Otrep’ev als hij spreekt over de mogelijkheid om tsaar te worden: “одни смеялись, другие плевали 33 ему в глаза” (Karamzin 1969: 75) en “что смеялись над хвастуном и плевали ему в 34 глаза” (Buturlin 1839: 50). Kostomarov houdt een andere toon aan omtrent de afkomst van de valse Dimitrij I dan de vorige historici; hij verandert namelijk het standpunt van waaruit hij kijkt. Als Oekraïnofiel concentreert hij zich meer op wat er zich in het Zuiden voltrekt en hoe de dynamische gebeurtenissen van daar zich verspreiden naar Moskovië toe, dus niet vanuit Moskovië zoals bij Per Persson en Müller.

32 “ de Russische geschiedenis vanaf de oudste tijden” 33 “Sommigen lachten, andere spuugden hem in de ogen.” 34 “Lachten met de stoefer en spuugden hem in de ogen.”

30

Kostomarov vermeldt bijvoorbeeld dat er in Moldavië meerdere zelfverklaarde pretendenten geregeerd hebben, waarvan er twee met de hulp van de Kozakken aan de macht gekomen waren (Kostomarov 1995: 489). Hier is het al merkbaar dat hij de Kozakken als een heel belangrijk onderdeel van het verhaal beschouwt en hun functie in het verhaal verandert naar een positie die beter past bij de manier waarop hij naar het gebeurde kijkt. Verder wordt 35 de “jongeman, die zich later Dimitrij noemde” (Kostomarov 1995: 490) niet gedemoniseerd. Solov’ëv doet dit ook niet in zijn werk. Hij verzamelt alle mogelijkheden, bekijkt vervolgens hoe ze in relatie staan tot elkaar en/of ze elkaar tegenspreken om te zien of er op een logische wijze een conclusie uit kan voortvloeien.

4.2 De officiële aankondiging als tsarevitsj

Voor de officiële aankondiging als tsarevitsj bij Adam Wiśniowiecki36 was er al sprake van een persoon die zich tsarevitsj Dimitrij noemde. In een briefje dat achtergelaten werd voor de archimandriet in Novgorod Severskij stond het volgende: “Ik ben tsarevitsj Dimitrij, de zoon van tsaar Ivan, eenmaal dat ik op de troon zit van mijn vader, in Moskou, zal ik jou belonen 37 omdat je me liet rusten in jouw woonplaats.” Dit gedeelte komt voor bij zowel Tatiščev, Ščerbatov, Karamzin als Buturlin en bij alle vier gaat het hier om Grigorij Otrep’ev. 38 Karamzin en Buturlin verwijzen naar de Nikonkroniek , bij Tatiščev en Ščerbatov wordt er niet over een bron gesproken. Het is aannemelijk dat ook hun bron de Nikonkroniek was, maar dat kan niet met zekerheid worden gezegd. Wel is het duidelijk dat ook zij kiezen voor de informatie die de richting die ze uit willen gaan met hun verhaal, ondersteunt. Bij Kostomarov verschijnt de toekomstige Dimitrij I eerst in Kiev, verkleed als een monnik. Vandaar gaat de jonge monnik naar Gošča waar hij zich bij een Ariaanse sekte voegt

35 “молодой человек, назвавшийся впоследствии Димитрием” 36 Adam was orthodox en kon zijn naam in het Cyrillisch spellen. Zijn neef Konstanty was eerst ook orthodox, maar heeft zich bekeerd tot het katholiek geloof (was ten tijde van de valse Dimitrij I al katholiek). Aangezien ze van dezelfde familie waren, Poolse burgers en magnaten waren die ook politiek actief zijn geweest, wordt in dit werk de Poolse versie van de naam gebruikt voor beiden. Ook Prymak vermeldt dat de Wiśniowiecki-familie zich tot het katholieke geloof bekeerde in de vroege 17e eeuw en volledig gepoloniseerd werd (Prymak 1996: 24). 37 “Я есть Царевич Дмитрий, сын Царя Иоанна, и как буду на престоле на Москве отца своего, и я тебя пожалую за то, что ты меня покоил у себя в обители.” 38 De versie die in de 17e eeuw werd aangevuld.

31

en kennismaakt met het Poolse liberalisme. Volgens Kostomarov bouwt hij daarom een soort van onverschilligheid op tegenover religie [Kostomarov 1995: 490]. Of het om Otrep’ev gaat of niet, het gedeelte over “een monnik” blijft terugkomen. Solov’ëv concludeert dat het inderdaad om Grigorij Otrep’ev kan gaan, maar dat dit nog niets zegt over of hij bewust heeft gehandeld en zo niet, wie hem dan heeft gemotiveerd en/of voorbereid? In Solov’ëvs versie, treket Otrep’ev n het jaar 1601 of 1602 naar Kiev in het gezelschap van vroegere medemonniken Varlam en Povadin. Otrep’ev laat ze achter om verder te gaan en komt iets later in dienst bij Adam Wiśniowiecki. Daar kondigt hij aan tsarevitsj Dimitrij te zijn en toonde hem een gouden kruis dat was ingelegd met edelstenen. Wiśniowiecki geloofde hem. Van zodra dat Dimitrij Wiśniowieckis schoonzus Marina Mniszech ziet, wordt ​ hij verliefd - Solov’ëv heeft hier de voorkeur dat het inderdaad om echte liefde ging. ​ Otrep’ev wil haar hand, maar moet hiervoor de Moskovische troon hebben. Met het oog 39 op mogelijke steun van de Kerk laat hij zich tot het katholicisme bekeren - de jezuïeten hadden toen veel macht in Polen (grote invloed op Sigismund III) en konden hem helpen in zijn streven naar de troon (Solov’ëv 1858). Tatiščev schrijft niet over het gouden kruis of de liefde tussen Dimitrij en Marina, wel vertelt hij kort over de manier waarop Dimitrij zijn ware afkomst aankondigde aan Wiśniowiecki. Het ging als volgt: Otrep’ev deed alsof hij ziek was, vroeg om een priester om te kunnen biechten voor zijn dood en vroeg om te worden begraven zoals de kinderen van de tsaren begraven dienden te worden. Hiervoor had hij een brief waarin stond dat hij tsarevitsj Dimitrij was, verstopt in zijn bed. Dit vertrouwde hij de pastoor toe, deze laatste liet dit allemaal weten aan Wiśniowiecki die zijn - mogelijks - stervende knecht na het lezen van de brief geloofde (Tatiščev 2005: 727). Ščerbatov beschrijft dezelfde scène maar met meer details. Hier wordt voor het bestaan van het gouden kruis verwezen naar Müller, die het op zijn beurt van een zekere Kelh40 had. Aangezien Kelh de enige was volgens Ščerbatov die hierover sprak, wordt het bestaan van het kruis hier betwijfeld (Ščerbatov 1790: 212).

39 Solov’ëv vermeldt dat in een brief van Paus Paulus V aan (de vader van Marina), de Paus zegt dat Dimitri al bekeerd was door franciscanen voor hij met de jezuïeten in contact kwam. 40 Ongekende persoon die door Müller gebruikt werd om zijn versie van het verhaal te onderbouwen.

32

Waar bij Ščerbatov Otrep’ev vertelt dat hij (als jonge tsarevitsj) door enkele bojaren en de diakenen van de familie Ščelkalov gered werd, heeft Karamzin het over de dokter van tsarevitsj Dimitrij die de hoofdrol speelde in zijn redding. Voor de aankondiging verwijst Karamzin naar Bärs versie waarbij de aankondiging gebeurde in een badhuis, maar gebruikt haar niet. Hij verkiest het verhaal waarin Otrep’ev zich ziek voordoet, dat hij uit de Nikonkroniek putte (Karamzin 1969: 78). De bewuste keuze kan hier mogelijk verklaard worden door Karamzins voorkeur voor een voorbereide leugen in plaats van een trotse reactie die behoorlijk natuurlijk zou zijn en geloofwaardig over zou kunnen komen bij de lezers. Aangezien Dimitrij de rol van de antagonist speelt bij Karamzin, lijkt het logisch dat de negatievere versie van de aankondiging gebruikt wordt om het verhaal te onderbouwen. Bij Buturlin wordt het personage van Dimitrij ook bekeken vanuit een negatief standpunt. Zo worden Varlam en Povadin, die in het gezelschap van Dimitrij uit Moskou vertrokken, 41 voorgesteld als dronkaards: “aan dronkenschap trouwe monniken” (Buturlin 1839: 52). Dimitrij zelf kan de ware tsarevitsj niet geweest zijn want anders hadden de jezuïeten hem niet zo gemakkelijk kunnen overtuigen om zijn ware geloof op te offeren (Buturlin 1839: 61-62). Hierbij is Buturlin ervan overtuigd dat het de jezuïeten waren die een hoofdrol speelden in het succes van de valse Dimitrij I. Deze versie van het jezuïeten complot werd later door de conservatieve monarchist, Dmitrij Ilovajskij42 overgenomen en verder uitgewerkt. De beledigde jezuïeten wachtten ongeduldig op een gepaste gelegenheid om opnieuw hun inspanningen te leveren, deze keer met meer succes. Wanneer ze het nieuws kregen over de plannen van de valse Dimitrij I, hebben ze met een helderheid die karakteristiek is aan hen, alle voordelen die ze eruit konden halen, berekend en besloten ze met al hun macht hem te 43 helpen. (Buturlin 1839: 61)

Volgens Buturlin waren het mogelijk de jezuïeten die Otrep’ev in de richting van Adam Wiśniowiecki hadden gestuurd, omdat deze laatste gezag had, maar ook zwakzinnig en lichtgelovig was. Over het gouden kruis dat aan Wiśniowiecki werd getoond als bewijs van

41 “пьянству преданных монахов” 42 Geboren in 1832, studeerde af aan de universiteit van Moskou in 1854, stelde zich op tegen de Varjagen theorie waarin een groep Varjagen, de Roes, de Kievse Roes stichtten. 43 Оскорбленные Иезуиты выжидали с нетерпением удобного времени для возобновления стараний своих с лучшим успехом. Когда же они известились о замыслах мнимого Димитрия, то с свойственною им сметливость, вычислив все выгоды, которые из оных извлечь могли, вознамерились всеми силами помогать ему.

33

ware afkomst - het kruis zou als geschenk aan tsarevitsj Dimitrij gegeven zijn door zijn peetvader, vorst Ivan Mstislavskij - heeft Buturlin twee versies. De eerste is dat het kruis ergens gestolen is geweest. De tweede spreekt over een cadeau van de jezuïeten aan Otrep’ev zodat Wiśniowiecki hem gemakkelijker zou geloven (Buturlin 1839: 63). Het is interessant om op te merken dat Buturlin “Getuigenis van Tovjanskij44” gebruikt als bron hiervoor terwijl Ščerbatov spreekt over het bestaan van maar één bron die het kruis vermeldt, namelijk die van Kelh. Kostomarov heeft beide versies van de aankondiging als tsarevitsj. De eerste, waarin de jongeman zich ziek voordeed of ziek was en een geestelijke vroeg om hem als een tsarevitsj te begraven, haalt hij uit de Russische annalen. In de tweede versie, gebeurt de aankondiging in het badhuis waar Adam Wiśniowiecki zijn knecht sloeg en deze laatste zei tsarevitsj Dimitrij te zijn (hij toonde hier ook het kruis als bewijs), komt uit de kronieken van Bussow (1613). Dan is er nog een derde versie, zijn aankondiging bij Konstanty Wiśniowiecki, naar wie de toekomstige Dimitrij was gereisd als knecht van Adam Wiśniowiecki. Daar zag hij ​ Marina voor het eerst en werd hij verliefd op haar. Hierop heeft hij een briefje op haar raamkozijn achtergelaten waarop stond dat hij tsarevitsj Dimitrij was. Wiśniowiecki kwam dit te weten en geloofde hem. Deze laatste versie van het gebeurde heeft Kostomarov van de Italiaan Bizaccioni, een tot nu toe niet vermelde bron (Kostomarov 1995: 490). Bij Tatiščev, Ščerbatov en Buturlin wordt hun overtuiging in verband met het onderwerp hier al duidelijk. Tatiščev toont geen twijfels over het opvolgen van de door Godunov en later door Šujskij verspreide versie over Otrep’ev. Ščerbatov bouwt verder aan het verhaal met duidelijke traditionele elementen afkomstig van een volksverhaal waarin het land wordt aangevallen van buitenaf. Niet alleen de structuur van het verhaal wordt op de bijpassende manier opgebouwd, maar soms ook de zinsstructuur. Buturlin heeft de drijvende kracht van de valse Dimitrij’s avontuur grotendeels afgeschoven op de jezuïeten en de katholieke Kerk. Blij met de opportuniteit om het katholiek geloof te verspreiden in het Tsaardom Moskovië investeerden ze, onderstreept Buturlin, in de zelfverklaarde tsarevitsj. Zowel Ščerbatov als Karamzin vermeldden de aanwezigheid en mogelijk invloed van de jezuïeten, maar bij Ščerbatov is de valse Dimitrij I nog steeds het grootste kwaad, bij Karamzin wordt er dan weer meer gefocust op Dimitrij als een individu.

44 Tovjanskij was een Samogitische edelman.

34

4.3 Helpers van Dimitrij, hun redenering en de samenstelling van de verzamelde troepen

Er zijn een aantal partijen die mogelijke voordelen hadden bij de gebeurtenissen rond de valse Dimitrij I. In dit gedeelte zullen we kijken wie de valse Dimitrij I hielp volgens de historici en waarom. De hoofdzakelijke helpers bij Tatiščev zijn Mniszech, Sigismund III op een onrechtstreekse manier en de Don Kozakken. Mniszech wil dat zijn dochter tsarina wordt en ziet de mogelijkheid om zich te verrijken. Sigismund III wil ook gronden, maar geen oorlog, daarom staat hij toe dat Mniszech Dimitrij helpt terwijl hij officieel alleen een bedrag schonk aan hem. Bovendien ziet Sigismund III mogelijke steun in het Tsaardom Moskovië om oorlog te voeren tegen de islamieten. De Don Kozakken hebben een eigen reden, ze hadden al gevechten met de troepen van Boris Godunov gehad en hadden hun leider verloren. Daarom zonden ze hun , Karela, naar de tsarevitsj vanaf het moment dat ze over hem hoorden. Deze helpers komen terug bij Ščerbatov, maar hij voegt de jezuïeten toe. Uit “de archieven van de Poolse” geschiedenis haalt hij meer details over de afspraak tussen Otrep’ev en Mniszech. Novgorod en Pskov zouden met de bijhorende gronden worden overgeleverd. Bovendien moest er vrijheid voor het Rooms-Katholieke geloof (en zou het bouwen van katholieke kerken) worden toegestaan en deed Otrep’ev zelf zijn best doen om het Rooms-Katholieke geloof in te voeren in het Tsaardom. De politieke redenering van Sigismund III bij Ščerbatov is iets negatiever tegenover het Tsaardom dan de gematigde versie van Tatiščev. In plaats van een bondgenoot te willen 45 maken van het Tsaardom, wil Sigismund III hier het land verzwakken: “Rusland in rep en 46 roer brengen.” (Ščerbatov 1790: 218) Zo zou het Tsaardom Moskovië Zweden niet kunnen steunen tegen het Pools-Litouwse Gemenebest. Waar Buturlin Adam Wiśniowiecki beschrijft als iemand die opgelicht werd door Otrep’ev (op advies van de jezuïeten), ziet Karamzin hem als een opportunist die roem wou vergaren

45 Hier weer een anachronisme aangezien het om Tsaardom Moskovië gaat en niet om Tsaardom Rusland (wat vaak door elkaar wordt gebruikt). 46 “привести в неустройство Россию”

35

door een vroegere knecht op de Moskouse troon te zetten (Karamzin 1969: 78). Aangezien er geen referentie aan een bron is, lijkt dit Karamzins interpretatie te zijn van Adam Wiśniowiecki’s handelingen. Karamzin geeft op die manier een complexere persoonlijkheid aan Wiśniowiecki wat past bij de manier waarop hij schrijft omdat hij meer aandacht schenkt aan het individu. Buturlin laat de invloed van de jezuïeten doorwegen zowel bij de kennismaking van Otrep’ev met Wiśniowiecki als de beslissingen van Sigismund III . Hij spreekt ook over een brief die Dimitrij geschreven zou hebben aan Paus Clemens VIII (Buturlin 1839: 69). De bron waarnaar hij bij dit laatste geval verwijst is Grevenbruch. De brief komt voor bij meerdere historici, maar het is belangrijk op te merken dat bij Buturlin Dimitrij de brief 47 eigenhandig geschreven had. Dit terwijl Ščerbatov aan de hand van de getuigenis van Margeret ervan overtuigd is dat Otrep’ev Latijn niet kende, terwijl hij ook had kunnen kiezen voor een versie waarin de brief gewoon werd vertaald. Hij zond een vakkundig samengestelde brief aan Paus Clemens VIII, maar zoals ik eerder heb aangetoond door de getuigenis van Margeret, die zelf zijn handtekening in die taal had gezien, dat hij (Otrep’ev) geen Latijn kon; hieruit volgt dat de brief samengesteld was geweest door 48 de jezuïeten en door hem alleen maar ondertekend. (Ščerbatov 1790: 220)

Onder de druk van de jezuïeten vertrouwde Sigismund III de zaak om Otrep’ev te steunen in zijn streven naar de troon aan Mniszech (Buturlin 1839: 73). Bij Kostomarov doet Mniszech dat uit zichzelf. Sigismund stond hem inderdaad toe om de opbrengsten van zijn gronden te besteden aan de campagne van Dimitrij, maar Mniszech wou de grote schulden die hij had opgebouwd door zijn luxueus leven verhelpen door een huwelijk tussen zijn dochter Marina en de toekomstige tsaar (Kostomarov 1995: 491). Sigismund III ziet zijn kans om een bondgenoot te creëren die hem kan helpen de Zweedse kroon terug te krijgen. Bovendien wou hij de teruggave van en de noordelijke gronden (Kostomarov 1995: 491). De jezuïeten zijn ook van belang bij Kostomarov - ze willen hun geloof verspreiden en de orthodoxe gelovers onder het gezag van de Paus brengen - maar ze zijn niet degenen die alle touwtjes in handen hebben zoals Buturlin ze voorstelt. De brief aan de Paus geeft volgens Kostomarov geen duidelijke beloftes in verband met het

47 “собственноручным письмом просил покровительства Папы Климента VIII” - “met een zelfgeschreven brief vroeg hij Paus Clemens VIII om bescherming” (Buturlin 1839: 69) 48 “к Папе Клименту VIII послал на Латинском языке искусно сочиненное письмо: но как я выше показал через свидетельство Маржерета, который сам видел его подписание на сем языке, что он по Латински не умел; следственно сочинено оно было Иезуитами, а им только подписано.”

36

Rooms-Katholiek geloof en het invoeren ervan in het Tsaardom. Het is een dubbelzinnige brief met vage motieven (Kostomarov 1995: 492). Degenen die zich toevoegden bij de onderneming van Dimitrij noemt Kostomarov 49 “avonturiers die een kans zagen om carrière uit te bouwen” , ook “al de uitbundige en dappere mensen uit het zuiden van Roes reageerden positief op de brieven verspreid door de ​ 50 zelfverklaarde tsarevitsj” . De mensen die zich aansluiten zijn positief ingesteld en energievol; een dynamische massa uit het zuiden dat in actie schiet. Uiteindelijk kwamen zo’n 3000 troepen samen en voegden er zich 2000 Zaporož’e Kozakken zich toe later. Door overgaves van steden onderweg verzamelde Dimitrij tot een 15000 man. 51 Karamzin spreekt over weinig en veel gespuis die als vrijwilligers de valse Dimitrij I komen helpen. De laatsten zijn daar gewoon om wapens te kunnen krijgen en 52 onderweg te plunderen of voor de beloningen die Mniszech zo rijkelijk uitdeelde . Er waren maar 1500 man die men kon aanzien als troepen, de rest bestond uit arme plunderaars zonder wapens. Karamzin vermeldt in de bronnen anderen zoals Bär en Bassenberg volgens wie de aantallen van Dimitrij’s troepen enkele malen hoger lagen maar lijkt te kiezen voor Paerle’s 1600 exclusief de 2000 Don Kozakken die later worden toegevoegd aan de troepen. Buturlin heeft de getallen van Paerle, maar het is onduidelijk of hij het zelf verkiest of Karamzin volgt 53 . De grootte van Dimitrij’s troepen bij Solov’ëv komen ook overeen met die van Paerle. Solov’ëv voegt tot die mengeling Moskouse vluchtelingen toe die wraak wouden nemen op tsaar Boris. Samen met de Don Kozakken had Dimitrij rond de 4000 man. Als we terugkeren naar Ščerbatov is zijn aantal iets groter - 5000 man zonder de Don Kozakken - wat Dimitrij succesvoller doet lijken tijdens de inzameling van strijders en tegelijkertijd zijn kant een grotere uitdaging maakt voor tsaar Boris. Ondertussen heeft Tatiščev het helemaal niet over de aantallen van Dimitrij’s troepen. Hij lijkt dit irrelevant te vinden. Bij het volgen van zijn verhaal lijkt dit het geval te zijn omdat hem alleen de gebeurtenissen zelf interesseren maar niet de verbanden tussen hen. Bovendien

49 “искателей приключений к надежде сделать для себя из этого карьеру” (Kostomarov 1995: 491) 50 “Все, что было в южной Руси буйного, удалого, отозвалось дружелюбно на воззвания названного московского царевича.” (Kostomarov 1995: 492) 51 “сволочи” (Karamzin 1969: 89) 52 “стремились туда бродяги, голодные и полунагие, требуя оружия не для победы, но для грабежа или жалования, которое щедро выдавал Мнишек” (Karamzin 1969: 84) 53 Soms gebruikt Buturlin Karamzin als bron en vermeldt hij hem, zoals op pagina 73 (Buturlin 1839: 73). Het is dus mogelijk dat hij hem af en toe opvolgt in de keuze van de primaire bronnen zoals die van Paerle.

37

beschrijft hij alles op een zekere manier, dus is het mogelijk dat hij de cijfers wegliet aangezien er ze verschillen afhankelijk van de bron. Op de vraag voor wie de verschijning van de valse Dimitrij I nu voordelig was, geeft Solov’ëv een samenvatting waarbij de voorheen vermelde helpers een rol kunnen gespeeld hebben en voegt daar de bojaren aan toe. “De bojaren hadden een wapen nodig dat sterk genoeg was om Godunov van de troon te stoten en tegelijkertijd zo nietig dat ze er achteraf heel gemakkelijk vanaf konden geraken en de troon konden 54 vrijmaken voor zichzelf.” Boris Godunov beweerde zelf, volgens de getuigenis van Bussov, dat er bojaren waren die samenspanden tegen hem. Solov’ëv haalt hier aan dat dit goed kan passen bij het verhaal van Otrep’ev, dat niet gemakkelijk te weerleggen valt. Zo kon de valse Dimitrij I inderdaad Otrep’ev geweest zijn en door de bojaren voordien klaargestoomd zijn voor het hele gebeuren.

4.4 De overgaves van steden, de veldslagen en de terugtrekking van Dimitrij

In het vorig deel werd er vastgesteld dat het aantal troepen dat de valse Dimitrij I bij zich had toen hij richting het Tsaardom Moskovië trok, verschilde van historicus tot historicus. Hieronder zal er bekeken worden of dit volgens de behandelde historici enig verschil maakte tijdens de veldslagen en of de samenstelling van de troepen veranderd was onderweg.

4.4.1 De overgaves van steden en de eerste veldslag

Meerdere steden, waaronder Černigov, Morvask en Putivl’, hadden zich overgegeven aan Dimitrij met of zonder strijd. De uitzondering hierop was Novgorod-Severskij, dat door Nikita Trubeckoj en Fëdor Basmanov stand hield tot de versterking onder de leiding van vorst Mstislavskij aangekomen was. Volgens Ščerbatov slaagden de verdedigers van Novgorod-Severskij erin om met behulp van een list bijna 4000 man van Dimitrij’s kant te doden tijdens de omsingeling van de stad (Ščerbatov 1790: 239). Dit zou echter betekenen

54 “им надобно было орудие, которое было бы так могущественно, что могло свергнуть Годунова, и в то же время так ничтожно, что после легко было от него отделаться и очистить престол для себя.” (Solov’ëv 1858)

38

dat Dimitrij ongeveer de helft van zijn troepen verloor nog voor de veldslag met Mstislavskij. De list komt niet voor bij de andere historici, vermoedelijk omdat alleen Ščerbatov hierbij Müller citeert. Nog een list die Ščerbatov vermeldt, nu langs Dimitrij’s kant, is die waarbij de cavalerie hun mantels met de vacht naar buiten hadden aangedaan. Dit zou de tegenstanders angst hebben ingeboezemd en zo zou er paniek zijn ontstaan. Ščerbatov zelf vindt dat het meer beslissend was voor de uitslag van de strijd dat de cavalerie bestond uit szlachta en getrainde paarden en het dus niet ging om wat ze droegen (Ščerbatov 1790: 241-242). Deze list is ook eigen aan het verhaal van Ščerbatov. De andere historici kijken naar de overgaves van de steden en de mogelijke steun van hen en of anderen. Tatiščev is een uitzondering die het alleen heeft over de resultaten. Alles wat onzekerheden bevat, wordt bij hem weggelaten. Zijn verhaal is kort en bondig; de gebeurtenissen volgen elkaar gewoon op zonder dat er veel uitleg gegeven wordt over waarom iets op een bepaalde manier was. Volgens Karamzin werden de kansen op een overgave van de steden vergroot doordat 55 Otrep’ev een monnik - Leonid - bij zich had die zich als Grigorij Otrep’ev voordeed. Dit zou het moreel van Godunovs troepen naar beneden kunnen hebben gehaald door twijfel te zaaien over zijn ware afkomst zoals in het geval van het gebed dat Ščerbatov beschrijft (Ščerbatov 1790: 240). In die tijd was het moeilijk te geloven voor de gewone mensen dat iemand de naam van God zou misbruiken, dus een publiek gebed waarbij de valse Dimitrij I tot God bad onder de naam van tsarevitsj Dimitrij was moeilijk te bevatten, tenzij hij de echte tsarevitsj was. Onder de leiding van vorst Mstislavskij verloren de troepen van tsaar Boris de veldslag. Het aantal doden langs de kant van de Moskovieten was vele malen groter, maar de overwinning bracht ook slecht nieuws mee. Polen die ontevreden waren over het uitblijven van het aan hen beloofde loon, besloten om naar huis te gaan. Hiermee verliet het sterkste deel van Dimitrij’s troepen hem. Karamzin gebruikt Paerle en Per Persson als bronnen, maar vermeldt niet dat de Polen volgens Paerle terugkeerden op de derde dag en ook niet dat ze 56 vertrokken omdat (volgens Per Persson) Dimitrij het geld van Mosal’skij alleen onder de Kozakken had verdeeld.

55 Hij komt ook voor bij Buturlin die hem beschrijft als een dronkaard die trouw is aan Otrep’ev (Buturlin 1839: 78). 56 Volgens Petrej heeft Mosal’skij die gezonden was door Boris Godunov om zijn troepen 80 000 daalders te brengen die naar de valse Dimitrij I in de plaats gebracht.

39

Solov’ëv heeft het over Dimitrij die door middel van een list - waarbij hij maar één bataljon moest betalen - de Polen wou strikken in het bij hem blijven. De bataljon in kwestie had Dimtrij ervan overtuigd dat de rest van de troepen ook gingen blijven als ze zagen dat ze bleven, maar de waarheid kwam aan het licht en de onrust tussen de Polen groeide. Hierop vertrok een grote deel van hen samen met Mniszech.

4.4.2 De tweede veldslag en de terugtrekking van Dimitrij

Met maar een fractie van de Poolse cavalerie die hij ervoor had, heeft Dimitrij wel de steun van de Zaporož’e Kozakken. Karamzin spreekt over 4000, Buturlin over 12 000 in totaal en Solov’ëv over 14 000 zoals Paerle, die Karamzin weer vermeldt, maar van wie hij de cijfers niet overneemt. Het leger van Boris Godunov, nu onder leiding van Vasilij Šujskij, was veel groter. Solov’ëv houdt het op 40 000 tot 50 000, Buturlin 70 000 op basis van Margerets en Borša’s getuigenissen, Karamzin gaat akkoord met 80 000, Ščerbatov verwijst naar Müller, die zich op Per Persson baseerde om te beweren dat er zo’n 200 000 man was, maar hijzelf vindt dat teveel. Tatiščev heeft het net als ervoor alleen over het resultaat van de veldslag dat zeker was. Op 21 januari 1605 verloor de valse Dimitrij I de veldslag aan Sevsk en werd hij gedwongen om zich terug te trekken. Het dodental aan de kant van Dimitrij loopt op tot 5000 - 6000 bij Ščerbatov (1790: 246) en ongeveer 6000 bij de rest. Aan de kant van Godunovs troepen was het aantal doden veel kleiner. Karamzin en Buturlin kiezen voor Per Persson’ cijfers van 500 Moskovieten en 25 buitenlanders, Ščerbatovs versie heeft 1000 Moskovieten en hij voegt toe dat Margeret over meer Moskovische doden spreekt, aangezien alle Moskovieten van de tegenpartij werden opgehangen. Enerzijds is het logisch dat die doden niet worden opgenomen in het aantal door Buturlin en Karamzin, ze behoren tenslotte tot de getallen van de vijanden. Anderzijds lijken Buturlin en Karamzin op die manier de schade die geleden was door het volk van Tsaardom Moskovië te minimaliseren, aangezien het hier gaat om Moskovieten die zich hadden aangesloten bij Dimitrij wanneer deze laatste zich al binnen de perken van het Tsaardom bevond. Na de nederlaag trok Dimitrij zich terug, eerst naar Ryl’sk en daarna naar Putivl’ terwijl Korela (de ataman) Kromy, dat omsingeld was door de troepen van de tsaar, voor hem hield.

40

Vandaar wou Dimitrij naar het Pools-Litouwse Gemenebest terugkeren, maar werd tegengehouden door de inwoners van Putivl’. Ze zouden hem uitleveren aan tsaar Boris in ruil voor hun eigen levens. Ze kondigden aan de valse Dimitrij aan dat ze hem niet uit Putivl’ gingen laten vertrekken en dat ze hetzelfde lot beschoren waren: met hen zichzelf redden of met hen sterven. Ze dreigden zelfs om hem aan de tsaar uit te leveren als hij zich niet opnieuw krachtdadig ging opstellen, in de hoop om te worden begenadigd. Op die manier verplicht om zijn zelfverklaardheid voort 57 te zetten, begon Rasstriga terug vurig aan zijn zaak te werken. (Buturlin 1839: 110)

Dezelfde situatie wordt besproken bij Ščerbatov (Ščerbatov 1790: 248-249) en Karamzin (Karamzin 1969: 103). Kostomarov voegt eraan toe dat Dimitrij ongeveer drie maanden in Putivl’ verbleef, ook liet hij een icoon van Maria overbrengen naar daar om zijn lot in haar handen te leggen (Kostomarov 1995: 493). In de tussentijd achtervolgden de troepen van Boris Godunov Dimitrij om een of andere reden niet intensief genoeg om een gevaar te vormen voor hem. Ze kozen ervoor om in de Komarnickoj-regio op brutale manieren de 58 inwoners om te brengen . Dit werd gedaan als “straf” voor de steun die de regio de valse Dimitrij I had geboden, maar werkte volgens meerdere historici helemaal niet in het voordeel 59 van tsaar Boris. Zo schrijft Karamzin dat door “meedogenloos en roekeloos” te handelen de ​ ​ troepen de haat van de rebellen jegens de tsaar alleen maar hebben versterkt. Dit is geen neutrale historische toon, maar een teken van sentimentalisme waarbij de auteur zelf - Karamzin - sterke emotionele uitdrukkingen gebruikt bij het vertellen van het verhaal, zoals bij een roman. Het falen in het doden of gevangen nemen van de valse Dimitrij I zorgde voor een kwade reactie van de tsaar. Hij verkondigde zijn toorn aan de leiders van de troepen, wat voor onrust zorgde tussen de trouwe volgelingen (Buturlin 1839: 115).

57 “Они объявили Лжедмитрию, что не выпустят его из Путивля, и что ему предстоит пить единую чашу с ними и спастись или погибнуть вместе. Даже грозили ему, если он не ободрится, выдать его Царю и тем еще попытаться выслужить себе помилование. Расстрига, таким образом вынужденный продолжать свое самозванство, снова ревностно принялся за дело.” 58 Buturlin spreekt over een paar duizend onschuldige inwoners die werden vermoord. (Buturlin 1839: 114) 59 “безжалостно и безрассудно” (Karamzin 1969: 103)

41

4.5 De dood van Boris Godunov, het overlopen van Godunovs troepen en de tocht van Dimitrij richting Moskou

4.5.1 Tsaar Boris Godunov

Op 13 april 1605 stierf Boris Godunov, de tsaar van het Tsaardom Moskovië. De bronnen die de historici gebruiken omtrent de dood van Boris lopen uiteen en zodoende ook hun meningen. Wel komt de beschrijving van de omstandigheden bij het overlijden overeen bij de historici die de tsaars dood bespreken: Boris Godunov werd plots ziek, bloed stroomde uit zijn mond, neus en oren, twee uur later stierf hij. Volgens Tatiščev werd Boris ziek en stierf hij daaraan, maar hij vermeldt wel dat sommigen denken dat de tsaar vergiftigd was geweest. Ščerbatov spreekt over zelfmoord met behulp van een gif dat Boris tijdens het eten dronk, deze versie heeft hij overgenomen uit een 60 oude kroniek . Müller, die Ščerbatov citeert, beweert dat de tsaar door Pëtr Basmanov vergiftigd was, maar Ščerbatov vindt dit weinig waarschijnlijk omdat Otrep’ev toen nog niet zoveel invloed had in de hoofdstad (Ščerbatov 1790: 260-261). Karamzin en Buturlin komen tot de conclusie dat Boris gestorven was aan een beroerte. Ze gebruiken beide Margeret als bron, die toen de kapitein was van Godunovs buitenlandse lijfwachten. De geruchten rond Dimitrij’s verantwoordelijkheid voor Godunovs dood worden niet aanvaard door Buturlin. Na zijn dood werd Dimitrij beschuldigd van allerlei dingen, ook dingen die hij niet had gedaan, maar hij werd niet verantwoordelijk geacht voor de dood van Godunov, wat zeker het geval zou zijn geweest als hij er iets mee te maken gehad zou hebben (Buturlin 1839: 121). Solov’ëv beschrijft het scenario waarin Godunov zelfmoord pleegt als een gerucht. Zo’n daad lijkt ook onlogisch, zoals Karamzin het samenvat: Deze zachtaardige vader, een mens met wilskracht, kon hij, zichzelf reddende van een ramp, zo kleinzielig zijn vrouw en kinderen achterlaten voor de dood die bijna zeker was? En was de overwinning van de zelfverklaarde pretendent wel waar wanneer de troepen de tsaar nog

60 Het woord “хронограф” wordt hier als “kroniek” vertaald, aangezien deze vertaling er het beste bij past, want een “хронограф” is een overblijfsel van de oude tijden die de chronologisch geordende geschiedenis van een land bevat.

42

niet in daden hadden verraden (maar wel al in gedachten)? Ze stonden nog steeds onder zijn 61 banieren ook al was het zonder ijver. (Karamzin 1969: 108)

4.5.2 De troepen kiezen voor de valse Dimitrij I

Karamzin vertelt hoe op 17 april 1605 de troepen een eed aflegden tegenover Fëdor, de zoon van Boris Godunov. Basmanov en de metropoliet Isodor waren degenen die de ceremonie leidden, maar volgens Tatiščev was Basmanov al vertrokken naar Putivl’ na een publieke aankondiging dat degene tegen wie ze al de hele tijd streden de echte tsarevitsj was. Tatiščev geeft een gedetailleerd gesprek tussen de valse Dimitrij I en Basmanov weer waarbij deze vorige Basmanov ompraat om hem te helpen. Weet je, ook al ben ik de tsarevitsj niet, ik zou je nu kunnen doden, maar dat wil ik niet. Daarmee verzeker ik jou dat ik niet de Russische troon wil en ook geen nood heb aan wereldlijke macht, ik wil alleen maar het bloed van mijn tsaren wreken en de eervolle mensen zo een kwelling en verwoesting besparen. Daarna, als ik jullie niet aansta, kunnen jullie wie jullie ook maar willen als tsaar kiezen. Als jullie echter me echter zullen tegenwerken hierin, dan zal ik gedwongen zijn om het met geweld af te dwingen en onschuldigen samen met de 62 schuldigen te doden. (Tatiščev 2005: 729)

Bij de andere historici vertrekt Basmanov net zoals bij Karamzin pas na de eedaflegging van de troepen. Hij was degene die de troepen naar de kant van de valse Dimitrij I leidde nadat Mstislavskij en Šujskij teruggeroepen waren naar de hoofdstad. Dit gebeurde, volgens Karamzin die Bär volgt, om de jonge tsaar te helpen met het besturen van het Tsaardom, maar Buturlin vindt dit maar een excuus. De ware reden, die hij uit de Nikonkroniek haalt, ligt bij het ontbreken van vertrouwen tussen de tsarina en de belangrijkste bojaren. Bang dat ze de troepen hun kant gingen laten kiezen en ze een machtsgreep zouden uitvoeren, moesten Basmanov en Rostovskij de leiding over de troepen van Mstislavskij en Šujskik overnemen (Buturlin 1839: 123-124). Waar zij voor vreesde werd werkelijkheid - de familie Godunov werd verraden maar niet door degenen die de tsarina verdacht. Volgens Karamzin kon

61 “И сей нежный отец семейства, сей человек сильный духом, мог ли, спасаясь ядом от бедства, малодушно оставить жену и детей на гибель, почти несомнительную? И торжество Самозванца было ли верно, когда войско еще не изменяло Царю делом; еще стояло, хотя и без усердия, под его знаменами?” 62 “Ты знаешь, что я хотя не царевич, однако ж я имею возможность тебя сейчас погубить, только не хочу. И тебя тем уверяю, что мне ни престол Российский, ни же власть светская не нужны, но только хочу я отомстить кровь государей моих и знатных людей от такого мучения и разорения избавить. А потом, ежели я вам неугоден, избирайте на царство кого хотите. Ежели же вы мне в том противиться будете, то я принужден силою оного домогаться и невинных вместе с виновными губить.”

43

Basmanovs verraad het resultaat geweest zijn van zijn twijfel of de trotse en jaloerse familie van de huidige tsaar (Fëdor Godunov) hem wel dicht bij de troon gingen laten. De zelfverklaarde pretendent zou hem wel dankbaarheid moeten tonen als hij door hem aan de macht kwam. Karamzin noemt Dimitrij hier een “Самозванец безродный”, dus een 63 Samozvanec wiens familie onbekend is (Karamzin 1969: 112-113). Het is een overbodige adjectief, aangezien het al om een zelfverklaarde pretendent gaat en zijn familie hierbij dus geen enkele rol speelt. Nadat Basmanov met enkele anderen, waaronder de broers Golicyn, op 7 mei 1605 het merendeel van de troepen meesleurde in de overstap naar Dimitrij’s kant, keerde het tij. Buturlin merkt op dat pas vanaf het moment dat de troepen hem aanvaardden als hun tsaar, hij zich ook zo begon te noemen (Buturlin 1839: 131). In een brief naar Mniszech schreef hij “tsaar” in plaats van “tsarevitsj” omdat hij nu daar de militaire steun voor had die hij voordien miste.

4.5.3 De tocht naar Moskou

Met Ivan Godunov in gevangenschap en de troepen aan zijn kant ging Dimitrij I richting Moskou. Alle steden onderweg gaven zich over (Tatiščev 2005: 730). Kostomarov merkt op dat sommige hem op een traditionele manier ontvingen door hem brood en zout aan te bieden (Kostomarov 1995: 493). Toch vertrouwde Dimitrij zijn nieuwe troepen niet. Zowel Buturlin als Solov’ëv spreken over een bepaalde afstand die Dimitrij hield tussen zijn eigen troepen en die van de Moskovieten. Buturlin vertelt ook hoe Dimitrij ‘s nachts 100 Polen had om hem te bewaken, wat niet nutteloos was, want in de Nikonkroniek waar Buturlin gebruik van maakt, staat er dat sommigen Otrep’ev al hadden herkend. Als er inderdaad mensen waren die hem als Grigorij Otrep’ev hadden herkend, dan was hij niet paranoïde. Ščerbatov, die een andere 64 bron gebruikt, namelijk de “Kroniek over de opstanden” , stelt ook vast dat velen hem hadden herkend van in Moskou.

63 Betekent in het algemeen “een zelfverklaarde pretendent”, hier door Karamzin als roepnaam gebruikt voor Otrep’ev. 64 “Летописец о мятежах” (Ščerbatov 1790: 273)

44

4.5.4 “Het Mooie Dorp” - “Красное Село”65

Een deel van de troepen had zich niet aangesloten bij Dimitrij en was in de plaats daarvan gevlucht naar Moskou. De hoofdstad werd afgesloten en de gezanten die van Dimitrij kwamen, raakten niet binnen met hun brieven. Dus zond Dimitrij twee van zijn onderdanen, Nauma Pleščev en Gavril Puškin, naar het Mooie Dorp om daar het nieuws over zijn aantocht te verspreiden. De mensen daar hielpen hen de hoofdstad binnen te komen. Eenmaal daar 66 sloten “de dienstlieden en het gespuis” , zoals Tatiščev hen noemt, zich aan bij Pleščev en Puškin. Op het hoofdplein verklaarde de menigte dat Dimitrij hun tsaar was, ook al verzette Iov, de patriarch, zich daartegen (Tatiščev 2005: 730). Ščerbatov schrijft daarentegen dat Iov niet heeft gehandeld op de manier waarop het moest. Natuurlijk zou het beter geweest zijn als de patriarch, in de kleding passend bij zijn rang en met heilige kruisen in handen, samen met de bojaren, tot de onrustige menigte zou komen en hen 67 vermaand zou hebben, ... (Ščerbatov 1790: 277)

Buturlin spreekt dit tegen, hij stelt vast dat de patriarch de bojaren overtuigde om op het 68 hoofdplein te komen praten: “Alleen de patriarch handelde!” . Dat de patriarch de bojaren tot handelen dreef, erkent ook Karamzin, maar hij beschrijft het op een minder heldhaftige manier dan Buturlin, want bij hem is de man verward en weent hij alleen maar (Karamzin 1969: 120).

In elk geval waren de gezanten van Dimitrij erin geslaagd om de inhoud van zijn brieven met de inwoners van de hoofdstad te delen. Buturlin en Solov’ëv merken op dat het slim was om langs het Mooie Dorp te gaan, en wel om verschillende redenen. Bij Buturlin gaat het om het feit dat velen familie en vrienden hadden in Moskou. Aangezien dat de brieven van de valse Dimitrij I dreigementen bevatten indien dat de stad hem niet zou erkennen als tsaar, wouden de inwoners van het dorp dat dit nieuws hun dierbaren in Moskou zou bereiken (Buturlin 1839: 133-134). Solov’ëv legt uit dat de inwoners van het Mooie Dorp bekend stonden

65 De naam van het dorp is afkomstig van het woord “красный”, een verouderde term voor “красивый”, wat “mooi” betekent. 66 “служилые люди и чернь" 67 “Конечно бы, лучше сей первосвятитель сделал, если бы облеченный в одежду сана своего, со святами крестами вышел с боярами к волнующемуся народу, и его к вярности увещевал,...” 68 “Бодрствовал один патриарх!” (Buturlin 1839: 135)

45

gekant te zijn tegen de familie Godunov. Gekanteld tegen hen of niet, de menigte vond zijn weg naar het paleis en greep Fëdor en zijn familie. Tatiščev zegt dat het lot van de familie Godunov bezegeld was vanaf de opstand (Tatiščev 2005: 731).

4.6 De dood van tsarina en tsaar Fëdor (10 juni 1605) en de intrede van Dimitrij in Moskou (20 juni 1605)

Na de opstand onder de inwoners van Moskou werden Fëdor, zijn moeder en zus, maar ook de families verwant aan de Godunovs opgesloten. De valse Dimitrij I stond al niet ver van Moskou, maar reed de hoofdstad niet binnen. Ščerbatov vraagt zich af waarom de jonge tsaar met zijn familie in die tijd niet gevlucht was naar het noorden tot waar het verraad nog niet was doorgedrongen. Hij gebruikt het woord “зараза”, wat vertaald kan worden als “infectie”: “Куда еще зараза измены не проникла” (Ščerbatov 1790: 275). Dit op zich ​ heeft al een negatieve connotatie, maar samen met “проникла” - “doorgedrongen” klinkt het alsof een “besmettelijke ziekte” met heel veel moeite en op een sluwe manier mensen met verraad infecteert. Vasilij Golicyn, Vasilij Mosal’skij en nog een paar anderen werden naar de hoofdstad gestuurd om de jonge tsaar te doden. Hierbij werd ook de tsarina omgebracht. De zus, Ksenja, werd gevangengenomen en naar het huis van Mosal’skij overgebracht, “haar 69 bewarend voor een vernedering erger dan de dood - verkrachting” (Ščerbatov 1791: 4). Karamzin heeft een gelijkaardig scenario, maar beschrijft het meer in zijn 70 sentimentalistische stijl. Zo heeft hij het over de “tedere kinderen” die van bij hun moeder worden weggerukt door de moordenaars en hoe een leugenaar de troon neemt: “om met 71 smerige kwaadaardigheid de wetteloze triomf te bekronen” (Karamzin 1969: 121-123). Voor Buturlin is de dood van Fëdor nog een bewijs dat Dimitrij niet de echte tsarevitsj was en Fëdor dus een bedreiging vond (Buturlin 1839: 138). Kostomarov laat weten dat Dimitrij het nieuws kreeg dat de Godunovs vergiftigd waren, wat erop lijkt te wijzen dat Kostomarov

69 “сохраняя ее на горшее смерти поругание” 70 “нежные дети” 71 “чтобы мерзостным злодейством увенчать торжество беззаконное”

46

twijfelt over de rol van Dimitrij hierin. Wel schrijft hij dat Golicyn en Mosal’skij naar Moskou werden gestuurd om haar van vijanden te ontdoen (Kostomarov 1995: 494). Met de hoofdstad ontruimd van alle mogelijke bedreigingen - ook de patriarch Iov werd 72 weggestuurd - reed Dimitrij I op 20 juni 1605 Moskou binnen. Gewapende Polen, de Russische cavalerie, geestelijken met kruisen en iconen, Dimitrij op een witte hengst, kozakken, bojaren en streltsy; de massa kwam aan onder luide muziek en gedrum. Wanneer Dimitrij het Kremlin bereikte, ontstond er een wervelwind, wat een slecht voorteken was, zegt Ščerbatov refererend aan Müller (Ščerbatov 1791: 14). Kostomarov spreekt niet over een wervelwind, maar wel over de aardigheid die Dimitrij toonde aan het gewone volk tijdens zijn tocht naar de hoofdstad. Hij schonk aandacht aan de armen en was lief voor hen als ze hem brood en zout brachten. Ook beloofde hij ze allerlei voordelen (Kostomarov 1995: 494). Wel vermeldt hij net zoals Ščerbatov dat de Poolse muzikanten die speelden tijdens de smeekbede niet door de Moskovieten werden gewaardeerd. Hier zien we een van de eerste culturele verschillen, later zullen we terugkeren naar dit onderwerp. Tegenover hun nieuwe tsaar tonen de Moskovieten meer tolerantie, toen Dimitrij op een verkeerde manier de icoon begroette, was de menigte begripvol: “Wat kun je eraan doen, hij 73 was lang in een vreemd land.” (Kostomarov 1995: 494). Door “ на чужой земле” - “op de ​ ​ vreemde bodem” te gebruiken in plaats van “in het buitenland” lijkt de auteur de nadruk te willen leggen op de reactie van de Moskovieten, die Dimitrij wel als een van hen zag die nu op “onze bodem is”, waar hij thuishoort. Vaak is dit een impliciete manier om een nationalistisch gevoel te creëren: “wij” vs “ze”. Volgens Karamzin die naar Bär (Karamzin 1969: 126) verwijst en ook volgens Buturlin wiens bron Per Persson is, was Dimitrij bij het binnenrijden van de hoofdstad omringd door de bojaren zodat zijn intrede traditioneel overkwam. Hij liet zich tevens omringen door gewapende Polen en Kozakken omdat hij de Moskovieten nog steeds niet vertrouwde. Uit de Nikonkroniek en Bärs geschriften leidt Karamzin af dat er al geruchten de ronde deden dat

72 Volgens Ščerbatov omdat Iov Dimitrij kon herkennen als de diaken Grigorij Otrep’ev die tijdens zijn tijd in Moskou hem had gediend en bij hem gewoond. 73 “Что делать, он был долго на чужой земле.”

47

Dimitrij Grigorij was - “het is onmogelijk dat niemand van de Moskovieten hem herkend had 74 tijdens zijn tocht door bijna de hele stad” . Toen was de mening dat Dimitrij niet de ware tsarevitsj was nog niet algemeen aanvaard. Door de geruchten errond te verspreiden en de menigte tegen Dimitrij op te zetten, werd Vasilij Šuiskij opgepakt en tot de dood veroordeeld. Uiteindelijk werd hij niet onthoofd. De meningen rond de reden hiervoor verschillen en zullen worden bekeken in het volgende hoofdstuk.

4.7 De aankomst van Marfa en de genade voor Vasilij Šujskij

4.7.1 Marfa Fëdorvna Nagaja

Tatiščev vertelt hoe er gezanten gezonden werden achter Marfa, de moeder van tsarevitsj Dimitrij, nog voordat de valse Dimitrij I Moskou binnen was gereden. Op 18 juli kwam ze aan, maar ze werd eerst door Dimitrij zelf ontvangen in een tent opgesteld in een dorp niet ver van de hoofdstad. Behalve Kostomarov spreken alle historici over een vorm van bedreiging waardoor de vroegere tsarina akkoord was gegaan om Dimitrij als haar zoon te aanvaarden. Hij is ook de enige die vermeldt dat Dimitrij haar advies vroeg over belangrijke beslissingen (Kostomarov 1995: 496). Hierdoor wordt Dimitrij niet meteen gepositioneerd als een smerige leugenaar die gebruikmaakt van bedenkelijke praktijken. Mogelijk is er hier enige graad van sympathie aanwezig. Aangezien Kostomarov Dimitrij’s verschijning niet ziet als die van ‘het kwaad’ of ‘de bedreiging van buitenaf’ en hem ook niet als de antagonist van zijn versie van het verhaal beschouwt, is zijn toon minder hard wanneer hij over de valse Dimitrij I schrijft. Bij Tatiščev zorgde Basmanov voor de bedreiging van de tsarina - hij werd gestuurd om met haar te ‘praten’. Ščerbatov veronderstelt dat de ‘waarschuwing’ of bedreiging door middel van een dubbelzinnige brief gebeurde omdat er te weinig historische bronnen zijn om iets anders te veronderstellen (Ščerbatov 1791: 28).

74 “Невозможно, чтобы в продолжении шествия его, почти через весь город, никто из Московских жителей не узнал в нем дьякона Отрепьева.”

48

Kostomarov beschrijft hoe Vasilij Šujskij achter Marfa werd gestuurd (Kostomarov 1995: 495), maar volgens Ščerbatov was Šujskij toen al verbannen (Ščerbatov 1791: 25). Dit is omdat Ščerbatov de “Kroniek over de Opstanden” verkiest boven de getuigenis van Margeret, die veronderstelt dat Šujskij wel nog aanwezig was bij de aankomst van Marfa. Zowel Karamzin als Buturlin en Solov’ëv verkiezen ook de versie waarin Šujskij een van degenen is die om Marfa gestuurd wordt. Bij de eerste twee wordt de brief van Marfa aan de bojaren als bron gebruikt en Karamzin verwijst ook naar Paerle. De twee historici stellen vast dat Marfa bedreigd werd met de dood van haar en heel haar familie enerzijds en anderzijds de mogelijkheid zou krijgen om een mooi leven te leiden als de moeder van de tsaar (Karamzin 1969: 132 en Buturlin 1839: 155-156). Solov’ëv beschrijft het wederzien van Dimitrij en ‘zijn moeder’ kort en als een “emotionele gebeurtenis”, waarbij Dimitrij eerst alleen met Marfa spreekt buiten de hoofdstad.

4.7.2 Šujskij’s proces

Hoewel er eerst niet veel aandacht besteed werd aan de geruchten rond de afkomst van de nieuwe tsaar, begon de twijfel langzaamaan te groeien door degenen die vijandig waren ingesteld tegenover Dimitrij. De belangrijkste en de meest invloedrijke van deze mensen was Vasilij Šujskij (Platonov 1910: 272-275), wiens familietak terugliep tot de broer van Alexander Nevskij. Hij had veel aanzien onder de mensen en vormde een mogelijke concurrent voor de valse Dimitrij I. Bovendien had hij connectie in verschillende kringen van de samenleving waardoor hij een behoorlijke aanhang kon verwerven (Platonov 1910: 278). Tatiščev is van mening dat het door Marfa’s toedoen was dat Šujskij op het laatste moment gratie verkreeg en verbannen werd naar Galicië in plaats van onthoofd (Tatiščev 2005: 732). Ščerbatov, bij wie Marfa pas aangekomen was in de hoofdstad na de verbanning van Šujskij, vermeldt dat ze een rol speelde bij het in ere herstellen van Šujskij en zijn familie. Hierbij refereert hij aan o.a. Müller en Margeret. Wat hij er wel bij schrijft, is dat Šujskij terug mocht keren naar de hoofdstad om als een belangrijke getuige te dienen tegen al de geruchten die na zijn veroordeling tot verbanning zijn ontstaan (Ščerbatov 1791: 19-20). Kostomarov is positiever hier, hij schrijft over hoe Dimitrij geen bloed wou vergieten en daarom de doodstraf liet omgezet worden in een verbanning naar Vjatka. “De bevolking was

49

aangenaam verrast door dit gebaar” (Kostomarov 1995: 495), voegt Kostomarov toe, wat zijn zachtere houding tegenover Dimitrij onderstreept. Volgens Karamzin waren Šujskij’s motieven om aan degenen die dichtbij hem stonden te vertellen dat Dimitrij een oplichter was, onduidelijk. Misschien was hij beschaamd omdat hij de echte tsarevitsj in zijn graf had zien liggen, maar het kan ook zijn dat hij al plannen aan het 75 smeden was om zelf de macht te grijpen. Dit leidt Karamzin af uit de Kroniek en Bärs getuigenis, maar de gevoelens die hij toevoegt (“Терзаясь ли горестью и стыдом” - “Verscheurd wordend door droefheid en schaamte” (Karamzin 1969: 137)) zijn typisch voor zijn eigen schrijfstijl als een sentimentalist. Hier oppert hij ook het idee dat Dimitrij zou dienen als wapen van de Polen en de katholieken, waar Buturlin later op verder bouwt. Šujskij deed het volk geloven, via de koopman Konev en anderen, dat Godunov en patriarch Iov de volledige waarheid spraken over de zelfverklaarde pretendent, een ketter, het wapen van 76 de Polen en katholieken. (Karamzin 1969: 137)

Een jury met vertegenwoordigers uit alle lagen van de bevolking werd samengesteld. De armeren leken minder empathie te hebben met Šujskij en de jury veroordeelde hem tot de dood, maar Dimitrij zelf kon zijn lot voorkomen (Solov’ëv 1858). Volgens Karamzin was de genade het resultaat van Marfa’s “tranerig gesmeek” - “слезными молениеми”, omdat zij zich schuldig voelde over haar aandeel in de leugens van de valse Dimitrij. Vasilij Šujskij werd met zijn broers veroordeeld tot verbanning (Karamzin 1969: 137-138). Door de waarheid te spreken werd Šujskij volgens Karamzin als een held gezien door het volk: De martelingen en het executieblok hebben hem in de ogen van de Moskovieten een schitterende kroon van een heldhaftige martelaar gegeven. Niemand van de bojaren kon in geval van een volksbeweging meer macht hebben over hen dan deze vorst. (Karamzin 1969: 77 147)

Buturlin vertelt hetzelfde, maar op een andere manier. Bij hem smeekt Marfa niet, maar eist zij ( “требовала от мнимого сына своего” - “zij eiste van haar zogenaamde zoon” Buturlin 1839: 161) een verzachting van de straf. Het is duidelijk dat Buturlin het sentimentele achterwege laat en Marfa een heel andere - een sterkere - positie heeft dan degene die ze had bij Karamzin.

75 Zie voetnoot 54. 76 “Шуйский внушал через купца Конева и других народу, что Годунов и Святитель Иов объявляли совершенную правду о Самозванце, еретик, орудия Ляхов и Папистов.” 77 “Пытки и плаха дали ему, в глазах Россиян, блистательный венец героя-мученика, и никто из бояр не мог, в случае народного движения, иметь столько власти над умами, как сей князь.”

50

Jan Buczyński, een Poolse edele, zou mogelijk ook om genade gevraagd hebben (Buturlin 1839: 161), maar Buturlin vindt Marfa’s inmenging doorslaggevend aangezien Dimitrij haar getuigenis nodig had om op de troon te blijven (Buturlin 1839: 155). Het is vanzelfsprekend dat bij Buturlin - die de Polen en katholieken ziet als de vijanden die zich inmengen in de stabiele Moskovische staat - een Pool niet de oorzaak geweest kan zijn voor de redding van Dimitrij’s vijand. Bovendien kon Marfa (Buturlin 1839: 161) Šujskij, een van de weinigen die de waarheid omtrent haar zoons dood kende, niet laten sterven.

4.8 De kroning van Dimitrij I en zijn dagelijks leven en bestuur

Tatiščev schrijft helemaal niets over de kroning van de valse Dimitrij I tot tsaar, hoogstwaarschijnlijk omdat hij hem toch niet als tsaar ziet. De gebeurtenis lijkt weggelaten te zijn met de intentie om de lezers ze volledig te doen vergeten. Zonder een kroning kan men Dimitrij moeilijk een tsaar noemen, wat Tatiščev in zijn werk ook nooit doet. Ščerbatov heeft het wel over de kroning van Dimitrij. Volgens hem gebeurde die op 29 juni in plaats van op 1 september, zoals gebruikelijk was volgens de traditie (want dan begon het nieuwe jaar in Moskovië), omdat Dimitrij zijn aanspraak op de troon moest verstevigen. Hij werd door patriarch Ignatij gezalfd en gekroond (Ščerbatov 1791: 22-23). Op het einde van de kroning gaf de jezuïet Pëtr Černigovskij een preek in het Latijn (Ščerbatov 1791: 23), wat buitengewoon was en waarbij Karamzin opmerkt dat dit verbazing uitlokte bij de aanwezige Moskovieten, want ze verstonden het niet (Karamzin 1969: 133). De naam van de jezuïet is bij Karamzin “Nikolaj Černikovskij” in plaats van “Pëtr Černigovskij”, dit kan liggen aan het feit dat Ščerbatov als bronnen “de Kroniek over de Opstanden” en “Margeret” aanduidt, terwijl Karamzin gebruikmaakt van “De-Tu” en “Bassenberg” waarbij de oorspronkelijke naam mogelijk verkeerd was overgeschreven of gewoon verloren gegaan is. Nog een verschil is de datum waarop de kroning plaatsvond. Bij Karamzin is het de 21e juli, wat overeenkomt met Buturlins versie, die naar Bär verwijst voor de kroning, maar geen datum geeft. Buturlin spreekt over het plaatsvinden van de kroning drie dagen na de aankomst van Marfa en voor de aankomst verwijst hij naar Karamzin, die hij het merendeel

51

van de tijd herschrijft. Bij Kostomarov duikt een derde variant op van de datum voor de kroning; hij schrijft over 30 juli (Kostomarov 1995: 496) en Solov’ëv sluit zich hierbij aan. Het is onduidelijk volgens welke motieven de historici de datum kiezen, maar het verschil zelf toont nog maar eens aan dat ze verschillende informatie als ‘waar’ aanduiden voor zichzelf. Na zijn kroning liet Dimitrij volgens Tatiščev de bojaren een brief ondertekenen die aan het Pools-Litouwse Gemenebest aankondigde dat hij de ware zoon was van Ivan IV (Tatiščev 2005: 732). Er wordt helemaal niet ingegaan op Dimitrij’s gedrag en bestuur, wat weer lijkt te wijzen op Tatiščevs afwezige interesse tegenover alles wat twijfelachtig is en waarbij men uitleg moet geven over de mogelijk intenties van de historische figuren. Ščerbatov beschrijft hoe de valse Dimitrij I de familie Nagie en Romanov weer in ere herstelt en ook vele anderen die door Boris gekweld zijn hun straf of verbanning opheft (Ščerbatov 1791: 30). De onrust onder de bevolking verminderde met de tijd, maar verdween niet volledig. Dimitrij I was omringd door buitenlandse lijfwachten en troepen waarvan een deel zich misdroeg. Dit zorgde voor ontevredenheid bij de Moskovieten, ook zagen ze zijn tekort aan vertrouwen tegenover hen als een teken van onzekerheid en dus bewijs voor zijn valse identiteit (Ščerbatov 1791: 48). Bovendien keerden meer en meer mensen zich tegen hem omdat hij tradities en gewoontes van de Moskovieten niet respecteerde. Zo mochten de Polen en Litouwers zonder enige hinder de orthodoxe kerken binnengaan, liet hij muziek spelen tijdens de maaltijden, ging hij nooit naar het badhuis zoals de Moskovieten het gewoon waren, waren zijn bedienden net zoals zijn lijfwachten buitenlanders, en allerlei andere zaken die zelfs twijfels veroorzaakten bij degenen die eerst positief stonden tegenover hem (Ščerbatov 1791: 48-49). Een geval waarbij Dimitrij’s intenties mis geïnterpreteerd lijken te zijn en een eigen leven zijn gaan leiden, wordt bij Ščerbatov beschreven op pagina 76 (Ščerbatov 1791); de Cerberus die aan de rand van Moskva neergezet was, wordt beschouwd als een monster: Het beeld van het serpent was niet aangenaam voor hen (het volk), alsof het iets hels toonde, en daaruit werd de conclusie getrokken dat hij voor zijn misdaden voor zichzelf de hel heeft 78 gecreëerd waarin hij ook zal sterven.

78 “Изображение змея им (народу) было неприятно, яко показующее нечто адское, а из того и учинили заключение, что за преступления свои сам ад себя сделал, в котором и погибнет.”

52

Nog een gelijkaardige situatie die het meest verontwaardiging uitlokte bij de bojaren en de streltsy, was het sneeuwballengevecht buiten de hoofdstad. De streltsy en de bojaren moesten de stad van sneeuw verdedigen terwijl de Polen en buitenlandse troepen gingen aanvallen. Ščerbatov schijft het volgende: Hen (bojaren en streltsy) bevelend om met behulp van sneeuwballen zich te verdedigen tegen de aankomende Polen en buitenlandse troepen, aan wie hij in het geheim bevolen had om 79 stenen en stukken ijs in hun sneeuwballen te verbergen,... (Ščerbatov 1971: 50)

De Moskovieten waren gedwongen om de stad op te geven door de oneerlijke strijd. Ščerbatov schrijft dat de valse Dimitrij I met dit schouwspel de superioriteit van zijn lijfwachten en verdedigers tegenover de Moskovieten wou aantonen zodat ze bang zouden zijn om te plannen om hem iets aan te doen. Maar in plaats van angst ervoeren de Moskovieten woede. Het was onmogelijk om het bedrog en de ongelijkheid in bewapening te verbergen en daarom joeg dit de Moskovieten niet alleen geen angst aan, het maakte hen zelfs nog kwared de 80 zelfverklaarde pretendent. (Ščerbatov 1971: 50)

Het is interessant om op te merken dat Ščerbatov kiest voor het idee waarbij Dimitrij de brein is achter de aanval met stenen en ijs, aangezien hij degene is die het beveelt, terwijl het ook kan dat de aanvallende zijde er zelf voor heeft gekozen om vals te spelen. Het kwaad dat moet werken met listen om te winnen, is nog een element uit de folklore dat hier de geschiedenis binnensijpelt. De Moskovieten, het eigen volk, worden ondertussen in een positief licht gesteld. Ze nemen ook een centrale rol in door de stad van binnenuit te beschermen. Het kwaad dat parallel gesteld wordt aan de valse Dimitrij I komt van buitenaf en valt de nobele Moskovieten aan. Bij Karamzin wordt er uitgebreider geschreven over Dimitrij’s dagelijks leven en bestuur. Hij geeft meer aandacht aan het individu en verdiept zich in de manier waarop Dimitrij omgaat met de bojaren zoals bv. de vrijheid die hij hen geeft tijdens de gesprekken met hem, wat leidde tot weinig wederzijds respect, stelt hij vast via Margeret. Bovenop de bij Ščerbatov vermelde “problemen” die men had met Dimitrij, vertelt Karamzin ook over andere dingen. Zo sliep Dimitrij niet na het middageten, at hij kalfsvlees terwijl men dat in

79 “Повелевая им (боярам и стрельцам) сняжными комами защищаться противу наступающих на них Поляков и чужестранных войск, которым тайно повелел камни и льдины класть в их снеговые комы,...” 80 “Но не можно было скрыть учиненный обман и неравенство орудий, а потому это, не только неустрашило Россиян, но паче озлобило их на замозванца.”

53

die periode onaanvaardbaar achtte, deed hij mee aan gevechten met beren volgens Bär, beledigde hij de bojaren door buitenlanders als voorbeeld te stellen, ging hij graag alleen wandelen, wat ongebruikelijk was voor een tsaar die normaal omringd werd door zijn gevolg, bezocht hij op die wandelingen kunstenaars en apothekers. Wat het volk nog meer ergerde, was de manier waarop Dimitrij zich kleedde en gedroeg - hij deed alles zoals een Pool. Bovendien had hij de beste huizen binnen het Kremlin aan de jezuïeten gegeven (Karamzin 1969: 133-135). Karamzin vervolgt dat Dimitrij nooit naar het klooster van de Wonder wou gaan omdat er zich daar alleen maar onaangename herinneringen en kennissen bevonden. Dit verhinderde mensen niet om de gelijkenissen tussen hem en Grigorij Otrep’ev op te merken (Karamzin 1969: 136). Gelijkaardige scenario’s vinden we bij Buturlin. Zoals eerder gezegd, herschreef hij Karamzins werk en liet hij sommige stukken weg of beklemtoonde hij andere. Zo schrijft hij dat “de muziek donderde tijdens het eten” - “во время стола гремела музыка” (Buturlin ​ ​ ​ 1839: 166), terwijl Karamzin gewoon schreef dat er muziek was tijdens het eten (Karamzin 1969: 134). Verder vat Buturlin bijvoorbeeld de discussie samen omtrent de titel waarmee Dimitrij door de Poolse ambassadeurs zou moeten aangesproken worden, maar voegde hij informatie toe die Karamzin niet had, namelijk: ... en vroeg hem in het geheim om aan de koning te laten weten dat ondanks de opgedoken wederzijdse ontevredenheid tussen hen (Dimitrij I en Sigismund III), hij nooit de barmhartigheid van Sigismund zal vergeten, maar dat de koning op zijn beurt de afgesproken toegeving van de steden niet mag eisen totdat de nieuwe tsaar zijn macht niet genoeg heeft 81 verstevigd om veilig en zonder hindernis dit akkoord te kunnen vervullen… (Buturlin 1839: 170-171)

In hetzelfde deel vervolgt Buturlin: “...hij (Dimitrij) heeft zelfs de het plan niet om met Polen oorlog te voeren om een titel…”82 (Buturlin 1839: 171). Hiermee legt hij de nadruk op Dimitrij’s valsheid en voorkeur voor het Pools-Litouwse Gemenebest. Dimitrij wil zijn eigen volk gewoon misleiden terwijl hij nog steeds onder een hoedje speelt met de “vijand”. Deze idee was al vaag aanwezig bij Ščеrbatov, werd grotendeels over het hoofd door Karamzin en

81 "... и просит его тайно представить королю, что несмотря на возникшие между ними взаимные неудовольствия, он никогда не забудет прежние Сигисмундовы милости, что король с своей стороны не должен требовать условленной уступки городов, до тех пор, пока не утвердится власть нового царя достаточно для безопасного и беспрепятственного исполнения сей статьи …” 82 “...он и помышления не имеет воевать с Польщею за титул…”

54

terug benadrukt door Buturlin omdat deze laatste duidelijk de kant wil tonen aan welke de valse Dimitrij I stond. Kostomarov is minder hard voor Dimitrij in zijn beschrijving en uitleg over diens bestuur. Er is geen negatieve ondertoon bij Kostomarov als hij schrijft over Dimitrij’s verlangen om zijn onderdanen, hier de bojaren, verder te laten ontwikkelen door hen bijvoorbeeld op reis te sturen naar Europa en Europese werken te laten lezen (Kostomarov 1995: 497). Het is niet dat Kostomarov de negatieve kanten verbergt, hij vermeldt zo bijvoorbeeld ook hoe Dimitrij zich misdroeg met vrouwen en dat Ksenja, de dochter van Boris Godunov één van zijn slachtoffers was, maar in het algemeen bekijkt hij de gebeurtenissen vanuit een standpunt dat niet automatisch vijandig is, zoals bij o.a. Ščerbatov en Buturlin. Een paar van zulke gevallen aangaande het bestuur en gedrag van Dimitrij zijn de volgende: Dimitrij ging niet akkoord met de jezuïeten om hen kerken te laten bouwen, maar ze mochten net als anderen hun eigen geloof uitoefenen, dus er was een bepaalde graad van vrijheid hierin. De middelen die hij overbodig achtte voor de kloosters - alles wat overbleef na de noodzakelijke uitgaven - wou hij gebruiken om de militaire campagne tegen de Turken te helpen onderhouden. Soms vergat hij zijn stand en werkte hij mee met zijn onderdanen, vocht hij mee met hen of ging hij alleen op verkenning, wat men niet gewend was van een tsaar. Ten slotte schrijft Kostomarov ook dat de valse Dimitrij I zelf niemand ter dood moest brengen want het volk - en dan vooral de Don Kozakken - deed dat voor hem (Kostomarov 1995: 497-500). Het doen alsof om het volk kalm te houden wordt ook vermeld bij Solov’ëv. Hij schrijft hoe Dimitrij een schijnproces hield voor een Pool die zich misdroeg. Daarbij gaf Dimitrij ook toe koud te hebben gedaan tegen Sigismund III - via de ambassadeurs - om goed over te komen bij de bevolking. Op die manier wou hij mogelijke opstanden voorkomen. Hij liet ook vrijhandel toe, wat Sigismund III wou, maar negeerde Sigismunds verzoek om zich agressief op te stellen tegenover Karel IX van Zweden (Solov’ëv 1858). Er is geen sympathie voor Dimitrij in de toon van Solov’ëv zoals er is bij Kostomarov. Langzaamaan onderbouwt hij zijn theorie in verband met de valse Dimitrij zonder vijandig, dramatisch of behoorlijk conservatief over te komen.

55

4.9 De positie van de geestelijken tegenover de valse Dimitrij I en de opborrelende samenzwering tegen hem

Zoals er eerder vermeld werd, heerste er al een ontevredenheid bij verschillende standen van de bevolking. Zowel de bojaren, als de streltsy en het gewone volk wantrouwden hun tsaar of begonnen meer en meer aan hem te twijfelen om verschillende redenen die in voordien werden opgesomd. In dit hoofdstuk komt daar de houding van de geestelijken bij, die heel belangrijk is omdat de Moskovieten orthodoxen waren en de valse Dimitrij I andersgelovigen met zich mee had gebracht. Vanaf het begin had Dimitrij zich niet bijzonder populair gemaakt bij de orthodoxe Kerk aangezien hij de patriarch Iov hardhandig had laten verwijderen. In zijn plaats werd Ignatij op 23 juni tot patriarch verheven, Ščerbatov schrijft dat dit mogelijk gebeurd is op aanraden van de bij Dimitrij aanwezige jezuïeten. Er is een kans dat deze al enige informatie hadden over Ignatij, een Griek die vroeger nog de aartsbisschop was geweest van Cyprus, waar hij door de Turken werd verdreven. Hij vluchtte naar Italië en bekeerde zich daar tot het Rooms-katholieke geloof. Met dat in gedachten zou hij passen in de plannen van Dimitrij om het Rooms-katholieke geloof in het Tsaardom Moskovië in te voeren (Ščerbatov 1791: 20-21). Los van het feit dat de patriarch vervangen werd door iemand die mogelijks niet zuiver orthodox was, waren de geestelijken verontwaardigd over de eerder vermelde vrijheid in het uitoefenen van andere godsdiensten. Daarbovenop verdwenen er vele monniken. Sommigen werden verbannen en anderen gedood, wat erop wees (samen met het feit dat hij nooit naar het klooster van de Wonder ging) dat Dimitrij Grigorij Otrep’ev was (Ščerbatov 1791: 21-22). Karamzin beschrijft de geestelijken als de grootste vijand van de valse Dimitrij I omdat hij hun goud in beslag nam om het leger te onderhouden (Karamzin 1969: 149). Bovendien vond Dimitrij dat zijn buitenlandse lijfwachten te ver weg woonden in een Duitse nederzetting. Het feit dat de monniken van de wijken Arbat en Čertolisk hun huizen moesten afstaan aan hen, zorgde opnieuw voor verontwaardiging.

56

Waar Karamzin wel gematigder klinkt, is bij de correspondentie die Dimitrij I had met de Paus. In plaats van een echt complot om het orthodoxe geloof omver te werpen, spreekt Karamzin van een politieke interesse en niet zozeer van een religieuze. Tussen Dimitrij en de Paus was er sprake van een oorlog met de Turken, maar niet van de vereniging van de Kerken (Karamzin 1969: 141-142). Buturlin gaat verder in die richting, bij hem zijn de orthodoxe geestelijken niet alleen ontevreden met de valse Dimitrij I, maar spelen ze in het begin ook een actieve rol bij de poging tot het verhinderen van Dimitrij’s succes in het Pools-Litouwse Gemenebest. Zo zond de Moskovische geestelijkheid Buiakov naar de Poolse geestelijkheid om hen te waarschuwen dat ze te maken hadden met Grigorij Otrep’ev. Een tweede gezant, Pal’čikov, werd naar Kiev gezonden, naar de vorst Ostrožskij, met de bedoeling dat deze laatste Otrep’ev gevangen zou nemen en naar Moskou zou sturen. Dit verliep echter zonder enig succes (Buturlin 1839: 96). Solov’ëv komt terug op het door Karamzin eerder vermelde politieke voordeel dat Dimitrij had dankzij zijn goede band met de katholieken. Bovendien had hij bondgenoten nodig tegen de Turken en wou hij trouwen met Marina Mniszech, wiens vader streng katholiek was. De valse Dimitrij I zag niet in waarom hij zijn trouwe onderdanen geen vrijheid in geloof zou geven als ze hem goed dienden, ook stond Paus Paulus V zijn kardinaal Boregez toe om de nuncius Rangoni (die Dimitrij in Krakau zou hebben bekeerd) Dimitrij de titel van “keizer” te geven: “Monarchiae Demetrio Joannis, Caesari ac Magno Duci totius Russiae…”. Toegevingen langs beide kanten betekenden nog niet dat de valse Dimitrij I geen belang hechtte aan de orthodoxen; zo zond hij volgens Solov’ëv sabels ter waarde van 300 roebel naar Lviv voor de bewapening van de orthodoxe kerken. De brief die erbij gestuurd werd vanuit zijn naam vertelt het volgende: “Ziende hoe vastberaden en onwrikbaar jullie zijn in ons ware christelijke geloof van de Griekse wet, stuurden we uit onze schatkist een schenking naar jullie.”83 (Solov’ëv 1858) Uit de vooraf vermelde gebeurtenissen en reacties kan er worden afgeleid dat de bojaren, de geestelijken en een deel van de bevolking, die al dan niet beïnvloed was door de vorige twee standen, een groeiende afkeer tegenover de valse Dimitrij I vertonen. Ook bij de streltsy,

83 “Видя вас несомненными и непоколебимыми в нашей истинной правой христианской вере греческого закона, послали мы к вам от нашей царской казны.” (Solov’ëv 1858)

57

onder wie er sommigen al vijandig waren opgesteld na het incident met het sneeuwballengevecht, steeg de aversie tegenover Dimitrij I. Bij Tatiščev lijkt deze verdere ontwikkeling van de afkeer tegen Dimitrij (en de Polen) vanuit de kant van de streltsy afkomstig van Dimitrij’s plannen om samen met de Polen oorlog te gaan voeren in de Krim (Tatiščev 2005: 733). Ščerbatov geeft meer uitleg over het voorval. In de traditie van de orthodoxe Moskovieten was het niet de gewoonte om andersgelovigen in hun kerken te laten, maar de Polen die onder de bescherming stonden van Dimitrij mochten wel naar binnen. Volgens het volk, waren de Polen bovendien respectloos in hun doen. Dit lokte een reactie uit bij de gelovige streltsy die nog steeds kwaad waren over het valsspelen bij de overname van het sneeuwdorp. Een aantal van de opstandelingen die hun verontwaardiging verspreidden, werden opgepakt en voor de ogen van de tsaar gedood zonder een echte ondervraging, wat Ščerbatov als een teken ziet van Dimitrij’s wreedheid en domheid. Na hun dood was er geen manier meer om te weten te komen of er nog anderen waren zoals hen en of het idee dat Dimitrij het ware geloof minachtte, wijdverspreid was (Ščerbatov 1791: 62-63). Het begin van de samenzwering tegen de valse Dimitrij I ligt volgens Karamzin op het moment dat Šujskij terugkeerde. Mocht de valse Dimitrij I verstandiger hebben geregeerd en niet zoveel vijanden gemaakt hebben, dan zou hij misschien tsaar gebleven zijn omdat de voorzichtige bojaren het volk een goede heerser niet zouden willen ontnemen (Karamzin 1969: 150). Tegen dan was er geen twijfel meer onder de mensen dat Dimitrij eigenlijk Grigorij Otrep’ev was. Bovendien had Basmanov - weet Karamzin via Bär - aan twee Duitsers het volgende toevertrouwd: “in hem hebben jullie een vader en leven jullie in welvaart in Rusland84. Bid samen met mij voor zijn gezondheid, ook al is hij niet de zoon van Ivan, hij is onze heerser want wij hebben hem trouw gezworen en kunnen geen betere vinden.”85 (Karamzin 1969: 151) Over het voorval met de streltsy vertelt Karamzin dat de schuldigen door hun mede-streltsy werden gedood nadat Dimitrij hen bij elkaar had geroepen en van de trouwe troepen gerechtigheid eiste in verband met de leugens die het opgepakte groepje verspreidde (Karamzin 1969: 152).

84 Eigenlijk het Tsaardom Moskovië, maar Karamzin gebruikt “Rusland”. 85 “вы имеете в нем отца и благоденствуете в России: молитесь о здравие его вместе со мною. Хотя он и не сын Иоаннов, но Государь наш: ибо мы присягали ему, и лучшего найти не можем.”

58

Los van wat er gebeurde in Moskou gingen er ook geruchten rond in het Pools-Litouwse Gemenebest over dat Dimitrij een leugenaar was. Karamzin verwijst naar Chodkiewicza wanneer hij vermeldt dat Marfa, de moeder van tsarevitsj Dimitrij, een boodschap gezonden had naar Sigismund III via een Zweed. De boodschap hield in dat Dimitrij haar zoon niet was (Karamzin 1969: 146). Bij de opmerkingen vind je echter dat Bezobrazov naar Krakau kwam en zei dat de Moskovieten gereed waren om Dimitrij van de troon te stoten en in zijn plaats Władysław te kiezen (Sigismunds zoon). Dezelfde Bezobrazov komt voor bij Buturlin in wiens versie hij van Šujskij in het geheim de taak krijgt om aan Sigismund III te laten weten dat de bojaren ontevreden zijn met de tsaar die hij (Sigismund III) hen heeft gegeven (Buturlin 1839: 179). Karamzin kiest voor een meer dramatische versie waarbij de moeder Sigismund III probeert te waarschuwen uit een soort van schuldgevoel dat bij haar doorheen het verhaal wordt opgebouwd. In plaats daarvan gaat Buturlin voor een directe aanpak waarbij Šujskij, net zoals bij Karamzin maar met meer overtuiging, de hoofdrol speelt in het complot tegen de valse Dimitrij I. Hierbij benadrukt Buturlin dat Dimitrij aan de macht is gekomen door een kracht van buitenaf - Sigismund III die zelf onder de invloed van de jezuïeten stond. Kostomarov schrijft dat Šujskij - de leider van de samenzwering waartoe ook Michail Tatiščev, de vorst Vasilij Golicyn en Hermogen, de metropoliet van Kazan, behoorden - wat samengevat kan worden als “ongebruikelijk gedrag” van Dimitrij tegen hem gebruikt (Kostomarov 1995: 499). Bij Solov’ëv wordt zowel de Zweed als Bezobrazov vermeld. De eerste werd door Marfa gestuurd om Sigismund III te waarschuwen, die op zijn beurt Mniszech op de hoogte bracht. Dit zou de aarzeling verklaren in Mniszechs tocht richting Moskou, die opmerkelijk traag ging. De tweede uit ontevredenheid van de bojaren tegenover Sigismunds acties en een ongepaste tsaar in Moskovië als resultaat daarvan. Sigismund III laat weten zich niet te zullen inmengen in de zaken die er gaande zijn in Moskovië, wat ook bij Buturlin wordt beschreven. Solov’ëv vervolgt dat Šujskij ziet hoe de ware afkomst van de valse tsaar niet genoeg is om hem van de troon te stoten, dus gaat hij over tot de organisatie van een echte samenzwering met behulp van de banden die zijn familie heeft met Novgorod. Hier wordt op teruggekomen bij de bespreking van het laatste knooppunt (Solov’ëv 1858).

59

4.10 De aankomst van Marina Mniszech met haar gevolg in Moskou en haar kroning

Tatiščev schrijft niet over de pracht en praal of de grote massa mensen die meekwam met Jerzy en Marina Mniszech voor de trouw. Jerzy kreeg een plaats in de vroegere paleis van Boris Godunov toegewezen, Marina in het Hemelvaartklooster (Voznesenskij klooster) waar Dimitrij’s moeder Marfa woonde en de rest van de Poolse gasten werden in de huizen van de kooplieden en de edelen (zelfs de Nagoj-familie - de familie van Dimitrij’s moeder) opgevangen (Tatiščev 2005: 732). Hoewel de verontwaardiging en woede voordien vooral kwam van de geestelijken die moesten plaatsmaken voor de lijfwachten en de bojaren voor wie Dimitrij’s omgang met hen niet kon, kwam, wekte Dimitrij nu ook de woede op van de rijke klasse die plaats moet maken voor de gasten van het huwelijk. Duizenden mensen verwelkomden Marina en de andere gasten onder wie Poolse edelen, kooplieden en troepen (Ščerbatov 1791: 65-66). De honderden gewapende Polen zorgden voor ongemak en ontevredenheid bij de bevolking van de hoofdstad. Bovendien was er sprake over hevige onweer, Ščerbatov volgt hier Per Persson, bij wie Müller zijn informatie haalde, terwijl deze laatste het onweer ontkent. Ščerbatovs redenering is dat Per Persson een getuige was van de gebeurtenissen en dus betrouwbaarder moet zijn (Ščerbatov 1791: 67). Het onweer werd zoals voordien (bij de intrede van de valse Dimitrij) gezien als een voorteken van ongeluk. Karamzin, verwijzend naar Bär en Per Persson, vermeldt het hevig onweer ook: Men luidde de klokken, vuurde uit kanonnen, sloeg op de trommels, speelde op trompetten, maar het volk was stil. Ze keken toe met nieuwsgierigheid, maar uitten meer droevigheid in plaats van blijheid en merkten een slecht voorteken op voor de tweede keer: men betuigt dat er die dag een storm woedde net zoals tijdens de binnenkomst van Rasstriga in Moskou.86 ​ (Karamzin 1969: 158)

86 “Звонили в колокола, стреляли из пушек, били в барабаны, играли на трубах, а народ безмолвствовал. Смотрел с любопытством, но изъявлял более печали, нежели радости, и заметил вторично бедственное предзнаменование: уверяют, что в сей день свирепствовала буря, так же, как и во время Расстригина ​ вступления в Москву.”

60

De inhoud wordt hier niet aangepast, wel giet Karamzin de gebeurtenis in zijn eigen vorm van schrijven. Hij voegt gevoelens toe die het volk zou ervaren zou moeten hebben en versterkt de kracht van de storm die op zijn beurt in verband staat met het ongeluk dat het volk te wachten staat. De bezorgdheid omtrent de vele wapens die de Polen mee hadden genomen, groeide. Zo schrijft Karamzin dat de Moskovieten vroegen aan de Duitsers of men bij hen naar trouwfeesten kwam alsof het veldslagen waren. Het gerucht ontstond dat de Polen de hoofdstad wouden overnemen en het volk was ervan overtuigd dat de Poolse ambassadeurs de beloofde gronden kwamen opeisen. Dit was niet zo, maar de bojaren deden niets om het volk te kalmeren, terwijl Karamzin zelf het mogelijk acht dat Dimitrij - die gelogen had tegen de Paus - ook Marina en haar vader zou kunnen opgelicht hebben door de beloofde gronden niet af te staan aan hen (Karamzin 1969: 159). Buturlin, die Karamzin verder herschrijft, geeft een iets negatievere toon aan de manier waarop de bevolking toekeek toen Marina aankwam. In plaats van “nieuwsgierig” gebruikt Buturlin “achterdochtig” - “подозрительно” (Buturlin 1839: 210), wat vijandiger klinkt en beter past bij de omgang van de historicus met het katholieke en het buitenlandse. Bij Kostomarov vinden we een schatting van 2000 man die Mniszech met zijn dochter en de broers Wiśniowiecki vergezelt. Dit zonder degenen die door Sigismund III gezonden waren om de trouw bij te wonen, zoals de ambassadeurs en hun gevolg (Kostomarov 1995: 501). Nog iets wat de Moskovieten ontevreden stemde, was het bedrag dat de valse Dimitrij I uitgaf aan de cadeaus voor zijn toekomstige echtgenote en haar gevolg. In het totaal spendeerde Dimitrij zo’n 800 000 roebel, dit was zonder de kosten voor Marina’s reis naar Moskou die tot enkele miljoenen opgelopen waren (Karamzin 1969: 162). De intrede was op 2 mei 1606 en de kroning van Marina vond plaats op de 8ste mei. Het feit dat de kroning gebeurde voor het huwelijk was ongebruikelijk, het was een westerse traditie, niet een Moskovische (Solov’ëv 1858). Bovendien was Marina niet bekeerd tot het orthodoxe geloof, waar het volk op had gewacht: Ondanks al de roekeloze daden van Rasstriga, dachten de Moskovieten dat hij het niet zou durven om aan een andersgelovige de titel van de Moskovische tsarina te geven, en dat Marina de onze Wet87 zal aannemen. Ze wachtten tot de laatste dag en het laatste uur. Dan zagen ze

87 Karamzin schrijft hier “de onze Wet” waarmee hij het orthodoxe geloof bedoelt. Het lijkt erop dat hij onbewust zijn eigen geloof zijn werk laat binnensijpelen, want hij neemt het niet letterlijk over van degene die hij vermeldt te citeren omtrent de kroning Marina.

61

haar terwijl ze een kroon droeg en vervolgens een bruiloftskroon, maar hoorden niet dat ze afstand deed van het Latijns Kerk.88 (Karamzin 1969: 164)

Via de Litouwse ambassadeurs verklaart Karamzin de kroning voor de trouw met de volgende redenering van Dimitrij: De kroning van Marina, waarmee Dimitrij haar ambitieuze natuur wou bevredigen, zou haar moeten verheffen in de ogen van de Russen en misschien ook, in het geval van zijn dood of de afwezigheid van kinderen, haar het recht op het Tsaardom geven.89 (Karamzin 1969: 165)

4.11 De trouw van de valse Dimitrij I met Marina Mniszech en de ontevredenheid errond

Op dezelfde dag als de kroning van Marina Mniszech, 8 mei, volgde de bruiloft die niet volledig volgens de Moskovische tradities verliep. Tatiščev schrijft dat zowel de aanwezigheid van de katholieken in het paleis “ogenschijnlijk voor” - “якобы для” de onderdanen van Marina als de onderdrukking van de bojaren ter voorkeur van de Polen verontwaardiging onder de bevolking uitlokte (Tatiščev 2005: 733). Door het gebruik van якобы для is het duidelijk dat Tatiščev niet gelooft in de gegeven uitleg voor de ​ aanwezigheid van de katholieken. Los van het feit dat Marina niet bekeerd was tot het orthodoxe geloof, was er volgens Ščerbatov een discussie omtrent het kleed dat ze zou dragen tijdens de ceremonie. Dimitrij probeerde om de bojaren te overtuigen om Marina in het Pools te laten kleden, maar ze wouden niet en hij gaf toe om hen tevreden te houden (Ščerbatov 1791: 72). Over de afwezigheid van de bekering van Marina en de respectloze gedrag van de Polen tegenover het orthodoxe geloof schrijft Ščerbatov dat het genoeg zou moeten geweest zijn om de bevolking in opstand te laten komen, maar dat gebeurde niet. Mogelijk had dit te maken met de gewapende Polen en Duitsers waarvoor het volk vreesde (Ščerbatov 1971: 74), ofwel met het vormsel - “миропомазание” - dat de Patriarch bij Marina had verricht en daarmee

88 “Невзирая на все безрассудные дела Расстриги, Москвитяне думали, что он не дерзнет дать сана Российской Царицы иноверке, и что Марина примет Закон наш, ждали того до последнего дня и часа. Увидели ее в короне, в венце брачном, и не слыхали отречения от Латинства.” 89 “Царское венчание невесты, которым Димитрий хотел удовлетворит ее честолюбия, возвысить ее в глазах Россиян, и, может быть, дать ей, в случае своей смерти и неимения детей, право на Державство.”

62

het volk liet geloven dat dit verricht was om haar te bekeren. Ščerbatov gelooft dat dit maar een tijdelijke oplossing was om de mensen gerust te stellen (Ščerbatov 1791: 75). Het ongepaste gedrag van Marina en Dimitrij gaat ook niet voorbij aan Karamzin. Zij at Pools eten en vastte dus niet voor het huwelijk, hij bezocht haar in het klooster, nam muzikanten mee en verbleef soms alleen met haar (Karamzin 1969: 159). Met betrekking tot de kledij die Marina droeg, schrijft Karamzin het volgende: De Moskovieten keken met verontwaardiging toe hoe de tsaar in huzarenkledij gehuld was en zij in Poolse, want die vond haar man mooier. Hij had zich aan de vooravond van het huwelijk met tegenzin akkoord verklaard dat ze in het Moskovisch gekleed zou zijn.90 (Karamzin 1969: 166)

Waar Ščerbatov nog schrijft dat Dimitrij voor het idee was dat Marina volgens de Moskovische gewoonten gekleed zou zijn, dramatiseert Karamzin het voorval door Dimitrij de “aansteker” van de discussie te maken. Hij verwijst naar Bär en Per Persson, volgens wie Dimitrij het volgende gezegd zou hebben: “Goed, ik zal de wens van de bojaren vervullen, zodat ze me niet kunnen verwijten dat ik een passie heb voor het buitenlandse. Een dag betekent niets.”91 Hieraan voegen Bär en Per Persson toe dat de tsaar zijn bruid ompraatte om een Moskovische jurk aan te doen en dat het de Polen waren die wouden dat zij in het Pools gekleed ging zijn tijdens de ceremonie. De dag na het huwelijk zou Dimitrij een Poolse jurk naar Marina hebben gezonden en haar bevolen hebben te zeggen: “Gisteren deed ik wat mijn volk behaagde, maar nu doe ik wat mij behaagt.”92 Zulke woorden kunnen natuurlijk op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Enerzijds klinken ze arrogant en heel respectloos tegenover de tradities die er toen leefden bij het volk, anderzijds was haar echtgenoot de tsaar, waardoor zo’n uitspraak minder hard kan overkomen. Bovendien zou Dimitrij niet alleen of gewoon zichzelf willen behagen (zoals Karamzin het stelt), maar ook zijn vrouw, op wie hij al dan niet verliefd was. Buturlin beschrijft ook hoe Marina tot de verbazing van de Moskovieten gekroond werd (Buturlin 1839: 230) voordat ze gezalfd werd en haar communie doorging - dit gebeurde vlak na de kroning en iets voor de ceremonie van de bruiloft (Buturlin 1839: 231).

90 “Россияне же с негодованием видели Царя в гусарском платье, а Царицу в Польском: ибо оно более нравилось мужу ее, который и накануне едва согласился, чтобы Марина, хотя для венчания, оделась в Россиянское.” 91 “Хорошо, исполню желание Бояр, чтобы они не упрекали меня страстью к иноземному. Один день ничего не значит.” 92 Вчера я сделала угодно моему народу, а ныне делаю, что мне угодно.

63

Solov’ëv laat weten dat Dimitrij wou dat Marina het katholieke geloof in het geheim zou uitoefenen en het orthodoxe openlijk. Zo zou ze vasten op dagen dat de orthodoxen vasten en naar hun kerken gaan, maar dit mocht niet van de kardinalen die zich gebogen hadden over deze vraag. Op 4 maart 1606 liet Borgeze aan Rangoni (met wie Dimitrij eerst de discussie had) weten dat zo’n arrangement niet kon en dat Sigismund III toen hij naar Zweden ging om de troon over te nemen het lutheranisme niet had kunnen aannemen (Solov’ëv 1858). Deze gebeurtenis vermeld door Solov’ëv impliceert dat Dimitrij (volgens de historicus ) tenminste geprobeerd heeft om de schijn orthodox te houden. Mogelijk omdat hij wist dat zijn onderdanen gevoelig waren als het op dit onderwerp aankwam. Solov’ëv zelf schrijft het volgende: ...niet in staat om het huwelijk met Marina te weigeren en op hetzelfde moment niet bereid om de Russische mensen te beledigen in hun inheemse overtuigingen, eiste en drong hij aan dat Marina - in het geheim katholiek bleef - zich gedroeg volgens de resoluties van de orthodoxe Kerk en de gewoontes van het volk.93 (Solov’ëv 1858)

Het gebruik van “требовал и настоял” toont aan dat hij niet alleen maar eiste, maar ook ​ ​ aandrong met succes. Anders zou er “настаивал” in plaats van “настоял” staan. Dus terwijl Dimitrij zelf, zoals Kostomarov schreef (Kostomarov 1995: 490), onverschilligheid tegenover de religie kon opgebouwd hebben, dacht hij volgens Solov’ëv nog wel aan de orthodoxen. Of dat gebeurde uit eigenbelang, respect voor hen of om een andere reden, blijft onduidelijk. Wel is er zichtbaar een meningsverschil omtrent de valse Dimitrij’s stand tegenover de orthodoxen. Na de trouw werd er dagenlang gefeest, waarbij de beschonken gasten voor veel overlast zorgden. Aangezien het gewone volk niet toegelaten werd tot de trouw ,maar wel de last van de gasten moest dragen, begon de bestaande onrust zich heel snel te vermenigvuldigen (Platonov 1910: 278-279).

93 “...не будущее в состояние отказаться от брака с Мариною, в то же время не хотел оскорблять русских людей в их коренных убеждениях, требовал и настоял, чтоб Марина, оставаясь втайне католичкою, сообразовалась с постановлениями православной церкви и с обычаями народными.”

64

4.12 De stijgende onrust in Moskou en de dood van de valse Dimitrij I

4.12.1 De onrust

Door de ongewone trouw en de overlast afkomstig van de paar duizend gasten was het niet meer nodig voor de samenzweerders om de bevolking actief tegen de tsaar op te zetten, de Moskovieten waren al voldoende tegen de valse Dimitrij I gekant. Vanaf 12 mei zou Dimitrij zelfs dagelijks berichten hebben gekregen van zijn officieren over de onrust onder de bevolking (Platonov 1910: 279). Volgens Tatiščev was er al de intentie om de Poolse gasten aan te vallen en Dimitrij te onttronen tijdens de bruiloftsfeesten, maar heeft Dimitrij dit kunnen voorkomen door de bewaking te verstrengen. Aangezien de situatie gevaarlijk werd omdat er hooggeplaatste personen in de samenzwering zaten, bedacht Dimitrij een list om dit probleem op te lossen. Die bestond uit het volgende: Alle Poolse troepen naar buiten brengen naar de weide tegenover de Kolomenskoe94 en zelf met de bojaren er naartoe gaan om ze zogezegd te bekijken. Daar een ruzie veroorzaken en zijn oppositie ogenschijnlijk door een ongeluk laten omkomen…95 (Tatiščev 2005: 733)

Dit zou plaats moeten vinden op 14 mei, wist Mihail Ignat’evič Tatiščev die het nieuws van Pëtr Basmanov vernomen had. Hierop waarschuwde Tatiščev in het geheim Šujskij. Het gespuis en de streltsy wouden dat Marfa de waarheid zei voordat ze iets gingen ondernemen, daarom werd er een massa verzameld voor het Voznesenskij-klooster, waar Marfa woonde. Dezelfde nacht liet zij dit weten: “Zij was bereid om openlijk aan te kondigen dat deze tsaar haar zoon niet is en dat zij, hem niet kennend, hem uit angst haar zoon noemt.”96 (Tatiščev 2005: 734) Het wangedrag van de Polen wordt bij Ščerbatov beschreven onder de “onbeschaamdheid van de Polen” - “наглости Поляков” waarmee de “dronken Polen” - “пьяные поляки” zich

94 Een residentie van de tsaar buiten Moskou. ​ 95 “вывести все польское войско якобы для смотру в луга против Коломенского и самому выехать со всеми боярами и знатными людьми. И тут, учинив ссору, противных себе якобы нечаянном случаем побыть…” 96 “Она изволила всенародно объявить, что сей царь не сын ее и она его, не заня, за страх сыном именует.”

65

“de woede van het volk” - “народное озлобление” op de hals hebben gehaald door de volgende daden: Al gaande door de straten, beledigden ze alle Russen die ze tegenkwamen en nog meer de vrouwen. Ze ontvoerden sommigen van de straat en vielen de huizen binnen van andere jonge, edele vrouwen en verkrachtten hen in het bijzijn van hun ouders.97 (Ščerbatov 1791: 77)

Volgens Ščerbatov dwongen deze daden de valse Dimitrij I tot handelen en veroordeelde hij een Pool tot de dood, maar andere Polen kwamen hem redden en vermoordden de beul. Dit bleef onbestraft, wat het volk nog woedender maakte (Ščerbatov: 1791: 77-78). Om de feesten af te sluiten, liet Dimitrij een houten stadje bouwen om een overname na te spelen. Ščerbatov was ervan overtuigd dat er bloedvergieten aan te pas zou komen, want de kanonnen waren al naar de plaats van het schouwspel verhuisd (Ščerbatov 1791: 79). In de volgende dagen realiseerde Dimitrij zich het gevaar waarin hij verkeerde en besloot hij om het geplande spektakel van 12 mei te gebruiken om zijn tegenstanders uit de weg te ruimen (Ščerbatov 1791: 80). In totaal ging het om zo’n twintig bojaren, onder wie Mstislavskij en Šujskij, hierna zouden hun plaatsen worden ingenomen door Mniszech, Wiśniowiecki en nog belangrijke Polen die Dimitrij zou uitnodigen naar Moskou. Bovendien, schrijft Ščerbatov refererend aan ‘de Buitenlandse Archieven van de Poolse college voor geschiedenis’, zou hij een beroep doen op de geestelijken uit Polen en het Rooms-katholieke geloof invoeren (Ščerbatov 1791: 81). Dimitrij dacht volgens Bučinskij dat het invoeren van het andere geloof gemakkelijker zou zijn zonder tegenspartelende bojaren, maar Ščerbatov betwijfelt dat dit zou gewerkt hebben. Ščerbatov merkt op dat de keuze voor een bepaald geloof niet afhangt van de bojaren, maar persoonlijk is - er zouden mensen opduiken die ervoor zouden strijden. Toch denkt hij niet dat Bučinskij gelogen zou hebben hierover (Ščerbatov 1791: 82). Op vrijdag 16 mei werden er al geen kruit of kogels aan de Polen verkocht omdat de samenzwering zich verspreid had (Ščerbatov 1791: 83). Karamzin merkt op dat: “Aan hen (de Polen) was hij (Dimitrij) zijn geluk verschuldigd en door hun toedoen stierf hij.”98 (Karamzin 1969: 169) Hun daden verergerden de situatie door het volk kwaad te maken en geen respect te tonen tegenover de bojaren, maar ook niet tegenover Dimitrij. Zoals eerder vermeld, ontliep een ter dood veroordeelde Pool zijn straf

97 “идучи улицами, делали всем встречающимся Русским, а паче женщинам обиды, похищали некоторых с улиц, других же входя в домы благородных дев при родителях их насиловали. 98 “Им обязаный счастьем, он их же содействием и погибнул.”

66

omdat zijn landgenoten hem redden. Aangezien dit onbestraft bleef, leek de macht van de Polen over de Moskovische tsaar alleen maar groter dan wat ze aanvankelijk hadden gedacht. Uiteindelijk besluit Šujskij tot actie over te gaan. Volgens Karamzin - die het van Bär overneemt - zei Šujskij tot degenen die hij verzameld had, het volgende: “Het vaderland en het geloof gaat ten onder door de valse Dimitrij.”99 (Karamzin 1969: 170) Dit impliceert duidelijk dat iemand hem moest tegenhouden hierin. Dit zou gebeuren door een oppositie met Šujskij aan het hoofd ervan. Šujskij neemt bij Karamzin hier de rol aan van de held en Dimitrij die van de antagonist. Hetzelfde gebeurt bij Buturlin, maar hij versterkt de negativiteit rond Dimitrij. Zo schrijft Buturlin dat Dimitrij een “afkeer” - “отвращения” had voor “Russische”100 gebruiken en een neiging tot Poolse (Buturlin 1839: 165), wat wel een heel sterke emotie is. Meermaals wordt Dimitrij’s keuze voor het buitenlandse onderstreept. Zo kiest Buturlin voor “отечественными” - “van het vaderland” in de volgende zin: “...всегда пренебрегал отечественными обрядами... ” (Buturlin 1839: 166) in plaats van “Russische” zoals ervoor, waardoor hij inspeelt op de mogelijke patriottische gevoelens van de lezer. De associatie van Dimitrij tegen het vaderland plaatst hem op dezelfde lijn als een vijand. Šujskij vormt de tegenpartij. Hij en de andere samenzweerders besluiten om te doen wat door Buturlin beschreven wordt als een “zaak ten voordele van het vaderland” - “дело отечественное”101 (Buturlin 1839: 235) die “de bevrijding van het vaderland van Polen en het bestraffen van de valse Dimitrij I” - “...избавление отечества от поносного ​ подданства, и наказания дерзкого пришельца…” (Buturlin 1839: 235) inhoudt. De Polen ​ ​ ​ worden hierbij beschreven als “lasterlijke Polen” en Dimitrij als “een gewaagde vreemdeling”. Het slechte komt duidelijk van “de anderen”, de buitenlanders verstoren de rust van het vaderland, waarvoor - hier gebruikt Buturlin “святая Русь” of “het Heilige land van de Roes” - meer dan honderdduizend man kan vechten terwijl Dimitrij maar zo’n vijfduizend Polen heeft. Hier voegt Buturlin de belangrijkheid van het volk toe. “Šujskij was hen aan het overtuigen om niet te aarzelen om te handelen en om hem te laten weten wat het volk besliste.”102 (Buturlin 1839: 237) Šujskij staat dus aan het hoofd van het volk dat de sleutelrol

99 “Отечество и Вера гибнет от Лжедмитрия.” 100 Anachronisme, zou eigenlijk “Moskovische” moeten zijn. 101 Letterlijk vertaald als “vaderlandse zaak”. 102 Шуйский убеждал их не медлить делом и уведомить его на что решаться граждени.

67

speelt in de ondergang van de valse Dimitrij I. Buturlin stelt dus dat aan de hand van hun gezamenlijke geloof en overtuigingen ze moeten handelen om hun ‘vijand’ (een extern element) te verslaan. Kostomarov merkt op dat velen van de “Polen” eigenlijk “Russisch” (Moskovisch) en zelfs orthodox waren, want in de zuidelijke provincies van Polen waren er nog velen die het oude geloof behielden. Hij verwijst ook naar de gebroeders Wiśniowiecki, die volgens hem orthodox zijn.103 (Kostomarov 1995: 502) Verder schetst hij een context waaruit er afgeleid kan worden dat Kostomarov het gedrag van de “Polen” en de vijandige houding van de Moskovieten tegenover hen probeert uit te leggen. Hierbij verdedigt hij hun acties niet, maar verplaatst hij het standpunt van waaruit er wordt gekeken. De toegekomen gasten zijn gewoon anders dan de Moskovieten, ze hebben een andere taal en andere gewoontes, maar dat betekent niet dat ze van plan waren om het Tsaardom Moskovië te verwoesten. Het volk zou, volgens Kostomarov, de tsaar vergeven hebben voor de luidruchtige en onbeleefde gasten, aangezien het zijn trouw was, maar de samenzwering tegen Dimitrij had het gewenste effect (Kostomarov 1995: 502). Niet het gewone volk, maar delen uit de elite hebben de tsaars ondergang dus bepaald. Het is dus niet perse de schuld van de aangekomen gasten, ook al vonden de Moskovieten sommige van hun gewoontes beledigend. Volgens Solov’ëv stelden de Moskovieten die handel dreven zichzelf gerust met het feit dat de gasten veel uitgaven en ze dus een grotere opbrengst hadden en daarmee dus winst (Solov’ëv 1858). Wat Solov’ëv nog bespreekt van datgene dat de tegenstanders van Dimitrij vermenigvuldigd zou hebben, is het verzamelen van de eigendommen van kloosters voor de sponsoring van de aankomende oorlog. Hij vindt het moeilijk te geloven en de argumentatie die hij hiervoor gebruikt, bestaat uit twee delen. Ten eerste: “...zoals we weten ondersteunde Dimitrij de salarisbrieven van de kloosters en deelde hij nieuwe uit...”104 (Solov’ev 1858). Ten tweede: “omdat men die instructies niet vermeldt in de Russische bronnen.”105 (Solov’ëv 1858) Aangezien het verspreide gerucht over Dimitrij’s afkomst alleen niet genoeg was om het volk en de streltsy tegen hem op te zetten - bij Solov’ëv eist Dimitrij of beveelt hij niet om de gevangengenomen streltsy te bestraffen, de kapitein van de streltsy vraagt zelf toelating om te

103 Zoals eerder vermeld werd, was alleen Adam nog orthodox. 104 “...как мы знаем, Димитрий поддерживал монастырям жалованье грамоты и давал новые...” 105 “потому что об этом распоряжении не говорится в русских источниках.”

68

handelen waarna hun mede-streltsy ze in stukken hakken voor hun verraad - ging Šujskij over tot de vorming van een echte samenzwering (Solov’ëv 1858). Samen met Vasilij Golicyn en Ivan Kurakin, met wie hij een akkoord had dat de ene de andere niet in de weg zou staan als een van hen gekroond zou worden na Dimitrij’s dood, hield hij zich bezig met het uitwerken van een plan. Zoals eerder vermeld werd, had de Šujskij-familie banden met Novgorod (Platonov 1910: 277-278). De troepen uit Novgorod en Pskov die niet ver van Moskou stonden om later naar de Krim te vertrekken, sloten zich aan bij de samenzweerders. Op de vooravond van de gebeurtenis zegt Šujskij in zijn toespraak tegen zijn bondgenoten en volgelingen volgens Solov’ëv dat “...als iedereen akkoord zal zijn, is er niks te vrezen…” 106 (Solov’ëv 1858) - “wij hebben al het volk, hij alleen de vijfduizend Polen”. Maar de kreten - “De Polen zijn de vorst aan het slaan!”107 (Solov’ëv 1858) die de samenzweerders schreeuwden aan het begin van de machtsgreep tonen aan dat de samenzweerders niet zeker waren of al het volk aan hun kant zou staan.

4.12.2 Het einde van de valse Dimitrij I

In de vroege ochtend van 17 mei 1606 kwamen een paar honderd bojaren en edelen naar het plein voor het paleis. Onder de massa werden er geruchten verspreid dat de Polen en Litouwers de bojaren aanvielen (Platonov 1910: 279). Aangezien de gemoederen al verhit waren als het op de gasten aankwam, schoot de bevolking te hulp. In de chaos die volgde, konden de samenzweerders handelen. Bij Tatiščev gaf Šujskij het bevel om gewone Polen te doden en de edele Polen gevangen te nemen eenmaal het sein gegeven was. De samenzweerders geraakten in het paleis waar Tatiščev (een van de samenzweerders en lid van de Tatiščev-familie waartoe ook de historicus Tatiščev behoorde) Basmanov neersteekt. De vluchtende Rasstriga springt uit het raam, breekt zijn benen en wordt door een paar streltsy gevonden. Ze dragen hem naar binnen, iemand doodt hem en na hem te hebben onthoofd wordt zijn lichaam naar het Rode plein gedragen, waar het nog drie dagen lag voordat het werd verbrandt (Tatiščev 2005: 734).

106 “...если все будут заодно, то боятся нечего…” 107 “Поляки бьют государя!”

69

Ščerbatov geeft een gedetailleerdere versie weer: Šujskij met een kruis in zijn ene hand om het geloof te verdedigen en een zwaard in de andere ter bescherming van het vaderland leidt het volk naar het paleis (Ščerbatov 1791: 83-84). De opmerking over de afwezigheid van de meerderheid van de buitenlandse lijfwachten is aanwezig bij Ščerbatov, maar de reden hiervoor is onduidelijk. Hij stelt dat: “Voor politieke schijn om met het vertoon van veiligheid de bojaren en samenzweerders te sussen of door nalatigheid, waren er maar dertig buitenlandse lijfwachten aanwezig in het paleis.”108 (Ščerbatov 1791: 84) Er was dus bijna geen weerstand. Basmanov werd tijdens zijn poging om de tsaar te beschermen door Tatiščev gedood. De vluchtende Dimitrij viel uit het raam en werd in bescherming genomen door de Moskouse streltsy die niet meededen in de samenzwering (Ščerbatov 1791: 87). Ze wouden zekerheid, waarop Šujskij met nog andere bojaren en een deel van het volk naar Marfa gingen - zij gaf toe dat de huidige tsaar haar zoon niet is (Ščerbatov 1791: 88). Vervolgens zouden ze terugkeren naar Dimitrij die alles toegaf eenmaal dat hij Marfa’s ontkenning hoorde. Daarop sloeg het volk hem dood en werd hij op het hoofdplein op een bankje achtergelaten. Pas na drie dagen werd het lichaam verwijderd en gedumpt in een veld. De 29e mei werd het verbrand omdat er door slechte weersomstandigheden het bijgeloof was ontstaan dat de zon niet wou schijnen op de dode lichaam van Otrep’ev (Ščerbatov 1791: 89). Karamzin schrijft dat Dimitrij het niet nodig achtte om veel lijfwachten te hebben. Hierbij verwijst de historicus naar Bär en Rzeczy Polskich, maar vermeldt hij ook dat er anderen zijn bij wie er wordt gesproken van de samenzweerders die een deel van de lijfwachten naar huis hebben gestuurd. Karamzin vermoedt dat dit snel ontdekt zou worden, dus verkiest hij zijn eigen versie waarbij Dimitrij “onverschrokken” - “неустрашимым” wou overkomen (Karamzin 1969: 172). Tot achttienduizend troepen die naast de hoofdstad stonden en volgens Karamzin gereed waren om naar Elec te gaan, sloten zich aan bij de samenzweerders (Karamzin 1969: 172). De streltsy die de wacht hielden op straat waren ofwel leden van de samenzwering of ze dachten er zelfs niet aan om ‘Russisch’ bloed te vergieten ten koste van de smerige vreemdelingen - “Стрельцы или сами были в заговоре или не думали кровью Русскою спасать иноплеменников противных.” (Karamzin 1969: 173)

108 “По политическому ли виду, чтобы оказуемою безопасностью усыпить бояр и умышляющих, или по какому небрежению, тялохранителей его чужестранных только тритцать во дворце находилось.”

70

Een aanmoediging van Šujskij om het volk in beweging te krijgen richting het paleis, was “In de naam van God, val de slechte ketter aan.” - “Во имя Божие идите на злого еретика.” (Karamzin 1969: 173), maar dit lijkt niet compatibel met wat Bär en Per Persson, naar wie Karamzin verwijst, schrijven. Volgens hen riep het volk het volgende: “Литва режет бояр!” - “De Litouwers zijn de bojaren aan het slachten!” en “Спасем и Царя и бояр от Литвы!” - “We zullen de tsaar en de bojaren redden van de Litouwers!”. Uit deze woorden kan er afgeleid worden dat het volk zijn tsaar nog wou redden, terwijl Karamzin en Ščerbatov het alleen hebben over het geloof en het vaderland. Wanneer er van Marfa geëist wordt dat zij de vraag beantwoordt of Dimitrij haar echte zoon is en zij toegeeft gelogen te hebben uit angst, voegt Karamzin toe dat zij in het geheim velen de waarheid vertelde (Karamzin 1696: 175), wat niet voorkomt in de “Poolse Zaken” waarnaar hij verwijst in zijn bronnenlijst. Het voorval met Marfa gaat verder, waarbij de historicus duidelijk een keuze maakt tussen twee versies. Tijdens de ondervraging van Dimitrij wou hij dat men Marfa vroeg over zijn afkomst, waarop Ivan Golicyn zei dat zij al afstand had gedaan van hem (Karamzin 1969: 176). Na zijn dood (Dimitrij werd vermoord door Ivan Voejskov en Grigorij Valuev) werd hij naar het hoofdplein gesleurd door het volk, hierbij verwijst Karamzin naar de Dagboeken van de Litouwse Ambassadeurs, waarin Marfa pas op dat moment betrokken geraakt bij de zaak. Terwijl ze langs het klooster liepen met het lijk in hun handen, vroegen de mensen aan Marfa “Is dit jouw zoon?” - “Это твой ли сын?” waarop zij antwoordde “Waarom vroegen jullie dit niet aan mij toen hij nog leefde? Nu is hij niet meer van mij.” - “Для чего вы не спросили о том у меня, когда он был еще жив? Теперь он уже не мой. Karamzin verkiest de versie waarbij Marfa afstand deed van de valse Dimitrij I, terwijl hij de versie waarin hij al dood was voor er iets aan haar werd gevraagd, ook kende. Zijn besluit is dat het hier om Grigorij Otrep’ev gaat en niet om de echte tsarevitsj. Alleen de partijdige buitenlanders die vurig de leugenaar gediend hadden, wouden zijn doders al hatend zwartmaken, ze schreven dat de echte zoon van Ivan in Moskou vermoord was, geen landloper, maar de wettelijk tsaar. Ook al hadden de Russen de landloper ter dood gebracht, ze konden niet opscheppen met de zaak die verbonden was aan het verbreken van de eed, want de heiligheid ervan is noodzakelijk voor de heelheid van de burgerlijke maatschappijen en verraad is altijd een misdaad.109 (Karamzin 1969: 183)

109 “Только пристрастные иноземцы, ревностно служив обманщику, ненавидя его истребителей и желая очернить их, писали, что в Москве убит действительный сын Иоанна, не бродяга, а Царь законный. Хотя Россияне, казнив и бродягу, не могли хвалится своим делом, соединенным с нарушением присяги: ибо святость ея нужна для целости гражданских обществ, и вероломство есть всегда преступление.”

71

De manier waarop Karamzin opmerkt dat de Moskovieten niet trots kunnen zijn aangezien ze de eed die ze gezworen hebben aan hun tsaar hebben verbroken, lijkt te verwijzen naar Karamzins kennismaking met de Franse Revolutie en de gevolgen die ze heeft gehad op de Franse samenleving en Karamzins wereldbeschouwing. Hij verdedigt hier de eed en daarmee de trouw aan de tsaar, waarbij hij zich sterk uitdrukt in verband met verraad omdat dit zou leiden tot de val van de maatschappij. Buturlins versie van de eenstemmigheid van het volk om van de valse Dimitrij I en de Polen af te geraken, komt harder over dan die van Karamzin. De onthullingen die de centurio’s deden aan het gewone volk, waren succesvol. Het geduld van de mensen in verband met de acties van de valse Dimitrij en de Polen was al op. Daarmee dacht er niemand aan om de zelfverklaarde pretendent, die minder dan een jaar geleden met zo een verrukking werd ontvangen, te verdedigen.110 (Buturlin 1839: 237-238)

Zo schrijft hij ook dat “...het gevoel van walging tegenover de zelfverklaarde pretendent zo unaniem en diep was, dat er niet één aangever te vinden was/ geen enkele aangifte werd gedaan” - “...чувство отвращения к Самозванцы было такое единодушное и глубокое, что не нашлось ни одного доносчика.” (Buturlin 1839: 239) in verband met de samenzwering. Ondertussen gelooft Karamzin dat het mogelijk was dat men geen aangifte deed omdat men “bang was om het slachtoffer te worden van het boze volk” - “...ибо доносчики страшились, кажется, быть жертвою народной злобы.” (Karamzin 1969: 171). Buturlin verwijst hier ook naar Bär, maar Bär schrijft dat het plan van de samenzweerders was om de tsaar te omsingelen om de illusie op te wekken dat ze hem gingen beschermen, terwijl ze hem eigenlijk gingen doden (Bär: 75). Bovendien antwoordden de bojaren op de vraag “Wie is de tsaar aan het vermoorden?” - “Кто умерщвляет Царя?” met “De Polen!” - “Поляки!” (Bär - 79). Bij Buturlin staat er dat “de Litouwers de Russische edelen afslachtten” (Buturlin 1839: 245) en voor de kathedraal tot het volk schreeuwden dat ze “in de naam van God de kwaadaardige ketter moesten aanvallen” (Buturlin 1839: 246). Zo blijkt dat Buturlin Bär maar gedeeltelijk gebruikt en dus iemand anders zijn getuigenis of beschrijving verkiest. Misschien zelfs gewoon die van zichzelf, die hij dan op basis van de bestaande getuigenissen heeft samengesteld.

110 “Разглашения сотников подействовали так успешно на простой народ, выведенный из терпения поступками Лжедмитрия и Поляков, что никто и не помыслил заступаться за Самозванца, которого менее года тому принимали с восторгом.”

72

Verder denkt Buturlin dat het mogelijk is dat Dimitrij niemand vreesde ondanks de waarschuwingen van de Polen en zijn buitenlandse lijfwachten omdat hij rekende op de trouw van zijn troepen - tienduizend streltsy, vijfduizend Polen en driehonderd Duitsers (Buturlin 1839: 244). Deze laatsten waren grotendeels afwezig doordat de samenzweerders aan het hof ze namens de tsaar hadden weggestuurd (Buturlin 1839: 245). Hier volgt Buturlin Karamzin niet, die het voorval toeschrijft aan Dimitrij’s persoonlijkheid (zoals eerder vermeld werd). Bij Buturlin wordt Marfa niet op voorhand gevraagd over de afkomst van Dimitrij. Pas nadat de streltsy hem opgeven aan de bojaren na dreigementen van de massa, die zei: “Laten we naar het dorp van de streltsy gaan en al hun families uitroeien als ze de verrader, de schurk, de oplichter, niet willen overleveren aan ons!”111 (Buturlin 1839: 251), ging Ivan Golicyn met vier andere edelen naar Marfa en bracht hij het antwoord terug dat het haar zoon niet was (Buturlin 1839: 252). Hierop wil Dimitrij naar het hoofdplein worden gebracht om er ‘de waarheid’ te zeggen, maar dat wordt door de aanwezigen geïnterpreteerd als een bekentenis, waarop men aan het volk buiten laat weten dat hij schuldig is (Buturlin 1839: 252). “Sla hem, hak hem in stukken!” - “Бей его, руби его!” is de reactie van het volk (Buturlin 1839: 253), waarop Grigorij Valuev Dimitrij doodschiet. Bij Kostomarov is het plan van de samenzweerders om de tsaar te doden duidelijk: ze slaan alarm, zeggen tegen het volk dat de Polen de tsaar en edelen willen doden, vervolgens doden ze zelf de tsaar terwijl het volk de Polen aanvalt (Kostomarov 1995: 502). Hij schrijft ook dat het Šujskij was die zeventig van de honderd lijfwachten naar huis stuurde (Kostomarov 1995: 503). Voor de ontketening van de chaos liet Šujskij gevangenen vrij en liet ze bewapenen. Vanaf dat het sein gegeven werd, schreeuwden de leiders van de samenzwering dat “Litouwers de tsaar en de edelen willen doden.” en spoorden ze het volk aan om “Litouwers aan te vallen.” (Kostomarov 1995: 503). Het volk haastte zich om de Polen te slaan, velen met de gedachte dat ze inderdaad de tsaar beschermden, anderen door de haat voor de eigenzinnigheid van de Polen, nog anderen gewoon uit verlangen om te roven.112 (Kostomarov 1995: 503)

111 “Пойдем в стрелецкую слободу, истребить семейства стрельцов, элси они не хотят выдать изменника, плута, обманщика!” 112 “Народ с яростными криками бросился быть поляков, многие с мыслью, что в самом деле защищают царя; другие - из ненвисти к поляком засвоевольство; иные - просто из страсти к грабежу.”

73

Kostomarov heeft meteen een minder negatieve toon waarmee hij schrijft over Dimitrij. Er is geen sprake van een unanieme haat jegens Dimitrij, want volgens Kostomarov wil een deel van het volk hun tsaar redden. Degenen die alles in gang zetten, zijn de eigen mensen - Moskovieten, de bojaren. Volgens Kostomarov, die verwijst naar Isaac Massa, een Nederlandse handelaar die toen in Moskou aanwezig was, ging Dimitrij er levend uit gekomen zijn als hij bij het volk terecht zou zijn gekomen, want het volk hield van hem (Kostomarov 1995: 503). In deze versie geven de streltsy ook de tsaar op omdat ze net zoals bij Buturlin bedreigd worden met de dood van hun vrouwen en kinderen (Kostomarov 1995: 504). Marfa wordt niet beschreven geraadpleegd te zijn geweest, Golicyn schreeuwde gewoon dat zij nu zei dat Dimitrij haar zoon niet was. Na de dood (Grigorij Valuev schoot Dimitrij dood) werd het lijk door de menigte weggesleurd en vroeg men aan Marfa of het om haar zoon ging, waarop ze “neen” antwoordde (Kostomarov 1995: 504). Wel vermeldt Kostomarov dat er volgens andere, Poolse informatie, zij geantwoord had dat ze het haar hadden moeten vragen toen hij nog leefde en dat hij nu niet meer van haar was. Nadat het lijk twee dagen had doorgebracht op het Rode Plein, waar men met hem kon lachen en op hem kon vloeken, werd het begraven in een kuil, op een begraafplaats voor armen. Toen er geruchten de ronde begonnen te doen dat Dimitrij nog rondliep, werd hij uitgegraven, verbandt en zijn as met een kanon in de richting geschoten waarvan hij gekomen was (Kostomarov 1995: 504). Net zoals Kostomarov schrijft Solov’ëv dat de samenzweerders niet zeker waren dat ze de steun van het volk gingen hebben (Solov’ëv 1858). Het zijn ook de bojaren die in naam van de tsaar de meerderheid van de lijfwachten naar huis sturen. De dagen ervoor maakt Dimitrij zich niet zoveel zorgen over de onrust omdat hij het geruzie tussen de Polen en de Moskovieten ziet als “een onafwendbare botsing tussen twee vijandige volkeren” - “...необходимое столкновение между двумя враждебными народами…” (Solov’ëv 1858). Over de streltsy die de gewonde Dimitrij vonden na zijn val bij het vluchten, schrijft Solov’ëv dat Dimitrij’s aanbod om hen de vrouwen en eigendom van de bojaren die hem verraden hadden te geven, hen wel aanstond - “Стрельцам понравилось обещание…” (Solov’ëv 1858). Hierop brachten ze hem naar binnen en verdedigden ze hem totdat ze ook

74

hier bedreigd werden met de dood van hun dierbaren. Toen Golicyn terug was met het nieuws dat Marfa afstand deed van hem als haar zoon, lieten de bojaren dit weten aan het volk en voegden ze eraan toe dat “Dimitrij zelf zijn schuld in verband met de zelfverklaardheid toegeeft en dat de Nagie Marfa ondersteunen in haar verhaal” - “...с прибавкою, что сам ​ ​ Димитрий виниться в своем замозванстве и что Нагие подтверждают показание Марфы.” (Solov’ëv 1858) Omdat Solov’ëv ervoor kiest om “с прибавкою” - “met de toevoeging” te vermelden, geeft dit de indruk dat hij zelf niet overtuigd is dat Dimitrij zijn schuld inderdaad toegegeven had en of de Nagoj-familie Marfa’s bekentenis had ondersteund. Bovendien kiest Solov’ëv ervoor om de versie te gebruiken waarin men aan Marfa tijdens het passeren van het Voznesenskij-klooster vroeg of het om haar zoon ging wiens lijk ze meesleurden en zij het antwoord gaf dat ze dat eerder aan haar hadden moeten vragen, toen hij nog leefde. De andere historici die kennis hadden van deze versie lieten haar aan de kant of vermeldden zelfs het bestaan ervan niet, mogelijk omdat ze nogal dubbelzinnig is en kan opgevat worden alsof het inderdaad om haar zoon ging, maar aangezien hij dood was, hij nu van God is, vandaar de “Теперь он уже не мой.” (Bär) - “Nu is hij niet langer van mij.” of ​ ​ “...теперь он уже, разумеется, не мой.” - “... nu is hij, natuurlijk, niet langer van mij.” ​ (Solov’ëv 1858)

5 De persoonlijkheid van de valse Dimitrij I volgens de historici

Na de ontleding de gekozen gebeurtenissen en hun onderlinge vergelijkingen zal er nu gekeken worden naar de persoonlijkheid van de valse Dimitrij I volgens de bestudeerde historici. Hier en daar zijn er overeenkomsten, maar de focus zal liggen op de karaktertrekken die verschillen en of er een evolutie is van Dimitrij’s persoonlijkheid. Aangezien Tatiščev ervan uitgaat dat het hier over Grigorij Otrep’ev gaat, schrijft hij dat Grigorij een goede leerling was: “hij studeerde met grote ijver en presteerde beter dan zijn leeftijdsgenoten” - “с великим прилежанием учился и в том сверстников своих превосходил” (Tatiščev 2005: 726). Hij kon goed schrijven - “острота в письме” - en handelde doordacht, zoals bijvoorbeeld bij zijn aankomst bij Adam Wiśniowiecki, waarvoor

75

hij voorbereidingen treft om zijn leugens geloofwaardiger te laten overkomen (Tatiščev 2005: 727). Uit Tatiščevs beschrijving is ook af te leiden dat Grigorij niet erg barmhartig was voor degenen die hem niet snel genoeg volgden: “...но он не с великою милостью их (бояр) принял и Телятевского в тюрьму велел посадить.” (Tatiščev 2005: 731). Bovendien heeft Marfa hem als haar zoon erkend onder bedreiging, wat Grigorij niet echt positief doet overkomen. De valse Dimitrij I was dus volgens Tatiščev slim, sluw en in bepaalde gevallen kil. Ščerbatov spreekt ook over Grigorij’s uitzonderlijke vaardigheden in schrijven, lezen en zijn kennis over godsdienstige boeken, wat toen vrij zeldzaam was voor monniken - “тогда довольно редкое в монахах” (Ščerbatov 1790: 203). Hij had ook aanleg voor wetenschap, dacht snel na, was verstandig en welbespraakt (Ščerbatov 1790: 216). De positieve trekken die Grigorij eerst heeft, worden geleidelijk aan iets negatiever voorgesteld. Zo beschrijft Ščerbatov hem later niet gewoon als “slim” maar als een “geslepen man” - “ коварный человек”, die wist dat het openlijk aanspreken van God en het vragen naar gerechtigheid de gelovige mensen tot de conclusie leiden dat hij wel de waarheid moest zeggen (Ščerbatov 1790: 240). Zijn geslepenheid helpt hem bij het manipuleren van anderen. Ščerbatov spreekt over hoe Grigorij “het vergif van zijn bedrog” - “Яд своего обмана” (Ščerbatov 1790: 232) verspreidt, waardoor het klinkt alsof Grigorij een slang is die de goedgelovige Moskovieten op de verkeerde pad brengt. Zodra hij aan de macht, maar nog voor de kroning, wordt Grigorij als iemand “trots en onbeschoft” - “ горд и груб” beschreven (Ščerbatov 1791: 2). Over het verplaatsen van de lijken van de familie Godunov - waarover Margeret schrijft dat dit gebeurde op de aanvraag van de bojaren - schrijft Ščerbatov het volgende: ...maar ik denk dat er geen nood was voor hen om zo’n verzoek aan te vragen, want de zelfverklaarde pretendent was hiertoe geneigd. Maar omdat er onmenselijkheid is in deze daad, heeft Rasstriga, om de schuld van zich af te schudden, zulke geruchten verspreid.113 ( Ščerbatov 1791: 8)

Wanneer hij genade toont aan het volk door Šujskij’s vonnis te veranderen naar een verbanning samen met zijn broers in plaats van een onthoofding, is dit volgens Ščerbatov door het toedoen van Bučinskij en Vlas’ev (Ščerbatov 1791: 19). Bovendien was Grigorij niet

113 “...но я думаю, что не было нужды им сию просьбу употреблять, ибо довольно склонен был к сему и сам самозванец, а разве, дабы то, что есть бесчеловечное в сем поступке, сложить с себя, Расстрига такие слухи пропустил.”

76

bang om degenen die hem verachtten in toom te houden door te dreigen met martelingen (Ščerbatov 1791: 22). Anderzijds liet hij zich gaan na de kroning, “hij stopte met het bedwingen van zijn losbandigheid en zijn lust” - “он перестал сдерживать распутность и любострастие свое” (Ščerbatov 1791: 23). Zo werden Ksenja - “им изнасилована” (Ščerbatov 1791: 24), de dochter van Boris Godunov, en andere vrouwen, waaronder zelfs nonnen, (Ščerbatov 1791: 33) door hem verkracht. Zo concludeert Ščerbatov dat Grigorij Otrep’ev als tsaar “verdorven gewoonten” - “развратные нравы” had (Ščerbatov 1791: 46) en “onmeedogend” - “суровый” was. Een voorbeeld van dat laatste is wanneer hij toelaat dat er verraders voor zijn ogen worden doodgeslagen en “zijn ogen genoten van het stromend” bloed” - “очи его наслаждались текущую кровью” (Ščerbatov 1791: 63). Karamzin beschrijft de valse Dimitrij I als iemand die niet zo knap was, maar dit nadeel goedmaakte met zijn “levendigheid en doortastendheid van geest, zijn welsprekendheid en zijn nobele houding”114 (Karamzin 1969: 78). Grigorij kon goed overweg met een zwaard, kon goed rijden op paarden, was behendig en reed altijd vooraan - hij was een onverschrokken leider, een “behendige strijder” - “витязь ловкий” (Karamzin 1969: 90). De valse Dimitrij I wordt door Karamzin beschreven als iemand die ook op een natuurlijke wijze volgelingen sprokkelde, bijvoorbeeld: “En hier, als een ware ridder, toonde Rasstriga buitengewone dapperheid…”115 (Karamzin 1969: 102). Zijn vaardigheden als strijder en gedrag maken de valse Dimitrij I tot een uitmuntende aanvoerder. Daaraan kan er worden toegevoegd dat de valse Dimitrij I snel in zijn rol als heerser viel. Karamzin is niet zeker of hij uit zichzelf handelde of iemand anders hem aanspoorde, maar “hij ging meteen over tot het besturen, handelde vrij en beslist, zoals iemand geboren voor de troon en die het gewend was om de macht te hebben”116 (Karamzin 1969: 125). Dat weerhield hem er niet van om “fouten” te maken, zo liet hij andersgelovigen binnen in kerken, wat leidde tot beschuldigingen van “lichtzinnige respectloosheid tegenover het heiligdom”117 (Karamzin 1969: 128). Volgens Karamzin was Dimitrij zijn eigen vijand omdat hij “van

114 “живостью и смелостью ума, красноречием, осанкаю благородною” 115 “Тут Расстрига, как истинный витязь, оказал смелость необыкновенною…” 116 “...немедленно занялся правительством, действуя свободно, решительно, как бы человек рожденный на престол, и с навыком власти.” 117 “легкомысленное неуважение к святыне”

77

nature lichtzinnig en opvliegend was, onbeschoft door slechte opvoeding, verwaand, onredelijk en werd roekeloos van geluk”118 (Karamzin 1969: 133). Otrep’evs gedrag tegenover de bojaren was ongepast (Karamzin 1969: 135); hij gedroeg zich als een wijsgeer omdat hij iets had opgestoken van de Polen (Karamzin 1969: 134), maar wat nog erger was, was zijn gedrag tegenover de vrouwen, hij onteerde er velen, onder wie Ksenja, de dochter van Boris Godunov (Karamzin 1969: 136). In het algemeen had de valse Dimitrij volgens Karamzin een “buitensporige ambitie”119, “pochte hij graag met zijn welsprekendheid”120, was hij “lichtzinnig, trots”, vulgair zoals er voordien werd vermeld en verteerde hij veel te veel uit de schatkist (Karamzin 1969: 162). Buturlin schrijft dat de valse Dimitrij I geen geweten had toen hij akkoord ging om het ware geloof in te ruilen voor het katholieke: “...maar het was onmogelijk om zo’n bewustheid te verwachten van een verwaande landloper die al zo’n slechte zaak ondernam.”121 (Buturlin 1839: 61-62) Dit ziet Buturlin als bewijs dat Dimitrij geen nakomeling kon zijn van Ivan IV. Een ware tsaar zou nooit zijn geloof opgeven, want hij is door God gekozen om Hem te vertegenwoordigen op aarde. Net zoals de anderen merkt Buturlin op dat de valse Dimitrij I heel overtuigend kon spreken en van nature een ondernemer was (Buturlin 1839: 48). Hij beschrijft hoe de troepen door Rasstriga werden aangesproken voor de strijd; de eerste keer succesvol, maar bij de tweede veldslag kon zijn onbeschaamdheid122 niet onbestraft blijven (Buturlin 1839: 107). Ondanks het feit dat Buturlin de valse Dimitrij I “brutaal” (Buturlin 1839: 138) en indirect sluw noemt omwille van de milde chantage die hij gebruikte zodat Marfa hem als haar zoon erkende (Buturlin 1839: 134), vindt hij niet dat de zelfverklaarde pretendent een beestachtig natuur had. De moord op de Godunov-familie was niet iets wat hij per se wou, maar iets onvermijdelijks als hij zijn macht op de troon wou verstevigen (Buturlin 1839: 139). Volgens Buturlin zou iemand zonder enige drang naar avontuur of zonder blinde gewaagdheid nooit van een lage sociale positie opklimmen tot de top, maar net die eigenschappen die dat mogelijk maken, sluiten voorzichtigheid uit en maken het onmogelijk

118 “...легкомысленный и вспыльчивый от природы, грубый от худого воспитания, надменный, безрассудный и неосторожный от счастья.” 119 “неумеренное честолюбие” (Karamzin 1969: 161) 120 “и как бы обрадовался случаю блистать своим красноречием” (Karamzin 1969: 161) 121 “...но нельзя было ожидать такой совестливости от тщеславного бродяги, уже покушавшегося на злое дело.” 122 “...наглость не всегда безнаказанная.” - “...onbeschaamdheid blijft niet altijd onbestraft.”

78

om een positie van macht te behouden (Buturlin 1839: 149-150). Hij toonde zich ook zwak door de Poolse ambassadeurs niet weg te sturen, maar in te gaan op hun verzoek (Buturlin 1839: 219-220). Alles samengenomen was de valse Dimitrij I in de ogen van Buturlin een avonturier die manieren zocht om zijn ego te strelen, zijn behoeften te bevredigen, en dus helemaal niet nadacht over wat het beste was voor het Tsaardom. De vrije gedachtegang en de onverschilligheid tegenover religie die Dimitrij volgens Kostomarov heeft opgebouwd tijdens zijn interactie met de Ariaanse kerk waar hij kennismaakte met het Poolse liberalisme (Kostomarov 1995: 490), maakte het gemakkelijker voor de sluwe Dimitrij om gebruik te maken van de ijverige jezuïeten door zich te laten bekeren: “De zelfverklaarde tsarevitsj begreep dat zijn sterkte hierin lag,...”123 (Kostomarov 1995: 491). Volgens Kostomarov beloofde Dimitrij overlappende stukken grond aan Mniszech en Sigismund III in de hoop ze aan niemand te moeten geven (Kostomarov 1995: 492), dit toont verder aan hoe doordacht Dimitrij handelde. In tegenstelling tot de andere historici vermeldt Kostomarov dat Dimitrij zowel Polen als Russen, katholieken en orthodoxen bij zich uitnodigde om samen te eten, zodat ze elkaar konden leren kennen (Kostomarov 1995: 493). “Hijzelf was heel nieuwsgierig, las veel, sprak met goed opgeleide Polen, gaf hen allerlei opmerkingen die hen verbaasden door hun nauwkeurigheid. Bij de Russen bracht hij respect voor de Verlichting bij en schaamte voor hun onwetendheid.”124 (Kostomarov 1995: 493) Bij Kostomarov is hij dus verre van alleen negatief. Dimitrij’s nieuwsgierigheid leidde hem tot de verzameling van kennis die hij wou delen met anderen. Zijn tolerantie voor andere geloven en zijn interesse voor het gedachtegoed van het Westen is, volgens Kostomarov, de reden waarom hij goed overeenkwam met Ignatij en hem tot patriarch liet benoemen (Kostomarov 1995: 493). Dit samen met het weinige belang dat hij hechtte aan de tradities van de Moskovieten, zoals het niet eten van kalfsvlees (Kostomarov 1995: 501), leidde tot zijn impopulariteit van hem onder bepaalde kringen. Zijn open karakter (Kostomarov 1995: 505) en goede manier van werken, waarbij hij zowel actief meedeed aan het besturen van het Tsaardom als

123 “Названий царевич понял, что в этом состоит его сила,..." 124 “Сам он был очень любознателен, много читал, беседовал с образованными поляками, сообщал им разные замечания, которые удивляли их своей меткостью, а русским он внушал уважение к просвещению и стыд своего невежества.”

79

evenementen organiseerde (Kostomarov 1995: 498), nemen niet weg dat hij “vals” en losbandig was (Kostomarov 1995: 506). Ondanks zijn “vies en walgelijk vermaak” - “ грязные и отвратительные удовольствие”, omschrijft Kostomarov de valse Dimitrij I als een “welwillende tsaar” - “благодушный царь” (Kostomarov 1995: 499). Bij Solov’ëv verweet Dimitrij de bojaren voor hun onwetendheid, maar deed hij dat altijd op een zachte, liefdevolle manier - “всегда ласково” (Solov’ëv 1963: 429). Verder beschrijft Solov’ëv Dimitrij als “een jonge persoon die van natuur levendig, hartstochtelijk en actief was, een persoon die in het buitenland was geweest”125 (Solov’ëv 1963: 432). Bovendien was hij “gretig en dapper”126, wat zijn interesse verklaarde in de geplande campagne tegen de Turken (Solov’ëv 1963: 433), maar ook berekend127 in zijn handelen (Solov’ëv 1963: 433). Volgens de historicus wou de valse Dimitrij I niet worden gezien als de “knecht” - “слуга” (Solov’ëv 1963: 437) van Sigismund III, maar als een gelijke waarbij de unie tussen de twee ook voor voordelen kon zorgen voor de Moskovieten. Wel was hij voorzichtig in zijn betrekkingen met Polen en Sigismund III uit vrees dat Marina Mniszech anders niet meer zou mogen vertrekken uit Polen. Solov’ëv laat weten dat Bučinskij aan Sigismund uitlegde dat hij het bevel had gekregen om akkoord te gaan met alles zolang Marina maar de toelating had om naar het Tsaardom Moskovië te reizen (Solov’ëv 1963: 439). Dimitrij’s voorbedachtheid leek af te nemen naargelang hij tsaar bleef - de Polen waren niet even nonchalant als hij, ze waren bezorgd om hun veiligheid (Solov’ëv 1963: 452). De zelfzekerheid waarmee Dimitrij handelde en de overtuiging die hij leek te hebben in zijn recht op de troon ziet Solov’ëv als het bewijs dat wie deze zelfverklaarde pretendent ook was, hij zich niet bewust was van de leugens waaraan hij deelnam.

6 Conclusie

Uit een gelijkaardige poel van informatie putten de historici elk hun eigen bestanddelen die nodig waren voor het opbouwen van hun versie van het verhaal rond de valse Dimitrij I.

125 “человек молодой, с природою необыкновенно живою, страстною, деятельною, человек, сам побывавший на чужбе” 126 “пылкого, храброго Лжедмитрия” 127 “Он принял католицизм, но из всего видно, что это принятие было следствием расчета.” - “Hij nam het katholieke geloof aan, maar aan alles is te zien dat zijn bekering een resultaat was van berekening.”

80

Naarmate de vergelijking van de belangrijkste knooppunten in de verhalen vordert, wordt het duidelijker dat er verschillen aanwezig zijn tussen de gebruikte bronnen en de informatie overgenomen of geïnterpreteerd werd uit dezelfde bronnen. Wanneer de historici geconfronteerd werden met meerdere versies van een deel van het verhaal, kozen ze voor een versie dat hun eigen werk steunde en daarmee de visie die ze op het het verhaal hadden, voortstuwde. Hier en daar zijn er eigen aanpassingen die de historici maakten om zo de toon van het verhaal te verduidelijken en die consistent te houden. Door de voorkeur die ze gaven aan bepaalde delen, wordt het zichtbaar dat ze inderdaad een soort schema invulden dat bij elk van hen a priori aanwezig was. De keuzes in verband met de gebeurtenissen, redenering en verwoording van het verhaal lijken gebaseerd op wat het best past om als ‘bewijs’ te dienen voor de gekozen versie. Deze keuzes gebeuren niet per se bewust. Door de overtuigingen die de historicus al heeft, kan hij delen met dezelfde ondertoon naar voor schuiven, omdat ze dichter staan bij zijn eigen interpretatie. Het omgekeerde kan ook; de historicus laat delen weg omdat ze niet plausibel lijken voor hem. Dit is dan ook gebeurd, zoals er bij de vergelijkingen van de knooppunten werd aangetoond. Uit de verschillende versies van de geschiedenis rond de valse Dimitrij die er werden bestudeerd in dit werk, kunnen er verschillende zaken worden geconcludeerd. Het is niet zozeer dat er uiteindelijk getwijfeld werd of de valse Dimitrij I de echte tsarevitsj is geweest, maar waarom hij bepaalde dingen deed, hoe hij ze deed, hoe hij was als persoon, wie hem hielp om aan de macht te komen en welke redenen daarachter schuilden. Tatiščevs werk heeft het meest weg van een kroniek. Het bevat chronologisch gerangschikte gebeurtenissen die ze als ‘feiten’ worden voorgesteld. Er is geen twijfel over het gebeurde en de beschrijving bevat alleen het noodzakelijke. Deze manier van schrijven vloeit op een natuurlijk wijze voort uit de kronieken die voorTatiščev geschreven zijn en wordt aangevuld door zijn belangstelling voor het eindresultaat dat hij nodig heeft om goede geografische kaarten samen te stellen. Verschillende versies van een bepaalde gebeurtenis zouden voor twijfels kunnen zorgen die op hun beurt niet de nodige basis zouden vormen voor de onderbouwing van geografische kaarten. Specifiek voor de gebeurtenissen rond de valse Dimitrij I, kon Tatiščev bijna niet anders dan de officiële versie het aannemen die verspreid werd door zowel Boris Godunov als Vasilij Šujskij. Indien hij enige twijfel zou vertonen rond de afkomst van de valse Dimitrij I en hierdoor dus zou toegeven dat er een mogelijkheid was dat het hier om de echte tsarevitsj

81

Dimitrij ging, zou hij de reputatie van zijn eigen familienaam schaden. Dit omdat Mihail Ignat'evič Tatiščev een grote rol gespeeld zou hebben bij de val van de valse Dimitrij. Zo zou hij Pëtr Basmanov, die de rechterhand van Dimitrij was, hebben omgebracht op 17 mei 1606. Bij Ščеrbatov ligt de situatie anders. Net zoals Tatiščev was hij afkomstig van een prominente familie en stond hij hoog op de sociale ladder, maar de tijden - en daarmee de politieke, economische en ideologische sfeer - waren veranderd. Ščеrbatov werd geboren in het Keizerrijk Rusland, maakte de veranderingen die ingevoerd waren door Peter de Grote mee en bekleedde verschillende ambtelijke posities onder Catherina II. Toen het land groeide en ook op het internationaal vlak begon te gelden, achtte Catherina II het nodig dat het Keizerrijk Rusland een deftige en gestructureerde geschiedenis had. Ščеrbatov kreeg de opdracht om hieraan te werken en mocht hiervoor ook de archieven van Peter de Grote gebruiken. Beïnvloed door de Verlichting die in opmars was in het keizerrijk, was Ščеrbatov een voorstander van een hiërarchische orde met een leidinggevende rol voor de adel, die dan ook de verantwoordelijkheid had voor de vooruitgang van de maatschappij. Zijn werk is getekend door zowel het gedachtegoed van de Verlichting als door folklorische elementen. Otrep’ev werd op verkeerde gedachten gebracht door anderen. Hij was dus niet slecht van nature, maar ontwikkelde zich wel tot ‘het kwaad’ dat het rijk bedreigde. De honger, die de gebeurtenissen rond de valse Dimitrij I voorafging - waarbij er dus niet goed gezorgd was voor de noden van het volk - is nadelig voor Boris Godunov wanneer deze laatste door sommige zelfzuchtige bojaren wordt ‘verraden’. De aanzet tot de creatie van het personage ‘de valse Dimitrij I’ ligt dus intern, maar het succes is vooral te wijten aan de externe krachten die hem hielpen, zoals Sigismund III en de jezuïeten en de Don Kozakken, en door het nalatige beleid van Boris Godunov ook zijn eigen volk. Bij Ščеrbatov zijn de motieven voor de hulp die Otrep’ev kreeg aangeboden nogal persoonlijk, zo is er, zoals eerder vermeld, haat jegens Boris zowel van Sigismund III als van de Don Kozakken. De volgende historicus wiens werk rond de valse Dimitrij I werd bestudeerd, is Karamzin. Geboren in de tweede helft van de 18e eeuw, behoorde Karamzin al tot een andere generatie dan Ščеrbatov. Op het einde van de 18e en in het begin van de 19e eeuw kwam de Romantiek op als een reactie op de Verlichting. Het rationele moest plaatsmaken voor het zintuiglijke, de emoties en de natuur werden heel belangrijk en de historische roman begon op te komen. Dit,

82

samen met de Franse Revolutie en de onrust in Europa, beïnvloedde Karamzin genoeg om dit te laten doorsijpelen in zijn werk rond de valse Dimitrij I. Ten eerste is er zijn manier van schrijven. Heel zijn werk is doorspekt met epitheta zoals “безжалостно и безрассудно” - “meedogenloos en roekeloos” (Karamzin 1969: 103), “нежный отец” - “tedere vader”, “сильный духом” - “sterk van geest” en “малодушно” - ​ ​ ​ ​ ​ “op een laffe manier”, die de andere historici bijna helemaal of helemaal niet gebruiken bij het beschrijven van de gebeurtenissen. Zeker wanneer het werk vergeleken wordt met dat van de vorige historici, is het duidelijk dat Karamzins manier van schrijven meer biedt dat het gewoon noteren van gebeurtenissen. Alles komt dramatischer over. Ieder personage krijgt meer diepgang en een eigen manier van denken. De dynamiek die hierdoor ontstaat, geeft de lezer het gevoel een roman te lezen waarin sommige van de historische personages de hoofdrollen hebben. Dan is er zijn conservatieve toon die af toe doorschijnt en de monarchie verdedigt. Los van het feit dat hij vanaf 1803 de officiële historicus was - hoewel er onder Alexander I meer vrijheid was, bestond de censuur nog wel - had Karamzin op zijn reis door Europa gezien wat de revolutionaire geest met de maatschappij kon doen. Hierdoor stelt hij duidelijk dat men een gezworen eed niet mag breken, ook in geval van uiterste nood is het verbreken ervan volgens hem een misdaad. Hiermee lijkt hij te verwijzen naar het mogelijke verlies van controle over de hele maatschappij waardoor alles in chaos zou storten, moest men zijn eed niet meer houden, want dan zou er geen basis meer zijn om op te bouwen. Wat hier ook nog bij komt kijken, is zijn schijnbare goedkeuring van de manier waarop de valse Dimitrij I de macht naar zich toetrekt (Karamzin 1969: 125), ware het uit zichzelf of op advies van iemand anders. Dit verklapt Karamzins mening dat een heerser zo hoort te zijn: actief betrokken bij het bestuur en vrij in zijn handelingen en beslissingen. Buturlin herschrijft Karamzins versie van de geschiedenis rond de valse Dimitrij I. Opmerkelijk is dat hij alleen het deel rond de Tijd der Troebelen herwerkt en het bovendien in het Russisch schrijft. De mogelijke verklaring voor de veranderingen in die tijd die Buturlin ertoe aanzetten om het deel rond de valse Dimitrij I te herschrijven, ligt in 1812 wanneer de slag bij Borodino en de brand van Moskou zich afspelen. Dit als gevolg van Napoleons aanval op het Keizerrijk Rusland. Vanaf de verschijning van de valse Dimitrij I en diens inmenging in de interne zaken van het Tsaardom Rusland, waarvoor hij de hulp kreeg van Sigismund III en vooral de jezuïeten -

83

zo ziet Buturlin het zoals bleek uit de voorgaande analyse - werd het Tsaardom Rusland in een turbulente tijd gestort. Meerdere zelfverklaarde pretendenten volgden elkaar op, conflicten met het buitenland en een chaotisch bestuur bleven duren tot uiteindelijk de eerste van het huis Romanov tot tsaar werd verkozen. Dit gebeurde pas in 1613, een jaar na de Slag van Moskou waarbij de Polen en Litouwers van het Pools-Litouwse Gemenebest door de Moskovieten en hun bondgenoten werden verslagen en verdreven. Deze gebeurtenis werd gezien als een overwinning op de externe krachten die het Tsaardom wouden veroveren. Dit is ook wat Buturlin onderstreept in zijn werk terwijl hij het verhaal van Karamzin aanpast naar zijn eigen visie. De bedreiging in de vorm van de valse Dimitrij I komt vanuit het Westen. De jezuïeten die een enorme invloed hebben op Sigismund III sporen hem aan om de valse Dimitrij I te helpen zodat het Tsaardom Rusland bekeerd kan worden tot het katholicisme. Het probleem is dus extern, een aanval van buitenaf. Op een manier bevat dit dezelfde elementen van een volksverhaal als Ščеrbatovs versie waarin ‘het kwaad’ het moederland aanvalt, behalve dat er bij Buturlin een duidelijk verband is met de gebeurtenissen van zijn eigen tijd. De Decembristenopstand van 1825 die nog fris in het geheugen stond en de aanwezigheid van de spanning door de opborrelende ontevredenheid die zou leiden tot een reeks Europese opstanden in 1848, bewoog Buturlin ertoe om, na zijn uittreding uit de actieve dienst en zijn intrede in de senaat in 1835, het deel rond de Tijd der Troebelen van Karamzin te herschrijven. Door dat in het Russisch te doen, kon hij een grotere publiek bereiken, het gewone volk, dat hij een gevoel van samenhorigheid en zingeving wou bieden. Het volk moest er zijn om hun monarch te steunen in de strijd tegen externe vijanden. Hierbij werden de twee verbonden door één en hetzelfde geloof. In Kostomarovs werk is er een verandering van perspectief. In plaats van ‘de aanval op het Tsaardom’ of het ‘kwaad’ dat het Tsaardom Rusland wil ‘veroveren’ en/of ‘vernietigen’, is er de beweging vanuit de grensgebieden en het Zuiden waarbij de Kozakken hun vrijheid willen verspreiden door zich aan te sluiten bij de valse Dimitrij I. Deze laatste wordt ook minder in een negatief licht gesteld dan bij de vorige historici. De vriendschap tussen de valse Dimitrij I en de Griek Ignatij die hij tot patriarch benoemde, is door Kostomarov beschreven als het gevolg van hun tolerantie tegenover andere religies en hun vrolijke ingesteldheid (Kostomarov 1995: 493). De conclusie van Kostomarov omtrent wie de valse Dimitrij I was, is ook niet zo zeker en agressief als die van de al behandelde historici. Hij vindt de versie waarin Dimitrij Grigorij

84

Otrep’ev is onwaarschijnlijk, maar dat het hier om de echte tsarevitsj zou gaan, is ook niet iets waar hij akkoord mee kan gaan. Dus geeft hij toe dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat rond de kwestie en er voor- en tegenargumenten bestaan voor de verschillende versies van het verhaal (Kostomarov 1995: 505-506). Zo komt Kostomarovs idee van verdraagzaamheid, vrijheid, een gemeenschappelijk geloof en een natie toch wel voor in zijn historische roman, zoals bij de vermelding dat de vele gasten die voor Marina haar trouw gekomen waren - die door o.a. Buturlin beschreven werden als Polen en/of Litouwers en duidelijk ‘anders’ - misschien wel andere gewoontes hadden en een andere taal, maar dat velen ervan hetzelfde geloof hadden als de Moskovieten. Solov’ëv was de eerste van de historici om de gedachte te introduceren waarbij de valse Dimitrij I zich niet bewust was van zijn valse afkomst. De rol van de bojaren bij Solov’ëv is ook groter dan bij de andere historici. Zo vermeldde Ščеrbatov bijvoorbeeld dat Boris Godunov sommige van zijn bojaren verdacht achter de situatie van de valse Dimitrij I te staan, maar is het Solov’ëv die dit verder uitgewerkt heeft. Hieruit leidt hij af dat Godunovs val te wijten is aan de wraak van de hooggeplaatste Moskovieten wiens pad hij gekruist had. Uit wrok hebben ze alles in gang gezet omdat ze een ‘wapen’ nodig hadden om van Godunov af te geraken. Dit heeft uiteindelijk ook gewerkt, maar leidde tot het begin van de Tijd der Troebelen, deels doordat Sigismund III, de Kozakken en de jezuïeten zich aansloten eenmaal dat de valse Dimitrij opdook in het buitenland, en deels vanwege de steun die de ontevreden bevolking van Moskovië samen met de troepen aan de valse Dimitrij gaven. De historicus stelt de interne werking van het bestuur van het Tsaardom centraal terwijl er bij de andere historici - met uitzondering van Kostomarov - de klemtoon werd gelegd op dat er niets echt te wijten kon zijn aan het Tsaardom zelf. Natuurlijk kwamen er krachten van buitenaf bij kijken, maar zoals Solov’ëv stelt, werd dat pas mogelijk nadat de bojaren besloten hadden om Godunov niet te ondersteunen en hem te onttronen. Aangaande de valse Dimitrij’s afkomst besloot Solov’ëv dat hij Grigorij Otrep’ev kon zijn, maar niet op de manier waarop die eerder werd voorgesteld. Volgens hem sluit het dragen van de naam Grigorij Otrep’ev nog niet uit dat deze man door de bojaren zo gemanipuleerd was dat hijzelf geloofde de ware tsarevitsj te zijn. Vanaf dan kon hij zich voor hebben gedaan als Otrep’ev om later zijn aankondiging te doen eenmaal hij in het buitenland vertoefde.

85

Het besluit is dat de historici, gebruikmakend van dezelfde informatie, inderdaad andere versies van bepaalde gebeurtenissen bekomen aangezien ze die aan elkaar verbinden om zo het verhaal dat de geschiedenis is over te brengen tot de lezers. Zowel de periode waarin ze leven en daarmee de ideologie die hen omringt, de persoonlijke overtuigingen die ze hebben over de wereld waarin ze leven, de politieke sfeer die haar sporen nalaat in hun gedachten, als hun eigen familie en hun geloof spelen een rol bij de keuzes die ze maken tijdens het schrijven van hun verhaal.

7 Bronnen

7.1 Bibliografie

Ankersmit, F. R. 1994 History and Tropology: The Rise and Fall of Metaphor. Los Angeles, University of ​ California Press. Anoniem (The editors of encyclopædia Britannica)

2017 Royal Swedish Academy of Sciences. Beschikbaar via ​ https://www.britannica.com/topic/Royal-Swedish-Academy-of-Sciences. Juli 2017. ​ Bezemer, F. W. 1994 Een geschiedenis van Rusland. Amsterdam, Uitgeverij G. A. van Oorschot ​ Django 2018 Baltische Historische Kommission (BHK). Beschikbaar via ​ http://www.bbl-digital.de/seite/367/. Juli 2018. Dunning, Chester 2001 Russia’s first civil war: The Time of Troubles and the Founding of the Romanov Dynasty. PA, The Pennsylvania State University Press. ​ Hughes, Lindsey 2002 Peter the Great a biography. London, Yale University Press. ​ Luce-Andrée Langevin

86

2017 Mikhail Lomonosov. Beschikbaar via https://www.britannica.com/biography/Mikhail- ​ ​ Vasilyevich-Lomonosov. April 2017. ​ Mikaberidze, Alexander

2005 The Russian Officer Corps in the Revolutionary and Napoleonic Wars 1792-1815.

New York, Savas Beatie.

Munslow, Alun

2001 Deconstructing History. Taylon & Francis e-Library. ​ Overfield, James H. and Andrea, Alfred J.

2015 The Human Record: Sources of Global History. Boston, Cengage Learning. ​ Polunov, Alexander

2005 Russia in the Nineteenth Century: Autocracy, Reform, and Social Change, 1814-1914.

New York, M.E. Sharpe.

Prymak, Thomas M.

1996 Mykola Kostomarov: A Biography. Toronto, University of Toronto Press. ​ Shiltsev, Vladimir

2012 Mikhail Lomonosov and the dawn of Russian science. Beschikbaar via ​ http://physicstoday.scitation.org/doi/10.1063/PT.3.1438. Februari 2012. ​ Raeff, Marc

1960 State and Nobility in the Ideology of M. M. Shcherbatov. Cambridge, Cambridge ​ University Press.

Rambaud, Alfred

1886 The history of Russia from the earliest times to 1877. New York, Publisher’s Plate ​ Renting Co.

Wallace, Daniel 1989 Conflict between Economic Vision and Economic Reality: The Case of M. M.

87

Shcherbatov. London, University College London. ​ Wiener, Leo 1902 Anthology of Russian literature from the earliest period to the present time. New ​ York, G. P. Putnam’s Sons.

7.2 Russischtalige bibliografie

Андреевский, И. Е., Арсеньев, К. К., Петрушевский, Ф.Ф. 1894 Энциклопедический Словарь. Том XII. Земпер - Имидокислоты. И. А. Эфрон, ​ С.-Петербург. Беръ, М. 1831 Сказания Современников о Димитрии Самозванце Часть I. Берова Летопись Московская. Санктпетербург, в типографии Императорской Российской ​ Академии. Бутурлин, Д. 1839 История Смутного Времени в России в начале XVII века. Санктпетербург, В ​ тимографии Александра Смирдина. де-Ту, Ж. 1832 Сказания Современников о Димитрии Самозванце Часть III. Записки Маржерета и Президента де-Ту. Санктпетербург, в типографии Императорской Российской Академии. Карамзин, Н. М. 1969 История Государства Россiйскаго. Paris, Mouton. ​ Ключевский, В. О. 1989 Сочинения в девяти томах VI. Москва, Мысль. ​ Костомаров, Н. И. 1995 Русская История в жизнеописаниях ее главнейших деятелей. Калуга, Золотая ​ Аллея. Ломоносов, Михаил Васильевич

88

1760 Краткой россiйской летописецъ съ родословиемъ. Санктпетербургъ, ​ Императорская академия Наукъ.

Маржерет, Ж.

1832 Сказания Современников о Димитрии Самозванце Часть III. Записки

Маржерета и Президента де-Ту. Санктпетербург, в типографии Императорской

Российской Академии.

Маскевич, С. И.

1834 Сказания Современников о Димитрии Самозванце Часть V. Записки Маскевича. ​ Санктпетербург, в типографии Императорской Российской Академии.

Миллер, Г. Ф. 1996 Сочинения по истории России. Москва, Наука. ​ Мнишек, М. 1834 Сказания Современников о Димитрии Самозванце Часть IV. Дневник Марины Мнишек и Послов Польских. Санктпетербург, в типографии Императорской Российской Академии. Николаев, П. Н.

2011 Mikhail Vasil’evich Monosov, our first university. Успехи физических наук, Vol. 54 ​ ​ ​ ​ (11), pp. 1155-1160. Russia: Russian Academy of Sciences.

Паерле, Георге

1832 Сказания Современников о Димитрии Самозванце Часть II. Записке Георга ​ Паерле. Санктпетербург, в типографии Императорской Российской Академии. ​ Польские Послы

1834 Сказания Современников о Димитрии Самозванце Часть IV. Дневник Марины

Мнишек и Послов Польских. Санктпетербург, в типографии Императорской Российской Академии.

89

Скрынников, Руслан

1988 Смута в России в начале XVII в. Ленинград, Наука. ​ Соловëв, Евгений Андреевич

1895 Карамзин. Его жизнь и научно-литературная деятельность. IQPS ​ Соловьев, Сергей Михайлович

1858 История России с древнейших времен. Том 8. Beschikbaar via ​ http://az.lib.ru/s/solowxew_sergej_mihajlowich/text_1080.shtml#300. 05/01/2018. ​ Соловëв, Сергей Михайлович

1963 История России с древнейших времен. Москва, Издательство ​ социально-экономической литературы.

Татищев, Василий 2005 История Российская Том 3. Москва, Ермак. ​ Щербатов, М. 1790 Историия Российская от древнейших времен, сочинена Князь Михаилом Щербатовым. Том VII Часть I. Санктпетербург, Иждивением Императорской ​ Академий Наук. Щербатов, М. 1791 Историия Российская от древнейших времен, сочинена Князь Михаилом Щербатовым. Том VII Часть II. Санктпетербург, Иждивением Императорской ​ Академий Наук.

90