Stedelijk werelderfgoed en de Historic Urban Landscape-benadering in Nederland

DRÉ VAN MARREWIJK

Aan het beheer van ieder werelderfgoed worden hoge eisen gesteld, maar het goed beheren van een levend stedelijk landschap is een nog grotere uitdaging. De Historic Urban Landscape- benadering, een unesco-strategie voor het omgaan met erfgoed in een stedelijke context, kan daarbij behulpzaam zijn. In dit artikel verkennen we de mogelijkheden en dilemma’s van behoud versus ontwikkeling aan de hand van enkele Nederlandse cases, en de rol die icomos daarbij speelt.

Binnen de categorie van culturele landschappen op de unesco Werelderfgoedlijst vormen de levende stedelijke landschappen een kleine maar bijzondere groep. Het zijn urbane en sub-urbane ‘landschap­ pen’ met belangrijke historische en erfgoedwaarden, maar waar over het algemeen tevens een hoge mate van dynamiek heerst. Er wordt gewoond en gewerkt en er vinden allerhande ontwikkelingen plaats, met ruimtelijke veranderingen als gevolg. Voorbeelden van dergelijke urbane culturele land­ schappen op de Werelderfgoedlijst zijn Rio de Janeiro, het mijnbouwgebied van Nord-Pas de Calais of de Italiaanse Amalfikust bij Napels. Daarnaast zijn er vergelijkbare stedelijke gebieden die formeel niet als ‘cultural landscape’ door unesco op de Werelderfgoedlijst zijn geplaatst, maar sterk ver ­ gelijkbare karakteristieken bezitten. Denk aan het centrum van Rome of Brugge, de Amsterdamse Grachtengordel of Speicherstadt in Hamburg. Dergelijke stedelijke werelderfgoederen hebben dezelfde kenmerken en omvang en worden met identieke problemen van behoud versus ontwikkeling gecon­ fronteerd. Door de stedelijke dynamiek kan de opdracht van unesco aan lidstaten om de uitzonder­ lijke universele waarde (Outstanding Universal Value, of kortweg ouv) van het werelderfgoed duurzaam te behouden onder druk komen te staan. Dit geldt zeker ook voor enkele stedelijke werelderfgoederen in Nederland.

Culturele landschappen en de Nederlandse werelderfgoederen

De unesco Werelderfgoedconventie geeft in de eerste twee artikelen van het verdrag een duidelijke definitie wat onder cultureel erfgoed en natuurlijk erfgoed wordt verstaan. Tot het cultureel erfgoed worden gerekend: monumenten, groepen van gebouwen en ‘sites’. Sites zijn werken van de mens of de gecombineerde werken van de mens en de natuur, en gebieden, inclusief archeologische terreinen, die van uitzonder- lijke universele waarde zijn vanuit een historisch, esthetisch, etnologisch of antropologische oogpunt.

TIJDSCHRIFT VOOR HISTORISCHE GEOGRAFIE 4 (3): 149-160 (2019) 149

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 149 09-09-19 13:46 De Operational Guidelines bij de Conventie geven vervolgens een nadere omschrijving wat unesco onder culturele landschappen verstaat: Culturele landschappen zijn culturele erfgoederen die de gecombineerde werken van de mens en de natuur representeren, zoals bedoeld in Artikel 1 van de Conventie. Zij zijn illustratief voor de ontwikkeling van de menselijke samenleving en nederzetting in de loop van de tijd onder invloed van fysieke beperkingen en/of mogelijkheden van de natuurlijke omgeving en van opeenvolgende sociale, economische en cul- turele krachten, zowel intern als extern. Op zijn minst verwarrend is dat het begrip ‘gebieden’ (areas), dat in de definitie van ‘sites’ afzonder­ lijk wordt gebezigd, in de definitie van culturele landschappen ontbreekt. Dit is met name verwarrend omdat uit de definitie mag worden afgeleid dat het hier bij uitstek om gebieden van een zekere uitge­ strektheid gaat. Niet voor niets wordt het begrip ‘landscape’ gebruikt. Voor alle 102 erfgoederen die als ‘cultural landscape’ op de Werelderfgoedlijst staan, gaat dit in elk geval op. Zoals elders in dit themanummer beschreven (zie artikel Carol Westrik) bestaat de categorie ‘cultural landscapes’ uit drie subcategorieën: de associatieve landschappen (voorbeeld: Uluru-Kata Tjuta National Park, Australië), de bewust ontworpen en aangelegde landschappen (veelal tuinen en parken, voorbeeld: Bergpark Wilhelmshöhe, Kassel) en de organisch geëvolueerde landschappen (veelal agrarische landschap­ pen, voorbeeld: Mont Perdu/Monte Perdido, Pyreneeën). Binnen deze laatste subcategorie bestaan geëvo­ lueerde landschappen waarin de evolutie tot stilstand is gekomen en er in feite sprake is van een relict of gefossiliseerd landschap, en landschappen welke nog altijd een actieve rol in de hedendaagse samenleving vervullen die nauw verbonden is met de traditionele manier van leven en waarin het evolutionaire proces nog gaande is. Tegelijkertijd tonen deze landschappen belangrijke materiële bewijzen van de ontwikke­ ling in de loop van de tijd. In het Engels worden zij ‘continuing landscapes’ genoemd, in het Nederlands wordt doorgaans de term ‘levende landschappen’ gehanteerd. Blaenavon Industrial Landscape in Wales is een voorbeeld van de eerste groep, terwijl de Carioca Landscapes van Rio de Janeiro een voorbeeld van de tweede groep zijn. Bovendien is Rio een mooi voorbeeld van een levend en dynamisch stedelijk landschap. Formeel kent Nederland geen werelderfgoederen in de categorie culturele landschappen. De Kolo­ niën van Weldadigheid (België/Nederland) zijn als zodanig in 2018 genomineerd, maar zijn nog niet op de Werelderfgoedlijst opgenomen. De , de Stelling van , het historisch centrum en haven van Willemstad1 (Curaçao) en de Grachtengordel van Amsterdam zijn geen van alle als cultureel landschap voorgedragen of geplaatst. Terwijl daar toch alle reden voor was. Vanwege hun omvang, de bewuste en planmatige aanleg, maar vooral vanwege de wisselwerking tussen de mens en zijn natuur­ lijke omgeving die zij representeren. In al deze gevallen is de interactie tussen het vernuft van de mens en de mogelijkheden en beperkingen die het water bood (resp. als droog te malen meer, als inundatie­ middel, als veilige binnenhaven en als afwatering van de stadsuitbreiding) een essentieel aspect van de uitzonderlijke universele waarde. Hoewel geen van de Nederlandse werelderfgoederen dus formeel een unesco cultureel landschap is, beschouwen en beheren we deze sites wel als culturele (stads)landschappen. Dit gaat in elk geval op voor de Grachtengordel van Amsterdam, en Stelling van Amsterdam. En eigenlijk geldt dit ook voor De Beemster, , en het Woudagemaal, ook al zijn met name de laatste twee minder uitgestrekt. Vanwege hun landelijke ligging blijven deze werelderfgoederen in dit artikel verder

1 Willemstad is de hoofdstad van Curaçao. Curaçao is een zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het Koninkrijk als geheel is lid van unesco en unesco beschouwd het Koninkrijk als één lidstaat: The . Waar hier gesproken wordt van Nederland worden alle landen binnen het Koninkrijk bedoeld.

150 DRÉ VAN MARREWIJK

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 150 09-09-19 13:46 Het grensoverschrijdende UNESCO cultureel land- schap van Mont Perdu/Monte Perdido aan de Spaanse zijde (foto: auteur).

onbesproken. Ook de Waddenzee als natuurlijk werelderfgoed en het Rietveld-Schröderhuis en de Van Nellefabriek als afzonderlijke gebouwen blijven buiten beschouwing.

Het beheer van urbane landschappen: de Historic Urban Landscape benadering

In het vervolg van dit artikel beperk ik mij voor Nederland tot de drie stedelijke of suburbane werelderf­ goederen. Amsterdam en Willemstad zijn binnensteden, de Stelling van Amsterdam is een groene ring rondom Amsterdam, waar zich de dynamiek van de stedelijke nabijheid sterk doet voelen. Gevolg voor alle gebieden is een hoge mate van economische en ruimtelijke dynamiek die effect kan hebben op de waarde van het gebied. En waar de verantwoordelijke beheerder, de siteholder, een antwoord op moeten vinden, vastgelegd in het managementplan. Alle drie gebieden zijn bovendien intensief bewoond. Het beheer van dergelijke stedelijke regio’s is vele malen complexer dan het beheer van werelderfgoedlandschappen als Uluru, Monte Perdido of de wijnhellingen van de Champagne, waar het behoud van het traditionele gebruik en de indamming van het toerisme ongetwijfeld uitdagingen vormen, maar deze zijn onvergelijkbaar met de uitdagingen die aan het behoud van cultureel erfgoed in stedelijke gebieden als Rio de Janeiro, het Noord-Franse mijnlandschap rond Lille en Roubaix of aan de binnensteden van Rome, Brugge en Amsterdam worden gesteld. Dat besef drong aan het begin van dit millennium ook binnen unesco door, vooral naar aan­ leiding van discussies in het Werelderfgoedcomité over de sterk toegenomen verstedelijking wereldwijd en in hoeverre die van invloed was op de ouv van sites. Heel concreet kwam dit tot uitdrukking in de discussies over geplande hoogbouw in Wenen. Nederland zat in die tijd (2003-2007) in het 21-kop­ pige Werelderfgoedcomité en speelde een belangrijke rol in het besluit om voor degelijke dilemma’s een wereldwijde aanbeveling op te stellen en het resultaat voor te leggen aan de Algemene Vergadering van unesco. De totstandkoming van deze aanbeveling werd mede gefinancierd uit het Netherlands Fund in Trust. De Delftse stedenbouwkundige Ron van Oers werd aangesteld als programmaspecialist en

STEDELIJK WERELDERFGOED EN DE HISTORIC URBAN LANDSCAPE-BENADERING IN NEDERLAND 151

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 151 09-09-19 13:46 Hedendaagse stedelijke inbreiding in Brugge houdt de historische binnenstad levend (foto: auteur).

Bouw van het Hospital Nobo Otrobanda in de buffer- Een bouwbord toont het ontwerp van het nieuwe zone van het werelderfgoed Willemstad, Curaçao (foto: ziekenhuis in Willemstad (foto: auteur). auteur).

152 DRÉ VAN MARREWIJK

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 152 09-09-19 13:46 penvoerder. Samen met de toenmalige directeur van het Werelderfgoedcentrum, Francesco Bandarin, reisde hij de wereld rond om de problematiek en mogelijke omgangsvormen in beeld te brengen. Uiteindelijk leidde dit ertoe dat in nauw overleg met unesco-lidstaten een aanbeveling werd opge­ steld voor een Historic Urban Landscape-benadering (hul). De hul-recommendation werd in 2011 door de Algemene Vergadering van unesco aangenomen en heeft een bredere werking dan alleen stedelijk werelderfgoed of stedelijke culturele landschappen: de aanbevelingen beogen te worden nagevolgd bij het beheer van al het erfgoed in een stedelijke context. De hul-benadering heeft als doel om de historische kwaliteit van de stedelijke leefomgeving te behouden, het duurzaam gebruik van de stedelijke ruimte te versterken en de sociale en functionele diversiteit te bevorderen, onder erkenning van hun dynamische karakter. Cruciaal in de hul-benade­ ring is een nieuwe invulling van het begrip historisch stedelijk landschap. Dit wordt gedefinieerd als de resultante van een historische gelaagdheid van natuurlijke en culturele waarden en attributen, die zich uitstrekken tot voorbij de begrippen ‘stadscentrum’ of ‘ensemble’ en de bredere stedelijke context en zijn geografische ligging insluiten.2 De hul-benadering richt zich op een alomvattend beheer van erfgoed in een dynamische en voortdurend veranderende omgeving, met als doel de verandering in historische steden te geleiden. De benadering is gebaseerd op een onderkenning en erkenning van de gelaagdheid en onderlinge verbondenheid van natuurlijke en culturele, materiële en immateriële, internationale en lokale waarden die overal aanwezig zijn. Deze waarden dienen volgens de recommendation als vertrek­ punt te worden gehanteerd bij de ontwikkeling en het beheer van de stad. Omdat erfgoedwaarden hier nadrukkelijk deel van uitmaken, wordt het beheren van erfgoed tot een integrale opgave om verande­ ringen te managen. Erfgoed moet deel uitmaken van de ontwikkeling: het kan sturen naar en bijdragen aan duurzaam bouwen en veerkrachtige steden. Historische steden, of ze nu zijn gepland of geleidelijk zijn gegroeid, zijn van grote economische en sociale betekenis in de hedendaagse samenleving. Ook als het proces van stedelijke ontwikkeling nog volop gaande is, moet rekening worden gehouden met de materiële overblijfselen van de stichting en groei van de stad in de loop van de tijd. De hul-benadering vraagt daarbij ook nadrukkelijk aandacht voor de ruimtelijke context van de historische stad. Voor het beheer van het stedelijk erfgoed is een grote diversiteit aan benaderingen beschikbaar. Om daarin succesvol te zijn, zijn robuuste en voortdurend ook wisselende instrumenten en middelen nodig. De hul-benadering biedt daar handvatten voor, maar geen blauwdruk: ieder stedelijk landschap vraagt om zijn eigen specifieke aanpak en inzet. De hul-benadering beoogt wel een kader te bieden voor de omgang met stedelijk erfgoed bij stedelijke ontwikkeling, zowel aan de vaak ongecontroleerde stedelijke groei in opkomende economieën, als ook aan stedelijke adaptatie in landen met een meer geleidelijke transitie en langere planningstraditie. Juist door de brede landschapsbenadering bij beheer en ontwikkeling van het stedelijke gebied is de hul-benadering bij uitstek geschikt om in te zetten bij stedelijke culturele landschappen of daarmee te vergelijken grootschalige (wereld)erfgoederen.

De HUL-benadering in Nederland

De hul-benadering is tot stand gekomen op basis van een iteratief proces van wereldwijd georganiseerde workshops en internationale case studies. De Nederlandse planningstraditie kan evenwel in een groot

2 Unesco (2011). Recommendation on the Historic Urban Landscape, including a glossary of definitions, paragraaf 8.

STEDELIJK WERELDERFGOED EN DE HISTORIC URBAN LANDSCAPE-BENADERING IN NEDERLAND 153

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 153 09-09-19 13:46 Impressie van de geplande hoogbouw in de Sluis- buurt, Amsterdam (foto: Gemeente Amsterdam, gemaakt door luma).

Ligging van de uitkijkpunten vanuit het werelderf- 154 DRÉ VAN MARREWIJK goedgebied richting de geplande hoogbouw in Sluis- buurt (bron: State of Conservation report Sluisbuurt).

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 154 09-09-19 13:46 aantal onderdelen van de hul-benadering herkend worden: de gelaagdheid van natuurlijke en cultu­ rele waarden en attributen, de onderkenning van voortdurende verandering van het landschap, de inte­ grale aanpak van de planningsopgaven en een brede, stedenbouwkundige benadering. Het in onze ogen relatief zware accent op sociaal-culturele en immateriële aspecten is daarentegen afkomstig uit andere planningstradities. Geconcludeerd mag worden dat de invloed van Ron van Oers op het uiteindelijke resultaat groot is geweest. Zijn kennis van en ervaring met de Nederlandse stedenbouwkundige prak­ tijk en zijn specialisatie in conservering en stadsherstel (onder andere in Paramaribo) klinken erin door. Juist deze sterke worteling in de Nederlandse planningstraditie vormde voor Nederland de reden om aan de implementatie van de hul-benadering in Nederland in eerste instantie geen bijzondere aan­ dacht te besteden. Implementatie in wet- en regelgeving werd evenmin nodig geacht: wij werken immers al zo! Onze ruimtelijke wetgeving en de ontwikkelingsgerichte beleidstraditie (sinds het einde van de vorige eeuw) van cultuurhistorische verkenningen, Nota Belvedere, Modernisering Monumentenzorg, Visie Erfgoed en Ruimte en sinds 2018 Erfgoed Telt staan immers garant voor een integrale planvorming waarin met alle belangen, maar zeker ook het belang van het erfgoed, in hoge mate rekening wordt gehouden. En dus ook met ons werelderfgoed. Bovendien: een unesco-aanbeveling spreekt slechts een intentie uit en legt geen wettelijke ver­ plichting op aan de lidstaten. De tekst van een aanbeveling is meestal bewust zó opgesteld, dat zij wel een zeker streven verwoordt, zonder dat het de lidstaat tot iets verplicht. En juist dat streven is al meer dan 20 jaar usance in het Nederlandse beleid.

Verschil van inzicht

Ondanks het vertrouwen dat we in Nederland geheel volgens de aanbevelingen van de hul-benade­ ring met erfgoed in een stedelijke context omgaan, hebben de afgelopen jaren verschillende discus­ sies plaatsgevonden met icomos Internationaal over de Nederlandse aanpak bij het beheer van de werelderfgoederen. Vandaar de reden om er in dit artikel bij stil te staan. Oordeelde icomos, de vaste adviseur van het unesco Werelderfgoedcomité voor het cultureel erfgoed, in 2011 nog positief over het ontwerp, de inpassing en het besluitvormingsproces bij de cono Kaasfabriek in De Beemster,3 in 2015 volgde al een meer kritische benadering van de plannen voor de bouw van een nieuw ziekenhuis in Otrobanda (Willemstad), waarna de houding ten aanzien van de plannen voor een verbindingsweg A8-A9 in de Stelling van Amsterdam (2015-heden) en de voorgenomen bouw van enkele woontorens in de Amsterdamse Sluisbuurt (2017-2018) beide uiterst kritisch beoordeeld werden door icomos. Zeker de laatste casus riep bij de betrokkenen in Nederland de nodige onvrede op. Nadat unesco op de plannen voor mogelijke hoogbouw in de Sluisbuurt was geattendeerd en de lidstaat om opheldering had verzocht, werd door het Rijk en in nauwe samenwerking met de gemeente Amsterdam een uitvoerig state of conservation-rapport opgesteld en toegezonden, waarin op de aan­ leiding, het zorgvuldige planvormingsproces en de huidige stand van zaken werd ingegaan. Na lang wachten volgde de review van icomos. Die blonk niet uit in helderheid en behulpzaamheid. Allereerst werd – na vier maanden – geconstateerd dat de schaal van enkele meegestuurde foto’s onvoldoende was voor een juiste beoordeling van de impact van de geplande ontwikkeling. Voorts wees icomos erop dat de zichtbaarheid van de hoogbouw beïnvloed kan worden door factoren als de stand van de zon, de

3 Zie artikel Hans Renes in dit nummer.

STEDELIJK WERELDERFGOED EN DE HISTORIC URBAN LANDSCAPE-BENADERING IN NEDERLAND 155

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 155 09-09-19 13:46 luchtkwaliteit, de gebruikte materialen en de locatie van waar de opnamen zijn gemaakt. Hoewel dit in beginsel niet onjuist is, is dit noch een dominante factor, noch relevant in geval van een studie op basis van fotomontages. Ook sprak icomos zijn steun uit aan een oproep van het bestuur van het Stadsdeel Centrum tot aanpassing van de plannen, daarbij voorbijgaand aan het feit dat de plannen naar aanlei­ ding van die oproep al waren aangepast, wat tot een aanzienlijke reductie in hoogte had geleid. Tenslotte beval icomos aan om een Heritage Impact Assessment uit te voeren om de impact te bepalen op de attri­ buten die de ouv tot uitdrukking brengen, something other assessments do not examine, relying instead on purely visual measures. De beoordeling van de visuele impact in de Hoogbouw Effect Rapportage (her) werd blijkbaar als onvoldoende of tenminste onvolledig beoordeeld, maar welke andere impact hoog­ bouw op meer dan vijf kilometer afstand kan hebben op de kwaliteiten van de Grachtengordel werd in het ongewisse gelaten. Kritische opmerkingen die ons inziens daarentegen wel relevant hadden kun­ nen zijn, zoals de vraag naar de noodzakelijkheid van woningbouw op die locatie en in die vorm, werden daarentegen in het geheel niet gesteld. De review van de plannen in de Sluisbuurt kwam niet alleen erg laat – de gemeenteraad moest er een voorgenomen besluit voor uitstellen – maar ademde ook wantrouwen ten aanzien van de intenties, was niet consistent, trok onjuiste conclusies en bleef vervolgens vaag over wat er wel werd verwacht. Ook werd, als wel vaker, om nieuw onderzoek gevraagd, waarmee we naar ons gevoel aan het lijntje werden gehouden. Om de Nederlandse positie en onze opvattingen over ‘behoud door ontwikkeling’ bij werelderfgoe­ deren toe te lichten, werd aangedrongen op een gesprek dat in november 2017 plaatsvond. In dat over­ leg van beleidsdirectie Erfgoed en Kunsten en rce met het Werelderfgoedcentrum en icomos werd gewezen op de voorbeeldige rol die Amsterdam als siteholder van het werelderfgoed Grachtengordel had en steeds heeft gespeeld. Amsterdam had al in 2011 op eigen initiatief een hoogbouweffectrapportage verplicht gesteld voor plannen die een mogelijk negatieve impact op het werelderfgoed hebben. Een dergelijke effectrapportage was voor onderhavig initiatief uitgevoerd, op grond waarvan de maximale hoogte van de hoogste woontorens was aangepast, opdat er geen storende zichtbaarheid meer vanuit de grachtengordel was. Hiervan was uitgebreid melding gemaakt in het state of conservation-rapport aan unesco. Daarmee was ons inziens aan de verplichtingen voldaan. Nederland had een meer con­ structieve en richtinggevende review door icomos verwacht, die zeker niet kritiekloos behoefde te zijn, maar die wel gebouwd was op vertrouwen en eerlijk beoordeelde wat was aangeleverd. Daarvan was hier geen sprake. Dat dit wel degelijk mogelijk is, bewees de review die icomos slechts een maand later opstelde naar aanleiding van een evaluatiemissie aan de voorgenomen locatie van de A8-A9 verbindingsweg in de Stelling van Amsterdam. In die casus kwam icomos wel met constructieve en uiterst behulpzame opmerkingen: er werden concrete voorstellen gedaan om behoud en herstel van het landschap vorm te geven, en heldere richtlijnen omschreven waaraan vervolgstudies naar de impact van ontwikkelingen op de ouv moeten voldoen. De casus Sluisbuurt was voor de Nederlandse regering ook aanleiding om in meer algemene ter­ men over de Nederlandse opvattingen over erfgoedbeheer te spreken. Gewezen werd op de volwaardige plaats die erfgoed binnen ons systeem van bescherming en ruimtelijke planvorming speelt, geheel in lijn met de hul-aanbeveling. Alle Nederlandse werelderfgoederen zijn goed beschermd, alle hebben een managementplan en sinds 2013 is de Heritage Impact Assessment een gangbaar en geaccepteerd instrument om de mogelijke impact van een voorgenomen ingreep te bepalen. Ook maakt Nederland

156 DRÉ VAN MARREWIJK

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 156 09-09-19 13:46 op eigen initiatief melding van voorgenomen plannen, zoals paragraaf 172 van de Operational Guidelines van lidstaten vraagt, maar wat geenszins usance is. Juist omdat erfgoed in het algemeen en werelderf­ goed in het bijzonder zo’n vooraanstaande rol speelt in de besluitvorming, valt de kritiek die icomos uit niet altijd in goede aarde. Het leidt tot onbegrip en roept weerstand op bij de bestuurders van wier waardering en belangstelling de instandhouding van het erfgoed juist zo afhankelijk is. Draagvlak, bij bestuurders, maar ook bij de bevolking, is essentieel om ons werelderfgoed duurzaam te kunnen behou­ den. Om dat draagvlak te behouden, is sensitiviteit voor de situatie en de context waarin geopereerd moet worden een vereiste. Icomos kan daaraan voorts bijdragen door tijdige, consistente en begrijp ­ bare adviezen te verstrekken, die praktisch uitvoerbaar zijn. Anderzijds werd erkend dat ook in Nederland niet altijd alles perfect verloopt, al willen we dat nog zo graag. En dat het systeem van onafhankelijke beoordeling en contra-expertise door icomos een groot goed is, in het belang van de instandhouding van het werelderfgoed. Nederland heeft dan ook geen problemen met het systeem an sich of met de rol die icomos Internationaal daarin speelt, maar wel met de wijze waarop het in de praktijk soms uitpakt. Nederland dient state of conservation-reports in en vraagt om adviesmissies, juist omdat we in het systeem geloven. Dan verwachten we omgekeerd wel vertrouwen in onze oprechtheid, om begrip voor de context waarin de erfgoedzorg moet opereren en om een consistente en professionele beoordeling. Het mag niet zo zijn dat de ‘braven’, die het spel volgens de regels spelen, worden gestraft, terwijl zij die de regels ontduiken er ongestraft mee wegkomen. Dat is een situatie die soms wel lijkt te ontstaan.

Uitdragen van het Nederlandse standpunt

Het gesprek met het unesco Werelderfgoedcentrum en icomos Internationaal over het ontwikke ­ lingsgerichte beheer in Nederlandse stedelijke werelderfgoederen vormden medio 2018 tevens de aanlei­ ding om een brochure te vervaardigen waarin aan de internationale werelderfgoedgemeenschap wordt uitgelegd op welke wijze de uitgangspunten van de hul in Nederland worden toegepast bij de besluit­ vorming over voorgenomen plannen en bij het beheer van werelderfgoed.4 Immers, de hul-benadering geldt nadrukkelijk voor alle stedelijk erfgoederen en daarmee naar onze stellige overtuiging dus ook voor werelderfgoederen in een dynamische stedelijk context. Zolang met die aanpak de doelstelling van de werelderfgoedaanwijzing (conservation, for future generations to appreciate and enjoy) wordt bereikt en instandhouding van de ouv van het werelderfgoed kan worden gegarandeerd, is het een benadering die goed is voor het erfgoed en past binnen onze planningstraditie. Ook in verband met de voorgeno­ men uitbreiding van het werelderfgoed Stelling van Amsterdam met de Nieuwe Hollandse Waterlinie, welk voorstel in januari 2019 is ingediend bij unesco, is het bereiken van een vergelijk met icomos essentieel. Nederland heeft in dit geval een grote stap gezet door ook bij de Stelling van Amsterdam aan­ zienlijke bufferzones aan te duiden ter aanvullende bescherming van de ouv van de verdedigingslinie.5

4 De brochure is te downloaden vanaf de website van de rce. https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/ 2018/01/01/hul-in-holland.-implementation-of-the-historic-urban-landscape-approach-in-dutch-world-heritage-sites. 5 De Stelling van Amsterdam is in 1996 op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Destijds werd een bufferzone bij dergelijke omvangrijke gebieden nog niet altijd verlangd. Dat is tegenwoordig anders. Een uitbreiding met de Nieuwe Hollandse Waterlinie lijkt alleen kansrijk als er een bufferzone is aangewezen die beide waterlinies afdoende beschermd. Icomos heeft dit meermaals als conditio sine qua non aangegeven.

STEDELIJK WERELDERFGOED EN DE HISTORIC URBAN LANDSCAPE-BENADERING IN NEDERLAND 157

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 157 09-09-19 13:46 Aan de andere kant zal icomos in haar advies aan unesco moeten erkennen dat de Deltametropool niet ‘op slot’ kan gaan en ruimtelijke ontwikkelingen doorgang moeten kunnen krijgen, mits uiterst zorgvuldig ingepast. In de beleidsbrief Erfgoed Telt schrijft de verantwoordelijke minister van Cultuur: Het kabinet spant zich in voor meer begrip voor de ruimtelijke dynamiek in Nederland en voor de Nederlandse oplossingen om de werelderfgoedwaarden in stand te houden. Hiervoor ga ik in gesprek met unesco. De Nederlandse bood­ schap daarbij is duidelijk: zéker in dynamische stedelijke en suburbane gebieden zijn ruimtelijke ontwikkelingen een gegeven, vaak ook noodzakelijk voor de transitie naar een duurzame samenle­ ving, en die ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op het werelderfgoed. Maar door een goede inpassing en herbestemming kunnen we het erfgoed behouden, het weer een eigentijdse functie geven en een kwaliteit toevoegen aan de veranderde leefomgeving, zonder dat dit ten koste gaat van de ouv.6 De herbestemming van de forten van de Stelling van Amsterdam en Nieuwe Hollandse Waterlinie, de waterberging en natuurontwikkeling in de inundatiegebieden en de recreatieve ont­ sluiting van dit ooit ontoegankelijke militaire cultuurlandschap zijn er voorbeelden van. Ze leveren een breed draagvlak op voor het erfgoed bij bewoners en bestuurders, essentieel voor een duurzaam behoud. Naar mijn mening is dit precies wat bedoeld wordt met de hul-benadering. De kunst is om de Nederlandse interpretatie en toepassing van de hul bij unesco, maar meer nog bij icomos, over te brengen.

ICOMOS op bezoek in de Stelling van Amsterdam (foto: auteur).

6 Icomos, en in laatste instantie het Werelderfgoedcomité, toetsen ontwikkelingen aan de impact op de Outstanding Universal Value. Dreigt die te worden aangetast, dan kan plaatsing op de lijst van Werelderfgoed-in-Gevaar volgen, en in uiterste consequentie verwijdering van de Werelderfgoedlijst, zoals met Dresden is gebeurd.

158 DRÉ VAN MARREWIJK

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 158 09-09-19 13:46 Die boodschap overbrengen moet Nederland zeker niet alleen doen. Er zijn veel meer landen waar stedelijke transitie plaatsvindt en die des­ ondanks zorgvuldig met hun erfgoed omgaan. Laat Nederland proberen daarmee op een lijn te komen. Ook kunnen de contacten met iemand als professor Michael Kloos benut worden die in Wiesbaden een leerstoel heeft op het gebied van hul. Daar ligt een mooie kans voor de afdeling Landschap van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de vakgroepen Erfgoedstudies aan de Nederlandse universiteiten. Gezamenlijk kunnen zij in het unesco-programma hul for Sustainable Urban Development onder leiding van professor Yonka Erkan – waarin de rol van erfgoed bij duur­ zame ontwikkeling verder wordt verkend – probe­ ren invloed uit te oefenen en de Nederlandse visie op behoud en ontwikkeling te verankeren. Titelblad van de brochure HUL in Holland. En wat icomos betreft: ooit overwoog ik in een sombere bui om uit frustratie mijn lidmaatschap maar op te zeggen, maar tijdig realiseerde ik me dat daar niemand van wakker zou liggen en er dan bovendien niets zou veranderen. En dat is wel wat er moet gebeuren. Vandaar mijn oproep aan alle aanwezigen tijdens mijn afscheidsrede en aan alle lezers van het thg om juist lid te worden van icomos en actief te worden in wetenschappelijke commis ­ sies, bij de evaluatie van nominatiedossiers en deel te nemen aan reactive monitoring-missies en technical ­evaluation-missies, om langs die weg de meningsvorming binnen icomos Internationaal te veran­ deren. De betekenis van de hul-benadering voor de instandhouding en het beheer van het stedelijk werelderfgoed is daar belangrijk genoeg voor.

Urban World Heritage and the Historic Urban Landscape approach in the Netherlands Within the category of cultural landscapes on the are comparably stretched out and have comparable UNESCO World Heritage List the ‘continuing urban values. These sites are confronted with similar chal- landscapes’ are a small but interesting group of sites. lenges with respect to conservation and management This group consists of urban and suburban areas of change. The obligation to preserve the outstan- (‘urban landscapes’) with outstanding historical and ding universal value of the site could become under heritage values, while at the same time they are pressure. This surely is the case in some urban and characterized by a high degree of spatial dynamics. suburban World Heritage sites in the Kingdom of the Many developments take place that lead to change of Netherlands: Amsterdam Canal Ring, Defence Line of the environment. Rio de Janeiro, the mining landscape Amsterdam and Willemstad, Curaçao. The World Heri- of Nord-Pas de Calais and the Italian Amalfi coast near tage status requires a strict management of the site. Naples are examples of these urban cultural land­ UNESCO’S Historic Urban Landscape approach can be scapes on the World Heritage List. Next to these sites, helpful to make preservation and development compa- there are urban World Heritage sites that formally are tible. In this article the opportunities and dilemmas of no cultural landscapes, but have similar characte- the HUL and ICOMOS’S role in it are discussed. A stron- ristics. Historical city centers of Rome or Bruges, the ger emphasize on HUL when reviewing developments Amsterdam canal ring or Speicherstadt in Hamburg in urban World Heritage sites is advocated.

STEDELIJK WERELDERFGOED EN DE HISTORIC URBAN LANDSCAPE-BENADERING IN NEDERLAND 159

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 159 09-09-19 13:46 Literatuur

Algemeen Bestuur Stadsdeel Centrum (2017). Brief van Rössler, M. & L. Folin Calabri (2008). The Cultural Land­ 15 februari 2017 aan het College van Burgemeester en Wet- scape and the Historic Urban Landscape Approach as a houders van Amsterdam betreffende het Concept Steden­ Tool to Protect Important Views in Historic Cities. Paper bouwkundig plan Sluisbuurt en her Sluisbuurt en de presented to the Round Table Le Patrimoine Mondial/ gevolgen voor het unesco werelderfgoed grachtengordel. World Heritage: Définir et protéger les «perspectives Bandarin, F. & R. van Oers (2012). The historic urban visuelles importantes»/Defining and protecting landscape. Managing heritage in an urban century. «Important Views», 18-20 March 2008, Montreal. ­Wiley-Blackwell. Unesco (1972). Convention Concerning the Protection of Droste, B. von, M. Rössler & S. Titchen (eds.) (1998). the World Cultural and Natural Heritage. Adopted by the ­Linking Nature and Culture. Report on the Global General Conference at its seventeenth session Paris, ­Strategy, Natural and Cultural Heritage Expert Meeting 16 november 1972. Paris. 25 to 29 March 1998. Amsterdam. Unesco (2017). Operational Guidelines for the Imple- Gemeente Amsterdam (2016). High-rise Impact Assess- mentation of the World Heritage Convention. World ment for the Sluisbuurt. Amsterdam. ­Heritage Centre, Paris. Gemeente Amsterdam (2011). High-risers in Amsterdam. Unesco (2011). Recommendation on the Historic Urban Amsterdam. Landscape, including a glossary of definitions. Adopted Icomos International (2017). Report Proposed Highway 10 November 2011. Paris. Link A8/A9. Icomos Advisory Mission to the Defence Veldpaus, L. (2015). Historic urban landscapes. Framing Line of Amsterdam, Kingdom of the Netherlands. Dates of the integration of urban and heritage planning in multi- mission: 5th-7th October 2017. level governance. Technische Universiteit Eindhoven, Luengo, A. & M. Rössler (eds.) (2012). World Heritage Eindhoven. Cultural Landscapes. Elche. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Websites (2018). Erfgoed telt. De betekenis van erfgoed voor de samen­leving. Beleidsbrief. Den Haag. http://www.unesco.org/new/en/social-and-human- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Gemeente sciences/themes/international-migration/glossary/ Amsterdam (2017). Report on building plans for “Sluis- recommendations/. Geraadpleegd 21-24 januari 2019. buurt” and the State of Conservation of the Amsterdam https://whc.unesco.org/en/culturallandscape/ (geraad­ Canal Ring Area. Amersfoort/Amsterdam. pleegd 21-24 januari 2019). Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, in samen­ https://cultureelerfgoed.nl/dossiers/werelderfgoed werking met Feddes/Olthof landschapsarchitecten (geraadpleegd 21-24 januari 2019). (2018). Hul in Holland. Implementation of the Historic https://www.werelderfgoed.nl/ (geraadpleegd 21-24 Urban Landscape approach in Dutch World Heritage januari 2019). sites. Amersfoort.

160 DRÉ VAN MARREWIJK

Guest (guest) IP: 170.106.33.42 ISSN24682187.pinn.THG20193.indb 160 09-09-19 13:46