Onderzoek Grip Op Samenwerking
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Eindrapport – 12 november 2014 GRIP OP SAMENWERKING?! ONDERZOEK NAAR DE GRIP VAN DE GEMEENTEBESTUREN VAN AALTEN, OOST GELRE EN WINTERSWIJK OP REGIONALE SAMENWERKINGSVERBANDEN Colofon Dit onderzoek is uitgevoerd door de Rekenkamercommissie Aalten, Oost Gelre, Winterswijk. Sinds september 2013 is deze rekenkamercommissie ingericht volgens het directeursmodel. Directeur van de rekenkamercommissie is dr. Igno Pröpper. Hij heeft dit onderzoek uitgevoerd samen met plaatsvervangend directeur Ing. Peter Struik MBA en Remco Smulders MSc. De rekenkamercommissie stemt geregeld af met een raadswerkgroep (bestaande uit twee raadsleden per gemeente) over de selectie van onderwerpen, de opzet van onderzoeken en de rapportagevorm. Samenstelling Raadswerkgroep sinds de verkiezingen van 2014: Dhr. J. Bongers, raadslid Oost Gelre Dhr. T. De Graaf, raadslid Winterswijk Dhr. R. Klein Tank, raadslid Oost Gelre Dhr. F. Roerdinkholder, raadslid Winterswijk Dhr. M. Veldhuizen, raadslid Aalten Dhr. R. Wossink, raadslid Aalten 2 Inhoudsopgave Deel I: De Kern ........................................................................................... 4 1 Introductie op het onderzoek ........................................................... 4 2 Conclusie: grip is gering .................................................................. 5 3 Aanbevelingen ................................................................................. 6 Deel II: De bevindingen .............................................................................. 8 1.1 De grip van gemeenteraden en (in mindere mate) colleges op samenwerkingsverbanden is gering ........................................................8 1.2 Vaak is onduidelijk of samenwerking de beoogde meerwaarde oplevert........9 1.3 Het ontbreekt raadsleden aan een handzaam overzicht van alle samenwerkingsverbanden ................................................................... 10 1.4 De informatievoorziening van samenwerkingsverbanden laat te wensen over ..................................................................................................11 1.5 Raden kunnen hun eigen rol actiever invullen ......................................... 12 1.6 Grotere en oudere samenwerkingsverbanden staan vaak op grotere afstand van de gemeente ..................................................................... 13 1.7 Uittreden is zeer complex .................................................................... 14 1.8 Het bieden van lokaal maatwerk tegen aanvaardbare kosten is wenselijk maar lastig .......................................................................... 15 1.9 Lokale en regionale belangen verbinden lukt vaak niet ............................. 16 Deel III: Bijlagenboek ................................................................................ 18 Bijlage 1 Opzet voor een digitaal instrument ...................................... 18 Bijlage 2 Overzicht verbonden partijen Aalten ................................... 23 Bijlage 3 Overzicht verbonden partijen Oost Gelre ............................. 27 Bijlage 4 Overzicht verbonden partijen Winterswijk ........................... 32 Bijlage 5 Onderzoeksopzet ................................................................ 37 Bijlage 6 Bronnen- en respondentenlijst ............................................ 39 Deel IV: Feitelijk en bestuurlijk wederhoor................................................ 46 Deel V: Nawoord Rekenkamercommissie ................................................. 52 3 Deel I: De Kern Deel I: De Kern 1 Introductie op het onderzoek 1.1 Onderzoek naar ‘grip op samenwerking’ Gemeenten werken steeds meer samen. De bezuinigingen van de laatste jaren vormden een stimulans om te kijken welke taken samen goedkoper konden worden uitgevoerd. Met de decentralisaties van taken in het sociaal domein lijkt een nieuwe ‘golf van samenwerking’ aanstaande. In de overleggen met de raadswerkgroep van de rekenkamercommissie bleek dat gemeenteraadsleden worstelen met de grip op samenwerkingsverbanden. Belangrijke vragen zijn hoe je overzicht houdt, samenwerkingsverbanden inhoudelijk kan sturen en controleren en bovendien risico’s beheersbaar kan houden. Dit heeft de rekenkamercommissie doen besluiten een onderzoek in de drie gemeenten te starten met als centrale thema ‘grip op samenwerking’. 1.2 Doel is gereedschapskist voor de toekomst Centrale doel van het onderzoek is het ondersteunen van de gemeenteraden in het versterken van hun grip op samenwerking. Dit is als volgt geformuleerd: “Ontwikkelen van een gereedschapskist met sturings- en controlemogelijkheden voor de gemeenteraad om betere grip te krijgen op samenwerkingsverbanden.” Grip op samenwerking betekent niet dat een samenwerkingsverband altijd precies doet wat één gemeenteraad wil. Samenwerking betekent immers ‘geven en nemen’ en zeker in grotere verbanden kan je niet altijd je zin krijgen. Met grip op samenwerking vanuit de gemeenteraad bedoelen we wél dat de raad tijdig en op een goede manier invloed kan uitoefenen. Dit betekent aan de voorkant een duidelijk mandaat voor het college via heldere doelen en kaders: wat is de inzet vanuit de gemeente. Dit betekent dat de raad tussentijds en achteraf goed in stelling komt om te controleren en bij te sturen. De rekenkamercommissie heeft besloten om aan de hand van een aantal cases (SDOA, Hameland, ISWI en Regio Achterhoek) de grip op samenwerkingsverbanden vanuit de gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk in kaart te brengen. Hierbij hebben we, gelet op het onderzoeksdoel, gefocust op de factoren die op dit moment belemmeren dat er volledige grip is op samenwerking; het zijn immers deze factoren waarvoor de gemeente(rade)n klaarblijkelijk extra gereedschap nodig hebben. Hoofdstuk 2 van deze kern bevat de conclusies van het onderzoek en hoofdstuk 3 de aanbevelingen voor de toekomst. Deel II van dit rapport bevat de belangrijkste bevindingen over de huidige situatie en in Deel III treft u de bijlagen aan, waaronder de volledige onderzoeksopzet. Deel IV bevat de ambtelijke en bestuurlijke wederhoorreacties en deel V het nawoord van de rekenkamercommissie naar aanleiding van die reacties. 4 Deel I: De Kern 2 Conclusie: grip is gering 1 De grip van gemeenteraden en (in mindere mate) colleges op samenwerkingsverbanden is gering: het lukt nauwelijks om vanuit overzicht gezamenlijk met partners te sturen en controleren op lokale doelen. 2 Raadsleden missen overzicht over de samenwerkingsverbanden. Dit geldt in het bijzonder voor de samenwerkingsverbanden die ook werkelijk politiek relevant zijn. De informatievoorziening hierover is bovendien onvoldoende toegespitst op de lokale doelen en politieke aandachtspunten. 3 De gemeenteraden van Aalten, Oost Gelre en Winterswijk onderkennen het belang van samenwerking en zij doen regelmatig ‘invloedspogingen’. Een aantal wegen om meer ‘grip’ te krijgen, kunnen raden nog meer benutten. De raden kunnen richting het college (en langs die weg richting samenwerkingsverbanden) meer en preciezere eisen stellen aan de kwaliteit en de timing van de informatievoorziening. Zodoende kunnen zij meer overzicht creëren en daarmee beter in stelling komen voor politieke sturing en controle. Door de contacten met andere raden aan te halen, kunnen raden bovendien de succeskans van hun invloedspogingen vergroten. 4 Slagvaardige regionale samenwerking vraagt het verbinden van lokale en regionale belangen. Dit lukt alleen als de gemeenten het regionale spel op een voldoende hoog niveau spelen. Tot nu toe is het spelniveau in Aalten, Oost Gelre en Winterswijk relatief laag: het lukt nog onvoldoende om lokale en regionale belangen met elkaar te verbinden. 5 Deel I: De Kern 3 Aanbevelingen 1 Organiseer als raad (samen met college en samenwerkingsverbanden) de voorwaarden om goed in stelling te worden gebracht bij het sturen en controleren van samenwerkingsverbanden. Stel via het college eisen aan de kwaliteit en de timing van de informatievoorziening. Dit moet er toe leiden dat de raad snel en actueel overzicht heeft over belangrijke informatie rond samenwerkingsverbanden: a Overzicht over het geheel van samenwerkingsverbanden (denk aan: ‘welke verbanden zijn er allemaal?’, ‘hoeveel budget gaat er totaal heen?’, ‘met welke gemeenten werken we in welk verband samen?’. b Snel en eenvoudig overzicht over de belangrijkste aspecten van elk samenwerkingsverband (‘hoe zat het ook al weer bij dit verband?’). c Snel en actueel overzicht over de belangrijkste resultaten en politieke aandachtspunten die spelen bij elk samenwerkingsverband, ook in relatie tot de door de eigen gemeente gestelde doelen (‘hoe zit het op dit moment?’ en ‘moet ik als raadslid in actie komen?’). d Zicht op de inzet van en actuele discussies bij andere gemeente(rade)n. Een digitaal instrument kan hiervoor een werkbare vorm bieden. Zie een eerste aanzet voor dit instrument in bijlage 1. Waar dient het instrument voor? 1 24 uur per dag heeft de raad overzicht over het geheel van samenwerking: – Met welke gemeenten werken we in welke verbanden samen? – Hoe groot deel van ons budget wordt via samenwerkingsverbanden besteed? – Welke verbanden zijn het meest risicovol? 2 24 uur per dag heeft de raad overzicht per samenwerkingsverband: – Bereikt het verband de resultaten die de raad had beoogd? – Hoe en wanneer kan de raad bijsturen? – Wat zijn ingrijpende ontwikkelingen waar de raad attent op moet zijn? 3 De raad heeft niet alleen zicht op de eigen agenda, inzet en doelen, maar ook op die van gemeenten waarmee wordt samengewerkt. Er ontstaan hierdoor kansen om