Vier ‘resistente iepen’-generaties op een rij

De geschiedenis van de zoektocht naar een iepenziekte-oplossing

In de opsomming van wetenschappelijke wapenfeiten over de schimmel die de iepenziekte veroorzaakt, speelt Nederland een grote rol. De waarschijnlijk uit Oost-Azië overgekomen boomziekte liet zich in 1918 voor het eerst zien in Noord-Brabant en Noord-Frankrijk. Al vanaf 1920 verrichtten de Nederlandse wetenschappers en haar onderzoekers Bea Schwarz en Christine Buisman baanbrekend werk, vandaar de naam Dutch disease. Ook nadat de iepenziekte zich in een agressievere vorm manifesteerde in de jaren zeventig, speelde het Nederlandse iepenveredelingsproject onder leiding van Hans Heybroek een cruciale rol in het voortbestaan van de iep, door het selecteren van aardig wat iepenklonen die steeds meer resistentie vertoonden.

Auteur: Ronnie Nijboer

www.boomzorg.nl 29 Special Bomenmonitor

Ronnie Nijboer verdiepte zich enkele jaren gele- internationale contacten aan en wist vanuit de uitgegeven, een ‘tweede generatie’-iep, met den in de geschiedenis van het iepziekteonder- hele wereld iepenmateriaal te bemachtigen. De ‘Vegeta’ als moeder en een Franse zaailing als zoek en schreef daarover een artikel (Boomzorg Plantenziektekundige Dienst en Staatsbosbeheer vader. De ‘Commelin’ was iets resistenter tegen juni 2010). Gezien de recente ontwikkelingen op wierpen zich op voor het verwijderen van zieke de oude iepenziekteschimmel dan de ‘Vegeta’, iepengebied is het tijd voor een update. iepen, gesteund door het Koninklijk Besluit van een verschil dat na 1970 bij de agressievere nieu- 28 april 1930, waarin was vastgelegd dat dode of we schimmel wegviel. Hoewel De Dorschkamp In 1920 ontdekte promovenda Bea Schwarz zieke iepen moesten worden geruimd. had geschreven dat men voorzichtig en proefs- aan het Fytopathologisch Laboratorium ‘Willie gewijs Commelin moest planten, gingen kwekers Commelin Scholten (WCS)’ in Baarn een tot dan ‘Eerste generatie’ resistente iepen en groenbeheerders toch massaal over tot de toe onbekende schimmel in toegezonden zieke In 1936 gaf het Comité zijn eerste meest resi- aanplant ervan. In 1963 volgde Ulmus hollandica iepentakken. In haar proefschrift van 1922 noem- stente iep uit onder de naam van de zojuist ‘Groeneveld’, maar deze was door zijn trage de ze deze Graphium ulmi. In de jaren twintig en overleden onderzoekster Christine Buisman. Later groei wat minder populair. dertig sloeg de iepenziekte vervolgens onbarm- bleek deze kloon erg gevoelig voor Nectria en hartig toe en de iepenpopulatie werd gigantisch viel de groeivorm tegen. In 1948 werd de tweede ‘Derde generatie’ resistente iepen uitgedund, op sommige plekken zelfs gehalveerd. ‘resistente’ iep uitgegeven, vernoemd naar de Wanneer rond 1970 de agressievere vorm van de ontdekster van de iepenziekteschimmel, Bea iepenziekte binnenkomt vanuit Noord-Amerika 'De kroon op Heybroeks werk Schwarz. Maar deze iep bleek later een trage (de schimmel Ophiostoma ulmi maakt hierbij groeier met zeer kleine kroon, en ook onverenig- plaats voor de schimmel Ophiostoma novo-ulmi) is de uitgifte in 1989 van baar met de toen gangbare onderstam ‘Belgica’. en opnieuw nietsontziend huishoudt onder de iepen, ditmaal erger dan in de jaren twintig en de ‘vierde generatie’ Ulmus ‘Tweede generatie’ resistente iepen dertig, komt Heybroek in 1973 net op tijd met In de jaren vijftig trok de jonge onderzoeker de voldoende resistent bevonden iepen Ulmus ‘Columella’, die niet ziek te Hans Heybroek de kar van het iepenverede- ‘Dodoens’, ‘Lobel’, ‘Plantijn’, en in 1983 met lingsproject, eerst onder TNO, later binnen het ‘Clusius’. krijgen is Bosbouwproefstation De Dorschkamp, wat hij bleef doen tot aan zijn pensioen in 1992. In 1961 ‘Vierde generatie’ resistente iepen Eerste infectieproeven werd de kloon Ulmus hollandica ‘Commelin’ De kroon op Heybroeks werk is de uit- Johanna Westerdijk zette de onderzoeken voort met de beperkte middelen die zij had. Haar Niveau van resistentie Rassen* Bruikbaarheid laboratorium WCS ontving een bijdrage van de Heidemaatschappij en verder draaide het Hoog ‘Columella’ Algemeen op eigen kosten. Haar onderzoekers voerden in 1927 en 1928 de eerste infectieproeven op Voldoende ‘Cathedral’ Algemeen iepenzaailingen uit. Gelukkig kwam er meer ‘Clusius’ budget hun kant op: in 1930 werd op voor- ‘Groeneveld’ spraak van de ‘Vereeniging van deskundige ‘Homestead’ hoofden van gemeentebeplantingen’ een comité ‘Lobel’ opgericht voor de ‘Bestudeering en Bestrijding ‘New Horizon’ van de Iepenziekte’. Hierin werkten eindge- ‘Plantijn’ bruikers, terreinbeheerders en verschillende ‘Pioneer’ wetenschappelijke disciplines met elkaar samen. ‘Rebella’ De gemeente Den Haag stortte vanaf het begin ‘Rebona’ het meeste geld voor onderzoek. Dit gebeurde ‘Sapporo Autumn Gold’ onder leiding van de bekende groenbeheerder Simon Doorenbos, naast zijn werk een fervent Afwijkend (zie tekst) ‘Dodoens’ Niet bij zeer hoge infectiedruk dendroloog. Het comité werd een internationale U. laevis vraagbaak. Het Laboratorium voor Entomologie in Wageningen deed onderzoek naar de levens- Onvoldoende ‘Belgica’ Beperkt; alleen voor speciale cyclus en bestrijdingsmogelijkheden van de ‘Commelin’ doelen of om cultuur- iepenspintkever; onderzoekster Stien Buisman ‘Den Haag’ historische redenen ging verder met haar infectieproeven op zaai- ‘Regal’ lingen en bekende klonen en probeerde orde te ‘Urban’ scheppen in de zeer verwarrende naamgeving van de iepensoorten en -variëteiten bij kwekers * In alfabetische volgorde (volgorde zegt niets over resistentieniveau). en in botanische tuinen. Doorenbos sprak zijn Tabel 1: Resistentie en bruikbaarheid van de geteste iepenrassen

30 www.boomzorg.nl BOMENMONITOR

A A W D B R D A A W D B R D IJ H H IJ H H

‘Commelin’ X ‘Cathedral’ X X X ‘Groeneveld’ X X X ‘New Horizon’ X X X X X ‘Lobel’ X X X X X X X ‘Regal’ X X X ‘Dodoens’ X X X X X ‘Rebona’ X X X ‘Plantijn’ X X X X ‘Sapporo Autumn Gold’ X ‘Clusius’ X X X X X ‘Homestead’ X X X ‘Columella’ X X X X X X ‘Pioneer’ X X ‘Lutèce’ X ‘Urban’ X X X San Zanobi X ‘Den Haag’ X

AIJ – IJburg; AH – Amsterdam westelijk havengebied; W – Westland; D – Deventer; B – Boxtel; R – Rotterdam; DH – Den Haag

Tabel 2. Het iepensortiment in de proefbeplantingen in de diverse gemeenten* die deelnemen aan het in kaart brengen van de gebruikseigenschappen van de resistente iepenrassen. gifte in 1989 van de ‘vierde generatie’ Ulmus Maar ook andere recent geïntroduceerde resi- onvoorspelbare tijdbommen wil je als boombe- ‘Columella’, die niet ziek te krijgen is, zelfs na stente iepensoorten zijn oranjegekleurd. De heerder vermijden. het inoculeren met een hoge dosis iepenziekte- Italiaanse ‘Arno’, ‘Plinio’ en ‘San Zanobi’ heb- sporen. ‘Columella’ is een zaailing uit 1967 van ben alle drie ‘Plantijn’ als moeder, de ‘Morfeo’ Klonale onderstammen en iepen op eigen wortel een vrij-bestoven boom van Ulmus ‘Plantijn’. De heeft een “Nederlandse” Ulmus chenmoui als Bij klonaal vermeerderde onderstammen ben je mogelijkheid bestaat dat Plantijn zowel de moe- moeder en een Nederlandse kloon, zuster van zekerder van de eigenschappen van de onder- der als de vader is door zelfbestuiving. ‘Groeneveld’, als vader. De ‘Regal’ uit Wisconsin stam, want bij een kloon zijn alle planten gene- is gekweekt uit een in 1959 toegezonden zaden- tisch identiek. Kwekers grijpen dan ook weer Huidige stand van zaken resistente iepen pakket uit Wageningen. Ook de Amerikaanse terug naar de aloude ‘Belgica’ of experimenteren Het op de markt verschijnen van klonen met klonen ‘Homestead’, ‘Patriot’ en ‘Urban’ hebben met ‘Stavast’. Naast afleggen worden deze andere bloedlijnen is van groot belang voor het een Nederlandse vader of moeder.’ onderstammen tegenwoordig gestekt. Maar ide- spreiden van risico. Hans Heybroek legt uit: ‘Uit aal zijn natuurlijk klonen met een goede resisten- de Wisconsin-school komen de Resista-klonen, 'Een nieuwe uitdaging vormt tie, goed stekbaar én met een prima verankering. zoals ‘New Horizon’ en ‘Rebona’. Uit Italië ‘New Horizon’ en ‘Rebona’ zijn daarvan de eerste heeft veredelaar Alberto Santini uit zijn onder- het onverenigbaarheids- voorbeelden. zoeksprojecten ‘Fiorente’ en ‘Arno’ uitgegeven, als opvolgers van ‘Plinio’ en ‘San Zanobi’. Uit probleem' Frankrijk komen Ulmus ‘Lutéce’ Lutéce (rasnaam ‘Nanguen’) en Ulmus ‘Vada’ Vada (rasnaam Onverenigbaarheid ‘Wanoux’). (Volgens mij zijn Lutéce en Vada geen Er zijn momenteel voldoende klonen met goede rasnamen. Derhalve zou ik die zonder apostrofes resistentie beschikbaar om iepen weer op grotere vermelden) Deze klonen zijn ooit door Heybroek schaal aan te planten, het liefst dus gevarieerd en Alterra geselecteerd als respectievelijk 812 en vanwege de risicospreiding. Een nieuwe uitda- 762. In Nederland staan de laatste twee klonen ging vormt het onverenigbaarheidsprobleem. in de belangstelling, alhoewel ze hier indertijd In regio’s met een goede iepziektebestrijding niet zijn uitgegeven vanwege hun gevoeligheid (Amsterdam, provincies Friesland en Groningen) voor Nectria. Voor kwekers is dit niet onover- is het afsterven door onverenigbaarheid lang- komelijk, mits hygiënisch wordt gewerkt en het zamerhand een grotere bedreiging voor laanie- snoeigereedschap netjes ontsmet, maar voor pen dan de iepenziekte! De meest gebruikte boombeheerders is Nectria-gevoeligheid op de onderstammen zijn glabra-zaailingen. Die zijn langere termijn wel vervelend, omdat jaarlijks genetisch allemaal verschillend. Van ‘Columella’ takken in de kroon afsterven. In Frankrijk vormt en ‘Plantijn’ geënt op glabra is het onverenig- Nectria door het andere klimaat blijkbaar geen baarheidsrisico algemeen bekend, maar ook van bezwaar. De Franse NAK (INRA) heeft de klonen afbrekende ‘Clusius’, ‘Dodoens’ en ‘Lobel’ wordt Stuur of twitter dit artikel door! van Alterra overgenomen, gepatenteerd en uit- inmiddels melding gemaakt. Dat kan zelfs na Scan of ga naar: gegeven. dertig of veertig jaar nog fout gaan. Dergelijke http://www.boomzorg.nl/artikel.asp?id=19-4403

www.boomzorg.nl 31