(I): Allereerst Bedankt Dat Ik Je Mag Interviewen. Respondent (R): Ja
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Transcript interview 1 Interviewer (I): Allereerst bedankt dat ik je mag interviewen. Respondent (R): Ja, wat misschien wel aardig is om nog even te vertellen is dat ik hiervoor 18 jaar bij NRC heb gewerkt en nu sinds december zit ik bij het AD, of ja, het RD eigenlijk, het Rotterdams Dagblad. Ik kan daarom ook nu wel wat verschillen merken, wat opmerkelijke verschillen. I: Oh, daar ben ik erg benieuwd naar. R: Ja, dat dacht ik al I: Wat moet ik me bij die verschillen voorstellen? R: Nou, je merkt toch vooral dat de statuur en de uitstraling van NRC Handelsblad, dat wist ik wel, maar nu merk ik het in de praktijk meer dan ooit, die is gewoon groot. Dat betekent ook dat spindoctors en voorlichters en al die wijsneuzen, communicatiewerknemers als ik ze even zo mag noemen. Dat klinkt een beetje oneerbiedig maar je begrijpt wat ik bedoel. Zij spelen daar ook op in. Ik merkt dat ik bij het RD toch net iets harder moet lopen dan destijds bij NRC om te zorgen dat wij [de informatie] ook als eerste hebben. Zij [spindoctors en voorlichters] denken dan “ja, het is maar het Rotterdams Dagblad”, het bereik is wat minder groot. Maar tegelijkertijd, als je iets bij het Rotterdams Dagblad ‘pitcht’, om het afschuwelijke woord maar eens te gebruiken, dan zit je wel in het hart van je doelgroep. Maar goed, wat van groot belang is, vind ik, is dat je als journalist niet afhankelijk bent van die voorlichters. Maar je kunt ook niet zonder ze. Zo eerlijk moet ik ook zijn. En de kunst is om zo’n band op te bouwen dat beide goed beseffen wat elkaars rol is, en ik verwacht van een voorlichter dat hij of zij zich echt kan verplaatsen in de journalist en wat zijn of haar afwegingen zijn en wat zijn of haar [redactie]chef wil. Het is een spel, het is echt geven, nemen, duwen, trekken en af en toe ben je boos op elkaar. Dat hoort er ook bij. Maar ik moet zeggen, over het algemeen, heb ik wel het gevoel dat ik met de meeste voorlichters door één deur kan. Maar je moet jezelf vooral niet te slaafs opstellen. I: Merk je ook verschillen tussen de redacties van NRC en het RD, bijvoorbeeld het aantal personen dat zich specifiek toespits op politiek? R: Ik heb bij NRC Handelsblad vijf jaar lang alles geschreven over Rotterdam, en dat was dan de hele regio Rotterdam, niet alleen de stad. Als er in Dordrecht een keer een wethouder op omvallen stond, moest ik daar ook iets over schrijven. Het 1 was heel breed, van de strandrellen in Hoek van Holland tot en met het gekronkel hier op het stadhuis, tot de achterstandswijken op Zuid tot en met het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Rotterdam en hoe dat tot uiting kwam in de Rotterdamse haven. Dat was dus heel breed en dat moest ik in mijn eentje bestieren. Het was wel anders qua invalshoek. Alles wat ik voor NRC schreef, moest ook interessant en belangwekkend zijn voor mijn lezer in Emmen. Nu zit ik natuurlijk op een heel andere stoel. Nu is bijna alles interessant en ben ik echt alleen met de Rotterdamse verslaggeving bezig. Dat overigens niet wil zeggen dat andere hapklare brokjes voorbij komen dat ik die laat liggen. In principe zit ik nu met een collega op de Rotterdamse politiek, maar dat is breder dan de Coolsingel, maar gaat ook over de deelgemeente. Daarnaast zijn we ook vooral bezig met de haven, maar anderen met moord en doodslag, wil ik zelf niks mee te maken hebben overigens. NRC had natuurlijk wel een hele politieke redactie, maar ik maakte daar geen deel vanuit omdat ik alleen Rotterdam deed. Het moest wel landelijke betekenis hebben, dat wel. I: Merkte je wel dat je makkelijker aan informatie kwam voor het NRC dan nu voor het RD? R: Ja, dat is ook wat ik net zei, de naam NRC Handelsblad heeft toch wel een zekere kracht en uitstraling. Al is dat de laatste jaren wel een beetje aan slijtage onderhevig, mag ik constateren. Het is niet per se dat het moeilijker is en dat het toen makkelijker was, maar ik kon bij NRC vooral makkelijker ‘nee’ zeggen, want nee het is niet interessant voor mijn lezer in Deventer. Maar nu is bijna alles wat speelt en leeft interessant, dus ik heb gewoon meer met ze van doen. Toen kon ik veel autonomer optreden en zeggen ‘geef dat maar aan die en die want ik ben toch niet geïnteresseerd’. Ik hoop het wel een en ander te veranderen bij het Rotterdams Dagblad. Het RD is bijvoorbeeld heel gefixeerd op wat [RTV] Rijnmond brengt. Daar word ik doodziek van. Met alle respect, Rijnmond is hoofdklasse amateurs en ik vind dat wij bij RD Eredivisie spelen. Dus ik vind dat wij niet moeten zeggen van ‘Oh god, nu heeft Rijnmond iets eerder dan wij’, dan schieten sommige collega’s totaal in paniek. Dan denk ik joh waar maak je je nou druk om. I: Merk je dat dat steeds belangrijker wordt, dat media iets oppikken omdat er elders al iets over geschreven is? R: Ja, ja absoluut. Het is juist de kunst om die verleiding te weerstaan. Ik zal je een voorbeeld geven, een recent voorbeeld van een week geleden. Toen kwam de Rotterdamse Jongerenraad met een ‘alarmerend’ rapport, alarmerend tussen 2 haakjes, over de seksuele moraal onder jongeren. Tussen de 1000 en 10.000 jongeren zou zich met enige regelmaat schuldig maken aan ruil-seks en dan hebben we het over kinderen in de leeftijd van 12 tot 16. En dat was gebaseerd, kon je op de eerste pagina lezen, op gesprekken met 46 jongeren, van wie de meerderheid, dat stond er ook nog bij, het ‘van horen zeggen’ had. Dus ik las dat, en dacht dit is een flut-onderzoek, daar gaan wij niks mee doen. Maar collega’s waren het daar niet mee eens en het CDA in Rotterdam had er al vragen over gesteld. Collega’s zeiden ‘ja Rijnmond gaat hier ook vast mee komen’ dus ik zei ‘ja nou en?’. Als Rijnmond zich hiermee wil diskwalificeren moeten ze dat zelf weten, maar dat doen wij niet. Wij kijken inhoudelijk naar de waarde van dit rapport, een flut-rapport dus, en de Rotterdamse Jongerenraad verkeert ook een beetje in doodsnood dus die probeerde hun eigen bestaan op te vrolijken door met een alarmerend rapport te komen. Dit mijn grote verbijstering kwam De Volkskrant er op zaterdag mee, op pagina twee openden ze er mee. Toen dacht ik ‘Jezus, jongens, het begint toch wel heel erg te worden’. Maar ja, zonder mezelf groter te maken dan ik ben, ik ben ook maar een boerenlul, maar ik ben wel gehaald door het AD om juist af en toe nee te zeggen en de verleiding van die hijgerigheid te weerstaan. Want dat is wel een hele grote ziekte hoor, in de Nederlandse geschreven pers. Natuurlijk ook door internet, maar het is de kunst om het hoofd koel te houden. Zo’n Rotterdamse Jongerenraad moet doen wat ze willen, maar dat hoeft niet te betekenen dat wij er als een blind paard achteraan hoeven te hollen. Maar nog zo’n voorbeeld. Op het stadhuis zien ze dan van “hey, het Rotterdams Dagblad doet er niks mee’, daar krijg je vragen over van waarom hebben jullie dat niet gedaan? Nou, antwoord, omdat het een flut rapport is in onze ogen. Maar zo werkt het dan ook weer. Zo kweek je krediet. I: Wie zijn dan de mensen die dat aan jullie vragen? R: De wethouder, onder wiens portefeuille dit thema valt. In dit geval Hugo de Jonghe van Jeugd & Gezin. En dan ‘scoor’ je punten, dat zeg ik ook tussen haakjes, soms zit het ook in het niet publiceren, dat je ook op de rem gaat staan. I: Kun je meer vertellen hoe jij aan je informatie komt uit de Rotterdamse politiek? R: Bellen, praten, ik maak me er te vaak schuldig aan hoor, maar je moet er gewoon bij zijn. De mensen in de ogen kijken. Niet bellen en denken dat alles je maar komt aanwaaien. Je gezicht laten zien. Voordat ik over Rotterdam schreef voor NRC Handelsblad, heb ik 12 jaar over sport geschreven. Wat ik een mooi voorbeeld 3 vind, wat ik vaak geef aan jongere collega’s die hiernaar vragen, laat als sportjournalist ook je gezicht zien tijdens een training. Niet alleen bij de wedstrijd, ook bij de training. Sporters en coaches zien dat, die waarderen dat, die gunnen jou vervolgens meer omdat je verder kijkt dan alleen de wedstrijd op zondag. Hij is op donderdag ook bij de training, ondanks dat het klote weer is en je zit te vernikkelen op de tribune. Dus dan kweek je ook goodwill, en dat krijg je vroeg of laat terug. Je moet investeren in je contacten. Dat is ook af en toe een kopje koffie met iemand drinken, af en toe een biertje met iemand drinken, ook aanschuiven bij een commissievergadering terwijl je weet dat er niks interessants op de agenda staat. Aboutaleb zei gisteren nog tegen mij, aan het einde van de raadsvergadering, ‘wat goed dat je de hele rit hebt uitgezeten’, dat had hij ook niet hoeven zeggen, maar het is hem wel opgevallen. Hij ziet me om 2 uur binnen komen en om half 8 pas weer weg gaan, terwijl ik ook om 5 uur weg had kunnen gaan, want waar ik voor kwam had ik toen al. Je moet investeren, zo simpel is het, dan krijg je het terug.