Gama Betreffende Hayam Wuruk
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
EENIGE PLAATSEN UIT DE NAGARAKRËTA- GAMA BETREFFENDE HAYAM WURUK. DOOR / H. KERN. / In bovengenoemd merkwaardig gedicht, waarvan wij de ontdekking en uitgave aan Dr. Brandes te danken hebbeu, vindt men omtrent de geboorte van den vermaarden Hayam Wuruk het volgende bericht in zang I, st. 4 • : Ring Qakarttu-carena rakwa ri wijil nrpati tëlas inastwakën prabhu au garbbhe9waranatha riug Kahuripau wihaga nira 'n amanusadbhuta | lindü'ng bhümi këtug hudan hawu gërëh kilat awilëtan ing nabhastala | guntur ttang Himawau ri Kilmpud ananang kujana kuhaka mati tanpagap || . D. i. vin 't Qakajaar (uitgedrukt door) jaargetijden, pijlen, zonnen (1256 = 1334 A. D.) werd de Vorst geboren, die nu reeds be- vestigd is als Heerscher. Toen (onze) Vorst en Heer in den moeder- schoot neerdaalde (of ontvangen werd) te Kahuripan, waren er miraculeuse voorteekenen dat hij een bovenmeuschelijk wezen was: de aarde beefde, met gerommel, er viel een aschregeu, het donderde, en de bliksem slingerde zich in 't luchtruim; op den hoogèn berg * Ktimpud had een uitbarsting plaats ; booswichten en schelmen werden (daarbij) vernietigd, reddeloos omgekomen.// Onmiddellijk daarop volgt deze regel: Ntlhan hïngan iran Bhatara Girinatha sakala matëmah prabhüttama. D. i. //Hieruit kan men besluiten dat God Girinatha (Qiwa) in levenden lijve zich incarneerde iu (onzen) Soeverein.// De moeder van Hayam Wuruk was, gelijk men èn uit de Para- raton èn uit ons gedicht weet, de regeerende Vorstin van Java, die te Kahuripan, anders genaamd Jïwana, resideerde, en daarom in de Pararaten Bhre Kahuripan, d. i. Hare Doorluchtigheid of Majesteit in Kahuripan, heet. Volgens de Pararaton kwam zij aan de regeering in 1250 Qaka (1328 A. D.): volgens het gedicht, een jaar later, Qaka 1251, want in Zang 49, 1 lezen wij: ' Onbeduidende spelfouten verbeter ik stilzwijgend. * Dit zal wel bedoeld zijn met „Himawan". \s Downloaded from Brill.com09/27/2021 05:33:40PM via free access 358 i EENIGE PLAATSEN 17 ÏT DE NAGABAKRETAGAMA Tuhuu ring Qakabdendu-bana-dwi-rfipa | nrpe Jiwaua kyati mata uareudra | ',, '1 gumantirikang Tiktamalüra rajiii pitA. Crt-narendra rikang Siughasari. || D. i. '/In 't Qakajaar (uitgedrukt door) maan, pijlen, twee, een- heid (1251 = 1329 A. D.), volgde de Vorstin te Jiwaua, bekend als de moeder van den Koning, in Majhapahit als koningin op; v.:, 's Konings vader in Siughasari." Het verschil tusschen onze beide bronnen is niet noemenswaard; ƒ uit beide blijkt dat Hayam Wuruk geboren is vijf of zes jaar na ' de troonsbestijging zijner moeder. Straks zullen wij gelegenheid hebben om op zijn vader terug te komen. """-- -J3^ tweede Zang luidt aldus • \, Ndan sang Qri-nijapatm prakacita sira matnmaha Qrï-nareiidra | sang lwir pa wak Bhatari Parama-Bhagawati chattra ning rat wicesa | utsaheng yoga Buddhasmarann giueug iran cïwarï wrddhamundi | ring Qaka drësti-sapt-Aruna kalaha niran mokta mungsir kknbuddhau | \ ryy antuk (^ri-rajapatni Jinapada kawëkas duhkita'ng rat bvainoha rvy Hdëg Qri-uatha munggw ing Majhapahitumuluy tusta menggöiig kabhakti'n rena Qri-natha sang Qrï-Tribhuwana Wijayottungadewi gumanti | munggw ing rajyerikaug Ji wanapura sira tamwangmwangi (/ri-nareudra || D. i. //Hare Majesteit de Koningsvrouw (Weduwe), de beroemde, was de grootmoeder van Z. Maj. den Kouing; zij, die als het ware de belichaming was van de Godin Opperste Vrouwe (Bhagawati) een uitstekende beschermster der wereld: ijverig in yoga en 't denken aan Buddha, dat zij beoefende toen zij het geestelijk gewaad had aangenomen, als oude nou. In (Jiika 1272 (= 1250—51 A. D.) overleed zij, gaaude naar 't Buddhaverblijf. Toen II. Maj. de Koningsvrouw in 't Jinaverblijf (= Buddhaverblijf) gekomen was, bleef de wereld bedroefd, verbijsterd achter; bij de troonsbestijging van Z. Maj. den Koning in Majhapahit betooude (de wereld) spoedig daarna met blijdschap hare onderdanigheid. De moeder vau Z. Maj. den Koning, H. Maj. Tribhuwana Wijaya ' Uttungadewi volgde op, resideerende in Jiwana (= Kahuripan). Zij dan kweekte.als voogdes Z. Maj. den Koning op.// De eerste vraag, die zich hier voordoet, is: welke onder de ge- malinnen van Raden Wijaya, als regeerend vorst Krtarajasa-Jaya- ' De tekst heeft jiwa" voor wija», metrisch onmogelijk. Downloaded from Brill.com09/27/2021 05:33:40PM via free access BETREFFENDE HAYAM W All UK. 359 wardhana, is de grootmoeder, van wie hier gewaagd wordt? Veronderstellen wij eens voor 't oogenblik, dat Hayam Wuruk's grootmoeder in den bloede bedoeld is, en niet eeu van de andere gemalinnen zijns grootvaders, eu beproeven wij, met behulp van zekere gegevens in bovengenoemd gedicht van Hayain Wuruk's hof- dichter, tot een besluit te komen. Uit Zang 4<S,1 in verband be- schouwd met 4-6,1 en 45,2, blijkt, dat de twee jongere zusters van Koning Jayanagara, nl. de Vorstin te Kahuripan, en die in Daha, dochters waren van de voornaamste, onvergelijkelijke gemalin van Eaden Wijaya: sang pra wararaj apatny anupama; terwijl het in 46,1 van dezelfde heet: sang Cri Paramecwari Tri- bhu wauanamagraj &niudi ta; zij is namelijk de oudste, agraj a, der met Eaden Wijaya gehuwde dochters van Krtanagara (al. Qiwa- buddha), blijkens het onmiddellijk voorafgaande vers. Vergelijkt men nu het opschriftfragmeut, door Braudes meegedeeld in de Aan- teekeningeu op de Pararaton blz. 121, dan ziet men, dat H. Maj. Jaya-Wisnuwardhanï (= Bhre Kahuripan) de kleindochter is van iemand wiens naam uitgaat op ... ga ra. Zonder de minste aarzeling is de ga- ping, door 't uitslijten van eenige letters ontstaan, aan te vullen door toevoeging van (Krtana)gara, hetgeen ook Brandes niet ontgaan is. In dezelfde oorkonde wordt na de regeereude Vorstin genoemd hare volle zuster van Daha — over wie later meer —; verder Byah Hayam Wuruk. Uit de voorvoeging van Dyah, dat vrij wel met ons Jonker overeenkomt, moet men opmaken dat hij nog prins, en nog geen regeerend vorst was, zooals trouwens uit den inhoud van 't stuk te zien is. Wel is waar volgt onmiddellijk op den eigen naam de koninklijke titel: //Bhatara Cri-Ea(jasanagarau)ama r;Tj;1bhi- seka//, door Brandes vertaald met //als koning gezalfd onder den naam Z. M. R.//, eene vertaling waarop niets aan te merken valt, doch waaruit niet volgt dat Hayam Wuruk bereids feitelijk de teugels van 't bewind voerde. De titel kan, en blijkens het voor- gevoegde dyah, moet hem hij voorbaat gegeven zijn om duidelijk in 't licht te stellen dat hij de rechtmatige en aangewezen opvolger is van zijne moeder, of wil men, van den vorigen koning, zijn oom, terwijl zijne moeder, ofschoon krachtig het bewind voerende, te beschouwen is als Koningin Eegeutes. Men lette ook op het voorafgaande //Jïwanapratistita//, d. i. //in Jiwana gevestigd//, zoodat hij nog niet in Majapahit troonde. Toch weten wij uit het gedicht van Prapanca, dat Majapahit zijn residentie was, toen hij zelf regeerde. Als vierde persoon van wie in bedoelde inscriptie een bevel heet Downloaded from Brill.com09/27/2021 05:33:40PM via free access 860 EENIGE PLAATSEN UIT DE NAGARAKRETAGAMA uit te gaan, wordt vermeld een gemalin van Bhatara Krtarajasa (al. Kaden Wijaya), van wie gezegd wordt dat zij is «Buddhamarg- gilnusari", d. i. //een volgster van de leer van Buddha//. Deze bij- zonderheid stemt zoo goed overeen met hetgeen van Hayam Wuruk's grootmoeder gezegd wordt, gelijk wij boven gezien hebben, dat wij gerust de in 't opschrift bedoelde weduwe van Raden Wijaya met de grootmoeder in Zang 2 mogen vereenzelvigen. Maar hiermede is uog niet beslist of die Buddhistische Koniugin-Weduwe Hayam Wuruk's grootmoeder in den bloede was. Immers elke gemaliu van zijn grootvader is voor hem eeue grootmoeder. Alvorens nadere gegevens te zoeken in 't gedicht, deel ik hier het gevoelen van Brandes mede, die zich aldus uitlaat: "De derde vrouwelijke persoon heet slechts de gemalin vau Kertarajasa. Daar het niet wel te denken is, dat zoo deze dame de moeder was vau een der beidejvoorafgaande vorstinnen, dit er niet bij vermeld zou zijn, te meer daar althans de moeder van Jaya- wisnuwardhani een dochter van Kërtanagara was ', zoo ligt het voor de hand er de ons reeds bekende bini haji in te zieu, die de moeder was van den voorafgaanden vorst Jayanagara, den halfbroeder van de thans regeerende vorstin.// *^j Het komt nu er op aan, op te sporen wie Jayanagara's eigen moeder was. Volgens de Pararaton was het Dara Pëtak, eene Suma- traansche prinses. Daarentegen heet zij in Zang 46 en 47 van 't gedicht Lëmbu Tal, en is zij de dichter van Z. Maj. Narasin- ghamürti. De laatste halfstrofe van Zang 46 luidt aldus: lawan Qri-Narasinghamurtty awëka n Dyah Lëmbu Tal sucrama | sang wïreng lage sang dhinarinma ri Mirëng BoddhapratistApagëh || ü. i. '/En Z. Maj. Narasinghamürti had tot dochter Prinses Lëmbu Tal, de wakkere, de heldhaftige in den oorlog, die bijgezet is in Mirëng, vaststaande in het Buddhistisch geloof." Niet uit de bewoordingen van den laatsten versregel, maar uit het ziuverbaud blijkt dat de opgenoemde eigenschappen alleen op Dyah Lëmbu Tal kunnen slaan, en niet op haar vader. Alle twijfel hieromtrent verdwijnt, als wij in den volgeuden Zang op nieuw haar beschreven viuden als wira widagdha wij na, d. i. //held- haftig, bekwaam, verstandig//. Het feit dat zoo uitdrukkelijk het Buddhistische geloof van Lëmbu Tal, van de Koningin-Weduwe in het opschriftfragment en van • Alsook van hare zuster van Daha, zooals we gezien hebben. ' " " '' " tf ' Downloaded from Brill.com09/27/2021 05:33:40PM via free access BETREFFENDE HAYAM WUfiUK. / 361 Hayam Wuruk's grootmoeder vermeld wordt, leidt mij tot de gevolg- trekking dat één en dezelfde persoon bedoeld is, eu bij gevolg dat het vermoeden van Brandes alleszins juist is. Doch, zal men misschien zeggen, hoe dan te verklaren dat die persoon in de Pararaton Dara Pëtak, eu in 't gedicht Dyah Lëmbu Tal genoemd wordt? Dit verschil zou wel' eens meer schijnbaar dan wezenlijk kunnen zijn. Immers het Meleische dara, als adellijke V titel, kan gevoegelijk vertaald worden met //Jonkvrouwe//, en is dus v/ synoniem met het Javaansche dyah, al is dit etymologisch een ' gansch ander woord.