Tussen Bestuur en Burger

Een onderzoek naar de schakelfunctie van politieke partijen tussen bestuur en burger in Eindhoven en Venlo

Auteur Erik Kamerman

Studentnummer U1235296

Opleiding Bestuurskunde MA

Afstudeerbegeleider Prof. Dr. Frank Hendriks

Plaats en datum Eindhoven, 22 mei 2013

Inhoud

Voorwoord ...... 3 Hoofdstuk 1. Probleemstelling en Methodologie ...... 4 Hoofdstuk 2. Theoretisch kader ...... 11 Hoofdstuk 3. Politieke betrokkenheid van burgers ...... 20 3.1 Historisch Perspectief ...... 20 3.2 Recente Ontwikkelingen ...... 26 3.3 Conclusie ...... 36 Hoofdstuk 4. Politieke partijen in een lokale omgeving ...... 39 4.1 Eigenschappen van de lokale politiek...... 39 4.2 Communicatiemiddelen ...... 48 4.3 Conclusie ...... 54 Hoofdstuk 5. De politicus als schakel tussen bestuur en burger ...... 56 5.1 Type raadsleden ...... 56 5.2 Partij- en fractiediscipline ...... 59 5.3 Toekomst ...... 62 5.4 Conclusie ...... 65 Hoofdstuk 6. Conclusies ...... 67 Literatuurlijst ...... 71 Bijlage I: Stedenlijst ...... 75 Bijlage II: Vragenlijst Interview ...... 76 Bijlage III: Interviewtranscripties ...... 77

2 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Voorwoord

Twee jaar geleden begon ik aan dit onderzoek met een sterke interesse in de lokale politiek. Tijdens het onderzoek is die interesse alleen maar toegenomen. De fractievoorzitters die hun medewerking hebben verleend gaven me een kijkje in de politieke keuken die lang niet iedereen gegund is. De gesprekken die ik met hen had waren vaak openhartig en zeer verhelderend. Mijn dank gaat dan ook op de eerste plaats uit naar hen. Ook wil ik een woord van dank richten aan mijn twee begeleiders. Allereerst Prof. Dr. Marcel Boogers, die me in de beginfase hielp richting te geven aan het onderzoek. Daarnaast Prof. Dr. Frank Hendriks die me in de eindfase hielp middels een aantal gesprekken de scriptie te stroomlijnen. Natuurlijk gaat mijn dank ook uit naar Dr. Laurens de Graaf, die bereid was als tweede lezer op te treden. Tot slot wil ik nog twee mensen in het bijzonder bedanken die me geholpen hebben op de moeilijke momenten. Imke Coenen stond me bij als klankbord en met enige regelmaat als mental coach. Desirée Theunissen wist me vaak precies op de juiste momenten met een opbeurend gesprek te motiveren.

3 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Hoofdstuk 1. Probleemstelling en Methodologie

Aanleiding De politieke partijen hebben het steeds moeilijker met het uitvoeren van hun oorspronkelijke taken. Sinds de afbrokkeling van het zuilenstelsel in Nederland hebben politieke partijen langzaam hun dominantie over de kiezer verloren. Hun rol als intermediair tussen het bestuur en het volk is sterk aan erosie onderhevig. De vanzelfsprekendheid van hun rol is verdwenen nu kiezers veel kritischer en zelfs wantrouwig zijn ten aanzien van hun vertegenwoordigers. Burgers zijn niet meer afhankelijk van politieke partijen om aan kennis over de politiek en het bestuur te komen en ‘zweven’ veel vaker dan vroeger. Anderzijds hebben de politieke partijen wel een bepaalde robuustheid, want de gevestigde partijen blijven op een grote steun rekenen. Politieke partijen blijven dus voortbestaan in een positie van macht, terwijl het aantal functies dat zij vervullen aan het teruglopen is. Dit wordt wel het functieverlies van politieke partijen genoemd (Van Praag, 1996 en Rob, 2010). Politieke partijen vormen traditioneel een tussenlaag tussen de democratische staat enerzijds en de burger/kiezer aan de andere kant. In de optiek van Ankersmit zijn de politieke partijen van de lijn af aan het drijven. De partijen zijn langzaam van de burger naar de staat gedreven. De staat is de bemiddelaar tussen de politieke partijen en de burgers geworden. Daarnaast zijn politieke partijen afhankelijk geworden van de staat. Dit zorgt dat de partijen zichzelf in stand kunnen houden, los van de kiezers. De politiek is daardoor steeds meer in zichzelf gekeerd en maatschappelijk ontworteld. Hierdoor zijn burgers andere manieren gaan zoeken om hun stem te laten horen. De burger wantrouwt de politieke partijen, omdat ze de indruk geven de burger alleen nodig te hebben om aan de macht te komen via verkiezingen. De politieke partijen hebben zich dus sterker gemaakt in termen van geld en macht, ondanks dat ze aan democratische legitimiteit hebben ingeboet (Mair, 1994). Als het proces van democratische representatie hervormd moeten worden, zijn het de politici die zelf moeten beslissen in welke mate er hervormd moet worden en in welke vorm dit gegoten dient te worden. Met andere woorden, ze beslissen mede over hun eigen lot. Dit kan negatieve gevolgen hebben, als politieke partijen vooral zichzelf in stand houden en de partijen steeds meer op elkaar gaan lijken en samenwerken. Want wat valt er dan nog te kiezen voor de burger (Webb, Farrel en Holliday, 2003). Anderzijds kunnen politici dus ook zelf de nodige veranderingen initiëren. Sterker nog, van hen zal het uit moeten komen. Dat betekent dat het belangrijk is te weten hoe politici de rol van politieke partijen in onze democratie zien en hun eigen rol binnen de partijen en binnen de democratie.

4 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Doelstelling Dit onderzoek beoogt in de eerste plaats de visie van stedelijke politici op de veranderingen in de electorale rol van politieke partijen in kaart te brengen. Dit betekent kijken naar veranderingen die zij waarnemen en welke positieve en negatieve gevolgen dit in hun ogen heeft. Er wordt vanuit de theorie naar de politieke partij gekeken en hoe deze zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Door de politici vervolgens zelf te bevragen over hun visie op deze zaak, kan enerzijds achterhaald worden of dit overeen komt met de theorie en anderzijds hoe dit zich verhoudt tot de gevoelens die leven bij de burger. In dit geval worden een tweetal cases onderzocht, namelijk twee steden. Als dit onderzoek in de toekomst voor andere steden herhaald wordt, of op andere bestuursniveaus, kan een completer beeld ontstaan hoe politici in het algemeen denken over de verandering in de electorale rol van politieke partijen. Getracht wordt met de resultaten iets te kunnen bijdragen aan het verkleinen van de gesignaleerde kloof tussen de politiek en de burger.

Vraagstelling De hoofdvraag die in dit onderzoek beantwoord wordt is dan ook: Hoe denken politici uit Eindhoven en Venlo over de afgenomen betekenis van politieke partijen als schakel tussen bestuur en burger en hoe zien zij hun eigen rol daarin?

Wetenschappelijk verantwoording Het debat over de maatschappelijke ontworteling van politieke partijen richt zich doorgaans op de sentimenten van de burger. De onvrede en het wantrouwen van de burger naar de politiek staan doorgaans centraal. Het is zeker belangrijk dat deze zijde van het probleem belicht wordt, aangezien de burger een belangrijke rol speelt in het democratisch proces. Dat gezegd hebbende, blijft het beeld eenzijdig als niet ook het perspectief van de politici aan bod komt. Door de mening van politici zelf te onderzoeken, kan er meer evenwicht bereikt worden in de manier waarop we wetenschappelijk naar het probleem kijken.

Maatschappelijke verantwoording Uit maatschappelijk oogpunt is het interessant om te weten hoe politici zelf over hun eigen functioneren binnen hun politieke partij en binnen het politieke systeem denken, omdat de visie en gevoelens van de burger ondertussen bekend zijn. Als de politici hun rol heel anders zien dan de burger dit doet, dan is dat een probleem op zich en kun je gaan proberen die visies dichter bij elkaar te brengen. Anderzijds, als politici en burgers min of meer op één lijn zitten wat betreft hun ideeën over de rol van politici en politieke partijen, dan kun je gaan afvragen waarom er dan toch een gat

5 Masterthesis tussen Bestuur en Burger ervaren wordt tussen politici/bestuurders enerzijds en kiezers/burgers anderzijds.

De onderzochte cases: Eindhoven en Venlo Eindhoven vijfde grootste stad van Nederland, 218.000 inwoners. De stad heeft haar burgemeester middels een referendum mogen kiezen in 2008, maar omdat slechts 24,6% van de kiezers een stem uitbracht, werd het referendum ongeldig verklaart. Uiteindelijk werd Rob van Gijzel die veruit de meeste stemmen kreeg van de kiezers door een meerderheid van de raad gekozen en zo werd hij alsnog in zijn ambt benoemd. De gemeente heeft een totaal van 45 raadszetels. In Eindhoven is een coalitie van PvdA (9), VVD (8), D66 (6) en GroenLinks (4) gevormd. De oppositie wordt gevormd door CDA (6), SP (4), OuderenAppèl (3), LPF (2), Trots op Nederland (1), Leefbaar Eindhoven (1) en Fractie Petra Sodenkamp (1). Eindhoven is de enige gemeente die nog een fractie heeft die de naam LPF mag dragen (Eindhoven.nl, 2012). Leefbaar Eindhoven is eigenlijk de enige echte lokale partij in de gemeenteraad. FPS is een raadsfractie van een één raadslid dat van de PvdA is afgesplitst in 2010. Leefbaar Eindhoven nam wel van 2002-2006 deel aan de coalitie met 9 zetels. De grote landelijke partijen (PvdA, CDA en VVD) hebben samen 23 zetels in handen, de helft van het totaal. Venlo is de zevenentwintigste stad van Nederland, met 100.000 inwoners. De gemeente wordt ook wel Groot-Venlo genoemd, vanwege de gemeentelijke herindelingen die geleid hebben tot het ontstaan van de huidige gemeente. In 2001 werden Tegelen en Belfeld bij Venlo gevoegd en in 2010 Arcen-Velden. Nu is Venlo na Maastricht de grootste gemeente van (Nederlands) Limburg. De gemeenteraad telt een totaal van 39 raadszetels. De coalitie wordt gevormd door VVD (12), CDA (8) en PvdA (6). De oppositie bestaat uit LokaleDemocraten (4), GroenLinks (2), SP (2), VenLokaal (2), D66 (2) en Realisten ’82 (1) (Venlo.nl, 2012). Ook hier zijn de grote landelijke partijen zeer sterk vertegenwoordigd met 26 zetels, tweederde van het totaal. Ze vormen ook nog eens samen de coalitie. In Venlo zijn de lokale partijen beter vertegenwoordigd in zetels dan in Eindhoven. Dit is voor een deel toe te schrijven aan het succes van een aantal van deze partijen in hun losse gemeenten voor de herindelingen. Voor de herindeling waren deze partijen vaak heel sterk vertegenwoordigd in hun respectievelijke gemeenten en namen ze vaak deel aan coalities. De herindeling heeft een schaalvergroting teweeg gebracht die de lokale partijen zetels heeft gekost.

De twee steden verschillen op enkele punten sterk van elkaar. Het politieke landschap van Eindhoven is niet significant door elkaar geschud door gemeentelijke herindelingen. Daarnaast heeft de raad van Venlo een significant groter aantal zetels dat in handen is van lokale partijen dan die in Eindhoven. Beide steden zijn flinke gemeenten in het zuiden van het land. Ze zijn vergelijkbaar met

6 Masterthesis tussen Bestuur en Burger de andere stedelijke gemeenten in Noord Brabant en Limburg. De lokale partijen zijn in deze gemeenten sterk vertegenwoordigd, vooral in de gemeenten die in de afgelopen vijftien jaar met herindelingen te maken hebben gehad. Bij zowel de grote gemeenten in Noord Brabant als in Limburg bezitten de drie grote landelijke partijen, CDA, PvdA en VVD gemiddeld 50% van de zetels in de verschillende raden. Daarbij liggen de percentages zetels voor de drie partijen dichtbij elkaar. In de vier grote Randsteden heeft alleen de lokale partij Leefbaar Rotterdam een groot aantal zetels, er zijn verder maar een handvol zetels in handen van lokale partijen. Daarnaast ligt het percentage zetels dat de drie grote landelijke partijen hebben onder 50% en is de verdeling tussen hen veel minder gelijk. De PvdA behaalt veel meer zetels en het CDA veel minder. Dezelfde trend zien we in het oosten en noorden van het land. In die regio’s van het land doen de lokale partijen het een stuk beter als in de Randstad, vergelijkbaar met Noord Brabant. D66, GroenLinks en de SP doen het boven de rivieren significant beter dan in Noord Brabant en Limburg (Bijlage I). Tot slot is de Christen Unie aardig vertegenwoordigd boven de rivieren, terwijl ze beneden de rivieren in de stedelijke gemeenten niet voorkomen. Dit is niet vreemd gezien de sterke Katholieke traditie in Noord Brabant en Limburg. De verwachting is dat de grote steden in de Randstad een eigen dynamiek hebben die afwijkt van de dynamiek in Brabantse en Limburgse gemeenten. Hetzelfde geldt voor de stedelijke gemeenten in het oosten en noorden van het land. Uiteindelijk kunnen we dus uitspraken doen over de twee onderzochte steden en in ruimere zin over de stedelijke gemeenten van Noord Brabant en Limburg.

Onderzoeksstrategie Er is gekozen om vooral kwalitatief onderzoek te doen, omdat getracht wordt uitspraken te kunnen doen over wat de politici zelf vinden van het functieverlies; dit te beschrijven en tegen de theorie af te zetten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van methoden die het perspectief van de onderzochte politici kenbaar maakt. Er wordt hier uitgegaan van interpretatieve paradigma en niet van het empirisch-analytische paradigma, dat zich vooral op grote hoeveelheden cijfermateriaal baseert (Boeije, 2005). In de eerste plaats wordt er gebruik gemaakt van de gevalstudie (casestudy). Een gering aantal eenheden wordt op verschillende variabelen bestudeert. Het onderwerp is actueel en houdt de politieke gemoederen op dit moment bezig. Het functieverlies van partijen en de daarmee gepaard gaande afname van hun legitimiteit wordt als probleem gezien en door in te zoomen op de bestuurspraktijk kan het probleem wellicht verhelderd worden of zelfs opgelost. De externe validiteit dreigt minder sterk te zijn met het gebruik van één of enkele cases, omdat bevindingen situatiegebonden kunnen zijn. Hier moet dus extra op gelet worden. Naast het empirisch onderzoek naar de twee cases, zal ook gebruik worden gemaakt van bestaand materiaal.

7 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Dit wordt gedaan omdat er in het empirisch gedeelte van dit onderzoek steunt op kennis uit voorgaand onderzoek, is een literatuurstudie ondernomen naar eerder onderzoek over het functieverlies van politieke partijen (Van Thiel, 2007).

Onderzoeksmethoden Om het empirische gedeelte vorm te geven worden er interviews gehouden met politici. Dit zal op semigestructureerde wijze gebeuren. Er zijn meerdere hoofdvragen te stellen, maar er moet voldoende ruimte zijn voor de respondenten om hun ervaringen en meningen te kunnen uiten (Boeije, 2005). De materie die behandeld wordt is geen gevoelige materie, dus hier zijn geen problemen mee te voorzien. Er kan volstaan worden met elite-interviews, dus interviews met leidende personen binnen de raadsfracties. Zij voeren immers de fractie aan. De keuze van de politici wordt verder bepaald door hun partijachtergrond. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk partijtypen uit het theoretisch model middels een vertegenwoordigende politicus aan het woord te laten komen. Ter ondersteuning van de empirische hoofdstukken wordt tevens literatuuronderzoek gedaan naar de functies van partijen en de oplossingen voor het verlies van die functies. Er wordt getracht de bestaande partijen te typeren aan de hand van beschikbare literatuur en informatie die via het web te verkrijgen is (Van Thiel, 2007).

Respondenten Voor de interviews zijn een aantal fractievoorzitters gevraagd om deel te nemen. Zij hebben uiteindelijk allemaal ingestemd mee te werken aan het onderzoek. Er zijn daarbij een aantal keuzes gemaakt. In de eerste plaats zijn van de gekozen landelijke partijen steeds de fractievoorzitters uit beide steden gevraagd om deel te nemen. Voor de lokale partijen was het spiegelen in beide steden geen optie. Er is gekozen om het CDA en de PvdA te bevragen als exponenten van de Catch-all partij. Daarnaast is de SP benadert als exponent van de Massapartij en D66 als exponent van de Kaderpartij. Naast deze 8 fractievoorzitters zijn ook de voorzitters van 4 lokale fracties geïnterviewd. Leefbaar Eindhoven is een partij die opkwam bij de Fortuyn ‘revolte’ en heeft zelfs 4 jaar in de coalitie gezeten. Daarnaast is gekozen Fractie Petra Sodenkamp te benaderen. Dit is een eenmansfractie die is afgesplitst van de PvdA en geen ledenpartij is. FPS heeft eigenschappen van business-firm partij, maar dit is geen bewust gekozen strategie, maar ontstaan door noodzaak. In Venlo is in de eerste plaats LokaleDemocraten benaderd. Dit is een fusiepartij die een aantal lokale partijen van voor de herindelingen samen heeft gebracht. Tot slot is Realisten ’82 gevraagd om deel te nemen. Dit is een lokale partij met diepe wortels in Tegelen, die voor de herindeling van 2001 met Venlo een groot aandeel van de zetels in die gemeenteraad had. Na de herindeling is dit gedaald tot 1 zetel. De 4

8 Masterthesis tussen Bestuur en Burger lokale partijen hebben dus allemaal hun eigen achtergrond. De partijtypen die hierboven zijn genoemd komen in Hoofdstuk 3 uitgebreid aan de orde. Hieronder is een lijstje met de namen van de geïnterviewde fractievoorzitters (respondenten) en hun aanduidingen zoals ze in het onderzoek gebruikt worden. De lokale partijen hebben zoals aangegeven geen duidelijk herkenbaar partijtype. Gé Vervoort is gedurende de loop van het onderzoek (na het interview) uit Realisten ’82 gestapt en verder gegaan als Lijst Vervoort.

CDA Eindhoven: Christo Weijs (CDA-Eh) CDA-Venlo: Bob Vostermans (CDA-Ven) PvdA Eindhoven: Mieke Verhees (PvdA-Eh) PvdA-Venlo: Vera Tax (PvdA-Ven)

D66 Eindhoven: Marco van Dorst (D66-Eh) D66-Venlo: Frans Aarts (D66-Ven) SP Eindhoven: Bianca van Kaathoven (SP-Eh) SP-Venlo: Alexander Vervoort (SP-Ven)

Leefbaar Eindhoven: Kees Rijnders (LE-Eh) Fractie Petra Sodenkamp: Petra Sodenkamp (FPS-Eh) LokaleDemocraten: Frans Schatorjé (LD-Ven) Realisten ’82: Gé Vervoort (R82-Ven)

Deelvragen Om de hoofdvragen te kunnen beantwoorden worden een aantal deelvragen gesteld. In hoofdstuk 3 komt de volgende deelvraag aan bod:

Welke ontwikkelingen zien de politici op het gebied van de politieke betrokkenheid van de burger en welke gevolgen hebben die voor politieke partijen?

Er worden in de literatuur verschillende redenen gegeven waarom de electorale functie van politieke partijen is afgenomen en nog steeds afneemt. Er wordt gekeken of de politici dezelfde ontwikkelingen zien en welke zij het belangrijkst vinden. Daarnaast wordt gekeken naar de ledenaantallen van de partijen en het actieve ledenkader. In hoofdstuk 4 komen de volgende twee deelvragen achtereenvolgens aan bod:

9 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Welke invloed heeft de ‘lokaliteit’ van de lokale politiek op de schakelfunctie van politieke partijen tussen bestuur en burger en welke voor- en nadelen ondervinden partijen van het onderdeel zijn van een landelijke partij of juist niet.

Er wordt gekeken naar de eigenschappen van de lokale politiek. Van de lokale politiek wordt vaak gezegd dat deze dicht bij de burger staat en dat het vanwege de kleinere schaal makkelijker is om op lokaal niveau te experimenteren. Het is dus interessant om te zien of de politici inderdaad ondervinden dat ze dichtbij de burger staan en of de landelijke politiek ook losgelaten kan worden om een eigen koers te varen.

Op welke manieren communiceren politici met hun partijleden en achterban en hoeveel effect constateren zij dat die manieren hebben?

Om inzicht te krijgen in hoe dicht politici bij de burger staan of juist hoever af, is het nuttig om te bestuderen hoe zij het contact met leden en achterban onderhouden. Hierbij worden zowel ouderwetse als nieuwe communicatiemiddelen bekeken. In hoofdstuk 5 worden vervolgens de volgende deelvragen beantwoord:

Hoe zien de politici hun rol als volksvertegenwoordiger op de schaal van Pitkin en welke rol speelt partijdiscipline voor hen?

Hier is het de bedoeling meer in te gaan op de gevolgen voor de politicus zelf. We kijken naar de verschillende archetypen raadsleden en hoe de respondenten zichzelf daarin herkennen. Daarnaast komt partijdiscipline aan bod en in hoeverre respondenten zich hierdoor laten leiden.

Welke veranderingen zouden politici zelf graag willen doorvoeren om hun rol als schakel tussen bestuur en burger te bestendigen?

Afsluitend kijken we naar de wensen van de respondenten. Waar zouden ze zelf iets in willen veranderen of verbeteren als het gaat om hun functie tussen bestuur en burger.

10 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Hoofdstuk 2. Theoretisch kader

Definitie politieke partij: een vereniging of organisatie die deelneemt aan de verkiezing van de politieke machthebbers (Deschouwer en Hooghe, 2008).

Het onderzoek naar politieke partijen heeft nog geen eenduidige partijtheorie opgeleverd. Lang is ervan uitgegaan dat de opkomst van een bepaald type partij de veranderingen van dat moment adequaat weergaf. Koole is van mening dat in de moderne tijd het niet meer genoeg is om één partij type centraal te stellen, maar te accepteren dat er meerdere partijtypen naast elkaar binnen een partijsysteem functioneren en dat deze verschillende rollen binnen dat systeem vervullen (Koole, 1995). Het theoretisch kader wat hieronder opgebouwd wordt steunt voor een groot deel op de hieronder beschreven historische en strategische typologieën. Daarnaast wordt gekeken naar theorieën over typen vertegenwoordiging, die als houvast dienen voor het bestuderen van hoe politici hun eigen rol zien.

Historische typologieën Maurice Duverger (1951) wees een tweetal soorten partijen aan, de kaderpartij (ook wel elitepartij) en de massapartij. De kaderpartij is de oudste politieke partij, die zich kenmerkt door een losse samenwerking van verschillende parlementsleden. Ze hebben iets gemeenschappelijks, zoals afkomst of overtuigingen bijvoorbeeld. Een echte partij vormt zich pas als parlementsleden een stabiele band met hun keizers ontwikkelen. Omdat het electoraat steeds verder uitbreidde, moesten volksvertegenwoordigers steeds meer gaan proberen hun achterban te mobiliseren en samenbrengen. De bedoeling hiervan is om de bestuurmacht die men als parlementariër heeft, te behouden. Als de parlementariër verbonden wordt met zijn kiezers via een gestructureerde organisatie, wordt gesproken van een politieke partij. Vanaf halverwege de 19e eeuw kwam dit type partij op. Een massapartij ontstaat vanuit buitenparlementaire bronnen; vanuit mensen die buiten de macht staan. Dit partij type komt op vanaf het moment dat het stemrecht zich naar grote groepen van de bevolking uitbreidt, met name naar arbeiders en vrouwen. De oorsprong van deze partijen is emanciperend en ze hebben als doel een bepaald segment van de bevolking te vertegenwoordigen. De massapartij had een veel grotere organisatie dan de kaderpartij. Dat betekent ook een strakke organisatie (inclusief statuten), met plaatselijke afdelingen die allemaal op dezelfde wijze functioneren. De massapartij kent een sterk leiderschap, maar belangrijker nog, een sterke inbedding in de samenleving. Ze hebben sterke banden met maatschappelijke organisaties (zoals vakbonden) en zorgden vroeger voor meer dan alleen een politiek forum. De partij was ook een soort vereniging,

11 Masterthesis tussen Bestuur en Burger waarbinnen je hele sociale leven kon afspelen. De massapartijen hebben een partijprogramma, waar hun idealen in vermeld staan (Duverger, 1951). Otto Kirchheimer (1966) kwam tot de conclusie dat massapartijen zichzelf ontwikkelde naar een nieuw soort partij, namelijk brede volkspartijen, die meestal catch-all partijen worden genoemd. De ontwikkeling vond plaats in drie fasen. De ontstaansfase, waarin de ideologie zonder compromissen kon worden uitgedragen. Daarna, in het interbellum, kregen de massapartijen regeringsverantwoordelijkheid en beseften ze dat ze nooit genoeg kiezers achter zich kregen om alleen te regeren en de samenleving revolutionair te veranderen. Dus kozen ze voor samenwerking met andere partijen in coalities, wat neerkwam op een meer geleidelijke verandering van de samenleving. De radicale vleugels van de partijen scheidden zich dan ook meestal van de moederpartij af in deze fase. Na de Tweede Wereldoorlog hervormden de massapartijen zichzelf, omdat de oorspronkelijke doelstellingen van de massapartijen niet haalbaar bleken te zijn. Ze werden catch-all partijen en de volgende veranderingen vonden daarmee samen plaats. De ideologische scherpte vervaagde en er werd bewust voor een breed politiek programma gekozen, dat zoveel mogelijk kiezers kon aantrekken en vooral geen kiezers zou afschrikken. Het leiderschap werd versterkt en meer gecentraliseerd. De leden werden minder belangrijk, zeker individuele leden. De catch-all partijen namen afstand van de specifieke achterban waar ze als massapartij een sterke band mee hadden. Alle banden met de samenleving werden losser en de partij richtte zich meer op de politiek. De moderne kaderpartij (Koole, 1992) of kartelpartij (Katz en Mair, 1995) is een voortzetting van de ontwikkeling van de catch-all partij. Door de toegenomen strijd om de neutrale kiezers en de opkomst van moderne massamedia, is de kiezer veel belangrijker geworden dan de partijleden. Niet alleen kiezen steeds minder mensen ervoor om lid van een partij te worden, de partijen besteden steeds minder aandacht aan hun leden. De kartelpartij is een topzware organisatie geworden, waar de partijtop en de partijmensen die bestuursfuncties vervullen de beslissingen nemen. De agenda van de partij wordt meer bepaald door de debatten en discussies die gevoerd worden in de bestuurlijke organisaties dan dat deze gevoed wordt met issues die spelen binnen de ledenbeweging. De politieke partijen hebben er allemaal belang bij met elkaar samen te werken en zo een kartel te vormen. Dit omdat ze de macht over het bestuur dan onderling kunnen verdelen. De staat is niet alleen de plek waar de bestuurlijke functies liggen, de staat geeft grote financiële steun aan de partijen, die ze nodig hebben om voort te kunnen bestaan. De tendens van partijen om zich steeds verder te verwijderen van de samenleving is nadelig gebleken voor het vertrouwen dat de bevolking als geheel in de politieke partijen heeft. De legitimiteit van de partijen komt hiermee in het geding. Een andere modern partijtype werd door Panebianco (1988) de electoraal-professionele

12 Masterthesis tussen Bestuur en Burger partij, die door Hopkin ook wel de business-firm partij is genoemd (Hopkin en Paolucci, 1999). De partij is erg professioneel opgezet en levert ook professionele bestuurders. Ze zijn afhankelijk van professionele bureaucraten, die niet altijd uit de partij zelf komen. Ze zijn evenals de kartelpartijen gericht op de kiezers en niet op de leden. De leider speelt een centrale rol binnen de partij. De hulpbronnen van de partij worden meestal door deze leider binnen gehaald. Enerzijds wordt de leider zelf in de markt gezet als boegbeeld, anderzijds worden issues waar de partij zich mee bemoeit vaak uit de publieke opinie en ander ‘markonderzoek’ gedestilleerd. Er bestaat geen samenhangend partijprogramma en de partij is ook niet geworteld in een specifiek deel van de samenleving. Het trekt zijn financiën vooral aan uit private, vaak zakelijke bronnen. Van Praag en Brants (2008) spreken van een campagnepartij en voegt een aantal elementen toe aan de bovengenoemde business-firm partij. Hun referentiepunt is het bewogen jaar 2002, met de opkomst van het Fortuynisme. De campagnepartij is constant bezig met campagne voeren, met professionals in dienst die adviseren bij het gebruik van alle soorten communicatiemiddelen en media. De campagne partij is sterk op de kiezer georiënteerd en bepaalt partijstandpunten vaak aan de hand van kiezersonderzoeken. Medialogica en persoonlijke uitstraling zijn erg belangrijk voor een campagnepartij. De politieke inhoud is minder belangrijk dan het constant proberen vertrouwen te wekken in de eigen politici en het vertrouwen in de concurrenten uit andere partijen onderuit te halen. De campagnepartij is dus niet bang om ‘op de man’ te spelen en in verkiezingstijd wordt hier doorgaans nog een schepje bovenop gedaan.

Strategische typologie Een ander onderscheidt in partijen dat gemaakt wordt is op basis van hun doelstellingen, zoals Müller en Strøm (1999) deden. Ze onderscheiden 3 soorten partijen: office-seeking, policy- seeking en vote-seeking. De office-seeking partij wil het liefst regeren. Het hoofddoel is hier meeregeren. Dit kan een doel zijn op zichzelf, of nagestreefd wordt om beleid te kunnen bepalen of om zichtbaarder te worden voor de kiezer. De policy-seeking partij wil het beleid beïnvloeden op basis van haar eigen partijprogramma. De kiezer moet van het programma overtuigd worden en het hangt af van hoeveel punten uit het programma kunnen worden gerealiseerd of de partij in een coalitie stapt. De vote-seeking partij kijkt met name naar het aantal kiezers dat ze kunnen overtuigen en behouden. Daar hangt ook de keuze voor regeringsdeelname vanaf: als een coalitie betekent dat er teveel compromissen gesloten moeten worden, kan dit (teveel) stemmen kosten. In het geval er in de ogen van de partij teveel stemmen verloren gaan, wordt van regeringsdeelname afgezien. Deschouwer en Hooghe (2008) voegen daar nog de anti-systeem partij aan toe. Deze partij zet zich af tegen de office-seeking partijen die tot het politieke establishment behoren. Ze hebben een zeer lage

13 Masterthesis tussen Bestuur en Burger bereidheid om coalities te vormen en stellen het politieke systeem zelf ter discussie.

Krouwel typologie Krouwel heeft aan de hand van de voorgaande typologieën en nog verschillende anderen die er op leken geprobeerd een soort koepel model voor politieke partijen te construeren. Hij onderscheidde de vijf partijtypen die hierboven al beschreven zijn en wees 10 kenmerken aan waardoor ze in zijn ogen worden onderscheiden. Deze 10 kenmerken bracht hij samen in 4 dimensies, ieder met hun eigen figuur (Krouwel, 2003). Deze typologie zal ook in de rest van het onderzoek als uitgangspunt worden genomen. De origine dimensie brengt hij terug tot twee factoren die hij tegen elkaar afzet. Enerzijds hoe de partij ontstaan is; ofwel van binnenuit het politieke systeem (nabij de staat), of van buiten het systeem (nabij de samenleving). Anderzijds hoe de partij aan zijn middelen komt en wie het initiatief neemt; individueel of collectief. Dan krijg je een beeld met de oude kaderpartij die dichtbij de staat is ontstaan en door individuen met hun persoonlijke macht geïnitieerd wordt. Daarnaast zien we de catch-all en kartel partijen die ook dicht bij de staat staan, maar die vanuit een partijtop worden aangestuurd en grote organisaties en achterbannen achter zich hebben. De massapartij heeft een collectieve oorsprong in de mensen die eerst buiten het politieke bestel vielen en staan veel dichterbij de samenleving dan bij de staat. Tot slot zijn er business-firm partijen, die dichtbij de samenleving staan, ver van de staat af en via hun leider aangestuurd worden (Krouwel, 2003). De electorale dimensie valt uiteen in twee assen. De ene as geeft aan hoe groot het electoraal appel is en hoe sterk de partijbinding is. Het blijkt dat partijen met smal electoraal appel een sterke partijbinding vanuit hun kiezers kennen en dat partijen met een groot electoraal appel juist een zwakke partijbinding kennen. De andere as geeft aan hoe makkelijk iemand kan doordringen in de partijelite. Dit geldt voor insiders, maar ook voor professionals van buitenaf. Zo blijkt dat kaderpartijen een smalle electorale basis hebben die sterk aan de partij gebonden is en dat het moeilijk is om door te dringen tot belangrijke posities binnen de partij. De massapartij heeft eveneens een smal, maar loyaal electoraal appel, al is het een stuk eenvoudiger om binnen de partij tot de top door te dringen. Catch-all en business-firm partijen mikken juist op een groot electoraal appel met een zwakkere partijbinding en gaan er dus voor om de zwevende kiezer binnen te halen. Ze laten makkelijker professionals in hun organisatie toe om de effectiviteit van hun campagnes te vergroten. De kartelpartijen hebben ook ruime electorale basis die hen niet trouw is, al zijn ze meer op zichzelf gericht, waardoor het moeilijk is om als outsider je intrede te doen in de elite van de partij. Ze proberen zelfs via juridische wegen te zorgen dat het moeilijk blijft voor outsiders om de politieke elite in het algemeen binnen te dringen (Krouwel, 2003).

14 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

De ideologische dimensie zet de doelstelling van een partij tegenover de manier waarop ze met elkaar in competitie zijn. De doelstelling varieert van Vote-seeking tot Office-seeking, met andere woorden van zoveel mogelijk stemmen halen naar zoveel mogelijk regeringsmacht. De manier van competitie voeren verschilt van coherente ideologische programma’s tot strategische beleidsposities. Dit komt neer op de volgende verdeling. Qua doelstelling staan alleen massapartijen aan de zijde van de ideologische programma’s. Voor deze figuur heeft Krouwel ze in twee varianten gesplitst, namelijk de principiële en de programmatische massapartij. De eerste combineert de ideologie met een sterke Vote-seeking oriëntatie, terwijl de tweede zich richt op het aan de macht komen om het programma uit te voeren. Catch-all partijen combineren hun oriëntatie op de kiezers met een strategische beleidspositie. Kader, kartel en business-firm partijen combineren in deze figuur alle-drie een strategische beleidspositie met een sterke oriëntatie op regeringsmacht (Krouwel, 2003). Deze figuur laat te wensen over en is niet zo intuïtief als de andere 3 figuren. Het feit dat Krouwel genoodzaakt is de massapartij in tweeën te splitsen en bij de catch-all partij de term ‘pragmatisch’ toe te voegen, geeft dit al aan. Hiermee wijkt hij af van de andere figuren, waar de 5 partijtypen steeds hetzelfde aangeduid worden. Indien vote-seeking tegenover policy-seeking zou worden gezet, ontstaat een as met een oriëntatie op de kiezer enerzijds en op het gewenste beleid anderzijds. Dus gaat een partij voor zoveel mogelijk kiezers en zoekt ze daar een beleid bij, of gaat de partij voor een samenhangend beleid en probeert ze daar kiezers van te overtuigen. De andere as zou kunnen worden gereserveerd voor hoe de houding van een partij is ten aanzien van het uitvoeren van de macht. Met andere woorden, office-seeking tegenover anti-systeem zetten. Hoe sterker de ideologische grondslag, hoe moeilijker het is om het partijprogramma af te zwakken om in een coalitie te stappen. Daartegenover is de office-seeking partij eerder geneigd om water bij de ideologische wijn te doen om te kunnen regeren. In deze opstelling zou dan de Catch-all partij een zucht naar regeren combineren met een sterke oriëntatie op de kiezer (office-seeking en vote- seeking). De massapartij combineert een antisysteem houding met een oriëntatie op het beleid (anti- systeem en policy-seeking). De kader en kartelpartijen combineren een verwevenheid met de macht met een oriëntatie op het beleid (office-seeking en policy-seeking). De business-firm partij zou dan geplaatst kunnen worden in de hoek waar een anti-systeem houding met een oriëntatie op de kiezer gecombineerd wordt (anti-systeem en vote-seeking). Dit vertegenwoordigt ook de partijen die een tegenstem laten horen en hier vallen veel populistische partijen onder. De organisatorische dimensie van Krouwel zet de mate van machtshiërarchie binnen de partij tegenover de professionaliteit en manier van organiseren van de partij. De ene as zet dus een sterk hiërarchische structuur met een gecentraliseerde controle vanuit de partijtop, tegenover een open en democratische structuur, waarbinnen de hele partij zich kan bemoeien met de besluitvorming. De

15 Masterthesis tussen Bestuur en Burger andere as zet een professionele organisatie structuur die kapitaalintensief werkt tegenover een amateuristische organisatie die vooral op de arbeidsinvestering van de leden bouwt. Kaderpartijen hebben een sterk door de partijtop gecontroleerde structuur, maar hebben een amateuristische organisatie die het vooral moet hebben van de betrokkenheid van hun achterban. De massapartij heeft een veel meer democratische structuur, maar de organisatie is ook amateuristisch en sterk afhankelijk van de achterban. Catch-all partijen combineren een democratische besluitvormingsstructuur met een professionele partijorganisatie. Ze halen fondsen binnen via een beperkt aantal machtige belangengroepen. De kartelpartijen en business-firm partijen zijn strak gecontroleerd van uit de partijtop en zijn in staat om flink wat kapitaal uit belangengroepen aan te trekken. De kartelpartij rekent hierbij vooral op steun uit de publieke sector, terwijl de business-firm partij zijn fondsen met name uit private bronnen aantrekt (Krouwel, 2003). Politieke partijen zijn aan veranderingen onderhevig geweest sinds hun ontstaan. Veranderingen in de samenleving zoals opkomst van de welvaartsstaat, de afbrokkeling van de zuilensamenleving en de ontwikkeling van de massamedia dwingen politieke partijen zich steeds aan te passen (Deschouwer en Hooghe, 2008). Krouwel gaat hier op door en stelt dat je een chronologische opeenvolging kunt maken van de vijf partijtypen, omdat ze ontstonden als reactie op het type partij dat daarvoor domineerde. Niet alleen reageerden de partijen dus op de veranderingen in de samenleving, maar ook op de cultuur binnen het politieke systeem. Zo was de massapartij een reactie op de onvrede over de elitaire manier van werken van kaderpartijen uit de 19e eeuw en de catch-all partij een reactie op de massapartij op een moment dat oude politieke tegenstellingen van voor de oorlog langzaam verdwenen. De kartelpartij ontstond omdat de programma’s van de catch-all partij zo dicht bij elkaar kwamen te liggen dat ze praktisch inwisselbaar werden. Hierdoor werd de politiek voor buitenstaanders moeilijk te infiltreren. De reactie was de politieke ondernemer, die met middelen van buiten de politiek, zoals de massamedia hun tegenstrevers bestreden (Krouwel, 2003).

Het functieverlies van politieke partijen Zowel door Koole, Krouwel en anderen wordt geaccepteerd dat de partijtypologieën geen lineair of vaststaande gegevens zijn. Politieke partijen en hun ontwikkeling zijn complex en gelaagd. Niet alleen in tijd, maar ook binnen een politiek systeem kunnen verschillende partijen bestaan. Het diffuse karakter van de politiek zelf speelt een grote rol in de veranderingen die politieke partijen doormaken. De verschuiving van Government naar Governance in het bestuur maakt dat het primaat van de (Haagse) politiek doorbroken is. De rol van de media, internationalisering van de economie en van problemen zorgen ervoor dat de macht zich verspreidt en dat de traditionele focus van de

16 Masterthesis tussen Bestuur en Burger politieke partijen op de staat niet meer afdoende is. Doordat een grote partijorganisatie niet meer nodig is om kiezers en burgers te bereiken, kunnen verschillende partijtypen makkelijker naast elkaar functioneren (Koole, 1995). Elzinga maakt een onderscheid tussen de maatschappelijke positie van de politieke partij enerzijds en hun positie binnen de staat anderzijds. De toegenomen verbondenheid met de staat is ten koste gegaan van de maatschappelijke verankering van de politieke partij en dus van diens legitimiteit. Voor Elzinga zijn er twee uitersten waartussen de democratie zou moeten liggen, namelijk tussen een zuivere partijendemocratie en een zuivere kiezersdemocratie. De oplossingen die worden aangedragen voor het legitimiteitprobleem van de politieke partijen zijn doorgaans losse flodders zonder samenhang en kunnen zelfs tegenstrijdig zijn. Hij pleit voor een gestructureerde benadering van interventies. Deze interventies zouden er op gericht moeten zijn om zowel de partijdemocratie als de kiezersdemocratie versterken en dus niet ten koste van elkaar mogen gaan (Elzinga, 2004). Deze nadruk op het stimuleren van verschillende vormen van democratie binnen het politieke systeem sluit aan bij ‘De vitale democratie’ van Frank Hendriks (2006), waarin middels ideaaltypen democratie steeds gezocht wordt naar mengvormen die bij de tijdgeest en de wensen van de democratie passen. Hij onderscheidt vier ideaaltypen democratie. In de penduledemocratie is sprake van een representatieve democratie, waarbij de grootste partij regeert en de andere partij(en) oppositie voert/voeren. De participatiedemocratie is diens tegenhanger. Er is directe inspraak van de burgers en er wordt weldegelijk met de oppositie overlegd en onderhandeld. Zoveel mogelijk partijen worden gehoord, alvorens een beslissing genomen wordt. De typen democratie waar Elzinga over spreekt zijn ook elkaars tegenpolen en worden door Hendriks als volgt beschreven. De consensusdemocratie heeft een representatief karakter, maar wel zodanig dat regeringen uit coalities bestaan en dat ook rekening gehouden wordt met wensen van politieke minderheden. Daartegenover staat de kiezersdemocratie, waarin kiezers direct ergens voor of tegen kunnen beslissen en ook hier geldt dat degene met de meeste stemmen bepaalt wat er gebeurt. Hendriks geeft aan dat hij een democratie vitaal acht als ze kenmerken heeft van verschillende ideaaltypen democratie, waarmee hij dus aansluit bij het betoog van Elzinga. Het verschil tussen de twee auteurs ligt in het gegeven dat Elizinga zich op twee ideaaltypen richt en Hendriks op alle vier.

De rol van de politicus Pitkin onderscheidde twee onderdelen van het representeren in het algemeen en in de politiek in het bijzonder. Om te beginnen is van belang wat de vertegenwoordiger is, in vergelijking met degenen die hij representeert. In welke mate hij op hen lijkt en in welke mate hij hen vervangt.

17 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Dit is een zeer passieve vorm van representeren, waarbij de afspiegeling van de gerepresenteerde groep mensen belangrijker is dan de capaciteiten van de vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger zegt in dit geval iets over wat zijn kiezers zijn. Dit wordt ‘beschrijvend vertegenwoordigen’ wordt genoemd. Daarnaast betekent representeren ook actie ondernemen, wat wil zeggen dat de vertegenwoordiger zelfstandig besluiten moet nemen, los van de gerepresenteerde groep mensen. In dit geval wordt gesproken van ‘symbolisch vertegenwoordigen’. Er hoeft geen gelijkenis te zijn met de gerepresenteerde mensen; het is veel belangrijker dat de vertegenwoordiger zijn kiezers aanspreekt en dat de kiezers zich kunnen vinden in de keuzes die de vertegenwoordiger namens hen maakt. De vertegenwoordiger representeert hierbij een idee dat gedragen wordt door de kiezers (Pitkin, 1967). Er ligt een inherent conflict tussen deze twee elementen van representeren, dat de Mandate- Independence Controversy wordt genoemd. Moet een volksvertegenwoordiger doen wat zijn kiezers willen en zich door hun mandaat laten binden, of juist doen wat hij zelf denkt dat het beste voor hen is? Tussen deze twee uitersten van enerzijds ondergeschikte en anderzijds vrije speler liggen in de praktijk natuurlijk verschillende tussenvormen. Pitkin onderscheidt 5 punten op deze schaal, die als nuttige referenties kunnen dienen. In de eerste plaats de pure vorm van mandaat representatie. De vertegenwoordiger doet precies wat zijn kiezers willen en wijkt hier niet vanaf. De volgende stap is een mandaat positie met enige discretionaire ruimte, maar waarbij eerst ruggespraak met de kiezers moet worden gehouden, zodra er iets afwijkends moet worden overwogen. De middenpositie geeft de vertegenwoordiger ruimte om te besluiten zoals hij denkt dat de kiezers willen, totdat ze hem specifieke instructies over een bepaald punt geven. Verder naar de onafhankelijke kant van de schaal, staat de vertegenwoordiger die vrijheid heeft om doen wat hij denkt dat goed is, zolang hij zich maar aan de verkiezingsbeloften houdt. Tot slot is er een volkomen onafhankelijke vertegenwoordiger, die doet wat hij denkt dat goed is en zich pas bij de verkiezingen door zijn kiezers laat beoordelen (Pitkin, 1967). Pitkin geeft aan dat er nog een derde factor van belang is in dit krachtenveld, namelijk de politieke partij. Dit is voor dit onderzoek een belangrijke toevoeging. Een politicus kan namelijk ook puur handelen naar wat zijn partij wil. De dynamiek tussen de politieke partij en diens politici kan op een aantal manieren bekeken worden. In de eerste plaats kan de politicus worden gezien als een vertegenwoordiger van zijn partij en niet van zijn kiezers. Daarnaast kun je de partij ook als een programma zien en de politicus als vertegenwoordiger van dat programma. De kiezer stemt op iemand op de lijst van de partij wiens programma hem of haar bevalt en verwacht dan dat de gekozen persoon dat programma uitvoert. Tot slot kun je de partij als een aparte speler zien ten opzichte van de individuele politici, met hun eigen rol en belangen (Pitkin, 1967). Met dit inzicht zou

18 Masterthesis tussen Bestuur en Burger dus een driehoek kunnen worden gemaakt, met op de punten respectievelijk wat de kiezer wil (puur mandaat), wat de volksvertegenwoordiger het beste vind (volledig onafhankelijk) en wat de partij graag wil. De as tussen de kiezer en de volksvertegenwoordiger hebben we dus boven al uiteengezet. De as waarbij de wil van de kiezer wordt afgezet tegen de wil van de partij, begint bij het pure mandaat. Dit schuift naar meer ruimte om partijinitiatieven te ontplooien, waarbij belangrijke beslismomenten steeds worden teruggekoppeld aan de kiezers. De middenpositie betekent dat het partijprogramma wordt aangehouden tot de kiezers de politicus terugfluit. De volgende stap is dat de politicus het programma van zijn partij kan uitvoeren, zolang de verkiezingsbeloften worden nagekomen. Aan het einde van deze as staat de pure partijpolitiek. De politicus doet wat de partij wil dat hij doet. De derde as tussen de volksvertegenwoordiger en de politieke partij, begint bij de volledig onafhankelijke vertegenwoordiger. Één stapje richting de partij ligt de politicus die kan doen wat hij wil zolang hij de partijbeginselen maar niet schaadt. In het midden vinden we de politicus die kan doen wat hij wil, totdat de partij hem duidelijke instructies geeft. Meer naar de partij toe vinden we de politicus die voor de belangrijke beslissingen steeds met zijn partij moet overleggen, maar wel wat beleidsruimte heeft om daarbuiten zelf anders te beslissen. Aan het einde van deze as staat weer de pure partijpolitiek. Voor elke politicus zal het verschillen waar hij zich in deze driehoek bevindt en het kan ook per onderwerp verschillen. Zo kan een politicus die zich doorgaans sterk laat leiden door het kiezersmandaat bij een onderwerp dat bij zijn kiezers niet zo leeft zich laten leiden door de partijvisie of zijn eigen inzicht.

19 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Hoofdstuk 3. Politieke betrokkenheid van burgers

In dit Hoofdstuk wordt getracht een korte schets te geven van de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die achter de gebruikte partij typen liggen en daarmee het theoretisch model op de historische realiteit te leggen. Daarnaast worden de maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot de verandering van politieke betrokkenheid van burgers in kaart gebracht. Daarbij proberen we de volgende deelvraag te beantwoorden:

Welke ontwikkelingen zien de politici op het gebied van de politieke betrokkenheid van de burger en welke gevolgen hebben die voor politieke partijen?

3.1 Historisch Perspectief

1848-1917, een groeiende democratie De situatie in het parlement tussen 1848 en 1870 was er één van grofweg twee stromingen parlementariërs: de liberalen die de macht van de volksvertegenwoordiging ten opzichte van de koning wilde versterken en de conservatieven, die de macht van de koning wilde behouden. In die tijd was praktisch iedereen nog confessioneel, die waren in beide kampen dus te vinden. In deze periode waren er geen formele politieke partijen, laat staan dat groepen politici een sterke organisatie achter zich hadden. De parlementsleden werden gekozen via kiesdistricten door mannen van stand en inkomen. Het parlement was vooral een debat arena waar keurige mannen op beleefde wijze met elkaar het gesprek aangingen. Deze zakelijke en in hoge mate elitaire vorm van politiek bedrijven kreeg vanaf 1870 grote weerstand. De politieke generatiegenoten van Thorbecke hadden hier geen antwoord op. Steeds meer moesten zij terrein inleveren. De politici van Thorbecke’s generatie waren bijna allemaal juristen en academici, die weinig banden hadden met het volk, laat staan dat ze wisten hoe die te mobiliseren. De periode tussen 1870 en 1917 kenmerkte zich vooral door een steeds groter wordende maatschappelijke organisatie. Technologische veranderingen zoals de trein; de opkomst van kranten en het steeds beter wordende onderwijs werden aangewend om de bevolking buitenparlementair te mobiliseren. De Antirevolutionaire leider Abraham Kuyper richtte in 1879 de Antirevolutionaire Partij op, de eerste moderne partij op basis van een partij programma en een landelijke organisatie. De vorm van de politiek werd belangrijk, minstens zo belangrijk als de argumentatie van de politiek. Daarnaast ontstond de samenhangende ideologie, waaraan in toenemende mate

20 Masterthesis tussen Bestuur en Burger vertegenwoordigers van de partij zich geacht werden te houden. De liberalen kenden tot dan toe alleen hun kiesverenigingen, die alleen in verkiezingstijd actief waren. Ze waren daarnaast hopeloos verdeeld en hadden een aangeboren afkeer van het handhaven van een ideologie. De katholieken kregen pas na WOI een formele politieke partij, maar trokken wel samen op met de ARP om het speciaal onderwijs te bevorderen. De socialisten volgden het voorbeeld van Kuyper veel beter op. In 1881 werd de Sociaal-Democratische Bond opgericht, die veel luidruchtiger was in haar optreden dan voorgaande socialistische initiatieven. Ferdinand Domela Nieuwenhuis was hun bevlogen voorman. Daar waar de anti-revolutionairen hun ideeën vooral naar de huiskamer en belevingswereld van hun achterban brachten, namen de socialisten hun ideeën de straat op. Pas bij de oprichting van Sociaal- Democratische Arbeiderspartij in 1894, werd het socialisme sterker georganiseerd en door opgeleide elite geleid (Te Velde, 1999).

1917-1945, de verzuiling krijgt vorm De liberalen hadden zich hard gemaakt voor kieswetuitbreiding en de confessionelen wilden recht op confessioneel onderwijs in eigen kring (schoolstrijd). Uiteindelijk werden in de grondwet 1917 beiden zaken geregeld in wat de ‘Pacificatie’ werd genoemd. Het algemeen kiesrecht werd een feit, maar daar zouden de liberalen niet van profiteren, integendeel. De massa’s arbeiders sloten zich aan bij de sterk maatschappelijk georganiseerde partijen, zoals de SDAP. Meer nog dan sociaaldemocraten, groeiden de confessionelen. Vooral de katholieke partijen groeiden, omdat ze profiteerden van het algemeen kiesrecht en de vervanging van het districtenstelsel voor dat van evenredige vertegenwoordiging. Alle zuidelijke kiezers wiens stemmen vroeger ‘overbleven’, werden nu wel meegeteld. De kaderpartijen hadden het na WOI dus erg zwaar, de massapartijen bepaalden het politieke landschap (Te Velde, 1999). De Eerste Wereldoorlog en het interbellum kenmerkte zich in Nederland en daarbuiten door de vraag of de democratie stand zou houden. Daaraan gekoppeld de vraag of de politiek sociale klassen en tegenstellingen zou moeten overstijgen doormiddel van nationale eenheid, of juist door deze groepen te bestendigen en soeverein in eigen kring te houden. De laatste gedachte won overweldigend, zichtbaar gemaakt door de groei van de confessionele partijen en in mindere mate de SDAP. Na WOI verbeterde de leefomstandigheden voor gewone mensen, onder andere door de sociale wetgeving. De verwachting van liberalen dat de verzuiling zou stoppen na het bereiken van bepaalde emancipatiedoelen, bleek ijdele hoop. De verzuiling zette stug door; alle terreinen van het leven werden beheerst door de zuil. De sociaaldemocraten volgden de confessionelen hierin met veel minder weerstand dan de liberalen, die een soort van ‘restzuil’ vormden. De leiders van de zuilen waren voorvechters van een bepaalde levensbeschouwing die diep wortelde bij mensen en breed gedragen werd.

21 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Vanaf de jaren dertig kreeg dit verzuilde beeld echter ook kritiek te voorduren. Door de verdeeldheid was het onmogelijk doorbraken op grote maatschappelijke vraagstukken te realiseren. Tevens werd de verwevenheid van levensbeschouwing en politiek als lastig gezien, omdat elk praktisch probleem nu vanuit een ideologisch oogpunt werd bekeken. Hoewel de democratie steeds aan kritiek onderhevig was, kregen antidemocratische partijen zoals de NSB en de CPN maar weinig aanhang in Nederland. Met het uitbreken van WOII in 1939 en vooral de start van de bezetting in 1940, werden politieke partijen anders dan de NSB verboden. De leiders van de politieke partijen zaten vanaf 1942 samen gevangen in Sint-Michielsgestel en spraken veel over de mogelijke inrichting van de politiek van na de bezetting. De politieke leiders wilden van de hokjesgeest af en zagen de eerdere beginselen van de verzuiling (de confessionele antithese en de klassenstrijd) niet meer als stevige basis voor een politiek bestel. De intentie was om niet terug te keren naar het bekende bestel met politieke partijen, maar wat er dan wel moest gebeuren, daar werd men het simpelweg niet over eens (De Rooy, 1999).

1945-1960, de zuilen keren terug Van die vernieuwingsdrang kwam echter niet veel terecht en 1946 keerden de oude politieke partijen weer terug op het toneel. De SDAP, VDB en de Christendemocratische Unie (CDU) vormden samen de PvdA en de Katholieke Volkspartij (KVP) werd opgericht. De ARP werd opnieuw opgericht en zo tekenden zich vrij makkelijk de zuilen van voor de oorlog terug af in de politiek. Met de CHU van voor de oorlog en de in 1948 opgerichte Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) waren dit de 5 partijen die na de oorlog de dienst uitmaakte in de politiek. Er veranderde wel wat in de manier waarop politieke partijen opereerden. De onderliggende ideologie van de partij werden niet zozeer minder belangrijk, maar kiezers werden steeds meer aangesproken op een partijprogramma. De ARP was de enige partij die deze nadruk niet verschoof en die partij verloor in deze periode steeds meer kiezers. De oude zuilenstructuur van voor de oorlog werd na de oorlog steeds meer negatief bekeken. Het meedoen van gewone mensen aan de democratie werd steeds minder als een probleem en steeds meer als iets positief gezien. De trend werd ingezet van een pacificatiedemocratie naar een participatiedemocratie, al werd dit bij de leiders van de zuilen nog lang tegengehouden (De Rooy, 1999). Tussen 1945 en de jaren 60 ging het meer om bestaanszekerheid van mensen, dan om hun participatie in de politiek. Daarnaast was de wederopbouw een essentiële noodzaak, met als gevolg dat iedereen werd opgeroepen zich te conformeren aan hun leiders. De leiders waren net als de samenleving verzuild, maar voerden zakelijk topoverleg achter gesloten deuren; media en achterban werden op afstand gehouden. In deze periode wisten de elites van elke zuil hun achterban nog prima in de hand te houden. Dit was

22 Masterthesis tussen Bestuur en Burger vooral sterk in de confessionele zuilen. De PvdA leider Willem Drees mag als voorbeeld voor deze periode dienen (De Liagre Böhl, 1999).

1960-1977, de ontzuiling zet in Met het uitfaseren van de politieke generatie Drees in de jaren zestig, werd duidelijk dat de reeds ingezette ontzuiling een nieuw en lastig fenomeen met zich meebracht: de zwevende kiezer. Preken voor eigen parochie werd steeds minder een optie en vanaf eind jaren zestig moesten partijen bij verkiezingen gaan proberen kritische kiezers over te halen op hen te stemmen. De nieuwe politieke leiders lieten de autocratische stijl van hun voorgangers gaan, zonder daar een effectieve vorm van leiderschap voor in de plaats te brengen. In 1966 verscheen D66 op het toneel, die niet antikapitalistisch was, maar wel het politiek bestel ernstig wilde hervormen om het in hun ogen democratischer te maken. Partijleider Van Mierlo was bedreven in het optreden voor de media. Imago en uitstraling waren even belangrijk als het partijprogramma. Ook binnen de confessionele zuilen lieten ‘radicalen’ van zich horen. Omdat ze de koers van de KVP en ARP respectievelijk niet konden bijsturen, richtten ze in 1968 de Politieke Partij Radicalen (PPR) op. Het verschil tussen de PPR en D66 was dat de eerste zich baseerden op de bijbel. De kabinetten tussen 1958 en 1973 werden op één kabinet na allemaal bezet door liberaalconfessionele coalities. Bij de vorming van die coalities werd een strikte achterkamertjespolitiek gehanteerd, dit tot grote ergernis van iedereen, zelfs de eigen achterban. De PvdA kreeg klappen in 1967 en trok haar koers in de daaropvolgende jaren naar links, waardoor zij in 1972 de grootste partij werd. De confessionele partijen zetten een daling van het zetelaantal in vanaf 1967 en de leek niet meer te stoppen. Ondanks de hervormingsbeweging van de nieuwkomers en PvdA werd er geen enkele van de door hen voorgestelde hervormingen doorgevoerd. De linkse partijen wilden een Westminster model invoeren, omdat dit het meest bij hun oorspronkelijke idealen aansloot van transparantie en betrokkenheid van burgers. Zelfs met de regering Den Uyl 1973-1977, die als meest linkse regering ooit in Nederland geldt, kwam het niet tot uitvoering van de idealen (De Liagre Böhl, 1999).

1977-2002, ideologische convergentie De media koppelden zich steeds meer los van hun zuil en speelden steeds meer de rol van kritische toeschouwer in plaats van loyaal podium voor hun eigen zuil. In 1980 maakten de confessionelen goed gebruik van de media door zich te bundelen en te presenteren als stabiele middenpartij. De KVP, ARP en CHU zagen in dat het meeste heil te behalen was als de drie zich tot één partij zouden vormen met de bijbel als basis. Hieruit kwam het Christendemocratisch Appèl (CDA) voort. Ook de liberalen profiteerden van de kritiek die het kabinet Den-Uyl te voorduren kreeg

23 Masterthesis tussen Bestuur en Burger en de VVD groeide sterk. Met de komst van het CDA en de sterke groei van de VVD (die van elitepartij tot massapartij aan het uitgroeien was) kwamen de linkse partijen onder druk te staan. In plaats van een tweede kabinet Den Uyl, vormden in 1977 het CDA en VVD samen een centrumrechtse regering. Het CDA en VVD regeerden samen tot en met 1989. Daarop volgde een kabinet van CDA en PvdA en van 1994-2002 volgden de twee Paarse Kabinetten. Waar in 1977 de drie grote partijen zich nog scherp tegen elkaar afzetten, werd in de loop der jaren de bereidheid om samen te regeren en daarvoor compromissen te sluiten steeds groter. Het CDA en de PvdA lieten hun oude ideologische basis steeds meer varen, vanwege veranderende opvattingen in de samenleving. De samenvoeging van katholieken en protestanten zou in de vroege zuilenperiode ondenkbaar zijn. Daarnaast wilde het CDA ook plaats bieden aan buitenkerkelijke mensen. De PvdA kreeg het besef dat de staat niet voor alle problemen in de samenleving een oplossing kon bieden en ging daarmee aan haar sociaaldemocratische basis tornen. Hierdoor werden zij catch-all partijen, die brede volkspartijen zonder duidelijk ideologisch profiel waren. De grote partijen gingen veel zakelijker met elkaar om en probeerden ook problemen zoveel mogelijk van politiek te ontdoen en pragmatische oplossingen te zoeken. Deze cultuur van consensuspolitiek kwam in de jaren negentig onder vuur te liggen. In 1989 kwamen Groenlinks en de Centrum Democraten met respectievelijk 6 en 1 zetel in de Tweede Kamer. De SP volgde in 1994 met 2 zetels. Hoewel de opleving van extreemrechts van relatief korte duur was, zijn de stemmen voor deze partijen wel een teken dat niet alleen de economie belangrijk was voor mensen. Daarnaast zie je de trend van het afstraffen van regeringspartijen door op oppositiepartijen te stemmen steeds sterker opkomen. Zwevende kiezers bepaalden hun stem enerzijds aan de hand van een aantal kernthema’s, zoals asielzoekers en criminaliteit en anderzijds aan de uitstraling van de politieke leiders in de media. Omdat de samenleving steeds meer economische en demografische vraagstukken voor haar kiezen kreeg en veel minder moralistische kwesties, had de VVD veel minder last van erosie van de ideologie. Vraagstukken die gaan over hoe betalen we de kosten van de samenleving en wie moet ze betalen, of wat doen we met de vergrijzing en de binnenkomst en integratie van allochtonen werden steeds belangrijker vanaf eind jaren tachtig. De zakelijke kabinetten van Lubbers en Kok konden prima met economische vraagstukken overweg, maar hadden geen duidelijke antwoorden op sociaal-culturele problemen en angsten (De Liagre Böhl, 1999). Er werd meer gekeken naar hoe richten we de overheid in, in plaats van hoe richten we de samenleving in. Daarnaast werd het niet meer als taak van de overheid gezien (en in het verlengde daarvan, politieke partijen) om burgers te helpen keuzes te maken in hun leven. Niet alleen zorgt dit dat keuzes voor burgers moeilijker worden omdat ze simpelweg kennis missen om een weloverwogen keuze te maken, maar het verkleint de wederzijdse betrokkenheid tussen burger en overheid. In het verlengde hiervan heerste eind jaren negentig het

24 Masterthesis tussen Bestuur en Burger gevoel dat er geen politieke tegenstellingen meer waren, dus dat het kabinet problemen moest oplossen en het parlement alleen op de winkel hoefde te passen. Na de aanslagen in New York in 2001 en de opkomst van Pim Fortuyn ontstond een opleving van interesse in de politiek. De sociaaleconomische vraagstukken van weleer maakten plaats voor sociaal-culturele vraagstukken, zoals de angst voor de islam, de integratie van allochtone minderheden en de publieke veiligheid (Korsten, 2011). Het probleem ligt vooral in het feit dat de oude ideologische tegenstellingen niet vervangen zijn door nieuwe, die meer in lijn liggen met de huidige tegenstellingen in de samenleving (Rob, 1999). Met privatiseringen en het overlaten van taken die eerst aan de overheid toebehoorden geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan private partijen wordt het steeds lastiger voor burgers te doorzien wie verantwoordelijk is voor welke zaken en wie ze kunnen aanspreken op fouten (Korsten, 2011). Hierdoor is het ook lastiger voor volksvertegenwoordigers om hun controlerende rol te spelen en juist omdat de centrale bestuursorganen aan betekenis afnemen, wordt ook de interesse in politieke partijen minder (Rob, 1999).

Vanaf 2002, polarisatie en verbrokkeling De periode na wat omschreven wordt als de Fortuyn-revolte kenmerkt zich door een aantal factoren. In de eerste plaats polariseert het politieke landschap en trekken de kiezers weg van de drie ‘gevestigde’ partijen, PvdA, CDA en VVD. Deze partijen blijven groot, maar krijgen serieuze concurrentie van de SP op links en de LPF en later PVV op rechts. De zakelijke manier van regeren uit de jaren negentig door de Paarse kabinetten worden verfoeid en (westerse) normen en waarden komen weer op de politieke agenda. De in de jaren negentig onder de oppervlakte sudderende angst voor vreemdelingen steekt opnieuw de kop op, nu in de vorm van anti-islam en euroscepsis. De politieke tegenstellingen worden scherper neergezet en verkiezingscampagnes worden harder. Vier kabinetten Balkenende volgen elkaar in 8jaar tijd op. De economische crisis die in 2008 de kop opsteekt dwingt ook de Nederlandse overheid tot het nemen van maatregelen. De vraag hoe de crisis te bezweren blijkt moeilijk te beantwoorden en het tij keert in 2010 weer wat richting het zakelijke kabinet, met het aantreden van het kabinet Rutte I, met daarin CDA en VVD, die gedoogsteun van de PVV kregen (Parlement.com, 2012). Het kabinet Rutte II met daarin PvdA en VVD dat in 2012 aantreedt is een letterlijke greep terug naar de Paarse kabinetten en heeft als grootste taak de crisis te bezweren. De enige ‘grote vraag’ die nu overheerst is of lidmaatschap van de EU en de Euro goed voor ons land is of niet. Naast het veranderen van vraagstukken heeft er in de afgelopen tien jaar een sterke stijlverandering plaatsgevonden. Zoals gezegd werd de politiek harder, maar ook persoonlijker. Door de toenemende invloed van de media en hang naar snelle en makkelijke informatievoorziening, werd de presentatie van politici steeds belangrijker. Niet alleen

25 Masterthesis tussen Bestuur en Burger werden lijsttrekkersdebatten steeds belangrijker, maar steeds vaker lieten politici zich in tv- programma’s zien. Buiten verkiezingstijd om ging het er vooral om hoe een politicus reageerde op problemen en situaties die in het nieuws kwamen als er een microfoon onder de neus werd gehouden en er een camera op hem of haar stond gericht. Het imago van politici werd steeds belangrijker en wat ze inhoudelijk te zeggen hadden steeds minder. Pim Fortuyn zwengelde deze ontwikkeling met veel enthousiasme aan en ook zijn opvolgers en lieten zich hier sterk door leiden. Niet een partijorganisatie die zelf met ideeën komt, maar een groep professionals om de leider heen die als product in de markt wordt gezet. Tegelijkertijd worden politieke tegenstanders zwartgemaakt om zo hun geloofwaardigheid aan te tasten. Niet alleen de nieuwe politieke partijen gebruik van deze technieken, heel nadrukkelijk ook de gevestigde partijen (Van Praag en Brants, 2008).

3.2 Recente Ontwikkelingen

Ontzuiling en individualisering De grootste maatschappelijke ontwikkeling die de politieke betrokkenheid van burgers heeft beïnvloed, is de ontzuiling en de daar uit voortvloeiende individualisering. De andere grote ontwikkelingen komen daar uit voort en worden er door versterkt. Van halverwege de jaren 60 van de 20e eeuw gaan geleidelijk aan individuele keuze belangrijker worden ten aanzien van keuzes van de sociale groep waartoe het individu behoort. Identiteit heeft steeds minder te maken met je achtergrond en meer met het zelfbeeld dat je jezelf aanmeet. De positieve zijde hiervan is de ontplooiing van veel mensen en bevolkingsgroepen die hier in het tijdperk van de zuilen geen ruimte voor zouden hebben gekregen. Anderzijds maakt de veelvoud van waardestelsels en de gerichtheid op persoonlijke ontwikkeling het lastig om verbondenheid te creëren tussen mensen in de samenleving. Democratisering is hand in hand gegaan met de emancipatie van bevolkingsgroepen en de opkomst van het individu. Steeds meer is zeggenschap van belanghebbenden vanzelfsprekend geworden en is het gezag dat eerst bij ambtsdragers vanzelfsprekend was afgezwakt. Nu moeten ambtsdragers zich steeds opnieuw bewijzen en is het uitgangspunt van mensen wantrouwend te zijn tegen ambtsdragers, tot ze bewijzen betrouwbaar te zijn (Rob, 2010). Deze gedachten worden ook door de Respondenten gedeeld. De vanzelfsprekendheid van de gezagstructuren uit de verzuiling zijn weggevallen (CDA-Eh). Daarnaast is het minder vanzelfsprekend geworden dat de politieke partijen automatisch de steun van hun eigen achterban krijgen. Er valt meer te kiezen in het algemeen en de tendens onder burgers om zelf keuzes te maken als het gaat

26 Masterthesis tussen Bestuur en Burger om politieke vraagstukken is daardoor ook gegroeid (CDA-Ven, PvdA-Ven en SP-Eh). Het wordt steeds moeilijker voor de middenpartijen om hun ideologie voldoende over te brengen op de burger. De kiezers trekken in de beleving steeds meer naar de flanken van het politieke spectrum toe. In het algemeen is het lastiger geworden om de ooit vaste aanhang bij een partij te houden (CDA-Eh). Daarnaast verwacht de burger ook dat je ze op de hoogte houdt en af en toe vertelt als politicus wat je aan het doen bent (PvdA-Ven). De zuilen waren een middel om je hele leven in te richten. Mensen maken keuzes steeds meer per onderwerp dat hen interesseert of aangaat en wie hun belang daarbij het beste behartigt. Een aantal respondenten ziet dat burgers niet minder politiek betrokken raken, maar juist meer. Deze betrokkenheid richt zich niet op politieke partijen, maar op one-issue bewegingen en zaken die mensen persoonlijk aangaan. De weg naar politieke partijen wordt dan vooral gezocht om beklag te doen over de zaken waar ze het niet mee eens zijn (PvdA-Eh, D66-Eh en D66-Ven). En dat resulteert ook vaak in het laten vallen van een partij als die niet doet wat die burger precies wil (SP-Ven).

Ik denk dat we nog wel in een periode zullen komen dat we heel positief zullen terugkijken op het Nederlandse zuilensysteem. Omdat het een in de wereldgeschiedenis zelden vertoond model is om tegenstrijdige groepen toch met elkaar te laten samenwerken. (CDA-Eh)

Ik denk serieus op het moment dat het minder gaat, dat je meer solidariteit voelt met elkaar. Als er ergens een overstroming is, dan helpen mensen elkaar. Wij hebben het natuurlijk heel lang heel goed gehad; mensen raken daardoor individualistischer en onverschilliger; ieder voor zich. Een beetje egoïstischer eigenlijk ook wel denk ik. En ook vanuit de overheid wordt er ook meer aanspraak gedaan op vrijwilligerswerk en regel met elkaar dat je iets organiseert. (PvdA-Eh)

Je merkt op alle fronten dat mensen zich voor iets gaan interesseren, of je weten te vinden. Als er iets gebeurt, dat hun direct aangaat of direct aanspreekt. Zolang als dat niet gebeurt, dan hebben ze weinig belangstelling. Maar, o wee als er iets gebeurt in hun omgeving, bij hun bedrijf, bij hun vereniging. Ja dan weten ze de politiek te vinden en dan weten ze ook op de juiste manier de politiek te benaderen om hun ongenoegen (want dat is het vaak) kenbaar te maken. (D66-Ven)

Of die partij waar ik nu fan van ben, die doet iets of die wil iets, dat ik helemaal niet wil. Die komt

27 Masterthesis tussen Bestuur en Burger bijvoorbeeld aan mijn auto, of mijn financiële situatie. Of die wil mijn huurhuis afpakken, ik noem maar eens wat. Dat valt me dan heel erg op. Dat de mensen heel snel dingen oppikken, zich niet meer willen verdiepen en hoe de wereld tussen aanhalingstekens echt in elkaar steekt; dat ze heel snel zaken voor waar aannemen. Als iets niet in hun straatje uitkomt, dan worden ze meteen heel wantrouwend, van ‘zie je nou wel!? Ze doen…’ (SP-Ven)

Het zijn dus alleen de vertegenwoordigers van de landelijke partijen (CDA, PvdA, D66 en SP) die ontzuiling en individualisering als maatschappelijke ontwikkeling aanhalen. Waarbij opvalt dat het CDA en PvdA vooral kijkt vanuit de verzuiling en D66 en SP vooral vanuit de individualisering. Daarnaast constateren ze de negatieve houding van mensen hierin. Burgers komen wel naar je toe, maar dan vooral om te klagen. Dit zien ze niet perse als iets negatiefs, er is immers ook vertrouwen voor nodig om je klachten bij een politieke partij neer te leggen. Een burger moet er namelijk in eerste instantie vertrouwen in hebben dat er met de klacht iets gedaan wordt, waarom zou je anders de moeite nemen om contact op te nemen met een politieke partij.

Vertrouwen en communicatie Het gebrek aan vertrouwen dat burgers hebben in politiek in het algemeen wordt wel ‘de Kloof’ genoemd. De vermeende kloof tussen politiek en burgers bestaat eruit dat politici en bestuurders zich in heel andere termen uit drukken dan burgers. Ze spreken soms een volkomen andere taal en luisteren niet goed naar elkaar. De bestuurders kijken vooral naar het publieke belang en de burger vooral naar het individuele belang, hooguit verbreed tot de eigen buurt. Dat is althans het beeld dat bestuur en burger van elkaar hebben. Er heerst argwaan omdat beiden denken dat de ander alleen uit eigenbelang denkt en handelt (Schrijver, 2008). Politieke partijen gaan op verschillende manieren om met het steeds minder belangrijk worden van hun ideologieën. In de eerste plaats depolitiseren ze veel issues en problemen naar technocratische termen en laten ze zich leiden door het advies van professionals en deskundigen. Hierdoor wordt het onduidelijker welk onderscheid er is tussen partijen, zeker als ze allemaal naar dezelfde deskundigen luisteren. Daarnaast behandelt de politiek de burger steeds meer als klant die diensten geleverd wil hebben. Door steeds meer van deze diensten bij (semi)private partijen neer te leggen, komen de diensten verder van de controle en zeggenschap van de volksvertegenwoordigers af te liggen. De verbondenheid met politieke partijen neemt op deze manier sterk af (Rob, 2010). SP-Ven ziet een ontwikkeling waarbij de burger klant is geworden van het bedrijf de overheid.

28 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

De burger is ook consument geworden, in de zin van, ‘u vraagt, wij draaien’. Ik ben de cliënt, u bent de politieke partij, dus u moet voor mij warm lopen. Want ik vind dat, dus jullie moeten zus. We krijgen ook regelmatig mailtjes binnen van ‘ik heb hier een probleem mee, doe er eens wat aan!’. Ja, als het allemaal zo simpel lag. Die clientèle opstelling, dat servicegerichte, consumentisme dat is er heel erg ingeslopen. (SP-Ven)

Schrijver (2008) stelt de vraag of betere communicatie de kloof kan dichten. Simpelweg beloven wat burgers willen horen (de populistische oplossing) hekelt hij, omdat zulke beloftes vaak niet nagekomen kunnen worden en daarmee zakt het vertrouwen alleen maar verder weg. Belangrijker is volgens hem dat de burger het gevoel heeft dat het besluitvormingsproces legitiem is en dat hij er zelf desgewenst invloed op kan uitoefenen door politieke actie te ondernemen. Het consulteren van burgers en betrokkenen op allerlei manieren vindt veel vaker buiten politieke partijen om plaats. Dit zal de electorale functie van de politieke partijen niet ten goede komen (Schrijver, 2008). De respondenten erkennen de problemen met betrekking tot het afzwakken van de interesse voor politieke partijen. Dit betekent dat je als politici in gesprek moet gaan met burgers en daarmee zorgen en problemen die zij aandragen oppikt en serieus neemt. Of je het nu eens bent met de wens van de burger waar je mee spreekt of niet, je laat in ieder geval blijken dat je ze serieus neemt, zeker als je ook terugkoppelt waarom je het niet met ze eens bent (CDA-Eh, D66-Eh, D66-Ven en SP-Ven).

Op zich vind ik dat positief, omdat mensen het belang van met elkaar besturen zien, en ook het gevoel hebben (tenminste dat gevoel krijg ik), dat op het moment dat ze iets te vertellen hebben. Dat ze en naar je luisteren en als je eerlijk bent zeg je van nou daar kunnen we iets mee doen, of sorry dat moet je accepteren, daar heb je niks aan. Maar als je het uitlegt, krijg je toch vaak begrip voor hetgeen je hun vertelt. (D66-Ven)

Andere respondenten (LE-Eh, LD-Ven en R82-Ven) constateren dat doordat zorgen en klachten van burgers slecht opgepikt worden, burgers juist de handdoek in de ring gooien en afhaken, omdat ze het gevoel krijgen genegeerd te worden.

Want er zijn signalen die worden afgegeven, maar als ze niet worden opgenomen dan vervalt het vertrouwen.

29 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

(LE-Eh)

Kijk de mensen zijn het beu om van het kastje naar de muur gestuurd te worden. We horen steeds vaker dat mensen zeggen, ze zoeken het maar uit, we geven het op. (R82-Ven)

Je kunt wel in de gemeenteraad gaan zitten, maar het belangrijkste is dat je actie voert met de mensen en dat je dus ook weet wat er speelt onder de mensen. Daarmee kun je zoveel mogelijk voorkomen dat je keuzes maakt die niet geworteld zijn. (SP-Eh)

De lokale partijen zien vooral bij de landelijke partijen een gebrek aan vermogen met inwoners van hun gemeente te communiceren. Ze geven aan dat zelf beter te doen. De respondenten uit de landelijke partijen geven aan dat ze moeite hebben om dat contact te leggen, maar dat ze zich er weldegelijk voor inzetten. Om stabiele communicatie op te bouwen tussen bestuur en burger is er vertrouwen nodig. Dat vertrouwen in de politiek ernstig is afgenomen door eerder genoemde oorzaken. De overheid is in de loop van twee eeuwen steeds groter geworden en tegelijkertijd steeds verder van de burger af komen te staan (PvdA-Ven). D66-Ven geeft aan dat nadruk leggen op de inhoud gewaardeerd wordt door burgers. Hij merkt op dat steeds meer mensen de weg naar de politiek vinden. LD-Ven ziet ook een positieve ontwikkeling voor de lokale politiek, omdat de burger met deze schaal van invloed wel uit de voeten kan.

Terwijl, als je het over lokale politiek hebt, hebben mensen eerder het gevoel dat ze er iets aan kunnen doen. Ik denk ook in de toekomst (dat is mijn beeld), hoe groter de wereld wordt, hoe meer dat mensen denken: ‘hé, die landelijke politiek daar kan ik niets mee, maar wel met de lokale politiek’. Ik voorspel ook dat we dat steeds sterker zullen zien. (LD-Ven)

Andere respondenten zien een negatievere ontwikkeling, waarbij mensen steeds vaker de moed opgeven omdat ze het gevoel hebben machteloos te staan of niet serieus genomen te worden (CDA-Ven en R82-Ven).

Het wantrouwen dat mensen in de politiek hebben is wel deels terecht trouwens, want de politiek doet ook vaak maar wat. Dat maak ikzelf ook mee in het stadhuis dat ik denk van ‘hoe kunnen ze in

30 Masterthesis tussen Bestuur en Burger godsnaam zo’n besluit nemen?’. Vaak steekt daar wel iets achter denk ik. Dat we temaken hebben met een dubbele agenda of iets dergelijks of andere belangen. En dat pikken de mensen thuis dus op. Daar hebben ze een gruwelijke sensor voor, en dat is dat wantrouwen. En het is aan iedereen die politiek actief is om te laten zien, ‘nee we doen het inderdaad met u, voor u enzovoort’. Een mooi gezegde is ‘vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. Dus om dat vertrouwen van de mensen terug te kunnen winnen, heb je misschien wel jaren nodig en er hoeft maar één dingetje fout te gaan of één dingetje verkeerd gezegd te worden en het is weer weg. (SP-Ven)

Weet je wat het is, ik kijk naar de langlopende tendens, de langlopende ontwikkeling. Dan zie je dat men steeds meer het vertrouwen in de politiek gaat verliezen. Dat is een kwalijke zaak. Want uiteindelijk is alles dat je meemaakt op een dag is politiek georiënteerd. Het water uit de kraan, de elektra in je stopcontact, alles heeft te maken met politiek. Dat besef is er eigenlijk niet zo. (LE-Eh)

Wat ik vaak om me heen hoor is, ‘het maakt allemaal toch niet uit’. En of dat nu meer is, of dat aan het afbrokkelen is of dat dit altijd geweest is? Ik denk dat het altijd geweest is, maar ik heb wel het gevoel dat het nu misschien erger is omdat er eigenlijk helemaal geen beweging zit tussen wat het college wil en wat de raad wil. Er wordt gewoon beslist. Wat er ook gezegd wordt in de raadszaal, het haalt eigenlijk helemaal niets uit en dat ziet de burger ook. (FPS-Eh)

Alle respondenten zijn het erover eens dat vertrouwen moeizaam te behouden is zonder communicatie. Ze beseffen ook dat dit een kwestie is van tweerichtingsverkeer. Dus niet alleen spreken of luisteren, maar terugkoppelen naar de burger wat er met hun klacht, probleem of suggestie is gedaan. Het is ook niet allemaal negatief wat er te horen valt. Mensen zijn weldegelijk betrokken bij de politiek en meer in algemene zin, maar met name als zaken hen persoonlijk raken. Er wordt door mensen en organisaties gebeld, gemaild en soms gewoon in gesprek gegaan met de politieke partijen (D66-Ven, SP-Eh en FPS-Eh).

Als je het hebt over politieke betrokkenheid of maatschappelijke betrokkenheid, dan heeft dat niet alleen maar te maken met ik moet weer stemmen, maar maatschappelijke betrokkenheid kan ook geuit worden in actief zijn in jouw wijkvereniging. En actief zijn bij een politieke partij is dan één van de onderdelen.

31 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

(SP-Eh)

De tegengestelde visie is juist dat het aantal betrokken mensen dat een politieke partij benadert steeds kleiner wordt, juist vanwege het gebrek aan vertrouwen. Dat is niet alleen in de politiek zo, maar ook in het maatschappelijk leven. Het blijkt zeer lastig te zijn om mensen ergens actief voor te krijgen, zeker als verwacht wordt dat mensen het belangeloos doen (SP-Ven, FPS-Eh en R82-Ven). Tot slot geeft respondent FPS-Eh aan de ze als lid van de oppositie vaak het gevoel heeft dat ze er eigenlijk voor de schijn zit. En als de oppositie al het gevoel heeft machteloos toe te kijken, dan belooft dat weinig goeds voor het gevoel van de burger.

Vooral de oppositie heeft gewoon eigenlijk niets te vertellen. Het lijkt soms of we buikspreekpoppen zijn die toevallig vier en een halve minuut spreektijd krijgen en die moet je dan maar vullen, want over twee jaar zijn er ook weer verkiezingen. Maar eigenlijk haalt het weinig uit. En dan zijn er ook uitzonderingen, mensen waar het dan wel gunstig voor uitpakt, maar meestal wordt dat door de rechter beslecht en niet in de raadszaal. (FPS-Eh)

Informatisering en invloed media Door nieuwe technologieën wordt kennis steeds toegankelijker voor steeds meer mensen. Dit betekent dat burgers niet meer afhankelijk zijn van politieke partijen om hen over politieke of maatschappelijke zaken te informeren. Burgers kunnen zich ook massaal uiten op het internet. Dit heeft tot gevolg dat het vrij makkelijk is onder internetgebruikers onderzoek te doen om vast te stellen of een maatregel maatschappelijk draagvlak heeft. Aan de andere kant voelen politici en bestuurders wel steeds meer druk om aan die uitingen gehoor te geven en daarmee beleid aan te passen. Ooit waren de media de loyale spreekbuis van hun respectievelijke zuilen, maar tegenwoordig vertegenwoordigen ze het wantrouwen van de geïndividualiseerde bevolking. De consumenten van de diverse media zijn net als stemmen voor een politieke partij niet meer vanzelfsprekend en daarom moet om de gunst van de consument gestreden worden en dan zijn snelheid en sensatie belangrijker dan punctualiteit en diepgang. Media en communicatiespecialisten worden ingeroepen om bestuurders en politici te trainen in het omgaan met media en informatievoorziening aan de samenleving. Belangrijker nog, ze leren hoe ze in een klimaat van wantrouwen uit de wind kunnen blijven (Rob, 2010). Respondent PvdA-Ven ziet het toegenomen gemak waarmee mensen informatie op kunnen vragen ook als reden dat ze minder honkvast zijn geworden als het gaat om politieke partijen.

32 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

We hadden het net nog over moderne technologie: alle informatie is vandaag opvraagbaar. Je kunt elke politicus zoals in de tweede kamer bijna persoonlijk volgen. Dat is een heel groot verschil met vroeger. Mensen hebben in ieder geval de toegang tot heel veel informatie die ze vroeger niet hadden. Ze kunnen daardoor ook makkelijk gaan shoppen. Dat bevalt me wel aan die persoon en dat niet. Ze kunnen op basis daarvan een keuze maken. (PvdA-Ven)

Door de opkomst van snelle en vluchtige beeldcultuur in de media is persoonlijke uitstraling belangrijker geworden dan inhoud of partijgebondenheid. De aandacht ligt ook veel meer bij ‘nieuwsfeitjes’ en crisismomenten dan bij partijprogramma’s. De politiek moet kunnen inspelen op onverwachte problemen die opeens belangrijk worden (Korsten, 2011). Er is steeds meer aandacht voor de partijleiders die direct via mediaspektakels in contact komen met de bredere samenleving, ten koste van ideologische en programmatische discussies binnen de ledenorganisaties. Omdat ideologische verschillen tussen partijen kleiner zijn geworden, is het makkelijker en zelfs logischer geworden om professionals van buiten de ledenorganisatie op verkiesbare plaatsen neer te zetten. De partijen zelf lijken ook naar anderen manieren te zoeken om contact te leggen met de samenleving dan via ledenorganisaties. Ledenorganisaties zijn dus één vorm van interactie met het electoraat. Andere ‘collectieve actoren’, zoals maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld vakbonden of religieuze organisaties) en belangengroepen, kunnen ook gebruikt worden om met het electoraat te communiceren en te onderhandelen. Politieke partijen willen graag zo stabiel mogelijke gesprekspartners hebben die de partij op langere termijn steunen. Het probleem is dat veel nieuwe organisatievormen van belangen in de samenleving op één issue gevormd worden, of dat deze organisaties zelf ook wisselende allianties hebben aan de hand van welke partij hen op een bepaald moment het best bedient. Maatschappelijke organisaties kunnen worden ingezet om hun leden te mobiliseren voor of tegen een bepaalde politieke partij. Ook hier speelt het afnemen van vertrouwen van individuen in sociale elites om voor hen te bepalen wat goed is een grote rol. Hoe mobiliseer je een groep kiezers die weigert een groep te zijn? Toch behouden veel partijen en maatschappelijke organisaties het imago dat ze hadden in de tijd dat ze nog veel leden hadden in stand. Hierdoor is het lastig voor politieke partijen om de organisaties waar ze traditioneel mee geassocieerd worden, los te laten. Maatschappelijke organisaties raken zelf ook steeds meer vervreemd van hun oorspronkelijke achterban, waardoor ze meer op politieke partijen gaan lijken (Biezen, 2009). De manieren waarop tegenwoordig gecommuniceerd wordt, via Twitter en andere social media, zijn meer geschikt voor individuele politici dan voor partijen. Aansprekende persoonlijkheden op partijlijsten trekken steeds

33 Masterthesis tussen Bestuur en Burger meer de aandacht en dat brengt het gevaar van populisme met zich mee. Met one-liners score je sneller dan met een stoffig, betrouwbaar verhaal, maar de vraag is of de one-liners op de lange termijn stand houden (CDA-Ven). Respondent SP-Eh ziet dit ook, maar geeft aan dat als de realiteit zo is, dat je er dan maar beter op in kunt spelen.

Daarnaast is het natuurlijk ook nog afhankelijk van welk poppetje staat ervoor. Je kunt zeggen dat het niet zo is, maar het grootste deel van de mensen gaat toch stemmen op de persoon die het verhaal zo goed overbrengt. Er zitten natuurlijk wel een hoop standpunten bij waar mensen voor of tegen zijn. En dan ga je vanuit daar een keuze maken. (SP-Eh)

Leden en actief kader van politieke partijen Als je voor Nederland in 2013 naar partijlidmaatschap kijkt kan je perspectief bepaald worden door het jaartal waarmee je het vergelijkt. Als het partijlidmaatschap 2013 vergeleken wordt met dat in 1980, dan is het aantal in absolute zin met meer dan 120.000 verlaagd en dat vertaalt naar een daling van bijna 30%. Kijk je naar het jaar 2000, dan is sindsdien het aantal met ongeveer 15.000 leden gestegen, ongeveer 5% (Biezen, 2009). Ledenaantallen trokken de afgelopen 10 jaar dus weer aan, nadat ze heel lang zijn gedaald. Het punt is dat maar een heel klein deel van de kiesgerechtigden lid is van een politieke partij. Het actieve kader binnen partijen neemt steeds verder af, evenals de partijvastheid van kiezers. Het lukt partijen steeds minder om de ontwikkelingen in de samenleving te vertalen naar nieuwe politieke ideeën en perspectieven. Teveel op het partijcongres leunen en te weinig doen met moderne media is hierbij funest. Politieke partijen gebruiken vaak verouderde middelen om te communiceren met hun leden, wat dit gebrek nog versterkt (Korsten, 2011). Het gebruik van communicatiemiddelen door politieke partijen komt in het volgende hoofdstuk aan bod. Het aantal burgers dat deelneemt aan partijactiviteiten neemt af naarmate ze er een grotere inspanning voor moeten leveren. De uitzondering hierbij is het verrichten van werkzaamheden voor een partij, zoals folders rondbrengen. Dit vergt wel tijd en energie, maar is minder ingewikkeld dan mee discussiëren met de partij. De omvang van de partijafdeling heeft niet echt invloed op de hoeveelheid mensen die naar de ledenvergaderingen komt. Hetzelfde geldt voor het percentage dat werkzaamheden voor de partij verricht. Bij de rechtse partijen worden over het algemeen meer mensen lid, maar discussiëren minder mensen mee, terwijl bij linkse partijen minder leden zitten, die wel vocaal aanwezig zijn. Lokale partijen scoren hoog op alle facetten van participatie (Reussing, 1988). Lokale afdelingen van landelijke partijen hebben gemiddeld 100 leden per gemeente. In

34 Masterthesis tussen Bestuur en Burger grote gemeenten is dit wat meer, in kleine gemeenten wat minder. Gemiddeld zijn 25 daarvan als actieve leden te bestempelen. Over het algemeen hebben partijafdelingen meer leden dan lokale partijen en ligt het aantal actieve leden ongeveer gelijk. Lokale partijen hebben hierbij het voordeel in de kleine gemeenten, maar in de grote gemeenten zijn de landelijke afdelingen in het voordeel. Het actieve kader binnen de partij is groter als de partij kleiner is. De sociale netwerken van kleine lokale partijen zijn hechter dan die van de grotere lokale partijen (Boogers en Voerman, 2010). Of de ledenaantallen zijn afgenomen bij de behandelde partijafdelingen is niet onderzocht, maar wel is gekeken naar hoeveel actieve leden er zijn ten opzichte van het totaal aantal leden dat een partijafdeling heeft. De enige partijafdeling die aangeeft gegroeid te zijn wat betreft ledenaantal is PvdA-Eh. De Respondent geeft aan niet goed te kunnen inschatten waar die groei aan te danken is. Het aantal leden dat onderzochte afdelingen hebben is velen malen groter dan het aantal actieve leden. Bij Fractie Petra Sodenkamp had het geen zin een vergelijking te maken, aangezien dit geen ledenpartij is. Opvallend is dat bijna alle partijen tussen 10 en 40 actieve mensen hebben, waarbij de partijen met de grootste ledenaantallen ook de meeste actieve mensen hebben. Respondenten geven aan dat als ze een zelfde aantal mensen naar de ledenvergadering krijgen, ze al erg blij zijn. Het aantal actieve leden neemt wat toe in verkiezingstijd, dan kunnen de meeste partijen nog extra leden overhalen om mee te helpen. Respondent D66-Ven geeft aan dat vooral het deel fractieondersteuners mensen zijn die zelf graag ooit nog raadslid willen worden.

Ja die komen regelmatig kijken en die geven feedback of ze proberen er wat van te leren. Een aantal heeft toch wel belangstelling om straks hoog op de kieslijst te komen, of om actief mee te gaan doen. En dan is dat een goed moment als je op die manier wat kunt leren. (D66-Ven)

De invloed die een individueel lid kan uitoefenen is volgens respondenten even groot als alle andere leden (CDA-Eh, CDA-Ven, D66-Eh, D66-Ven, LE-Eh). De invloed die een lid kan uitoefenen is grofweg in tweeën te splitsen. Enerzijds de inbreng die je kunt hebben bij het samenstellen van het verkiezingsprogramma. Vaak wordt het programma geheel of in delen voorgelegd aan de leden en die kunnen dan hun mening ventileren of zelf met zaken komen waarvan ze vinden dat die in het programma zouden moeten worden opgenomen (CDA-Eh, PvdA-Eh, PvdA-Ven, D66-Eh, D66-Ven, SP- Ven, R82-Ven). Anderzijds is er het meepraten op de lopende dossiers en thema’s die leden zelf aandragen. Respondent CDA-Ven geeft aan dat het aantal momenten dat leden kunnen meepraten bij zijn partijafdeling de afgelopen jaren sterk is toegenomen en dat de fractie meer is gaan openstaan voor inbreng van leden. Om echt invloed uit te oefenen op lopende zaken, zul je zelf actief

35 Masterthesis tussen Bestuur en Burger moeten worden bij de fractie, want de omloop van dossiers is zeer groot en alles gaat snel (CDA-Eh, PvdA-Ven, D66-Eh, D66-Ven, LD-Ven). Respondent PvdA-Eh geeft aan dat bij haar partijafdeling de inbreng op dossiers vooral beperkt blijft tot mensen met een passende expertise.

Als je de fractie wil volgen, dan kan dat ook. Mensen die een keertje meedraaien, van goh misschien is dat wel iets voor mij. We zijn wat dat betreft een hele open partij. Je schuift aan en we willen graag de discussie met iedereen aangaan. Dat moet je niet in het extreme trekken. Als er 20 nieuwe leden zijn die zeggen, we willen bij de fractie actief worden, dan is het ga maar even aan de slag op de afdeling en kijken, want het raadlidmaatschap wordt nog wel eens op een voetstuk gezet, terwijl ik denk bij de SP is dat één onderdeel. Die folderaar is net zo belangrijk als die fractievoorzitter. Qua werk is het misschien wel anders, maar daar mag geen verschil in zitten. Ze zijn allebei even belangrijk voor de partij. (SP-Eh)

Respondent CDA-Eh geeft aan dat je invloed afhangt van de kwaliteit van je netwerk en die van je eigen inbreng. Met andere woorden, of je voldoende mensen achter je kunt krijgen en hoe sterk je ideeën zijn. Respondent PvdA-Eh maakt een vergelijkbaar punt als ze aangeeft dat alles besproken kan worden, maar om iets voor elkaar te krijgen moet je een meerderheid voor je punt zien te krijgen.

3.3 Conclusie

De samenleving is constant in beweging en ontwikkeling. In de afgelopen 40jaar is Nederland van een sterk verzuild land met een viertal scherp afgebakende bevolkingsgroepen veranderd in een open en geëmancipeerde samenleving, waar individuele keuzes steeds belangrijker zijn geworden. De traditionele scheidslijnen op confessionele en sociaaleconomische gronden hebben plaatsgemaakt voor sociaal-culturele scheidslijnen. Burgers binden zich niet meer zo snel aan een politieke partij omdat ze automatisch geloven en gehoorzamen wat de partijleiding hen voorschotelt. Doordat de burger steeds mondiger is geworden, is het vertrouwen in de politiek gedaald. Dit geldt ook voor andere organisaties en instituties wiens autoriteit vroeger zonder aarzelen werd geaccepteerd. Vakbonden en de politie zijn bijvoorbeeld ook constant aan zware kritiek onderhevig. Bijna alle respondenten zien gevaren in deze trend. Enerzijds de landelijke partijen CDA en PvdA die het wegvallen van de zuilen als een verbrokkeling van de samenleving zien, met het gevaar dat

36 Masterthesis tussen Bestuur en Burger mensen zichzelf gaan isoleren en meer egoïstisch worden. Ze SP en D66 bezien de verandering meer vanuit individualisering en emancipatie. Allen merken ze op dat de betrokkenheid van de burger vooral gebaseerd is op klachten en de eigen situatie en belangen. Het wordt niet perse als slecht gezien dat mensen klagen. De lokale partijen zijn over het algemeen negatiever, met uitzondering van LD-Ven. Ze zien vooral het wantrouwen van burgers naar de politiek en de onmacht van de grote partijen om dat vertrouwen te herstellen. Hierbij speelt het gevoel dat de burger niet serieus genomen wordt, een grote rol. Het is niet vreemd dat dit beeld naar voren komt. De grote landelijke partijen CDA en PvdA zien hun ideologische raamwerk van alle kanten aangevallen worden en hebben moeite om een moderne draai te geven aan hun oude gedachtegoed. Dit geldt in mindere mate voor de SP en D66, die beide in de golf van ontzuiling zijn opgekomen. Ze zien zichzelf toch nog als een tegengeluid of alternatief geluid tegenover de oude partijen. Ondertussen is hun gedachtegoed ook niet meer zo nieuw en zijn ze ook deel geworden van de gevestigde politiek. De vraag is dus in hoeverre deze ideologieën nog ‘van deze tijd’ zijn. De onderzochte lokale partijen zijn allemaal oppositiepartijen en drie van hen hebben 1 zetel hun gemeenteraad. Dat zij een negatiever beeld hebben dan de andere partijen is begrijpelijk, omdat het voor hen veel moeilijker is om de signalen die zij oppikken uit de samenleving op basis van een raadsvoorstel door de raad te loodsen. Hierdoor lopen zij vaker tegen een muur aan en moeten ze vaker ‘nee’ verkopen aan hun achterban. Voor coalitiepartijen is het enerzijds makkelijker om opgepikte signalen tot beleid om te vormen en anderzijds hebben zij een regeerakkoord om uit te voeren. Alle respondenten zien wel in dat het nu veel lastiger is dan vroeger om burgers voor je zaak te winnen en te behouden. Herstel van vertrouwen wordt als een noodzaak gezien.

De informatisering die mensen de mogelijkheid geeft snel aan veel informatie te komen, wordt slechts door een enkeling aangehaald als belangrijke ontwikkeling. De veranderende invloed van de pers en de manier waarop politieke partijen in het nieuws komen, wordt door meer respondenten aangehaald. Ook hier zien ze negatieve kanten, namelijk de gerichtheid op snelle oneliners en dat er meer belang gehecht wordt aan personen dan inhoud en standpunten. Het is duidelijk dat met goed getimede scherpe uitspraken een politicus de media ook als een wapen kan gebruiken. Het directe contact dat politici met burgers opzoeken onder andere via de media zorgt er voor dat de ledenorganisaties relatief steeds minder belangrijk worden. Waar ze ooit het enige podium waren om mogelijke kiezers te bereiken, is die er nu één van velen. De burger zelf kiest er ook steeds minder voor om lid te worden van een politieke partij, omdat er vele keuzes zijn om je maatschappelijk in te zetten. Lidmaatschap van een politieke partij is dus misschien niet de meest efficiënte keuze voor het doel dat een burger voor ogen heeft. Die twee bewegingen versterken

37 Masterthesis tussen Bestuur en Burger elkaar alleen maar. Als een partij steeds minder op haar leden kan of wil steunen, omdat ze anders te weinig potentiële kiezers bereikt, neemt de invloed van die ledenorganisatie op de koers van de partij af. Hierdoor wordt het minder aantrekkelijk voor een burger om lid te worden, zeker als er voldoende alternatieven zijn om je doel te bereiken. Doordat minder mensen lid worden, neemt de kracht die een partij uit de ledenorganisatie kan putten weer af, waardoor ze weer meer afhankelijk wordt van contacten buiten de ledenorganisatie. De samenleving is echter niet ingestort bij het wegvallen van de zuilen, wat betekent dat er nieuwe vormen van organiseren gevormd zijn. Mensen functioneren grotendeels niet meer in afgesloten homogene sociale groepen, maar in een veelvoud aan elkaar overlappende sociale netwerken. Om de betekenis van de ledenorganisatie te herstellen moet het ofwel aantrekkelijker worden gemaakt voor mensen om toch lid te worden of er zouden meer gradaties van lidmaatschap kunnen komen. In dit laatste geval zou je de partijorganisatie meer als een netwerk kunnen gaan organiseren.

38 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Hoofdstuk 4. Politieke partijen in een lokale omgeving

Dit hoofdstuk zoomt in op de politieke partijen en hun lokale omgeving. De eigenschappen van de lokale politiek worden besproken en de visie op de voor en nadelen voor landelijke afdelingen ten opzichte van lokale partijen. In het eerste deel wordt getracht een antwoord te geven op de volgende deelvraag:

Welke invloed heeft de ‘lokaliteit’ van de lokale politiek op de schakelfunctie van politieke partijen tussen bestuur en burger en welke voor- en nadelen ondervinden partijen van het onderdeel zijn van een landelijke partij of juist niet.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de vier kwaliteiten van de lokale politiek zoals beschreven door Boogers (2007). Daarna wordt ingegaan op hoe de partijafdelingen contact onderhouden met hun leden en achterban. Er wordt getracht een antwoord te vinden op de volgende deelvraag:

Op welke manieren communiceren politici met hun partijleden en achterban en hoeveel effect constateren zij dat die manieren hebben?

Eerst wordt daarbij gekeken naar het verschil tussen leden en achterban en daarna welke communicatiemiddelen de politieke partijen hanteren.

4.1 Eigenschappen van de lokale politiek

Lokale partijen Lokale partijen leken rond 1980 alleen maar aan invloed te verliezen, maar in de jaren negentig begonnen ze aan een nieuwe opmars. Het imago van amateuristische, populistische partijen die op basis van onderbuikgevoelens en cliëntalisme opereren werd versterkt door de opschudding van het politieke landschap door wat bekend staat als de Fortuyn revolte. De lokale partijen haalde in 2002 veel zetels, vooral de Leefbaar partijen deden het goed. In 2006 was het Fortuyn effect in de lokale politiek al sterk verminderd. Lokale partijen hebben een aantal voordelen ten aanzien van landelijke partijen. Ze kunnen zich volledig op lokale issues richten, terwijl afdelingen van landelijke partijen door de landelijke ideologie en partijprogramma gebonden zijn. Lokale partijen kunnen zich makkelijker op een enkel issue of gedeelte van een gemeente richten, juist

39 Masterthesis tussen Bestuur en Burger omdat ze niet aan een landelijk partijprogramma gebonden zijn. Ideologie wordt door lokale partijen vaak als een hindernis gezien; lokale issues zien ze vaak als pragmatisch en rationeel te benaderen. Daarnaast hebben lokale partijen vaak een afkeer van de gevestigde orde van politieke partijen, die te weinig de stem van het volk hoort en vertaalt. Dit laatste is de banier waaronder veel Leefbaar partijen in 2002 streden. Er zijn ruwweg drie soorten profielen die lokale partijen doorgaans hebben. Lokalistische partijen zoals vele Gemeentebelangen partijen hebben als grootste speerpunt het behoud van het karakter van de gemeente waar ze voor staan. Deze partijen leggen veel nadruk op de tegenstelling tussen het landelijke en het lokale. Belangenpartijen richten zich op bepaalde bevolkingsgroepen, zoals senioren. Ze richten zich op de conflicten tussen wijken of bevolkingsgroepen, zoals jongeren tegen senioren. Protestpartijen kenmerken zich vooral doordat ze afstand nemen van de gevestigde politiek en zeer kritisch zijn naar de besluiten van de coalitiepartijen. Lokale partijen zetten zo zaken op de politieke agenda die landelijke afdelingen over het hoofd zien (Boogers en Voerman, 2010).

Dichtbij de burgers De lokale politiek heeft een korter lijntje met de burger omdat de onderwerpen waarover beslist wordt veelal dichterbij de persoonlijke belevingswereld van de burger liggen. De vraag welk groen er in de straat moet worden aangelegd, wat er aan de hangjeugd bij de supermarkt moet worden gedaan en of het noodzakelijk is om een rijtje huizen te slopen zijn daar voorbeelden van. In theorie zou dit moeten leiden tot een grotere betrokkenheid van de burger bij de lokale politiek. Dat de weg naar de lokale politiek korter is, zou daar alleen maar bij moeten helpen. Het is makkelijker om bij een lokale partij/afdeling binnen te stappen, dan bij een landelijke. Als je afgaat op de verkiezingsuitslagen, dan blijkt dat er steevast een hogere opkomst bij landelijke verkiezingen is dan bij lokale verkiezingen. Hoewel mensen minder snel warm lopen voor lokale issues dan landelijke thema’s, wordt er op lokaal niveau wel veel meer actie gevoerd dan op landelijk niveau. Succes van lokale partijen is ook aan landelijke trends onderhevig, zoals de opkomst van Pim Fortuyn in 2002. Het succes dat gemeenten hebben bij het dichter bij brengen van de lokale politiek hangt af van de mate waarin zij in staat zijn bij de uiteenlopende en veranderlijke wensen van de verschillende burgers binnen de gemeente (Boogers, 2007). Dan is de vraag in hoeverre politici in staat zijn om duurzame contacten met de verschillende bevolkingsgroepen, stadswijken of dorpskernen te leggen en te onderhouden. Als er tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen of wijken opdoemen dan kunnen partijen of politici de belangen van een groep op zich nemen. Er zijn maar weinig partijen die langs dergelijke scheidslijnen zijn georganiseerd, dus vindt vooral binnen de partijen de afweging plaats of de belangen van een groep overeenkomen met wat de partij wil. Het scheppen van een

40 Masterthesis tussen Bestuur en Burger vertrouwensband tussen politici en de groepen is daarbij doorslaggevend voor het succes van de politieke partij (Boogers en Ostaaijen, 2011). De lokale politiek staat dus dichtbij de burger, of in ieder geval bij de thema’s die spelen. Het besef leeft onder politici dat je in de lokale politiek iets voor je eigen directe leefomgeving kunt doen, of voor die van anderen. Het is voor hen zelfs een belangrijke motivatie om raadslid te worden (CDA-Eh, CDA-Ven, PvdA-Eh, D66-Eh, D66-Ven, SP-Eh, FPS-Eh, LD-Ven, R82-Ven). De mensen reageren feller op zaken die in de raad besproken worden, omdat het ze directer aangaat (CDA-Ven).

Je leert zien, hoe je op een eenvoudige manier mensen kunt helpen. Hoe kun je op een eenvoudige manier je stad beter maken. En ook kunnen we daar iets doen. (SP-Eh)

Respondent PvdA-Ven geeft aan dat haar partij meer moeite heeft aan die sterkere band met burgers ook uiting te geven, omdat er meer denkers dan volksvertegenwoordigers in de fractie zitten. Respondent R82-Ven kaart aan dat mensen de interesse verliezen naarmate de politiek verder van hen afstaat. Respondent LE-EH geeft aan dat de mensen die vertrouwen hebben in hem ook hun netwerk ter beschikking stellen om gebruik van te maken. Hier is sprake van een soort mond op mond reclame. De wens om iets in de directe leefomgeving te betekenen is dus sterk aanwezig, maar of dit ook betekent dat politieke partijen en burgers elkaar bereiken is de vraag waar later in dit hoofdstuk op terug wordt gekomen.

Lokale politiek als leerschool Burgers kunnen hun politieke vaardigheden trainen in de lokale politiek en eventueel doorgroeien naar hogere politieke lagen. Anderzijds is de lokale politiek kleinschalig genoeg om te experimenteren met ongewone coalities of nieuwe vormen van politiek. Om te kunnen leren moet er op een of andere manier worden deelgenomen aan het lokale politieke proces. De drijfveren van raadsleden zijn als je ze er naar vraagt meestal idealistisch van aard. Het helpen van andere mensen, iets doen voor je stad of wijk of een verandering teweeg brengen in politiek of samenleving zijn daar voorbeelden van. Een meer persoonlijke reden kan zelfontwikkeling zijn (Boogers, 2007). De respondenten geven dit ook met name aan, zie boven. D66-Ven ziet dat de actieve mensen binnen zijn partijafdeling die ook naar raadsvergaderingen vooral de mensen die zelf ook de ambitie hebben om ooit raadslid te worden. Enkele raadsleden geven ook aan hun stad beter te hebben leren kennen tijdens hun raadslidmaatschap (CDA-Eh, PvdA-Eh, SP-Eh, FPS-Eh). De ondervraagde politici dragen geen van allen een politieke carrière als reden om raadslid te zijn geworden aan. Of dit ligt aan de

41 Masterthesis tussen Bestuur en Burger bescheiden ambities van de respondenten of dat het simpelweg als ‘not done’ wordt gezien om openlijk over ambities te spreken is onbekend.

Afzetten tegen landelijke politiek Gemeenten kunnen een tegenwicht vormen tegen de macht van het landelijk bestuur. Gebrek aan geld en beleidsruimte beperken deze mogelijkheid om een tegenmacht te vormen. Binnen deze grenzen kunnen gemeenten wel hun eigen stempel drukken op lokaal beleid. Door een issue op te schalen of juist in te perken kan het aantal betrokkenen in een politiek conflict worden gemanipuleerd. Afhankelijk van het voordeel dat de eigen fractie kan halen kan een issue bij een hogere bestuurslaag op de agenda gezet worden, of er juist vanaf gehouden. Politieke partijen zijn vaak op verschillende, zo niet alle bestuurslagen actief en verbinden zo politici met elkaar. Ideeën, advies en andere kennis kan zo aan elkaar doorgegeven worden, evenals ervaringen met uitvoeren van beleid. Op die manier wordt wederzijds elkaars politieke agenda beïnvloed (Boogers, 2007). Dit geldt voor de gemeente als geheel, maar natuurlijk ook voor partijafdelingen van landelijke partijen. Het is dus een voordeel voor een landelijke partij dat er lijntjes gelegd kunnen worden met andere afdelingen, dus met fracties uit andere gemeenten ideeën uitwisselen of zaken aankaarten via de partij in hogere bestuurslagen (CDA-Eh, CDA-Ven, PvdA-Eh, PvdA-Ven, D66-Ven). Sommige dossiers zijn groter dan puur de lokale omgeving en vragen dan ook om een aanpak op grotere schaal. Als je lijntjes bezit naar hogere bestuurslagen is het makkelijker om op zo’n dossier stelling te nemen en iets te ondernemen, al bestaat ook het gevaar dat politici op een bepaald moment alleen nog maar met elkaar aan het vergaderen zijn.

Het voordeel is dat wij een heel mooi netwerk hebben. Wij kunnen ook daadwerkelijk iets bereiken want via ons netwerk in Den Haag; dan kun je ook dingen daar proberen aan te kaarten of te veranderen. Of via Maastricht wat natuurlijk ook veel gebeurd. Je hebt ook veel contact met de CDA afdeling van andere gemeenten. (CDA-Ven)

En de bestuurlijke drukte die je elkaar soms kunt aandoen. Al die vergaderingen. Een partij als die van ons is heel erg getrapt georganiseerd. We moesten naar een regionale bijeenkomst, hier van Eindhoven en Kempenland. Dan een Brabantse vergadering, een landelijke conferentie. Overal weer allerlei werkgroepen, overleg waardoor je op een gegeven moment elkaar ook doodmoe kunt praten. (CDA-Eh)

42 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Lokale partijen hebben daar wel eens probleem, omdat zij die verticale lijnen missen (FPS- Eh). Het geldt niet alleen voor de eigen partij dat het helpt om deze lijntjes te hebben, maar ook voor de stad in het algemeen (PvdA-Ven). Daarnaast is het makkelijker om lokaal lijntjes met andere fracties open te houden (SP-Eh, LE-Eh). Of de lijntjes naar hogere bestuurslagen ook nadelig kunnen zijn, hangt af van in hoeverre lokale partijafdelingen kunnen afwijken van de landelijke koers. Lokale partijen hebben geen landelijke koers dus zij zouden daar voordeel bij kunnen hebben. De focus op de eigen stad is voor respondenten zeer belangrijk, ook voor raadsleden van landelijke partijen. Op thema’s die voor de lokale afdeling belangrijk zijn willen ze een mening kunnen hebben die kan afwijken van de landelijke koers (CDA-Eh, PvdA-Ven, D66-Ven en SP-Eh). CDA-Eh geeft aan om deze reden wel eens teruggefloten te zijn door de landelijke afdeling.

Ik heb er eigenlijk weinig gezien, omdat wij geen directieve structuur van bovenaf hebben. We zijn daarin redelijk uniek denk ik. Omdat een hele hoop landelijke partijen toch heel goed op majeure thema’s instrueren. Zo van, we hebben toch graag dat je op die en die manier reageert. En dat volgen ze dan ook, dat kun je ook heel goed zien hoe dat gebeurt. Misschien heeft dat iets te maken met een liberale partij. Bij D66 gebeurt dat eigenlijk niet en bij de VVD ook veel minder. Terwijl een aantal andere partijen dat heel nauwgezet volgen, om die landelijke lijn door te vertalen naar lokaal niveau. (D66-Ven)

De meeste landelijke partijen hebben een kenniscentrum, waarvan ook de lokale fracties gebruik van kunnen maken, onder andere met cursussen (CDA-Ven, D66-Eh). Een ander voordeel is dat je een landelijk kopstuk kan inschakelen op lokaal niveau in verkiezingstijd (PvdA-Eh, D66-Eh, SP- Ven). Financieel gezien kan een landelijke partijkas ook bijspringen bijvoorbeeld in verkiezingstijd (D66-Eh). De lokale partijen ondervinden hinder van het feit dat ze totaal geen subsidie krijgen, waar landelijke partijen die wel hebben (LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven, R82-Ven). Lokale partijen voeren dus actie en campagnes met veel minder middelen dan de landelijke afdelingen. Dit gebrek aan middelen ondermijnt de slagkracht van lokale partijen, waardoor deze het gevaar lopen te marginaliseren (R82-Ven). Landelijke partijen hebben een herkenbaar profiel, de ideologie zorgt ervoor dat je als kiezer of potentieel lid weet waar je aan toe bent. Bij lokale partijen, die meestal geen echte ideologie hebben, is het moeilijker te peilen waar ze voor staan (D66-Eh, D66-Ven). Voor PvdA-Eh wil dit niet perse zeggen dat het een tegenstelling tussen landelijke en lokale partijen is. Het gaat er voor haar vooral om dat diep gewortelde partijen een duidelijker profiel hebben en van die partijen kun je beter inschatten hoe ze op bepaalde voorstellen in de raad zullen reageren. De keerzijde van een

43 Masterthesis tussen Bestuur en Burger sterke identificatie met een landelijke partij is dat lokale partijafdelingen vaak overschaduwd worden door hun landelijke tegenhangers. De lokale verkiezingen schaduwen in grote mate de landelijke verkiezingen. Ze lijken weinig tot niets te maken hebben met lokale issues. Een uitzondering daarop kan lokaal altijd voorkomen. Landelijke trends kunnen lokaal sterker of juist minder sterk uit de verf komen en soms zijn er issues die lokaal heel zwaar wegen waarop partijen zich kunnen profileren. Zeker als de pers er nog eens een schepje bovenop doet. Meestal zijn dit bewegingen van oppositiepartijen of nieuwe partijen tegen zittende coalities. De meeste lokale issues zijn moeilijk te politiseren en helemaal om te koppelen aan een algemene partijvisie of profiel. Lokale partijen hebben minder moeite zich te profileren op lokale issues. Lokale politieke partijen zijn succesvol in de verkiezingen omdat ze niet gehinderd worden door landelijke imago’s of partijprogramma’s en ideologieën. In tegenstelling tot landelijke partijen die hun wortels vooral hebben binnen hun ledenorganisatie, kiezen lokale partijen meestal voor een directe band met de burger. Dit krijgen ze meestal voor elkaar door op hun persoonlijke netwerken te leunen, bijvoorbeeld via het verenigingsleven. Daar komt nog bij dat als mensen ontevreden zijn over het presteren van de landelijke partij waar ze op hebben gestemd in de landelijke verkiezingen, ze makkelijker naar een lokale partij over stappen dan naar een andere landelijke partij. Dit vanwege het feit dat de overstap naar een lokale partij meestal een minder grote ideologische stap inhoudt (Boogers en Ostaaijen, 2011). Het blijft lastig om je als lokale afdeling van een landelijke politieke partij te profileren op lokale thema’s, want de mensen rekenen je vaak af op landelijke thema’s. Wat landelijke partijafdeling op lokaal niveau presteert, heeft nauwelijks invloed op het kiezersgedrag. Het werkt twee kanten op, als je het landelijk goed doet, gaat het lokaal ook beter en andersom (CDA-Eh, CDA- Ven, PvdA-Ven, D66-Eh). Van de andere kant kan een lokale partij juist claimen los te staan van wat er in Den Haag gebeurt en kan zich dus op de lokale situatie richten (SP-Ven, LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven). Het wordt dan ook door lokale partijen als prettig ervaren niet vast te zitten aan een landelijke ideologie (LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven).

Het grote voordeel is, we hoeven nooit in een spagaat te zitten. Als de VVD landelijk zegt ‘wel wietpas’ en lokaal zegt ‘geen wietpas’, dan geeft dat al zoveel problemen, dat hebben wij niet. We hebben daar geen richtlijnen voor, we kunnen daar ons eigen beleid op trekken. Dus dat is het grote voordeel. Een ander voordeel is; hoe het landelijk gaat heeft geen invloed op ons. (LD-Ven)

Aanwas van de ledenorganisatie De wortels van de politieke partijen liggen lokaal, dus ligt daar ook de mogelijkheid om de

44 Masterthesis tussen Bestuur en Burger zorgen en ambities uit de samenleving op te pikken. Enerzijds kunnen partijen in de lokale sfeer hun ideeën aan de man brengen en tegelijkertijd hun programma’s en beleid aanpassen aan wat ze uit de samenleving aan geluiden terugkrijgen. Nieuwe talenten kunnen op lokaal niveau ervaring opdoen en eventueel doorstormen naar hogere bestuurslagen. De drempel om deel te nemen is lager dan bij een hogere bestuurslaag en leent zich meer voor parttime of tijdelijk participeren. De lokale partijafdelingen hebben echter te kampen met teruglopende ledenaantallen (Boogers, 2007). Het wordt voor alle partijen steeds moeilijker om kandidaten voor de raadsverkiezingen te vinden. Bij de landelijke afdelingen hebben D66, VVD en PvdA het meeste problemen met het vullen van hun lijsten met geschikte en beschikbare kandidaten. Rond de 50% van alle gemeentelijke afdelingen geeft daar aan moeite te hebben kandidaten te vinden. De SP en Christen Unie hebben de minste moeite, bij hen geeft rond de 40% aan hier moeite mee te hebben. Lokale partijen hebben er minder moeite met het vinden van kandidaten, onder de 40% van de partijen geeft aan hier moeite mee te hebben (Boogers en Voerman, 2010). Doordat de lokale dynamiek zich niet makkelijk laat vangen in de ideologische raamwerken van landelijke partijen, is het voor de burgers nog onduidelijker hoe ze politieke partijen moeten plaatsen binnen de kwesties die voor hen van belang zijn en door welke partij ze zich gesteund zien. Bij landelijke issues zijn de ideologische raamwerken wel te gebruiken en daardoor is het niet verwonderlijk dat op basis van die landelijke issues lokaal gekozen wordt. Veel mensen nemen niet eens die moeite en haken simpelweg af, omdat ze zich niet verbonden voelen met de politiek. Daarnaast is de burger te weinig betrokken bij de belangrijke keuzes in de gemeenten. De eerste stap voor politieke partijen om hier verandering in te brengen ligt in het zichzelf profileren in en kenbaar maken van de lokale issues. Dit probleem is zojuist aangekaart. Een tweede probleem is de cultuur die heerst binnen het bestuur en de politiek. Grote projecten waar de gemeenten bij betrokken zijn, zijn vaak lastig uit te leggen aan bewoners van de gemeente. Er spelen meestal diverse belangen mee, niet alleen die van directe omwonenden. Vooral bij de ontwikkeling van de directe leefomgeving van mensen kan dit tot groot ongeloof en afkeer leiden, als politieke partijen en hun raadsleden niet in staat zijn keuzes van de raad uit te leggen (Boogers en Ostaaijen, 2011). Het is dus lastig om een complexe ideologie één op één te vertalen naar lokale thema’s. Het blijkt wel mogelijk om lokale thema’s te toetsen aan grondwaarden die een partij heeft, feitelijk dus de bouwstenen van de ideologie. Er wordt door het merendeel van de Respondenten toegegeven dat het soms puzzelen is en niet alles naadloos aansluit (CDA-Eh, PvdA-Eh, PvdA-Ven, SP-Eh, SP-Ven).

We hebben natuurlijk een aantal grondwaarden die best op stoeptegelniveau uit te leggen zijn. Dan praat je over rentmeesterschap bijvoorbeeld. Waarbij je dus praat over de inrichting van een

45 Masterthesis tussen Bestuur en Burger stad. Solidariteit is natuurlijk ook iets wat je in een stad heel praktisch en concreet tot op het intermenselijk niveau kunt vormgeven. Publieke gerechtigheid ligt wat moeilijker, omdat het formeel om wetgeving gaat. (CDA-Eh)

Waar we vorige periode nog een rijke gemeente waren, er waren veel MRE gelden te besteden en nu zijn we eigenlijk weer aan het bezuinigen. In dat proces zorgen dat het eerlijk gebeurt; de sterkste schouders de zwaarste lasten, dat dragen wij hier heel sterk uit. Dat is echt wel een landelijk thema waar je hoofd principes… en dat lukt hier wel. (PvdA-Eh)

Anderen vinden het juist heel lastig om vanuit een ideologie te werken in de lokale politiek en zij zijn meer pragmatisch bezig met de problemen van hun stad (CDA-Ven, D66-Ven, LE-Eh, LD-Ven).

Het is ons kompas, waar we op varen, maar het is niet zo dat we daar constant mee bezig zijn. Dat is eigenlijk vooral boerenverstand gebruiken. Logisch nadenken, is het een handig raadsvoorstel? Wie heeft hier baat bij en wie heeft hier last van? Is het betaalbaar? Kunnen we het überhaupt wel betalen? Onze schatkist is een beetje leeg. En wat vinden de mensen hier zelf van? Toets dat, toets dat ook met ons idee erbij. (SP-Ven)

Individuele kandidaten en bestuurders kunnen door een goede of slechte indruk voor een partij kiezers en steun binnenhalen. De beslissingen die wethouders en raadsleden nemen kunnen impact hebben op de uitslag van gemeenteraadsverkiezingen. (Kandidaat)raadsleden die geworteld zijn in het maatschappelijk leven van hun gemeente of een deel ervan, krijgen vaak op persoonlijke titel kiezers mee. Een politicus wortelt zich makkelijker in een gemeente waar het maatschappelijke leven zich in dorpskernen afspeelt dan in grootschalige of in ontwikkeling zijnde gemeenten (Boogers en Ostaaijen, 2011).

Distinctie tussen partijleden en achterban De achterban van een partij bestaat uit sympathisanten die vaak op de partij stemmen, maar niet heel actief betrokken zijn bij de fractie (CDA-Eh, SP-Ven, R82-Ven). Leden betalen contributie en hebben dus op een ledenvergadering stemrecht. Leden zijn over het algemeen makkelijker te benaderen en hebben meer begrip voor de keuzes die je maakt (D66-Eh, D66-Ven, SP-Eh, LE-Eh, LD-

46 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Ven). Als je de achterban actief wilt maken, zul je ze wel op de hoogte moeten houden (PvdA-Ven). Het helpt om duidelijk voor jezelf te kunnen duiden waar je achterban zit in de samenleving, zodat je met name je energie steekt in mensen die open staan voor je verhaal (D66-Eh, D66-Ven). Respondent CDA-Ven geeft aan dat het moeilijk is je pijlen te richten als je een brede volkspartij probeert te zijn waarin brede groepen mensen zich vertegenwoordigd voelen. En dat mensen in je persoonlijke netwerk zitten wil zeker niet meteen zeggen dat ze ook op je gaan stemmen of zich verbonden voelen aan je partij (PvdA-Ven). Respondent PvdA-Eh geeft aan dat haar partijafdeling halverwege de raadsperiode een uit bullet-points bestaande tussenrapportage uitbrengt bijvoorbeeld in de plaatselijke krant om bewoners van de stad op de hoogte te stellen van wat er tot dan toe bereikt is. Respondent FPS-Eh ondervindt ook de minder leuke kanten van een achterban, namelijk dat die mensen soms de neiging kunnen hebben hun eigen visie op de fractie te willen drukken. Om de leden en achterban te bereiken netwerken partijen via allerlei activiteiten zoals politiek café en fietstochten (SP-Eh, LD-Ven). Persoonlijke netwerken van actieve leden zijn erg belangrijk voor het bereiken van de achterban, daarom loont het er aandacht aan te besteden en netwerken uit te breiden (CDA-Eh, LD-Ven). Daarnaast kan het gericht benaderen van specialisten binnen je ledenbestand bijdragen aan de fractie op lopende dossiers. Hier is geen beleid op, dat gaat instinctief en per dossier. Pogingen in het verleden om dit contact met specialisten te formaliseren in kenniscentra zijn niet van de grond gekomen (PvdA-Eh). Zowel het CDA als PvdA in beide steden werken met werkgroepjes. Dit zijn meestal leden, soms aangevuld met specialisten die niet lid zijn om op bepaalde grotere onderwerpen zoals zorg of infrastructuur een denktank te vormen. Het zijn vaak de mensen die al politiek geïnteresseerd zijn die je wel weten te vinden (D66-Ven, FPS-Eh). Respondent CDA-Eh geeft aan dat een partij er goed aan doet om op belangrijke plaatsen mensen uit verschillende onderdelen van de samenleving te hebben, wil ze mensen het gevoel geven dat de partij ook echt van en er voor die mensen is. Dit geldt voor zowel stadsdelen als bevolkingsgroepen.

En dat is echt naast wat je aan ideeën hebt en verhaal gaat het om de mens. Het persoonlijke is heel belangrijk, juist ook voor die Nieuwe Nederlanders. En die moeten herkenbaarheid hebben, ook op het persoonlijk vlak. (CDA-Eh)

Respondent LE-Eh geeft aan dat door zaken te delegeren naar leden en achterban je op die manier ook meer mensen van buiten de fractie betrekt bij de politiek. Als je een grote fractie bent, bestaat het gevaar dat je alles binnen de fractie regelt en andere leden er weinig tot niks van merken. Respondent R82-Ven vertelt dat hij altijd even feedback geeft aan de mensen die hem

47 Masterthesis tussen Bestuur en Burger geholpen hebben of iets hebben aangekaart en daar zijn die mensen erg blij mee, meestal kunnen ze niet wachten om het te horen.

4.2 Communicatiemiddelen

De lokale partijen onderhouden over het algemeen intensiever contact met hun leden dan landelijke afdelingen. Partijen gebruiken meestal de netwerken van hun leden om de lokale gemeenschap in brede zin te bereiken. Sinds de ledenaantallen daalden, hebben partijen directer contact met groepen in de samenleving. Ze experimenteren met werkgroepen waarin leden en niet- leden plaatsnemen, zoals hierboven beschreven. Individuele raadsleden en kandidaten worden vaker aangespoord zelf contact te leggen met burgers, verenigingen en organisaties. Lokale partijen lijken het hier makkelijker mee te hebben (Boogers en Voerman, 2010). Het gebruik van communicatiemiddelen door politieke partijen om de leden en achterban te bereiken kan grofweg in drieën worden opgesplitst. De traditionele communicatiemiddelen, zoals persoonlijk spreken, telefoneren, krantenberichten, tv zendtijd en (nieuws)brieven sturen. Dan zijn er de moderne communicatiemiddelen, zoals een website, mailverkeer en sms. Tot slot zijn er de nieuwe communicatiemiddelen, vooral de Social Media zoals Twitter en Facebook.

Traditionele communicatiemiddelen Veel van de communicatie gaat nog gewoon via persoonlijke gesprekken of via de telefoon. Vooral oudere mensen vinden dit een prettige vorm van communicatie, omdat het persoonlijker aanvoelt dan modernere communicatiemiddelen en herkenbaar is (CDA-Eh, LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven, R82-Ven). De nieuwsbrief die veel partijen gebruiken is in papiervorm en/of in digitale vorm te krijgen (CDA-Eh, CDA-Ven, D66-Eh, D66-Ven, SP-Ven, LD-Ven). Respondent PvdA-Ven geeft aan dat haar partij lange tijd een nieuwsbrief had, maar dat die om onbekende redenen opeens niet meer werd uitgegeven, zonder dat er iets voor terugkwam. PvdA-Eh zijn juist bezig een Nieuwsbrief op te zetten. Leden worden wel op de hoogte gehouden, middels het ledenblad. Ze geeft ook aan dat er nog een papieren magazine wordt rondgedeeld, PvdA Magazine, maar dat het voor haar onduidelijk is hoeveel mensen hier nog echt gebruik van maken. Respondent SP-Eh geeft aan dat voor haar partij herkenbaarheid juist uit het persoonlijk contact komt met mensen. Niet via de televisie, maar gewoon door bij mensen langs de deur te gaan vragen wat er mis is in de wijk en later nog een keer terug gaan om te vragen of er al verbetering zichtbaar is. Respondent LD-Ven geeft dan dat zijn partij een PR commissie heeft die activiteiten organiseert waarbij het contact met de stad in de wijken

48 Masterthesis tussen Bestuur en Burger centraal staat. Meestal wordt aan de hand van een thema een bijeenkomst georganiseerd.

Ik heb zelf zoiets van, ik wil gewoon met mensen praten. Gewoon met mensen aan tafel zitten en wat vindt u ervan: van gedachten wisselen. Gewoon rechtstreeks contact met mensen, kopje koffie erbij. (R82-Ven)

Kranten hebben in het begin van de twintigste eeuw een rol gespeeld bij de opkomst van de massapartijen en het emanciperen van groepen burgers, met name arbeiders en vrouwen. Er was nauwelijks sprake van concurrentie tussen de kranten, omdat elke krant en later ook radio en televisieomroep sterk aan hun zuil gekoppeld waren en dus een min of meer vast ledenbestand hadden. Met het afbrokkelen van de zuilensamenleving is ook het aanbod van de media vanaf de jaren negentig steeds meer gaan concurreren om kijkers. Deze ontwikkeling vond plaats parallel aan de opkomst en strijd om de zwevende kiezer door politieke partijen. De consument moet worden bediend, in plaats van dat de consument accepteert wat het krijgt voorgeschoteld van de media. Door de opkomst van internet en applicaties daarvan is nieuwsverspreiding veel sneller geworden en zijn traditionele media onder druk komen te staan. Via internet en gratis kranten wordt het nieuws ook nog eens vaak gratis verkrijgbaar, waardoor het voor de traditionele media nog lastiger wordt mee te concurreren als ze niets extra’s doen met het nieuws om het toch aantrekkelijk te maken voor de consument. De grote hoeveelheid aan televisiezenders, radiozenders en kranten maakt het voor politici lastig hun boodschap via die kanalen over te brengen omdat relatief weinig van de totale capaciteit aan politiek nieuws wordt geweid. Er is een steeds groter wordend deel van de mensen dat niet met politiek nieuws in aanraking komt via deze media. Om consumenten te trekken wordt politiek nieuws, als het al behandeld wordt, vanuit het perspectief van de consument belicht. De aandacht wordt vooral gericht op conflicten en misstanden en zaken worden in hoge mate gedramatiseerd, ook als het om bijzaken gaat. Er lijkt veel geoorloofd om de consument tevreden te houden. Door de intrede van de Medialogica wordt er ook steeds meer aandacht gegeven aan individuele politici. Hun persoonlijke leven wordt steeds vaker belicht en de meest succesvolle politici zijn degenen met scherpe uitspraken en slimme oneliners. Daarnaast beïnvloeden de media steeds vaker de politiek doordat er naar aanleiding van gepubliceerde berichtgeving of televisieprogramma’s bijvoorbeeld Kamervragen worden gesteld. Er is een wederzijds wantrouwen ontstaan tussen politiek en media. Enerzijds willen politici en beleidsmakers niet gepakt worden op uitspraken die ze niet hadden mogen doen of te negatief worden afgeschilderd door de media. Anderzijds willen de media niet gebruikt worden om als instrument van politieke partijen te dienen

49 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

(Adriaansen en Van Praag, 2010). Respondent D66-Eh geeft aan gebruik te maken van de media en af en toe op lokale televisiezenders nieuwsberichten te plaatsen. De media vormen de beeldvorming van mensen rond politieke thema’s voor een groot deel. De manier waarop en waaraan aandacht besteed wordt bepaalt voor een deel hoe betrokken burgers bij het thema worden (D66-Ven, SP-Ven). De pers heeft er baat bij scherpe uitspraken en kritische stemmen te laten horen, want dat levert aandacht op (D66-Ven). Respondent CDA-Ven geeft aan dat een middenpartij het lastig heeft om zichzelf herkenbaar neer te zetten, omdat die genuanceerde standpunten heeft die minder scherp klinken dan de standpunten van partijen die op de vleugels van het politieke spectrum opereren. Je kunt als partij hierop inspelen door juist op thema’s die voor je achterban belangrijk zijn scherpe uitspraken te doen, zodat de eigen boodschap ook echt over het voetlicht krijgt.

Onderschat ook niet de media invloed die zaken snel uitvergroot wat bijdraagt aan een bepaalde beeldvorming. Critici en nee stemmers krijgen ook altijd meer aandacht. (D66-Ven)

Partijen die vooral op de boodschap inzetten en te weinig scherpe uitspraken durven doen, worden vaak genegeerd door de pers (CDA-Ven, PvdA-Ven, D66-Ven). Respondenten erkennen wel dat het verkopen van de boodschap, al dan niet met snelle oneliners wel steeds belangrijker wordt, simpelweg om de onder de aandacht bij de mensen te blijven (CDA-Ven, PvdA-Ven).

Wij zijn weer te weinig met de inhoud bezig en veel meer met profileren. We zijn meer van als we wat bereikt hebben dan is het goed en dan weten de mensen het wel. Nee, de mensen weten het dan niet meer. Je moet ook energie steken in het verkopen dat je wat bereikt hebt, dan doen wij niet of te weinig. (PvdA-Ven)

Een strategie om hiermee om te gaan is zelf bepaalde items of thema’s als speerpunt aannemen en deze met scherpe uitspraken en andere acties onder de aandacht te brengen, dan gaat de pers dat vanzelf met jouw partij associëren (D66-Eh, D66-Ven, SP-Ven).

Dat is niet om je profileren, dat komt omdat het bij ons profiel past. Op het moment dat wij dan doorhebben wij zijn de eerste of de enige in de raad die daar zo duidelijk en zo scherp inzitten, dan maak je daar een extra aandachtsonderdeel van.

50 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

(D66-Eh)

Respondent D66-Eh geeft aan dat fracties zich moeten trainen in het omgaan met de pers, omdat dit niet vanzelf komt. Respondent LE-Eh geeft aan dat een partij de pers kan opzoeken als die in de raad niet verder komt op een bepaald thema. Door dan in de pers scherpe uitspraken te doen, worden collega’s wakker en komen ze in actie. De media inschakelen kan dus actie in de raad forceren. Het middel moet wel met beleid en mate gebruikt worden om het meeste impact te hebben.

Moderne communicatiemiddelen Internet en met name websites kunnen worden gebruikt om grote hoeveelheden informatie op makkelijke wijze beschikbaar te maken voor burgers en (potentiële) kiezers. De informatie kan zeer snel beschikbaar worden gesteld en er kan interactief op gereageerd worden vanachter de computer. Het is dus een medium om je politieke voelsprieten uit te zetten door reacties van de achterban te verzamelen. Partijen kunnen dus snel informatie beschikbaar stellen die zij voor hun achterban beschikbaar willen stellen en ze kunnen die informatie zonder kleuring van de media overbrengen. Een nadeel is dat veel informatie die op het internet gegeven wordt lastig te controleren is op betrouwbaarheid en afzender, wat een probleem kan geven bij het scheiden van de kwalitatieve bijdragen van ongefundeerde haatmail. Daarnaast kan een goede bereikbaarheid ook betekenen dat partijen overspoeld worden met e-mails en andere berichtjes waarop de zenders een net antwoord verwachten, terwijl de partij niet in staat is die hele stroom aan te kunnen. Lang niet het hele electoraat is vertegenwoordigd op internet; nog steeds zijn er hele groepen mensen die nauwelijks of nooit een website bezoeken of een mailaccount hebben (Boogers en Voerman, 2005). Sinds 1994 gingen de landelijke partijen allemaal één voor één online en startten een eigen website. De linkse partijen namen het voortouw. De partijsites worden niet alleen door de eigen achterban bezocht. De partijsites zijn geen vervangers van de traditionele media, ze vullen elkaar aan. De positie van de partij elite kan worden versterkt door het controleren van de content van de partijwebsite en het gericht sturen van informatie die de partijtop wenselijk acht en het wegfilteren van onwenselijke informatie en standpunten. Anderzijds kan er ook een democratiserende werking binnen de partijorganisatie van uitgaan als de partij elite de controle op informatie niet naar zich toetrekt. Leden kunnen dan makkelijker hun afwijkende mening kenbaar maken binnen de partijgelederen, maar ook daarbuiten. Als het nodig is, kunnen ze dat zelfs buiten de partij elite om doen. Oppositionele geluiden binnen en buiten de partij kunnen via internetcampagnes de koers van een partij beïnvloeden. Sommige partijen, zoals Groenlinke en D66, stimuleren dit zelfs. Partijen

51 Masterthesis tussen Bestuur en Burger proberen in toenemende mate hun ledenbestand aan te vullen met mailadressen, zodat de omslachtiger communicatie via papier en post verminderd of opgeheven kan worden. De grote partijen CDA en PvdA lopen daarin iets achter bij de andere landelijke partijen. Binnen deze partijen ligt het aantal leden dat gewend is via traditionele middelen te communiceren hoger dan bij de rest. SP heeft vanaf 2000 zelfs gratis internet aangeboden aan leden om meer leden online te krijgen. Mailinglijsten worden door partijen gebruikt om nieuwsbrieven, aankondigingen en de mening van de partij over recente ontwikkelingen aan de leden kenbaar te maken. Meer toegespitste mailinglijsten verbinden leden met elkaar die een gezamenlijke interesse of partijactiviteit delen, zoals districtsvoorzitters of lokale bestuurders. Mailinglijsten worden in verkiezingstijd natuurlijk extra gebruikt om informatie door te geven en mensen te mobiliseren voor campagneactiviteiten. Er wordt ook gebruik gemaakt van voor het algemeen publiek afgesloten websites of delen van websites om interne informatie beschikbaar te stellen en ervaringen uit te wisselen (Boogers en Voerman, 2005). De meeste partijen hebben ook een website waar in ieder geval een paar leden erg actief mee zijn en via massamails worden leden van activiteiten op de hoogte gesteld (CDA-Eh, CDA-Ven, PvdA-Eh, PvdA-Ven, D66-Eh, D66-Ven, SP-Ven, LE-Eh, LD-Ven, R82-Ven) en persoonlijk mail wordt gebruikt voor individueel contact (CDA-Eh, CDA-Ven, PvdA-Eh, PvdA-Ven, D66-Eh, D66-Ven, SP-Eh, SP-Ven, LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven). Hoe goed de website wordt bijgehouden hangt vooral af van het enthousiasme van de fractieleden en partijleden. Respondent CDA-Eh geeft aan dat op de website van zijn partijafdeling de landelijke feeds nogal eens de lokale feeds verdringen. Respondenten CDA- Ven en PvdA-Ven geven aan dat het (nog) niet gebruikelijk is om leden te informeren welke onderwerpen binnen de raad besproken gaan worden in een gegeven maand. PvdA-Eh geeft aan dat informatie over de raadsagenda ook gewoon op de site van de gemeente te vinden is. Respondent LE-Eh vertelt dat hij de partijwebsite offline heeft gehaald en dat hij liever met een partij Facebook account werkt, omdat die makkelijker te bereiken is. Toch is hij voorzichtig, omdat hij nog bezig is dit allemaal vorm te geven. Respondent SP-Ven voegt daar eigenlijk aan toe dat de kracht van herhaling niet onderschat moet worden. Herinnering mailtjes sorteren effect, evenals via verschillende kanalen je boodschap sturen.

Nieuwe communicatiemiddelen Sociale media zijn niet perse positief (democratiserend) of negatief (vervlakkend), maar voegen een nieuw element aan de dynamiek van het politieke debat toe. Sociale media worden gevoed door de gebruikers, niet door een professionele redactie. De kracht ligt niet bij het directe bereik zoals bij krant, radio en televisie, maar bij het indirecte bereik. Als iemand je bericht of profiel

52 Masterthesis tussen Bestuur en Burger interessant vind, bereik je via diens vrienden, contacten en volgers weer een heel nieuwe groep mensen, omdat zij het met hun netwerken delen. Niet de kwaliteit, maar populariteit van een boodschap is doorslaggevend. Sites als YouTube en Google versterken dit effect door de populairste feeds prominenter in beeld te brengen. Het nadeel van Social media is dat het de minder populaire feeds bij voorbaat uit beeld filtert, waardoor de berichtgeving eenzijdig kan worden. Aan de positieve kant staat een grote mate van interactiviteit, die contact met de ontvangers van je berichten mogelijk maakt. De traditionele media nemen steeds vaker interactieve elementen over. Landelijk politici gebruiken de social media vooral nog als zendmethode; een verticale manier van communiceren. De burger en blijkbaar veel lokale politici gebruiken de social media meer als interactieve instrumenten; dus een horizontale manier van communiceren. Partijen zouden beter gebruik kunnen maken van Social Media door ze serieus te nemen en er beleid op te maken binnen de partijafdeling. Gerichte deelname aan de sociale netwerken kan bijdragen aan het versterken van vertrouwen van burgers in de politiek. (Leyenaar, Van Wijngaarden en Rien Fraanje, 2012). De Social Media zijn nog relatief nieuw terrein voor de meeste politieke partijen, al hebben de meeste fracties wel Facebook en Twitter accounts en het zijn dan vooral jongere leden die hiermee aan de slag gaan (CDA-Eh, CDA-Ven, PvdA-Ven, D66-Eh, SP-Eh, SP-Ven, LD-Ven, R82-Ven). Naast fracties als geheel maken individuele leden binnen de fracties gebruik van Facebook en Twitter (Alle repondenten). Politici geven aan dat zijzelf en collega’s beter niet met social media kunnen werken als het hen niet ligt, of als ze er te weinig tijd voor hebben, want dan kan het zich tegen je keren (CDA-Ven, SP-Eh). Respondent CDA-Ven merkt op dat hij graag zou zien dat zijn fractie een beleid zou maken ten aanzien van de social media, zodat iedereen binnen de fractie volgens dezelfde afspraken werkt. Respondent PvdA-Ven zet haar vraagtekens bij de effectiviteit van social media als het gaat om het bereiken van leden en achterban. In haar ogen is het toch meer vluchtig contact dat geen blijvende support genereert. Respondent D66-Eh ziet op twitter steeds dezelfde personen terug die volgen en reageren. Dit is een kleine groep, dus ook volgens hem is het bereik daarmee niet heel groot. Respondent D66-Ven geeft aan vooral de social media (met name Linked-in) te gebruiken om met mensen die ook actief zijn in het bestuur of in de partij in contact te komen, minder met leden en achterban.

We hebben officieel ook een Facebook site, of hoe noem je dat, een Facebook pagina. Twitter hebben we ook, maar dat is minimaal. Dat willen we wel meer gaan doen, maar dat is nog niet echt van de grond gekomen. (LD-Ven)

53 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

4.3 Conclusie

Lokale partijen nemen de specifieke problemen waarmee hun gemeente te kampen heeft als speerpunten in plaats van landelijke ideologieën. Voor alle respondenten is het belangrijk om dichtbij de burger te staan, maar vooral om besluiten te nemen over zaken die de leefomgeving van mensen direct aangaan. De effectiviteit om dit doel te bereiken hangt vooral af van de mogelijkheid om een bestendig contact te leggen met burgers. Die burgers zijn in de beleving van de respondenten fel in het verwoorden van hun onvrede als ze de kans krijgen hun zegje te doen. Verschillende respondenten geven aan dat ze veel leren van hun ervaring als raadslid. Ze leren met name hun eigen stad veel beter kennen. Landelijke partijafdelingen hebben connecties met hun tegenhangers op hogere bestuurslagen en in andere gemeenten. Dit heeft voordelen in de vorm van een podium om lokale problemen op een hoger bestuursniveau aan te kaarten als dit nodig is. Daarnaast zijn uitwisseling van kennis en ideeën belangrijke voordelen, evenals kennis centra en organisatorische steun aan afdelingen. Lokale partijen moeten meestal alles zelf regelen en uitvinden en ze hebben meestal veel minder middelen tot hun beschikking, aangezien ze geen subsidie krijgen zoals landelijke partijen. De landelijke partijafdelingen hebben een herkenbaar profiel vanwege hun verbinding met een landelijke partij, waardoor makkelijk te zien is waarvoor ze staan. Anderzijds kan diezelfde connectie ervoor zorgen dat lokale afdelingen afgerekend worden op de besluiten in de landelijke politiek. De lokale partijen geven graag aan hier geen last van te hebben. Respondenten van landelijke partijen geven aan dat wellicht niet alle dossiers in hun ideologische raamwerk te duiden zijn, maar dat losse waarden uit de ideologie wel gebruikt kunnen worden om keuzes te maken op een dossier. Anderzijds wordt ook aangegeven dat rationaliteit en logica ook als belangrijke steunpilaren worden gezien, vooral door de lokale partijen. De landelijke afdelingen hebben niet het idee dat ze teveel gehinderd worden door hun affiliatie met de landelijke partij, terwijl de lokale partijen dat juist als hun grootste mankement zien. Het is duidelijk dat lokale afdelingen sterk met hun landelijke partij worden geassocieerd. De lokale partijen hebben juist moeite een herkenbaar profiel te presenteren. Leden begrijpen de keuzes die hun partij maakt sneller dan de achterban dat doet. Dat iemand deel van je achterban uitmaakt, geeft geen zekerheid dat die persoon ook op de partij zal stemmen, maar weet de partij meestal wel te vinden voor vragen en klachten. Er wordt nog veel gecommuniceerd met leden en achterban via telefoon en simpelweg een persoonlijk gesprek. Vooral binnen de eigen sociale netwerken en sympathisanten binnen de achterban. Verschillende partijen hebben nog een papieren versie van hun partijblad, naast een digitale versie. De politici hebben over het algemeen lastige verhouding met kranten en televisiezenders. Sommige respondenten vinden

54 Masterthesis tussen Bestuur en Burger het vervelend dat de pers alleen de scherpe uitspraken oppikt, terwijl de ander juist gebruik maakt van dit gegeven en hun uitspraken wat aanscherpen en proberen ze effectief te timen. Er wordt wel erkend dat in de picture blijven bij de pers er voor zorgt dat je ook in het gezichtsveld van de burger blijft. De pers tegemoet treden is iets dat een politicus moet leren en waar het beste als fractie een blauwdruk voor kan worden afgesproken. Als een partij weet wat ze doet, zou ze de pers kunnen gebruiken als wapen. De partijen stoeien nogal om hun websites goed bij te houden en hun ledenbestanden up to date te houden. De ene partijafdeling doet het beter dan de andere, maar het succes hangt af van de inzet van actieve leden om het bij te houden en de wil van de leden en achterban om gebruik te maken van de site. Mailcontact wordt naar de leden vooral massaal ondernomen, om ze op de hoogte te houden van belangrijke zaken zoals ledenvergaderingen en activiteiten van de partij. Het gebruik van social media is bij de politici nog relatief nieuw terrein en hoewel de ene politicus het makkelijker oppikt dan de andere, is er geen partijafdeling die een uitgedacht beleid heeft hoe er als fractie of afdeling mee om te gaan. Er wordt door de respondenten getwijfeld of de social media wel echt iets opleveren voor de partij, aangezien de groepen volgers vaak klein zijn en die ook al in andere netwerken van de partij zitten.

55 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Hoofdstuk 5. De politicus als schakel tussen bestuur en burger

In dit hoofdstuk komt de invulling van de rol als volksvertegenwoordiger aan bod, evenals de visie op partijdiscipline. Eerst wordt gekeken naar de archetypen raadsleden en vervolgens naar hoe de politici zichzelf zien, dit leidt tot de volgende deelvraag:

Hoe zien de politici hun rol als volksvertegenwoordiger op de schaal van Pitkin en welke rol speelt partijdiscipline voor hen?

Daarna wordt uiteengezet hoe de respondenten de rol die politieke partijen als schakel tussen bestuur en burger zien ontwikkelen en wat daar in hun ogen aan zou moeten veranderen en dat leidt tot de volgende deelvraag:

Welke veranderingen zouden politici zelf graag willen doorvoeren om hun rol als schakel tussen bestuur en burger te bestendigen?

5.1 Type raadsleden

Omdat een raadslid een beperkte hoeveelheid tijd tot diens beschikking heeft, richten de meeste raadsleden op zich meer op bepaalde aspecten van het raaslidmaatschap, zoals contact met burgers onderhouden of juist expertise opbouwen op een bepaald type dossiers. Er zijn ruwweg drie archetypen raadsleden te onderscheiden; bestuurders, ombudslieden en partijpolitici. Bestuurders zijn het meest thuis in de raadszaal. Ze proberen de belangen van de stad als geheel te behartigen en hebben de nodige dossierkennis. Ze komen echter zelden in contact met mensen op straat. Raadsleden van Groenlinks en de kleine christelijke partijen vindt je hier relatief veel. Ombudslieden blinken juist uit in het contact onderhouden met burgers en ze zijn erg gevoelig voor wat de mensen dwarszit en aandragen, vaak duiken ze in de details. Hierdoor lopen ze het risico opportunistisch of populistisch te worden, of op zijn minst als zodanig te worden afgeschilderd. Raadsleden van het CDA, de SP en de lokale partijen zijn sterk vertegenwoordigd. De partijpolitici nemen de uitgangspunten van hun partij als grootste goed en zijn fel in het politieke debat en het werven van mensen voor hun ideeën. Ze lopen het risico teveel in ideologie vast te raken en zo verwijderd te raken van de niet-ideologische realiteit. Raadsleden van PvdA, SP en VVD zijn vaker dan anderen hier te vinden (Boogers, 2007). D66 is niet genoemd, maar te verwachten valt dat het aantal raadsleden

56 Masterthesis tussen Bestuur en Burger dat als ‘bestuurder’ zou kwalificeren het hoogst is, gevolgd door partijpolitici en daarna ombudslieden. De drie typen komen overeen met punten op de theoretische driehoek uit hoofdstuk, gebaseerd op Pitkin’s Mandate-Independance controverse. De bestuurders zijn de meest onafhankelijke raadsleden, terwijl de ombudslieden juist uitgaan van het kiezersmandaat. Daarbij moet wel aangetekend worden dat ombudslieden niet perse alleen naar de klachten en wensen van de eigen achterban luisteren, deze worden uit de hele gemeente opgehaald, onafhankelijk van wie ze aandragen. In de interviews is gevraagd naar hoe de respondenten zichzelf zien op de schaal van Pitkin.

Belangen behartigen Achter elke beslissing in de raad liggen belangen verborgen en het is goed je af te vragen welke belangen dit zijn en welk belang uiteindelijk gediend wordt (CDA-Eh). Een politicus probeert toch rekening te houden met de mensen die op hem of haar gestemd hebben, zonder dit tot cliëntalisme door te voeren (CDA-Ven). Het gevaar bestaat dat als er teveel op de rol van belangbehartiger gespeeld wordt, de raad polariseert, waardoor het lastiger wordt om beslissingen te nemen voor de hele stad (CDA-Eh, LD-Ven). Het belangen behartigen komt vaak naar voren bij spontaan ontstane problemen, die niet in partij programma’s zijn opgenomen (SP-Ven). PvdA-Eh geeft mee dat binnen een fractie er wel mensen zijn die zich richten op bevolkingsgroepen, zoals bij van oorsprong allochtone fractieleden. Respondent R82-Ven geeft aan dat de wortels van zijn partij in een bepaald stadsdeel liggen, maar dat daarmee zijn ogen niet gesloten zijn voor mensen uit de andere stadsdelen:

Kijk we zijn natuurlijk een partij die onderdeel uitmaakt van Groot Venlo, maar onze roots liggen en zullen ook altijd blijven liggen in Tegelen. Ik verloochen onze afkomst ook niet. Dat zeg ik ook vaak in de raad. Dat wil nog niet zeggen dat we over de andere punten geen mening hebben. Daar proberen we ook zoveel mogelijk op te anticiperen. Maar onze roots liggen in Tegelen en die zullen ook altijd in Tegelen blijven liggen, met het oog natuurlijk op de verdere ontwikkelingen. Als mensen uit Belfeld of Blerik mij gebeld hebben met zaken, ga ik niet zeggen ‘jullie horen bij Blerik, dus bekijk het maar’. (R82-Ven)

Ben je een politieke partij, dan heb je dus je statuten en iedereen weet waar jij voor staat en dat je dan bepaalde groepen hebt, die zich daarin herkennen. Dat heb ik niet. En of het nu de mensen uit de onderste laag van de bevolking zijn, of de mensen uit de bovenste laag van de bevolking is; ik vind

57 Masterthesis tussen Bestuur en Burger als iemand onrecht wordt aangedaan, dan moet je een klein beetje je idealen aan de kant zetten, als je vecht tegen armoede bijvoorbeeld. Als het toevallig de rijke is, die onrecht wordt aangedaan, dan moet je daar ook voor opstaan. En dan kan je niet zeggen, ‘maar dat is niet mijn clubje, waar ik eigenlijk voor ben’. (FPS-Eh)

Trustee De algemene belangen van de stad behartigen vergt een aanpak gebaseerd op inhoud en idealen. Een politicus heeft een idee van hoe hij of zei graag zou willen dat de stad er uitziet en daar baseer je keuzes op. Het nemen van impopulaire maatregelen hoort daarbij (PvdA-Ven, D66-Eh, D66- Ven, LD-Ven). Een partijprogramma legt inherent al meer nadruk op de visie die een partij op de stad heeft (SP-Ven). Dit betekent in plaats van particuliere belangen juist de belangen van de stad als geheel behartigen, of op zijn minst de belangen van mensen los van achtergrond of bevolkingsgroep (SP-Ven, LE-Eh, FPS-Eh, R82-Ven).

Ik opereer voornamelijk als Trustee. Werken ten behoeve van het algemeen belang en minder voor een doelgroep/ kiezers achterban. Je hebt natuurlijk wel een bepaalde affiniteit met beleidsterreinen. Daar heb je extra aandacht voor en daar ik ook je netwerk meer op gericht. (D66-Ven)

De politici worstelen in meer of mindere mate met de vraag of ze meer trustee of belangenbehartiger zijn. De meeste respondenten zien het belang van beide elementen, maar maken bijna allemaal wel een keuze. Respondent LD-Ven geeft aan die spanning tussen beide kanten zeer sterk te voelen. Omdat hij graag voor de partij een lange termijnvisie wil formuleren en de belangen van de hele gemeente wil dienen in plaats van alleen de eigen achterban. Niet iedereen binnen de partij is het daarmee eens. Dat levert weleens frictie op. SP-Eh en LE-Eh zitten op middenpositie tussen Bestuurder en Ombudsman in. Ze hechten veel belang aan het contact met de burger en het ophalen van hun zorgen en klachten, maar willen ook ferm zijn in het nee zeggen tegen burgers als ze vinden dat een wens van burgers het algemeen belang schaadt.

Ik ga een politiek antwoord geven, want ik heb een beetje van allebei. Je hebt een beetje van die belangenbehartiger omdat je opkomt voor en met de mensen. Dat betekent niet: u vraagt en wij draaien. Dat is wel een belangrijk verschil denk ik. (SP-Eh)

58 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

De drang om naar burgers te luisteren is groot onder de respondenten. De lokale partijen leggen de nadruk op de signalen uit de stad oppikken en ook bij de SP en in mindere mate bij de PvdA zie je dit terug. Hoewel maar één partij aangeeft echt in de eerste plaats voor de eigen thuisbasis op de bres te staan, wordt er wel bij aangegeven dat mensen uit andere delen van de gemeente welkom zijn. Het behartigen van de belangen van burgers brengt raadsleden in ieder geval in contact met burgers. Als dit leidt tot meer dan alleen klagen bij een raadslid dan kan dit de schakelfunctie van politieke partijen helpen versterken en het vertrouwen tussen burger en politicus versterken. De trustee of bestuurder heeft het veel lastiger om dat contact te leggen, maar is wel in staat de grote lijn te zien. De respondenten die voor deze aanpak kiezen geven ook aan dat ze een sterk partijprogramma en een duidelijk ideologisch profiel daarbij vinden horen (PvdA-Ven, D66-Ven, SP- Ven). Niet zomaar beleid uit je duim zuigen, maar baseren op heldere idealen en inhoud. Hier komt een sterke invloed van partijpolitici uit naar voren of in ieder geval het gevoel dat het trusteeschap en partijpolitiek sterk samenhangen.

5.2 Partij- en fractiediscipline

Er zijn in de literatuur twee visies op de wenselijkheid van fractiediscipline. Enerzijds de afkeer ervan, die de nadruk legt op zo individueel mogelijk gekozen volksvertegenwoordigers, ieder met een duidelijk mandaat van de kiezers. Zo zouden ze meer aan hun achterban gebonden zijn en minder stemvee vormen voor hun partij. Anderzijds staat de visie dat een parlement of gemeenteraad onstuurbaar wordt als ieder raadslid een eigen koers vaart. Het zouden in ieder geval hele lange raadsvergaderingen worden. De begrippen cohesie en discipline worden gebruikt om positieve en negatieve aspecten van partijdiscipline en fractiediscipline te duiden. Cohesie staat daarbij voor een eensgezindheid die fractieleden op het gebied van ideologie en beleidsvoorkeuren delen. Die cohesie ontstaat omdat mensen zelf bij een partij aansluiten vanwege een affiniteit met de partijideologie of het partijprogramma. Andersom zoekt een partij ook naar mensen die bij hun profiel passen en kan de partij mensen weren die er een totaal andere visie op na houden. Bij onderwerpen die minder sterk aan de ideologie zijn af te meten, is er meer ruimte voor discussie binnen de fractie en zelfs de mogelijkheid om als raadslid in de raad anders dan de fractie te stemmen. Toch geldt in de meeste gevallen dat naar buiten toe een eenduidig fractiestandpunt wordt aangehangen. Een factor van betekenis bij cohesie binnen de fractie is het vormen van specialismen bij fractieleden. Omdat het steeds lastiger wordt voor een volksvertegenwoordiger om

59 Masterthesis tussen Bestuur en Burger op alle beleidsterreinen een uitgesproken en onderbouwde mening te hebben, wordt het fractiestandpunt vaak in grote mate door de specialisten bepaald. Discipline is een middel om binnenskamers de neuzen een kant op te dwingen. Die dwang is wat het onderscheid van cohesie. De middelen die de fractieleiding kan toepassen zijn vooral gelegen in de kansen die raadsleden krijgen om hun politieke carrière te ontplooien. Daarnaast is het op een verkiesbare plaats komen in de volgende verkiezingen een middel om iemand te chanteren. In onderzoeken naar Kamerleden komt naar voren dat sinds de jaren zeventig Kamerleden zich in steeds grotere mate verplicht voelen het partijstandpunt te volgen, in tegenstelling tot hun eigen mening. De belangrijkste gegeven reden daarvoor is dat Kamerleden vinden dat ze niet individueel gekozen zijn, maar als onderdeel van een partij met een vastgesteld programma en aan de hand daarvan gedane beloften. De overgrote meerderheid van hen stelde in 2001 dat het volgen van de partijlijn de regel zou moeten zijn. Gewetensbezwaren of principiële gronden kunnen reden zijn om afwijkend te stemmen, maar de consensus is dat dit zelden voor zou moeten komen. Fractiediscipline zorgt voor een eensgezind beeld naar de buitenwacht toe, waarbij andere partijen even belangrijk zijn als de kiezers. Het kan juist ook de fracties dwingen tot discussie, omdat er een eenduidig standpunt moet worden uitgedragen. Anderzijds kan het afdwingen van de eenheid juist de discussie in de weg staan, omdat de partijleiding geen tegenspraak duldt. Het beeld over fractiediscipline als onwenselijk wordt hier bijgesteld, omdat ‘weten wat je aan een partij hebt’ wel als belangrijk wordt gezien (Thomassen en Andeweg, 2005).

Drie vormen van partijdiscipline Als het begrip discipline als neutraal begrip gebruikt wordt, kun je in wezen drie vormen van partijdiscipline onderscheiden. In de eerste plaats persoonlijke partijdiscipline. Het is in bovenstaand stuk al naar voren gekomen dat mensen kiezen voor een bepaalde partij omdat ze het op zijn minst grotendeels met de standpunten van de partij eens zijn. Als persoon die de politiek in wil kies je zelf al voor een partij met een bepaald gedachtegoed. Als je steeds tegen dat gedachtegoed ingaat, waarom zou je dan lid zijn van die partij (D66-Eh, SP-Eh, LE-Eh). Als iemand niet van plan is achter de partij te scharen en zijn of haar eigen koers te varen, dan wekt dat de schijn van opportunisme. Op de tweede plaats is er de interne partijdiscipline, die overeenkomt met in de literuur als discipline wordt aangeduid. Het gaat hier om de vrijheid die fractieleden hebben om hun inbreng te geven en in hoeverre die meeweegt in het uiteindelijke bepalen van een fractiestandpunt. De respondenten geven aan dat mensen binnen de fractie vrij zijn om hun mening te geven, maar dat de meerderheid van de fractie uiteindelijk beslist. Het is belangrijk voor de respondenten dat partijdiscipline niet gebruikt wordt om mensen de mond te snoeren of een mening in de maag te

60 Masterthesis tussen Bestuur en Burger splitsen (PvdA-Eh, PvdA-Ven, D66-Eh, D66-Ven, SP-Ven, LE-Eh).

Nou partijdiscipline, ik noem dat meer, het neigt naar het polit-achtige gebeuren, politbureau. Nee, daar houd ik niet zo van. We zijn vrije jongens tussen aanhalingstekens. We hebben allemaal een beetje dezelfde gedachtegang. (LE-Eh)

Het is duidelijk dat deze vorm van partijdiscipline de negatieve gevoelens omtrent het begrip aanwakkeren. Uit de interviews blijkt dat de lokale partijen nogal eens het gevoel hebben dat bij de partijafdelingen van landelijke partijen nogal eens druk uitgeoefend wordt op de fractie om een bepaald fractiestandpunt uit te dragen door de partijleiding. Andersom zijn het de landelijke partijen die aangeven dat ze juist veel waarde hechten aan een intern democratische standpuntvorming. Ieder fractielid kan daarbij diens eigen inbreng hebben en de meerderheid van de fractie beslist. Een en ander kan af hangen van de persoonlijkheden binnen de fractie. Als fractieleden onderling goed met elkaar door een deur kunnen, zal de bereidheid om elkaar te steunen groter zijn dan wanneer dit niet zo is. Daarnaast zal een sterke persoonlijkheid vaker en makkelijker een standpunt door de fractie heen kunnen loodsen. Dit hoeft niet perse samen te hangen met wie de fractie aanvoert. De derde vorm van partijdiscipline is externe partijdiscipline. Dit komt overeen met het gebruik van het begrip cohesie. Dit bepaalt in hoeverre fractieleden verplicht zijn het fractiestandpunt naar buiten toe uit te dragen en of ze er vanaf mogen wijken. Naar buiten toe willen fracties graag één standpunt uitdragen, los van de vraag hoe een fractiestandpunt tot stand komt,. Dit om de betrouwbaarheid en stabiliteit van de fractie richting hun collega’s en de kiezers te bewaren. Een partij heeft immers beloften gemaakt bij monde van het partijprogramma en eventueel een coalitieakkoord. Als daar stelselmatig van af wordt geweken, levert dit scheve gezichten op en mogelijk schade voor de partij. Daarnaast is het niet erg collegiaal naar de woordvoerder van je fractie om onaangekondigd opeens van het fractiestandpunt af te wijken (CDA- Eh, CDA-Ven, PvdA-Eh, D66-Ven, SP-Ven, LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven, R82-Ven).

We hebben wel een redelijke fractiediscipline. Dat we in de fractievergadering standpunten bediscussiëren en op het moment dat daar een meerderheid voor is, dan is dat wel het standpunt van de fractie. Dan wordt je wel geacht daar in mee te gaan. Tenzij we vooraf afspreken dat je een eigen visie mag uitdragen. (PvdA-Eh)

61 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

We zullen er alles aan doen om één gezicht naar buiten te hebben, dat is zeker zo. Maar het kan in gevallen zo zijn dat het niet is. Als iets echt tegen de beginselen van iemand aanbotst, dan zullen we dat zeker toelaten. Maar ik vind het niet slim, ook niet naar de achterban toe. Naar de achterban niet en ook naar de politiek toe. Omdat het verdeeldheid laat zien en dat betekent toch dat je niet altijd weet wat je aan zo’n partij hebt. (LD-Ven)

De meeste fracties zien externe partijdiscipline als iets positiefs, of op zijn minst een noodzakelijk kwaad. De betrouwbaarheid en reputatie van de fractie staat op het spel. Dit geldt voor zowel naar de andere fracties in de raad toe, als naar de leden en achterban. De landelijke partijen hebben een sterk ideologisch profiel en als fractieleden daar teveel van af gaan wijken in hun stemgedrag wekt dit irritatie op bij de achterban en andere fracties. Dit omdat men verwachtingen heeft op basis van de ideologie die de fractie aanhangt. De landelijke partijen worden dus bekeken vanuit een hoge mate van voorspelbaarheid van stemgedrag in de raad. De lokale partijen hebben vaak het tegenovergestelde; door het ontbreken van een duidelijke ideologie is het heel lastig in te schatten hoe zo’n fractie gaat stemmen. Het imago van deze partijen is vaak opportunistisch en particularistisch. In zo’n geval heeft een partij een achterstand als ze iets wil bereiken in de raad. Door consequent te zijn in het stemgedrag kan dit imago veranderen naar dat van serieuze gesprekspartner. Er zijn situaties waar een individueel raadslid los kan stemmen van zijn of haar fractie. Dit zijn meestal kwesties die het geweten van het raadslid bezwaren (CDA-Ven, PvdA-Eh, PvdA-Ven, SP-Eh, SP-Ven, LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven, R82-Ven). Een principe kwestie kan tot afwijkend gedrag leiden, zolang het niet aan de grondbeginselen van de partij komt (PvdA-Eh, SP-Eh). Respondent R82-Ven geeft aan dat het wel belangrijk is in de fractie aan te geven dat je anders wil stemmen en in de raad uitlegt waarom je anders stemt dan de fractie. Het is dus vooral belangrijk te voorkomen dat er de schijn van willekeur wordt gewekt en dat wordt bereikt door de afwijkende stem te beargumenteren en zeldzaam te gebruiken.

5.3 Toekomst

Tijd maken om burgers in gesprek te gaan Er ligt een spanningsveld tussen de tijd die raadsleden aan hun dagelijkse baan besteden en aan hun raadswerk. Nu is het zo dat raadsleden die een fulltime baan hebben, simpelweg te weinig

62 Masterthesis tussen Bestuur en Burger tijd overhouden om naast dossiers lezen en vergaderingen bijwonen ook nog contacten met de samenleving op te bouwen en onderhouden (CDA-Ven, PvdA-Eh, R82-Ven). Er gaan stemmen op onder de respondenten om er een betaalde baan van te maken. Ze zien dit als wenselijk om het raadswerk goed te kunnen uitvoeren, omdat je naast een volle baan te weinig tijd overhoudt (R82- Ven). Een andere optie is de partijafdelingen te professionaliseren. Dat houdt in dat er meer fractieondersteuners worden aangesteld die het papierwerk doen, zodat de raadsleden meer tijd hebben om contact te onderhouden met de inwoners van de gemeente (PvdA-Eh). Respondent FPS- Eh doet al haar raadswerk alleen en daardoor houdt ze heel weinig tijd over om er dingen naast te doen. Veel respondenten geven aan dat als ze meer tijd hadden, ze zoveel mogelijk mensen zouden willen ontmoeten en ermee in gesprek gaan en blijven. Daarnaast beseffen de respondenten dat dit tweerichtingsverkeer moet zijn (CDA-Eh, PvdA-Ven, D66-Ven, SP-Eh, SP-Ven, LE-Eh, FPS-Eh, LD-Ven, R82-Ven). Dus niet alleen luisteren naar of spreken tegen burgers, maar als gelijken met elkaar in gesprek gaan. Daarnaast niet vergeten dat je volksvertegenwoordiger bent en dus niet een extra ambtenarenlaag vormen, maar steeds in het achterhoofd houden wat de inwoners van de gemeente eraan hebben (PvdA-Eh). Respondent LE-Eh stelt voor om meeloopdagen te organiseren, dat mensen kunnen zien wat een raadslid allemaal doet. Communicatie met burgers is dus een terrein waar volgens een aantal respondenten veel te winnen valt. Simpelweg het gesprek aangaan met de burger en daarbij herkenbaar voor de dag komen, informatie geven en vertrouwen wekken (CDA-Eh, CDA- Ven, SP-Eh, FPS-Eh). Toegankelijk zijn en snel reageren op bijvoorbeeld mailtjes, ook als je het niet met elkaar eens bent, al is het alleen maar om vertrouwen bij die mensen op te bouwen (CDA-Ven, D66-Eh, SP-Ven, LE-Eh). Belangrijk is daarbij om de zorgen op te pikken van mensen (LE-Eh). Je kunt niet alles voor mensen oplossen en dat kan frustrerend zijn en zelfs reden zijn voor mensen om af te haken (LD-Ven). Door aan mensen uit te leggen waarom na het afwegen van alle belangen een specifieke beslissing is genomen, laat je zien dat je mensen serieus neemt en dat je weet wat zij belangrijk vinden (CDA-Eh, LE-Eh, LD-Ven). Respondent LE-Eh geeft aan dat je dat ook moet dan als je standpunt het niet gehaald heeft en ziet dat het uitleggen van beslissingen veel te weinig gebeurt. Daar is Respondent R82-Ven het grondig mee eens.

Ga terug naar de basis. Ga de burger erbij betrekken. Al die grootschalige projecten dat heeft nergens invloed op. Dan zegt de politiek ‘wij moeten die beslissing nemen’. Luister naar de signalen van de mensen. (R82-Ven)

Sommige respondenten zien er ook wel heil in om de nieuwe communicatiemiddelen eigen te

63 Masterthesis tussen Bestuur en Burger maken om de communicatie met burgers te vergroten (CDA-Eh, D66-Ven, LE-Eh). Tijd is dus schaars en de noodzaak wordt ervaren om meer met burgers in contact te treden, om zo de schakelfunctie tussen burger en bestuur te versterken. Er is echter geen eenduidig beeld onder respondenten hoe dit in de praktijk moet werken. Er is winst te behalen door te selecteren met welke burgers je in gesprek wilt gaan en welke communicatiemiddelen daar het meest geschikt voor zijn. Daarnaast lijkt het nuttig binnen de fractie afspraken te maken over de verdeling van taken als het gaat om contact met burgers. De SP schakelt op grote schaal vrijwilligers onder de leden in om deur aan deur met mensen in gesprek te gaan in de wijken. De vraag is of dit haalbaar is voor alle partijen en hoeveel het oplevert, maar door op straat te komen wordt de herkenbaarheid van de partij wel vergroot. Daarnaast biedt het een mogelijkheid om met burgers in contact te komen buiten de media om.

Nieuwe sociale verbindingen en zelfredzaamheid Er komen steeds meer nieuwe vormen van verbondenheid op die niet meer volgens de oude vormen van partijen, verengingen en stichtingen te duiden zijn. Organisatievormen zonder duidelijke vaste structuur en vaak van ‘onderaf’ aangestuurd. De overheid zou daar niet bang voor moeten zijn, maar er juist op aanhaken en proberen te faciliteren (CDA-Eh, PvdA-Ven, D66-Ven, LD-Ven). In veel gevallen kunnen burgers elkaar veel sneller vinden en iets organiseren dan politieke partijen als ze een actie op willen zetten (SP-Ven). Dit is simpelweg een uiting van de samenleving zoals die vandaag de dag functioneert. Sociale verbindingen zijn vaker op informele basis en tijdelijk van aard. Politieke partijen en verenigingen zijn juist formele organisatievormen die commitment voor langere tijd vragen. De keerzijde van de nieuwe samenwerkingsverbanden is dat ze veel meer minder bestendig zijn dan de instituties die ze langzaam aan het vervangen zijn. Hierdoor ontstaat de dreiging dat burgers op een bepaald moment nergens meer houvast aan hebben (CDA-Eh). Dit geldt met name voor mensen die opgegroeid zijn binnen die oudere instituties. Een ander gevaar is dat met het groeien van het aantal partijen dat aan verkiezingen meedoet en uiteindelijk minstens een zetel haalt, het steeds lastiger wordt om coalities te vinden die een werkbaar bestuur kunnen vormen. Een hogere kiesdrempel zou het aantal partijen doen verminderen (CDA-Ven). Als partijen niet willen fuseren zouden ze altijd nog op bijvoorbeeld een 10punten plan kunnen samenwerken (SP-Ven). De politiek ziet zichzelf dus ook verbrokkelen en dat kan besturen lastig maken, vooral vanwege de problemen die het oplevert bij het vormen van coalities. Daarnaast verlaagt het de daadkracht van politieke partijen, omdat ze te klein gaan worden om een vuist te maken. Hierdoor kan het vertrouwen in de politiek verder dalen. Een van de genoemde uitgangspunten tot verbetering van de positie van politieke partijen tussen bestuur en burger is om te faciliteren dat mensen meer zelf mogen doen. Dat mensen het vertrouwen en de middelen krijgen van de politiek om hun eigen

64 Masterthesis tussen Bestuur en Burger leefomgeving vorm te geven en daarmee die mensen zelf ook actief te maken. Niet alle initiatieven zullen slagen, maar daar waak de overheid juist over (CDA-Eh, D66-Eh, LD-Ven). Er gebeurt in de lokale politiek al heel veel, met inspraakprocedures en contact en overleg met inwoners (D66-Ven). Respondent PvdA-Ven draagt aan dat een echte verandering vanuit de mensen moet komen, niet vanuit de politiek. De politiek ziet namelijk de fouten in het systeem waarbinnen ze zelf functioneert veel slechter dan iemand van buitenaf. Ze denkt wel dat de burger een verandering zal gaan afdwingen. Respondent LD-Ven ziet die ontwikkeling ook en verwacht dat die vooral lokaal zal plaatsvinden, omdat daar een podium is dat burgers kunnen en durven beklimmen.

5.4 Conclusie

De respondenten willen graag het beste voor hun stad doen en eigenlijk alle inwoners van de gemeente bedienen. De trustee of bestuurders zijn hier het beste in. Toch zijn zij niet degenen die het makkelijkst contact leggen. Partijpolitici komen meer in contact met burgers, maar meer als zender dan echt gesprekspartner. Veel respondenten zien een solide partijprogramma en herkenbare ideologie als onmisbaar om de burger te bereiken. Ombudslieden hebben de beste papieren als het gaat om contact met burgers. Het zijn meestal lokale partijen die goed zijn in contact leggen en structureel onderhouden met burgers. Zij missen juist de herkenbaarheid van de landelijke partijen, waardoor wellicht meer burgers bij de verkiezingen toch voor een landelijke partij kiezen. Beide typen raadslid kunnen dus wat van elkaar leren. Het woord partijdiscipline wekt bij de respondenten gemengde gevoelens op en alle respondenten hebben iets tegen het opleggen van een fractiestandpunt. Ze zijn het er wel bijna allemaal over eens dat een gezamenlijk fractiestandpunt naar buiten moet worden uitgedragen. Hier kan slechts een enkele keer van afgeweken worden. Sommige partijen zien alleen principiële bezwaren als reden om anders te stemmen, anderen zijn wat ruimer en zien mogelijkheden voor raadsleden bij zaken die niet in het partijprogramma zijn opgenomen. De meeste respondenten zien hun fractie dan ook als een soort mini raad, waar een deel van de raadsleden met dezelfde ideologische achtergrond onderling beslissen welk standpunt ze samen zullen verdedigen in de raad. Er is dus naar de raad toe wel een duidelijke manier van handelen afgesproken, maar die samenhangende visie is in het contact met de burger niet terug te zien. De meeste respondenten geven aan meer met burgers in gesprek te willen, meer tijd te willen besteden aan wat er leeft in de stad. Ze geven aan dat daarbij terugkoppelen naar de burger belangrijk is. Ondanks die wens, hebben veruit de meeste partijen geen samenhangende visie op hoe je dat contact in de praktijk zou moeten aangaan en hoe de fractie daar het meest effectief voor in te

65 Masterthesis tussen Bestuur en Burger zetten is. Een bijkomend probleem is dat de partijen met de meeste zetels en daarmee het meeste slagkracht in de raad het meeste moeite hebben om zinvol contact te leggen en dat de partijen die juist goed zijn in contact onderhouden met burgers weinig slagkracht in de raad hebben. In de ideale situatie combineert een partij dus slagkracht met een sterk vermogen om contact te onderhouden met de burgers. De respondenten zien hun omgeving veranderen, waarbij burgers steeds meer los van de politiek initiatieven ontplooien voor hun eigen wijk of buurt. Daarnaast ontstaan netwerken en sociale verbanden die moeilijk vast te pinnen zijn, laat staan door politieke partijen duurzaam aan zich te binden. Hoewel de respondenten inzien dat het belangrijk is open te staan voor deze initiatieven, wordt het over het algemeen lastig gevonden om hier gestalte aan te geven. Het gebeurt weldegelijk en er wordt door sommige partijen sterk op ingezet, maar de ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen.

66 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Hoofdstuk 6. Conclusies

De politieke partijen kijken op verschillende manieren naar de veranderende samenleving en de daarmee gepaard gaande veranderende politieke betrokkenheid van burgers. Bij de grote landelijke partijen CDA en PvdA overheerst een gevoel van verbrokkeling van de vertrouwde structuren, terwijl SP en D66 zich meer richten op de individualisering en het feit dat mensen op allerlei manieren politiek actief zijn, niet alleen via politieke partijen. De lokale partijen signaleren een groot en groeiend wantrouwen tegen de gevestigde partijen. Ze zien zichzelf als een alternatief voor de gevestigde partijen. De respondenten zijn het er grotendeels over eens dat burgers die hen weten te vinden vaak iets te klagen hebben of zich zorgen maken over iets dat hen persoonlijk aangaat. Dit kan negatief geïnterpreteerd worden, maar mensen laten zich sneller horen als ze het ergens niet mee eens zijn ten opzichte van zaken waar ze wel tevreden over zijn. Ook de pers is in de loop van de jaren steeds kritischer geworden en zich meer als los machtsblok gaan profileren. Respondenten ervaren de medialogica soms als vervelend, zeker als ze proberen een verstandig en inhoudelijk geluid te laten horen. De medialogica dicteert dat juist scherpe uitspraken en vlotte oneliners de kranten en tv halen. Andere respondenten zien juist de mogelijkheden van media die op sensatie gericht zijn en proberen zorgvuldig te timen wanneer ze bepaalde uitspraken doen. De politieke partijen hebben dus de wind tegen en de respondenten erkennen dit zeker. Ledenaantallen lopen terug, al zal dat zeker niet alleen met een afkeer te maken hebben van politieke partijen, maar ook van het feit dat burgers zich veel gerichter inzetten op zaken die hen persoonlijk aanspreken of raken. Een lidmaatschap van politieke partij is een commitment aan een breder partijprogramma. De vraag is of het loont om lid te worden van een politieke partij als een burger via andere wegen en middelen een beoogd doel makkelijker kan bereiken. De respondenten signaleren de veranderende sociale interacties wel, maar vinden het lastig om daar adequaat op in te spelen. Dit vergt dan ook in de eerste plaats een grondige zelfreflectie van politici. De respondenten uit de landelijke politieke partijen zien hun ideologische achtergrond nog steeds als een relevante grondslag voor een politieke partij, terwijl in de literatuur vraagtekens worden gezet bij de relevantie van oude ideologieën in de huidige tijd. De respondenten zien dat vooral de individuele grondwaarden waar de partijideologie op rust vaak toepasbaar zijn op ‘stoeptegelniveau’. De grondwaarden van een partij kunnen nog steeds relevant zijn, maar de politieke tegenstellingen waar de partijen mee te maken hadden toen ze werden opgericht, zijn veel minder aan de orde. Het kan dus geen kwaad om na te denken over wat het hebben van een bepaalde ideologische achtergrond betekent in de huidige tijd. Welke tegenstellingen leven er in de samenleving en wat houdt mensen bezig. De antwoorden op die vragen zou je in je ideologisch kader

67 Masterthesis tussen Bestuur en Burger kunnen passen en helder bewoorden. Ook kun je afvragen of het zin heeft om op de bres te staan voor een thema waar (bijna) iedere politieke partij het over eens is. Juist om het gevoel bij burgers weg te nemen dat er nauwelijks verschillen zijn tussen de politieke partijen, zouden partijen af moeten stappen van onderwerpen waar consensus over is en stelling nemen op de relevante ideologische conflicten in de samenleving. De lokale partijen zien het als een zegen dat ze niet gebonden zijn aan een landelijke ideologieën, zodat ze elk probleem dat de gemeente teistert rationeel kunnen benaderen. Daar zijn wel twee kanttekeningen bij te maken. In de eerste plaats hebben lokale partijen een veel minder herkenbaar profiel dan landelijke partijen. Daarnaast hebben ze weldegelijk ideologische beginselen, alleen aarzelen ze die zo te noemen en lijken ze veel minder op de landelijke ideologieën. Lokale partijen kiezen vaker voor de kleinschaligheid, omdat ze zich vaak identificeren met de mensen in de wijken. De respondenten uit landelijke partijen hebben ook wel de neiging om de wijken en buurten in te kijken, maar het is met uitzondering van de SP voor hen toch zeer moeilijk om aansluiting te vinden. Burgers zullen graag hun individuele problemen opgelost zien, maar om hun vertrouwen te geven aan een politieke partij zal die ook wel een samenhangende visie moeten hebben over het beheer en de ontwikkeling van de gemeente. Die visie moet dan wel gebaseerd zijn op voor de burger uit zijn gemeente herkenbare issues. Om de burger aan de partij te binden als lid of sympathisant zal een politieke partij die burger moeten bereiken. De meeste partijen maken nog steeds gebruik van traditionele communicatiemiddelen, zoals persoonlijke gesprekken en telefoongesprekken. De ervaring van de respondenten is dat mensen aanspreken via je persoonlijke netwerken het makkelijkst gaat. Een papieren nieuwsbrief lijkt misschien niet meer van deze tijd, toch zijn er nog voldoende betrokken mensen die het waarderen dat ze die krijgen. Dit geeft ook wel aan dat het gebruikmaken van nieuwe communicatiemiddelen geen kwestie hoeft te zijn van het vervangen van de oude. Elk communicatiemiddel heeft een eigen bereik en hoewel er natuurlijk overlap bestaat, is het eigen maken van nieuwe communicatiemiddelen een manier om het bereik van de partij te vergroten. Het valt op er bij geen enkele partij een beleid is op hoe de fractie met de verschillende communicatiemiddelen omgaat. Dit is vooral een issue als het gaat om de Social Media en in mindere mate in het omgaan met de pers. Individuele politici maken er gebruik van, maar er zijn vaak geen afspraken gemaakt over hoe de fractie het meest effectieve met deze middelen kan omgaan. E-mail wordt voor persoonlijke correspondentie gebruikt, maar respondenten geven aan dat ze soms overspoeld worden met mails en dat het netjes antwoord geven op de mails al een dagtaak is. De politici zijn heel bewust bezig met het maken of repareren van hun website, maar geven ook aan dat het lastig is om de site up to date te houden, evenals het e-mailbestand van de leden. Daarnaast lijken de respondenten zoveel mogelijk mensen te willen bereiken, zonder zich echt te richten op

68 Masterthesis tussen Bestuur en Burger bepaalde groepen die meer openstaan voor het gedachtegoed dat de partij uitdraagt. Elke partij heeft natuurlijk een groep mensen die geïdentificeerd zijn als achterban, maar juist in de groep mensen net daarbuiten die potentieel tot de achterban zou kunnen horen, daar valt veel te winnen voor partijen. Dus eerst vaststellen waar de mensen te vinden zijn die gevoelig zijn de voor de boodschap van de partij, daarna vaststellen via welke communicatiemiddelen deze mensen te bereiken zijn en tot slot met die mensen in contact treden. Niet alle raadslieden zijn even geschikt om intensief contact te houden met burgers en achterban, maar dat is ook niet nodig. Om de contacten met burgers te versterken, zullen fracties wel meer moeten investeren in ombudslieden en partijpolitici binnen de fractie. Vooral het samenbrengen van de talenten van beide typen kan winst opleveren. De landelijke partijen hebben een voorsprong als het gaat om de partijpolitici en de lokale partijen juist als het gaat om de ombudslieden. Dat wil zeggen dat landelijke partijen sterker zijn in het politiek profileren van zichzelf en lokale partijen beter in het oppikken van zorgen en klachten van de burger. De wil om meer met de burger te spreken en die bij het besluitvormingsproces te betrekken is er bij alle respondenten. Ze geven aan dat als ze onbeperkt de tijd hadden, ze wel met iedereen in gesprek zouden willen gaan. Daarnaast merk je bij veel respondenten een bereidheid om met collega’s in gesprek te gaan en compromissen te sluiten. Dit zou kunnen betekenen dat ze ook bereid zijn van elkaar te leren. De respondenten zouden graag meer zorg voor wijken en buurten al dan niet deels teruggeven aan de inwoners. Dat betekent meer openstaan voor de ideeën van inwoners, daar kleine budgetten voor vrijmaken en bereid zijn de regie te delen. Door meer samen met inwoners te organiseren zou een stuk vertrouwen gecreëerd kunnen worden tussen politiek en burger. Daarbij is de bereidheid om van elkaar te leren erg belangrijk. Dat betekent dat een politieke partij soms een werkwijze overneemt van collega’s van een partij met tegengestelde idealen, of dat je een groep inwoners van je gemeente het vertrouwen geeft om zelf iets aan hun buurt veranderen. De kansen voor politieke partijen liggen in het volgen van de veranderingen in de samenleving. Dus de netwerkcultuur overnemen en van de vaste eenduidige partijstructuur afstappen. Daarnaast de nieuwe media niet alleen leren beheersen, maar ook begrijpen. Het als politieke partij afstemmen van de communicatiemiddelen die je hanteert op de boodschap die je wilt overbrengen en de ontvangers van de boodschap. Binnen de fractie afspraken maken hoe je met die communicatiemiddelen omgaat. Het terugkoppelen van besluiten aan achterban en burgers die hun zorgen hebben geuit over het besproken onderwerp. Op deze manier wordt een fundament gelegd waarmee een partij met de burger van nu in gesprek kan gaan.

Er tekent zich een beeld af dat catch-all partijen het moeilijkst vinden om de band met de burger

69 Masterthesis tussen Bestuur en Burger te onderhouden. Respondenten uit deze partijen geven aan dat ze het buiten hun persoonlijke netwerken lastig hebben om blijvend contact te leggen met burgers te leggen. De massapartij SP heeft een keuze gemaakt om de mensen op straat op te zoeken, waarbij ze leden inzetten om de mensen bevragen op verschillende onderwerpen. D66 heeft als kaderpartij weinig moeite om met professionals van binnen en buiten de partij in contact te treden, maar met gewone burgers is een ander verhaal. Buiten mensen die problemen aandragen waar ze aandacht voor willen vragen blijkt het moeilijk om aansluiting te vinden. De lokale partijen hebben geen duidelijk partijtype in zich, maar is wel duidelijk een meerderheid van ombudslieden binnen deze partijen te vinden. Ze zijn goed in het ontvangen van signalen van burgers, maar blijken minder goed in het zenden van een overtuigende visie. Dit is te zien aan de zetelaantallen van deze partijen. De partijpolitici hebben het omgekeerde probleem en bestuurders hebben de meeste moeite om contact te leggen met burgers. Op Pitkin’s schaal heeft de belangenbehartiger in dit opzicht dus een duidelijk voordeel op de Trustee. De respondenten beseffen wel allemaal dat het vervullen van de schakelfunctie van politieke partijen inhoudt dat ze moeten communiceren met burgers en tegelijk dat dit over het algemeen onvoldoende gebeurd. Het is echter duidelijk geworden dat dit geen onwil is van de respondenten. Dit betekent dat politici en burgers hetzelfde probleem signaleren. Daarnaast hebben de respondenten ook een idee hoe dit valt op te lossen. Ze geven aan vooral de burger het gevoel te willen geven serieus genomen te worden en daarmee proberen het vertrouwen te herstellen. In de praktijk blijkt dit echter lastig, aangezien de respondenten en hun collega’s veel tijd kwijt zijn met de andere taken van het raadslidmaatschap. Dit komt vooral neer op werkzaamheden in de raadzaal en de fractiekamer. Zolang die werkdruk niet minder wordt of anders verdeeld kan worden, is een verandering van de situatie niet voor de hand liggend. De electorale functie van politieke partijen is door de ontwikkeling van de samenleving onder druk komen te staan. Dit geldt in zekere zin voor alle functies die ze traditioneel vervullen. De samenleving is van een voornamelijk hiërarchisch georganiseerde zuilenmaatschappij veranderd in een netwerksamenleving. De politiek heeft duidelijk moeite om zichzelf mee te ontwikkelen. De ontwikkeling van Government naar Governance verloopt niet zo soepel als het model zou doen vermoeden. De nadruk binnen het raadswerk ligt op de raadzaal en de fractiekamer. Dit zijn de arena’s die politieke partijen het beste kennen en door hen controleerbaar zijn. Het is veel moeilijker om interactie met de samenleving te reguleren. Het instinct van politieke partijen is om te proberen ‘het tij te keren’ of de oude situatie te herstellen en daarmee de positie van de politieke partijen te verstevigen. Dit versterkt het beeld dat politieke partijen alleen bezig zijn met zichzelf. De respondenten blijken wel open te staan voor verandering en met hun tijd mee te willen gaan. De vraag is of politieke partijen dit ook bereid zijn te doen en überhaupt kunnen.

70 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Literatuurlijst

Adriaansen, M. en Van Praag, P. (2010). Nieuwe scheidslijnen en de turbulente relatie tussen politiek, media en burgers, p. 241-272; in H. Dijstelbloem, P. den Hoed, J.W. Holtslag en S. Schouten (red.), Het gezicht van de publieke zaak: openbaar bestuur onder ogen. : Amsterdam University Press.

Biezen, I. van, Mair, P. en Poguntke, T. (2012). ‘Going, going, …… gone? The Decline of Party Membership in Contemporary Europe’; in European Journal of Political Research, 51 (1), p. 24-56.

Boeije, H. (2008). Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom.

Boogers, M. (2007). Lokale Politiek in Nederland. De logica en dynamiek van de plaatselijke politiek. Den Haag: LEMMA.

Boogers, M. en Ostaaijen, J. van (2011). Lokale kiezers, lokale keuzes? Onderzoek naar de achtergronden en de betekenis van het stemgedrag bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Bestuurswetenschappen, 65 (6), p. 17-39.

Boogers, M. en Voerman, G. (2005). Politieke partijen en informatisering: nieuwe relaties tussen kiezers, partijleden en politici; in M. Lips, V. Bekkers en A. Zuurmond (red.), ICT en Openbaar Bestuur: implicaties en uitdagingen van technologische toepassingen voor de overheid. Utrecht: Lemma, p. 509-532.

Boogers, M. en Voerman, G. (2010). Independent Local Political Parties in the Netherlands. Local Government Studies, 36 (1), p. 75-90.

Deschouwer, K. & Hooghe, M. (2008). Politiek: een inleiding in de politieke wetenschappen. Amsterdam: Boom onderwijs.

Duverger, M. (1954). Political Parties. Londen: Methuen.

Elzinga, D.J. (2004). De toekomst van de vertegenwoordigende partijendemocratie, p. 1-27; in

71 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

J.W.M. Engels & M. Nap (red.), De ontwikkeling en toekomst van de vertegenwoordigende democratie. Deventer: Kluwer.

Hendriks, F. (2006). Vitale Democratie. Theorie van democratie in actie. Amsterdam University Press.

Hopkin, J. en Paolucci, C. (1999). The business firm model of party organisation: cases from Spain and Italy. European Journal of Political Research, 35, p. 307-339.

Katz, R. en Mair, P. (1995). Changing models of party organization and party democracy: the emergence of the cartel party. Party Politics, 1, p. 5-28.

Kirchheimer, O. (1966). The transformation of the Western European party systems, p. 177-200; in J. Lapalombra & Myron. Weiner (red.), Political parties and political development. Princeton: Princeton University Press.

Koole, R. (1992). De opkomst van de moderne kaderpartij. Veranderende partijorganisatie in Nederland 1960-1990. Utrecht: Het Spectrum.

Koole, R. (1996). Het diffuse karakter van de partijtheorie, in: Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Groningen, p. 232-246.

Korsten, A. (2011). De politieke partij in de 21ste eeuw. Ontleend op 19 februari 2011 aan: http://www.arnokorsten.nl/PDF/Politieke%20partijen/De%20politiek%20partij%20in%20de%2021st e%20eeuw.pdf

Krouwel, A. (2004). De gedaantewisseling van politieke partijen. Een theoretisch ontwikkelingsmodel, in Jaarboek 2003 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Groningen, p. 138-172.

Leyenaar, M., Wijngaarden, E. van en Fraanje R. (2012). Kansen van sociale media voor de representatieve democratie, p. 322-327; in Raad voor het openbaar bestuur (Rob), In gesprek of verkeerd verbonden? Kansen en risico’s van sociale media in de representatieve democratie.

72 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Liagre Böhl, H. de (1999). Consensus en polarisatie. Spanningen in de verzorgingsstaat, 1945- 1990, p. 263-342; in R. Aerts, H. de Liagre Böhl, P. de Rooy en H. te Velde (red.), Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van 1780-1990. Nijmegen: SUN.

Mair, P. (1994). Party Democracies and Their Difficulties. Rijks Universiteit Leiden.

Müller, W. en Strøm, K. (1999). Policy, office or votes? How political parties in Western Europe make hard decisions. Cambridge: Cambridge University Press.

Panebianco, A. (1988). Changing patterns of electoral volatility in European party systems, 1948- 1977, p. 29-66; in H. Daalder & P. Mair (red.), Western European party systems. Londen: Sage.

Parlement.com. Kabinet Balkenende I 2002-2003. Ontleend op 30 oktober 2012 aan: http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxup/kabinet_balkenende_i_2002_2003

Parlement.com. Kabinet Balkenende II 2003-2006. Ontleend op 30 oktober 2012 aan: http://www.parlement.com/id/vhnnmt7jpazy/kabinet_balkenende_ii_2003_2006

Parlement.com. Kabinet Balkenende III 2006-2007. Ontleend op 30 oktober 2012 aan: http://www.parlement.com/id/vhnnmt7m2000/kabinet_balkenende_iii_2006_2007

Parlement.com. Kabinet Balkenende IV 2007-2010. Ontleend op 30 oktober 2012 aan: http://www.parlement.com/id/vhnnmt7mqgzh/kabinet_balkenende_iv_2007_2010

Parlement.com. Kabinet Rutte I 2010-2012. Ontleend op 30 oktober 2012 aan: http://www.parlement.com/id/vij7e8jky5lw/kabinet_rutte_i_2010_2012

Pitkin, H. (1967). The Concept of Representation. Berkeley: University of California Press.

Praag, P. van (1996). Electorale strategie in onzeker tijden, in Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Groningen, p. 92-112.

Praag, P. van en Brants, K. (2008). Professioneler, harder en populistischer. Veranderingen in de campagnecultuur na 2002. Bestuurskunde, 3 (17), p. 22-29.

73 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Reussing, G.H. (1989). Participatie binnen politieke partijen op lokaal niveau; in Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1988. Groningen, 1989, p. 131-152.

Raad voor het openbaar bestuur (Rob), (1998). Tussen staat en electoraat. Politieke partijen op het snijvlak van overheid en samenleving.

Raad voor het openbaar bestuur (Rob), (2010). Vertrouwen op democratie.

Rooy, P. de (1999). Een zoekende tijd. De ongemakkelijke democratie, 1913-1949, p. 177-262; in R. Aerts, H. de Liagre Böhl, P. de Rooy en H. te Velde (red.), Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van 1780-1990. Nijmegen: SUN.

Schrijver, J. (2008). Zou burgerparticipatie het vertrouwen in de politiek vergroten? Bestuurskunde, 2 (17), p. 102-112

Thiel, S. van (2007). Bestuurskundig onderzoek: een methodologische inleiding. Bussum: Coutinho.

Thomassen, J. en Andeweg R. (2005). Fractiediscipline. Vooroordelen en misverstanden, in Jaarboek 2005 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Groningen, p. 154-175.

Velde, H. te (1999). Van grondwet tot grondwet. Oefenen met parlement, partij en schaalvergroting, 1848-1917, p. 97-175; in R. Aerts, H. de Liagre Böhl, P. de Rooy en H. te Velde (red.), Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van 1780-1990. Nijmegen: SUN.

Webb, P., Farrel, D. and Holliday, I. (2003). Political Parties in Advanced Industrial Democracies. Oxford: Oxford University Press.

74 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Bijlage I: Stedenlijst

Om een uitspraak te kunnen doen over hoever de uitkomsten van dit onderzoek is een tabel gemaakt van de zetelverdeling in 5 grote stedelijke gemeentes van Noord Brabant en daarna van Limburg. Dit is vergeleken met de 4 grote steden van de Randstad en 5 grote stedelijke gemeenten in het oosten en noorden van het land.

VVD PvdA CDA D66 GL SP Lokaal Overig Eindhoven (45) 8 9 6 6 4 4 2 6 Tilburg (45) 7 11 5 5 4 4 6 3 Breda (39) 9 8 6 5 4 3 3 1 Den Bosch (39) 7 5 4 3 5 3 12 0 Helmond (37) 5 6 7 2 2 3 8 2 (205) 36 39 28 21 19 17 31 12 % 17,6 19,0 13,7 10,2 9,3 8,3 15,1 5,9

Venlo (39) 12 6 8 2 2 2 7 0 Maastricht (37) 4 7 7 4 4 2 9 0 Sittard-Geleen(37) 3 4 8 1 5 1 15 0 Heerlen (37) 3 4 6 2 1 9 11 1 Roermond (31) 11 4 5 1 2 1 7 0 (181) 33 25 34 10 14 15 49 1 % 18,2 13,8 18,8 5,5 7,7 8,3 27,1 1,1

VVD PvdA CDA D66 GL SP Lokaal Overig Amsterdam (45) 8 15 2 7 7 3 1 2 Rotterdam (45) 4 14 3 4 3 2 14 1 Den Haag (45) 7 10 3 6 3 2 7 7 Utrecht (45) 7 9 4 9 10 3 2 1 (180) 26 48 12 26 21 10 24 12 % 14,4 26,7 6,7 14,4 11,7 5,5 13,3 6,7

Arnhem (39) 6 7 2 4 5 7 6 2 Nijmegen (39) 4 8 1 6 7 5 8 0 Zwolle (39) 6 7 6 3 4 3 4 6 Groningen (39) 6 9 2 4 5 4 6 3 Leeuwarden (37) 3 11 5 2 5 0 9 2 (193) 25 42 16 19 28 19 33 13 % 13,0 21,8 8,3 9,8 14,5 9,8 17,1 6,7

75 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Bijlage II: Vragenlijst Interview

Introductie

-Ervaring in de politiek

-Hoe zou u de eigen partij omschrijven?

Maatschappelijke ontwikkelingen

-Hoe ontwikkelt de politiek betrokkenheid van de burger zich volgens u?

-Welke gevolgen heeft dit voor politieke partijen in het algemeen?

-Gevolgen voor eigen partij

Leden van de partij

-Hoeveel leden heeft de partij(afdeling) en hoe nauw betrokken zijn ze?

-Hoeveel heeft een partijlid te zeggen over de koers van de partij?

-Is er verschil tussen leden van de partij en de achterban?

-Hoe worden achtereenvolgens leden, achterban en samenleving bereikt door de partij en uzelf?

-In hoeverre wordt hierbij gebruik gemaakt van moderne communicatiemiddelen?

De lokaliteit van de lokale politiek

-Wat maakt de lokale politiek bijzonder ten opzichte van bijv landelijke politiek?

-Hoe profileert een politieke partij zich in de lokale politiek?

-Wat zijn de voor- en nadelen van een lokale partij ten opzichte van lokale afdeling van een landelijke partij?

Rol als volksvertegenwoordiger

-Ziet u zichzelf als een Trustee of een Belangenbehartiger?

-Welke rol speelt partijdiscipline voor u?

De toekomst van de politiek partijen

-Wat zouden politieke partijen in de toekomst meer moeten doen (of juist minder) om hun connectie met de burger te versterken?

76 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Bijlage III: Interviewtranscripties

Interview Christo Weijs (Fractievoorzitter CDA Eindhoven)

I: Ter introductie zou ik graag wat laten vertellen over uw eigen politieke ervaring, gewoon in het algemeen. R: Mijn eerste politieke ervaring is dat ik met mijn vader foldertjes rondbracht voor de ARP in het dorp waar ik ben opgegroeid. Daar begon het natuurlijk mee. Mijn vader heeft ooit een keertje op de lijst gestaan van de ARP en dat heb ik dus op die manier meegekregen. Daar heb ik jaren niks mee gedaan. Ik ben in Zeeland aan het werk gegaan en daar ben ik wel bij politieke bijeenkomsten geweest, omdat ik kennis maakte met interim-voorzitter van het CDA. Ik ben toen in die periode ook lid geworden van het CDA. Toen ben ik een tijd in het buitenland geweest. Toen ben ook met politiek bezig geweest, maar dan in de in het zoeken naar hoe je als minderheidsgroep in een land met een dominante meerderheid toch kunt politiek profileren zonder dat je daar op afgerekend wordt. Wat best ingewikkeld is. En vervolgens kwam ik terug naar Nederland en kwam ik toevallig in Eindhoven terecht. Toen dacht ik een aardige manier om deze stad te leren kennen is door me politiek wat te gaan bewegen. En dat is ook zo. Je komt echt overal en nergens als je in de politiek zit. En iemand zoals ik die toch wel heel erg nieuwsgierig is, die geniet daar ook heel erg van. Dat is ook belangrijk bij politiek, dat je op een bepaalde manier wel lol in hebt. Anders houdt je het niet vol. Bij het CDA ben ik toen in het bestuur gegaan. I: In welk jaar? R: In 1999/2000. Vervolgens ben ik daar al gauw de politiek verantwoordelijke geworden. De verantwoordelijkheid voor het verkiezingsprogramma, voorzitter van de verkiezingsprogrammacommissie. Dat heb ik twee keer gedaan. Vervolgens had ik in 2002 op de lijst gekund, maar mijn toenmalige werkgever zag dat niet zitten. Die zei dan ga ik naar de rechter om ontslag. Dus dat was even heftig. En toen heb ik toch gekozen voor een belegde boterham in plaats van voor een politieke carrière. In 2006 ben ik wel in de gemeenteraad gekomen en heb ik me vooral ontwikkeld in de sociaaleconomische kant. Aan de ene kant heb ik wel gevoel voor financiën, aan de andere kant vind ik ook sociale thema’s boeiend, ik ben voorzitter geweest van de WMO werkgroep. De werkgroep die de invoering van de WMO hier in de raad in de stad heeft begeleid en ik ben voorzitter geweest van een hoorzitting om alle partijen en vooral ook het dak- en thuislozen programma eens een stem te geven. Met name omdat daar nogal veel aan schortte. In 2010 opnieuw op de lijst, vervolgens net fractievoorzitter geworden. I: Omdat Maarten Houbben burgemeester is geworden? R: ja. I: Hoe zou het CDA in Eindhoven, deze partijafdeling willen omschrijven? R: We zijn een ledenvereniging, we hebben een vergrijsd ledenbestand. Met mensen die op de een of andere manier allemaal wel maatschappelijk actief zijn geweest, sociaal betrokken. En daarmee telkens opnieuw hun imput geven vanuit hun eigen ervaringen. Dan zie je eigenlijk altijd wel in de ledenvergadering waarin het verkiezingsprogramma wordt vastgesteld, gekeken wordt hoe gaan we met illegalen om in deze stad, want dat vinden wij belangrijk dat er goed voor ze wordt gezorgd. Dat er geld voor is. Armoedebeleid is toch altijd wel iets dat heel erg belangrijk wordt gevonden. En daarbij toch het betrekken van het maatschappelijk middenveld, omdat heel veel van onze leden in het maatschappelijk middenveld actief zijn geweest. I: Het eerste hoofdonderwerp is meer in bredere zin de maatschappelijke ontwikkelingen. Met name op het gebied van hoe ontwikkelt zich de interesse van de burger zich in de politiek. Heeft u daar een visie op? Wat ziet u? R: Ik zie natuurlijk een bezorgde samenleving met veel mensen die zich afvragen hoe het verder zal gaan, of wat we nu hebben we in stand kunnen houden. Of dat voor onze kinderen ook weggelegd zal zijn. Je ziet een stuk ongenoegen en onbehagen dat zich uit in proteststemmen en je

77 Masterthesis tussen Bestuur en Burger ziet een soort van nieuwe tweedeling in de samenleving ontstaan, met aan de ene kant de hoger opgeleide, beter verdienende burgers die toch altijd wel denken ik red het wel. En de onderkant die natuurlijk toch wel ziet dat daar dingen veranderen en dat het moeilijker wordt. Dat is eigenlijk de belangrijkste ontwikkeling die ik zie, dus minder traditioneel links/rechts en meer een hoger opgeleid/lager opgeleid, wat dan voor de middenpartijen danwel PvdA en CDA grote consequenties heeft, want wij waren eigenlijk altijd partijen, die een combinatie hadden in hunkiezers en in hun leden van mensen die lager opgeleid en hoger opgeleid waren. Mensen die ook de brug wisten te slaan tussen de verschillende groepen in de samenleving omdat we op één of andere manier iets van een gedeeld visie hadden op de samenleving. Van wat goed zou kunnen zijn voor Nederland. I: Bedoelt u vanuit een bepaalde ideologische achtergrond? R: Ja. Vanuit een ideologische achtergrond. Dan praat ik bij de PvdA natuurlijk over het socialisme. Het socialisme heeft in Nederland altijd een elite gehad. Een goed opgeleide elite; een elite met titels. De rode jonkers enzo. Ook de protestanten; de gereformeerden, maar ook de hervormden van huis uit wat meer, maar ook de katholieken, elke groep had z’n elite. En het vertrouwen was er van de basis dat ook al kwamen ze elkaar in de hemel niet tegen. Dat was ook wel heel fundamenteel de verschillend die er waren. Dat ze toch in Den Haag samen konden werken. En dat hun leidslieden, dus de KVP leidslieden, de AR leidslieden op een goede manier zouden samenwerken die uit te leggen was naar de eigen achterban. En dat is helemaal weg. Dat heeft voor een deel te maken met het wegvallen van de traditionele gezagstructuur binnen onze samenleving. De zuilen die weg zijn gevallen. Ik denk dat we nog wel in een periode zullen komen dat we heel positief zullen terugkijken op het Nederlandse zuilensysteem. Omdat het een in de wereldgeschiedenis zelden vertoond model is om tegenstrijdige groepen toch met elkaar te laten samenwerken. Want wat ik zei, ze kwamen elkaar in de hemel niet tegen, die katholieken en protestanten. Dat gaat heel diep, daar zijn oorlogen over gevoerd in het verleden. En toch was in dat verzuilde model iets waardoor je aan de ene kant eigenheid in eigen kring kon garanderen en tegelijkertijd toch een vreedzaam samenwerken met het oog op het algemene belang. I: En wat is nu het probleem dat ontstaan is na dat wegvallen? R: Er ontstaat dus een vacuüm of een bredere kloof tussen het idee, de idealen voor de samenleving en daarmee de wetgevende rol van een volksvertegenwoordiger en de ombudsfunctie. Het onderbuikgevoel. En om een of andere manier lukt het vandaag niet of nauwelijks meer om die twee nog op een goed manier op elkaar te betrekken. Om datgene dat leeft in de onderbuik van de samenleving aan onvrede wat er aan kritiek op de overheid is om dat nog te overstijgen met wetgeving die dan vertrouwen biedt dat we uiteindelijk de weg naar de toekomst wordt gevonden. I: Het bestuur wordt steeds meer elitair, in de zin van ze missen de connectie met de mensen waarvoor ze het doen? R: In de ervaring van mensen is dat zeker zo, of dat zo is zou ik nog wel eens mee willen maken. Jij zit in de wetenschap, dus je hebt ongetwijfeld criteria waaraan je dat zou kunnen afmeten. In mijn eigen partij zeg ik steeds opnieuw dat het voor een dele te maken heeft met communicatie, dus pak de verhalen op, dat is ergens toch het sterke van Henk en Ingrid, pak de verhalen uit de straat op, laat zien dat je weet wat er aan zorg is, wat er aan onvrede is. En tegelijkertijd kom met vertrouwenwekkende personen en vertrouwenwekkende maatregelen. Want wat er is aan wantrouwen kun je toch alleen maar in mijn optiek compenseren, overstijgen door vertrouwen. Dat is een van de goede dingen die Balkenende natuurlijk in de lijn van fukoyama ook in de Nederlands politiek heeft geïntroduceerd. Het thema vertrouwen. Dat het wezenlijk is. Het omgaan met elkaar en wezenlijk is voor de vormgeving van de samenleving. Want hoe dik je contracten ook zijn, als er niet vertrouwen is tussen de partners, heeft zo’n dik contract geen zin. Het is op een bepaalde manier aan de juridische kant altijd gestold vertrouwen. Als er geen vertrouwen meer is, wat kun je dan nog juridisch pakken? I: Ok. Zijn er nog specifieke gevolgen voor het CDA? R: Ja. Wat we nog niet genoemd hebben is inderdaad de ontkerkelijking van ons land, waardoor je dus ook nog eens ziet dat zeg maar de voeding van onze ideologie verminderd is. We proberen dat

78 Masterthesis tussen Bestuur en Burger natuurlijk met een ‘samen’ ideologie van Etsione uit Amerika overgenomen het corporatistische model, proberen we dat op te vangen. I: Niet zozeer christelijk, maar meer gemeenschapsdenken? R: Ja. Maar in principe zie je dus inderdaad dat de middenfunctie van de partij, doordat we er toch niet in geslaagd zijn om die communicatieve bruggen steeds te slaan, dat vertrouwen inderdaad te wekken dus aan sterke erosie onderhevig is. Dat de vleugels in ons land op het ogenblik sterker worden. Dat je moet zeggen dat ook de ideologische voedingsbodem, de herkenning waar het CDA voor staat, de laatste jaren natuurlijk ook minder is geworden. I: Daar zal het CDA niet de enige partij in zijn. R: Nee, daar heeft de PvdA ook heel veel moeite mee. De andere partijen hebben dat van huis uit minder. Maar die worden ook echt door de waan van de dag geregeerd. Bijvoorbeeld D66, of nou. Ja D66 is ergens ook wel een voorbeeld. Als je ziet naar die situatie in zetelaantallen. Als je naar Groenlinks in de peilingen kijkt die nu minder dan de helft van het aantal zetels hebben op het ogenblik, daar is geen pijl op trekken. Er is geen peil op te trekken.

I: het volgende hoofdonderwerp is eigenlijk de leden van de partij. Dan wil ik natuurlijk als eerste de vraag stellen, hoeveel leden heeft het CDA Eindhoven? R: Dat zijn er een stuk of 300. I: En heeft u enig idee hoe dat in verhouding staat met andere partijen? R: Ik denk dat we qua aantallen nog steeds wel bij de grotere horen. Ik verwacht dat de SP een redelijk aantal leden zal hebben en ik verwacht dat de PvdA een redelijk aantal leden zal hebben. Maar de andere partijen zullen beduidend minder leden hebben. I: en hoe betrokken zijn de leden? U had net al aangegeven dat ze uit het maatschappelijk middenveld komen. R: Nou, doordat ze ook wat op leeftijd zijn, zie je dat die betrokkenheid toch afneemt. Mensen zijn dan toch 90, dan kun je niet meer deelnemen aan vergaderingen. Nee dat is gewoon zo. I: Niet wekelijks. R: nee, zeker niet. Of het politiek café of nog eens de barricade op, dat zit er niet meer in. Dus dat is een beetje onze beperking op het ogenblik. Betrokken zijn ze wel, door schrijven, het meedenken en op belangrijke momenten zijn ze er ook gewoon. En ook op gezellige momenten trouwens, want er zijn tijden van gezelligheid, af en toe eens een borrel. Dan zie je ook duidelijk weer eens een grotere groep mensen die je anders nooit ziet. I:Als ik als Eindhovenaar lid wordt van het CDA Eindhoven, wat voor invloed kan ik dan als lid uitoefenen op de koers van de fractie? R: Nou, net zoveel invloed als de 299 andere leden. Dus je bent van harte welkom wat dat betreft. Daarbij moet je natuurlijk wel zeggen dat je aan invloed kunt winnen door de kwaliteit van twee dingen. De kwaliteit van je netwerk en de kwaliteit van je bijdrage. I: Kunt u die wat nader toelichten? R: de kwaliteit vna het netwerk is natuurlijk toch, dat als je mensen weet te mobiliseren binnen een partij voor jou standpunt, dan krijgt het al gauw meer aandacht. Dat is ook logisch. Binnen een ledenvereniging bepaalt een aantal wel, uiteindelijk bepaalt de helft +1 waar je heen gaat. Dat is nu eenmaal de manier waarop we het georganiseerd hebben. Maar ik merk toch ook wel en dat is het aardige van een CDA partij is wel een partij waar je met een idee kan komen en als je dat goed weet te onderbouwen en daar goed over hebt nagedacht, dus kwalitatief gewoon iets weet neer te zetten, dat je dan al gauw zult zien dat mensen ook denk van ‘jongens, dat is nog helemaal niet zo gek wat die Erik daar zegt’. Laten we dat maar eens opnemen in ons programma en is kijken wat daar uit gaat komen. Laten we eerlijk wezen, het is natuurlijk tegenwoordig als je jong bent en een beetje geïnteresseerd bent ook al gauw dan zit je in de voorhoede. Ik bedoel dit is ook de fase waarin we weer op zoek zijn naar nieuwe aanwas en er is natuurlijk enorm veel ruimte bij elke partij op het ogenblik voor jongeren om op de lijst te zetten. I: Dat merk ik wel idd als ik met politici spreek. Dat is voor mij misschien nog wat vroeg, maar

79 Masterthesis tussen Bestuur en Burger politieke interesse is er wel degelijk. Ik vrees voor u dat dan niet het CDA zou worden, maar dat is nu niet zo belangrijk. R: Nee, ik heb verder nog geen idee welke, maar ik hoop dat ik daar aan het einde toch wel achter ben gekomen. I: Dat is goed, daar hebben we het dalijk wel even over. R: Ok. I: Waar waren we ook alweer. Als partijlid, u zegt dus: je hebt één stem, net als ieder ander; het is verstandig om te netwerken zodat je standpunten kunt inbrengen en was er nog een derde? R: Nee, de kwaliteit van je inbreng. Wij bij het CDA stemmen niet met onze portemonnee, maar we hebben toch wel dat we op de een of andere manier graag nadenken over datgene en toch ook dat we op de een of andere manier toch altijd een partij geweest zijn en nog steeds zijn die een idee heeft waar het heen zou moeten gaan met Nederland en wat daar voor nodig is. Visie dus. I: Ok. Is er in uw ogen verschil tussen partijleden en achterban? En zo ja, wat is dan het verschil? R: De achterban is natuurlijk altijd groter dan het aantal leden van de partij. Mensen zijn toch vaak wel sympathisant, maar kunnen het zich niet permitteren om lid te worden. Het is toch ook best duur, lid zijn van een partij. Hoewel onze partij het redelijk wat goedkoper heeft gemaakt dan het geweest is in het verleden. Maar je hebt een grotere kring om de partij heen van mensen die sympathiseren of af en toe op het CDA stemmen of ja, op die manier. Soms ook wel bereid zijn om eens wat mee te denken en mee te doen. We zijn ook nu weer bezig om ook buiten onze eigen kring van leden te kijken. Mensen die toch wel met het programma mee willen denken. I: Hoe bereikt u al die leden en achterban? R: Dat is best een punt. We hebben een tijd geleden een magazine gehad, dat is nog een wat traditioneel middel. Je merkt natuurlijk dat überhaupt media, de traditionele media aan bereik verliezen. Als het nou om Eindhovens Dagblad gaat of 040. Dat zijn toch media die in het geweld van alle mogelijke media niet meer zo’n dominante rol spelen als in het verleden. Moderne media als facebook, twitter dat is iets waar een aantal van onze jongere leden heel veel mee doen. Ik ben zelf ook wel af en toe met facebook bezig, maar toch te weinig. Twitteren gaat nu ik toch een I-pad heb zal dat er ook wel van gaan komen. Omdat ik eigenlijk wel in staat ben om dingen scherp en snedig neer te kunnen zetten. Maar op zo’n telefoon vind ik dat zo onhandig werken. Je zit zo vaak net naast het toetsje dat je dan moet hebben, nou ik denk bij mezelf bekijk het maar. Als het daarvan moet afliggen dan maar zonder. I: U gaf aan, de echte kern van de CDA achterban is ook wat ouder, merkt u dan ook dat die liever wat meer op de traditionele manier benadert worden? R: Ja. Ja, maar je hebt bij de achterban van 70plussers toch ook wel behoorlijk wat mensen die toch computervaardig zijn. Maar dat merk dan toch ook aan ons bestuur. Dat dan vervolgens veel moeite heeft om een bestand met e-mailadressen up to date te houden, nou ja. I: En de website? R: De website zit gelinkt aan een landelijke website. Dat is ook best ingewikkeld, al is het alleen al omdat de landelijke feeds steeds inspringen en dan de lokale feeds verdringen. Dus op onze website moet je dus soms echt zoeken naar het lokale nieuws, terwijl het toch van gisterenmorgen kan zijn. Dan komt er weer zoveel van het land binnen, dat het andere weer verdrongen is. Dat is één ding waar we op het ogenblik binnen de partij heel veel discussie over hebben. Want er zijn natuurlijk heel veel plaatselijke afdelingen die daar van balen. Dat is aan de ene kant natuurlijk vanwege de lay- out enzo keurig op de landelijkelijn zit, maar tegelijkertijd je wilt wel een lokaal gezicht kunnen laten zien. Want we zijn een lokale partij. I: Daar komen we inderdaad zo nog op. Maar hoe bereikt u dan uiteindelijk wel uw achterban? Want u zegt, dat internet dat werkt voor sommigen wel, voor sommigen niet. R: Soms heel traditioneel. Leden bellen. Eens even uitleggen waar je mee bezig bent geweest en dan vragen wat ze ervan vinden. En vragen of zelf punten hebben. I: En ga je wel eens de straat op? R: De straat gaan we ook op, maar dat is toch vooral in campagnetijd. We zijn niet zo’n partij die

80 Masterthesis tussen Bestuur en Burger heel vaak de straat op gaan. Wat we wel doen, maar dat is eigenlijk weer breder, dat komt ook meer bij je andere hoofdstukje terug denk ik, is dat wij redelijk veel in de stad onze voelhoorns uitsteken. En ook veel op locatie vergaderen bijvoorbeeld. En dan komen soms niet alleen onze achterban tegen. De achterban zie ik natuurlijk voor een deel in de traditionele netwerken, als ik zondags in de kerk zit bijvoorbeeld. En altijd na de dienst even aangesproken door mensen. Nou dat zijn er toch zo’n 300 mensen die je zo regelmatig tegenkomt. Op die manier werkt het wel. I: Omdat ze u kennen van het CDA, dus als ze wat willen inbrengen, spreken ze u aan? R: Ja, of landelijk of plaatselijk. De ene komt dan met de stomme gemeente heeft de fietspaden alweer opgebroken, kun je daar nu niet eens wat aan doen. Nou dan ga ik weer in de pen, dan probeer ik uitleg te krijgen en dat gaat dan weer terug naar de desbetreffende persoon. Maar het hangt dus ook wel erg van je persoonlijke netwerken af, dat is toch wel waarop je de eigen achterban bereikt. I: En hoe is de fractie wat dat betreft bedeeld? Hebben die overlappende netwerken of vullen ze elkaar aan? R: Nee. We zijn met 6 fractieleden. Ik ben zelf van huis uit protestant. Ik zit dus redelijk goed in de protestantse netwerken in de stad. Dan zijn er twee fractieleden die van katholieke huize zijn die daar weer een goed netwerk hebben. Ik zit, omdat ik ook kantoor houdt bij het decanaat, ook wel goed in het katholieke netwerk trouwens. Daarnaast hebben we een Curaçaose die een heel goed netwerk heeft in het Caribische netwerk. We hebben natuurlijk Ibrahim Wijbinga die half Marokkaans is en in de moslimwereld goed is ingevoerd. En we hebben staatsgereformeerde die ook in het protestantse deel goed zit, dus dan hebben we denk ik wel een redelijk breed netwerk denk ik wel. I: Heeft u als strategie om echt doelgroepen aan u te binden of wilt u het liefst zoveel mogelijk Eindhovenaren, wat voor achtergrond ze ook hebben? R: We hebben natuurlijk traditioneel een netwerk binnen het katholieke/protestantse deel van Eindhoven. We hebben daarnaast toch wel door de jaren heen redelijk wat contacten met nieuwe Nederlanders opgebouwd. Dan merk je ook wel bij bijvoorbeeld moslims en christenen uit het Caribisch gebied als je met elkaar aan het praten komt wel merkt dat je een goed verhaal hebt. Dat zij aan de ene kant denken van ja, als gelovige herken ik me daar voor een deel wel in. Het is alleen wat moeilijker om ze te motiveren om uiteindelijk te stemmen en onze partij heeft landelijk gezien een grote fout begaan door in ons HRM beleid niet op tijd, mensen door te laten stromen in echt zichtbare posities, wij hebben geen Aboutaleb, we hebben geen Albajrak om eventjes de PvdA kracht te noemen. Dat is wel belangrijk voor de Nieuwe Nederlanders van moslimhuize. We hebben bijvoorbeeld Kathleen Ferrier gehad dat is er een uit de Surinaamse gemeenschap, natuurlijk ook niet onbelangrijk. Als dochter van een president die, maar dat is op de een of andere manier toch ook niet goed gegaan. Wij hebben daar ook in het landelijke bureau middels de landelijke voorzitter en allerlei groepen waar ik in meedraai mee bezig, van dat kan veel beter. En dat is echt naast wat je aan ideeën hebt en een verhaal is het de mens. Het persoonlijke is heel belangrijk, juist ook voor die Nieuwe Nederlanders. En die moeten herkenbaarheid hebben, ook op het persoonlijk vlak. I: Dus zich vertegenwoordigd zien letterlijk met een gezicht erbij. R: en ook zien dat een partij als de onze hun mensen een kans geeft en dat je op een gegeven moment ook vertrouwen durft te geven aan die Nieuwe Nederlander. En daar zijn wij ook niet zo sterk in. I: Dus u zegt we hebben te winnen bij Nieuwe Nederlanders met een gelovige achtergrond en jongeren vooral. R: Nou de verkiezingen van 2006, ik weet niet of je die verkiezingen toevallig geanalyseerd hebt, had het CDA de grootste aanhang onder jongeren, van alle partijen in Nederland. Dus het hoeft helemaal niet zo moeilijk te zijn, zou ik zeggen tegen de mensen die nu allemaal zwartgallig zijn. I: Ik weet in Venlo is Bob Vostermans de fractievoorzitter, en die is redelijk jong, zeker voor een fractievoorzitter. Maar volgens mij is een deel van de fractie ook best jong.

81 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Ok. Dan gaan we naar de lokaliteit, daar hebben we het net al een klein beetje over gehad. U gaf al aan dat de landelijke partij qua HR management wat fouten heeft gemaakt. Het landelijke en het lokale hij zijn weerslag op elkaar. En hoe ziet u dat? R: Wat betreft de Nieuw Nederlanders hebben zee en fout gemaakt, wat betreft de regionale vertegenwoordiging is onze partij altijd heel goed geweest. Wij hebben bijvoorbeeld in het laatste kabinet Balkenende zaten maarliefst 3 Limburgers. Dat geeft maar aan dat wij dat wel degelijk weten wat er in de regio speelt. Vooral een stem willen geven wat er in de regio’s van Nederland speelt. Dat is toch de kracht van onze partij, wij zeggen niet voor niets, wij zijn de grootste lokale partij van Nederland. I: u bedoelt eigenlijk dat mensen uit alle regio’s aan de top kunnen komen? R: In alle uithoeken van Nederland zie je natuurlijk CDA. Geen enkele partij heeft dat zo breed vertegenwoordigd als de onze. Ik vind het nog steeds onze kracht. Ik geloof daar ook in. Dat dit een deel is van de lokaliteit. En tegelijkertijd zijn wij bewust genoeg als lokale afdeling om ons niet te laten ringeloren door het land of door ons de wet laten voorschrijven, helemaal niet zeg, lieve help. Niet voor niets één van de eerste dingen die ik moest doen was voor de televisie uitleggen waarom wij een motie hadden gesteund tegen Leers z’n uitzettingspolitiek van jonge asielzoekers die al jaren in Nederland wonen. Dat vinden we ook heel belangrijk. En de volgende morgen werd ik gebeld door één van onze Tweede Kamerleden waar ik nu toch wel niet mee bezig was. Ik zeg van ja, ik zal het even goed uitleggen. Volgens mij moeten jullie hier nu een punt achter zetten en probeer inderdaad die asielzoekers die jaren in Nederland zijn geweest is gewoon met een pardon hier te houden, anders heb je elke week een zielig Mauro verhaal, gaan wij elke week weer af. Dus er zit ook wel politiek pragmatisme achter. Maar tegelijkertijd wel dat ik denk van we hebben een ledenpartij als de onze biedt ook duidelijk de ruimte om onszelf te profileren op de thema’s die wij gewoon zelf hier lokaal belangrijk vinden. I: En lukt dat ook? Komt u door de landelijke maalstroom heen? R: Ja. Maar je weet natuurlijk en dat is de andere kant dat in de beeldvorming het voor een deel gewoon niet lukt om daar tegen op te boksen. En als iedereen het CDA even niks vindt landelijk, dan kun je lokaal niet of nauwelijks het verschil maken. Je moet echt een item hebben waar je als lokale CDA zo op geprofileerd hebt dat mensen inderdaad denken ‘ze hadden groot gelijk’. I: Hoe maakt u de onderliggende waarden van het CDA praktisch toepasbaar op de stoeptegelpolitiek die je soms in de stad hebt? R: We hebben natuurlijk een aantal grondwaarden die best toepasbaar op stoeptegelniveau uit te leggen zijn. Dan praat je over rentmeesterschap bijvoorbeeld. Waarbij je dus praat over de inrichting van een stad. Solidariteit is natuurlijk ook iets wat je in een stad heel praktisch en concreet tot op het intermenselijk niveau kunt vormgeven. Publieke gerechtigheid ligt wat moeilijker, omdat het formeel om wetgeving gaat. Tegelijkertijd over de toepassing van wetten en regels in de stad heb je natuurlijk ook wel weer een visie als CDA. Tegelijkertijd zijn we en dat is ook wel weer bezig met het verder denken. Je pakt signalen vanuit de samenleving waarvan je denkt van daar komen we met onze traditionele uitgangspunten niet uit. Ik zelf op het ogenblik heel sterk bezig met mensen in grote steden in het westen rondom het concept eigenaarschap. Het weer opnieuw zeg maar ontdekken van het feit dat die straat, die buurt niet van de overheid is, maar van ons als bewoners die daar wonen. Die daar inderdaad hun eerste leefomgeving hebben. Dat wij ons misschien iets teveel hebben teruggetrokken in onze beschermde huizen en de straat, de buurt iets teveel hebben overgelaten aan de hufters die de boel vershitteren en dat we dan van de overheid verwachten dat die het allemaal goed zullen opruimen. Mijn ogen zijn daar ineens heel scherp op gegaan toen dat in Londen eventjes mis ging anderhalf jaar geleden. Of was dat nog geen anderhalf jaar geleden? Die enorme rellen. Dan komt er 18.000 man politie en leger en die veegt de boel weer schoon. Het is eventjes rustig, maar het is natuurlijk niet opgelost. En het onderliggend probleem is natuurlijk, dat wij met elkaar de publieke ruimte, maar ook het openbaar vervoer en ook andere publieke plekken veel te veel uit handen hebben gegeven als direct betrokkenen zich er geen eigenaren meer van weten. En dan merk je dat een thema is dat binnen de partij toch wel heel veel weerklank krijgt. Dat

82 Masterthesis tussen Bestuur en Burger we dus bezig zijn met zoeken naar modellen en een manier waarop je kunt werken aan een stuk eigenaarschap in de samenleving, waardoor je op een gegeven moment gewoon die straat is gewoon onze straat. Jongeren mogen daar best zijn, maar wel met respect voor onze straat. I: Je maakt dus een item niet perse christendemocratisch, maar je pakt de elementen die daar inzitten, in dat christendemocratische gedachten en daarmee kun je linken aan issues. R: Ja. Je kan het met niet al te veel moeite terugleggen naar soevereiniteit in eigen kring maar dan soevereiniteit in eigen straat. Dat je dan merkt dat zo’n thema als gedeelde verantwoordelijkheid waar weer een nieuw gezicht bij zou krijgen, daar ga ik heel ver in. Ik zeg dan inderdaad van ook tegen de mensen in Den Haag, dat betekent in principe als we dat echt serieus nemen en we de op die manier de politiek weer bij de burgers en hun thema’s willen brengen, dat dan ook de financiën moeten volgen. En dat we naar een Zweeds model moeten, waarbij de lokale overheden drie keer zoveel geld uitgeven als de landelijke overheid. En in Nederland is het op het ogenblik volgens mij andersom. Geeft de landelijke overheid drie keer zoveel uit als andere overheden bij elkaar. I: lokaal bestuur krijgt steeds meer verantwoordelijkheden en steeds minder geld om die uit te voeren. R: klopt, ik weet niet of je op de hoogte bent van de laatste regeling die in de pijplijnen zitten voor de gemeentefinanciën, maar dat liegt er niet om. We worden ingeperkt op onze investeringsruimte, we worden ingeperkt op ons kasgeld en we krijgen er niets voor terug. Behalve jeugdzorg met een open einde. AWBZ met een open einde. Wet Sociale Werkvoorzieningen met een open einde. Allemaal open einde regelingen. Dus risico’s, zonder dat we de ruimt hebben om bijvoorbeeld met lokale belastingheffing dan een eigen instrument te hebben om op een gegeven moment de inkomsten en uitgaven aan te passen. Nu kunnen we eigenlijk alleen maar de uitgaven aan de inkomsten aanpassen. En dat gaat ten koste van. Is dat nu echt wat de overheid wil. Want dat betekent in principe ook… Ik ben op een gegeven moment in Engeland geweest samen met een deel van de raad, en daarin in kwamen we in Manchester. Vergelijkbaar met Eindhoven, wat groter. Hoewel de kern van Manchester ook niet zo heel erg veel groter is dan Eindhoven met 400.000 inwoners. Maar daar zit een 2.000.000 attachment area omheen. En daar waren een aantal wijkvernieuwingsgebieden die heel erg leken op onze wijkvernieuwingsgebieden. Daar hadden ze inderdaad besloten om die wijkvernieuwingsgebieden eigendom te maken van een vereniging van eigenaren. Dus alle mensen die er kwamen wonen, of ze nu kwamen huren of kwamen kopen, ze werden lid van de vereniging van eigenaren. Die hadden vervolgens een belastingbevoegdheid, voor dat gebied. Over die huizen. Een soort van onroerend zaak belasting was het. Zij konden met elkaar, als vereniging van eigenaren bepalen hoeveel er moest worden opgebracht en vervolgens waar dat aan werd uitgegeven in hun wijk. Dat was natuurlijk een model waarvan je nu kon zeggen na 10 jaar, dat je echt zegt dat maakt het verschil. Dat maakt het verschil in de hele manier waarop mensen met hun omgeving omgaan en daar de zorg voor hebben en zich verantwoordelijk weten. En daardoor ook een stuk samenleving waar je u tegen zegt. Omdat men elkaar tegenkomt. Gezamenlijke belangen en soms conflicterende belangen moet uitvechten. I: Dus we moeten eigenlijk meer lokaal gaan regelen? R: ja. Dat is iets waar ik binnen de partij redelijk wat handen voor op elkaar krijg. I: In de eerste plaats, u heeft er al een hartstochtelijk pleidooi voor gegeven, wat maakt de lokale politiek zo bijzonder ten opzichte van de landelijke politiek? R: Dichtbij de mensen natuurlijk, dat is gewoon zo. Je hoort toch elke keer elke week, elke dag hoor je weer de verhalen van mensen en je ziet wat er gebeurt. Ik zit op de fiets, ik ben een fietser dus ik zie overal en alles in de stad. Dat pak ik op en dat vertaal ik dan gelijk ook weer. Dat is ook uiteindelijk de reden dat ik ook de politiek ben ingegaan, dat ik ontdekte dat alles dat er om ons heen gebeurt, de kleren die ik aan heb, het glas, wat daar inzit, de vloerbedekking, de lucht die we inademen, alles in Nederland gereguleerd. Toen dacht ik, als dat zo basaal is voor mijn eigen leven, dan laat ik dat niet aan die ander over. Dan wil ik er zelf ook wel bij betrokken zijn. Nou dat is eigenlijk mijn missie, om dat ook op die manier neer te zetten in de samenleving en te zeggen van ‘mensen weet je wel dat je er wat aan kunt doen? Dat je er zelf ook een stem in kunt hebben?’ En

83 Masterthesis tussen Bestuur en Burger dat kan lokaal, dat moet je ook in eerste instantie lokaal vormgeven. I: wat zijn de voor- en nadelen voor een lokale afdeling van een landelijke partij van een sec lokale partij? R: natuurlijk wel een beetje de (???), want dat is natuurlijk wel zo. En af en toe ook wel hoor. I: voordeel of nadeel? R: Dat is een nadeel ja. En de bestuurlijke drukte die je elkaar soms kunt aandoen. Al die vergadering (och, och). Een partij als die ons is heel erg getrapt georganiseerd. We moesten naar een regionale bijeenkomst, hier van Eindhoven en Kempenland. Dan een Brabantse vergadering, een landelijke conferentie. Overal weer allerlei werkgroepen, overleg waardoor je op een gegeven moment elkaar ook doodmoe kunt praten. Dat is ook de kracht van onze partij, we weten elkaar ook wel te vinden. Daardoor ontstaat dus wel vaak consensus. Dat is natuurlijk wel toen met het PVV akkoord even wat minder geweest, dat was voor ons ook nieuw, dat het zo gepolariseerd zijn. Het is wat dat betreft ook wel nieuw voor ons, wij zijn over het algemeen toch in het ‘zonnige avond, belcircuit’, elkaar wisten te vinden en de scherpe kantjes er van af slepen. En dan kwamen we er wel weer uit. Dat gaf toch een goed gevoel altijd weer, van dat we toch met elkaar dezelfde kant op wilde. I: elkaar kunnen vinden is een voordeel. R: Dat is een positief iets. Dat je dus inderdaad met een Amsterdams of Rotterdamse collega aan tafel zit en dat je dus vanuit toch een zelfde taalveld elkaar ook heel snel weet te ontmoeten en daar toch gewoon tot allerlei uitwisseling komt en ook van elkaar kunt leren. Je kunt aan elkaars vondsten ook wat hebben. We hebben ook best regelmatig, ik zal niet zeggen wat en hoe, we regelmatig ook dingen die we even uit Rotterdam vertalen naar Eindhoven, waarmee we hier mooie sier kunnen maken. Dat was laatst Trots was bezig dat ze wat uit Tilburg haalde, ze moesten eens weten wat wij CDA soms van andere afdelingen krijgen. Zo werkt dat. Zo werkt dat bij ons ook. Het heeft als het goed gaat met de landelijke partijen heb je daar plaatselijk heel veel mazzel mee. Als het slecht gaat heb je het dubbel bitter, want dan heb je dat wat je ook gedaan hebt, je toch het gevoel krijgt we kunnen toch niet het verschil maken. Dus je bent wat dat betreft wel I: qua organisatie? Heeft dat nog voordelen? R: Daar moet je niet teveel van voorstellen. De lokale afdeling regelt het meeste vooral zelf. Je kunt eens een postertje met de landelijk lay-out krijgen, dat soort dingen meer. Een huisstijl. Maar ach, maakt dat nu echt het verschil? Ik weet het niet.

I: Dan wil ik naar het eennalaatse onderwerp doorgaan: voor u persoonlijk; uw rol vertegenwoordiger. Uitleg Trustee/Belangenbehartiger. R: Ken je Ankersmit? I: Ja, daar heb ik de theorie vandaan. R: hij had in Trouw een paar maanden geleden een heel goed artikel. Hij ziet een soort van centrifuge op het ogenblik. Hij zegt dan: dus de wetgevende verantwoordelijkheid aan de ene kant en de volksvertegenwoordigende verantwoordelijk rol aan de andere kant, drijft ons uit elkaar. En een volksvertegenwoordiger als een Wilders, kan eigenlijk niet meer wetten voor iedereen verdedigen, dat lukt niet meer. En dat komt omdat hij natuurlijk een dermate particulier belang vertegenwoordigt en wetten toch voor iedereen moeten gelden. En bestuurspartijen als inderdaad CDA en de PvdA die dus toch wel heel sterk aan de andere kant zitten en toch altijd wel het algemeen belang en publieke gerechtigheid toch altijd hoog in het vaandel hebben zitten. I: en hoe ligt dat voor u persoonlijk? R: (korte stilte) Het is heel lastig. Ik ben natuurlijk ook volksvertegenwoordiger. Ik vind het ook belangrijk dat het onbehagen en de onvrede een stem moet krijgen. Maar mijn traditie en mijn persoonlijkheid is dan wel altijd gericht op toch dat je er met elkaar uit moet zien te komen. I: maar met Belangenbehartiger bedoel ik ook niet dat je niet zou kunnen luisteren naar de inwoners, maar dat je een specifiek deel van die inwoners, bijvoorbeeld een wijk of bevolkingsgroep specifiek vertegenwoordigt, dat is wat ik ermee bedoel.

84 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Nee, zo zit ik, zo zitten wij er niet in. Dan zijn we toch meer degenen die voor het algemeen belang staan en daarbij dus wel heel goed kiezen om een afweging te maken tussen de verschillende belangen, dat is ook een discussie die ik net nog met D66 heb gehad in de gemeenteraad bij de algemene beschouwingen. Was je daarbij toevallig? I: Nee, maar ik heb toevallig Marco van Dorst al geïnterviewd. R: Die ging wel heel erg zitten op de vrijheid. Toen ik het toch niet laten om tegen hem te zeggen, kun je voorstellen dat er bij tijd en wijlen belangenconflicten zijn, soms diepe tegenstellingen, tegengestelde belangen zijn. En dat je dus niet onbeperkte vrijheid kunt geven, want hoe komen ze er dan uit? Moet je dan maar zeggen van, de sterkste wint? Zoals het in de natuur gaat uiteindelijk. En toen krabbelde die wel wat terug, maar was wel iets verrast. Dat komt ook wel een beetje, mijn neomarxistische opleiding komt daar om de hoek kijken. Ik heb niet zo hoeveel hoor, van die neomarxisten, maar één belangrijke vraag van Habermas was wel, van wie heeft hier belang bij? Welk belang wordt hiermee gediend? Dat is een heel belangrijke vraag, om je toch steeds weer opnieuw scherp te houden. Dingen zijn zelden zo mooi als je in eerste instantie doen (voorspiegelen). I: Dus, wat zijn de consequenties van je besluit. R: Ja. En daarom zit ik er toch wel heel duidelijk in voor het algemene belang en dan proberen de deelbelangen goed af te wegen en dan vervolgens… en dat vind ik wel een plicht waar de volksvertegenwoordigers een belangrijke rol in spelen, is dat je op een gegeven moment ook uitlegt. En dan op een manier uitlegt dat je mensen het gevoel geeft dat ze serieus genomen zijn. Serieus in datgene dat zij belangrijk vinden. Dat je door hebt waarom ze zich opstellen zoals ze zich opstellen. Bijvoorbeeld in de Overture, ik weet niet of je die conflictsituatie kent? Van een jongerencentrum in een seniorencomplex. Hoe ze dat ooit hebben kunnen verzinnen! Ook nog een seniorencomplex waar de architect zich heeft uitgeleefd op een manier dat als je er een heel klein rotje afsteekt, je al een ongelooflijke klap krijgt. Dus wat is er leuker dan daar inderdaad rotjes af te steken en dus al die senioren op de 150 woningen op de bovenverdieping in de telefoon naar de politie: ‘ze steken weer vuurwerk af’. Dan denk ik, in de planfase had misschien ietsje pietsje nagedacht kunnen worden. I: terwijl het architectonisch misschien een heel mooi gebouw is. R: ongetwijfeld. Er is nog steeds een simpele oplossing als, plant er dan bomen. Dat mag niet, want dan wordt architectuur verstoort. I: Ik dacht, dan wordt minder zichtbaar wat er gebeurt, maar dat nog niet eens? R: nee, het gaat om de architectuur. Ja, het zij zo. I: en welke rol speelt partijdiscipline in uw overwegingen? R: Nou, die is er wel. Dat hebben we af en toe wel hoor, dat we vrije stemming geven in de fractie. Bijvoorbeeld toen het ging over i-padds. Een aantal van mijn fractieleden waren niet overtuigd dat i-padds de toekomst zijn. En wij waren daar als enige fractie ook wel heel erg verdeeld over. Alle andere partijen, zelfs de senioren van Ouderen Appel van het geen probleem om i-padds te gebruiken. Maar goed, wij hadden te maken met een paar veertigers in de fractie, die het gewoon niet wilden. Ik ga er niet moeilijk over doen als fractievoorzitter. Ik heb gezegd van nou, ik vind het een respectabele keuze, ik bedoel, wat ons beterft, we hebben ook geen partijprogramma dat ons voorschrijft dat er i-padds moeten zijn, dus jullie mogen best uitleggen waarom je er tegen bent. I: I-padds voor het gebruik vanuit de gemeenteraad ofzo? R: ja. I: en waar ligt dan die grens? U gaf net al aan, we hebben niet in het partijprogramma staan dat je niet voor of tegen I-padds mag zijn. R: Dat is het dus inderdaad voor een deel. Als ons partijprogramma heel duidelijk aangeeft dat wij toch bijv voor een museum Kempenland zijn en het college besluit om met wat hun betreft goed reden Kempenland te sluiten, dan kunnen wij ons niet laten overtuigen door het college, maar dan zullen we gewoon toch vanwege het programma gewoon tegen stemmen. I: en dan wordt dus ook verwacht dat leden van de fractie meestemmen? R: ook al is één fractielid misschien best wel gecharmeerd van de argumenten van het college over museum Kempenland, maar dat kan dan gewoon even niet. Kan wel, maar speelt geen rol in het

85 Masterthesis tussen Bestuur en Burger uiteindelijke vingertje opsteken.

I: tot slot, om het cirkeltje weer rond te maken. De toekomst van politieke partijen. De vraag komt steeds weer op: hebben we ze wel nodig, politieke partijen? Wat vindt u dat politiek partijen zouden moeten doen om die rol die men vervulde tussen bestuur en burger weer te versterken? R: We zullen meer dan ooit moeten investeren op het gesprek aangaan met mensen en ik dat herkenbaarheid daarbij belangrijk is. Vertrouwenwekkende mensen. Vertrouwenwekkende maatregelen, die je uiteindelijk ook goed weet uit te leggen. Dus ook goed communiceert. Kijk uit voor je jezelf opsluit in Den Haag, maar ga het land in en probeer inderdaad in gesprek te gaan en tegelijkertijd sluit aan bij nieuwe vormen van verbondenheid en organisatie. Tegelijkertijd heeft niemand echt een antwoord op de enorme verbrokkeling van onze samenleving. En hoe je inderdaad toch aan wat bestendigere verbanden kunt werken. Iemand als Bolkenstein zei het in de jaren negentig al, toen hij de dichte overbezielde verbanden aanhaalde. Wat verrassend is voor een VVD- er, want de VVD is toch een partij die altijd voorop staat als het gaat om individualisering te promoten. Tegelijkertijd zag hij daar dus ook wel de neveneffecten van. Dus dat je een volstrekt verbrokkelde samenleving hebt, waar niemand meer wat met elkaar heeft. Waar traditionele leeforganisaties langzaam maar zeker leeg lopen en er niets voor in de plaats komt. Kan dat? Ik weet het ook niet. Daarvoor kijk ik veel naar de wetenschap. Misschien dat jullie toch dingen zien waarvan je zegt: dat is een goed evolutie van traditionele ledenorganisaties. Dat is natuurlijk wel de uitdaging waar we voor staan. Om toch op de een of andere manier iets meer body te geven aan opvliegers. Aan goede ideetjes. Een stukje continuïteit te garanderen. In de wetenschap is dat natuurlijk voor een deel geborgd, doordat je altijd citeert van je voorgangers. Ik was ooit eens een keer bij een lezing van een gepromoveerde, toonaangevende psychiater, die in zijn veld heel veel bereikt heeft en die zijn lezing begon met ‘ik sta hier als een dwerg’. Je zag de hele zaal met bijna duizend mensen opkijken van ‘hè, als een dwerg?’. Hij is toch een grootheid waar je u tegen zegt. Nee zegt hij, ik sta hier als een dwerg op de schouders van onze voorgangers. En toen viel het kwartje bij heel veel mensen. Bij de pauze hadden ze het over niks anders dan dit beeld. Want het was wel heel erg sterk. Dat gevoel van continuïteit dat je op de een of andere manier iets in handen krijgt van je voorouders en het weer doorgeven aan je kinderen. I: daar zit dan ook een grote paradox. Want de samenleving ontwikkelt zich, en wat je voorgangers misschien heel goed hebben gezien, is misschien niet meer van toepassing op deze samenleving. R: Dat is natuurlijk ook het paradigma van de wetenschap. Jij bouwt met de citaten van je voorgangers aan de nieuwe theorie. En wat ik van mijn ouders krijg, verteer ik op mijn eigen wijze en geef ik door aan de kinderen die het weer op hun manier zullen gaan verteren. Dat heb ik ook van mijn Afrikaanse vrienden. Ik heb jarenlang in Afrika gewoond. Zo van, wij hebben natuurlijk ook wel veel van jullie Westerse mensen overgenomen, maar we verteren het op onze eigen manier. Dat is denk ik ook de manier waarop het kan. Terugkijkend denk ik eigenlijk, dat is ook de manier waarop het in onze eigen samenleving zou moeten. Het voortgaan, de continuïteit met de vernieuwing, die balans, die wij in het verleden op een of andere manier geborgd hadden in ledenorganisaties (oudere leden die dingen doorgeven aan jongere leden die weer ouder worden en het vervolgens weer doorgeven aan een nieuwe generatie) dat is voor een deel niet meer vanzelfsprekend en ik denk dat als je daar naar kijkt in onze recente geschiedenis na de oorlog, dat de professionalisering daar een belangrijke een vervreemdende factor heeft gespeeld. Want al het wat wij traditioneel het maatschappelijk middenveld noemen en wat ledenorganisaties waren, zijn geprofessionaliseerd en vervolgens zijn ze vervreemd van hun eigen achterban. I: en niet alleen politieke partijen. R: bij de vakbond is het veel erger. En onderwijs is natuurlijk helemaal weg van zijn traditionele achterban. Die moeten heel veel moeite doen om ouders weer te betrekken bij het onderwijs. De gezondheidszorg heeft niks meer met hun traditionele achterban waaruit het ooit ontstaan is. Je ziet een professionaliseringstrend van na de oorlog die in alle mogelijke verbanden opgekomen is. Dat die

86 Masterthesis tussen Bestuur en Burger uiteindelijk toch resultaat heeft gehad kwaliteit, maar vervolgens ook vervreemding. I: en wat zou u tot slot zelf nog willen verbeteren aan uw eigen handelen om dat contact met die inwoners te versterken? R: Nou, ik zou wel willen twitteren bijvoorbeeld. Ik zou (en dat is een dilemma van tijd) toch vooral gewoon veel mensen ontmoeten en ze mee willen nemen in het goede verhaal.

87 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Bob Vostermans (Fractievoorzitter CDA Venlo)

E: Ik zou graag willen beginnen met een korte introductie van jouw politieke ervaring? B: 30 jaar. Ik ben zelf in 2006 begonnen in de gemeenteraad van Arcen-Velden. Wonen in Velden en was toen nog een zelfstandige gemeente van 3000 inwoners. Van 2006 tot 2010 daar in de gemeenteraad gezeten.

E: Hoeveel zetels had die raad? B: 13 zetels. De CDA fractie had daar 5 van. Op zich waren wij daar een partij van betekenis. 2010 herindeling bij de gemeente Venlo en bij de verkiezingen opnieuw gekozen voor de gemeenteraad in Venlo. Inmiddels ben ik daar 2,5 jaar actief en ben ik fractievoorzitter van het CDA.

E: Ben je dat vanaf het moment 1 in 2010? B: Nee, ik ben niet vanaf het begin fractievoorzitter. Eigenlijk kwam die vraag wel binnen een jaar omdat onze voormalig fractievoorzitter zijn vrouw lag slecht en die gaf toen aan ik doe een stapje terug. Tot dan ook niet mijn ambitie omdat op korte termijn al te gaan doen. Het is mij een beetje overkomen, maar inmiddels heb ik dat met vol enthousiasme kunnen oppakken.

E: Was je voor 2006 al actief? B: Wat mijn drijfveer is geweest om überhaupt politiek actief te worden is wel dat ik altijd actief ben geweest in het verenigingsleven, bestuursfunctie ook vervuld onder andere bij de volleybalclub. Daar ben ik een keer tegen een politieke beslissing aangelopen waar ik mij zo aan ergerde, dat ik dacht van dat moet ik zelf beter kunnen. Mijn jonge jaren, ik heb namelijk ook politicologie gestudeerd overigens niet afgerond dat moet ik er eerlijk bijzeggen, ik haar daar 2 jaar gestudeerd en in die tijd ben ik ook lid geweest van de VVD een tijdje. Alleen passief lid, ik ging niet naar bijeenkomsten.

E: Waarom heb je dan de overstap naar het CDA gemaakt? B: Dat is in eerste instantie in een lokale afweging geweest, omdat met name in Velden destijds de CDA een volkspartij was met allerlei lagen en allerlei verenigingen enzovoorts. De VVD was daar echt nog die oude middenstandspartij. Daar kwam bij datgene waar ik tegenaan liep was een keuze van een VVD leider en dan rol je er soms in, het was niet meteen een ideologische afweging. Inmiddels voel ik mij heel lekker bij het CDA.

E: Hoe zou jij de CDA fractie in Venlo omschrijven? B: De CDA is van oudsher een sterke gewortelde partij ook in Venlo. Nog niet zo heel lang geleden hadden ze zelfs een absolute meerderheid. Dat is er inmiddels ook alweer een tijdje echt vanaf. Je merkt dat wij opereren tussen een sterke VVD met 12 zetels en komen wij op de tweede plaats met 8 zetels en de PvdA met 6 zetels. Wij zijn nog steeds diep geworteld, maar je merkt wel dat er van alle kant iets begint te knetteren. Waar je vroeger echt de brede volkspartij was die de mensen vanuit het maatschappelijk middenveld waar je je heel sterk mee identificeert, die kiezen ook net zo makkelijk voor een PvdA of VVD. Daarin typeer ik het CDA ook nog steeds als ik ook kijk naar onze fractieleden naar een brede volkspartij want wij zijn allemaal met voorkeurstemmen gekozen. Als voorbeeld ik stond namelijk op plaats 13 bij de gemeenteraadsverkiezingen. Van de 13 in de raad gekomen met 8 zetels en nu fractievoorzitter dat geeft ook wel een beetje verhoudingen aan. Met de brede fractie proberen wij onze stem te laten horen in de raad.

E: Middenveld kiest ook net zo makkelijk voor de VVD of Pvda. Waar ligt dat aan denk je? B: Goede vraag, daar hebben al heel veel gedachtes de ronde gedaan ook binnen de partij. Je merkt dat ook over de hele linie het heeft niet iets specifieks met Venlo te maken. Ooit was er de verzuiling waar mensen heel beslist voor de KVP kozen en dat is natuurlijk helemaal weg. Daardoor

88 Masterthesis tussen Bestuur en Burger hebben veel mensen ook veel meer te kiezen dan vroeger. Ikzelf geloof in een sterke vertegenwoordiging ook vanuit de vereniging en vanuit organisaties. Mensen kiezen steeds meer op personen in plaats van op de partij. Je moet er wel een bepaalt gevoel bij hebben, maar de persoon vinden zij belangrijker als een specifieke partij als VVD of PvdA. Dan is het ook iets tussen partijen wie kan er een goede persoon op de lijst hebben staan, dat schilt. Dat zie je bij ons heel sterk vind ik, omdat mensen plaats 13 zit ook nog in de raad bij en plaats 3 is niet gekozen. Het geeft heel erg aan heb je aansprekelijke personen dan kom je er volgens mij al een heel eind mee. Als de VVD ervoor zorgt dat zouden zij daar ook stemmen mee halen. Dat geldt voor iedereen.

E: Hoe komt dat denk je dat het steeds meer de persoon wordt die belangrijk is dan de partij? B: Dat heeft te maken met een veranderende maatschappij. Ook met de technologie mensen met twitter, facebook. Social media kun je heel veel mensen bereiken die überhaupt niet zo hoeveel van politiek wisten. Die koppelen dat toch vaak snel aan de persoon. Die persoon moet ook een bepaalde uitstralingen hebben want anders zullen mensen niet zo snel zeggen goh die krijgt mijn stem. Dus een bepaalde uitstraling, een bepaalde persoonlijkheid die bereikbaarder wordt door de moderne technologie doet dat mensen op basis daarvan een keuze gaan maken.

E: Als ik het goed begrijp; de persoon die zich sterk profileert en ook het contact zoeken of hebben met bepaalde groepen in de samenleving of organisaties dat die ook makkelijker als een boegbeeld naar voren worden getrokken. B: Ik beoordeel dan wel zo, ik denk dat dat heel belangrijk is. In Venlo is dat ook wel zo, waar Mark Verheijen een stemmen kanon is geweest voor de VVD, het is gewoon een hele sterke persoonlijkheid. Volgens mij en dat is mijn mening zegt dat niets over zijn kwaliteiten en wat hij daadwerkelijk heeft gerealiseerd.

E: Welke politieke ontwikkelingen zie je t.o.v de burger? B: Ik denk dat dat steeds meer wordt, ik kan dat iets staven met bepaalde onderzoeken. We hadden het net nog over moderne technologie alle informatie is op vandaag opvraagbaar. Je kunt elke politicus zoals in de tweede kamer bijna persoonlijk volgen. Dat is een heel groot verschil met vroeger. Mensen hebben in ieder geval de toegang tot heel veel informatie die ze vroeger niet hadden. Ze kunnen daardoor ook makkelijk gaan shoppen. Dat bevalt me wel aan die persoon en dat niet. Ze kunnen op basis daarvan een keuze maken. Is de burger nu echt meer betrokken bij de politiek op basis van ik net zei zal dat wel moeten zijn. Ik hoor wel steeds vaker ze maken er een potje van, ze zijn alleen maar voor zichzelf bezig. Je krijgt natuurlijk ook andere signalen te horen van ja ik gewoon weinig vertrouwen in de politiek en ze laten het daardoor links liggen.

E: Dat hoor je inderdaad vaker dat burger het vertrouwen verliest want dat is inderdaad wel een paradox als je zegt van .. is misschien wel een groot woord.. B: Een achterban creëren. Misschien ook wel een concreet voorbeeld de congressen van het CDA in de laatste jaren live uitgezonden. Volgens mij was dat vroeger niet, dat weet ik niet zeker. Iedereen vormt zich daarom een mening over het CDA. De vraag is of het positief of negatief is.

E: Ik denk in het geval met het beruchte congres over de PVV dat het meer schade heeft gedaan vanuit mijn opinie. B: Terwijl wij zelf er eigenlijk heel trots op waren we laten precies zien waar we mee bezig zijn, transparanter kan echt niet. Iedereen kan volgens mij live zien binnen die partij is een discussie aan de gang. Het wordt niet achter gesloten deuren gevoerd. Het eigenlijk een fantastisch iets, maar ik ben het eigenlijk ook wel met je eens dat misschien de zwevende kiezer waow wat is daar aan de hand daar wil ik mij niet mee identificeren.

E: De transparantie kan ik helemaal achter staan wat je zegt. Alleen vond ik wel dat er gestuurd

89 Masterthesis tussen Bestuur en Burger werd op wie en lang er mocht inspreken en dat vond ik jammer. Want als ze wat meer het tegengeluid hadden laten horen en daar iets respectvoller mee waren omgegaan had ik meer respect voor de partij zou hebben en de uiteindelijke beslissing en de manier op hoe het is gegaan. Als je dat gevoel minder wekt dan krijg je meer sympathie voor elk standpunt. B: Was jij zelf voorstander of tegenstander op dat moment? E: Ik neigde naar tegen, ik zou het niet doen als ik hun was, maar ik ben niet zo dat ik niet naar de argumenten wilde luisteren naar voor. Ik moet eerlijk bekennen ik stond ook meer aan de kant van de nee stemmers. Die ontwikkeling wat heeft voor de politieke partijen in en algemeen en de koppeling naar jou afdeling? B: Het heeft positieve en negatieve gevolgen. Het negatieve gevolg is dat je toch steeds meer naar one-liners toe gaat. Snel scoren om het op het netvlies te houden en het begrijpelijk te maken voor de burger. De vraag is af dat eigenlijk wel kan, maar volgens mij is het niet zo zwart/ wit in de werkelijkheid. Ik vind het in die zin best wel een risico, een valkuil je moet er als partij van de ene kant in meegaan als partij, maar aan de andere kant is het niet alleen populisme en moet je je juist van one-liners distantiëren. Je moet gaan voor de inhoud en je moet denken dat je er op het termijn voor wordt beloond. Het CDA is van oudsher niet echt een sectiepartij en dat werkt tegen ons. Daar heb je weer dat serieuze en oudbollige stoffig verhaal, dat past niet in de snelle technologische wereld van nu. Van de andere kant is het ook weer een kracht van het CDA van jongens het is uiteindelijk een partij waar je je portefeuille durft uit te lenen. Jij past daar op meer dan snelle one- liners dat doen, maar ook lokaal af en toe heb je wel successen nodig wat je kunt delen met je achterban.

E: Hoe ga jij daarmee om dan? B: Het is een continue spanningsveld. Enerzijds dat je altijd netjes een goed verhaal probeert neer te zetten wat niet echt siert, maar af en toe maak ik ook voor mijzelf een bewuste keuze en nou zoek ik een keer de pers op om een keer een punt te maken. Dan krijg je weleens achter de coulissen van Bob wat is dit nou weer populistisch. Dat kan ik dan niet ontkennen, maar ik ben mijzelf ervan bewust dat ik het af en toe nodig heb.

E: Waar baseer je je keuze op welke onderwerpen je dat doet? B: Op basis van actualiteit want daar kunnen mensen iets van vinden. Het kan ook heel specifiek te maken hebben met de achterban. Voorbeeld een bepaalde achterban die in een bepaalde wijk of kern woont dan kies je van die wijk er eens uit te lichten. Dan bedien je ook je eigen achterban daarmee. Populisme moet je wel echt kunnen verkopen, je moet er wel echt achter staan wat je zegt.

E: Vaak wordt populisme ook als scheldwoord gezien. Als ik bij jouw worden aansluit ik heb het ook nodig en misschien als je die burger moet bereiken het ook een gezicht moet hebben om… B: Ik ben het ook niet eens met de stelling dat het niet slecht is, ik ben wel overtuigd dat populisme alleen dat dat niet gaat werken. Je moet wel echt een lange termijnvisie hebben. Bijvoorbeeld nu er moet bezuinigd worden en er zit pijnlijke bezuinigingen tussen en je hoeft het niet overal mee eens te zijn, maar je kunt wel heel populistisch roepen we doen het allemaal niet maar daar kun je het land ook niet mee besturen. Niet populistisch, maar je moet wel iets en daar vind ik dat je als partij ook je verantwoordelijkheid moet nemen.

E: CDA is ook een ledenpartij, hoeveel leden heeft het CDA in Venlo? B: Een gewetensvraag uit mijn hoofd iets tussen de 300 en 400 leden. E: Hoe nauw betrokken zijn die leden bij de club? B: Toen ik kwam in Venlo schrok in daar wel van. Ik wam als buitenstaander buiten de gemeente. Ik werd in een keer geacht overal iets van te vinden en ik dacht CDA brede volkspartij 400 leden dan heb je ook iets van een betrokken achterban nou dat gaan we samen even doen. En dat viel dus

90 Masterthesis tussen Bestuur en Burger tegen. Ik vond het beperkt. We hebben het wel ter hand genomen, wij werken inmiddels met commissies een aantal werkgroepen waarin we met leden of met sympathisanten onderling een keer in de zoveel tijd samen zitten. Enerzijds over de actualiteit anderzijds ook bepaalde visies voor te bereiden.

E: Hoe groot is die groep mensen? B: Wij hebben een vijftal commissies, met 8 man per groep dus ongeveer 40 leden waar ook onze bestuursleden en fractieleden inzitten. E: De kern is de fractie met 8 mensen zitten daar ook steunleden bij? B: Ja, wij hebben een vaste groep van 5 die ook gewoon twee wekelijks de fractievergadering bijwonen. Zij bereiden mee de stukken voor en zitten ook in de werkgroepen. E: In de BOB cyclus komen die ook? B: De een meer als de andere. Ik heb een aantal fanatiekelingen die echt alles mee volgen en ook zelf dingen inbrengen voor de volgende keer. Je hebt er ook bij een kies een aantal onderwerpen uit en dan steunen we je verder. E: Dat zijn er 13. Zitten daar nog meer actieve mensen naast? B: Ik heb ook 2 bestuursleden die heel actief meegaan, zij zitten ook bij alle fractievergaderingen.

E: Hoe groot is het bestuur? B: Het bestuurt uit mijn hoofd uit 5 van. E: Zijn er nog meer mensen actief buiten deze bestuursorganisatie? B: Je hebt een PR commissie die zijn er wel, maar ik refereer eerder toch aan de werkgroepen. Werkgroep Sport houdt zich niet bezig met de PR, maar er zitten personen bij in die werkgroepen die ook wel iets aan de marketing doen. E: Als je die werkgroepen bij elkaar optelt heb je eigenlijk gewoon de actieve leden. B: Eigenlijk wel ja.

E: Stelling lid worden van het CDA B: Steeds meer dat durf ik echt zo meteen te antwoorden. Wat ik net al aangaf ik denk dat het twee jaar geleden minder was daar had je een tweetal ledenvergadering per jaar waar je je mening kunt ventileren. Wij zijn heel benaderbaar als fractie je kunt altijd bellen. In de praktijk gebeurd dat niet veel. In de praktijk met werkgroepen zit je met subgroepen samen en het zijn ook vaak wat bredere onderwerpen die niet te vatten zijn in een avondvoorstel. Het gaat bijvoorbeeld om de visie op vrijwilligerswerk. Je kunt maandelijks je invloed wel uitoefenen, maar het is niet zo dat je nu iets inbrengt dat we er de volgens maand ja of nee over gaan stemmen. E: Als het kort samenvat; via je de werkgroepen kun je over de onderwerpen meespreken en als je persoonlijk raadsleden benaderd dat kan ook. B: Wij zijn er bewust van dat wij met 8 mensen een stad van 100.000 mensen dat wij er niet alwetend in zijn. Wij willen heel graag met leden sparren. Overigens niet in de zin van leden, maar ook voor andere mensen insprekers probeer je echt alle tijd te maken op locatie om maar op de beeldvorming volledig geïnformeerd te zijn.

E: Hoe benader je je leden en achterban? B: Werkgroepen hebben we gehad en we hebben twee keer per jaar een ledenvergadering. Verder proberen wij via nieuwsbrieven aan de leden ook over de actualiteit op de hoogte te stellen. E: Volledig digitaal? B: Nee, wij zijn het CDA met in principe veel oudere mensen. Wij doen een combinatie. E: Dan hebben we nog de website die is waarschijnlijk ook gelinked aan de landelijke website. B: Ja E: Een Eindhoven zei een fractievoorzitter dat hij het soms lastig vond omat lokale issues door landelijke zeg maar weggeduwd werden. Hebben jullie daar ook last van?

91 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

B: Nee wij hebben wel echt een CDA Venlo site. Die zit in de lay out van CDA Nederland, maar daar kunnen wij echt ons eigen ding mee doen. En als jij mij dan vraagt ben je daar tevreden mee over, dan zeg ik nee want dat ligt ook aan onszelf. Het is een manco van ons. E: Wat zou jij daar aan willen veranderen? B: Ik zou eigenlijk wel iemand wil hebben die dicht tegen de fractie aan zit. Of een fractielid echt het helemaal actueel houdt. E: Wat zou jij er behalve nieuwsdingen nog meer op willen zetten? B: Polls, of stukken van de jaren daarvoor E: Misschien een rare vraag is bij je leden ook actueel welke onderwerpen in de raad worden besproken? B: Nee, dat doe n we niet. Het is geen stomme vraag, maar een hele goede vraag. Daar is echt nog wel winst te behalen. E: Dat vroeg ik laatst aan een fractielid en die deden het helemaal niet en ik dacht gooi deze vraag er nogmaals in. B: Nee, het is een goede vraag. Leden weten een paar keer per jaar waar wij mee bezig zijn en dat zijn bijvoorbeeld de kadernota, begrotingsbehandeling en eventueel majeure projecten. Overigens kunnen burgers, zij hebben een weekblaadje, daar staan de onderwerpen ook in hoor. Nogmaals je kunt daar je leden veel actiever mee benaderen.

E: Vraag over moderne communicatiemiddellen. B: Ik zou er wel aan willen, maar wij hebben verschillende soorten types in onze fractie zitten. Wij hebben een aantal mensen wat ouder 60+ die gaan er niet meer mee werken. Mijn vice fractievoorzitter en Desiree die twitteren wel. Minder actief dan mij merk ik, maar zij zijn er wel actief mee bezig. Geen policy, maar ik zou dat opzich wel willen. Inmiddels is een les ook dat social media echt wel vanuit je zelf moet komen. Als iemand daar geen feeling voor heeft dat kun je dat beter laten dan dat je er dingen geforceerd op moet gaan zetten. E: Ik snap denk ik wel wat je bedoelt want als je het niet beheerst gaat het tegen je werken. B: Precies. E: Sommige partijen hebben een partij facebook en die geven aan dat het soms lastig is wat je er wel of niet moet opzetten. Hebben jullie daar ook last van? B: Wij hebben geen partij facebook, maar ik heb mijn eigen facebook wat ik eigenlijk wil afschermen van de politiek. Politieke mensen willen vrienden worden, maar ik gebruik facebook eigenlijk gewoon voor privé. Het is eigenlijk niet voor de buitenwereld. Het is een spanningsveld en dat herken ik wel.

E: Proberen jullie heel Venlo achter jullie te krijgen op mikken jullie toch op een bepaalde achterban? B: Heel Venlo zou mooi zijn, maar is natuurlijk niet reëel. Wij proberen wel ik noemde net al het maatschappelijk middenveld, ja wat past bij het CDA het is eigenlijk heel breed. Dat moet eigenlijk jong en oud zijn, gezinnen maar niet alleen maar gezinnen. Waar mikken we op. Ik vind dat lastig om aan te geven. Ik mik mij heel breed voor cultuur, verenigingen, ouderen ook voor mensen die zelf gaan werken of die niet kunnen werken dan helpen wij die. Een brede volkspartij willen wij zijn. E: Hoe vertaal je dat nou naar de praktijk die echte volkspartij? B: Goede vraag. E: Is er wel plek voor een echte volkspartij? B: Je merkt dat de middenpartijen het moeilijk hebben dat geldt voor de PvdA, voor ons en D66 zelfs. Dan kom je terug op het begin van het gesprek. Mensen willen graag uitgesproken meningen horen, een of twee zinnen en als middenpartij heb je daar wat lastiger mee. Verantwoordelijkheid ligt voor de eerste instantie bij jouw zelf en daar moet je voldoende ruimte in krijgen. De overheid heeft een beperkte rol om de zwakkeren te helpen, maar ook om regels te stellen. Dat mis ik enerzijds bij het socialisme, maar van bovenaf de regels worden te groot en volgens mij worden de

92 Masterthesis tussen Bestuur en Burger mensen daardoor niet gestimuleerd om dingen zelf te doen. Bij het liberalisme daar vind ik van dat zij te los laten en mensen echt aan hun eigen overlaten/

E: Lokaliteit van de lokale politiek. B: Omdat je meer met dingen bezig bent die de mensen rechtstreeks merken. De kamer rept op een wet weet ik wat bijstand of zoiets dat is ook belangrijk voor bepaalde doelgroepen, maar raakt je volgens mij minder persoonlijk als dat wij het in de gemeenteraad hebben over de ontwikkeling van een nieuw stadium. Dat maakt de gemeente politiek natuurlijk leuk, je kunt er rechtstreeks invloed op hebben via de gemeentepolitiek. E: Merk je ook dat mensen heel anders op je reageren omdat je het over onderwerpen hebt die heel dicht bij hun staan? B: Ja, ze reageren soms ook veel feller. Het is geen ver van mijn bed show, maar bij wijze van spreken iets wat in de achtertuin plaatsvindt. Zij hebben daar soms duidelijk een mening over en die mening laten ze je ook duidelijk merken. Het is vaak ook op korte termijn gericht als op lange. Wij proberen er als fractie ook echt aan vast te houden, een visie waar we heen willen we willen graag hoger opgeleiden deze kant op halen. Maar als je een stadium gaat bouwen valt toch iedereen over je heen waarom ga je nu een stadium in godsnaam bouwen. Terwijl er toch achter zit wij proberen die stad meer faciliteiten te geven, meer aantrekkelijk te maken voor de mensen die in Eindhoven blijven en niet naar Venlo komen. Mensen breken je toch af want je gaat toch geen stadium bouwen.

E: Hoe profileer je als landelijke partij in de lokale politiek? B: Goede vraag. In Venlo heb je natuurlijk veel lokale partijen en dan gaan op die stoeptegels zitten en staan vrij van een imago van een landelijke partij en enige stromingen. Wij zitten toch in een christen democratische stroming die is vaak ook lastig te vertalen naar iets lokaals. Daar zoek ik toch altijd de verbinding in. Mensen moeten de vrijheid hebben om zichzelf te ontwikkelen en wij helpen daar bij. Zo probeer ik dan die combinatie te pakken. E: Je moet een vertaalslag maken. Hoe werkt dan in de praktijk dan? B: Dat is een uitdaging laat ik dat maar eerlijk zeggen. Soms kijk ik letterlijk dan landelijke documentatie en kijk ik hoe kijken ze tegen een onderwerp en aan en dan kijk ik of ik een CDA sausje over kan leggen bij het lokale onderwerp. Dat is vaak ook heel moeilijk. Het is toch vaak heel pragmatisch kijken naar onderwerpen. Zoals bijvoorbeeld de SP het heel sterk doet vanuit de ideologie, ik geloof daar niet in lokale politiek. E: Juist omdat het over stoeptegel issues gaat? B: Ja precies, het zijn vaak onderwerpen die zich daar niet voor lenen. E: Profilering in de media B: Waar ik nou op zoek naar ben hoe ik kan ik nu die krantenkop pakken bij bijvoorbeeld de begrotingsbehandeling. Voor mijn gevoel worden daar te vaak genegeerd. Ik probeer in mijn betogen toch iets spitsere uitspraken te doen, vaak iets populistischer met one-liners om de pers toch iets te prikkelen pak nou eens de kop voor ons mee. E: Wie krijgen dan meer de koppen? B: Dat zijn toch de partijen die dat beter kunnen als wij. Wij willen altijd netjes blijven, maar af en toe zoeken onze coalitiepartijen de grenzen op naar buiten toe. Die roepen iets en weten dat ze er achteraf op terug moeten komen. En dat wordt dan geaccepteerd. Vanuit nature zit dat niet zo in ons. E: Welke partijen lenen zich daar meer voor? B: Van de PvdA. Zij zitten op die linker kant en er moet flink bezuinigd worden en daar wordt ook van verwacht dat zij af en toe roepen van jongens dit is niet meer sociaal meer. Terwijl er meer tussen in zitten tussen de PvdA en VVD. Die het vaak onderling het meeste in de haar hebben en wij zijn de meester die ze uit elkaar houdt. Dat is geen positie waar je je zelf goed kan profileren merk ik. Dat is van nature die we pakken in de coalitie. Er is vorig jaar een breuk geweest die wij gelijmd hebben.

93 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

E: Hebben jullie daar mee de krant gehaald? B: Nee niet echt. E: De oplossing is voor te profileren om toch meer die one-liners in te gaan en af en toe wat scherper.. B: Populistischer ten zijn en op zoek gaan naar de grens. E: Zie je dat specifiek een taak voor jou? B: Ik zie dat voor iedereen zelfs voor de wethouder.

E: Wat zijn de voor en nadelen van landelijke en lokale partij B: Het voordeel is dat wij een heel mooi netwerk hebben. Wij kunnen ook daadwerkelijk iets bereiken want via ons netwerk in Den-Haag kun je ook dingen daar proberen aan te kaarten of te veranderen. Via Maastricht wat natuurlijk ook veel gebeurd. Je hebt ook veel contact met de CDA afdeling van andere gemeenten. Daar kun je samen optrekken om de regio verder te brengen. Een voordeel is ook dat er een goed kennis instituut achter zit. Wij krijgen veel cursussen. Er is ook een back office waar je altijd informatie kunt opvragen. Bij de verkiezingen worden er centraal posters geregeld. Nadelen is dat als het imago in Den-Haag slecht is dan heb je er gewoon last van. Landelijk heeft het CDA het slecht in de peilingen daar we hebben wij dan zeker lokaal last van, terwijl dat niets zegt over het lokale. Je wordt gelinked aan de ideologie waar je voor staat ik weet niet of dat een nadeel is. Bij de CDA is er toch een verbinding met de religie, die voor mij persoonlijk veel minder geldt waardoor sommige mensen bewust niet voor het CDA kiezen.

E: Trustee en belangenbehartiger. B: Ik probeer echt ergens links van het midden te zitten, meer richting die trustee voor ook als fractievoorzitter. Ik ben mij ook ter degen van bewust dat je ook je eigen achterban af en toe moet bedienen. Ik had veel stemmen in de kern Velden en dat moet je af en toe iets laten horen voor Velden. Het is geen clientisme, misschien deels toch wel een beetje maar het zijn wel de mensen die over 2 jaar weer vraag van stem opnieuw op mij. Ik ben wel iemand die zegt het moet niet puur aan die kant hangen. Soms moet je een andere beslissing maken die anders is dan voor de specifiek bepaalde belangengroep. E: Hoe merk je dat in de raad? B: Daar zitten grote verschillen in. Er zijn mensen die specifiek voor hun achterban uitkomen anders hoor je ze niet en mensen die er wat genuanceerder in staan. E: Hoe is de verdeling ongeveer? B: Ik denk dat er meer mensen die richting de belangenbehartiger werken. E: Waar ligt dan aan? B: De stoeptegelpolitiek.

E: Partijdiscipline. B: Partijdiscipline zie ik ook niet als vies woord. Af en toe is het denk ik ook nodig. En dat is met name op meer majeure onderwerpen denk ik. Zware onderwerpen zijn niet partij discipline belangrijk. Op minder grote onderwerpen vind ik ook dat je best wel verdeeld mag stemmen. Ik heb het meegemaakt met de motie Pardon voor Kinderen dat vond ik zo ethisch en een motie is overigens niet zo heel zwaar dat ik zoiets had dat ik laat ik echt aan de mensen zelf. Het CDA is een midden partij en ik weet dat er soms wat mensen iets meer links of naar rechts gaan en soms komt dat dan ook naar voren. Bij dit soort ethische onderwerpen wil ik ze de ruimte geven. E: De toekomst van de politieke partijen B: Ik denk zeker dat ze die moeten bekleden, uiteindelijk is de gemeenteraad het hoogste orgaan van de gemeente in Venlo. Zij nemen de beslissingen en dat is ons democratisch bestel. Als er politiek een beslissing genomen wordt moet er ook verantwoording afgelegd worden aan de burgers. Ze zijn er samen met de overheid ervoor om de burgers betrokken te laten blijven. E: Is het dan nodig dat er politieke partijen betrokken bij zijn?

94 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

B: Ik vind dat we in Nederland heel veel politiek partijen hebben. Ik geloof toch steeds meer in een bestel waar steeds minder politieke partijen actief zijn. In Duitsland is de kiesdrempel wat hoger waardoor je uiteindelijk uit een paar partijen kunt kiezen die uiteindelijk meer kans hebben om macht te krijgen. Je kunt je in Nederland tijdens de verkiezingen echt identificeren met je eigen, maar je ziet dat het in de laatste jaren heel lastig bestuurbaar maakt. Het versnippert echt. Er is geen meerderheid of links of op recht, het midden zijn de verschillen heel groot. Een CDU of een SPD die kunt misschien wel wat makkelijker bij een grotere groep burgers die link proberen te maken.

E: Schakelfunctie partij B: Wij werken met werkgroepen deze zou voor iedereen bereikbaar moeten zijn dan geef je als CDA in ieder geval je kunt overal meepraten. Je moet mensen proberen actiever te informeren. Dat zijn instrumenten waar je eigenlijk wat mee kan. E: Eigenlijk communicatie verbeteren.

Wat zou jij zelf willen doen om dat te verbeteren? B: Ik vind mijn rol eigenlijk te beperkt, wij zitten nu bij mijn werkgever waar ik vier van de vijf dagen actief ben, kostwinning. Het is een continue spanningsveld tussen mijn baan en politiek. Ik wou dat ik meer tijd had om politiek te bedrijven en daarin nog actiever met de burger in gesprek te gaan. Nu ben je gewoon beperkt in je tijd. E: Raadslid als een professionele baan? B: Waar je ook voor moet uitkijken als je het te professioneel maakt is dat je te ver van de burger af gaat staan. Dat is een risico. Ik merk nu ben je gewoon heel beperkt als werkende. Een raad moet een afspiegeling zijn van de bevolking het zijn niet alleen de gepensioneerden. Ik zou er zelf wel wat voor voelen als het professioneler wordt, maar ik benoem ook de valkuil dat je het een carrièrekeuze maakt. E: Helder. Bedankt voor het interview.

95 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Mieke Verhees (Fractievoorzitter PvdA Eindhoven)

I: allereerst natuurlijk hartstikke bedankt dat u met mij dit interview wilde doen. Ik zal gelijk van wal steken. Als u eerst eens wat wilt vertellen over uw ervaring in de politiek. Hoe is het begonnen… R: Ik ben sinds 2006 raadslid. Dus dit is mijn tweede periode. Maar daarvoor was ik… hoe is het begonnen. Ik ben terug komen wonen in Eindhoven na lang weggeweest te zijn in 2000. Toen wilde ik graag, toen dacht ik, hier woon ik voorlopig wel weer. Voor het eerst da tik dat gevoel had, met drie kinderen. Toen dacht ik, dan wil ik me ook bemoeien met mijn leefomgeving. Ik had nog geen vooropgezette plannen voor hoe dan, maar ik werd wel lid van een partij en ben naar bijeenkomsten geweest. Toen werd me eigenlijk al gevraagd, ‘wil je niet op de lijs?’. 2002 waren natuurlijk de eerste verkiezingen. Dat vond ik wat snel. Ik was zo nog niet bekend met de stad dat ik dacht dat moet ik nog niet doen. Toen ben ik wel op de lijst op een onverkiesbare plek gekomen. Maar ik ben daarna 4jaar gewoon actief lid geworden. I: Als fractievolger ook? R: Niet direct. Wij hebben hier de ‘buitenboort motor’, dat is een clubje actieve leden met een fractielid en een bestuurslid, die eigenlijk de voelsprieten zijn voor de fractie in de stad. Op het moment dat de fractie zegt, we willen iets weten over jeugdwerk, ga eens onderzoek doen of een maatschappelijke verkenning. De permanente campagne deden wij ook, die ligt nu een beetje op z’n gat, moet ik eerlijk zeggen, maar ik was toen fanatiek daarin en heb daar een aantal onderzoeken gedaan. Toen dacht ik, dat is wel wat voor me. Ik kende het reilen en zeilen meer en toen kwam ik op een verkiesbare plek. En zo is het gebeurd en gekomen. I: Dus in 2006 in de gemeenteraad gekomen en al vanaf het begin van deze periode fractievoorzitter, of? R: Vanaf het moment dat de lijsttrekker wethouder werd. Dat was in mei. De verkiezingen in maart en dan onderhandelingen, die heb ik mee gedaan. En toen werd nummer 1 wethouder, dat was van te voren ook wel bekend. Toen ben ik fractievoorzitter geworden, ja. I: Ok, dus u stond ook eigenlijk 2 op de lijst? R: Ik stond 3 op de lijst, wij doen vrouw, man, vrouw, man. Onze wethouder is een vrouw en dan een man en dan ik.

I: En hoe zou u de PvdA in Eindhoven willen omschrijven? De fractie en de partij. R: Wij zijn zeer duaal, kan ik wel zeggen. I: In welk opzicht? R: Dat we in het college zitten, maar dat we soms de grootste oppositiepartij zijn. Daar hebben we vorig jaar ook de prijs voor beste fractie mee gewonnen. Ze hebben hier altijd verkiezingen. Vanwege het duale karakter dat we hebben, maar wel altijd op zoek naar de cohesie en de samenwerking. We zijn geen relpartij, maar we zijn wel eens in de coalitie de buitenstaander. Maar we zijn ook de grootste. Dat scheelt nog maar 1 zetel hoor, met de VVD. Ik moet zeggen, we zijn redelijk zichtbaar. I: Naar de rest van de raad toe, of ook in de stad? R: Allebei. Tenminste voor de mensen die de krant lezen. Als je de krantenberichten leest dan kom je ons tegen. I: En hoe zou je de fractie willen omschrijven? Wat voor mensen zitten daarin? R: Onze fractie is zeer gevarieerd. We hebben 9 mensen met 1 volger. 1 commissielid. De kwaliteit is ook zeer gevarieerd. De kar van de fractie wordt getrokken door een man of vijf. I: In andere fracties zegt men je hebt verschillende kwaliteiten in de groep, merk je dat ook? R: Ja, zeker. Ook verschillende werkvelden en de expertisegebieden natuurlijk. Maar ook andere rollen. We zijn de eerste maand dat we bij elkaar waren ook op weekend geweest. Met een coach, van wie heeft welke rol. Wat zijn iemands competenties. Want een fractie is eigenlijk een hele rare groep mensen bij elkaar. Er is geen hiërarchische structuur; je bent niet bij elkaar vanwege vooropleiding of vanwege interesse. Ja, de partijinteresse. Maar dat is natuurlijk breed uit te leggen.

96 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Maar je zit toch meer uur bij elkaar dan met menig vriend. Ik zie mijn fractiegenoten vaker dan mijn vrienden. Dus dat is een hele aparte structuur. Dus daar zoek je in het begin even de rode draad in. En dat gaat redelijk.

I: Gaan we naar de maatschappelijk ontwikkelingen en dan met name naar hoe de politieke betrokkenheid van burgers zich ontwikkelt door de loop van de jaren. Welke ontwikkeling ziet u daarin? R: Dat is apart want ik denk dat die (betrokkenheid) weer groeiende is. I: En hoe merkt u dat? R: Dat je toch wel veel respons krijgt. Met campagnes bijvoorbeeld. De laatste landelijke campagne hebben we… we staan veel op straat altijd, we bellen ook bij mensen aan. Je krijgt echt inhoudelijke vragen. Mensen willen zich baseren weer op inhoud om een keuze te maken op wie ze kiezen. En dat is ook wel eens anders geweest. Mijn eerste campagne was 2002, toen zijn we echt uitgescholden, want dat was de Pim Fortuyn periode. Echt grof, rothobby. En daarna was het alleen maar leuk. 2006 was natuurlijk geweldig voor ons, met natuurlijk hoog in de peilingen. Wat je merkt, het gaat ook wat minder. Ik denk serieus op het moment dat het minder gaat, dat je meer solidariteit voelt met elkaar. Als er ergens een overstroming is, dan helpen mensen elkaar. Wij hebben het natuurlijk heel lang heel goed gehad; mensen raken daardoor individualistischer en onverschilliger; ieder voor zich. Een beetje egoïstischer eigenlijk ook wel denk ik. En ook vanuit de overheid wordt er ook meer aanspraak gedaan op vrijwilligerswerk en regel met elkaar dat je iets organiseert. Als ik voor lokaal hier spreek krijgen mensen ook meer inspraak. We hebben ook echt ingezet op meer betrokkenheid van bewoners. Buurtbudgetten hoeven niet meer op het dubbeltje gerechtvaardigd te worden. Dat soort dingen; gezamenlijk zorg dragen voor de openbare ruimte. I: Dat vind ik wel interessant. U zegt de stad wil meer aan de burgers teruggeven, kunt u daar nog een paar voorbeelden van geven? R: Ja, enerzijds omdat het noodzakelijk is; je kan als overheid ook niet meer alles doen. Daar heb je niet het geld voor, maar je hebt ook met mondige burgers te maken. Het is gewoon echt een andere periode. Wat mij betreft een positieve. Als je kijkt naar de gezondheidszorg. We hebben hier een nieuw traject ingezet dat heet ‘Wij Eindhoven’, dat is een nieuw systeem voor zorg. Er komt 1 generalistische welzijnswerker achter de voordeur. Want je hebt soms gezinnen waar 20 welzijnswerkers achter de voordeur komen, die hebben dan heel veel overleg enzo en uiteindelijk gebeurt er niet zo veel. Dus we hebben nu een nieuw systeem en we zijn bezig met een pilot in 2 of 3 wijken. Waarbij 1 generalist nog achter de voordeur komt en die gaat eerst kijken met iemand, wat die persoon zelf kan doen. Bijvoorbeeld een ouder iemand. Die heeft thuiszorg nodig en die heeft allerhande hulpmiddelen en dan ga je eerst kijken wat kun je met familie organiseren, wat kun je met je sociale kringen organiseren en wat heb je dan nog nodig. Maar ook met schuldhulpverlening. Heb je iemand in je eigen familie, vriendenkring of vrijwilligerspunt of daar iemand is die je kan helpen. En dan heb je nog bijvoorbeeld iemand nodig voor je belastingpapieren. Dat is een voorbeeld van waar we meer aanspraak maken op: mensen van zorg voor elkaar. We doen ook heel veel aan het openbaar groen. Stukjes geven aan mensen ter onderhoud. I: Hebben ze dan zelf ook inspraak over hoe dat er uit gaat zien? R: Ja. (10:06) En nu komt er een heel nieuw stukje stadontwikkeling hier in de binnenstad; het oude energieterrein. Aan de (…) terrein, wordt nu ontwikkeld en mensen kunnen daarvoor een plan indienen, maar daar hoort dan ook een stukje openbare ruimte bij. Buurtbudgetten tot 5000 euro worden aan een buurtorganisatie gegeven, zonder dat je daar allerhande verantwoording voor hoeft af te leggen. I: Ik neem aan ergens op een begroting een keer? R: Nee, maar vrijwilligers waren vaak meer bezig met accountantswerk, dus dat schoot ook niet op.

I: En ziet u dat echt als een PvdA item of is dat iets dat breed gedragen wordt?

97 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Dat is echt het thema van het coalitieakkoord hier. Wij zetten in op wijken en buurtbewoners. Dat is wel ons ding. Maar die nieuwe manier van werken is wel echt van de coalitie. I: U zei net, de burger wordt wel meer betrokken, zoals in de voorbeelden die u noemde, maar wat voor gevolgen heeft dat voor politieke partijen? Laat ik dan zeggen hier in de stad. R: Dat vind ik lastig. Meer betrokkenheid. Wij zijn ook weer aan het groeien als partij, qua leden. Of dat ook daar mee te maken heeft, dat is moeilijk te zeggen. Ik merk wel dat mensen met concrete vragen komen bij je en over de inhoud. Wat ook wel opvalt is dat er weer meer jonge mensen geïnteresseerd zijn, om iets te doen. We hebben al 3 stagaires voor eventuele kanditering op de lijst en zo. En dat zijn hele jonge mensen. Dat is nu aan de gang, of dat een trend is, dat weet ik nog niet. I: Zijn er nog andere ontwikkelingen die belangrijk zijn als het gaat om die betrokkenheid van burgers? Zo niet, dan niet hoor. R: Nee, dit was het wel.

I: De PvdA is een ledenpartij. Hoeveel leden heeft deze partijafdeling? R: Exact weet ik het niet, maar op het moment rond de 500. I: En hoeveel van die mensen zijn echt nauw betrokken en actief? R: Maar een heel klein clubje. I: Hoe groot is dat clubje? R: Je hebt de fractie, dat zijn er een stuk of 10, 11. Dan het bestuur 8 man, dat is 20. Nou, als het er 30 zijn dan is het heel veel. I: Dat zijn de mensen die je ook kunt porren om iets te doen? R: Nog niet eens allemaal. Je hebt mensen in het bestuur zitten die eigenlijk ook niet te porren zijn. Nee, ook zo’n ledenvergadering, dat wordt bezocht door zo’n 40 man en dat is al veel. I: Heeft dat ook nog een reden denkt u? Want je hebt best veel leden, maar daar komen er maar weinig van naar zo’n ledenvergadering. R: Vroeger had je echt ledenraadplegingen op moeilijke onderwerpen, daar is de laatste tijd te weinig op ingezet, al begint dat weer te komen. Dat is nu gewoon minder. I: U zegt eigenlijk, de banden met de leden en de achterban zijn misschien wat verslapt? R: Ja. Je zou dat echt moeten aanhalen. Dat is ook een discussie die we al een tijd hebben, want ik vind dat is eigenlijk iets van het bestuur. Het bestuur gaat over de leden en moet zorgen dat wij als fractie de politieke verantwoordelijkheid afleggen aan de leden en dat moet je eigenlijk wel organiseren. Maar, de helft van het bestuur dat zijn mensen die ook niet vooruit te branden zijn. Dat is altijd. Bij zo’n vrijwilligersclub hangt het zo erg af van wie er toevallig zit. I: En hoeveel energie iemand erin kan steken… R: Precies, kan ook nog eens. Dus het is geen verwijt, maar wel een constante discussie die we hebben.

I: Stel dat ik lid van de partij wil worden. Ik meld me aan bij de PvdA. Hoeveel heb ik dan te zeggen binnen de partij als lid? Wat kan ik voor elkaar krijgen? R: Op de inhoud bedoel je? I: Ja, hoeveel invloed kan ik uitoefenen op de koers van de partij. R: Je zou je kunnen aanmelden bij het clubje dat het programma schrijft, dat begint nu weer te spelen. Of onderzoeken doen op bepaalde onderwerpen of daar je expertise op inbrengen voor het programma. Als het programma er eenmaal is amenderen als lid. Je kunt ieder punt maken, maar je moet overal een meerderheid voor krijgen natuurlijk. Dat is maar goed ook. Alles wordt voorgelegd uiteindelijk aan de ledenvergadering. De leden hebben altijd het laatste woord. I: En op de lopende dossiers? R: Op de lopende dossiers dat is een lastige, want dan kun jij de fractie informeren en afhankelijk van hoeveel expertise je hebt op het onderwerp kunnen ze dat meenemen, maar je hebt geen directe invloed daarop.

98 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Ziet u ook verschil tussen partijleden, achterban en samenleving? R: Partijleden zijn ook achterban en samenleving en andersom niet perse. Samenleving is gedeeltelijk achterban en hoeven al helemaal geen leden te zijn. Ik begrijp niet helemaal wat je vraag is. I: Nou benader je ze bijvoorbeeld anders, R: Partijleden betalen contributie en hebben stemrecht in de ledenvergadering. Ze worden geïnformeerd via het ledenblad. Je achterban benader je vaak op onderwerp, of je wordt benaderd door je achterban, dat komt ook vaak voor. Wij zijn hier wel bezig met een nieuwsbrief maken, om rond te gaan sturen. Ik weet dat ze die in Venlo hebben/hadden. I: Hadden idd. R: Oh, is dat inmiddels niet meer? I: Ja. Nou de communicatie kan wat beter zei Vera. R: We hebben een site die sinds recent weer goed bijgehouden wordt, want dat was ook een dood spoor. We hebben daar ook onze fractiemedewerker opgezet: jij moet in de gaten houden dat we af en toe wat schrijven. Want dat is geen onwil, maar het komt er allemaal bij. I: en misschien denk je er soms gewoon niet aan. R: Ja. Als dat toch een beetje in je systeem komt is het makkelijker, want soms kun je gewoon je commissiebijdrage omvormen en erop zetten. Dan heb je toch je standpunten weer verkondigd. Die nieuwsbrief… dat is toch jammer om te horen, want dat was mijn voorbeeld, Venlo. Hoe ze dat daar doen. En verder communiceren wij altijd in het midden van de periode. We hebben deze keer gekozen voor een grote advertentie in het Groot Eindhovens Dagblad. Gewoon een lijst met punten, van wat hebben we al gerealiseerd. Andere jaren deden we dat doormiddel van een krant. Dit was even een nieuwe proef, maar we hebben wel altijd een tussentijdse rapportage aan de stad.

I: Is de nieuwsbrief is op papier of digitaal? R: Nee, die is digitaal. Die is er nog niet dus. We zitten hier met een website die hebben we zelf gebouwd. In de vorige periode waren er wat fanatiekelingen die hebben zelf een website gebouwd. Maar die zijn er niet meer en eigenlijk willen we terug naar het landelijke format. Omdat die er ook mooi uitziet en wat we nu hebben is wat minder. En we zitten nu in die transitie, want op het moment dat we die landelijke format hebben kunnen we ook die format voor de nieuwsbrief gebruiken. En dan gaan we dat gewoon vullen. Dan gaat er eens in de twee weken een nieuwsbrief uit. I: houdt u leden ook op de hoogte van de onderwerpen die in de raad aan de orde komen? R: Daar hebben we het laatst over gehad en dat kwam door een dossier dat al heel lang sleept, sinds 69. Dat sleept al 20, 30 jaar. Dat is nogal een heikel punt. En daar hebben wij als fractie anders in besloten dan wat de oude achterban had gewenst. Dat is op een ledenvergadering nogal hoog opgelopen, dan hebben we het over twee personen hoor. Maar dat is dan wel de harde kern vaak. Dat is een voorbeeld van, dat heb ik als fractievoorzitter niet helemaal goed gemanaged. Dat heeft ook temaken met dat het mijn dossier niet was en in mijn vorige periode het besef ook niet zo had daardoor. En degene in fractie die ermee bezig ging heeft deskundigheid en die hebben we daar ook redelijk de vrije hand in gegeven. Achteraf had ik kunnen weten dat dit zorg nodig zou hebben. Hoe kun je als er niet door het bestuur regelmatig ledenraadplegingen zijn. Dat is één van de dingen die ik dan in de nieuwsbrief wil opnemen: deze dossiers komen eraan. We hebben een prachtig systeem hier, dat is voor iedereen toegankelijk. En wie ergens over mee wil praten is welkom bij de fractie. Dus daar zijn we wel aan het zoeken. (22:30) En dat is gewoon dat die mensen die ons verweten dat we ze niet hadden ingeschakeld, we hadden omdat ze contact hadden gezocht gereageerd. Dat was ook zo, alleen andersom dachten we ook als je zo met een onderwerp bezig bent, weet je ook dat het op de agenda staat, neem dan ook contact op met ons. Maar hoe kunnen we dat nu beter op elkaar afstemmen.

I: ook voor mensen die geen weet hebben van dat iets in de raad besproken wordt, terwijl het

99 Masterthesis tussen Bestuur en Burger wel interessant voor hen is. R: Ja, het blijft lastig. Want die moeten dan wel de nieuwsbrief willen ontvangen en er zijn grenzen, maar die optie hadden we inderdaad al besproken.

I: U bereikt dus de leden via binnenkort een nieuwsbrief en de ledenvergadering. R: De leden bereiken we ook al met een magazine. PvdA Nieuws het dat hier. I: Is dat ook digitaal? R: Nee, dat is op papier. I: Merkt u dat er nog veel leden zijn die het krantje graag in papiervorm krijgen? R: Eerder volgens mij wel. Misschien moeten we gewoon een actie houden onder de leden van geef je mailadres, want dat is natuurlijk wel een uitstervend ras.

I: En hoe staat het met gebruik van de Social Media? R: We Twitteren individueel, we Twitteren als fractie. Als PvdA Einhoven eigenlijk. Dat doet iemand van het bestuur. We Facebooken. I: Doet de hele fractie dat, is e rook beleid op hoe je dat doet? R: Nee. Er zijn een paar fractieleden actief op de Social Media en die doen dat. Maar er is geen beleid op.

I: een vraag die ik nog vergeten was. Hoe heb je contact met je specialisten en achterban; gaat dat nog gewoon via telefoon en mail? R: Ja. Als fractielid, als persoon wil je contact, daar is ook geen fractiebeleid op ofzo. Zo van, ik doe veel cultuur… I: U bedoelt, daar ken je gewoon mensen… R: Ja. Je netwerken doe je dan raadplegen. Er zijn wel plannen geweest vanuit het bestuur, een heel prestigieus plan: kenniscentra op te richten, maar dat is nooit van de grond gekomen. We hebben nu wel trouwens een aantal werkgroepjes met leden. Het werkgroepje werken is er wel en een werkgroep duurzaamheid. Dat zijn wel twee actieve werkgroepen. I: Zitten daar ook mensen van buiten de partij in? R: Dat zijn leden, maar met een expertise. Die komen af en toe bij elkaar met fractieleden die dat in hun portefeuille hebben. I: Als er een onderwerp wat daar mee te maken heeft in de raad gaat komen? R: Ja precies. 26:06

I: Wat maakt voor u de lokale politiek bijzonder, bijvoorbeeld ten opzichte van de landelijke? R: Dat je het echt hebt over je eigen leefomgeving. Dat vind ik heel bijzonder. Dat je je stad ontzettend goed leert kennen. En dat je echt concrete invloed hebt op je directe omgeving. Dat vind ik wel het mooiste van de lokale politiek. Ik weet niet hoe dat in andere steden is, maar hier werken we ook wel goed samen. Met andere partijen enzo. Dus wij hebben ook geen politieke spelletjes. En dat is volgens mij op landelijk niveau veel meer. Je zit dichtbij de onderwerpen. Je wordt op straat aangesproken. Het heeft ook een keerzijde, want je kunt niet op een feestje komen of er is iemand die wat vindt.

I: Hoe profileer je als partij met je sociaal-democratische ideologie in de lokale dossiers die vaak meer praktische zaken omhelzen? R: Nou, we deze periode natuurlijk een hele aparte periode, waarin we eigenlijk alleen maar aan het bezuinigen zijn. Waar we vorige periode nog een rijke gemeente waren, er waren veel MRE gelden te besteden en nu zijn we eigenlijk weer aan het bezuinigen. In dat proces zorgen dat het eerlijk gebeurt; de sterkste schouders de zwaarste lasten, dat dragen wij hier heel sterk uit. Dat is echt wel een landelijk thema waar je hoofd principes… en dat lukt hier wel. We hebben Groenlinks mee en een ‘linkse’ VVD. We hebben een armoedebeleid waar nog geen cent vanaf is gegaan, sinds

100 Masterthesis tussen Bestuur en Burger die bezuinigen. Voor de WMO geldt hetzelfde. I: Lukt het op alle dossiers om je ideologie er op los te laten? R: Nee, je moet natuurlijk wel eens wat geven. I: Ik bedoel meer of je overal een standpunt op kan hebben dat sociaal-democratisch getint is. R: Of dat op alle dossiers lukt? Zelfs al gaat het over ruimtelijke kwaliteit bijvoorbeeld. Dan zal ons aandachtspunt zijn, hoe borg je de inspraak van de bewoners. We hebben net een enorme discussie in de raad gehad over de brandweerzorg, of het duikteam afgeschaft moest worden. Daar waren we fel tegen. Niet zozeer omdat we vinden dat dit perse moet blijven bestaan, maar omdat we eerst willen zien waar alle kosten eigenlijk gemaakt worden in de brandweerorganisatie. Want we hebben het vermoeden dat er nog heel veel in de hoge salarissen zit. En dat er nog heel veel in de managementlaag zit. En we pakken nu eigenlijk de handjes aan het bed aan. We zijn daar dus echt fel tegen en we zitten midden in dat proces omdat uit te zoeken. Dat vind ik wel heel sociaal- democratisch.

I: en heb je daar als landelijke partij ook een voordeel bij ten opzichte van lokale partijen? Hebben die het dan lastiger zich scherp te profileren? R: Ik weet niet of ze zelf daar zozeer last van hebben en ook niet of dat zozeer landelijk versus lokaal is. Ik merk dat partijen die diepgewortelde principes hebben, zoals VVD ook, daar kun je beter van op aan wat die gaan vinden. Dat vind ik hier eerlijk gezegd zelfs van D66 nog wel eens moeilijk. Die zijn niet diepgeworteld en ooit ontstaan voor de gekozen burgemeester. Hervormingsgezindheid, ja zo doen we het tegenwoordig allemaal. Of zij er last van hebben weet ik niet, maar voor de ander is het dan lastig om in te schatten hoe die gaan reageren. En dat geldt voor de kleinere lokalen natuurlijk ook. 31:28

I: Zijn er nog andere voor- en nadelen voor een landelijke partij in de lokale politiek ten opzichte van lokale partijen? R: Ja. We hebben ook nadelen. Als het in verkiezingstijd slecht gaat, dan kun je hier doen wat je wil, hoewel wij hier altijd wel net boven het landelijke gemiddelde scoren. Je kun lokaal nog wel een zeker verschil maken, maar de grote lijn volg je toch landelijk. Dat kan een voor- en een nadeel zijn. Groot voordeel vind ik wel dat we goede inhoudelijke contacten onderhouden met onze fractie in de Tweede Kamer. Soms is een onderwerp te groot voor lokaal, of we hebben lokaal last van landelijk en dan kunnen we dat meteen wel aankaarten. I: Lijntjes met hogere afdelingen? R: Ja. I: Zijn er nog meer voor of nadelen die je kunt bedenken? R: De invloed op grotere dossiers is eigenlijk wel het grootste voordeel. Publiciteit in de stad. Als je iemand hier naartoe kan halen landelijk, dat doet het altijd goed. Er zijn af en toe debatten en dan komt er iemand. Dat trekt mensen is eigenlijk wel een groot voordeel ook. I: Zie je organisatorisch nog voordeel? R: Met campagnes zeker wel. Laatste campagne gingen heel goed, diegene daarvoor ook best wel. Het is een stijgende lijn, het is ook wel eens niet zo goed gegaan. Je kunt er ook last van hebben, als er slecht gecommuniceerd wordt vanuit de landelijke afdeling. Dat je het helemaal niet eens bent met de landelijke boodschap, waar ze hier bijvoorbeeld bij de VVD last van hadden. Dan is het ook wel lastig. Qua ondersteuning en materiaal is dat ook wel een voordeel. En inhoudelijk, we hebben natuurlijk ook gewoon een landelijk onderzoeksbureau. Meteen heb ik een probleem gehad met een fractielid en dan kan ik wel mijn landelijk bureau bellen, van hoe moet ik dat oplossen. Dus die ondersteuning is er ook wel. Overleggen worden georganiseerd, een keer in de zoveel tijd. G38 heet dat dan. Dat wordt landelijk georganiseerd, dus je doet ook ervaring op met elkaar. We delen ook moties en amendementen. I: Dus je leert ook van andere gemeenten? R: Ja, je hoeft niet altijd het wiel helemaal zelf uit te vinden. Hoe langer dat ik er over nadenk,

101 Masterthesis tussen Bestuur en Burger hoe meer dat ik er bedenk. De voordelen overstijgen de nadelen in ons geval.

I: De rol als vertegenwoordiger. Uitleg trustee/belangenbehartiger. Hoe ziet u zichzelf op die schaal? R: Ik redeneer als volgt. Ik weet helemaal niet wie op mij gestemd heeft. Bij ons, bijvoorbeeld de allochtone fractieleden, die hebben dat veel sterker natuurlijk. Die zitten vaak ook meer in die belangen behartigen groep. Terwijl ik denk, dat als ik gekozen ben op de inhoud en ik voer die inhoud uit, voer ik dus ook de belangen uit. Maar dat is te abstract natuurlijk. Ik denk dat het een combinatie is, omdat je soms ook echt dingen agendeert die je terug hoort uit de stad. Dus dan ben je weer meer belangenbehartiger. I: Vanuit de stad, of vanuit de eigen achterban? R: Nee, want ik zou niet weten wie dat zijn. Ik ken natuurlijk in een klein kringetje wel wie, maar verder niet. Ik kan me ook wel wijken bedenken die op ons gestemd hebben, dat weten we allemaal wel. Ik denk dat ik toch meer op die Trustee zit. I: het algemeen belang dus boven dat van een specifieke groep. 37:12 R: Ja.

I: En welke rol speelt partijdiscipline daarin voor u? R: Partijdiscipline dat klinkt zo communistisch. We hebben wel een redelijke fractiediscipline. Dat we in de fractievergadering standpunten bediscussiëren en op het moment dat daar een meerderheid voor is, dan is dat wel het standpunt van de fractie. Dan wordt je wel geacht daar in mee te gaan. Tenzij we vooraf afspreken dat je je eigen visie mag uitdragen. I: En in welke gevallen is dat dan? R: We hebben hiet bijvoorbeeld het PSV voetbal verhaal gehad. Er waren een aantal mensen zo principieel op tegen om dat te ondersteunen, dan is het vrije keuze. Dat zit zo in de onderbuik, dat heeft ook niks met je sociaal-democratische normen en waarden te maken. Dus dan maken we die afweging. I: Dus eigenlijk als het niet tegen het partijprogramma in zou gaan, heb je wat meer vrijheid? R: Ja. Ook het coalitieaakoord. We hebben bijvoorbeeld koopzondagen, nu zitten we daar wel unaniem in. Ik kan me voorstellen dat dit niet zo zou zijn en dan kan die… I: Meer op principiële gronden. R: Ja. Komt het vanuit diepgewortelde waarden of niet. I: Wel discipline naar buiten, intern wat losse? R: Die discipline naar buiten hoeft dus ook niet altijd. Maar dan is dat wel bediscussieerd. Over dat PSV dossier mag je naar buiten toe ook een andere mening verkondigen, maar dan weten we dat wel van elkaar.

I: Als iemand zomaar zonder dat aan te kondigen wat anders doet, dan wordt het anders? R: Ja, dat hebben we wel eens gehad, maar die persoon is inmiddels vertrokken. Dat je heel heftige discussies hebt gehad over een onderwerp. En dat iemand dan in de raad opeens anders stemt. Dan sta je echt voor aap. De woordvoerder zit dan in de discussie hevig je standpunt te verdedigen, in de veronderstelling dat dit het gedragen standpunt is. Het is dus ook niet netjes naar elkaar toe, los van discipline. I: Het geeft misschien ook een bepaald beeld naar andere partijen toe. R: Ja. Maar je zet dus eigenlijk iemand aan het werk en vervolgens laat je hem vallen.

I: 40:12 Uitleg toekomst politieke partijen. Wat zouden politieke partijen volgens u moeten doen om die schakelfunctie weer aan te scherpen? R: Dat is een lastige vraag. Met bestuur bedoel je dan in dit geval college? I: Traditioneel staan politiek partijen tussen bestuur als uitvoerende partij en de burger, dus eigenlijk als stem van de burger naar het bestuur en andersom.

102 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Dus de volksvertegenwoordigende rol? I: Ja, precies. In de literatuur komt naar voren dat politieke partijen steeds meer naar het bestuur trekken en verder af komen van de burger. R: Dat is een kwalijke zaak. Je moet je heel goed realiseren dat je volksvertegenwoordiger bent. Het allereerste dossier waar ik hier mee te maken kreeg in 2006 dus, was de herontwikkeling van de A2. In het evoluon dikke vette presentaties. Er zijn 20jaar lang deskundigen mee bezig geweest, moet ik hier nu nog iets van vinden? Wegenbouwkundigen en ruimtelijke ordening mensen. Totdat iemand mij aansprak die A2 die komt zowat door mijn achtertuin heen, ik noem maar wat. Dus ik moet in die tussenlaag niet een extra ambtenarenlaag vervullen, ik moet juist de simpele vraag stellen: wat heeft de Eindhovenaar er aan? En dat vergeten we wel eens. I: Ambtenaren spreken een taal en de burger spreekt een andere taal en iemand moet ze bij elkaar krijgen. R: En er zijn ook partijen hier die alleen op die extra bestuurslaag zitten en de portefeuilles zo verdeeld hebben. Waar ze zelf hun expertise qua werk hebben, die dossiers lezen ze. Die kijken meer technisch, klopt het wat er staat. Daar ben ik zelf eigenlijk heel erg wars van. I kan niet voor een ander bepalen hoe ze die taken moeten vervullen. Dat is ook wel iets wat wij kandidaten iiprinten. I: En hoe doe je dat in de praktijk; van de ambtelijke taal afstand nemen en vertalen naar wat heeft de burger daar aan? R: Als het gaat over dossiers in de raad, dat je ze ook bespreekt met de achterban. Als ik dan toch weer het brandweerverhaal pak, dan heb ik heel veel contact met die brandweermannen. En klopt het wat hier staat. I: En wat voor gevolgen heeft dat. R: Ja, precies. Je moet wel weten wat er dan speelt, wil je die stem kunnen vertolken. Ik denk dat wij daar best goed in zijn, niet op alle dossiers, maar ik denk dat wij het best goed doen. In tegenstelling tot sommige anderen. Op lokaal niveau, het zijn van raadslid doe je erbij. Dan zie je dat mensen fulltime werken, voor hen is dat niet te doen. Die lezen dan dossiers, heel theoretisch. I: maar dan is misschien de tijd al op. R: Ja. Tijd heeft daar ook mee te maken. 44:35 Want het is echt een tijdrovend gebeuren.

I: Dat is wel een breed gedragen consensus. Ze zeggen allemaal, als ik meer tijd had, zou ik met meer mensen willen praten. R: Ik denk, je moet tijd maken als je in de raad zit. Dat is een spanningsveld. We krijgen hier best een aardige vergoeding, maar voor het geld moet je het niet doen. Maar de vraag, moeten we raadsleden niet beter betalen. I: Een andere discussie is, moeten we er niet een dagtaak van maken. R: Ja, moeten we er niet een echt beroep van maken. De discussie die gevoerd wordt over minder raadsleden. Dan denk ik, hoezo? Moeten we het met nog minder raadsleden doen. Ik moet hier eigenlijk gewoon drie fractiemedewerkers kunnen hebben. Dat is het namelijk het punt, alles dat je bedenkt moet je zelf doen. We hebben 1 fractie medewerker voor 12 uur in de week. Terwijl als je in Amsterdam gaat kijken op het fractiekantoor, daar hebben ze gewoon 10 man zitten. Dat is ook voor de continuïteit veel beter. Ik heb de ene week veel tijd en de andere niet, dus dan ben ik op een dossier helemaal diep erin, maar als ik dan hier iemand heb zitten van zoek dat eens voor me uit. Überhaupt aan relatiebeheer doen. Dat ik een databestand heb met wie kan ik benaderen voor dit dossier. Dat zou natuurlijk fantastisch zijn. Dat professionaliseren zou al heel veel helpen om in staat te zijn om te horen wat er leeft bij de burger. I: Dus papierwerk en ondersteuning naar de fractiemedewerker. Zodat je zelf meer bij de mensen kan zijn? R: Ja, om de stem uit de stad te horen. Nu moet je toch vaak zelf op zoek. We hebben sinds kort hier een ombudsteam. Dat is al ideaal, want ik word nog wel eens gebeld door iemand met een heel praktisch probleem. En voorheen moest ik dan zeggen kan ik iets doen of laat ik het liggen en pakt het ombudsteam het op.

103 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Dat gaat denk ik over juridische dingen? R: Ja. Het gaat vaak over hele praktische dingen waar ze tegenaan lopen bij de gemeente. En we kunnen veel mensen gewoon echt helpen. I: Dan kun je ze iig doorverwijzen naar de juiste personen. R: Precies, je hoeft het niet altijd zelf te regelen. Maar dat zijn ook actieve leden, die dat doen. Dat is goud waard hoor. Die discussie over minder raadsleden is ook absurd want de casuïstiek wordt ook steeds groter. I: Steeds grotere complexere dossiers? R: ja. Ik vergelijk het altijd met het rechtssysteem in Amerika. Daar was een jury. Had een cowboy het wel of niet gedaan, de jury erbij. Maar als je nu zo’n OJ Simpson zaak ziet, waar ze het hebben over het patroon van het uitspatten van het bloed. Hoeveel deskundigen zitten er op om dat te bedenken en hoe moet zo’n jury dan bepalen of dat waar is. Dat zie je hier ook wel. Wij moeten ons over zulke complexe vraagstukken buigen en wethouders hebben natuurlijk een heel apparaat achter zich. I: Die hebben de deskundige in het kantoor naast hen zitten of aan het eind van de gang. Ik denk dat we er doorheen zijn zo, ik wil je heel hartelijk bedanken voor dit interview. R: Graag gedaan.

104 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Vera Tax (Fractievoorzitter PvdA Venlo)

E: Verta Tax, fractievoorzitter PvdA Venlo. Hartelijk welkom en dank dat je aan dit interview wilt meedoen. In de eerste plaats zou ik graag willen beginnen met te vragen naar jouw politieke ervaringen. Zou jij daar kort iets over willen vertellen? V: De aanleiding voor mij om überhaupt lid te worden van een politieke partij dat was de moord op Theo van Gogh en ook ik feit ik moet weg uit Venlo, ik moet naar de Randstad want daar gebeurd het. Dat heb ik gedaan en toen was ik in de Randstad en toen dacht ik het is helemaal niet zo leuk hier, ik ga terug naar Venlo want daar voel ik meer voor en daar kan ik meer, maar toen had ik wel zo iets dan moet het in Venlo ook wel anders. Destijds was ik adviserend lid van de raad van cultuur en daar heb ik kennis gemaakt met praten en met praten iets bereiken. En toen ik van als je echt iets wil veranderen dan moet je in de politiek zitten. Zodoende ben ik lid geworden van de PvdA.

E: Wanneer was dat? V: Toen ik lid werd was volgens mij 2004 en ik werd actief lid in 2005. Toen had je nog commissiestructuur toen kon je het woord voeren..

E: Je kon in een commissie deelnemen? V: Ja. Je kon net alsof een politicus meedoen. In 2006 waren en verkiezingen en toen ik voor het eerst in de gemeenteraad en nu dan voor het tweede termijn. Vanaf maart 2010 ben ik fractievoorzitter.

E: Hoe zou jij de PvdA in Venlo de lokale afdeling willen omschrijven? V: Doe ik op twee manieren: in relatie tot de andere politieke partijen en de relatie tot de PvdA Venlo en PvdA. In relatie tot andere politieke partijen in Venlo vind ik dat wij een hele dynamische afdeling hebben, we hebben veel jonge mensen erbij gekregen en dat geeft een positief beeld van ons. Doordat wij jonge aanwas hebben moeten we kritisch blijven en zijn. Wij zijn daardoor ook een kritisch partij in de raad als fractie. Landelijk worden we ook gezien als, we zitten vaak in de voorbeeldafdelingen van kijk maar naar Venlo. Waar ik zelf kritisch op ben en wat wij nog niet goed doen en wat ook te maken heeft met onze cultuur omdat wij het al zolang niet meer gedaan hebben is het contact met de burger. Wij hebben wel als landelijke partij lokale doelstelling om deur aan deur te gaan en hebben daar ook goede formats voor, die ook werken maar toch lukt het ons niet om onszelf te mobiliseren om dat te doen omdat dat niet in ons zit tot nu. De SP kan dat wel en wij moeten dat opbouwen en wij bouwen dat ook op, maar dat duurt heel lang want dat gaat niet vanzelf. Mensen gaan niet mee, melden zich niet af..

E: Je zegt dat ligt in de cultuur van de partij. Kun je dat iets wat nader toelichten? V: Ik denk dat het te maken heeft met vroeger stemde je in de mis nog op het CDA of je was ondernemer en stemt op de VVD, verzuiling. Als politieke partij ging je gedegen besturen en dan konden mensen je vertrouwen en de kiezer stemde wel op jou. Dat is veranderd. Mensen zijn mondiger geworden, kunnen sneller kennis halen en het vertrouwen in de politicus wordt minder. Mensen zijn ook individualistischer en verwachten ook dat ik als PvdA hun kom vertellen wat ik doe. Daar lopen wij als PvdA partij op achter. De SP heeft die band met de burger wel gehouden.

E: Ik onderbrak je omdat ik dit even naar voren wilde halen. Je wilde ook nog een vergelijking maken tussen de afdeling hier en de landelijke afdeling. V: Wat je dus ziet wat voor onze partij geldt we hebben nu Spekman die heeft heel duidelijk wij moeten meer weten, meer weten is meer handjes en je bent geen volksvertegenwoordiger als je niet de straat op gaat. We moeten deur aan deur en hij heeft ook als doel om permanente PvdA huizen in het straatbeeld te hebben. Dat merk je en dat wil hij zo graag en daar wordt hard aan gewerkt en dat sijpelt door naar afdelingen. Dat maakt het dat wij nu aan het zoeken zijn naar een PvdA huis in

105 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Venlo.

E: Wat houdt dat precies in een PvdA huis? V: In campagnetijd hebben we dat de vorige keer ook gehad, dan zoek jij eigenlijk een plek aan de ene kent waar de mensen hun posters kunnen ophangen, het PvdA huis is bedoeld dat je zichtbaar bent. Dat komt natuurlijk ook want aan de ene kant zeg je als politicus ook dat keiharde werk van jou dat mandaat wat ik van jou heb gekregen moet je gewoon ook maar aannemen, maar zo werkt het niet meer. Door zo’n etalage functie te hebben zien mensen ook continue je partij, ook al zit er overdag maar een achter de computer en in de avond doe je daar fractievergaderingen en dan zien mensen ook hee die PvdA zie ik wel. Zichtbaarheid deels. Aan de andere kant is het ook ik noem het een clubhuisfunctie. Jij hebt veel vrijwilligers en dat gaat allemaal via de email en dan zien wij ons bij die supermarkt, maar je hebt.. E: Een soort club gebouw V: Waar je ook een keer kunt binnenlopen wanneer je een uurtje de tijd hebt pak je een kopje koffie en tegelijkertijd verander je de etalage. Nu is het altijd op afspraak en als jij nu een uurtje niets te doen hebt kun je nikst doen voor de PvdA. Als je een clubhuis hebt wel. Daarbij ook die drive dat we zaken voor elkaar moeten krijgen. Dat we ook stagiaires aan het werk kunnen zetten en ook bijvoorbeeld het ombudsteam dat is bij ons ook heel erg aan de orde. Mensen die helemaal niet meer verder kunnen tegen de overheid. Als ik niet van hak op de tak spring. Een groot deel van het ongenoegen ligt ook bij het feit dat veel burgers vastlopen in bureaucratie van de lokale overheid en niet assertief genoeg zijn of het netwerk hebben. Die zou je ook daar kunnen zetten. Dat is meer de makelaarsfunctie die je als politieke partij hebt. Als je kijkt naar de PvdA wij hebben ook afgesproken en is ook in onze statuten dat wij geen, niet bij derden geld mogen werven dus wij kunnen niet aan een bedrijf vragen willen jullie ons sponsoren dat mag niet. In principe wat wij zelf hebben en wat ook wel eens ter discussie staat is dat nog wel reëel een campagnebudget.

E: Als een bedrijf iets wilt bijdragen dat moet je zoveel mogelijk leden binnen je bedrijf zien te krijgen bijvoorbeeld? Terwijl dat je dat niet als bedrijfsleider kan afdwingen bij je personeel. V: Wij mogen alleen geen giften aannemen. Alleen in de PvdA, want ook in de partij is gaande van als je een campagnehuis hebt kun je misschien wel zeggen wie wilt het huis sponsoren. Dat soort leden zijn we aan het zoeken want tegenwoordig heb je echt veel geld nodig om echt iets voor mekaar te krijgen. E: Ik kan mij ook voorstellen dat connecties met bedrijven best wel belangrijk kunnen zijn. V: Dat ook. Die hebben wij wel, maar ik zie wel een groot verschil tussen de VVD lokaal die hebben en die connectie en die schrijven ook echt voor de verkiezingen die bedrijven aan van hee willen jullie ons steunen financieel. E: En dat mag niet van de landelijke.. V: Van onze eigen statuten. E: Dat is vanuit de landelijke partij? V: Ja landelijk en als je het congres want er zijn wel eens geluiden dat het anders moet, ik denk dat er binnenkort wel eens op een congres een amendement komt want wij moeten daar echt van af anders winnen wij de wedstrijd nooit meer.

E: Je hebt het gehad over zichtbaarheid van politieke partijen waaraan gewerkt moet worden omdat deze niet meer vanzelfsprekend is en je hebt het gehad over het vertrouwen wat gedaald is. Zijn er nog andere ontwikkelingen die je ziet als het gaat om politieke betrokkenheid van burgers? V: Met name het vertrouwen. Ken jij het boekje in ons eigen belang? In ieder geval dat was voor mij wel een eye opener dat het vertrouwen van de burger met name te maken heeft met de burger, overheid, ambtenaar en politiek. Een drieslag natuurlijk. Waar je heel vroeger bepaalde van laten we daar geen oorlog meer over voeren over dat weiland, maar het is ons beide belang dat deze weilanden groen zijn uiteindelijk hebben wij dat op afstand gezet laten we dat neutraal doen via een

106 Masterthesis tussen Bestuur en Burger overheid, maar die overheid is steeds groter en steeds groter geworden met resultaat dat de burger nu het gevoel heeft niet geholpen wordt door de overheid maar tegengewerkt wordt door de overheid. Dat is een gevoel wat ik zie, maar wat ik ook herken. Zoveel voorbeelden. E: Noem er eens eentje? V: Een makelaar komt naar mij en toe en zegt een klant van mij heeft een probleem. Het probleem is als volgt: particulier komt een stuk grond, maar voor hij een nieuw stuk grond wilt kopen belt hij de gemeente Venlo en zegt die grond wil ik kopen maar zit daar woonbestemming op mag ik daar op wonen? De ambtenaar kijkt even, ja dat kan en stuurt ook een mailtje ja dat kan. Het deel wat u wilt kopen heeft de bestemming wonen en dan tevens een bijlage. Wonen is ook vetgedrukt. Dus ik kan mij ook voorstellen dat die burger denkt yes hier kan ik wonen en ik ga die grond kopen. Hij koopt die grond en gaat daar op ontwikkelen, pas een half jaar later wordt ontdekt dat het wel onder het hoofdstuk wonen valt maar dat er een subparagraaf bijzat dat het toch niet mag want het gaat om een vervangende bouw. Je mag daar nieuwe woning bouwen als daar een woning opstond. Dus hij kan niks. Als politicus kijk je daar naar de ambtenaar heeft vind ik niet zuiver geadviseerd, maar hij heeft wel die bijlage erbij gestopt want juridisch en feitelijk heeft hij gelijk. De burger had goed de bijlage moeten lezen. Ik haal het er ook niet uit en zo’n ambtenaar zegt ja dat is wonen. De ambtenaar heeft wel gelijk maar daar gaat het niet om je bent er om ze te helpen.

E: Wat kun je daarmee als politieke partij of als politicus? V: Wat kun je ermee eigenlijk heel weinig. Je kunt nog kijken of je naar oplossingen kunt zoeken, maar dat noem ik dan even de paarse krokodil want het zou niet zo moeten gaan. En dan is de vraag wat kan ik daarmee. De houding van die ambtenaar is in dit geval niet goed. Die kan ik als politicus niet wijzigen. E: Dan speel ik even de advocaat van de duivel. Die ambtenaar wordt natuurlijk wel afgerekend op die juridische kant hij moet het volgens de regels doen en als hij dat niet doet dan zegt hij dat was beter voor die burger maar dan zegt zijn baas van hoo eens dat kunnen wij niet doen. V: De informatie die hij heeft verstrekt is voldoende. E: Je zegt eigenlijk hij had duidelijker moeten zijn in dat mailtje naar de burger toe van het zal wel kunnen maar onder deze en deze voorwaarden. V: Ja let op door de vertaling van de bijlage. Wonen stond vet gedrukt en het legt ook aan de burger dat hij niet alles leest, maar dat moet je als overheid ook weten. E: Je hebt wel een punt want je zegt de burger is ingesteld op snelle informatie, kleine kopjes V: en daar gaan vaak dingen mis in de communicatie met de lokale en landelijke overheid. Als ambtenaar moet je je realiseren dat je ervoor de burger bent. Ik heb mij dus vaak afgevraagd wat kan ik daar als lokale politicus aan veranderen want het heeft te maken met een houding naar mekaar toe. Over politici is ook vaak een heel negatief beeld en er zijn natuurlijk een paar mensen die dat doen en heel veel mensen die dat niet doen. Wat verander je daar aan dan? Het moet wel veranderen en ik ben er nog steeds naar op zoek maar ik heb het antwoord nog niet.

E: Het is leuk dat je het zegt dat mensen het idee hebben van zakkenvullers van politici en dat heeft natuurlijk ook te maken met wat je zegt ik ben de hele tijd na aan het denken van hoe kan ik dat veranderen, maar dat lukt vaak niet en daardoor teleurstelling en die slaat ook vaak terug op je achterban. En natuurlijk zijn er ook politici met een hele hoop doelstellingen soms zijn ze nobel en soms minder nobel. V: Ik weet nog dat ik de politiek kwam van hee ik heb een goed idee en dat gaan we doen.

E: Valt dat tegen of valt dat mee? V: Ja mensen zeggen altijd van of vaak wat vind je nou leuk aan de politiek dat gaat heel langzaam en dat zeg ik nee politiek gaat heel snel. Ik heb vier weken de tijd om op 12 dossiers daar moet ik mij op inlezen en dan moet ik een keuze maken in vier weken tijd elke maand opnieuw en dat gaat hartstikke snel. De uivoering daarvan en als het gaat over hoe wij het bedoelt hebben dat

107 Masterthesis tussen Bestuur en Burger duurt lang en terecht want dat moet allemaal juridisch kloppen en dat is ook lastig om als politicus invloed op te hebben. Als je hebt over de verhouding ambtenaar burger er vica versa en de burger die gaat snel als ik zoveel hondenbelasting moet betalen mag mijn hond ook hier op de stoep poepen dan klopt er ook weer eens wat niet. Als je nou kijkt wat zou je als volksvertegenwoordiger in de houding van ambtenaren kunnen veranderen dan heb je het toch over zaken wat nu ook speelt in de landelijke verkiezingen dat een ambtenaar dezelfde rechten en plichten moet hebben als een gewone werknemer. En niet meer die uitzonderingstatus en daar ben ik het mee eens.

E: Eigenlijk als ik mag concluderen het probleem ligt in een soort vastgeroeste bureaucratie of zie ik dat verkeerd? V: Dan is het verhaal niet af dat het alleen de overheid is die vaak een onjuiste houding heeft en heeft ook met de politiek te maken als mensen naar mij toekomen weet ik ook echt niet hoe ik het op moet lossen.

E: Waar ligt dat aan denk je? V: Goede vraag. Omdat ik ook niet alle informatie krijg of dat ik als ik iets wil veranderen word mij motie of amendement toch iets anders geïnterpreteerd en dan hoor ik het pas weer een jaar later. Een heel concreet onderdeel is een amendement dat is een keiharde opdracht aan het college. En dan blijkt een half jaar later dat het niet op die wijze of helemaal niet wordt uitgevoerd. Je bent alleen een jaar verder en dan pak je het ook weer op, maar dan ben je al heel gauw twee jaar verder. Een simpel voorbeeld een jaar geleden hebben wij picknick gehouden in het Juliana park in Venlo en dat is ook voor meer contact met de burger. We kregen veel klachten over overlast van een groep in het park wij zijn er geweest, twee signalen waren duidelijk; troep er werd slecht opgeruimd want er staan ook te weinig prullenbakken en tegenwoordig zitten we meer in het park maar je kunt daar niet naar het toilet. Er is ook een speeltuintje bij en volwassenen zitten daar graag, maar er is geen toilet gelegenheid. En dat ervaren mensen als een groot probleem. Toen hebben wij samen met een ander raadslid van de VVD het opgepakt met wijkoverleg, een jaar verder we hadden ook een concreet plan met een toilet dat ook geen geld kostte en we zijn een jaar verder en wordt gewoon door de ambtenaren ik weet niet wat er gebeurd maar het college wordt het afgeschoten. Bij de kapper spreken mensen mij er nog op aan van hee hoe zit het nou en dan hoor ik het gaat niet door. E: Om welke redenen? V: Dat weet ik dus nog niet, daar moet ik nog achter zien te komen. Het parkseizoen is weer voorbij en ik heb als politicus mijn naam daar al aan verbonden maar het is niet gelukt en het ligt niet aan mij.

E: Laten wij eens naar het volgende punt gaan. De leden van een partij. De PvdA is natuurlijk ook een leden organisatie. De eerst logische vraag is dan ook hoeveel leden heeft PvdA Venlo? V: We hebben er lokaal om en nabij 140 en landelijk volgens mij 155 000 duizend. E: Hoe nauw betrokken zijn jullie leden? V: Als wij een ledenvergadering houden niet in verkiezingstijd zijn het gemiddeld dertig personen die komen. E: En die zijn met enige regelmaat aanwezig? V: Ja. E: Zijn dat ook mensen die het dagelijks werk van de fractie ondersteunen? V: Nee dat is een kleinere groep E: Hoe groot is die ongeveer? V: De steunfractieleden 5 of 6. E: Dan heb je een fractie van 6 plus nog eens een man of 5,6. V: Wij hebben onze leden, dan heb je er ongeveerd 30 die naar onze ledenvergadering toekomen. Die zich meer betrokken voelen en geïnformeerd worden. Dat zijn dezelfde mensen als er bijvoorbeeld een kadernota of het dossier van de kazerne komen er ook ongeveer diezelfde 30. We

108 Masterthesis tussen Bestuur en Burger hebben ook een denkfabriek zo noemen wij dat, mensen die los van de 6 steunfractieleden zelf onderwerp verzinnen ongevraagd eigenlijk en die zelf met ideeën komen en ook naar de fractie brengen dus ook weer een apart clubje. Dan heb je de ombudsman die zaken voor ons doet. Dan heb je Denkers Op Leeftijd, de DOL. Medioren en senioren. Zij denken ook op dat gebied mee. Dan heb je ook Rood dat is onze jongeren poot, ook daar zitten leden als niet leden zelfde bij de DOL, die vanuit jongeren kant ideeën hebben en meedenken. In die zin hebben we wel leden en niet leden los van die 30. E: En hoe groot is die totale denktank? V: Dan heb je het over 7 mensen DOL, 9 mensen Rood. E: Alles bij elkaar zo’n 15 mensen.. V: Als je die er bij telt ja, maar daar is ook een gedeelte niet lid van.

E: Stel nu dat ik lid wil worden van de PvdA Venlo wat heb ik dan feitelijk te zeggen als lid als het gaat om de koers van de PvdA? V: Dan hoor je bij de algemene ledenvergadering. In principe heb je overal invloed op. In verkiezingstijd de mensen die in de commissie zitten wordt allemaal voorgelegd aan de leden. Ook wat er van gedachten gewisseld. Ook onze begroting, financiën wordt allemaal voorgelegd aan de leden. De leden vinden dat meestal ook wel goed, maar als je een idee hebt kun je gewoon een motie indienen op de algemene ledenvergadering. Wat dat betreft zijn wij heel democratisch. Zelfs ook als lokaal lid landelijk toe van de landelijke verkiezingen hebben wij ook een ledenvergadering gehad, ook besproken zijn amendementen wil de afdeling Venlo iets anders. Actieve politici als er een meerderheid wordt verkregen pakken dat op. We gaan vaak naar het Congres. Daar zijn we wel heel actief in. Uiteindelijk vinden de leden het leuk om over de politiek te praten, te discussiëren en dat moet je faciliteren als lokale partij.

E: En op de dagelijkse gang van zaken. Stel we hadden het net over de maandelijkse cyclus; 12 dossiers, ik wil graag op 1 of 2 dossiers waar ik me heel erg betrokken op voel wil ik iets zeggen. In hoeverre kan ik dan invloed uitoefenen op die fractie? V: Je kunt, maar dan moet je zelf wel heel erg actief zijn dat kun je doen om met de fractie te emailen en te bellen of bij een fractie inspreken. Je mag ook altijd als lid komen luisteren. Het probleem zit hem meer hoe kun jij als lid weten dat onderwerp wat jou aanspreekt aan de orde is. Dan moet jij eigenlijk op de agenda van de gemeenteraad… dan verwacht je wel heel erg een proactieve houding van..

E: Oke maar het is niet zo dat als fractie dat jullie zeggen we sturen leden maandelijks wat er op de agenda staat zodat ze weten wanneer dat je dat vanuit de partij doet. V: Nee ik vind dat niet. We hebben zelfs een tijd ook allerlei nieuwe dingen ingevoerd als een nieuwsbrief. Dat is keurig gedaan, maar ik weet niet misschien een half jaar geleden hield die op om te bestaan om verschillende redenen. De nieuwsbrief was ook een nieuw item. E: Ik weet dat ik hier op een idee komt versta alleen niet wat ik zeg. V: Dat is een heel goed idee. Dan is de vraag wie doet dat doet de afdeling/ bestuur of politici. In dit geval dus afdeling en bestuur. Dan kom je weer terug op de vrijwilligers en nu al met de verkiezingen daar verwacht je dan heel veel van. E: Hoe bereiken jullie dan jullie leden? V: Te weinig, die nieuwsbrief die komt er ook weer.

E: En als je vrijwilligers nodig hebt hoe doe je dat dan? V: Wij hebben ook een, verschrikkelijke naam, een procesregisseur. Die houdt zich bezig met we hoeven niet alleen een bestuur fractie te hebben mensen aan ons binden en mensen laten meedenken en meepraten. Dan krijg je allemaal die subgroepen. In het begin was ik daar de aanjager van en binder van en dat gaat nu natuurlijk niet meer als fractievoorzitter heb ik wat anders te doen

109 Masterthesis tussen Bestuur en Burger dan mensen gemotiveerd te houden. Dan hebben wij gekeken, want dit is niet een baan dat allemaal vrijwilligers kunnen doen die een spil in het web zijn daar moeten we echt geld voor op tafel leggen. Toen heeft de fractie gezegd wij betalen dat en die persoon doet dat nu, die houdt steeds contact tussen bestuur en fractie. Wij hebben allemaal van die subgroepen. E: Omvat dat jullie hele achterban die subgroep? V: In ieder geval die actieve vrijwilligers. Vrijwilligers van nu vragen meer aandacht dat vrijwilligers van 20 jaar geleden.

E: Andere politici geven aan dat ze heel veel via netwerken doen dat ze op die manier nog mensen bereiken. Is dat bij jullie ook zo? V: Ja maar ik vraag mij af in hoeverre dat ook kiezers zijn. Ook met social media, ik heb wel een groot netwerk maar ik heb niet het idee, die mensen willen allemaal met mij op het terras zitten en ik vind niet dat ik dat moet kiezen. Ik vertrouw daar niet zo op. Dat is te luchtig. De helft zou nog niet eens op mij stemmen. E: Die zullen jou ook niet als ombudsfiguur gebruiken van hee die wil ik toch eens onder de aandacht brengen? V: Dat gebeurt wel, die signalen krijg ik en die neem ik ook serieus. Absoluut. Mensen in je netwerk spreken je aan en dan krijg je signalen van dat werkt niet goed. Maar als je daar na vraagt voelt diegene zich verbonden aan de PvdA of aan mij en gaat hij uiteindelijk op mij stemmen. Nee dat niet.

E: Vind je dat wel belangrijk dat jij die connectie legt? V: In zoverre vind ik dat belangrijk omdat ik werk voor mijn idealen en als ik uiteindelijk mijn idealen niet verzilver aan de kiezer krijg ik steeds minder zetels, dus ook steeds minder macht om mijn idealen te verzilveren. Ik moet blijven werken dat die kiezer op mij stemt. E: Het is lastig voor de PvdA om dat contact te leggen je zegt dat krantje, het vraagt ook om moderne communicatiemiddelen. Ik vanochtend niet de tijd gehad om de site van de lokale afdeling te bekijken, maar ik neem aan dat jullie gewoon een site hebben en wordt die ook druk bezocht? V: Dat is een goede vraag, dat weet ik niet. Als je dat vraagt aan onze webmaster die kan je dat zo zeggen. Daar heb ik geen antwoord op.

E: Gebruikt de fractie moderne communicatiemiddelen of met achterban en burgers in contact te komen? V: Ja we hebben wel.. ik vind dat wij een actieve website hebben. Daar worden regelmatig nieuwe berichten opgezet. Over die website ben ik tevreden. Het concept is ook gewijzigd, je kont bijvoorbeeld via onze website geen lid worden van de partij. Dat soort dingen.. toen heeft iemand gezegd dat kan niet. Wij zijn actief op twitter als afdeling en als raadslid individueel. Het zou beter kunnen, maar we doen het op onze manier we zijn er in ieder geval. Ik vind het wel een houtje touwtje. Het is geen visie op de PvdA.

E: En op ook op Facebook? V: Facebook zijn we heel sloom. We zijn er wel, maar we doen er niks mee. Te weinig in ieder geval. Niet ons sterkste punt. E: Dat beeld komt inderdaad naar voren.

Wat maakt voor jou de lokale politiek bijzonder? V: Het gaat over de gemeente, het gaat over mijn stad. Ik heb ook echt iets met mijn stad en ik wil er in bijdragen in het vertrouwen dat de dingen die ik doe positief zijn. Dat is mooi, het is een erebaan dat je mee, mag en kunt denken. Veranderen in je eigen omgeving voor mensen, de economie op alle facetten. Wat mij heel erg aanspreekt het gaat heel snel. Het is heel divers en het is van betekenis.

110 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

E: Je vindt vooral de impact van je werk heel belangrijk? V: Dan kom je wel bij het ideaal; ik geloof echt dat ik goede ideeen heb. Elke politicus moet zo’n ego hebben, daarom zijn we ook allemaal zo en die wil ik toevoegen aan mijn stad, mijn gemeente.

E: Hoe profileert de lokale PvdA zich op lokale issues? V: We zijn natuurlijk net zo lokaal als een lokale partij. Ik denk ook omdat wij een landelijke partij ook een beetje onze cultuur is weggegaan. Vaak noemen wij dat zelf ook populistisch. Dat er zit er bij ons een beetje in. De grootste concurrent zijn onze lokale partijen, terwijl ik net zo goed in Venlo, Blerick of in Tegelen woon als een lokale partij. Het verschil is dat lokale partijen er minder moeite mee hebben. Wij hebben er moeite mee, bij ons valt het onder het kopje populistisch. Het komt uit de cultuur. E: En dat zit ook in de lokale afdeling? V: Dat zit ook in ons lokale cultuur. Ook omdat wij veel type volksvertegenwoordigers hebben gekozen die met name denkers en wat minder volksvertegenwoordigers zijn. Het verschil om aan een burger te vragen wat vind je van je wijk, dat is iets heel anders dan nadenken over een bestemmingsplan. Het zijn gewoon andere mensen. Binnen mijn partij ook is die balans zoek.

E: Hoe profileer je dan in de raad op lokale issues? V:Als je wilt profileren is dat je doel. E: Laat ik het dan anders zeggen hoe leg je je PvdA profiel, je idealen en hoe vertaal je die naar lokale issues? V: De wietpas is voor mij lokaal, het is wel heel Venlo breed en die pakken wij op omdat wij dat is voor ons niet in de categorie populistisch dat raakt de mensen ook echt en uiteindelijk weet je ook dat je daar de pers mee haalt. Als het gaat over meer camera bewaking in Tegelen wat al 100x keer geroepen is, als wij echt vinden dat er iets moet veranderen doen wij dat ook. Wij zijn weer te weinig met de inhoud bezig en veel meer met profileren. We zijn meer van als we wat bereikt hebben dan is het goed en dan weten de mensen het wel. Nee de mensen weten het dan niet meer. Je moet ook energie steken in het verkopen dat je wat bereikt hebt, dan doen wij niet of te weinig.

E: Je hebt wel het gevoel dat je op je PvdA gevoel elk issue kunt bereiken? V: Ja elk onderwerp toets je natuurlijk op je eigen ideaal.

E: Er wordt wel gezegd een van de nadelen dat een lokale partij van de landelijke partij heeft is dat zij eigenlijk een ideologisch dogma achter zich hebben staan en dat is niet altijd te vertalen naar die stoeptegel. V: Ah ok. Lokale politiek heeft vaak weinig te maken met liberalisme of sociale democratie. Dus op dat soort punten ben je gewoon als team van de fractie van wat vinden wij. E: Hoe maak je dan je beslissingen als fractie? V: Dat gebeurt toch door die groep die je bent, door de mensen die daar zitten door de mensen die gekozen voor een bepaald ideaal. Daar zit een groep mensen die gewoon zeker niet liberaal zijn, maar sociaal democratisch zijn dan komt door de groep mensen die je bent. E: Je zegt eigenlijk als je van de PvdA komt dan heb je die insteek al. V: Je geboorte afkomst, de roots van je ouders en daar hoef je geen dogma’s voor te hebben. Er komt een idee uit in de groep dat of de een of andere manier toch past binnen die sociaal democratie.

E: Voor en nadelen van een lokale afdeling van een landelijke partij tov een lokale partij? V: De voordelen als fractie is discussieheid bevordering, opleidingen, netwerk vanuit de landelijke partij. Je maakt een kwaliteitsslag. Met name een voordeel is het een voordeel voor de gemeente omdat je een lokaal, provinciaal en landelijk netwerk hebt waar je dingen voor mekaar krijgt. Het is niet zozeer een voordeel zelf als partij, maar het effect wat je hebt in je gemeente. Een maand

111 Masterthesis tussen Bestuur en Burger geleden heb ik geschreven aan het verkiezingsprogramma van de PvdA en daar kan ik alles over Venlo in de groep gooien. Ik ben dikke vrienden van Spekman en Samson omdat ik die ook die commissie zitten. Ik heb een gsm en bel ze op. Dat is fijn voor mij, maar ook met name voor Venlo.

E: Zijn er ook nadelen? V: Ik ervaar het niet zo, maar dat is natuurlijk ook dat ik lid ben van een landelijke partij. Een nadeel is als wij hier verkiezingen bepaalt 80% van de verkiezingen hoe de landelijke verkiezingen ervoor staat. Wij hebben het ook meegemaakt dat het andersom was, maar dat is wel raar wat je lokaal ook presteert de mate waarvoor je hier bedankt wordt is relatief klein. Dat klopt niet met het werk wat je hier doet.

E: Vraag over trustee en belangenbehartiger. V: Ik zit er tussenin, maar bij mij is het meer een trustee omdat ik echt wel op inhoud en idealen iets wil wijzigen of veranderen en zeker in het algemeen belang besluiten wil nemen. Ik heb er ook geen moeite mee op impopulaire besluiten te nemen. Het belang van Venlo is wat mij het meeste raakt. Bijvoorbeeld de kazerne is was daar faliekant tegenstander en het is moeilijk uit te leggen dat je op het inhoud hebt gekozen om daar niet voor te zijn. Als volksvertegenwoordiger kan ik dat eigenlijk niet uitleggen, maar als trustee vind ik dat beter. Alhoewel ik mij wel eigen gemaakt dat is ook de reden dat ik fractievoorzitter ben dat ik een uithangbord ben en ik ga wel deur aan deur nu, ik mijzelf wel over een drempel geholpen en je ziet vaak bij mensen die dat niet doen.

E: Welke rol speelt partij discipline een rol in de fractie? V: Ik ervaar bij ons geen fractie discipline in de manier op hoe jij het bedoelt. Bij ons de discipline als volgt; je kunt alles op tafel leggen dus je mag ook dingen die niet aan de orde zijn in de groep gooien, maar wij hebben echt discussie over wat wij als individu vinden. Daar komt een gemeenschappelijke deler uit. Soms er eentje die niet overtuigd is. Die ga je dan toch overtuigen. En als er dan een iemand is, de democratie passen we dan ook toe van hee ik heb verloren en ik moet mij daarbij neerleggen. Dezelfde discipline als in de gemeenteraad, uiteindelijk bepaalt de meerderheid. Je hebt de zelfde kansen gehad. We hebben wel de afspraak als het om principe zaken gaat over gevoel of geloof dat mag een uitzondering zijn. het ging over al dan niet subsidie verstrekken aan geloofgemeenschappen daar hebben wij als fractie apart over besloten. Het kan met levensbeschouwing te maken hebben, maar in dit geval ging het over geloof. Stel het gaat over abortus, dan kijk je toch naar de landelijke lijn. Heel af en toe heb je iets wat over de mensheid gaat. We hebben nooit gehad jij moet nu met ons meestemmen. Als je het gevoel hebt als raad dat je echt je best mag doen, dan kun je ook je verlies nemen.

E: Heb je het idee dat het bij andere partijen op dezelfde manier gaat? V: Nee, ik heb echt het idee dat bij sommige partijen 3 mensen besluiten en de rest nee moet zeggen. Dat neem ik de raadsleden die zich dat aan laten doen kwalijk, die zeggen da ja ik was eigenlijk ook tegen .. E: Komt dat bij bepaalde soort partijen voor? V: Nee volgens mij maakt het uit wie aan de leiding is van de partij. Is geen verschil tussen lokaal of .. E: Alleen bestuur? V: Nee bestuur niet alleen de fractieleden, je hebt natuurlijk wel de fractievoorzitter omheen hangen altijd mensen die als een soort van partijtop fungeren. Het type mens wat daar zit bepaalt de democratie is mijn idee heeft niks met lokaal of landelijk te maken.

E: Tot slot, de toekomst van de politieke partijen. Wat zouden politieke partijen moeten doen om die schakelfunctie weer op te pakken? Je hebt al aangegeven herkenbaar zijn. Zijn er andere dingen? V: Dit is de vraag waar ik al 6 jaar mee rondloopt en daar probeer ik soms afstand van te nemen.

112 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

De partij en de structuur hoe we het nu kennen gaat heel snel veranderen. Het gekke is dat je er zelf inzit niet ziet hoe. Dat heeft alles te maken met de eurocrisis er is zoveel aan de hand op wereldtoneel en politiek ook… E: En ik welke richting gaat het veranderen dan? V: Dat is een goede vraag. Het gaat minder naar de gekozen politici en meer macht naar de mensen. Er gaat een machtverschil plaatsvinden. Ik heb lokaal heel veel invloed en dat moet eigenlijk niet en dat voelen mensen. E: De macht gaat meer naar mensen? V: Het democratiseert meer. E: In welk opzicht dan? V: Dat weet ik ook niet. Het is een gevoel, maar hoe we daar komen. Maar volgens mij zonder structuur. E: Referenda of het gevoel dat politici zich meer laten leiden? V: Wat in ieder geval gaat veranderen is dat politici niet meer kunnen zeggen van; oh dan pas ik dat een beetje aan en dan gaan we weer door op de oude voet. De macht van de burger dusdanig wordt dat de politicus wel moet. Hij wordt overruled. Het systeem wat daar uit komt dat ken ik niet.

E: Wat zou jij zelf willen doen om de connectie met de burger te versterken? V: Het lastig is als je in dat systeem zit dat je daarmee bedreigd wordt. Als ik kijk hoe ik mijn werk doe, vind ik al dat ik het goed doe. Dat maakt bij mij de noodzaak niet dat ik het anders moet doen. Ik zie wel dat ik verbeterpunten heb. Binnen het huidige systeem doe ik mijn werk goed. Het systeem is echt aan hervorming toe. Komt de hervorming vanuit de politiek. Nee, de hervorming wordt aangedreven door het individu. E: Moet je dan aanjagen? V: Nee dat gaat de burger voor mij doen en kijken hoe flexibel ik ben. E: Bedankt voor het interview.

113 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Marco van Dorst (Fractievoorzitter D66 Eindhoven)

I: In de eerste plaats, hartelijk dank. Marco van Dorst, fractievoorzitter D66 Eindhoven. Dank dat u hier aan mee wilde doen. In de eerste plaats wil ik het even hebben over uzelf, uw ervaring in de politiek. R: Vrij jongs af aan een liefhebber. Gewoon gepakt door nieuwsberichten, kranten, dat soort dingen. Dus ik heb het altijd interessant gevonden. Ik ben sinds 1990 lid van D66. En ik ben in 2002 actief geworden bij D66 Eindhoven.

I: Heeft dat te maken met de verkiezingen van 2002 of was u net daarvoor… R: dat heeft daar wel een rol in gespeeld. Daarvoor, die hele aanloop daar naartoe, dat heeft daar wel een rol in gespeeld. Dat ik ook voor mezelf het gevoel had dat een stapje hoger dan interesse, ik wil meepraten, meedoen. Een ander geluid laten horen dan op dat moment heel erg overheerste in Nederland. Toen ben ik hier lokaal, dat is heel makkelijk, want je loopt hier bij de fractie binnen en je doet mee. Zo plat is het georganiseerd bij D66. Dus toen ben ik 4 jaar lang fractievolger geweest. Dat betekent dat je wel meedoet in de fractie de mensen die op dat moment in zitten, de fractievoorzitter en ook de wethouder die naar je luisteren. Je hebt dus indirect net iets meer inbreng dan alleen maar 1 keer in de vier jaar een kruisje zetten. Dat is gewoon hartstikke leuk.

I: Dan krijg je ook veel meer mee denk ik. R: valt nog mee. Dat staat in geen verhouding tot wat ik de afgelopen 2 jaren heb meegekregen, dat is gigantisch. Toen ben ik op de verkiezingslijst gekomen van dan moet ik even terugtellen, 2006 is dat. Toen stond ik op plaats 6 en toen viel het een beetje tegen hier bij D66, toen kwamen we op 1 zetel uit. Toen ben ik er heel even mee gestopt, voor een deel ook even slikken. En na relatief korte tijd heb ik ook weer de draad opgepakt. Toen ben ik weer mee gaan doen en laatste verkiezingen stond achter Mirjam Scheurs, onze wethouder (toen ons enige raadslid, maar nu onze wethouder), stond ik op de tweede plaats en dan kom je met zes nieuwe mensen in de raad. En toen werd er heel snel naar mij gekeken, ‘wil jij fractievoorzitter worden?’

I: En hoe werkt dat, met allemaal nieuwe mensen? Gaat dat? R: Dat heeft enorm veel voordelen en enorm veel nadelen. Maar de voordelen wegen denk ik wel op. Wat het belangrijkste is dat je een groep hebt die het wil, die het kan. En dat wisten we niet, want we waren nieuw, je hebt wel de historie die je terug kunt vinden van hoe is onze historie gedocumenteerd, maar je hebt geen ballast van ‘dat heb jij vorige keer anders gezegd’, weet je wel. Dus wij stonden er heel onbevangen in, we hebben heel veel dingen zelf uit moeten vinden, van hoe gaan we dat doen. Maar je kunt het ook omdraaien, je bent heel veel dingen uit mogen vinden, want I: Je hebt er heel van geleerd? R: Nou het eerste half jaar is gigantisch snel gegaan, je moet voor jezelf dingen uitvinden, met zijn zessen gewoon gedaan. Heel simpel voorbeeld: als je naar een commissievergadering gaat, heb je het stuk dan gelezen en ga je dat dan vertellen, of bereid je op een bepaalde manier voor en doen we dat met zijn zessen op de zelfde manier of wij hebben daar heel bedrijfsmatig een format voor ontwikkeld, dat we samen bespreken. Dus je hoeft niet de hele boeken door te lezen met zijn zessen, maar iemand vat het samen en haalt daar de D66 punten uit, de essentie uit. Dat zijn dingen die waren er niet, maar die vonden wij nodig en dus kwam het er, ook weer omdat wij het met zijn zessen nodig vonden. I: Dus de samenwerking onderling is heel goed? R: Ja we hebben een superteam, verdeeld ook over vakgebieden noem ik ze dan maar even. Allemaal een eigen inbreng, een type inbreng. Eigenwijze mensen, heerlijk. I: Daar hoop je een beetje op hè? R: Ja, natuurlijk.

114 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Ok, even een extra vraag erbij. Als u D66 Eindhoven zou moeten omschrijven, we hebben al een beetje de collegialiteit aangestipt, hoe zou u dat dan doen? In een paar zinnen. R: Ik zou D66 Eindhoven beschrijven als dde typische D66 fractie die past bij deze stad. Dus het karakter van wat je bij de landelijke D66 mag verwachten, de combinatie van sociaal en liberaal, vrijzinnig en dan in een stad die barst van de economie, van de ontwikkeling, van design, nieuwe dingen; voorop willen lopen. Dat zie ik bij onze fractie sterker terug dan bij andere fracties in onze raad. Ik zie ook dat wij een ander D66 profiel hebben dan in Den Bosch of Tilburg. Dat is ook goed, want je moet een Bosch profiel, een Tilburgs profiel en een Breda’s profiel hebben. Daar hebben we overigens heel goed overleg mee, met de andere grote steden, de B5 steden. Dat is een beetje zoals ik D66 hier zie.

I: Ok, het eerste grote kopje is maatschappelijk ontwikkelingen. Ik probeer zeg maar eerst te schetsen van wat zien de lokale politici als ontwikkelingen als het gaat om politieke betrokkenheid van burgers. Hoe ziet u dat? Hoe ontwikkelt die politieke betrokkenheid zich? R: Twee kanten op. Ik zie dat de betrokkenheid steeds groter wordt, maar ik zie dat de betrokkenheid bij een politieke partij kleiner wordt. Dat heeft volgens mij gewoon met de ontzuiling te maken. Dus het is minder makkelijk om je aan een groep te binden die over alles iets moet vinden, maar het is heel makkelijk en dat gebeurd steeds meer, om je aan een groep te binden die over één ding iets kan vinden. Greenpeace, je buurtvereniging, actief zijn voor je voetbalvereniging. En dan meer dan alleen die kinderen met een busje rijden, maar die club mee ontwikkelen. Jezelf binden aan één thema, sommige mensen binden zich aan meerdere thema’s, maar een heel duidelijk profiel zonder dat je zegt ik voor een sociaal liberaal of een socialistische, nou noem alle dingen maar op. Dat is wat ik zie.

I: Dus eigenlijk de ideologische kapstok wordt een beetje losgelaten? R: Ja.

I: en er wordt de mix en match toepassing gedaan die je ziet in de samenleving. R: die op dat thema van toepassing is. Ik zie dat hier ook bij ons in de gemeenteraad gebeuren, we hebben een coalitieakkoord dat niet heel erg dik is. En daar hebben we ons met vier partijen aan gecommitteerd, dus dat gaan we doen. Dat is een hartstikke goed akkoord, veel D66 erin. En alles dat daar niet in zit, zie je dat dat in zo’n raad naar verschillende meerderheden wordt gezocht, zonder dat het college daar ook last van heeft. Wordt in de pers altijd heel raar gedaan van ‘hé, een coalitiepartij die zegt iets negatiefs over het college’. Ja als ik er niet mee eens zijn wat ze doen in het college dan zeg ik dat. Dat geldt ook voor mijn collegas van Groenlinks, PvdA en VVD die zitten daar exact hetzelfde in, het is een trend in de maatschappij, ik vind het mooi. I: En dat is breed gedragen dat dat kan? Want je hoort van gemeenten waar hele scherpe tegenstellingen zijn die ook persoonlijke doorgetrokken worden. Merkt u dat dat hier meer zakelijk blijft? R: Ik merk dat het hier erg op de zaak blijft. We zijn erg vriendelijk voor elkaar. Zeven keer per jaar. Afgelopen half jaar komt er zonder botsen, komt er gewoon wat meer scherpte in. Het gewoon voor mij om zakelijke dingen te bereiken. Dus die man die we net in de lift tegen kwamen, die is van Lijst Pim Fortuin en ik dat wij als ik de dossiers optel op ongeveer 10% zijn we het met elkaar eens en op 90% ook hard grondig met elkaar oneens, maar we kunnen wel lekker samen een kop koffie drinken. I: Dat is ook belangrijk. R: Ik vind ook, ik zeg maar heel plat, ik heb geen hekel aan de man, maar ik deel niet waar hij voor staat. En die twee moet je uit elkaar kunnen houden. I: Dat is ook niet erg natuurlijk. R: Nee. I: Wat voor gevolgen heeft het voor de politiek partijen dat die burgers zich op een andere

115 Masterthesis tussen Bestuur en Burger manier politiek betrokken voelen? R: Dat je dat besef moet hebben. Dat je het besef moet hebben dat je niet iemand hebt die een keer een kruisje bij jou gezet heeft in 2010 en dat je daar dan 4 jaar lang niet meer naar hoeft te luisteren, want je moet goed luisteren naar een vertegenwoordiging uit een ik zou bijna zeggen Greenpeace, of uit de buurt of uit de straat. En ik moet ook durven zeggen als je met mensen in gesprek bent, ‘ik hoor wat je zegt, maar ik ben het niet met jou eens, om die en die reden.’ En een volgende keer zijn we misschien weer met elkaar in gesprek in een thema en dan ben ik het wel met je eens. Maar het komt zelden nog voor dat mensen nog een programma van jou hebben gelezen en zeggen nou dat vind ik zo super, je mag van mij 4 jaar lang gaan doen wat je wilt. Want je moet het besef hebben dat de democratie naar beneden gaat, wat ik een hele goede ontwikkeling vind, maar ook vraagt van ons dat je wat meer in gesprek bent met de samenleving. I: Maar betekent dat dan ook dat u maatschappelijke organisaties en buurtverenigingen maar bijvoorbeeld ook Greenpeace, veel meer als tussenschakel ziet tussen politieke partijen en de mensen? R: Ik heb het liefst één op één met de mensen, want met een tussenschakel krijg je een vereniging met een belang en een club met spreek ik nu met de voorzitter of met de mensen. Ik heb het liefst dat ik met de mensen spreek, maar ik besef heel goed dat ik niet elke dag met 250000 Eindhovenaren in gesprek kan zijn. I: Dat is logisch ja. R: Ik moet wel zeggen met de moderne technieken maakt het, nou niet voor 250000 maar maakt het een stuk makkelijker om gewoon je boodschap te zenden. En mensen vinden mij heel makkelijk. Ik probeer, ook voor jou, als ik er tijd voor heb, probeer ik toegankelijk te zijn. Dat kost natuurlijk een paar uurtjes tijd en die ben ik minder thuis, maar ik krijg hier heel veel energie van. I: Ik ben er heel blij mee en ik denk dat het voor die burger die op zoek is naar contact het heel positief kan zijn. R: Ik probeer het altijd te doen. Soms kan het niet anders en dat vind ik ook leuk, maar ook heel veel via mail. En ik probeer mezelf een bepaalde snelheid op te leggen om te reageren. En dat kan soms heel primair een reactie zijn, dat ik even laat weten, ik kom nog bij je terug, maar weet dat ik je vraag gelezen heb. En ook de mensen waar ik het niet mee eens ben, want die zijn er ook heel veel bij. Ook die laat ik dat weten en die weten ik ben met hun in gesprek en het fijne is dan om te horen dat je of dichter bij elkaar komt, dat er begrip voor elkaar ontstaat, of dat er op zn minst een begrip voor elkaar is van iig bedankt dat je reageerde, maar we zijn het nog steeds oneens. Dat kan.

I: Zijn er ook specifieke gevolgen voor D66 in Eindhoven met betrekking tot die burgerbetrokkenheid? Heeft u het idee dat u voorop loopt bijvoorbeeld? Of juist niet? R: nou, je haalt me de woorden uit de mond. I: U bent daarmee begonnen? R: Nou ja, dat wil ik niet naar me toe trekken, dat vind ik niet… maar als partij dat is gewoon het besef dat het zo is. En dat draag je uit, dat straal je uit. Dat heeft te maken met als je in gesprek bent met een straat of buurt, hoe serieus neem jij dat. En als we dus de afgelopen jaren uit de stad horen. Soms gaat het om dingen die heel klein lijken. Dat ze tegen de gemeente zeggen, waarom komen jullie dit soort plantjes in de straat zetten? Die willen dat niet hebben. Dat gaat soms om het type onderhoud of de kleur die niet bij de huizen past. En dan is een hele simpele terugvraag: als we nu jou 100 euro geven, en jij gaat naar de Praxis, of naar Coppelmans om plantjes te kopen, ben je dan bereid om ze erin te zetten? En ben je dan ook bereid om af en toe het onkruid eruit te trekken? En dan kun je met een paar dingen die mensen zijn bereid dat te doen. Dat perkje wordt van de straat. En de eerste de beste gek, die daar een blikje in gooit, die wordt daar op aangesproken; was voorheen niet het geval, want het was van de gemeente. Je ziet dat gebeuren en we dat soort ontwikkelingen ook nu in het coalitieakkoord ingebracht, dat moet groter worden. Dat is wel een D66 beweging.

116 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Ok. Volgende kopje leden. Partijleden. Eerste logische vraag natuurlijk, hoeveel leden heeft D66 Eindhoven? R: Op dit moment ongeveer 300. I: En hoe is dat in vergelijking met de anderen? R: Dat weet ik niet.

I: Ok. Bent u tevreden met dat aantal? R: We hebben een flinke groei doorgemaakt. I: Ook sinds de afgelopen verkiezingen of ook daarvoor al? R: Er zit eigenlijk al een jaar of drie, vier goede stijgende lijn in. En dat is een beetje in tegenstrijd waar we daarstraks mee begonnen. Mensen willen zich niet committeren aan politieke partijen en er is vrij recentelijk een onderzoek geweest in de regio Zuid Oost Brabant ‘hoe zit het met binden van jeugd?’. Dat is natuurlijk, de gemiddelde leeftijd van politieke partijen dat ligt vrij hoog. Rond de, bijna tegen pensioenleeftijd. En D66 en Groenlinks waren uitzonderingen daarin, die waren in staat om jongeren aan zich te binden. I: Volgens mij is het aantal studenten in Eindhoven dat D66 stemt heel hoog. R: Studentenstad dat speelt echt een rol daarbij. Moet ik het even heel goed in de juiste volgorde zeggen: we profileren ons niet als studentenstad, maar dat is het profiel dat we ook landelijk in ons hebben, en daar heb je in steden als Eindhoven heb je daar voordeel van, ja. I: En hoe betrokken zijn die leden bij D66? R: Dat wisselt. Dat zijn, het overgrote deel is landelijk lid. Die hebben een commitment met , en die hebben geen idee wat er hier in de gemeenteraad gebeurt. Proberen we wel ook het bestuur proberen we wel heel actief te benaderen en te betrekken. We zien op thema- avonden, we zijn een maandje geleden begonnen met de campagne 2014. Nog niet campagne in de zin van we gaan flyers ophangen, maar je moet je nieuwe programma gaan beschrijven, dus we zijn gewoon input uit de stad aan het trekken op thema-avonden. En daar zien we een grotere opkomst van onze leden dan we in de afgelopen periode zagen. Het neemt wel toe, maar ik denk dat het overgrote deel niks met de lokale politiek van doen heeft.

I: En hoe groot is dan het kader dat jullie lokaal wel echt helpt? R: pin me niet vast op een getal. Maar we hebben een fractie van 6, we hebben 1 commissielid en we hebben daar een schil omheen, zoals ikzelf begonnen ben als fractievolgers die ik zou bijna zeggen elke week, of minstens eens in de twee weken aanschuiven. Dat is een groep van inclusief de fractie dan 15 man, zeg maar tien er omheen die daar heel actief in meedoen. We hebben een bestuur van 5 man en we hebben in het algemeen als je zegt ik zoek mensen om te flyeren, die willen dus niet politiek maar die willen wel betrokken zijn. Dat is een groep die het bestuur achter de hand heeft. Ik denk dat dat een man of 20 is. En op thema-avonden zien we gelukkig verschillende gezichten. De ene die wil iets bij Ruimte vragen, de ander wil iets bij Zorg vragen. Dat groeit.

I: Dat is mooi. Ok. En hoeveel heeft een partijlid te zeggen over de koers die de fractie vaart? R: Wij zijn volgens mij één van de weinige partijen in Nederland met een heel simpel adagium: one man, one vote. Dus bij het opstellen van het programma worden keuzes bij dingen is het echt dat de twee kopstukken, Mirjam Schreurs en ik onze stem in het programma is net zo zwaar als van het lid dat zich gisteren heeft aangemeld. Het mooie is, ik ben vorige week bij zo’n discussieavond geweest. En daar zie je een aantal jongleden, zowel jong in leeftijd als jong als lid zijn bij D66 en de inbreng die zij hebben wordt gewoon zo gewaardeerd en dat is mooi. En dat programma is vervolgens het kader, het houvast voor vier jaar. Als je vraagt hoe groot is de invloed van de leden op alle individuele besluiten, dan moet je er wel bij aanschuiven. Want het is voor ons qua tempo, bijna niet te doen. We krijgen stukken, de week daarna spreken we in de fractie, de week daarna leg je in de commissie bloot hoe je daar inzit en de week daarna besluit je in de raad. Het gaat in vrij rap tempo, en die cyclus die draait door. Dus degene die bij ons aan tafel komen, maandagavond fractie,

117 Masterthesis tussen Bestuur en Burger die schil van 15 man, die hebben echt een hele directe invloed. Die doen mee aan de voorbereiding van commissieavonden, maar de leden die ervoor kiezen omdat niet te doen, ja daarvan zeggen wij dat is noodzaak, dan denken we dat we het goed doen. Laat ik het zo maar zeggen. I: Als het niet goed is, dan komen ze wel. R: En dat doen ze ook.

I: Ok. We hebben het er al een klein beetje over gehad, maar hoe groot is het verschil tussen leden en achterban? En hoe zou je die twee bij jullie omschrijven? R: Eigenlijk is het verschil heel simpel. Leden betalen contributie en hebben stemrecht en daar houdt het verschil grotendeels mee op. Er zijn heel veel mensen die op ons stemmen die geen lid zijn, dat beschouw ik wel als onze achterban. Voor een deel is dat ook een vaste achterban, voor een deel ja daar moet je voor knokken weer over anderhalf jaar. Maar het verschil echt in benadering houdt in die zin op met je hebt een groep die betaalt contributie en die hebben stemrecht en die zijn wat makkelijker te benaderen, daar hebben we een emaillijst van ook voor praktische dingen, maar de achterban in de zin van degenen die op ons stemmen, die nemen we net zo makkelijk 1 op1 serieus. En daarnaast heb je een achterban, een maatschappelijk middenveld dat zijn toch die organisaties waar we het eerder over hadden. Die soms wat meer, soms wat minder een D66 profiel hebben en we gebruiken elkaar. I: Beseffend dat je ook allebei een agenda hebt. R: Precies. Zij gebruiken ons, wij hen. En als je daar open en eerlijk in bent, dan vind ik daar niks mis mee.

I: Duidelijk. Hoe wordt, en dan eerst over de partij en dan uzelf zeg maar. Hoe benadert u de achterban, hoe zorgt u dat u hen betrekt? R: Wil je eerst die van de partij, of eerst van mezelf? Want die liggen eigenlijk, die kunnen we wat mij betreft gewoon samen doen. I: Dan doet u ze samen. R: De partij heeft gewoon de technieken van vandaag, we werken met een site, die proberen we zo up to date mogelijk te houden. Die voeden wij met actuele informatie. Wij uit de fractie, leden komen af en toe met nieuws items, bestuur bijvoorbeeld agenda. We kiezen voor nieuwsbrieven. Niet meer het papieren exemplaar, maar online waar mensen zich voor kunnen aanmelden. Dan krijg je per email de flits. We proberen zoveel mogelijk nieuws op onze site te houden. We hebben nu, hij ligt klaar, ik heb geen exemplaar hier liggen, maar we zullen de komende bestuursperiode, de komende twee weken gaan we flyeren in de stad met wat hebben we in de afgelopen 2 jaar bereikt. Heel simpel. Je hebt een kruisje bij ons gezet, dit hebben we beloofd, dit hebben we daar van waargemaakt, deze dingen liggen er nog en daar gaan we ons de komende twee jaar hard voor maken. De kaart, die hebben we geanalyseerd, van waar zitten onze kiezers, hij is nu anders dan deze. Dit is een oudere kaart. Wij weten waar onze kiezers zitten en we hebben gekozen we gaan niet 250.000 mensen benaderen met een folder, maar we gaan de groep waar we heel sterk zijn en waar we bijna sterk zijn daar gaan we op focussen. I: Zijn die ook met die kleuren aangegeven? R: Dit is wel grofweg onze kaart. In de nieuwe wijk bij het vliegveld, bij het centrum zijn we heel sterk. I: Helder. Dus je hebt echt een strategie van eerst de mensen die je al hebt extra bereiken. R: Het is een strategie op basis van twee hoofdargumenten. Het is waar je goed in bent wil je beter worden in plaats van waar je kansloos bent van een 2 naar een 3 schoolcijfer te scoren, dat heeft geen enkele zin. En ten tweede het financiële argument, het heeft geen enkele zin om 250.000 folders, het zal zijn als je kijkt huishoudens 150.000 folders te laten drukken als je weet dat daar 100.000 van de shredder in gaan. Daar kies je dus je exposure. We proberen ook en dat lukt steeds beter, dit soort dingen via de pers te doen. Dus op het moment dus gewoon een brievenbus hebben dan probeer je toch het Eindhovens Dagblad of het digitale nieuwsnetwerk in Eindhoven te pakken.

118 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Omroep Brabant, Studio 040. Echt lokale nieuwszenders. Ook daar voel je dat je elkaar nodig hebt. Wij hebben de behoefte onze boodschap te verkondigen en zij hebben behoefte aan content.

I: En de feedback? Heb je het idee dat je boodschap ook aankomt? Kijken mensen naar 040? R: Ja, 040 heeft een goed bereik. Boven de 5% dat mensen Studio 040 zien. Je kunt om op de televisie zien, met de moderne doorgiftes lukt dat niet altijd. KPN enzo die doen dat niet. Maar je kunt ook op internet zien en dan kun je wel de reacties zien, want dan is er een nieuwsitem en daaronder is dan dat is tegenwoordig bij alle nieuwsitems en je hebt iets van ‘ik wil daar een reactie op geven’, dan geef ik die ook. En die zijn voor ons heel zinvol, ook als ze negatief zijn, zijn ze heel zinvol.

I: Duidelijk. We hadden het al een beetje over zeg maar de moderne communicatiemiddelen; de website, ik zag ook twitter staan en facebook. R: Ik heb ze allebei gewoon openstaan en twitter is voor mij redelijk politiek. Daar reageer ik mee op nieuws en af en toe laat ik ook weten dat ik blij ben dat iemand een wielerwedstrijd gewonnen heeft. Dat is ook een mooie liefhebberij van mij. En bij facebook dat is meer gewoon een persoonlijk profiel van mij. Daar zet ik dingen op die bij mijzelf staan. Ik heb ze wel gewoon allebei openstaan. De wereld mag weten wie ik ben. Ben er wel lekker makkelijk, scherp maar niet alles er op gooien. Ik scherm sommige dingen ook wel af. Wij hebben, moet ik even tellen, 3 of 4; 4 van de 6 zijn actief op twitter. We hebben een D66 Eindhoven twitter account. Met name op de maandag en dinsdagavond zie je daar de piek in. Dat je dan ook een beetje aan het bekvechten bent met de overkant zeg maar, van wat zeg je nu weer. I: En dat komt ook aan? R: Dat komt aan. Ik moet wel zeggen dat twitter, langzaam maar zeker, ik heb er niet zo heel veel zicht op, maar over de honderd. Dat valt dan allemaal nog wel mee. Een hoog ‘incrowd’ gehalte. Dus I: Veel dezelfde mensen? R: Ja. Daar wil ik de impact niet van overschatten. Wat het wel doet is de pers leest daar heel nadrukkelijk in mee. Je kunt dingen die je in de pers wilt krijgen al opbouwen. Dus ‘waar ik nu toch mee in mijn maag zit’ weet je wel. Twee dagen later laat je weer iets doorschemeren en op een gegeven moment stuur je een brief in en die wordt geplaatst. Als je zomaar ‘out of the blue’ een brief stuurt, en anders de twee stadspolitieke redacteuren als die zoiets zien, die komen ook bij jou op de lijn, van ‘hé, wat is er dan?’ I: Het ene mediamiddel ondersteunt het andere eigenlijk? R: Sommige dingen kunnen niet meer zonder elkaar.

I: En merkt u ook dat (ik blijf de vraag steeds stellen), dat dit bij andere partijen ook veel induiken? R: Ik weet bij ons dat we afgelopen twee jaar heel bewust zijn omgegaan met media, met exposure, met aandacht. Dat stond het eerste half jaar helemaal stil. En hoe krijg je nu die aandacht wel. Dat is een kwestie van leren. Maar als je geleerd hebt hoe het werkt dan is het een kwestie van doen. Schroom van je afwerpen. Ik zie dat een aantal partijen daar wel en andere partijen daar niet in slagen. I: En als zo cru mag zijn, waar ligt dat onderscheid is dat een type partij waar je…? R: Nee, ik denk dat ligt aan het feit dat het eerste half jaar kwamen we ook nergens. Bij de pers werden we ook niet gevraagd voor de televisie-interviewtjes. En hoe komt dat? Dat zijn hele basale dingen. En daar hebben we ons gewoon in getraind. We hebben daar mensen voor ingehuurd als lokale fractie om ons daarin te scherpen. Wij hebben vorig jaar aandacht besteed aan ‘hoe kom je in de media?’ Wij zitten op dit moment in een training in een debat training. En die twee helpen elkaar. Dus ja. Leuk om te doen en leuk om te zien dat het resultaten genereert. I: Dus u zegt eigenlijk je moet een bewuste keuze maken om die media in te gaan en dan jezelf te bekwamen in een bepaalde stijl.

119 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Het meest simpele daarin is de enorme stroom en snelheid van dingen die je krijgt. Als je alles in de spotlight wil zetten, dan verdampt dat licht. Dan wordt het niet opgepikt. Dus je moet zeggen: je krijgt 10 dingen. Die 8 dingen vind ik belangrijk, die twee dingen vind ik superbelangrijk. Die til ik er gewoon uit. Die zie je afgelopen periode, hebben wij bepaalde thema’s, die heel lang leven in de gemeenteraad hier. Die hebben wij dus echt naar ons toegetrokken. Dus op het moment dat je die zoekt op het Eindhovens Dagblad dan zie je ook meteen D66, namen erbij. Daar kun je dus voor kiezen.

I: Dat is een mooie overstap naar het volgende grote punt. De lokaliteit van de lokale politiek. Een van de vragen daarin is ook hoe profileert een politieke partij zich in de lokale politiek en dan vooral D66 als landelijke partij? U zegt al van de issues die in de stad spelen. Pak je een paar uit en die zet je in het voetlicht, maar hoe doet u dat dan? Hoe maakt u dat D66, die lokale issues? R: Ik draai het andersom. Ze zijn D66 en daarna krijgen ze dat profiel dat helpt. Als ik kijk naar de twee drie voorbeelden die we afgelopen tijden hebben gehad. Kijk we naar de kaart, we hebben een Eindhoven Airport, daar kun je parkeren op de parkeerterreinen van Eindhoven Airport en een aantal bedrijven daaromheen heeft gezegd ‘je kunt ook bij mij parkeren’. En dat is sinds vorig jaar verboden. Het fenomeen parkeerbedrijf rondom Eindhoven Airport is verboden. Daarvan hebben wij gezegd ‘dat kan niet’. Dat is niet om je profileren, dat komt omdat het bij ons profiel past. Op het moment dat wij dan doorhebben wij zijn de eerste of de enige in de raad die daar zo duidelijk en zo scherp inzitten, dan maak je daar een extra aandachtsonderdeel van. En dat werkt sinds februari t/m nu toe. Vandaag stond er een stuk in de krant over onze liberale collegapartij VVD. Die hebben het op dit dossier af laten weten en die worden dan door de krant echt tot de enkels afgezaagd, omdat waar is jullie liberale gehalte? Want D66 doet het wel, weet je wel. Dat komt niet in één keer er in, maar dat komt dat ik net zei een opbouw heeft in wat je wil. I: Maar je zegt wel van ‘we blijven een D66 profiel eerst en je kijkt dan hoe je… R: Ja. Communicatie zonder inhoud: zinloos.

I: En hoe komt dat tot uiting? We hebben dit voorbeeld gehad, maar hoe komt dat op andere dossiers tot zn recht, dat je D66 profiel op lokale items kan toepassen? R: Elke maandagavond hebben wij fractieoverleg en dat is een redelijk klassieke agenda met wat staat er op het programma en wie doet wat en wat vinden we er van, dus gewoon de inhoud ook van dossiers. Aan het einde van de vaste agendapunten is gewoon communicatie opgenomen. Dus eerst inhoud, wat vinden we ergens van en dan kijken welke dossiers hebben de potentie om in het nieuws te komen en wat vinden we daar van. En soms zijn dat hele kleintjes, soms zijn het hele grote, soms omdat je het zelf gebracht hebt. De reden maakt eigenlijk niet uit, maar je kiest heel bewust welke zet jij in de spotlight.

I: Een iets algemenere vraag over de lokale politiek. Wat maakt de lokale politiek nou zo bijzonder ten opzichte van de landelijke politiek? Heeft het zijn eigen unieke karakter? R: De thema’s en de verantwoordelijkheden zijn gewoon echt gescheiden. Dus heel veel mensen stemmen landelijke partij omdat het over hele grote dingen gaat, over inkomenspolitiek, over wat je nu ziet wordt mijn vergoeding voor de auto wel of niet geschrapt. Hoelang moet ik werken. Heel vaak dingen die je in de portemonnee ingrijpen. En wat je lokaal ziet is dat je vooral met ruimtelijke vragen bezig bent. Dat je met een aantal zorgvragen bezig bent. De uitvoering van bepaalde zorg wordt aan gemeenten overgelaten. En je staat dan dichter bij de mensen. Nou in een stad als Eindhoven is daar nog een redelijke tussenmaat in. In kleinere gemeenten ben je gewoon 1 op 1 weet je op wie je stemt en dat is toch het profiel van de lokale politiek voor mij. I: Dichterbij de burger? R: Dichterbij. Ik kan me voorstellen dat landelijke lijsttrekkers behalve hun directe familie niet veel mensen kennen. Ze gaan wel op werkbezoeken, maar dat is toch een ander type dan wanneer wij naar buurtverenigingen, sportverenigingen of scholen gaan.

120 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: U zegt er zit een onderscheid in thema’s, dat de landelijke politiek heeft meer in algemene zin van hoe wordt ik als burger geraakt en lokaal meer wat effecteert dat mijn leefomgeving. R: Ja. Uiteindelijk gescheiden verantwoordelijkheden. Het is gewoon een kwestie van dichterbij jou dagelijkse leven, niet alleen in de buurt, maar op grotere lijnen is landelijk gewoon belangrijk. Waar ik van mening dat steeds meer internationale keuzes gemaakt worden, dat landelijk daarin wat kracht afneemt. I: Dat zie je bij Bestuurskundige opleiding ook heel erg terug. Meer aandacht voor de EU omdat er veel regelgeving uitkomt. Wat zijn eigenlijk de voor en nadelen van het zijn van een lokale afdeling van een landelijke partij, ten opzichte van puur een lokale partij zijn? R: Ik denk dat het voor een lokale afdeling; een D66 afdeling, een PvdA afdeling, een SP afdeling makkelijker is om je te profileren. Op het moment dat jij achter op jas SP of D66 hebt staan, weten mensen op grote lijnen wat ze van jou mogen verwachten. Daar zit een patroon in. Het zou heel raar zijn als ik tegen bepaalde vrijheden of als de SP… ik ga ze niet invullen, maar je herkent wat ik daarin bedoel. Ik denk dat het heel moeilijk is om wij hebben er geen, maar Gemeentebelangen Eindhoven, wat betekent dat dan? En op het moment dat zo’n partij opstaat, we hebben een Leefbaar Eindhoven, we hebben een Ouderen Appèl Eindhoven, we hebben Trots op Eindhoven en hoewel het landelijk klinkt hebben we Lijst Pim Fortuin wat dus ook een vrij lokale partij is. Enige in Nederland die nog die naam mag dragen, bij de rechter afgedwongen. Je ziet daar vaak oud-politici, politici uit het verleden, die nu zich bij deze partij aansluiten. En vaak zit het verschil in de marge. Dat maakt het voor mij heel moeilijk om te zeggen. De Ouderen Partij die landelijk meedoet, daar is Henk Krol de lijsttrekker. Henk Krol heeft voor mij een heel hoog VVD profiel het partijprogramma heeft ook een heel hoog Partij van de Arbeid profiel. Dat vind ik raar, weet je wel? En dat zie je dan ook lokaal bij de Ouderen Partij, dat zie ik lokaal bij Leefbaar Eindhoven, waar sta je voor? Dat is heel moeilijk, het is heel handig als je al een soort rugzakje hebt waarmee je… je weet wie ik ben, waar D66 voor staat. En zo vul ik dat in bij jou in de buurt, bij jou in het voetballen, bij jou in de blaaskapel, als het over onderhoud van de weg gaat, dan gebruik ik die handvaten. Dat is handiger.

I: Zijn er nog andere voordelen? R: Ja, andere voordelen zijn volgens mij bronnen van financiering. Wij dragen af aan de landelijke, dat is een keus die we zelf maken, doen de meeste landelijke partijen. En we krijgen ondersteuning op het moment dat er verkiezingen zijn, door niet zelf mijn materiaal te drukken, dat soort dingen. Maar wat kleine pragmatische dingen. I: Ook expertise bijvoorbeeld? R: Ik kan op expertise. De cursussen die ik eerder aangaf die worden landelijk aangeboden. Wij kunnen die tegen een belachelijk laag tarief volgen. Dus er is gewoon veel ondersteuning die voor ons heel belangrijk is. Een grote organisatie. Het is af en toe ook handig om voor je exposure gewoon een keer een Alexander Pechthold of Boris van der Ham in de stad te mogen hebben en daar gewoon mee de bühne op te gaan. I: Heeft het ook een nadeel, dat je zo aan het landelijke gebonden bent? R: Ja. Mensen die het er niet mee eens zijn, zijn het ook niet met jou eens. I: Wat je lokaal ook voor hen kan betekenen? R: Ja, ik heb vorige keer gezegd dat de golfbeweging van de campagne waar we in 2006 mee bezig waren, toen stonden wij hier in de vrieskou op het 18septemberplein alleen maar werden bestookt met ‘jullie zijn van Afghanistan’. Leg dan maar eens uit, dat je daar als lokale partij niks aan kan doen. We zullen het onderhoud aan je straat regelen, we zorgen dat de buurt dichterbij komt, en toch kleeft dat aan je. En dat is een nadeel. I: Zijn er nog andere nadelen, of zijn ze dit? R: Nee dit zijn wel de belangrijkste nadelen. En dat je dus, dat heeft met dat laatste temaken, dat je mee gaat in de golfbeweging en dat je minder makkelijk kunt onderscheiden van de landelijke. I: Helder. Dan wil ik het nog even hebben als het kan over de rol als vertegenwoordiger. Dat kan vrij kort. Je hebt eigenlijk in de literatuur twee utiersten: enerzijds de Trustee (uitleg) en anderzijds

121 Masterthesis tussen Bestuur en Burger de Belangenbehartiger (uitleg). Hoe zit u zelf op die schaal en waaruit blijkt dat? R: Als je m zo uitlegt, want je vroeg aan het begin is alles duidelijk, dit was een van de dingen. We hebben in feite drie rollen als I: kaderstellend, controlerend en vertegenwoordigend. R: precies. En dan zeg ik voor mezelf herken ik het meest kaderstellend en het volksvertegenwoordigen omdat bij de zes die we in de fractie hebben zitten daarbij verschillende profielen. Dus ook in die zin is het verdeeld: de een gaat heel makkelijk de buurt in en ander zegt geef mij maar allemaal stukken ik kijk wel of het goed is. We hebben daar een mooie mix in. Ik worstel even met het begrip belangenbehartiger, want geen van ons belangenbehartiger in de zin van ik vecht voor Pietje of Marietje. I: Je ziet bijvoorbeeld sommige lokale partijen dat ze ook een bepaald stadsdeel meer vertegenwoordigen dan de anderen of voorkeurstemmen hebben dat je meer voor die mensen iets doet, of dat je bijvoorbeeld als allochtoon op de lijst echt iets wilt doen voor de minderheden in de stad. R: We hebben 3 van de 6 mensen die met voorkeursstemmen in de raad zijn gekomen, maar je weet niet van wie die voorkeursstemmen zijn. Ik weet niet wie het zijn. I: sommige lokale partijen weten dat natuurlijk wel waar hun stemmen zitten. R:Dat is misschien ook weer het profiel van de lokale partij, dat je zegt ik weet voor wie ik het doe en ik weet niet voor wie ik het doe, maar ik weet waarom ik het doe. Dus ik heb een beeld hoe ik die stad graag zie, dat draag ik uit. Ik zoek zoveel mogelijk mensen om me heen die het daar mee eens zijn en met die club probeer ik de stad te veranderen. I: dan bent u toch meer een Trustee, iemand de stadsbelangen boven die van een bepaalde bevolkingsgroep of achterban ziet. R: Als je m zo uitlegt, dan komen we daar op uit. I: En partijdiscipline, welke rol speelt dat? R: Die hebben wij niet. Op het moment dat ik dat zeg, dan lieg ik. I: Het is een lelijk woord misschien. R: Nee, geen lelijk woord. Als ik me aansluit, als ik wil voetballen, dan ga ik niet naar een zwemvereniging. En als ik me aan wil sluiten bij een politieke partij, en ik heb een sociaal liberaal, vrijzinnig gedachtegoed, dan kom ik bij D66 uit. En als ik een socialistisch gedachtegoed heb, kom ik bij de SP uit. Het zou heel raar zijn als elke week iemand in de groep met ons een discussie aanging van waarom moet dit liberaal, weet je wel? Dus in die zin, de discipline ontstaat omdat je bij de club gekomen bent. Waarom gaan we zwemmen? Omdat je voor een zwemvereniging hebt gekozen. Vanuit het gedachtegoed ontstaat die discipline. Er is bij ons nooit de afspraak op maandag of dinsdagavond ‘dit moeten we vanavond doen’. We hebben een paar keer meegemaakt dat we verschillend hebben gestemd. Dat komt gewoon we zijn één partij maar we zijn ook zes mensen. Zes raadsleden die daar hun eigen afweging in maken en dat afwegingskader is bij ons grofweg hetzelfde, en daarom kom je heel vaak, bijna altijd op hetzelfde uit. Wij hebben geen discipline, ik leg hem niet op. Ik verlang dat van niemand. Er wordt nooit over gesproken. I: ok, helder. Tot slot dan de toekomst van politieke partijen. Er wordt heel veel over gezegd in de literatuur ook. Maar wat ziet u nu als belangrijkste, wat moeten politieke partijen doen om die connectie met de burger weer te herstellen en te doen waar ze voor waren, dus die schakel tussen. R: Dus eigenlijk het cirkeltje rond, met waar we gestart zijn. Je moet naar buiten. Je moet permanent dat contact gaan ophalen. Als ik zeg je moet, dan lijkt het iets negatiefs: je mag naar buiten. Het is zo leuk om van mensen te horen wat ze van zo’n stad verwachten en welke rol jij daar in kunt spelen. Los van de vraag, of je het altijd met elkaar eens bent. Je moet het besef hebben, dat moet je wel, vind ik, dat je niet meer vier jaar lang een mandaat hebt en ik mag nu doen wat ik wil, want ik ben gekozen. Formeel, wettelijk, juridisch is dat zo, ik ben een raadslid, ik heb aan niemand een boodschap af te leggen. En ik mag doen, en stemmen en wel of niet aanwezig zijn, maar de toekomst ligt m er echt in dat je naar buiten gaat en contac legt, je hoeft niet altijd de regen in. Terugkoppelen wat je doet en waarom je dingen doet.

122 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Maar voor u is er dus duidelijk een toekomst voor politieke partijen als ze zich in die… R: Ik heb geen alternatief. Als er iemand een alternatief heeft, dan wil ik daar graag naar luisteren. Er zijn wel alternatieven, zoals ik net zeg, je moet vanuit een lokale politiek bepaalde dingen los durven laten en teruggeven aan straat, aan de buurt aan de verenigingen. Omdat daar gewoon enorm veel energie en enorm veel kracht in zit. En dat gaat ook wel eens een keer mis, daar moet je niet van schrikken. Die fout, waar het dan misgaat moet je even oppakken en gewoon weer doorgaan met de kracht die er in zit. Maar ik heb geen alternatief hoe je tot besluitvorming komt zonder.

I: Ok. Is er nog iets wat u als politicus persoonlijk zou willen verbeteren in uw omgang met de mensen. R: Als ik zeeën van tijd zou hebben, zou ik enorm veel persoonlijke gesprekken willen hebben. Maar ik merk dat is door politiek en een vriendin en een kleintje thuis en af en toe ook nog een beetje sporten, noem alles maar op. Het ene gaat ten koste van het andere. Als ik zeeën van tijd had, zou ik die daar in stoppen. Gewoon omdat het heel leuk is. I: is er nog iets dat u gemist hebt wat u nog graag hier over kwijt wil? R: Nee, ik vond het leuk om mee te doen. I: Dan wil ik hartelijk danken.

123 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Frans Aerts (Fractievoorzitter D66 Venlo)

I: Frans Aerts, fractievoorzitter D66 Venlo, welkom. Bedankt dat je mee wilde doen aan dit interview. Ik zou graag willen beginnen met uw ervaring in de politiek. Kunt u daar eens kort wat over zeggen? R: Ik ben in 1994 heel toevallig in de politiek gerold moet ik zeggen. Ik woonde toen ook in de gemeente Arsen-Velden. Dat nu onderdeel van de gemeente Venlo is. Er was nogal gebeurd in die periode. Er waren twee watersnoden geweest en dat had politiek nog wat commotie opgeleverd. En dat betekent dat een aantal mensen met elkaar besloten, we moeten toch anders met zaken omgaan, laten we een lokale partij gaan oprichten. Met 10 man dat gedaan. En we kwamen in maart, ik nog niet want ik was lijstduwer met 3 man in de gemeenteraad. I: onder welke naam was dat? R: Dat was de Gemeenschapslijst. Dat was een naam die in het verleden wel eens door een andere groepering was gebruikt, of een afgeleide daarvan. Maar die zijn toen de gemeente … is opgegaan in het CDA, begin jaren tachtig. Van het een kwam het ander. Dan wordt je actief en ga je met zaken bemoeien en dan heb je een mening.

I: Hoe groot was de gemeente van Arsen-Velden? R: de gemeente had ruim 9000 inwoners. I: ik bedoel eigenlijk de gemeenteraad. R: de gemeenteraad had 13 raadsleden. I: en daarvan waren 3 van jullie? R: van ons. In het verleden waren er 9 van het CDA, 3 van de PvdA en 1 van de VVD. Door ons werd de macht van 1 partij doorbroken. En die ging terug van 9 naar 6 zetels. En dat betekent dat er sindsdien altijd een coalitie is geweest in de gemeenteraad in plaats van 1 partij die het voor het zeggen heeft.

I: tot Arsen-Velden bij groot Venlo komt? R: bij Venlo kwam in 2010 en de coalitie bij Venlo kwam. Maar goed, je ziet relatief nog altijd veel raadsleden uit Arsen en Velden in de Venlose gemeenteraad. I: en toen die samenvoeging gebeurde, wat gebeurde er toen? Want u bent uiteindelijk bij D66 terecht gekomen. R: Ik ben in 2002 verhuist naar Venlo. Ik ben in de periode van 98 tot 2003 actief geweest als raadslid en wethouder een hele periode in Arsen en Velden. Toen naar Venlo gegaan en toen even een zeg maar Sabbatical Year gepakt, om te kijken wat ga ik doen. Waar ga ik mee bezig. Ik was ook van werkterrein veranderd. Van zelfstandig ondernemer op het gebied van transport en logistiek was ik terecht gekomen in het openbaar bestuur. Wat nogal een switch is, moet ik zeggen. In 2003 ben ik lid geworden van D66 en 2005 actief geworden hier in de lokale afdeling. I: ik neem aan dat de lokale partij van Arsen-Velden was opgeheven of opgegaan in iets anders? R: Ja, die zijn gestopt. I: toen bent u actief bij D66 aan de slag gegaan. Bent u al voor deze periode raadslid geweest? R: nee, niet hier in Venlo. Stond wel op de lijst in 2006, maar toen was D66 zat op z’n dieptepunt, dat was echte een crisis voor ons die periode. We hadden een raadszetel toen, maar die zijn we toen kwijt geraakt. En in 2010 zijn we met twee man teruggekomen.

I: Hoe zou u de lokale afdeling hier in Venlo van D66 willen omschrijven? R: Het is een afdeling die zich helemaal opnieuw opgericht heeft. De meeste mensen zijn nieuw. We hebben nog wel één of twee mensen erbij zitten die zeg maar uit de oude periode stammen. Van rond zeg maar eind jaren negentig. 80% is compleet nieuw. En een groot gedeelte daarvan zijn jonge mensen tussen de 20 en 30. En dat is een positieve ontwikkeling.

124 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Dan gaan we even naar een bredere, maatschappelijke ontwikkeling toe. Een van de functies die politieke partijen traditioneel hadden, is een electorale functie. Een soort schakel tussen bestuur en burger. Daar is de laatste 10, 20 jaar veel over te doen geweest. Daaraan gekoppeld is eigenlijk de burgerparticipatie in de politiek, dat deze zich ontwikkelt en verandert. Hoe ziet u dat? R: Je merkt op alle fronten dat mensen zich voor iets gaan interesseren, of je weten te vinden. Als er iets gebeurt, dat hun direct aangaat of direct aanspreekt. Zolang als dat niet gebeurt, dan hebben ze weinig belangstelling. Maar, o wee als er iets gebeurt in hun omgeving, bij hun bedrijf, bij hun vereniging. Ja dan weten ze de politiek te vinden en dan weten ze ook op de juiste manier de politiek te benaderen om hun ongenoegen (want dat is het vaak) kanbaar te maken. I: hoe doen ze dat? R: op allerhande manieren. Door je te bellen, door je emails te sturen, dat gebeurt dagelijks moet ik zeggen. Die middelen worden sterk gebruikt, of als het verenigingen of organisaties betreft, gewoon een gesprek.

I: en wat voor gevolgen heeft het voor politieke partijen dat deze ontwikkeling zich zo manifesteert? R: op zich vind ik dat positief, omdat mensen het belang van met elkaar besturen zien, en ook het gevoel hebben (tenminste dat gevoel krijg ik), dat op het moment dat ze iets te vertellen hebben, dat ze en naar je luisteren en als je eerlijk bent zeg je van nou daar kunnen we iets mee doen, of sorry dat moet je accepteren, daar heb je niks aan. Maar als je het uitlegt, krijg je toch vaak begrip voor hetgeen je hun vertelt. I: heeft het ook nog specifieke gevolgen voor D66 hier? R: Ja, wat minder. We zijn een wat kleine partij hier in Venlo moet ik zeggen. I: en dat hebben mensen ook in de gaten? R: dat weten ze, maar ik moet zeggen we zijn nogal op de inhoud timmeren we stevig aan de weg vind ik zelf in de gemeenteraad en dat begint z’n vruchten af te werpen. We krijgen ook steeds meer dat men toch ook ons weet te vinden, in plaats van andersom. En dat is gewoon een goed gevoel.

I: Laten we dan maar gelijk doorgaan naar de leden van de partij. D66 is natuurlijk ook een ledenpartij. Hoeveel leden heeft D66 Venlo? R: We hebben hier zo’n zestig leden ongeveer. I: en hoeveel van de leden zijn echt betrokken bij het werk van de partij hier? R: dat zijn er vijftien. I: kunt u uitleggen uit wat voor mensen die groep bestaat? R: ja, dat is een mix. Dat is 6 mensen die zich vooral met bestuur bezighouden en 8 die de politieke fractie vormen. Die groep treft zich met grote regelmaat. In de fractie wat meer, in het bestuur natuurlijk wat minder. We zorgen er altijd voor, 3 of 4 keer per jaar, dat de vaste kern bij elkaar komt los van het feit dat je natuurlijk ook nog je ledenvergaderingen hebt. Het zijn bijna altijd dezelfde 15 die we dan zien op die bijeenkomsten. De reguliere leden die komen eigenlijk alleen maar als er een kieslijst moet worden opgesteld, dan komen er een paar meer, maar de harde kern van 15 houdt de zaak draaiende. I: De fractiegroep, dat zijn jullie de fractie van 2 en dan de rest zijn… R: fractievolgers en fractieassistenten. Ja. I: en die doen ook mee met het raadsvergaderingen bijwonen, zoals de beeldvorming en oordeelsvorming. R: ja die komen regelmatig kijken en die geven feedback of ze proberen er wat van te leren. Een aantal heeft toch wel belangstelling om straks hoog op de kieslijst te komen, of om actief mee te gaan doen. En dan is dat een goed moment als je op die manier wat kunt leren.

I: En stel nu, ik wil partijlid worden van D66 Venlo, wat voor invloed heb ik op de koers van de

125 Masterthesis tussen Bestuur en Burger partij? Met name lokaal dan. R: Dat ligt eraan hoe actief je wilt zijn. Als je zegt ik ben lid en ik kom af en toe eens een keer kijken op een ledenvergadering, en vervolgens wat jullie vertellen daar kan ik wel of geen mening over geven, heb je bijna geen invloed. Maar goed, dat is een eigen keuze die je maakt. Wil je invloed hebben, dan moet je actief gaan bemoeien met werk rondom de fractie. Dat kun je op allerhande manieren doen. Je kunt alle fractievergaderingen bijwonen, maar we hebben bijvoorbeeld ook iemand die werkt op een Cruiseschip. Dus die is drie maanden van huis en dan is hij acht weken in Venlo. In die drie maanden volgt hij ons wel via internet, etc. En als hij zelf wat te vertellen heeft en dat komt nogal eens voor, dan doet hij per email volgen. Je hebt allerhande manieren waarop je toch je mening kunt kenbaar maken. En in de fractie wordt bepaalt wat is ons standpunt en hoe verhoudt zich dat ons verkiezingsprogramma of met de principiële uitgangspunten van D66.

I: En ziet u verschil tussen leden van de partij en de achterban? R: Ja, partijleden zijn actiever en die soms wat meer begrip waarom je tegen iets ja of nee hebt gezegd. Terwijl de achterban meer roept van ‘hoe kun je daar nu voor zijn’, want het is toch heel vreemd dat we rondom de discussie rond de herinrichting van het kazerneterrein, daar heb ik vaak moeten uitleggen aan mensen waarom wij toch ja hebben gezegd tegen de constructie zoals die nu is vastgesteld. En dan zie je verschil tussen hoe mensen op emotie reageren en mensen die het wat meer van dichtbij gevolgd hebben.

I: En hoe benadert u uw leden en achterban? Hoe bereikt u ze? R: De eigen achterban bereik je door regelmatig een nieuwsbrief te sturen. Elke maand gaat er een nieuwsbrief uit met de high-lights. I: Is dat een papieren nieuwsbrief? R: nee, die is digitaal. En we doen niks meer via papier. Via email of via de website. Dat zijn de twee voornaamste communicatiemedia. En een aantal van ons twittert. I: en dingen als facebook enzo? R: Dat wordt wat minder gebruikt. Zelf ben ik het meest actief op Linkedin, met een aantal groepen, waaronder ook D66. Politiek en openbaar bestuur etc. Dan heb je meer het idee van mensen die er wat intensiever bij betrokken zijn. Daar kom je wat minder ‘gewone’ leden tegen. Het is wel een podium waarmee je met partijgenoten een hoop informatie kunt uitwisselen. Ook van andere steden.

I: en de samenleving als geheel, hoe bereikt u als D66 die? R: Dat is voor ons een beetje lastig. Het makkelijkste is als je ze kunt bereiken via de pers. Dan ben je afhankelijk van hoe die opereren en waar zij naar kijken. Soms lukt het wel om goede pers te krijgen en andere keren verbaast het je dat je zo’n goed verhaal hebt gehouden en ze zeggen er niks over. Dat is lastig. I: En waar ligt dat aan denkt u? R: Misschien zijn we dan toch niet helder of scherp genoeg. Want de scherpe quotes, die worden eruit gehaald. Actiepartijen krijgen veel meer aandacht dan partijen die vanuit de inhoud of op een wat rustigere manier reageren. I: wat zijn de actiepartijen dan? R: in Venlo is er één wat dat betreft in de oppositie, dat is de SP. Die besteed er een hele hoop tijd en energie aan, moet ik zeggen om dat te gaan doen, dus die halen dat er uit. Groenlinks haalt op bepaalde thema’s regelmatig de pers. Die heeft ook goede verbindingen met de pers moet ik zeggen. Dat scheelt een hoop. Dat is traditioneel al zo in Venlo. Van de coalitiepartijen zijn dat de VVD, de grootste. Ja die zijn veruit de grootste fractie hier in Venlo. En de PvdA, omdat die twee mensen heeft die graag pittige uitspraken doen. Ook die niet altijd goed vallen bij de coalitie en daarmee creëer je voor jezelf een podium in de pers. I: U zegt, we zijn eigenlijk afhankelijk van de pers als het gaat om het bereiken van de inwoners.

126 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: wel om op die manier de bewoners te bereiken. We hebben wel eens nagedacht om het idee wat rondom Maastricht goed functioneert, om met een stemtent, of een buurttent, om daarmee rond te trekken. In verkiezingstijd hebben we dat geprobeerd. Maar je bereikt dan toch relatief weinig mensen. Omdat D66 is een middenpartij, maar wel een partij met een bepaalde doelgroep.

I: en welke doelgroep is dat dan? R: ja, dat is toch de doelgroep van de wat hoger opgeleiden, de tweeverdieners tussen de 20 en de 45 jaar. Dat is ook heel duidelijk in Venlo. We merken dat ook als we kijken in welke districten heb je je stemmers gehaald. Dan is dat heel duidelijk zichtbaar, waar die bevloking zich voornamelijk bevindt, daar hebben we de beste scores. I: en daar komen ook je leden vandaan. R: daar komen ook je leden vandaan, daar zit je achterban. En dat betekent in mijn optiek, we zaten hier in Venlo net onder de 4%, dat als we 8% halen, dan hebben we een topscore voor D66 in Venlo bereikt. Dan heb je de doelgroep en het percentage dat sociaal liberaal zou zijn. En landelijk kun je zien dat dat tussen de 10 en 12% ligt. I: En dan heeft u het gevoel dat het de maximale score is? Daarbuiten kun je wel vissen maar… R: dan het te maken met heb je iemand op de lijst staan die veel stemmen trekt, dat is de andere manier van werken. Iets dat lokale partijen heel erg sterk doen. Maar goed, dat geluk moet je net hebben, dat je zo’n match vindt tussen iemand die past bij je club en die daarnaast ook nog goed ligt of bekend is in de maatschappij.

I: dan gaan we naar de lokaliteit van de lokale politiek. Wat maakt voor u de lokale politiek bijzonder ten opzichte van de landelijke bijvoorbeeld? R: De gemeente is letterlijk de eerste overheid en staat het dichtste bij de burger. Je kunt een hele hoop zaken bespreken, aankaarten iets doen voor je eigen medeburgers, voor je directe omgeving. Dat is het meest zichtbaar en het plezierigste om mee te doen. De landelijke politiek staat toch veel meer op afstand. En dan ga je over grote thema’s praten. En hier heb je de mogelijkheid om over een hele hoop lokale dingen, elke maand opnieuw, of zelfs elke woensdag, een mening te ventileren. Als je het politieke werk leuk vindt, is dat een hele plezierig moet ik zeggen.

I: Dus, dichtbij de inwoners. En hoe profileert u zich al lokale afdeling van een landelijke partij op die lokale issues, die misschien niet altijd ideologisch van aard zijn? R: Nee, ik denk dat 80-90% van de onderwerpen niets met ideologie te maken heeft. Dat zie je ook terug in de raad, dat in onderdelen komt dat natuurlijk wel naar voren. Kijk, we krijgen natuurlijk steeds meer te maken met decentralisaties uit Den Haag, dat landelijk beleid lokaal vertaald moet gaan worden. Een bepaalde bewegingsvrijheid die je hebt, waarin je kunt kiezen en dan zie je inderdaad wel dat de ideologieën van de partijen verschillen. Dan zie je bijvoorbeeld dat de VVD heel erg bezig is met alles dat te maken heeft met privatiseren, een zoveel mogelijk terugtrekkende overheid. Andere uiterste is de SP, die juist wil dat we wel een hele hoop dingen voor de mensen doen en vooral heel sterk voor de minder bedeelden. Wij vormen daar een beetje een middenkoers in, zoals we dat landelijk ook doen. Dat we oog hebben voor het een, maar ook voor het ander. Maar wel altijd op basis van inhoud de discussie aangaan. En niet emotie of clientalisme gedrag de boventoon laten voeren.

I: en dat kan ook echt een gezicht geven? R: ja dat kan zeker. Een kort voorbeeld, vorige week hebben we gediscussieerd over subsidies van verenigingen etc. Iedereen roept, heel erg belangrijk, mogen we niet aankomen, bla, bla, bla. Terwijl wij dan inbrengen van: kijk eens goed om je heen. Kijk eens hoe de maatschappij verandert. Kijk eens dat er steeds meer samenwerkingsvormen van mensen ontstaan die niet georganiseerd zijn binnen een verenigingsstructuur. Dat gebeurt op sport gebied, op intellectueel gebied, op muziek gebied. Die bereik je dus niet met beleidsnota’s en de subsidiestromen die daar aan gekoppeld zijn.

127 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Heb daar oog voor. Kijk naar die veranderende samenleving, ga met de mensen, de Young professionals tussen de 20 en 35 daarover in gesprek, want dat zijn degenen die dat doen. Dan merk je dat zo’n verhaal, uniek is in de Venlose raad. Want daar heeft niemand echt over nagedacht, of brengt dat als argument in. Dat is typisch iets van D66 waar wij dan gehoor aan geven en dat in een discussie inbrengen om te kijken of dat op een goede manier kan landen.

I: Ok. Wat zijn volgens u de voor en nadelen van een lokale afdeling zijn van een landelijke partij ten opzichte van een lokale partij? R: ja goed. Ik heb een historie met een lokale partij, dus ik kan het heel goed vergelijken. En de toegevoegde waarde is toch heel nadrukkelijk dat je veel meer input kunt krijgen van mensen als je dat wilt, gevraagd en ongevraagd over een hele hoop zaken die spelen. I: en met input bedoelt u? R: input op de inhoud, training van de achterban. Met elkaar gegevens uitwisselen. Gebruik maken van iets dat op een andere plek is ontwikkeld en misschien vertaald kan worden naar hier, je eigen situatie. Op het gebied van beleidsnota’s, op het gebied van moties. En je hebt natuurlijk dat je op de andere plekken waar zaken bepaald worden, in Maastricht wat de provincie betreft, Den Haag wat Nederland betreft en Brussel wat Europa betreft, heb je eigen mensen zitten waar je een boodschap aan kwijt kunt. Of die je met een boodschap op weg kunt sturen.

I: en wat zijn de nadelen voor een lokale partijafdeling. R: ik heb er eigenlijk weinig gezien, omdat wij geen directieve structuur van bovenaf hebben. We zijn daarin redelijk uniek denk ik. Omdat een hele hoop landelijke partijen toch heel goed vooral op majeur thema’s instrueren. Zo van, we hebben toch graag dat je op die en die manier reageert. En dat volgen ze dan ook, dat kun je ook heel goed zien hoe dat gebeurt. Misschien heeft dat iets te maken met een liberale partij. Bij D66 gebeurt dat eigenlijk niet en bij de VVD ook veel minder. Terwijl een aantal andere partijen dat heel nauwgezet volgen, om die landelijke lijn door te vertalen naar lokaal niveau. I: dat zouden dan de traditionele grote partijen moeten zijn en de SP denk ik dan? R: de SP voornamelijk, het CDA heeft het wat meer losgelaten. Je hebt dat gezien rond de hele discussies rond de WSP bedrijven bijvoorbeeld, maar ook om de affaire Mauro. Waar toch veel verschil was tussen de lokale afdelingen en Den Haag. En ik denk ook dat dit steeds meer een logische zaak wordt, dat men zich wat meer loskoppelt van de directieven die vanuit de landelijke organisaties gaan komen. Mensen hebben toch liever een wat vrijere rol. Ook in de politiek. I: u ziet dat politici op lokaal niveau graag wat ruimte hebben? Denkt u ook dat dit hun rol als schakel tussen burger en bestuur ten goede komt? R: ja. Dat maakt het makkelijker, omdat je dan namelijk niet kunt verschuilen achter, ja mijn minister of fractievoorzitter in Den Haag heeft dit en dit geroepen.

Vanaf dit moment viel de batterij van het opnameapparaat uit, daar kwamen we pas na het interview achter. De respondent heeft de vragen die hierdoor niet opgenomen zijn later schriftelijk ingevuld en toegestuurd.

Rol als volksvertegenwoordiger

Als volksvertegenwoordiger kun je in principe twee uitersten nastreven: Trustee of Belangenbehartiger. De Trustee is gekozen en vrij gelaten om te doen wat hij of zij denkt dat goed is, richt zich op de gemeenschap als geheel. Dit betekent dat wel naar burgers geluisterd kan worden, maar niet in het bijzonder naar een specifieke groep. De Belangenbehartiger is gekozen om zijn kiezers direct te representeren, in veel opzichten ook op hen te lijken. Het is belangrijk daarbij dat de achterban zich met de volksvertegenwoordiger kan identificeren. Hij of zij luistert steeds naar de

128 Masterthesis tussen Bestuur en Burger eigen achterban (wijk, bevolkingsgroep, eigen kiezers) en probeert vooral voor die mensen en hun problemen iets te betekenen. Dit is een schaal waar je niet perse op een uiterste hoeft te zitten. I: Waar ziet u zichzelf op die schaal? Waarom? En waarin uit zich dat?

R: Ik opereer voornamelijk als Trustee. Werken ten behoeve van het algemeen belang en minder voor een doelgroep/ kiezers achterban. Je hebt natuurlijk wel een bepaalde affiniteit met beleidsterreinen. Daar heb je extra aandacht voor en daar ik ook je netwerk meer op gericht.

Partijdiscipline is een factor naast de achterban en het eigen inzicht van de volksvertegenwoordiger die invloed heeft op zijn of haar (stem)gedrag in de raad. I: Welke rol speelt partijdiscipline voor u? Hoe uit deze partijdiscipline zich in uw fractie?

R: Partij discipline heeft bij ons alleen te maken met datgene wat je in je verk. Progr. hebt staan en de algemene partij uitgangspunten. Dat zijn de richt snoeren. Binnen de fractie wordt er altijd gekeken naar een gezamenlijk standpunt. In 2,5 jaar is hier maar 1 keer vanaf geweken. Geen discipline maar wel goed voor overleg op basis van inhoud en argumenten.

I: In hoeverre is het ‘done’ om als individueel fractielid afwijkend te stemmen ten opzichte van de fractie in een besluitvormingsvergadering? Is het überhaupt geoorloofd en zo ja, onder welke voorwaarden?

R: Daar maak je van te voren een afspraak over. Indien dat verassend gebeurt tijdens de vergadering heb je een probleem. Anders stemmen mag best wel eens een keer voorkomen.

De toekomst van de politiek partijen

Er wordt regelmatig de vraag gesteld of we politieke partijen überhaupt nog wel nodig hebben. Zeker in hun rol als schakel tussen bestuur en burger hebben de politieke partijen het moeilijk. I: Wat zouden politieke partijen in het algemeen moeten doen om die schakelfunctie weer te versterken in uw ogen?

R: Ik ben het niet eens met de negatieve beeldvorming. De lokale politiek geeft heel veel aandacht aan overleggen, inspraak en contacten met inwoners. Vooral op het moment dat het de burgers of een groep burgers direct aangaat. Burgers zijn heel mondig en accepteren vaker niet dat ze geen gelijk krijgen. Onderschat ook niet de media invloed die zaken snel uitvergroot wat bijdraagt aan en bepaalde beeldvorming. Critici en nee stemmers krijgen ook altijd meer aandacht.

Partijen op lokaal niveau zijn de schakels tussen het maatschappelijk middenveld en de overheid. Natuurlijk doet iedere partij dat op zijn eigen manier. De klassieke zuilen huishouding bestaat niet meer dus die schakel is weg. Ook in de politiek is er meer sprake van het "" cafetaria model"". Shoppen bij diegene die voor een onderwerp of probleem de meeste aandacht heeft. Gebruik de nieuwe media en technieken om veel te schakelen met burgers.

I: Wat zou uzelf als politicus beter willen doen in dat opzicht?

R: Actiever worden met social media. Netwerken binnen die beleidsterreinen die je belangrijk vindt.

Tot slot

129 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Zijn er nog zaken met betrekking tot dit onderwerp die nog ter sprake wil brengen?

Lokale politiek is en blijft tijdrovend, juist door de vele schakels die je nodig hebt. Het is moeilijk om voldoende mensen te vinden die mee willen denken en werken binnen een fractie. De combinatie van kwaliteit en tijd is vaak lastig. Toch geldt hier ook vaker het volgende engelse gezegde: If you want something done, ask a busy man ( of woman ).

130 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Bianca Kaathoven (Fractievoorzitter SP Eindhoven)

I: Hartelijk dank dat je dit interview wilde doen. R: Graag gedaan. I: Ik zou eerst eens willen beginnen met je ervaring in de politiek. Zou je daar kort iets over kunnen vertellen? R: Ik ben ondertussen 6 jaar gemeenteraadslid hier in Eindhoven. Van te voren was ik actief bij de jongerenorganisatie van de SP. En sinds een jaar ongeveer fractievoorzitter. I: Dat is dus niet vanaf het begin van de periode dan? R: Nee. We hebben ervoor gekozen om dat later in te laten gaan, omdat… kijk de fractievoorzitter is bij ons in ieder geval meestal de lijsttrekker ook en onze vorige fractievoorzitter die nog steeds in de raad zit, die heeft dus de lijst getrokken, want zij was het bekende gezicht van de SP. En zij heeft toen aangegeven op den duur wil ik een stapje terugzetten, dus vandaar dat dus een jaar, of eigenlijk twee jaar na de verkiezingen is geweest. Nou, anderhalf jaar na de verkiezingen. Dan heb je ook gewoon de tijd om je in te werken in de hele materie zeg maar, dat is toch weer een stap verder. I: En daarvoor was je al actief bij Rood? R: Ja. I: En hoe lang was je daar actief? R: Ik ben volgens mij in 2003 lid geworden. En toen ben ik ook gelijk actief geworden. Toen kreeg ik een keer een uitnodiging voor een algemene ledenvergadering. Ik heb zoiets van ik ben lid geworden van een politieke partij, omdat ik vond, je kunt wel roepen, maar stel een daad zal ik maar zeggen en doe mee. Vandaar ook dat ik actief ben geworden bij de jongerenorganisatie, acties voeren etc. Op een gegeven moment werd ik benaderd om in de gemeenteraad te gaan zitten. I: Dat is dan best vrij snel gegaan allemaal. R: Ja, dat is redelijk snel gegaan, want ik ben volgens mij in 2003 lid geworden. Actief en steeds een beetje meer actief. In 2005 werd ik benaderd voor de lijst in 2006.

I: Ok. En hoe zou je de afdeling Eindhoven SP omschrijven? R: Bedoel je dan politiek, of? I: Gewoon in het algemeen. Mag politiek, maar ik neem aan dat dat dicht bij het landelijk ligt.

R: Ik denk dat de SP Eindhoven het enige sociale alternatief is hier in Eindhoven. Je hebt hier een redelijk sociale PvdA. Maar duidelijk is de SP toch het meest linkse van het spectrum. Ik denk ook de meest actieve partij. We hebben ontzettend veel actieve leden die acties doen, maar ook folderen in de wijk, buurtonderzoeken doen etc, voor de SP. Landelijk, maar ook lokaal komt dat gewoon terug. Zonder onderzoek geen recht van spreken, dus ja, we hebben gewoon heel veel actieve leden die onderzoek doen en vanuit daaruit ook input leveren voor bepaalde acties. Er is bijvoorbeeld in een wijk slecht woning onderhoud, nou dan wordt daar onderzoek naar gedaan om te kijken of daar actie op te ondernemen is. En dan wordt ook de link gelegd met de raad.

I: Ok. Dus een actieve afdeling. Verder nog kenmerken die eruit springen voor jou? R: Vooral actief en zichtbaar. I: Hoe uit zich dat? Dat zichtbare? R: Nou als je bij ons op de website kijkt dan zul je zien dat er ontzettend veel actie wordt gevoerd met name in de wijken. Bijvoorbeeld een tijd lang actie gevoerd voor het behoud van bibliotheken in wijkfilialen. Actie gevoerd voor beter onderhoud van woningen.

Actief: kleinschalig en met mensen, niet voor mensen I: Ik zag zelfs een glad weggetje voorbij komen dat eerst hobbelig was. R: Ja, het kan heel klein zijn. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de SP in Oss, de meeste progressie die

131 Masterthesis tussen Bestuur en Burger de SP heeft geboekt, is vanwege dat actief zijn vooral op kleinschalig niveau met de mensen. Dus niet voor de mensen, maar met de mensen. Dus ook voor de mensen, maar ik bedoel je kunt wel zeggen als politieke partij wij gaan het voor jou doen, maar je moet mensen erbij betrekken, want ze moeten zelf onderdeel zijn van de verandering. En dat kan inderdaad met een drempel of van een drempel tot het verbeteren van de zorg, zo breed is het.

I: Dan wil ik eerst even een bredere maatschappelijke ontwikkeling aanhalen. Er wordt vaak gezegd de burger interesseert zich niet meer voor de politiek en anderen zeggen juist dat doen ze wel, maar ze doen het op een andere manier. Hoe ontwikkelt in jou ogen de politieke betrokkenheid van burgers zich? R: Ik denk dat burgers weldegelijk betrokken zijn bij de politiek. Vooral bij de dingen die dichtbij hen staan zal ik maar zeggen. Dat is denk ik ook het verschil tussen lokaal en landelijk. I: Daar komen we straks inderdaad nog op terug. R: Daarom kun je die betrokkenheid ook terugzien. Ik zit nu zes jaar in de raad en er zijn zoveel ontiegelijk uiteenlopende onderwerpen voorbij gekomen en ook zoveel mensen die bij wijze van spreken als het gaat over een drempel in een wijk of als het gaat over de ontwikkeling van de WMO, of het bestemmingsplan etc. Er zijn zoveel mensen betrokken bij de ontwikkeling van hun stad. Ik vind het altijd een beetje moeilijk als je zegt mensen zijn niet betrokken bij de politiek. Het politieke landschap raakt, het is niet meer zo als vroeger. Het CDA en de PvdA en dan heb je links en rechts. Het verdeelt meer en ik denk dat het wel moeilijker wordt om keuzes te maken. Waar wij op stemmen etc. Dus ik denk dat die bewering daar vandaan komt, maar… I: verbrokkelt het steeds meer denk je? Je zegt eerst had je CDA en PvdA en links en rechts en dat was het en nu heb je meer keuzes, dat maakt het lastiger. Zie je dat ook steeds verder toenemen? R: Ik denk dat het gewoon een ontwikkeling is. Mensen hebben steeds meer te kiezen in die zin. Daar wordt het moeilijker door. Daarnaast is het natuurlijk ook nog afhankelijk van welk poppetje staat ervoor. Je kunt zeggen dat het niet zo is, maar het grootste deel van de mensen gaat toch stemmen op de persoon die het verhaal zo goed overbrengt. Er zitten natuurlijk wel een hoop standpunten bij waar mensen voor of tegen zijn. En dan ga je vanuit daar een keuze maken. Als je het hebt over politieke betrokkenheid of maatschappelijke betrokkenheid, dan heeft dat niet alleen maar te maken met ik moet weer stemmen, maar maatschappelijke betrokkenheid kan ook geuit worden in actief zijn in jouw wijkvereniging. En actief zijn bij een politieke partij is dan één van de onderdelen. I: het is gewoon één van de keuzes om iets actiefs in de samenleving te doen. R: precies.

I: Je zei dat steeds meer het poppetje, de persoon belangrijker wordt. Zie je dat om je heen terug? R: Als je met mensen in discussie gaat op straat, of een actie of wat dan ook, dan wordt er toch vaak gezegd die Emile doet het wel leuk, of een ander. Ik ben natuurlijk nog redelijk jong, maar dat het wel steeds meer gaat over degene die het brengt, zal ik maar zeggen. Als politicus vind ik dat jammer, aan de andere kant denk ik, als dat zo is, dan moet je daar op inspelen. Dan moet je kijken, wie kan het verhaal het beste brengen, nou daar kies je dan voor.

I: Welke gevolgen hebben deze ontwikkelingen voor politieke partijen in het algemeen? R: Ik denk dat politieke partijen zelf verantwoordelijkheid hebben om burgers te betrekken bij de ontwikkelingen in hun stad. Dat kan op de manier zoals wij dat doen, door bij wijze van spreken, in buurt x worden 60 huizen gesloopt, waarvan wij zeggen dat die niet hoeven worden gesloopt maar gerenoveerd zouden kunnen worden, dan ga je met die mensen in gesprek. Op die manier betrek je de mensen bij de politiek. Dat kan dus heel klein. Dus dat hoeft niet alleen te zijn voor de verkiezingen in de stad zijn.

132 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Gebeurt dat ook? R: Ja, zeker weten. In ieder geval bij ons wel. I: en zie je dat bij andere partijen ook terug? R: Veel minder. Ik bedoel, er is gewoon een groot verschil tussen de SP en andere partijen. Het heeft ook een beetje te maken met waar de SP vandaan komt. De SP is begonnen als een soort actiepartij, of een actiegroepering eigenlijk. Bij de SP is het zo, geen fractie zonder actie. Je kunt wel in de gemeenteraad gaan zitten, maar het belangrijkste is dat je actie voert met de mensen en dat je dus ook weet wat er speelt onder de mensen. Daarmee kun je zoveel mogelijk voorkomen dat je keuzes maakt die niet geworteld zijn. Bij wijze van spreken die ene buurt moet gesloopt worden en dat blijkt helemaal niet zo te zijn. I: Goed. Gevolgen voor je eigen partij hebben we al gezien, jullie pikken dat op je eigen manier op.

Dan wil ik het hebben over de leden. De SP is natuurlijk ook een ledenpartij. Hoeveel leden heeft afdeling hier in Eindhoven? R: met regio is het 1150. En zonder volgens mij tussen de 800 en 900. I: Alleen in Eindhoven stad? Dat is behoorlijk wat. R: Ja. Het kan iets meer zijn hoor. Het kan ook net boven de 900 zitten, maar dat weet ik niet zeker. We hebben de meeste aantal leden in Eindhoven. I: Je zei eerder al dat die behoorlijk actief zijn. Op straat bijvoorbeeld en onderzoek. Wat is jullie kernkader dat om de fractie heen zit? R: We hebben geen kernkader om onze fractie heen. Binnen de SP heb je een soort kernteam. Die bedenken acties en kijken waar is onderzoek nodig. Dan heb je een bestuur, vaak is dat een beetje met elkaar verweven. Dan heb je een groep die nadenkt over Planning en Voorbereiding heet dat, die bereiden acties voor, die bereiden folderen voor etc. En dan heb je de fractie en dat is ook een werkgroep. En dat komt allemaal terug in de kerngroep en in het bestuur. I: En hoeveel man zijn dat ongeveer? R: Ik denk als je die redelijk actief zijn en meepraten, dus dan heb ik het niet over mensen die één keer in de maand Tribune of folders rondbrengen want dan kom je wel boven de 200 uit. De binnenste cel is denk ik een man of 40, zoiets.

I: Stel ik wordt morgen lid van de SP, wat heb ik dan in de melk te brokkelen als lid? R: Hoe oud ben je? I: Ik ben 32. R: Ok. Als je lid wordt, dan krijg je een telefoontje van iemand van de SP en die vraagt mag ik een keer langs komen om te vertellen wat we allemaal in Eindhoven doen. En dan wordt er dus ook gevraagd, we zijn een actiepartij, vind je het leuk om actief bezig te zijn in de stad? Dit zijn de dingen die wij doen, zijn er dingen die bij jou aansluiten, of heb je zelf ideeën over wat je zou kunnen doen? Als iemand dat wil doen natuurlijk, als je zegt ik ben steunend lid, maar voor de rest niet. Dat is ook prima. Maar je wordt wel uitgenodigd als je wil om iets te doen. In die zin hebben leden best wel veel inspraak, ook als het gaat over nu zijn we bezig met het verkiezingsprogramma. Het verkiezingsprogramma wordt geschreven, dat gaat naar de leden. Daar komt een ALV over. Naar aanleiding daarvan komt er normaal gesproken een regioconferentie, overleg zeg maar. Dat gaat nu niet, want er was gewoon te weinig tijd voor. Dan wordt het verkiezingsprogramma naar aanleiding van de ALV’s in het hele land aangepast. Dan komt er nog een keer een ledenvergadering en morgen hebben we een congres, waarbij al die gemeenten waar de ledenvergaderingen geweest zijn, bijvoorbeeld een amendement of zo kunnen indienen en daar wordt over gestemd bij het congres. In die zin, de leden hebben het bij ons voor het zeggen. I: en op de lopende dossiers? Hoe kan daar invloed op uitoefenen? Op de koers van de fractie zal ik maar zeggen? R: Als je de fractie wil volgen, dan kan dat ook. Mensen die een keertje meedraaien, van goh

133 Masterthesis tussen Bestuur en Burger misschien is dat wel iets voor mij. We zijn wat dat betreft een hele open partij. Je schuift aan en we willen graag de discussie met iedereen aangaan. Dat moet je niet in het extreme trekken. Als er 20 nieuwe leden zijn die zeggen, we willen bij de fractie actief worden, dan is het ga maar even aan de slag op de afdeling en kijken, want het raadlidmaatschap wordt nog wel eens op een voetstuk gezet, terwijl ik denk bij de SP is dat één onderdeel. Die folderaar is net zo belangrijk als die fractievoorzitter. Qua werk is het misschien wel anders, daar mag geen verschil in zitten. Ze zijn allebei even belangrijk voor de partij.

I: Ok. Dan is nog de vraag het verschil tussen leden en achterban, zie je daar een verschil tussen en zo ja, wat is dat dan? R: Het verschil is, op het moment dat je lid bent, dan kun je ook meepraten. Ik weet niet of je met de achterban steunende leden bedoelt of? I: Nee, leden zijn mensen die op een ALV mogen komen. Achterban zijn de mensen waarvan je weet dat je er contact mee hebt en die op je stemmen. R: Als je lid bent, kun je mee beslissen. Meepraten kan altijd, want we hebben ook regelmatig dat we op werkbezoek gaan of mensen uitnodigen, kijken wat ik hier heb liggen. Werkplein SP, we hebben onderzoek gedaan naar hoe mensen begeleid kunnen worden naar werk, of hoe dat hier werkt in de gemeente en of we daar iets in kunnen veranderen. Hebben we een rapport van gemaakt met een aantal aanbevelingen. En daar worden ook een aantal mensen bij betrokken die zijn misschien helemaal geen SP lid. Maar vanwege hun functie of maatschappelijke betrokkenheid, vanwege allerlei factoren. Wij hoeven het wiel niet uit te vinden als mensen goede ideeën hebben die bij onze partij aansluiten. Maar de beslissing valt uiteindelijk bij de ledenvergadering.

I: En hoe bereik je al die mensen en leden? R: Ten eerste door inderdaad een bezoek af te leggen. Daar krijg je heel veel mensen mee binnen. Als je mensen spreekt die al twintig jaar lid zijn dan zeggen ze ‘ik weet nog wel dat er iemand bij mij aan de deur stond’. Dus dat is 1. Tweede is gewoon mail, telefoon. Op het moment dat er verkiezingen zijn, dan worden alle leden gebeld. Behalve de leden die hebben aangegeven dat ze niet gebeld willen worden. Die worden gebeld met de vraag wil je 100 of 200 folders bij je wijk in de brievenbussen stoppen. Het zijn hele kleine dingen, maar dan spreek je die mensen weer een keer en dan als iemand dan meer geïnteresseerd is kun je die een keer uitnodigen voor een avond. Ze krijgen regelmatig (ik weet niet of ik m hier heb liggen, ik denk het niet), de Tribune, dat is het landelijke blad van de SP, daar gaat ook elke maand een velletje, voor en achterkant met nieuws uit Eindhoven in. Dus daar worden mensen ook mee bereikt. I: Dat is nog de papieren versie? R: Ja. De mensen worden uitgenodigd voor een politiek café, ze worden uitgenodigd om een keer mee te praten over dingen. We hebben ook een ledendag georganiseerd voor onze actieve mensen. Op die manier bereik je mensen, maar op het moment dat je iemand benaderd hebt en wil je folders rondbrengen en ‘ik wil eigenlijk ook weleens meepraten over het verkiezingsprogramma’, nou die komt ook. En die denkt, dat is misschien ook wel leuk. Zo wordt je netwerk steeds groter.

I: Dus je zegt, emailen en directe middelen om iemand aan te spreken. Je zei ook, we gaan de straat op. Dat is dan neem ik aan meer bedoeld om contact met de samenleving te leggen? R: Ja. I: Hoe gaat dat in zijn werk? R: Dat kan of zijn, ik heb hier een boekje, dus de …krant, dat is dan een krantje dat 4x per jaar uitkomt. Daar ga je mee langs de deuren en dan ga je vragen ‘hoe is het hier in de wijk’. Ik ben paar maanden geleden nog in Vaartbroek geweest, daar speelde het een en ander vorig jaar en we hebben onderzoek gedaan om te kijken of het verbeterd was. Toen kwamen er signalen dat het verbeterd was, maar ook wel dat er weer een aantal zaken speelden. Dan ga je daar met een man of 5 a 6 daar op pad, daar ga je een middagje naartoe. Neem je een hoop van die krantjes mee en dan

134 Masterthesis tussen Bestuur en Burger vraag je gewoon vrijblijvend aan de deur van ‘zijn er dingen die hier spelen, herkent u zich in wat er gezegd wordt in de krant?’. Nou goed, daar krijg je dan antwoord op en dan geef je dat blaadje. Dan heb je ook contact gehad met de mensen, dan zien ze ook die SP die staat ergens voor. Die doet zijn best voor ons. Niet alleen als vrienden, want dat hoor je natuurlijk ook heel vaak. Op die manier probeer je toch een beetje contact te houden met. Daarvoor moet je dus ook proberen te kijken dat je niet iedere maand in dezelfde wijk staat, maar gewoon dat je het een beetje verdeelt over de stad.

I: En in hoeverre maken jullie gebruik van moderne communicatiemiddelen? Ik zag al de icoontjes van facebook en twitter op de webstie staan? R: We zitten op twitter en op facebook. Hyves weet ik niet of dat er nog is. I: volgens mij stond die er nog wel bij. R: Dat zou kunnen. Ik weet niet of als lokale afdeling op Hyves zitten, volgens mij is dat de landelijke. I: maar in hoeverre wordt daar in jullie fractie gebruik van gemaakt? Maak je er zelf bijvoorbeeld vele gebruik van? R: Ik heb zelf geen twitteraccount en ook geen Hyves en ook geen Facebook. Omdat ik vind dat als ik dat soort dingen doe, dan moet ik er de tijd voor nemen en die heb ik gewoon niet altijd. We hebben wel een twitter-account dat mijn collega’s aangemaakt hebben. En er is nog een twitter account, Links Aanhouden heet dat. Dat is ingesteld naar aanleiding van de verkiezingen van 2010. Dat volgt de SP en geeft ook aan wanneer er iets op de website staat of er iets te doen is etc. I: zoveel mogelijk actuele informatie? R: Ja. En het twitter-account van (??) dat wordt ook veel gebruikt voor hier in de raad. Bijvoorbeeld er is een voorstel aangenomen of juist niet. Die vindt dat…

I: Doet ieder dat dan op persoonlijke voet, dingen bijhouden, of houden jullie als fractie… R: Ja, we hebben iemand die daar heel actief in is en die houdt zich daar vooral mee bezig. In de raadsvergaderingen zit hij dan ‘je moet even wat twitteren’ en dan doe je dat, maar ik heb geen… niet iedereen heeft een aparte toestand. Die zijn er wel hoor. Ik ken genoeg mensen in het land die twitter accounts hebben en toestanden. I: Daar probeer ik dus een beetje inzicht in te krijgen. Je hoort van veel fracties dat er een aantal mensen in de fractie mee bezig zijn en de rest niet. En dan kan het zo zijn dat als iemand wat twitterd, dat dat niet altijd handig is voor de fractie. Omdat hij dan een mooi statement maakt waarvan de fractie achteraf zegt ‘misschien hadden we dat niet moeten doen’. R: Dat is nog niet voorgekomen.

I: Wat maakt voor jou de lokale politiek bijzonder ten opzichte van bijvoorbeeld de landelijke politiek? R: Ik ben gek op Eindhoven, ik ben er geboren en getogen. Ik was eigenlijk niet van plan om hier nog ooit weg te gaan. Ik vind het speciale van gemeentepolitiek en dan vooral Eindhoven dat je onderdeel kunt zijn van de veranderingen bij jou in de buurt en bij jou om de hoek. Datgene waar je mee bezig bent kun je letterlijk in de stad zien en dat vind ik wel heel bijzonder. Dat je daar onderdeel van mag uitmaken, dat vind ik een eer. I: En hoe uit zich dat? R: Nou bijvoorbeeld. Ik woon in de Lievendaal, daar wordt nu een sporthal gesloopt om daar nieuwe voorzieningen neer te zetten. Dat komt hier ook langs. Als ik door de straat loop en ik kom mijn buurvrouw tegen die een WMO voorziening nodig heeft, dan praat ik over in de raad en daar maken wij beslissingen over. Bij ons in de buurt is er een sportparktje, toevallig heb ik daar van de week een amendement voor ingediend. Sportpark moest weg, vorig jaar heeft de raad de keuze gemaakt om dat te laten bestaan en nu moet het er alsnog uit want het past niet in de plannen en het kost teveel etc. En dan ga je met elkaar in gesprek en dan ga je proberen dat sportpark toch te laten bestaan. Er komt ook een school bij etc. Een belangrijke voorziening voor de wijk, tenminste

135 Masterthesis tussen Bestuur en Burger dat is wat wij vonden. Dan zoek je daar een constructie om. Dat zijn hele leuke dingen om mee bezig te zijn.

I: En als je door de stad fietst en je ziet dat er in een straat bijvoorbeeld de stoeptegels helemaal scheef liggen, ga het dan ook door je hoofd van, daar moet ik iets mee? R: Ik heb wel gemerkt in de afgelopen 6 jaar dat je een andere manier van kijken krijgt. Dat je ook wel probeert te kijken van wat is belangrijk op dit moment, maar ook, ik had twee weken geleden een bruiloft en waren daar in een feestgelegenheid. Die man die ken ik toevallig. Die vroeg, hoe moet ik dat nu doen, die straat ligt nu al drie maanden open en ik heb gewoon minder inkomsten en dat duurt nog anderhalve maand. Kunnen ze niet iets doen dat mensen weten dat we bereikbaar zijn? Daar wordt je ook redelijk makkelijk in. Dan pak je je telefoon op en dan ga je bellen, hoe kunnen de mensen dat regelen. Dat soort dingen, je leert op een andere manier kijken. Je leert zien, hoe kun je op een eenvoudige manier mensen helpen. Hoe kun je op een eenvoudige manier je stad beter maken. En ook kunnen we daar iets doen.

I: en hoe profileert de SP zich in de lokale politiek? En dan bedoel ik vooral, dat er vaak wordt gezegd in de lokale politiek komen vooral de stoeptegel dossiers voorbij. Hoe kun je SP idealen vertalen naar zo’n stoeptegeldossier? R: Wij werken vanuit 3 kernwaarden. Solidariteit, menselijke waardigheid en gelijkwaardigheid. En vanuit daar probeer je alle dingen die voorbij komen te lezen. Niet overal is een blauwdruk op. Of dat nu een stoeptegeldossiers of een project waar het gaat over het vernieuwen van de zorg, in Eindhoven zorg en welzijn, waar gewoon tientallen miljoenen in omgaan. Dat maakt dan niets uit, je werkt vanuit die drie kernwaarden probeer je naar de zaak te kijken. Als ik kijk naar Eindhoven, Eindhoven is dan nog wel een verschil met een kleine plattelandsgemeente. Het is de vijfde stad van Nederland, hier worden wel grote dingen gedaan. Als je kijkt naar de uistraling van de stad, als je kijkt naar de high-tech campus, maar ook naar Strijp S. Als je kijkt naar de zorg die hier georganiseerd wordt, armoedebeleid dat soort zaken. Dan denk ik, dat zijn geen kleine dingen. Daar kun je jezelf weldegelijk profileren als partij zijnde.

I: Ok, duidelijk. Wat zijn voor jou de voor en nadelen voor een afdeling van een landelijke partij ten opzichte van een lokale partij? R: Dat is moeilijk te zeggen, want wij hebben een lokale en een landelijke afdeling. Een nadeel van de lokale politiek vind ik dat je voor heel veel zaken afhankelijk bent van wat er in Den Haag gebeurt. Als je nu kijkt, we hebben net de kadernota gehad dinsdag. Er moest al veel bezuinigd worden, dan komt er nog eens 12 miljoen bij omdat Den Haag besluit dat dit moet. Dat zijn lastige dingen. En dan een aantal zaken die vanuit Den Haag naar de gemeente worden overgeheveld bijvoorbeeld de AWBZ of de WMO, dan wordt een taak bij de gemeente neergelegd, maar het geld wat daarbij hoort, komt niet. Dan heb je minder ruimte om je in te bewegen, van nou we gaan die kant op of we gaan die kant op of we willen dat erin hebben. Je kader wordt zo al een beetje afgebakend. Dat is wel jammer aan lokale politiek. Maar dan nog vind ik de charme dat je moet kijken met de middelen die je hebt, voor jou stad.

I: Maar zijn er dan geen verschillen tussen echt lokale partijen en landelijke partijen die lokaal opereren? R: Hoe bedoel je? I: Nou bijvoorbeeld qua organisatie, of dat een lokale partij geen rekening hoeft te houden wat een partij in Den Haag doet. R: Ik denk dat je elkaar wel een beetje in de gaten houdt. Ik bedoel als wij heel hard gaan roepen dat we (noem eens een dwarsstraat) dat we alle plannen uit Den Haag zo overnemen en zeggen die zijn goed bezig. Dat zou vreemd zijn, want juist de SP heeft een aantal flinke dossiers tegengas

136 Masterthesis tussen Bestuur en Burger gegeven en aangegeven waarom we vinden dat het anders moet. Omdat je vanuit die drie kernwaarden opereert. I: Maar ga je dan tegen de SP in Den Haag in? R: Discussie is er natuurlijk altijd. Als we hier in Eindhoven ergens tegenaan lopen en in Den Haag wordt daar anders over gedacht. In ons geval is het Amersfoort, daar zit de landelijke afdeling. Dan ga je met elkaar in gesprek en dan ga je kijken hoe je tot oplossingen kan komen. En dan kan het zelfs zo zijn dat als je bijvoorbeeld kijkt in Den Bosch in Brabant zitten wij in de gedeputeerde staten in het college, dat is een andere rol dan in Eindhoven in de oppositie. Dat betekent dus dat wij ook andere standpunten hebben, omdat als je in een coalitie zit je altijd zult moeten toegeven op een aantal zaken. Je kunt nooit 100% van je partijprogramma doorvoeren, of je zou zelf de helft +1 moeten hebben aan zetels. In die zin merk je ook wel dat er ontwikkelingen binnen de SP zijn, er wordt nu meegeregeerd, in een aantal gemeenten natuurlijk al heel lang. Dan willen dingen wel eens veranderen of anders lopen. Dat betekent niet dat je basisprogramma verandert. We hebben een basisprogramma vastgesteld en naar aanleiding daarvan kijk je naar de wereld. Dat wil niet zeggen dat het niet af en toe verandert. Op het moment dat op 12 september de SP de grootste zou worden, ik noem maar een dwarsstraat en wij zijn aan het regeren, dan zal niet 100% van het verkiezingsprogramma er doorheen kunnen komen.

I: Dat is niet helemaal wat ik bedoel met de vraag. Ik vind het wel interessant wat je hier zegt, maar ik bedoelde eigenlijk is of je verschil merkt tussen lokale partijen in Eindhoven en afdelingen van landelijke partijen en of die voor- en nadelen ten opzichte van elkaar hebben. R: Ik denk het wel. Wat je bijvoorbeeld merkt bij PvdA, CDA, VVD dat zij politiek zelfs vaak anders in hun programma staan dan dat zij landelijk doen. De VVD, nu niet, maar in het vorige college, toen zaten wij in het college. In de vorige periode was de VVD veel linkser dan de VVD in Den Haag. Sterker nog, het hele sociale beleid is samen gemaakt. Het WMO werd gesteund door de VVD in Eindhoven, terwijl er een SP wethouder opzat. Ik denk daarnaast dat de lijntjes vele korter zijn. Ik pak mijn telefoon op en bel mijn collega, Frank van de PvdA en dan zeg ik zit hier en hier mee, kunnen we samen eens kijken hoe we dat probleem gaan oplossen in die en die wijk. En landelijk is dat natuurlijk een gigantisch groot verschil. Veel grotere dossiers, kosten veel meer geld. Ik denk dat het daar een stuk stroperiger nog is dan in de gemeente. En dat je dus ook gewoon verschil ziet in standpunten.

I: Duidelijk. Dan wil graag kijken naar jou rol als volksvertegenwoordiger. Uitleg Trustee/Belangenbehartiger. Hoe zie jij jezelf op die schaal? R: Ik ga een politiek antwoord geven, want ik heb een beetje van allebei. Je hebt een beetje van die belangenbehartiger omdat je opkomt voor en met de mensen. Dat betekent niet: u vraagt en wij draaien. Dat is wel een belangrijk verschil denk ik. I: leg dat eens uit dan? R: Op het moment dat je 100 mensen vertegenwoordigt bij wijze van spreken en die 100 vinden sowieso nooit allemaal hetzelfde. En op het moment dat je moet bezuinigen en die 100 mensen vinden dat je wel gewoon iets verbouwd moet worden bij hun in de wijk, of wat dan ook. Dan kun je dat wel heel hard gaan roepen, maar wat niet kan, dat kan niet. Of ze vinden dat er iets moet komen waar je als partij totaal niet achterstaat. Dan botst dat. Dus niet, u vraagt wij draaien, maar er is wel een stukje belangenbehartiging hoor. Ik ben genoeg gebeld door mensen, door instanties die zeggen hier moet iets gebeuren. Door middel van acties doen wij dat dus ook, als dat aansluit bij het SP profiel. Aan de andere kant die Trustee zoals je dat noemt, die wordt gekozen en die krijgt een soort mandaat. Het is niet, u vraagt en wij draaien, maar ook niet wij stemmen op u en kijk maar wat je er van maakt. Je zit daar tussenin, want je hebt wel die maatschappelijke rol om met mensen in gesprek te gaan, mensen te vragen wat vind je hier nu van. Maar uiteindelijk ook een beslissing te nemen. Want als jij al die mensen bij elkaar zet en die komen er niet uit, ik moet hier bepalen of ik voor of tegen ben, of wat ik ergens van vind. Dus het heeft een beetje met allebei te maken.

137 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: En welke rol speelt partijdiscipline voor jou? R: (gelach) Stel je die alleen aan mij? I: nee, die staat er bij allemaal in. R: Die vraag als krijg ik als SP-er namelijk wel eens. I: Zit daar bij de SP dan een lading aan? R: Nou ja, de SP is een partij met een lange historie. Zeker van vroeger uit. Hoeveel partijen ken jij waar mensen 40 jaar actief zijn geweest? Ik ken er niet zoveel. I: Nee, maar dat komt ook omdat sommige partijen zoals CDA combinatiepartijen zijn. PvdA ook en VVD ook. R: Ja, wat heet partijdiscipline? De partijdiscipline die bij ons heerst is je houd je aan de 3 basisbeginselen, de afdrachtsregeling; zonder te tekenen voor de afdrachtsregeling geen zetel, zo simpel is het. Die moet je gewoon ondersteunen. Geen fractie zonder actie. Die dingen zijn wel heel erg belangrijk als je het hebt over lokale politiek.

I: stel dat ik in de SP fractie zit en op een bepaald moment ben ik het niet eens met mijn fractie. Zijn er dan momenten waarop je zegt je mag zelfstandig nee stemmen als de rest ja gaat stemmen? Is die optie er en onder welke omstandigheden? R: Dat wilde ik net zeggen, die optie is er wel. Het zou natuurlijk ook raar zijn, wij kennen onze mensen natuurlijk hartstikke goed. Waardoor je dus ook, omdat we zo’n actieve partij hebben, mensen die in de raad komen, die ken je al, omdat ze actief zijn geweest. Bij andere partijen werkt het toch soms wat anders. Bij het maatschappelijk middenveld etc. die komen. Het gebeurt weleens dat iemand zegt van ‘hier kan ik me absoluut niet in vinden, vanwege de wijk waarin ik woon, daarom zal ik kiezen voor een andere optie’, dat is mogelijk. Dat is hier ook wel eens gebeurt in de afgelopen periode, maar dan gaat het over de zaken waarbij dat kan. Hele essentiële dingen. De energiemaatschappij is geprivatiseerd een paar jaar geleden, als SP kun je daar niet voor zijn. Dan zou het heel raar zijn als het zo loopt dat iemand zegt daar wil ik anders over stemmen. Dan ga ik er in de fractie over in discussie. Maar er zijn weleens voorbeelden dat er anders gestemd wordt.

I: en bij wat voor soort items mag dat dan wel? R: Dat is moeilijk om te zeggen, dat ligt er maar net aan wat er op tafel ligt. Het moet niet raken aan de grondbeginselen van de SP. Want dan ondersteun je niet waarvoor je in de raad zit, namelijk de grondbeginselen van de SP. I: en waarom je überhaupt bij de SP bent uitgekomen. R: Wat niet betekent dat mensen niet anders mogen denken, want we hebben genoeg mensen die… als ik met 10 mensen in discussie ga kunnen we 10 avonden discussiëren over van alles en nog wat, maar we worden het nooit eens. Je kunt het nooit 100% eens zijn met een partij, behalve als je die zelf opricht. Dus er is gewoon mogelijkheid tot anders denken, zolang het binnen die drie waarden blijft. I: Je mag dus vinden wat je wilt, maar het is belangrijk dat je één front vormt in de raad? R: Waar mogelijk. En als dat een keer niet kan, dan is dat zo. I: het moet dus een uitzondering zijn in zo’n geval, geen gewoonte. R: Wat ik al zei, het zal niet snel gebeuren dat iemand iedere vergadering zegt ik ben tegen.

I: Het laatste punt waar ik het over wil hebben is de toekomst van politieke partijen. Er wordt heel veel gepraat over wat hebben we aan politiek partijen, vooral als je kijkt naar die schakelfunctie tussen bestuur en burger. Er wordt gezegd dat ze die functie niet goed meer uitvoeren. Ben je het daarmee eens en wat zouden politieke partijen meer moeten doen om die schakelfunctie weer te herstellen? R: Ik ben het daar niet mee eens, in ieder geval niet wat onze partij betreft. Wat ik al in het begin zei, ik vind dat politiek partijen, mensen die actief zijn bij die partijen, in gesprek moeten blijven met de burger. Dat kan op eigen initiatief, dat kan op initiatief vanuit de burger zelf. Dat is wel iets dat erg

138 Masterthesis tussen Bestuur en Burger belangrijk vind. Als ik met dat krantje bij de mensen aan de deur kom, die vrouw; ‘jullie hebben toch een rare keuze gemaakt’. Dan kun je uitleggen waarom je een bepaalde keuze maakt. Dat wil niet zeggen dat degene die tegenover je staat gelijk op de SP gaat stemmen, maar ze begrijpen wel dat je als politicus in de raad, in de staten, in de Tweede Kamer, in de regering of wat dan ook, dat je keuzes maakt op basis van datgene dat er ligt en op basis van het partijprogramma etc. Dus dat de politiek niet zomaar van alles doet.

I: dus niet alleen zaken ophalen bij de burger, maar ook reflecteren waarom je zaken op een bepaalde manier doet. R: Ja. I: je zegt, bij de SP doen jullie dat al. R: ja, maar dat kan altijd beter hoor. Ik zeg niet dat wij… I: Zie je dat dan bij andere partijen niet? R: Veel minder. Kijk maar hoe vaak wij op straat staan en hoe vaak de rest van de partijen op straat staan. Vaak alleen maar met de verkiezingen. De PvdA in Eindhoven is een klein beetje de uitzondering. Die willen nog wel eens de wijk langsgaan. VVD organiseert ooit weleens een politiek café, maar daar houdt het echt bij op. Wij zijn gewoon 2, 3 of 4 keer per week op straat. Dat is wel een verschil. Het kan altijd beter en het kan altijd meer. I: Merk je dat je daar ook echt respons op krijgt? Dus dat werkt wel? R: Ja.

I: en wat zou je zelf nog willen doen om die schakelfunctie te versterken in je eigen optreden? R: Eigenlijk hetzelfde. Ik vind het belangrijk om op straat te staan. De afgelopen zeven weken waren hier echt een gekkenhuis. We hadden het heel erg druk. Juist dan is het heel belangrijk om voor jezelf een soort lijn gedachte te houden van waar wil ik naartoe en zorg ervoor dat je in gesprek blijft met. Het ligt altijd op de loer dat je in een glazen stolp komt. Snap je wat ik bedoel? Ingewikkeld taalgebruik, geen contact met de mensen, terwijl dat nou de reden is waarom je hier zit. Om met de mensen je daarvoor gekozen hebben. Ik vind dat je dat wel serieus moet nemen en in die zin ook gewoon met mensen in gesprek moet blijven gaan, ook al nodigt jou agenda daar niet toe uit. Dat is wel heel belangrijk. I: dus tijdgebrek is een groot probleem? R: Volgens mij heeft iedere politicus daar last van. Weet je wat het is, je doet je raadslidmaatschap naast je werk, maar als je er 40 uur in zou steken, is het nog leuk. En dan doe je… je kunt eindeloos door blijven gaan. Je moet daar voor jezelf ergens een grens trekken. Iedereen legt die ergens anders. Maar het is gewoon ontzettend leuk om te doen. Je zou er net zoveel tijd mee kwijt kunnen zijn als je hebt en dan is het nog steeds interessant. I: Bedankt voor het gesprek. R: graag gedaan, succes met uitwerken.

139 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview met Alexander Vervoort (Fractievoorzitter SP Venlo)

I: Hartelijk welkom. Alexander Vervoort, fractievoorzitter SP van Venlo. Om te beginnen, kun je wat vertellen over je ervaring in de politiek? Een beetje in het algemeen. R: Ja. Ik ben nu 14 jaar lid van een politieke partij. Ik ben begonnen bij de PvdA. Daar ben ik in 2003 weggegaan, na vijf jaar. Sindsdien ben ik lid van de SP geworden.

I: Waarom ben je weggegaan bij de PvdA? R: Ik merkte dat de PvdA heel erg bezig was met beschrijven van papier en niet met mensen bezig was, wat ik juist wel wilde gaan doen. Waarvoor ik ook politiek actief ban geworden, om ook iets voor de mensen te kunnen betekenen. Dat vond ik een groot gemis bij de PvdA, omdat die vooral bezig waren met beleidsstukken. En hoe kunnen we de macht zodanig behouden dat we niet onze coalitiepartners voor het hoofd stoten. In plaats van te kijken wat vinden de mensen nu eigenlijk belangrijk en wat vinden wij belangrijk dat we voor hen moeten doen. Daar stoorde ik me ontzettend aan en ik liep er tegenaan ik probeerde de boel te veranderen, dat is me niet gelukt. Toen ben ik naar de SP overgestapt, een partij die dat dus wel doet. I: Dat wilde ik net vragen, is dat na de overstap verbeterd? R: Ja. Ik heb vanaf het begin voelde ik me daar helemaal thuis en ik heb het precies zoals ik het voor ogen had en ook met de idealen die ik zelf heb daarin. Ja, dat je toch dingen wilt veranderen, met mensen dat doen: niet alleen over mensen praten, maar ook met de mensen praten.

I: Daar komen we straks inderdaad nog op terug. Hoe is jouw reis gegaan van lid van de SP naar uiteindelijk fractievoorzitter? R: Ik ben daar binnengekomen bij de SP en ben daar vrij snel zelf ook actief geworden. De SP in Venlo zat op zijn gat. Dus dat moest helemaal weer opgebouwd worden. Daar heb ik mijn steentje aan bij gedragen. En van actief lid, (meer folderen en campagne voeren en stukjes schrijven, nadenken over visies) ben ik doorgegroeid naar een bestuurslidmaatschap. Van daaruit ben ik in 2006 afdelingsvoorzitter geworden. Zeg maar de baas van Venlo afdeling. En daarna heb ik dus meegeschreven aan het verkiezingsprogramma. Toen moest op een gegeven moment een kandidatenlijst worden samengesteld en toen keken ze mijn richting op. In die zin werd ik ook lijsttrekker en ook raadslid. Dat is vrij snel gegaan eigenlijk. I: Ok. Dus je bent eigenlijk twee periodes voor de SP… R: nee, dit is mijn eerste periode. Vanaf 2006 was ik afdelingsvoorzitter en in 2009 waren de verkiezingen hier in Venlo.

I: Hoe zou je kort de SP Venlo willen omschrijven als partij? R: In ieder geval als een hele actieve partij. We worden vaak weggezet ook als activistische partij. Dat vind ik nogal kort door de bocht. Want activisme is actie voeren om het actie voeren vaak en bij ons heeft dat ook nog een doelstelling. Dus liever worden we genoemd als actieve partij. Dat is zowel actief als actief in de raad als actief op straat als actief naar je eigen mensen toe. En actief met het benaderen van, met mensen bedoelde ik net leden, en nu het actief benaderen van de mensen. Dus in die zin zijn we een hele actieve partij. Wat was de vraag precies?

I: Hoe zou je in het kort de SP in Venlo beschrijven?

R: Dus als die actieve partij en vooral ook als een club die heel vaak, of eigenlijk met alles naar de burger toegaat. Gewoon vragen van ‘wat vinden jullie hier nu van?’ We doen regelmatig enquêtes, als het moet handtekeningen ophalen. We gaan geregeld een wijk in en dan bellen we gewoon deur aan deur aan, van wat gaat hier goed en wat kan er beter, of wat valt u hier op in de wijk. En vaak willen mensen ook nog over andere dingen praten. Vaak gaat het dan over zaken die in politiek Den Haag spelen. Ook daar kunnen we ons mondje roeren. Dat nemen we allemaal mee. Dat zijn

140 Masterthesis tussen Bestuur en Burger signalen, dat pikken we op en die nemen we mee en daar maken wij ons eigen beleid op onze eigen visie. En dan nemen we dat ook weer terug de raadszaal in, en als er onderwerpen spelen die politiek interessant zijn, ja dan gaan wij de hort op om te kijken hoe zit dit en wat vinden de mensen daar zelf van. We proberen dat te koppelen aan onze idealen, maar we kijken naar wat houdt de mens in het algemeen bezig, de burger. I: Daar rapen jullie eigenlijk, de SP, dingen uit? R: Ja precies. We zullen het ook aan onze idealen en doelstellingen of ook ons beeld en onze alternatieven ook nog aansluiten bij wat er leeft.

I: het eerste kopje richt zich meer op de maatschappelijke ontwikkelingen in bredere zin en dan toegespitst op hoe ontwikkelt zich de politieke betrokkenheid van de burger zich, meer in het algemeen volgens u? R: De burger is vooral afwachtend. De burger is ook consument geworden, in de zin van, ‘u vraagt, wij draaien’. Ik ben de cliënt, u bent de politieke partij, dus u moet voor mij warm lopen. Want ik vind dat, dus jullie moeten zus. We krijgen ook regelmatig mailtjes binnen van ‘ik heb hier een probleem mee, doe er eens wat aan!’. Ja, als het allemaal zo simpel lag. Die clientèle opstelling, dat servicegerichte, consumentisme dat is er heel erg ingeslopen, terwijl dat voorheen tot een jaar of vijf, misschien wel tien jaar geleden… Je hebt natuurlijk altijd twee soorten burgers. Je hebt de burgers die en actief willen zijn en ook actief de politiek benaderen met een vraag of met een advies of een klacht. En je hebt de mensen die achterover leunen en heel erg wantrouwend zijn of gewoon helemaal niks met de politiek meer hebben. En ik denk dat de wantrouwende groep die is groter geworden. Er zijn steeds minder mensen die actief een politieke partij benaderen met een vraag of met een klacht of wat dan ook. Met een hulpvraag. Je ziet steeds meer mensen die heel afwachtend achterover leunen en wel klagen, maar niet de klacht adresseren, daar waar die thuishoort.

I: Waar leggen ze die klachten dan wel neer? R: Dat is heel breed. Als we op straat gaan bijvoorbeeld en we zijn aan het folderen of iets dergelijks, dan is het meteen van of je houdt van ons, of je houdt niet van ons. Nou dat is prima, even goede vrienden. Maar we merken dan wel af en toe dat de mensen die dan niet van ons houden dat die dan ook wel eens mooie kreten de deur uit doen. PVV dit en dat en vervolgens ga ik dan het gesprek aan, want zo ben ik dan ook wel weer. Nou vertel eens dan, waarom, waarom? En dan zie je dat de mensen daar toch niet dieper over na hebben gedacht. Vaak kreten uiten of napraten, misschien zelfs dingen die ze in de krant hebben gelezen of van tv hebben opgepikt. Dat ze dat aannemen als de waarheid zogezegd. I: Een beetje papagaaien? R: Ja, en dan praten ze dat na. En met hun in gesprek komen ze erachter de vork zit toch iets anders in de steel. Of die partij waar ik nu fan van ben, die doet iets of die wil iets, dat ik helemaal niet wil. Die komt bijvoorbeeld aan mijn auto, of mijn financiële situatie. Of die wil mijn huurhuis afpakken, ik noem maar eens wat. Dat valt me dan heel erg op. Dat de mensen heel snel dingen oppikken, zich niet meer willen verdiepen en hoe de wereld tussen aanhalingstekens echt in elkaar steekt dat ze heel snel zaken voor waar aannemen. Dat niet in hun straatje uitkomt, dan is het meteen heel wantrouwend, van ‘zie je nou wel!? Ze doen…’

I: Wat voor gevolgen heeft dat voor politieke partijen in het algemeen en dan misschien toegespitst op uw eigen partij? R: Ik denk dat we er in het algemeen veel last van hebben. Als het gaat om bijvoorbeeld een dossier als het kazerneterrein. Daar gaat in totaal een half miljard in geïnvesteerd worden. Probeer dat maar eens uit te leggen aan iemand. Hetzelfde geldt voor de lening van 45 miljoen die aan VVV wordt gegeven. Dat is verrekte moeilijk om dat aan iemand uit te leggen. Als je dat niet fatsoenlijk uitgelegd krijgt of er niet de tijd voor krijgt dan is het al heel snel van ‘ach ze doen toch maar wat’ en als je wordt gebeten door een hond maakt het niet uit waar je gebeten wordt, dus maakt het ook

141 Masterthesis tussen Bestuur en Burger niet uit op wie je stemt, of je überhaupt wel gaat stemmen en waar ze zich mee bezig houden, want ze doen toch maar wat daar in het stadhuis. I: en als je al wantrouwig bent, is het nog moeilijker om overtuigd te worden. R: Ja, dat is heel erg moeilijk, maar goed. Ik ga wel altijd het gesprek aan. Ik heb dan altijd de stille hoop dat hetgeen ik zeg op dat moment misschien niet aanslaat, maar dat ze thuis zitten met een kopje koffie en het gaat bezinken, dat dan misschien wel iets komt van ‘hmm, misschien heeft hij toch wel een punt’. Dus dat heb je dan wel bereikt, dat mensen er in iedere geval over na gaan denken op een geven moment. Want het wantrouwen dat mensen in de politiek hebben is wel deels terecht trouwens, want de politiek doet ook vaak maar wat. Dat maak ikzelf ook mee in het stadhuis dat ik denk van ‘hoe kunnen ze in godsnaam zo’n besluit nemen?’. Vaak steekt daar wel iets achter denk ik. Dat we temaken hebben met een dubbele agenda of iets dergelijks of andere belangen. En dat pikken de mensen thuis dus op. Daar hebben ze een gruwelijke sensor voor, en dat is dat wantrouwen. En het is aan iedereen die politiek actief is om te laten zien, ‘nee we doen het inderdaad met u, voor u enzovoort’. Een mooi gezegde is ‘vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. Dus om dat vertrouwen dan de mensen terug te kunnen winnen, heb je misschien wel jaren voor nodig en er hoeft maar één dingetjes fout te gaan of één dingetje verkeerd gezegd te worden en het is weer weg.

I: En wat doet de SP extra om dat vertrouwen terug te winnen of dat vertrouwen te behouden dat er nog is? R: We gaan iig zoveel mogelijk het gesprek aan. Wat ik al zei, we staan regelmatig op straat en gaan de wijken in of anderszins. En op die manier willen we wel die discussie aangaan. We willen mensen ook overtuigen, of overtuigen, mensen iig de gelegenheid bieden om met hun vragen, of anderszins ook bij ons terecht te kunnen. Vaak horen we dat dan ook van mensen, van ‘heheh, eindelijk iemand die ik kan aanklampen, want ik zit hier en hier mee’. En misschien ook die ombudsfunctie, dat heel belangrijk is om mensen aan te geven van ‘wij zijn er inderdaad, dus kom vooral.’ Maar ja, negen mensen lopen je voorbij en eentje die klampt je vast. En dan is het natuurlijk heel mooi als je die andere negen ook even met je willen praten. Maar goed, vaak is dat in gehaastheid of wat dan ook. Die negen hoeven ook niet altijd wantrouwend te zijn, ze moeten het ook leuk vinden. I: Er zijn natuurlijk ook mensen die de politiek gewoon niet boeit. Daar kun je nog zo aardig tegen doen, maar die zullen je toch niet willen spreken. R: Ja. Precies.

I: Maar goed. U had het al even over dat u de straat opgaat. Dan wil ik wel een sprongetje maken naar leden van de partij en de worteling in de samenleving. De eerste vraag is dan natuurlijk hoeveel leden heeft de afdeling van de SP hier in Venlo? R: Ik geloof de laatste stand van zaken zitten we rond de 250 leden. En daarmee zijn we volgens mij de tweede partij van de stad. I: En wie zit er dan nog voor jullie? R: Volgens mij het CDA. Die heeft traditioneel de meeste leden. I: Hoe nauw betrokken zijn die leden bij de SP? R: Ja. Nou, wat ik dus al zei, dat consumentisme en die afwachtende houding, dat slaat ook weer terug op onze eigen leden. En we merken bij elke politieke partij het geval is. Bij ons wel het minst. Evengoed merken we wel dat als we een ledenvergadering organiseren, dat dan misschien, als 10% komt opdagen, dan is het veel. Gisteren hadden we toevallig een ledenvergadering, en daar hadden we volgens mij 15 of 20% aanwezig, dus we waren wat dat betreft heel erg verheugd, dat er een goede opkomst was. Dat is wel heel erg typisch. Mensen worden heel vaak lid van een partij vanwege het landelijke standpunt of vanwege het landelijke flair, Kamerfractie of de lijsttrekker en hetgeen dat hij in de media zegt. Ze kijken daardoor eigenlijk minder naar wat er lokaal gebeurt. Onze Statenfractie in Limburg heeft er nog veel meer last van. Dat is nog veel onduidelijker,

142 Masterthesis tussen Bestuur en Burger afstandelijker enzovoort voor iedereen, ook voor onze eigen leden. We merken dat in Venlo ook al. En we wil je ze goed informeren, dan moet je jezelf door allerlei bochten wringen om ze erbij te trekken. Dat is gewoon heel erg lastig.

I: En hoe groot is het echte actieve kader waar je als partij op draait? R: Dat is een beetje lastig aan te geven. We hebben de folderaars en we hebben de nog actievere mensen. We hebben dus 60 mensen die ons meehelpen met folderen en die ook elke maand ons maandblad deur aan deur bezorgen bij onze leden. Daarnaast hebben wij een kleiner kader, dat noemen we de kerngroep, die bestaat uit 15 tot 20 mensen. Dat zijn fractievolgers, bestuursleden, mensen die het bestuur en de fractie ondersteunen en mensen die graag op andere manieren actief willen zijn, zoals activiteiten organiseren.

I: Zie je een verschil tussen je leden en achterban? Definieer je dat verschillend? R: Het ligt vrij dicht bijeen. We willen natuurlijk ook dat onze achterban zoveel mogelijk lid wordt. Om mensen te benaderen om lid te worden is al heel erg lastig, dat blijkt al een drempel teveel. Volgens mij las ik laatst dat nog geen 2% van de Nederlandse bevolking lid is van een politieke partij. Als je kijtk dat op dit moment ongeveer 22% op de SP zou willen stemmen, en daarvan is 2% lid van de SP, dan zit daar nog een behoorlijke achterban die ik er graag bij zou willen betrekken. Het liefst willen we niet alleen mensen lid maken, maar ze ook actief maken. Dat is nog moeilijker, dat is de volgende drempel. Het is ontzettend lastig om… Kijk naar je eigen leden toe, die zijn de drempel over, die hebben een bepaald besluit genomen, wij willen ons aansluiten bij een politieke partij en we willen graag geïnformeerd worden, misschien activiteiten ondernemen, maar de achterban, dat is een heel ander verhaal. Dan leven we ook nog in Nederland Coalitieland en dat betekent dat de achterban nog al snel hopt naar een andere partij, als men zich bij de eerste niet thuis vindt. Misschien stemmen ze deze keer SP, misschien stemmen ze de volgende keer weer PvdA, of Groenlinks of PVV of weer wat anders. Dat is gewoon ontzettend lastig, je hebt niet een traditioneel, zoals dat tot 10, 15 jaar geleden was een grote achterban van constant 40% van we weten ongeveer wel die gaan op ons stemmen. Het is nu iedere keer vechten voor elke stem en ook je kiezers ervan te overtuigen van nou wij zijn de club waar je bij thuis hoort te voelen. I: Ik neem aan dat alle partijen daar last van hebben? R: die hebben precies hetzelfde probleem. I: Ook de lokale partijen? R: Ja, zeker. Als er een partij is die zegt dat het niet zo is, geloof er maar helemaal niks van.

I: Ik houd een open mind. Stel ik word lid van de SP Venlo, wat heb ik dan concreet in de melk te brokkelen? Hoe kan ik dan de koers van de partij sturen? R: We zijn wat dat betreft geen top-down vereniging. We zijn horizontaal. Dat wil zeggen, om nou eens een voorbeeld te nemen: gisteren hadden we met die ledenvergadering, daar kwam ook iemand die was net twee maanden lid. Die komt op zo’n vergadering. We gaan het vervolgens hebben over het verkiezingsprogramma ‘wat vinden jullie daarvan’ en die had een opmerking daarover over de samenstelling van de kieslijst, er moest meer regio binnenkomen. Nou, prima. Dat wordt ook genotuleerd, we hebben er een verslagje van gemaakt. I: Meer regio? R: Ja, regiobinding in de zin van de kieslijst zou samengesteld moeten worden dat de laatste tien die op de lijst staan, dat dat meer regionaal is. Dat laatste is toch meestal opvulling of lijstduwerschap. Zet daar dan mensen in die uit je eigen provincie komen, zodat het voor je kiezer of eigen leden ook inzichtelijker is wie is er eigenlijk allemaal in onze club actief en waar kan ik op stemmen, zodat je per centrumgemeente iemand op die lijst hebt staan. Zodat de hele provincie mooi gedekt is met kandidaten. Dat was het idee erachter. I: En dat geldt voor de landelijke verkiezingen.

143 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Ja. De landelijke verkiezingen. Dat idee, nou dat vonden de andere leden ook aardig, dat wordt meegenomen in het verslag, dat verslag gaat naar de kiescommissie die bespreekt dat met het partijbestuur en vervolgens wordt op het congres dat is dan bij ons 30 juni, wordt daarover gestemd. Daar komt een wijzigingsvoorstel van en ieder lid, of iedere lijstafgevaardigde krijgt dat wijzigingsvoorstel en kan daar dus over stemmen. Dus dat is een heel praktisch voorbeeld van hoe één lid iets kan veranderen in de hele kandidatenlijst. I: Dat is wat je voor vier jaar vastlegt, maar bijvoorbeeld de lopende dossiers, kan ik daar als lid invloed op uitoefenen? R: Ja, natuurlijk. Als het gaat om raadszaken bijvoorbeeld, raadsvoorstellen. We hebben minimaal twee keer in de maand een fractievergadering, fractieoverleg, waarin we voor onzelf de knoppen gelijkschakelen. In ieder geval wat vinden wij er van het raadsvoorstel zoals het er staat. Daar moet je naar de gemeenteraad toe iets van vinden, dan is het wel handig dat je weet waarover je het hebt. En daar kunnen alle leden gewoon bij aansluiten. Het is een openbare vergadering, iedereen kan er bij aansluiten. En als iemand daar dan een itneressante inbreng bij heeft… Laatst hadden we iemand die kwam met iets dat totaal niet op de raadsagenda stond, die vond dat er meer plek moest komen voor campers. Nou interessant, gaan we onderzoeken. Had hij helemaal uitgestippeld, want ja, over de grens bij Koch die heeft zo een systeem en blablabla. Nou ok, laten we dat eens onderzoeken. Dan komen we daar op terug en dan gaat dat voorstel naar de wethouder en dan kijken we wel hoe ver we daarmee komen. Op zich wel een leuk idee. I: Campers? Gewoon toeristencampers? R: Het schijnt dat daar een behoorlijk grote markt in is, vooral gepensioneerden die van hot naar her trekken, een half jaar per jaar. Die dan graag van de ene naar de andere plek ook willen overnachten. Misschien dat ze dan in Venlo een week blijven of iets dergelijks, dan moet daar wel een aansluiting voor zijn, sanitaire voorzieningen en eigenlijk zou je een weilandje voor moeten hebben, waar die campers dan kunnen bivakkeren, heel vrijblijvend. Nou dat was een heel interessant idee. Zoiets komt gewoon iemand tijdens de vergadering op tafel gooien, dan gaan we erover discussiëren. I: Dus jullie worden regelmatig door leden van gedachten veranderd of gestuurd van: ‘hé dit moeten we oppikken’? R: Ja. Het liefst zou ik zien dat dit meer gebeurde. Wat ik al zei, ook onze leden zijn wat dat betreft afwachtend en kijken vooral wat er in Den Haag gebeurt en minder wat er in Venlo gebeurt. Als het echt gaat om hele grote dossiers, bijvoorbeeld zo’n kazerneterrein of een stadskantoor. Al dat soort zaken, die ze ook op de stadsomroep of in de krant heel vaak teruglezen, dan hebben ze daar al vaak een betere mening over. Het gaat dan bijvoorbeeld om de wijziging van een bestemmingsplan, dat zijn zulke technische zaken, dat zie je niet in de krant terug dus dat leeft ook totaal niet. I: Vindt je het dan wel belangrijk dat dit soort dingen wel bij de inwoners gelegd worden of zijn er ook dingen waarvan je zegt, dat is bureaucratisch, daar heb je als burger niets aan om je in te verdiepen? R: Democratie is het volk stemrecht geven en het recht geven om overal over te kunnen praten. Wat dat betreft hameren we er ook constant op dat we als gemeenteraad zeggenschap behouden en invloed behouden en ik vind dat dit voor iedere burger geldt. Nou doet de gemeente op dit op zo’n manier dat in het lokale weekblad staat vermeldt welke bouwvergunningen zijn aangevraagd, welk bestemmingsplan dat gewijzigd wordt. Eigenlijk alles dat in de gemeenteraad besloten of besproken wordt, staat daarin vermeld, dus iedereen die daar enige interesse in heeft, of die wil weten wat er in zijn omgeving afspeelt, die kan het daaruit destilleren. Daarnaast is de webpagina van de gemeente Venlo behoorlijk verbeterd, dus ook daar kunnen ze een stuk makkelijker terugvinden of er wat aan de hand is. Zijn er echt grote zaken, dan gaan we er zelf mee de boer op. Dus wat dat betreft is het wel belangrijk dat mensen zich kunnen laten informeren en zich kunnen laten uitspreken. En natuurlijk heel veel technische en bureaucratische dingetjes ja, in de gemeenteraad is dat al een hamer stuk, laat staan dat iemand daar interesse in heeft of daar iets van gaat vinden. Maar het is wel belangrijk dat ze die mogelijkheid hebben.

144 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Je hebt al een keer aangestipt de straat op gaan en met mensen praten. Zijn er nog meer manieren waarop jullie je leden, je achterban en in meer brede zin de samenleving bereiken? R: De actieve benadering zit ik het meeste voor, maar daarnaast is het vooral internet. Internet en media. I: de moderne communicatiemiddelen. R: Ja. I: Wat gebruik je dan allemaal? R: Facebook, Twitter, onze eigen website natuurlijk. Email. Onze eigen leden benaderen we vaak met ‘goh, we gaan dan en dan iets organiseren, kom ook’, of we sturen ze een uitnodiging via groepmail naar alle mailadressen van onze leden, of we sturen er nog een brief achteraan. Ja, media. Oproepen op de beeldkrant van Omroep Venlo. Of zodanig iets presenteren dat de media het vanzelf wel oppikken. Dat ze je persbericht oppikken of daar een iets omheen maken. Zo probeer je dus ook je leden en ook andere mensen te informeren en te benaderen. I: En hoeveel respons krijg je daar op? R: Heel erg wisselend. Dat is sterk afhankelijk van het onderwerp. Een tijd terug hebben we een keer een openbare informatieavond georganiseerd over de kredietcrisis. En de Eurocrisis. En toen hebben we gedacht: we hebben de tent vol en toen kwam er tien mensen op af. Dus hoe kan dat nou? Dit leeft zo enorm en toch zitten er maar tien mensen in de zaal en dat is gewoon ontzettend jammer, terwijl we daar omheen wel heel veel reclame hadden gemaakt. Van de andere kant, net zoals gisteren hebben we ledenavond. Nou gemiddeld dat daar misschien 10, 15 leden zitten. Nou nu zat er het dubbele en dan spreekt het in één keer wel aan. Dus je kan er wat dat betreft er toch geen peil op trekken. Gisterenavond keek mijn fractiegenoot aan en ik zag en het regende en voetbal was op tv en het was superdruk in de stad, want er was ook nog een galabal en alle parkeerplaatsen waren weg en ik keek hem dus van dit zal wel een magere opkomst worden. En juist het tegenovergestelde gebeurde. Dus wat betreft, je kunt er nooit een peil op trekken, maar iedere keer was onze strategie wel hetzelfde en dan maar hopen dat de mensen daar positief op reageren. I: Dus eigenlijk gewoon via zoveel mogelijk kanalen ze zien te bereiken en dan kijken we wel hoeveel respons er komt? R: Ja. Op zoveel mogelijk manieren mensen benaderen en de kracht van herhaling inzetten. Als we dus een bulkmail de deur uit dan, dat is een paar weken van te voren en een week van te voren doen we nog een keer een herinnering of doen we een attentie schrijven zodat er nog een extra prikkeling aanzit. Voor gisterenavond die ledenvergadering in de herinnering stuurde we een leuke foto mee met het stadhuis met een grote wapperende SP vlag eraan dat je zegt nou dat valt de mensen wel op denk ik. Dus daar kregen wel responsie op. Nog een keer een attentie sturen of er via twitter nog een keer gewag van maken, dus op die manier probeer je de dus de leden of ieder, ja als je iets op twitter of facebook doet, en iedereen read dat, op dat moment is het ook echt wel reclame eigenlijk. I: Duidelijk. Dan wil ik het eens gaan hebben over de lokaliteit van de lokale politiek. Wat maakt voor jou de lokale politiek zo bijzonder ten aanzien van de landelijke politiek? R: Ik heb een tijdje in Den Haag gewerkt op de Kamerfractie. Dus ik ken het verschil. Als je landelijk bezig bent, dan ben je echt met landelijk beleid bezig. Dus je hebt het niet over wat doet een snelweg voor Venlo, maar wat doet een snelweg voor Limburg en Gelderland, om maar eens iets te noemen. Om in mijn vakgebied te blijven, als Defensie. Wat doet de aanschaf van een marineschip voor Nederland internationaal? Nou daar houdt Venlo zich totaal niet mee bezig, laat staan dat een marineschip hier ooit de Maas opkomt. Dus je bent met hele abstracte zaken bezig en in de gemeente ben je juist wat meer op detail niveau bezig. Als het landelijk gaat over, er moet bezuinigd worden op de WMO bijvoorbeeld, dan heeft dat ook z’n weerslag op het lokale gebeuren. En dan krijgen we hier met de bezuiniging te maken en vervolgens moeten we daar lokaal, in Venlo in de raad, er over na gaan denken over hoe we met die bezuinigingen omgaan en waar we eventueel nog reparaties kunnen plegen. Dan zit je met landelijk beleid en dan moet je het vervolgens nog een keer op detailniveau gaan bewerken. En dat vind ik op zich ook wel leuker. Want je ziet hier direct wat de

145 Masterthesis tussen Bestuur en Burger theorie met de praktijk doet en hoe beleid ook in de realiteit uitpakt en welke problemen dat weer tot gevolg heeft. En daar dan weer proberen reparatiewerkzaamheden op te verrichten. Dat is het grote verschil en dat maakt het lokale ook wel weer leuker. I: Dus meer detail en meer zien wat je doet eigenlijk? R: Ja. Je merkt direct wat het met de mensen doet en je eigen blunders. En dat krijg je ook gelijk terug te horen als het hun raakt. I: Ok. Hoe profileer je jezelf dan als politieke partij in de lokale politiek? Ik kan me voorstellen dat niet elk dossier zich leent voor een heel duidelijk SP standpunt. R: Wat dat betreft is het ook selecteren. Chose your battles, op z’n Engels. Kies je gevecht. Waar wil je op profileren. Als het gaat om bijvoorbeeld een snelweg, of laatst hadden we de aanleg van een motorcrossbaan. Waar zijn de zaken waar we problemen mee hebben. Nou we hebben geen probleem met die motorcrossbaan, prima, leuke sport ook. Maar die dingen maken wel heel veel lawaai en dat kan een probleem zijn, want het ligt vrij dicht tegen de kern van een dorp aan. Hoe gaat de wethouder om met dat probleem? Heeft hij daar al over na gedacht? Tijdens het debat bleek dus dat hij daar niet over na had gedacht. Dan brengen we dat dus ter berde. Leuk dat die crossbaan en alles langskomen, maar houdt rekening met dat lawaai. En dan heb je ook nog het lawaai van die snelwegen. Die hebben dan van die hele mooie schermen langs geplaatst. Zodat het lawaai over het dorp heen gefilterd wordt, maar het lastige van die motorcrossbaan is dat ze dat geluid gaan weerkaatsen terug het dorp in. Probleem twee, hoe ga je dat oplossen? Dan leidt dan tot een hele discussie. I: Maar wat is dan de socialistische insteek daar in dan? R: Die is er totaal niet. Nee, dat heeft helemaal niks met socialisme te maken. Misschien in die zin dat we kijken naar wat goed is voor de mensen. We hebben drie uitgangspunten; solidariteit, menselijke waardigheid en gelijkwaardigheid. En dat zijn eigenlijk onze drie zaken waar we alles aan toetsen. Dat kan voor elke partij gelden, maar voor onze zijn dat idealen waar het minimaal aan moet voldoen. Heeft het op één van die drie zaken een negatief streepje, dan wordt het al heel erg lastig. In dit geval met die motorcrossbaan, je komt aan het gelijkheidsbeginsel, want dorp A heeft er geen last van en dorp B zit constant in die herrie. Dus dat is niet handig. Zoek een oplossing. En is het solidair als je het toch hebt over de socialistische idealen, is het solidair om de bewoners op te schepen met geluidsoverlast en stank en andere overlast die die motorcrossbaan, om maar dat voorbeeld te pakken, op te wegen zijn ten opzichte van de rest van de stad. Wij dachten van dat dit niet goed is. Dan pakken we dat vast, maar we gaan het niet presenteren als ‘de socialistische idealen van ons stellen dat en dat enzovoort…’ I: Dus je gebruikt het meer als kapstok en als het geen rol speelt kun je meer gaan kijken naar wat zijn de kosten en de problemen en dan hoef je daar niet over na te denken. R: precies. Het is ons kompas, waar we op varen, maar het is niet zo dat we daar constant mee bezig zijn. Dat is eigenlijk vooral boerenverstand gebruiken. Logisch nadenken, is het een handig raadsvoorstel? Wie heeft hier baat bij en wie heeft hier last van? Is het betaalbaar? Kunnen we het überhaupt wel betalen? Onze schatkist is een beetje leeg. En wat vinden de mensen hier zelf van? Toets dat, toets dat ook met ons idee erbij. Of we moeten er een heel andere visie op los laten. En soms botst dat en meestal hebben we het wel bij het rechte eind. I: Wat zijn in jouw ogen de voor en nadelen voor een lokale afdeling van een landelijk partij ten aanzien van een echte lokale partij die niet na hoeft te denken past het allemaal wel binnen mijn ideologie. R: Het heeft allerlei voor en nadelen. De echt lokale partijen die worden vaak verweten, door de grotere landelijke tegenstanders dan, ‘jullie hoeven je niet te bemoeien met de landelijke, want daar hebben jullie toch geen contactpersoon zitten, daar hebben jullie geen lijntje mee, dus jullie doen maar wat, jullie kunnen lekker freewheelen’. Nou dat vind ik vrij makkelijk en kort door de bocht. Dat is natuurlijk helemaal niet zo, want zelfs alle lokale partijen hebben zich verenigd in een iets grotere lokale partij, die dan hun provinciale standpunt uitdraagt, of in de Eerste of Tweede Kamer een standpunt uitdraagt. Vaak zijn dit partijen met misschien maar één zetel, maar toch, ze hebben wel

146 Masterthesis tussen Bestuur en Burger een lijntje. I: U bedoelt dat de drie lokale partijen in de provincie samen optrekken? R: Van één partij weet ik het wel, dat is Venlokaal en die andere de Realisten die haken daarbij aan. De Lokale Democraten doen dat niet, maar die hebben weer hele nauwe banden met het CDA. Dus die sluiten daar eigenlijk weer bij aan. Als je het dan hebt over de profilering van je eigen lokale partij, dan heeft die daar wel een probleem mee. Want die wordt heel vaak gezien als het aanhangsel van het CDA. Maar goed, dat is hun probleem. Daar heb ik gelukkig geen last van. Van de andere kant kan een lokale partij zich ook wel heel sterk richten op het lokale en zich daar ook heel erg sterk mee profileren. En kunnen zeggen van ‘wat ze in Den Haag allemaal zeggen hebben wij geen last van, je hoeft ons niet te wantrouwen om wat er daar gebeurt: wij houden ons alleen met dorp bezig of de gemeente Venlo’. Van de andere kant, als je een landelijke partij bent, in ieder geval zoals de SP is geformeerd, dat we eigenlijk een federatie zijn van afdelingen. We hebben dan wel een grote landelijke partij onder dezelfde naam. Met een hoofdkantoor in Amersfoort en Kamerfractie in Den Haag en in Brussel. En daarnaast zijn het 150 of 200 andere afdelingen, die eigenlijk precies op diezelfde lijn zitten. Dus in die zin zijn we een afdelingsfederatie. Ik merk bij de PvdA of de VVD bijvoorbeeld is dat totaal niet. Daar heb je de top-down benadering. Je hebt de partijtop, daaronder zit de Kamerfractie, daaronder zit de senaat, daaronder zitten de provinciale staten en Brussel, en daaronder nog een keer de lokale fracties en dan een keer de afdelingen. Daarom heb ik me er vaak ook over verbaasd als je in de tijd dat ik nog afdelingsvoorzitter was en ik wilde zaken doen met een collegapartij, van ‘kunnen we niet eens samen een actie organiseren, bla bla.’ Voor de zorg of iets dergelijks. Dan spreek ik dus mijn collega afdelingsvoorzitter aan, maar die bleek geen vinger in de pap te brokkelen hebben. Ik moest altijd de fractievoorzitter hebben. Dat viel me erg op. De fractievoorzitter is schijnbaar de baas van de partij. Van de lokale partij, terwijl dat bij ons hebben we daar een afdelingsvoorzitter van. De fractie is ondergeschikt aan het afdelingsbestuur. Ik denk dat ook iets typisch SP is, de leden hebben de macht, want het partijbestuur, die bepaalt wat de fractie gaat doen en niet andersom. Zodat het iig niet ontspoort. I: En het bestuur krijgt hun input van de leden? R: Ja. En ook een mandaat van de leden. Per jaar komt er een nieuw bestuur. In die zin merken we wel we zijn een landelijk partij inderdaad, en we hebben ook voordeel van hetgeen dat er in Den Haag gebeurt en net zo hard ook nadeel. I: Benoem dat eens dan. R: Op dit moment zit de SP heel erg in de lift. We doen het goed in de peilingen. Dus we merken dat ook op straat en we merken het ook in de gemeenteraad, we worden in één keer een stuk serieuzer genomen. Misschien ook uit angst, misschien wordt die dalijk echt groot en dan krijgen we er ook mee te maken, dus gedragen we maar een beetje. Heel grappig. Dat wij ons niet anders gaan gedragen, we doen precies hetzelfde als dat we al lang doen. Maar gaat het slecht in de partij, zeg bijvoorbeeld in 2008-2009, toen stond SP landelijk op 8 zetels, we hadden een heel slecht mediabeeld. Dan heeft dat meteen ook weer, dan weerkaatst dat op je eigen partij. Dat geldt niet alleen voor de SP, dat geldt voor elke partij. Het CDA heeft er bijvoorbeeld redelijk veel last van. De VVD heeft er weer helemaal geen last van, terwijl ze juist uit die fase komen. Dat is heel erg lastig om daar iedere keer mee om te gaan. Hoe hip ben je bij de publieke opinie, of hoe slecht doe je het. En als je in de neerwaarste spiraal zit, ja je moet zorgen dat je niet in die neerwaartse spiraal terecht komt, maar je wordt er wel vaak in gepraat. Als ik dat bijvoorbeeld zie bij het CDA, die donderde zo hard naar beneden toe en die blijven bezig naar beneden te gaan, terwijl ik denk pak jezelf op en laat zien wie je bent. En doe er ook wat tegen. Nu hadden ze vorig jaar was er ook een verkiezingscampagne, daar hebben ze zich ineens heel positief laten zien, dus dan denk je nou, zie je wel dat het kan. Maar van de andere kant, je kunt je ook helemaal de put in laten praten. En dan gaat het met je eigen afdeling dus ook in een keer heel slecht. Dus je moet je daar niet door laten leiden. Ja, je hebt een lokale tak en een landelijke tak, maar blijf vooral lokaal bezig en vooral wat er landelijk gebeurt neem het mee als het in je voordeel is, maar laat je er vooral niet toe leiden. Of door leiden moet ik zeggen.

147 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: het zou misschien organisatorisch ook wel prettig kunnen zijn om een grotere partij achter je te hebben of heeft dat ook voor of nadelen? R: Dat maakt het wel makkelijker. Als je heel lokaal bezig bent of alleen maar een lokale partij hebt, dan heeft dat ook z’n invloed op dingen die je kunt doen. Als het alleen maar om geld gaat bijvoorbeeld. Actievoeren kost geld. Foldertjes uitbrengen of huis aan huis brengen kost ook geld. En als je ziet dat je een lokale partij achter je hebt, dan is dat een stuk makkelijker. Een landelijk partij, sorry. Als je een landelijke partij achter je hebt staan, dan is het makkelijker om dingen te organiseren. Als het gaat om drukwerk bijvoorbeeld. Als het gaat om sprekers. Dan hebben wij als SP zijnde een apart systeem, dat is de afdrachtregeling, waarbij elke volksvertegenwoordiger een deel van zijn raadsvergoeding afstaat aan de landelijke partij, daardoor kunnen wij drukwerk betalen, media optredens betalen, reclames. Maar ook scholingen organiseren voor onze eigen achterban. En die scholingen zijn dan gratis. Bij ander partijen betaal je 100 of 300 euro voor wat scholing bij te wonen en bij ons is dat gratis. Omdat we dat bekostigd hebben van de contributie en de afdrachtregeling. En dat maakt dat je door dat landelijke systeem, veel meer slagkracht hebt om dingen te kunnen organiseren. Omdat je ook gewoon weet, de mogelijkheden zijn er gewoon. Een lokale partij, of een partij die op een andere manier is georganiseerd, heeft daar gewoon meer last van.

I: Ja. Duidelijk. Dan wil ik nog naar het onderwerp volksvertegenwoordiger toe. Je eigen rol als politicus. Uitleg Trustee/Belangenbehartiger. R: Dat is een heel lastige afweging. Het liefste heb je natuurlijk het beste van twee werelden. Je bent gekozen voor vier jaar, tenminste ik als raadslid heb tegen mijn kiezers gezegd ik ga die job oppakken en dat doe ik voor minimaal 4 jaar, want dat is een gewone raadsperiode. En na 4 jaar mogen jullie me afrekenen. Als jullie vinden dat ik het slecht heb gedaan, dan verdwijn ik. Als jullie vinden dat ik het goed heb gedaan, dan wil ik het misschien nog wel een keer doen. En dan zie ik vanzelf wel wat mijn volgende mandaat is. Dus in die zin zeg je tegen je kiezers van ‘dit is mijn visie, dit is mijn lijn, dit is mijn partij programma, deze dingen lichten we eruit of deze ideeën hebben wij die we graag verwezenlijken voor de komende vier jaar. En daar houden we ons aan. Het is niet zo dat je in je verkiezingsprogramma hebt staan we besparen tien miljoen op het uitgeven van klappers en vervolgens ga je 20 miljoen besteden aan het uitgeven van klappers. Dan wordt je heel snel ongeloofwaardig, mits je daar natuurlijk een hele goede reden voor hebt. Als je bijvoorbeeld in de coalitie zit, dan moet je er weer iets voor terug kunnen krijgen. Dan moet je vervolgens weer kunnen uitleggen aan je kiezers, dus dat is heel erg lastig. Van de andere kant ben je ook een belangenbehartiger. Iets dat in 2009 speelde hoeft nu helemaal niet meer te spelen of juist wel, omdat het probleem nog niet is opgelost. En dan kan het zijn dat I: Het was bij de verkiezingen nog geen issue? R: Ja, precies, inderdaad. En dan kan het zijn dat je kiezers of anderszins stemmers bij je aan komen kloppen van ‘doe dr is wat aan’ of ‘kijk er eens naar’ of ik heb een klacht of een hulpvraag of wat dan ook. En dan ga je daar op inspelen. Dan kun je niet zeggen ‘ho, ik heb toen en toen iets anders gezegd en daar heb ik me nu niet mee bezig gehouden’. Dat kun je gewoon niet maken. Je zit er als volksvertegenwoordiger, het woord zegt het al: je vertegenwoordigt het volk. Je vertegenwoordigt niet het hele volk. Ik zou het graag willen. Er zijn genoeg mensen die mij niet zien als hun vertegenwoordiger. Maar toch wil ik iedereen… ik vind ik zit in de gemeenteraad voor elke Venlonaar. Of elke inwoner van de gemeente Venlo, zo moet ik het eigenlijk zeggen. En het kan zo zijn dat ze zeggen ‘ik vind niet dat jij mij vertegenwoordigt’. Prima, omdat ik er misschien andere denkbeelden op na houd, maar mijn instelling is wel anders. Daarnaast als volksvertegenwoordiger houdt dat ook in dat je een ombudsfunctie hebt. Dus mensen die vragen of klachten hebben zou bij jou gewoon terecht moeten kunnen, ongeacht je achtergrond. Binnen de SP hebben we daar de hulpdienst voor ingericht. Dus als je nu wel of niet in de raad zit, die bestaat gewoon. Die bestond ook al toen we nog niet in de raad zaten. En bij die hulpdienst kan iedereen terecht met een vraag, een klacht of wat dan ook en daar proberen we advies te geven of mee te helpen in een oplossing,

148 Masterthesis tussen Bestuur en Burger met uitzondering van juridische zaken, want daar moet je natuurlijk niet mee in willen bemoeien want dan gaat het een heel andere richting uit. Als politiek kun je dat ook eigenlijk niet, want dan zit je als politiek tussen de rechtgevende macht en die juridische zaken… I: Ik snap wat je bedoelt. Daar zijn andere kanalen voor. R: Precies. I: Als ik het dus goed aanvoel dan meer Trustee dan belangenbehartiger. Je bent er ook voor elke Venlonaar, ook al die ombudsfunctie, dat iedereen bij je aan kan kloppen. Maar je beseft je wel dat je een bepaalde kiezersgroep achter je hebt staan. R: Je doet het natuurlijk vooral voor je eigen achterban, want die heeft jou in het zadel geholpen, om het zo maar even te zeggen. I: Hoe zie je je achterban dan; wie zijn dat? R: Onze kiezers. En dat is natuurlijk lastig aan te geven, want de kiezers die in 2009 op je hebben gestemd, die doen dat waarschijnlijk nu niet meer of waarschijnlijk juist wel. Die hebben toen in 2009 op een andere partij gestemd. Dus ook dat is heel erg lastig in te schatten. Maar je hebt natuurlijk destijds op jou gestemd omdat je een bepaalde visie had, een bepaald verkiezingsprogramma, of bepaalde ideeën plannen. En daarom hebben ze op je gestemd. Daar ga ik tenminste vanuit. Ik heb tenminste geen beelden gekregen dat mensen op me hebben gestemd omdat zulke leuke schoenen draag bijvoorbeeld. Dat is ook een rare reden om op iemand te stemmen. Als je het hebt over sec belangen dan in hoeverre ben je een belangenbehartiger, je behartigt de belangen van de burger, van de kiezer en ook van de gemeente Venlo. I: De belangenbehartiger staat voor een bepaalde groep mensen, bepaalde groepen in de samenleving, bepaalde wijk misschien wel of als je met voorkeursstemmen bent gekozen speciaal voor die mensen die letterlijk op je gestemd hebben. Dat is wat daarmee bedoeld wordt. (nog een keer uitleg verschil Trustee/Belangenbehartiger R: Het is lastig om één van de twee flanken te moeten kiezen. Wat ik al zei, je pakt het beste van twee werelden. Maar als je het zo zwart/wit stelt dan voel ik me meer thuis bij de trustee, omdat het ook meer bij mijn idealen past. Ik wil graag opkomen voor de mensen en ook hun vertegenwoordiger zijn daarin en meedenken over die dingen waarvan ik denk dat goed is voor iedereen en niet alleen goed is voor een bepaalde groep. En ik merk bij sommige partijen dat ze er hun eigen agenda op na houden. Dan heb je het ook heel scherp over belangenafweging. Wat is goed voor hun bepaalde groep. I: Zijn dat bepaalde typen partijen. R: Ik merk dat heel erg sterk bij VVD en CDA bijvoorbeeld. En een klein beetje ook bij Groenlinks. Bij CDA zie je heel opvallend dat er moties worden ingediend voor het behoud van kerken bijvoorbeeld. Of dat er opeens een motie wordt ingediend om een bepaalde kerktoren een bepaalde subsidie te geven, zodat die gerenoveerd kan worden. En ik zie dat niet terug als het gaat om andere gebouwen bijvoorbeeld. Dat valt heel erg op. En als je bij de VVD kijkt dan is het vooral heel veel aandacht richting bedrijventerreinen. Asfalt, wat we twee jaar geleden hadden bij de bouw van een woning op een plek waar geen woningen mochten komen maar dat was een bevriende aannemer. Dat lijkt al een beetje op belangenverstrengeling in plaats van belangenbehartiging. Dat zie je dan heel erg terugkomen bij sommige partijen. Maar over het algemeen valt het gelukkig wel mee, maar dat soort dingen valt toch wel heel erg op. I: En welke rol speelt partijdiscipline voor jou, in je rol als vertegenwoordiger? R: het moet niet knellend zijn. We hebben natuurlijk loyaliteit: je bent loyaal aan vooral je eigen idealen. Maar ook met de afspraken die je hebt gemaakt. Ik ben toegetreden tot de gemeenteraad met een aantal afspraken. Ik heb een afspraak natuurlijk met mijn leden. Ik heb een afspraak met mijn bestuur. Een afspraak met mijn kiezers. Dat moet je wel allemaal goed in je achterhoofd houden. Maar dat is meer loyaliteit dan van discipline. Die discipline heb je vooral om afspraken na te komen. I: Partijdiscipline heeft ook meer de insteek van je luistert ook naar je partij om dingen te doen. Het standpunt van de partij is meer leidend bij iemand die sterk partijdiscipline hanteert.

149 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Daarom hebben we natuurlijk een verkiezingsprogramma met gezamenlijke standpunten. Daar schaar je jezelf achter. En ben nog nooit iemand tegen gekomen die zegt ik ben het 100% eens met wat mijn partij vindt. Dat kan niet. Ik heb een hele andere insteek als het alleen maar gaat om het Defensie standpunt van mijn partij. Dan denk ik daar anders over. Je kunt het nooit 100% eens zijn met je eigen partij of de idealen en standpunten maar voor het grote deel wel. Daarom ben je er ook lid van geworden. I: maar laat je je dan op dat afwijkende standpunt wel leiden door je partij, of zeg je van als volksvertegenwoordiger, ook al ben ik de enige in een grote fractie, dan houd ik voet bij stuk, daar stem ik anders. R: Nee. Dat wordt afgestemd binnen het actieoverleg. Ik heb het tot nu toe één keer meegemaakt. Dat ging over welke variant gekozen moest worden als het gaat om het kazerneterrein. Ik stond daar als enige met een andere mening in. De meerderheid vond het andere plan beter. Nou ja, dan kan ik zeggen wat ik wil, maar de meerderheid beslist. En dus ga ik mee met die meerderheid. Vervolgens moest ik dat dus in de raad wel verkondigen dat ik als SP zijnde voor dat ene plan was, tandenknarsend, want ik vond het echt helemaal niks. Maar goed, dat doe je dan wel, want ook die afspraak heb je met elkaar gemaakt. Het fractieoverleg, het overleg: de discussie, die is gewoon leidend daarin. I: En als je merkt dat er grote verdeeldheid is binnen je fractie? (voorbeeld van CDA die verdeelt stemt over asielpardon voor jonge kinderen) gebeurt dat bij jullie ook wel eens? R: Eigenlijk niet. Ik vind het goed dat het kan, anders krijg je hele rare taferelen zoals we in de tweede kamer hebben gezien als het ging om die weigerambtenaren bijvoorbeeld. Waar ze groot voorstander van is maar dan toch tegen moet stemmen, nou dat gaat aan je geweten knagen. Dat houd je niet vol zoiets en je kunt het niet verdedigen. Dus die ruimte moet er wel zijn. Maar het belangrijkste is om het voortraject daar heel goed met elkaar over te praten. En daarin proberen overeenstemming te krijgen. Gelukkig hebben we dat in onze fractie nog niet meegemaakt. We hebben dat voorbeeld dat ik daarnet gaf en daar hebben we drie uur over bij elkaar gezeten en drie uur over gepraat. En enig moment ga je er over stemmen De meerderheid die is leidend. Mocht er nou echt hele ethische zaken aan de orde zijn, ja dan vind ik wel dat je die aparte afweging daarin moet maken. Dus het is wel heel erg zuiver, maar van de andere kant is het: hoe komt het over. Nu komt het over dat bijvoorbeeld het CDA en PvdA had dit laatst ook, van een gespleten partij. Wat er snel gezegd wordt is, je hebt dissidenten in de partij zitten. Dus mensen die in de partij zitten die de kont tegen de krib gooien, misschien wel de boel tegenwerken. Nou volgens mij is dat niet aan de orde, ook dat moet je zeker zien te voorkomen. Dat doe je vooral door er goed over te praten. Mochten er hele moeilijke zaken zijn waar je met je geweten niet bij kunt, ja dan moet er wel ruimte zijn om afwijkend te kunnen stemmen.

I: Ok, duidelijk. Dan tot slot de toekomst van politiek partijen. Er wordt heel veel over gesproken. Of ze een toekomst hebben en wat er dan zou moeten veranderen. Wat zou er volgens jou moeten veranderen bij politieke partijen met het oog op die connectie met de samenleving? R: Dat is een hele lastige. Het liefst wil ik natuurlijk zoveel mogelijk mensen betrekken. En zo goed mogelijk weten en horen en aanvoelen wat er zich afspeelt onder de mensen. Of in een wijk, of in een straat of waar dan ook. Dan heb je het over actief burgerschap. Misschien wel de democratie zover doorvoeren dat zelfs op wijkniveau of buurtniveau nog zaken afgestemd worden. Ik zie dat dat geprobeerd wordt het en der, maar dat het niet altijd werkt. Hier in Venlo hebben we ook dorpsraden en wijkoverleggen en je ziet dat daar vaak toch dezelfde mensen in zitten die altijd al in allerlei verenigingen leidend zijn, maar die geen afspiegeling vormen van het dorp of van de wijk. Of dat er mensen inzitten met een eigen agenda, dat is nog veel erger. Ook die hebben we wel hier in Venlo. In die zin kun je afvragen wat houdt die vorm van democratie in? Het is goed dat in ieder geval iedereen een stem heeft en ook die kan laten horen. I: Zijn politiek partijen, zorgen die dat dit beter gaat of zijn die daar een struikelblok in, of misschien juist overbodig?

150 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Dat is afhankelijk van de mate van zeggenschap die je hebt. Waar we heel erg tegenaan lopen is dat er steeds meer zeggenschap wordt weggegeven. Dat wordt gestopt in allerlei BV’tjes, of gemandateerd aan de wethouder die er vervolgens geen verantwoordelijkheid voor hoeft af te leggen als gemeenteraad heb je steeds minder zicht over wat er zich dan precies afspeelt, heel veel wordt buiten je beeld geplaatst. Dat is gewoon ontzettend lastig, voor ons als raad, als partij maar ook voor mensen. Mooi voorbeeld hierbij is bijvoorbeeld de Floriade. Waar was als gemeente zo’n 13 miljoen euro in hebben gestoken. Dat is eigenlijk belastinggeld wat je daar als subsidie weggeeft. Maar vervolgens heb je daar geen zeggenschap meer over. We hebben bijvoorbeeld gevraagd, hoe zit het met de bezoekersaantallen? Want we willen graag monitoren, krijgen we eruit wat we erin steken of levert het een verliespost op, of er extra geld aan kwijt zijn. We zouden graag daarin willen kunnen sturen. Als het blijkt dat er te weinig bezoekers komen, dan we willen we sturen om misschien meer pr toe te maken. Een extra promotiecampagne te laten lopen. Maar vervolgens zie je dan dat de BV die op afstand is gezet zegt maar: Nee gemeenteraad daar heb je geen donder mee te maken. Je krijgt van ons geen cijfers, want dat bepalen wij, want wij zijn het bedrijf. Punt. En dan zeg ik hoe kan dat nou? We hebben er 13 miljoen euro ingestoken, dan magi k toch enige mate van zeggenschap verwachten. Nou dat gebeurt dan dus niet. En dat is waar wij tegenaan lopen, maar dat is ook wat ontzettend veel mensen ontzettend ergert. En Die kunnen er vervolgens helemaal niets mee. Dat we pas aan het eind van het jaar, als zij hun cijfers bekend maken, als ze het al in het openbaar doen, want dat is ook alweer een transparantiegebrek. Dan is het weer het achteraf gebeuren. Dan ben je sturing gewoon totaal kwijt. Dat is iets waar iedereen gewoon last van heeft. I: Dus eigenlijk zeg je: politieke partijen moeten die zeggenschap weer naar zich toe trekken? Partijen, maar meer de raad. R: Ja. Eigenlijk is het de raad. De gemeenteraad is op papier het hoogste orgaan binnen de gemeente, maar in de praktijk is eigenlijk alles weggezet richting college van B&W. Als het gaat om welke kleur een lantaarnpaal moet hebben, ja daar wil ik het echt niet over hebben. Dat interesseert me niet. Of ze moeten het zo raar doen, dat we achteraf overleggen van goh was dat wel zo slim? Wat hebben we ervan geleerd? Want het gaat over hele grote zaken, over zeggenschap of de besteding van geld op projecten bijvoorbeeld, dan is het wel handig als we als raad daarin een hele dikke vinger in de pap hebben. I: het gaat mij wel meer om welke rol politieke partijen voor rol daarin spelen. R: ja, wat ik aan de ene kant al wilde aangeven met die dorpsoverleggen en wijkraden: je kunt het heel ver doorvoeren. Van de andere kant, burgers zijn mondig genoeg en hebben genoeg instrumenten, alleen al bijvoorbeeld met het internet, om iedereen te benaderen. Een online petitie heb je in drie minuten opgestart. Met een beetje leuke reclame er omheen heb je in een week tijd 10.000 handtekeningen mee opgehaald. Dus in die zin is het steeds makkelijker geworden voor mensen om… I: Dat kan een politieke partij bijna niet sneller? R: Nee. Dus buiten de politiek om kunnen zij zelf hun zaken regelen of in ieder geval dingen op de kaart zetten. In die zin is de vraag zijn politieke partijen wel nodig? Ik denk ook dat het zo)n dichtgetimmerd systeem heeft dat we er voorlopig ook niet meer vanaf komen. I: Maar wat zou je graag anders zien dan? R: Wat het ontzettend lastig maakt is dat Nederland zo versplinterd is. Je hebt op dit moment misschien 3, 4 of 5 partijen nodig die een coalitie aangaan. I: Ook op lokaal niveau? R: Ja. Gewoon al om aan de meerderheid van het aantal zetels te kunnen komen en daarmee een stabiele coalitie te vormen. Dan is al het probleem, hoe is die stabiliteit geborgd? Hoeft er maar een klein beetje gedonder te zijn of de boel valt alweer uiteen. Van de andere kant krijg je dan weer zo’n coalitieprogramma daar komt iets uit wat vijf partijen met elkaar hebben afgesproken. Maar alle scherpe randjes zijn er van af. Dan is het weer, hoe ga ik dit verklaren naar de kiezer dat ik iets heb moeten inleveren, misschien heb ik daar iets voor teruggekregen, wat dan niet hetgeen is dat ik hem eigenlijk beloofd heb. Van die richting gaan wij uit, want nu is het heel verwaterd. Nou vind ik wel

151 Masterthesis tussen Bestuur en Burger zoals dat zo mooi heet, je moet klare wijn schenken. Maar die wijn moet nog wel te drinken zijn. Er kan zoveel water bij die wijn worden gestopt dat het geen wijn genoemd meer kan worden. En dat is gewoon ontzettend lastig uit te leggen. En dan kun je afvragen of dat nog wel gezond is. Want dan ga j elke 4 jaar of elke verkiezingen ga je weer terug naar de stemmer om te zeggen we willen die en die richting uit, terwijl je dan achteraf met zn 3en, 4en of 5en bij elkaar moet steken en dan komt er weer heel wat anders uit. Dat kan ook weer dat gevoel van wantrouwen aanwakkeren. I: Hoe zou je dat anders aanpakken dan? R: He mooie zou zijn als die versplintering, als die ophoudt. Misschien is het wel nodig dat een aantal partijen gaan fuseren, of dat een aantal stromingen gaan verdwijnen. Of dat partijen zo uitgedund raken omdat er geen interesse meer voor bestaat. We hebben dat eerder gezien met partijen die in een keer toch langzaam wegzakken en als die opgeheven worden reguleert zich dat vanzelf. Maar het zou fijn zijn als er minder partijen zouden zijn, maar die wel dezelfde democratische basis hebben. Dus het mag niet zo zijn dat als er minder partijen zijn, dat er dan ook minder democratie plaatsvindt. Als dat gebeurt ben ik ervoor dat er zo min mogelijk partijen zijn. Dan zit je weer met die versplintering en dat maakt het lastig om een goed bestuur te kunnen vormen. I: Dus partijen zouden actiever op zoek moeten naar met wie ze zouden kunnen fuseren in plaats van coalities. R: Nou ja, fuseren gaat vaak te ver, maar kijk naar wat bindt je, en kijk minder naar wat scheidt ons. En op die bindende factoren, ga daar op samenwerken. Die samenwerking kan dan bijvoorbeeld een tien punten plan maken ‘dit zijn onze tien punten, die zijn voor ons het belangrijkste en die willen we erdoor krijgen’ en dan kan het zelfs zo zijn dat als een meerderheid op die drie partijen stemt, dat die alleen door kunnen. Dan hebben ze met elkaar al min of een samenwerkingsverband met elkaar afgesloten waardoor je die vertroebeling een halt toe kan roepen of in ieder geval verminderen. I: Dus eigenlijk heb je dan al coalities voor dat de verkiezing begint eigenlijk? R: Maar van de andere kant is het ook wel weer duidelijk. Je kan natuurlijk heel erg het idee oproepen van achterkamertjesoverleg. Je ziet nu bijvoorbeeld met de Kunduzcoalitie dat er snel ingestoken wordt binnen 48 uur komen ze in een keer met een begroting aan terwijl dat ze in de Tweede Kamer elkaar de kop inslaan. Heel raar, dus dat kan zowel positieve als negatieve reacties oproepen. Van de andere kant schep je ook wel duidelijkheid door aan iedereen en ook aan je eigen achterban te laten zien wij zijn bereid om samen te werken. En we zijn ook bereid om concessies te doen, compromissen te maken, dus dat kan ook juist voor duidelijkheid zorgen. Als ik op één van die drie partijen stem bijvoorbeeld, dan weet ik in ieder geval waar ik uitkom. I: Op in ieder geval die 10 punten. R: Ja. Bijvoorbeeld. I: Dan de allerlaatste vraag: Wat zou je zelf nog willen doen om jou rol als connectie tussen bestuur en burger te versterken? R: Wat dat betreft zou het handig zijn al seen dag meer als 24 uur had, of ik mezelf in drieën kon splitsen. Want ik wil vaak teveel en ikzelf ben heel erg ongeduldig. Dus ik zou zelf nog meer naar de mensen toe willen stappen. Nog meer te weten willen komen wat er zich afspeelt en daar oplossingen voor proberen te vinden. Ja dat is gewoon vet lastig. I: Je zou eigenlijk met iedereen willen babbelen, maar dat kan niet. R: Ja. Ja. Af en toe krijg ik zo ontzettend veel mailtjes dan kom je gewoon niet aan beantwoording toe. Ik wil wel graag iedereen beantwoorden en dan komt er zoveel tussendoor in je leven. Dus je wilt zoveel doen, maar de tijd is beperkt en ik zou daar meer aandacht aan willen besteden. Maar goed, je hebt een baan, je hebt een gezinsleven je hebt de politiek als hobby en daarnaast nog een andere hobby, dus ja. Qua tijd zit je erg lastig. Als is het alleen maar om het vertrouwen van de mensen zou ik me wat dat betreft meer willen laten zien in het openbaar en ook meer aansprekend willen zijn. Om gewoon al aan de mensen het gevoel te geven dat ik er voor hun ben. En als dat dan resulteert dat er dan meer op mijn partij wordt gestemd, prima. Zit dat er niet in, ga ik er even goed mee door. Juist omdat ik volksvertegenwoordiger ben.

152 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Bij deze, dank je wel, dit was hem voor vandaag. R: alsjeblieft. Je hebt me wel aan het denken gezet. I: dat is mooi.

153 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview met Kees Rijnders (Fractievoorzitter Leefbaar Eindhoven)

I: Kees Rijnders, fractievoorzitter van Leefbaar Eindhoven in Eindhoven, hartelijk dank dat u aan dit interview wilde meedoen. Ik wilde graag beginnen met uw politieke ervaring. Zou u daar in het kort iets over kunnen vertellen? R: Politieke ervaring. Dat is eigenlijk al een hele tijd terug begonnen. Ik ben werkzaam geweest als kaderlid voor FNV bondgenoten. En daar is zeg maar de politiek mee begonnen. Dat is ergens in ’98 geweest. Toen ben ik begonnen met het beleid schrijven voor de sector en ik was werkzaam in de taxi. Dus het taxibedrijf was het uitgangspunt. Toen kwam ook het fenomeen aanbestedingen naar voren. Dat was een politiek item. Daar hebben we toen heel veel tijd en energie ingezet en dan wordt je op een gegeven moment een specialist daarin. In die hoedanigheid kwam ik dus ook veel in contact met ministeries en beleidsmakers op het gebied van vervoer.

I: ook op landelijk niveau dus? R: op landelijk niveau was dat. Dan komt toch een beetje de aard van mij naar boven. Ik schroom nergens voor, ik stap gewoon op mijn doel af. Daar had ik dus ook direct contact met ministers. Die heb ik dus ook diverse dingen geven en toegereikt, die ook opgenomen zijn. Iedereen zegt wel eens, wat heb je er aan om in de politiek te zitten, je bereikt er toch niks mee. Ik denk dat ik het tegendeel bewezen heb. En nog steeds, want ik schroom nog steeds niet als er iets niet in orde is dat ik een brief schrijf naar de minister of het ministerie en haal daar mijn punten aan en die worden dan ook opgenomen. Ik krijg ook altijd een antwoord van de minister terug. Recentelijk nog over leasevervoer. Dat dat helemaal niet goed is gegaan. Toen kreeg ik dus een brief terug dat het opgenomen wordt in het eerst volgende overleg en wordt die brief besproken en dan worden er maatregelen genomen. Dus ja.

I: even afwachten wat er dan uiteindelijk uitkomt, maar… R: nou ja goed, niet altijd heb je evenveel succes. Ik heb met het taxibedrijf in z’n totaliteit wel succes gekregen. Ik heb in 2007 een notitie geschreven, het deltaplan, naar de regulering van de taxi- branch. Dat is opgekomen. We hebben eerst geprobeerd om allerlei methodes toe te passen om een (onverstaanbaar) taxi-branch te krijgen. Dat is niet gelukt, dus toen heb ik in 2007 het delta plan geschreven. Dat heb ik naar de minister gestuurd. De minister heeft me uitgenodigd, daar hebben we een gesprek over gehad. Die heeft daar aanvullende wetgeving opgeschreven en dat wordt nu uitgerold. En de gemeente Eindhoven mag daar aan meedoen aan die pilot, om te laten zien wat we kunnen. Nooit meer zeggen, je bereikt er toch niks mee, het kan.

I: We waren in 1998 gebleven. Daar was u lid, of in ieder geval actief voor de vakbond en hoe heeft zich dat verder ontwikkeld? R: Hoe ben ik dus toen in de politiek gekomen. Dat was dus op een geven moment wel een issue. Ik ben in 2006 in de politiek gekomen. Puur om het feit, dat ik periodiek tegen een hele grote, dikke muur aanliep. Ik wilde daar niet overheen, ik moest toegang hebben tot het ministerie. En de enige mogelijkheid die ik destijds zag was me aan te sluiten bij de politiek. Die positie in te nemen en aan de hand van die positie deuren te openen naar het ministerie. Nou, dat is gelukt. Ik ben in 2006, maar ik wil een beetje onafhankelijk blijven. Je hebt de landelijke partijen en ik wilde daar toch een beetje neutraal en objectief in blijven. Dus ik heb gekozen voor de lokale politiek. Je bent nergens aan gelieerd. Geen overheid, landelijke overheidspartijen of wat dan ook. Dus ik heb gezegd vanuit dat oogpunt, kan ik dingen doen. En zo is van het één het ander gekomen. Ik heb eerst hier de politiek leren kennen, vier vijf commissies gedraaid in een periode van 4 jaar. Van 2006 tot 2010. Daar heb je enorm veel ervaring opgedaan. Bakken met informatie. Het leuke is, als je geïnteresseerd bent in je stad, en vanuit mijn taxi zie ik heel veel van de stad, dat wordt aangevuld met wetenswaardigheden die je vanuit de raad krijgt. Dan weet je eigenlijk alles van de stad Eindhoven, dan weet je welke stoeptegel welke historie bevat. Dat was heel leerzaam.

154 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: en u heeft toen Leefbaar Eindhoven ook opgericht of? R: Nee. Leefbaar Eindhoven is in 2002 gekomen, met een enorme hype. 9 zetels hadden ze in een keer de partij. Dat was in de periode van Pastoors en dat was ook met Pim Fortuin in Den Haag. Nederland koos toen echt voor een alternatieve richting. Daar heeft Leefbaar toen van geprofiteerd. In 2006 zijn we teruggezakt naar 3 zetels. En de laatste keer zijn we nog maar met 1 zetel overgebleven. Maar, dat neemt niet weg dat we toch nog gehoord worden en we zijn nog steeds ook bij de andere partijen een respectabele gesprekspartner. Laten we het zo zeggen.

I: Hoe zou u de partij Leefbaar Eindhoven willen omschrijven in het kort? R: heel kort. Het is een partij die zijn gedachtes weerspiegelt op logica. We luisteren heel goed naar de mensen, vangen signalen op en kijken dan ook op dat niveau. Logisch gezien, we kijken natuurlijk ook naar wat anderen zeggen over bepaalde items en kunnen dan zeggen daar gaan we wel of niet in mee. We zijn best wel eigenwijs wat dat betreft. Maar ik denk dat dit heel goed is voor de stad een ander geluid te geven. Vandaag stond toevallig een artikeltje in de krant bij de opinie. Het was een leuk artikeltje waarin (onverstaanbaar), maar hij luistert dus ook echt naar het publiek. De burgers die toch iets verwachten van de politiek. Met hun signalen die ze binnenkrijgen, moeten ze iets; daar willen ze iets mee gedaan hebben. (onverstaanbaar) in het verhaal van Meerhoven, bewoners hebben daar met behulp van ambtelijke organisatie hebben ze daar hun op en aanmerkingen gezet op de ontwikkelingen van de infrastructuur binnen hun wijk. Dat is eigenlijk, gechargeerd gezegd, gewoon door de wethouder van tafel geveegd. We hebben geen geld. Toen hebben we daar fors op ingesproken. Tot op het laatste moment heb ik een motie overeind weten te houden om te zeggen ‘jongens, zo ga je niet met de mensen om’. Waar andere partijen dus afhaken van ja, we geloven het wel, ging ik toch nog even door. Zo ben ik ook halsstarrig geweest in de ontwikkeling van de geluidsschermen van het spoor. De zendmast van Kooi, dat loopt nog steeds. En zo heb ik een paar heftige dossiers in handen die behoorlijk hout snijden.

I: In bredere zin wil ik even kijken naar de maatschappelijke ontwikkeling. Ik ga in mijn onderzoek vooral in op de functie van politieke partijen, op electorale functie. De schakel tussen bestuur en burger. Hoe ziet u de ontwikkeling van de politieke betrokkenheid van de burgers? R: Weet je wat het is, ik kijk naar de langlopende tendens, de langlopende ontwikkeling. Dan zie je dat men steeds meer het vertrouwen in de politiek gaat verliezen. Dat is een kwalijke zaak. Want uiteindelijk is alles dat je meemaakt op een dag is politiek georiënteerd. Het water uit de kraan, de elektra in je stopcontact, alles heeft te maken met politiek. Dat besef is er eigenlijk niet zo. En het wordt minder als je kijkt naar de ontwikkelingen in Den Haag. En hoe men daarmee omgaat. Zeker met dat Lenteakkoord, of dat Kunduz akkoord. Dat raakt ene heleboel mensen, en dan zie je op een gegeven moment de moedeloosheid opkomen en daarom denk ik, dat had je niet moeten willen. I: hoe komt het denkt u dat het vertrouwen minder wordt? R: Ja, omdat er zijn signalen en die worden afgegeven, maar als ze niet worden opgenomen dan vervalt het vertrouwen. I: zeg maar tegen een muur praten? R: Ja. Ik heb dat binnen FNV Bondgenoten zelf ervaren van; jongens we hebben met z’n allen een doel: kom op, schouders eronder en gaan’. En dan zie je ‘nee, moeilijk’ en dit en dat. Daar gaan we ons niet mee bemoeien. Daar liggen de kansen, daar moet je zijn. Ik heb bewezen dat het dus wel kan. En toen ik zei, nu ga ik in de politiek, dus ik ga even een beetje minder doen bij FNV, eigenlijk even helemaal niks, want daar heb ik de tijd niet meer voor, toen wilde ze me bijna niet loslaten. Nu nog niet. Want als ze nu naar het servicenummer bellen en ze hebben een probleem in deze regio, dan geven ze mijn nummer nog steeds door. Ik bedoel maar. Daar ligt wel de kracht om iets te doen en dat merk ik dus hier ook, als je maar volhardend bent. Het maakt niet uit. De PvdA met 9 zetels, hier in deze gemeente, die kunnen het ook niet alleen. Je zit niet in je eentje. Ik kan het ook niet alleen. We hebben elkaar nodig. Je moet samenwerken. Dat betekent dat je heel goed als je iets hebt

155 Masterthesis tussen Bestuur en Burger het goed motiveren. En dat probeer ik elke keer te doen. En als ze niet willen luisteren, dan heb ik altijd een hele grote vriend en dat is de pers. Dat is de media. En dan willen ze wel.

I: daar zullen we straks nog op terug komen. Hoe dat te gebruiken. U zei al dat in de landelijke politiek het vertrouwen is verdwenen, is dat in de lokale politiek ook? R: Dat gebeurt dus ook op lokaal niveau. Want als je dus hier is het toch meer ons kent ons. Dus als je in de stad rondloopt, in mijn geval rondrijdt. Het heeft een jaar geduurd voordat ze mij herkenden. Van hé, nu rijd ik met een raadslid mee. Maar nu, als ze het zien en ze weten het, dan komen de verhalen ook wel los. Als ik er dan niks mee zou doen, dan verloochen ik ook de ambitie om volksvertegenwoordiger te zijn en dat moet je dus niet willen, dus ik pak altijd alles op. I: Maakt u dan ook aantekeningen in de taxi? R: Ja. Als ik ere en dienst op heb zitten, heb ik altijd een stuk of 10, 15 notities bij me. I: Ok, dat gaat best hard dan. R: Dat gaat best hard. Je spreekt natuurlijk met mensen, van allerlei soorten niveaus en problematiek. Je leert er heel veel van.

I: Heeft die ontwikkeling ook specifiek voor uw partij gevolgen? R: Ik mag dat in 2014 hopen. Wat we nu moeten doen is laten zien dat we echt een partij zijn voor de stad. We hebben te maken met landelijke problematiek, die worden hier op het bordje gelegd. Dat zijn de bezuinigingen en de hele reutel, daar moet je met logica mee om weten te gaan. Maar op het moment dat ik in de praktijk zie dat beslissingen die genomen faliekant fout gaan, dan spring ik in en stel ik raadsvragen, dan neem ik het op voor die mensen. En dat moet de taak zijn van de lokale politiek. Een grote landelijke partij kan dat niet doen, want die hebben een partijverordening en daar hebben ze zich aan te houden. Heb ik niet, ik kan roepen en schreeuwen wat ik wil er is niemand die mij daar op terugfluit. Maar je moet het wel met een goed besef doen.

I: Om een bruggetje te slaan naar het kopje ‘leden van de partij’. Zijn er dan ook geen leden die u terugfluiten? R: Nee, want met z’n allen hebben we toch wel dezelfde insteek. En natuurlijk hebben we wel eens een discussie met partijleden. Het gaat ook niet altijd even goed. Sommigen willen het op een niveau doen zoals een grote partij dat doet, maar wij zijn toch meer van jongens niet moeilijk doen, dat punt naar voren brengen en gaan. Niet van die dogma’s gaan verzinnen? I: geen ideologie? R: Nou dat niet, maar gewoon een begrijpelijke ideologie voor de mensen. I: en wat is dan de ideologie van LE? R: Dat wat de burger zegt vertaalt wordt naar de politiek. En dat die een stem krijgt. Want we zijn niet voor niks de volksvertegenwoordiger. En vertegenwoordiger zegt dat je het opneemt voor de bewoner. I: dat is uw basis? R: Dat is onze basis ja.

I: mag ik vragen hoeveel leden Leefbaar Eindhoven op dit moment heeft? R: Zo uit mijn hoofd, ik heb geen tijd gehad me daar in te verdiepen, maar ik denk dat wij op dit moment zo’n 300 tot 400 volgers hebben. I: leden? R: leden en vrienden, dat is zo gecategoriseerd. I: en vrienden zijn ook donateurs? R: ja. I: ok, dus leden + donateurs tussen de 300 en 400. Heeft u enig idee hoe zich dat verhoudt met andere partijen? R: geen idee. Kijk, ik weet wel dat de SP een enorme aanhang heeft, die vechten daar ook voor. Ik

156 Masterthesis tussen Bestuur en Burger weet dat de PvdA strategisch gezien heel veel poppetjes heeft weggezet in maatschappelijke functies. Dat is iets waar ik het niet altijd even mee eens ben. Ik vind je moet je objectiviteit wel bewaren en de integriteit moet je ook heel goed in het oog houden. Kijk als bijvoorbeeld iemand die werkt bij een instelling en heeft zijn bijdrage in de kadernota, alleen maar over die instelling, dan denk ik: ja, daar gaat iets niet goed. Dat moet je niet doen, dat moet je niet willen. I: u bedoelt dus dat iemand die gelieerd is aan een partij… R: niet aan onze partij, dat is een andere partij. Ik kan je nog een voorbeeld noemen, gewoon vanuit het vervoer. Iets te zeggen heb, dan zoek ik nu contact op met een andere partij en maak een één/tweetje en verwoord het. Maar ik vind het not-done om elke keer over mijn eigen expertise, dan wel mijn eigen werk in de raad iets te gaan vertellen. Gisteren hadden we bij de kadernota uitgebreid gesproken over de mobiliteit. Taxi en vervoer is mobiliteit en dan zeg ik daar toch heel weinig over vanuit mijn eigen branche waarin ik zit, want ik vind dat dus… I: u wilt niet bevooroordeeld… R: Nee. Ik vind, daar moet je rekening mee houden.

I: Ok. De leden. Hoe betrokken zijn die bij de partij? R: Heel erg. Ik had de krant nog niet gelezen vanochtend, dat had ik wel willen doen want gisteren is de kadernota besproken. Altijd even kijken wat er in de stadskatern staat. En toen kreeg ik een telefoontje van ‘heb je de krant al gelezen?’ Ik zeg ‘ja, maar kort. Dit en dat. Maar dat had ik nog niet gezien’. Dus ze houden me helemaal bij. Ze praten me helemaal bij en we krijgen daar dagelijks mee om de oren, maar we zien elkaar ook heel veel. I: hoeveel leden zijn er actief bij het dagelijks politieke werk van de fractie? R: Dagelijks helpen dat zijn er 5. Die doen het dus echt dagelijks. Dat zijn fractieondersteuners. Steunleden, burgerleden. Ik zit zelf in de raad, maar zij zitten dus ook in de commissies. Daar hebben we een taakverdeling in en dan hebben we gewoon een ondersteuner die heel veel doet voor mij. En dan heb ik daarnaast nog 20 mensen die echt de zaak in de gaten houden, die achter iets aangaan. Als er iets dreigt verloren te gaan, dan komen ze. I: zeg maar de voelsprieten van de partij. En dan heb je nog bestuur natuurlijk, of zitten die mensen daar ook al bij? R: bestuur hebben we ook nog. Dat is een 3 koppig bestuur. I: dus je hebt ongeveer een man of 30 die… R: ja, van alle kanten krijgen we steun. En we hebben er ook eigenwijzen bij, die op z’n eigen wijze dingen naar buiten brengen. En continue, en ook wel eens fors er op in hakken, maar dat geeft niet. Dat mag. Ik vind, men ziet dat. Men weet dat en ook hier vanuit dit huis kijkt men ernaar.

I: Stel ik word lid van Leefbaar Eindhoven, ik ben een burger en ik wil graag lid worden. Hoeveel invloed heb ik op de koers van Leefbaar Einhoven? De meesten beantwoorden dat vanuit het partijprogramma, maar ik bedoel dus ook de dagelijkse dossiers. R: Ik zal een voorbeeld geven van iemand die contact met me opnam en ik ken hem goed. Dan is het al een iets ander verhaal. Want we hebben in het verleden wel wat ellende gekend. Wat narigheid met personen die dachten het op die en die manier te doen en dat paste niet bij ons. I: u bedoelt politiek opportunisme ofzo? R: ja. Dus we hebben nu besloten, mensen die zich aanmelden, daar gaan we dan eerst eens goed over praten, dat de ploeg die er nu zit en die nu daar erg actief in is, dat we daarmee een consensus hebben bereikt van we laten hem toe of niet. Wordt hij toegelaten, dan kan hij zelf bepalen hoever dat hij kan gaan met zijn betrokkenheid bij de partij en dat er invloed is van de politiek. Want op elk punt wordt hij goed gehoord. I: Ok, hij mag iig meepraten. En met de uiteindelijke koers? R: ja, beslist. Het is gewoon puur democratisch. Ik ga er in ieder geval van uit dat de inbreng op een democratisch gehalte dat dat het beste is. Dat ik dat ook moet gaan doen. I: dus u zegt van iedereen die voldoende betrokken is bij de partij die praat mee, maar die stem

157 Masterthesis tussen Bestuur en Burger telt even zwaar ? R: Ja. Zeker. Dan gaan we er vanuit, je bent lid van de partij, maar dan moet je er dus wel rekening mee houden dat het zo werkt. I: dus als je echt invloed wilt uitoefenen wordt je lid, maar dan heb je ook wel echt wat in te brengen? R: Ja. Dan is er bij ons geen onderscheid. I: is er voor u tussen leden en achterban een onderscheid? Een beetje wel dus. R: Een beetje wel. Dat is de status, maar dat gaat niet zo heel ver. Dat heeft alleen over partij politiek, dus over partijbestuur heeft dat van invloed. Als je gaat praten over de politieke invloed vanuit de fractie, dan is iedere stem gelijk. Want iedereen met een goed idee, wie ben ik dan om te zeggen we laten hem eens even niet toe. Elk signaal is wat dat betreft welkom. I: heeft u ook een idee waar uw achterban zit? R: Overal. I: overal? Hoog opgeleid, laag opgeleid; hoge inkomens, lage inkomens. Alle stadsdelen ook? R: Ja. Ook alle stadsdelen ja. Dat is verspreid. Wat dat betreft hebben we het goed…

I: Hoe bereikt u uw leden en achterban? R: Daar komt wel een kentering in hoor, zeker als je naar 2014 gaat moet je de organisatie naar een bepaald niveau zien te krijgen. Dat is ook belangrijk, want we zijn nu van 3 naar 1, dan moet je iets gaan realiseren. Wij communiceren met mail. Wij hebben zo’n mail mogelijkheid en dan kan iedereen dat zien. Heb ik expliciet vragen waar expertise in de achterban aanwezig is, dan benader ik ze. We hebben regelmatig een bijeenkomst met heel veel mensen bij elkaar, we praten over dingen. We dragen dingen aan, uitwerkingen, enzovoorts, enzovoorts. Ook delegeren naar mensen toe als je iets wil doen. Ik kan ook wel alles zelf gaan zitten uitwerken, maar daar heb ik gewoon de tijd niet meer voor. I: en waarom zou je dat doen als er mensen klaar staan om het voor je te doen. R: dat bedoel ik. Maar in het verleden was dat wel eens anders. Dan werd weer naar de fractie geschoven en de fractie mocht het dan weer gaan doen. Er wordt iets geroepen en dan moet het uitgevoerd worden. En dan loop je achter de feiten aan, want de krijg je never nooit niet gedaan. En dan zal er nog eens iets worden vergeten, dan verzandt er wel eens iets. (onverstaanbaar) I: en als je het in de fractie houdt, betrek je die andere mensen er ook niet zo bij. R: Nee. Dat creëer je dan. Ik wil liever een open geheel zijn.

I: In hoeverre maak je gebruik van moderne communicatiemiddelen zoals social media? R: social media, heel voorzichtig ben ik begonnen met een weblog te maken. Ik heb dat gelinkt aan mijn Facebook. Ben heel voorzichtig nog, want ik ben nog een beetje aan het aftasten hoe ik dat ga doen. Ik heb veel contact met anderen die twitteren enzo. We gaan er nog iets mee doen. We gaan ook van de website af. I: ik zocht naar een website, maar die kon ik niet vinden. R: Nee. Die hebben we eraf gehaald. We zijn bezig om de website op het Facebook te plaatsen. Dat is veel makkelijker toegankelijk. Je kunt beter iemand zien. Want nu moest je dus echt www.regel.... Intoetsen wil je daar bij de informatie komen. Op Facebook kan dat via iedereen die verbonden is aan de partij op welke manier dan ook die kan dat lezen dan kun je dat zien, dat gaat veel sneller. Maar goed, de basis moet wel heel goed en heel knap in elkaar zitten. Dus daar zijn we volop mee bezig. Dat moet gerealiseerd zijn in het derde kwartaal van 2012. En waarschijnlijk ook een twitter account. I: Dus dat je met volgende verkiezingen te volgen bent. R: Dan niet vlak voor de verkiezingen, maar een jaar daarvoor. Dat moet wel gebeuren.

I: Het volgende hoofdpunt. Hoe lokaal is de lokale politiek. Wat maakt voor u de lokale politiek zo bijzonder in vergelijking met de landelijke. U bent met allebei in aanraking geweest.

158 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Ik ben met allebei in aanraking geweest en nog steeds, want je hebt gewoon te maken met de landelijke politiek. Want dat zijn de opdrachten die je binnen krijgt. (onverstaanbaar) Lokaal is, je begrijpt elkaar veel sneller en veel beter. En als je hier vecht voor een status, Eindhoven heeft geroepen met enorm veel ambities te werken. Nou prima, maar dan moe thet ook wel gedragen worden. En dat vind ik wel een verschil. Dus als je kijkt naar de landelijke partijen die houden altijd in hun achterhoofd, wat is het protocol van de landelijke partij. En die zitten er ook af en toe heel erg mee te worstelen, hoe vertaal ik dat naar het lokale gebeuren. Dat is voor ons één op één heel makkelijk uit te voeren. Wij doen dat gewoon. Net wat ik zeg, wij kunnen roepen en schreeuwen wat we willen. Maar wel voor het belang van de Eindhovenaar.

I: u zegt, je haalt een probleem binnen en je gaat een oplossing zoeken, maar hoe kun je op zo’n lokaal issue politiek profileren? R: Als je een issue hebt wat hier binnen je huis niet wordt opgepakt, zoals ik eerder al zei, dan is het de media die mij helpt. I: legt u dat is uit. R: Ik zal het uitleggen. Op een gegeven moment met het spoor, geluidsschermen met het spoor, van die politiek wazige antwoorden. Vooral nietszeggend, we zijn er aan bezig. Stelde niks voor. Dan heb ik de mensen bij elkaar geroepen, hebben we voorgesprekken gehad en toen hebben we de pers opgezocht. Toen zijn er interviews geweest. Toen ben ik niet ongezouten tekeer gegaan, van hoe haal je het in je kop of in je hoofd mensen twintig jaar te laten wachten op een besluit dat toen genomen is? Toen waren er al beslissingen en was er nog maar één bericht nodig en nu komen we aan met dat ‘dat en dat’ nog gerealiseerd zou moeten worden. Kennelijk zitten ze de zaak bij elkaar te liegen. Dat zijn harde woorden en dan schrikken ze hier wakker. Dan krijg je ook de handen op elkaar en dan staan er anderen op en dan proberen ze natuurlijk je item mee op te pikken. Maar dan heb je wel een cohesie.

I: u zegt, je kunt de pers ook gebruiken als wapen. R: Ja. Dat is het wapen dat je hebt. Dus dat moet je gebruiken. Je moet er voorzichtig mee omgaan. Dat heeft zeker effect. I: Waarom je er voorzichtig mee zijn ? R: Nou, je moet hem niet te pas en te onpas nemen. Kijk heel veel mensen zoeken de pers op, met mediageil zijn ze dan. Dat moet je niet zijn. I: in the picture blijven bedoelt u? R: nou gewoon. Kijk mij nou eens (onverstaanbaar), gewoon mediageil. (onverstaanbaar) Met die attitude moet je handelen. Dat betekent dat je pers moet benaderen op het moment dat je hem nodig hebt en dat waarderen ze ook. I: die hebben ook content nodig natuurlijk. R: die zitten ook wel eens te vissen, van heb je dit of dat. Ik heb wel wat, maar dat komt wel, ik houd jullie wel op de hoogte. Maar ik doe het wel op mijn manier. Ik ga geen sensatie zoeken in de krant. Van: en nou dit en nou dat. Dat doe ik niet. De krant die breng ik wat als het helder is.

I: We hebben het er net al een beetje over gehad. De voor en nadelen van een lokale partij ten opzichte van een landelijke partijafdeling. Zijn er nog meer dan dat je ideologie altijd terugmoet koppelen aan een landelijke? R: Nou, je hebt het over een landelijk iets. Kijk, je hebt wel eens een manco. Als je lokaal bent, dan heb je geen steunpunt in Den Haag zitten die jou problematiek nog eens een keer kan verhelderen. Of kan oprapen en zeggen we gaan er iets mee doen. In december bijvoorbeeld, heeft de raad van Eindhoven 4 brieven gestuurd naar Den Haag, op het gebied van illegalen, van sociale armoede enzovoorts. Dat het niet verder ging. Daar doen we dan wel aan mee. Daar verlenen we onze steun aan. Dat komt, als je een uitzonderlijk item hebt, is dat wel eens een gemis. Dat is ook bij andere lokale partijen. Dat heeft er ook toe geleid dat er nu ook landelijk een Nederland Lokaal is

159 Masterthesis tussen Bestuur en Burger gekomen. Dat is zeg maar een partij, Nederland Lokaal, waarin alle lokale afdelingen zijn vertegenwoordigd. 12 september gaan we zien hoe dat zich gaat ontwikkelen.

I: Wat vindt u daarvan, van zo’n partij? R: Ik denk dat dit een goeie is, want dan kun je namelijk je probleem, een plaatselijk probleem kan je daar eens neerleggen van ‘joh, kijk eens hoe je dat op de agenda krijgt van de Kamer’. Dat lijkt mij een positieve ontwikkeling, want dan wordt je als lokale partij ook gehoord. En of dat nou in (onverstaanbaar) is of in Eindhoven, dat maakt niet zoveel uit. Die problematieken, die problemen waar wij tegenaan lopen als lokale partij, kunnen we daar dan neerleggen. Dan moet je nog wel koffiedik kijken. I: heeft de partij ook al wel issues waar ze speciaal voor gaan? R: Nee. Die komen op voor het lokale belang. De issues die aangedragen worden zijn de issues die ze van het lokale oppakken dat krijgt hun steun. I: Ok. We hadden het over voor- en nadelen voor een lokale politieke partij. Zijn er nog voor en nadelen die u ziet? R: Financieel gezien heb je een nadeel. Wij moeten hier vanuit lokaal alles zelf doen. Op het moment dat jij landelijke vertegenwoordiging hebt, dus je zitin de Tweede Kamer, maar ook in de Eerste Kamer, dat is dus het issue. Dan kom je in aanmerking voor ondersteuning. Financiële ondersteuning. Nou die hebben wij niet. Heel simpel, die hebben wij niet. Dat is een gemis. Want je weet, we moeten allemaal campagne voeren. Je wilt je toch profileren. Dat doen wij met veel, veel minder middelen. Neemt niet weg, het isveel uitdagender en als je dan succes hebt, dan heb je ook daadwerkelijke succes. Het is wel zo dat je de stemmen die je gekocht hebt dan, laten we het zomaar even zeggen, echt verdiend hebt. I: Die zijn dan echt voor jullie als afdeling voor jullie als lokale partij en niet voor een partij die daar achter zit. R: Ja. I: Betekent dat dan ook dat de mensen die voor uw partij gaan, ook financieel u steunen of echt actief zijn? R: Beiden. I: Heb je dan het gevoel dat ze ook loyaler zijn? R: Nee. Maar als je gaat kijken naar de financiële bijdragen… I: maar dat is niet wat ik bedoel. Ik bedoel omdat mensen voor uw fractie gaan, dat ze dan meer binding hebben met u persoonlijk en uw groep. R: Ja, maar ook naar hun eigen netwerken toe. Dus ze zijn enthousiaster, denk ik. En ze voelen zich ook beter gekend. I: Dan heb je ook makkelijker toegang tot die netwerken? R: ja, inderdaad. I: Dat zou je dus ook als een voordeel kunnen zien? R: Dat is wat dat betreft een voordeel. Laten we het maar eens gechargeerd zeggen, ik weet dat er mensen rondlopen die zijn verbonden aan een landelijke partij, maar willen daar niet voor uitkomen. Dat ze in hun werksituatie, hun netwerk, daar een hele andere lading vertegenwoordigen. I: Omdat het not-done is om van die partij te zijn? R: Ja. En dat hoeven ze bij ons dus niet. Ze hoeven niet bang te zijn dat wij links of rechts… I: Wat een kopstuk in Den Haag doet heeft geen invloed op... R: Nee. We zijn een neutrale partij, we hebben logica om dat te (onverstaanbaar)

I: Ok. Ik wil graag even toe naar uw rol als volksvertegenwoordiger. Uitleg Trustee/belangenbehartiger. R: Vanuit (FNV) Bondgenoten ben je belangenbehartiger. Ik heb ook al aangegeven, onze partij is ook zo opgebouwd. Van alles soorten, van alle lagen zitten ze bij ons in de partij. En zo wil ik dat ook houden en ik vind dat ook een hele goede. Ik vind, als iemand zegt, waar die ook vandaan komt, dat

160 Masterthesis tussen Bestuur en Burger is het probleem waar we mee zitten en dat moet je aankaarten, dan moet je dat doen. Je moet natuurlijk wel kijken, en dat is misschien een beetje Trustee dat je dan krijgt, van ‘wat zijn de afspraken hier binnen het huis en wat zijn de afspraken die gemaakt zijn in het verleden’. Dus, jouw kennis van zaken komt dan wel even naar voren. Je kan niet tegenstrijdig gaan handelen. En als gaat blijken dat je dat zou moeten doen, dan heb je de verplichting om naar de mensen toe te gaan die dat aan hebben gekaart om dat ook uit te leggen. I: Trustee is ook, het verschil in contact met de burger is ook denk ik dat een belangenbehartiger specifiek voor een bepaalde groep gaat, een bepaalde wijk en een Trustee haalt het eigenlijk overal vandaan. R: Nou, wij halen het overal vandaan, maar we blijven wel die belangenbehartiger. Dus het is, ‘en en’ bij ons. Want wij gaan niet selectief om met één ding. Ik vind het wel zo belangrijk en dat noem ik dan ook maar even de taak van de trustee, want je bent hier ook in de raad heb je verplichtingen. Je moet kijken naar wat voor zaken spelen en je moet kijken naar hoe dat gaat. Ook bij een democratie als jouw punt het niet haalt moet je dat ook weten te vertellen. Maar wat het grootste manco is bij de meesten, is de terugkoppeling, de communicatie naar de mensen toe. Die faalt. En ik vind dat een heel belangrijke om goed te doen. Op het moment dat ze met iets komen en ik zeg ‘maar luister, dat is zo en zo geregeld, daar kunnen wij niks aan veranderen’, dan moet je daar tekst en uitleg aan geven. Waarom dat dat zo is. En dat je zijn problematiek wel begrijpt en kent, maar je kunt er niks mee. En dat zie je nogal eens een keer fout gaan. I: U zegt eigenlijk, ik zit eigenlijk precies op het midden. R: Ja. Ik zit in het midden. Achter iets … aangereikt krijgen, je moet de stadsbelangen ook vertegenwoordigen. Ook daar moet je naar kijken. Wij zijn het echt beiden.

I: U bent nu een eenmansfractie, maar u heeft ook ondersteuning en eerder heeft u met 3 en met meer man in de fractie gezeten. Welke rol speelt partijdiscipline bij uw functioneren als volksvertegenwoordiger? R: Nou partijdiscipline, ik noem dat meer, het neigt naar het polit-achtige gebeuren, polit-bureau. Nee, daar houd ik niet zo van. We zijn vrije jongens tussen aanhalingstekens. We hebben allemaal een beetje dezelfde gedachtegang. De ene heeft op dat een expertisegebied en de ander heeft het daar, maar we moeten het samen doen. En dat betekent niet dat als je met een eigen partijdiscipline aan de gang gaat, dat je mensen de mond gaat snoeren. Dat moet niet. Dus partijdiscipline, natuurlijk we hebben de discipline van het huis, we weten hoe we om moeten gaan met moties, amendementen enzovoorts, maar we zijn voor de rest wel… I: Maar bijvoorbeeld in de afgelopen periode heeft u met 3 man in de raad gezeten. 1 man vindt zus op een issue, en de andere 2 vinden zo. Wordt er dan uiteindelijk verwacht dat die derde ook meestemt of? R: Ik zal een voorbeeld geven. We hebben het PSV-dossier gehad, die 50 miljoen. Daar was ik op tegen, ik zag dat A vanuit de stad niet zitten, maar ook vanuit de achterban niet. In de achterban was daar eentje die was daar voorstander van. Die heeft dat ook duidelijk laten blijken. In de fractie hadden we er ook één die was voor. Dan heb ik zoiets van, we gaan er hier over stemmen, dat is het fractiestandpunt. Op democratische wijze wordt dat bepaald en dat draag ik dan uit. Dan kan ik er in de raad op tegen zijn, dat ik zeg ‘jullie kunnen me allemaal wat, ik zeg het toch op mijn manier’ dan is niets bereikt. Dan moet je zeggen kijken naar de fractie. Als daar een meerderheid had gezegd wij zijn voor…

I: u zegt eigenlijk, partijdiscipline is ook andersom, de meerderheid zegt we doen dit, dan moet ik daar ook naar… R: Dan moet ik daar in mee. I: maar u heeft er iets op tegen als u uw fractie iets zou afdwingen begrijp ik dan? R: Ja. Nee, ik ga de fractie niet iets afdwingen. Als de fractie met een meerderheid naar mij toekomt met dat en dat…

161 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Zijn er voor u mogelijkheden of momenten dat een fractielid wel anders mag stemmen dan de fractie? R: Dat gaat bij ons heel moeilijk, want ik zit in mijn uppie in de raad. I: Ja, ok. Maar ik kijk even terug naar de vorige periode en eventueel naar de volgende. Wie weet dat dan weer met meer mensen zit. R: Dat mag. Als iemand zegt om principiële redenen of wat dan ook, ik stem voor of met zijn eigen netwerk heeft hij daar belang in zitten, dat kan, dan mag dat van mij. Dat moet ook kunnen. Dan geef je dat van te voren aan in de raad, ik hoef dat dan niet te doen, ik kan om hoofdelijke stemming vragen. Als ik iets wil weten als er een issue is, waarvan ik mijn twijfels heb binnen de grote landelijke partijen, en ik wil weten hoe dat die verdeling zit, vraag ik aan de voorzitter een hoofdelijke stemming aan. I: Om te kijken of iedereen het op dat issue eens is? R: En dan zie je wel eens en dan verrassen ze je en de krijg je even een schorsing en dan partijdiscipline en dan moeten ze met zijn allen mee, maar dat kan ik dan aantonen. Middels moties, gesprekken of wat dan ook en denk ik van nou: in 2014 hoef je dat niet nog een keer te flikken. Munitie verzamelen heet dat hè.

I: Ok. Tot slot gaan we nog even terug naar de toekomst van politiek partijen. Er wordt wel eens gezegd, politieke partijen hebben we toch helemaal niet nodig? Ze zijn meer op zichzelf gaan staan dan dat ze nog die connectie tussen burger en bestuur vormen. Is dat in uw ogen ook zo en hoe kunnen politieke partijen die functie weer aangrijpen. R: Hoe kunnen ze dat aangrijpen. Ik denk (onverstaanbaar, maar bestuur vertalen naar burger kern). Maar dat is wel de kern waar het in zit. Als je kijkt naar het hautaine gedrag van de grote landelijke partijen, ook in het lokale, dan denk ik… nee. Zo moet je dat niet doen. Dat is afstotend voor de burger.

I: Hoe uit zich dat hautaine gedrag dan? R: ja, heel arrogant. Luisteren, een handzwaaitje en dan gewoon hun eigen ding doen en dat vind ik niet kunnen. Dat de politiek an sich in zijn totaliteit niet goed. Als je kijkt naar de cijfers, de opkomstcijfers van door de jaren heen dan is dat dramatisch. Als 45% komt stemmen, vind ik dat een hele kwalijke zaak. Het is een goed, mooi recht dat je hebt gekregen om je volksvertegenwoordiger in het zadel te helpen. En daar moet vertrouwen zijn. I: En hoe wek je al partij dat vertrouwen dan? R: door constant met die burger in conclaaf te gaan. Niet alleen de burger op te zoeken, maar te respecteren zoals die is. Zijn mening meenemen en dat ook laten horen. Om een voorbeeld te geven. Gisteren in de raad hadden we over afvalstoffen en toen heb ik een mailtje dat ik vorig jaar heb gekregen dat ging over een bewoner in de wijk Meerhoven. Een hele jeugdige wijk, een jonge wijk met veel jonge kinderen. En die zegt als je nou eens een inzamelpunt creëert voor luiers. Dan heb je daar een goed gewin bij. Nou dat heb ik meegenomen en dat heb ik gisteren in de raad verteld. Een eerder moment was er niet. Bij mij blijft zoiets altijd in mijn achterhoofd hangen. En een moment dat het kan, zet ik dat ook in. En dat is denk ik ook, nou zal dat morgen misschien ook wel in de krant komen staan, die leest dat dan. Verrek, hij heeft er wel aan gedacht. En dan heb je al gelijk weer een binding. Elke keer zie je dat, ook aan reacties op email. Dan heb je iets gezegd, of heb je iets gedaan, dan ben je in de picture gekomen, enzovoorts enzovoorts. Dan komen mailtjes binnen op Linkedin, op Facebook, overal. Dan zie je in één keer, dan wordt er contact gezocht. Wat ik wel moet doen, is gevolg geven aan dat contact. Want als je dat niet doet, dan I: Dan is het eenrichtingsverkeer geweest. R: En dat doe je ook met de items die ze aanreiken. Je moet altijd daarop terug reageren.

I: Zijn er nog dingen die in uw eigen handelen zou willen verbeteren? R: Ik zou willen dat de dag overging van 24 naar 48 uur.

162 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: En wat zou u dan met die tijd doen? R: Dan kon ik echt alles adequaat afwerken, want af en toe krijg je zoveel op je bordje, zit je in zo’n druk schema. Hetzelfde als met onze afspraak. Dan kom je daar gewoon niet aan toe. Dat zie je ook bij mijn mail. Jij stuurt een mailtje en een uur later staan er 50 boven. Dat bedoel ik. Er ook echt mee bezig ben, is om iemand erbij te zetten die dat heel goed kan afhandelen. Niet een automatische reply, nee gewoon een persoonlijk antwoord geven, ook als ik het zelf niet kan. Dat is één van de belangrijkste issues. Want je wordt verwacht overal aanwezig te zijn, dat gaat niet lukken. Dat zijn nog de dingen die ik zou willen verbeteren. Nog transparanter en nog persoonlijker worden. I: Eigenlijk communicatie. R: communicatie. Twitter zou daar misschien mogelijk bij kunnen helpen. Maar dan moet je, daarom heb ik nog niet getwitterd of zit ik daar nog niet op. Puur om het feit, als je daarmee begint, moet je er ook de tijd voor hebben, om het te kunnen beantwoorden. Want er wordt over je geschreven op twitter en dat moet je ook van repliek dienen. Dat is een vaststaand feit.

I: Is er nog iets dat u zelf wilt aandragen, wat nog niet naar voren is gekomen in het interview. R: We hebben het er heel breed over gehad en van alles zo’n beetje besproken. Het enige dat ik nog wel zou willen, misschien komt het er nog van, is een meeloopdag in de politiek. Om die te organiseren. Dat men ook eens van buitenaf weet, wat houdt dat nou eens allemaal in. Nu hebben we allemaal de I-pad gekregen, we gaan dus helemaal over op digitaal. We gaan het proberen. Maar daar tegenover dat de periode daarvoor kregen we zo’n stapel papier elke week. Dan denk ik van, nou ga er maar aanstaan. Dat zijn wel allemaal dingen die je moet doen. Ook de taal en dergelijke, er worden woorden gebruikt, het verrijkt je natuurlijk wel enorm. Maar een ander die denkt, waar maak jij je druk om. En we moeten alles weten. Zowel financiën waar een accountant jaren voor gestudeerd heeft om dat te kunnen, zonder dat moeten wij het ook kunnen. Wij hebben er niet voor gestudeerd. I: Dankjewel R: Graag gedaan.

163 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Petra Sodenkamp (Fractievoorzitter Fractie Petra Sodenkamp)

I: Petra Sodenkamp, fractievoorzitter van Fractie Petra Sodenkamp in Eindhoven. Bedankt dat je wilde meewerken aan dit interview. Ik zou willen beginnen met te vragen naar je politieke ervaring. Kun je daar iets over vertellen. R: Ja. Ik zit nu dik twee jaar in de raad. Daarvoor heb ik eigenlijk geen politieke ervaring. Alleen vanaf de andere kant gezien. Ik had wel veel raakvlakken met de politiek. Maar dan vanuit diverse belangenverenigingen.

I: Wat voor soort verenigingen zijn dat? R: Dat is een wijkvereniging. En ik heb mijn eigen belangenvereniging ‘Het Ven stankvrij’. Omdat mijn wijk aan een industriegebied grenst en om dat in de hand te houden heb ik een belangenvereniging opgericht. En zodoende kwam ik wel in contact met de politiek. En toen wilde ik eigenlijk ook eens wat van de andere kant meer actief worden.

I: U bent begonnen bij de PvdA. Hoe bent u daar op de lijst gekomen? R: Ik heb gewoon een sollicitatiebrief geschreven I: Echt waar? R: Ja. Een aantal jaren wilde ik al de politiek in, maar steeds vanwege privé omstandigheden kwam dat er steeds niet van. En nu dacht ik, nu is de tijd rijp om een brief te schrijven.

I: Ik heb natuurlijk even op internet wat research gedaan. U bent al vrij snel weer uit de PvdA fractie gestapt. Zou u dat kunnen toelichten? R: Ja. Ik kreeg een geschil omtrent de fractiebijdrage. Daar hadden ze me niet van op de hoogte gesteld, tijdens het sollicitatiegesprek. En toen was ik geïnstalleerd en toen kwamen ze over de brug met dat er 300 euro fractiebijdrage betaald moest worden. 150 euro aan de landelijke PvdA en 150 euro aan de fractie Eindhoven. Met de landelijke PvdA ben ik er uit gekomen. Die hebben het op ‘sociaal tarief’ gezet. Dat is een heel laag bedrag dat je dan bijdraagt, zodat je toch nog iets bijdraagt en PvdA Eindhoven was daar niet toe bereid. Ik vond dat eigenlijk weinig sociaal. En ook omdat ik dit naast mijn gezin doe. Ik ben alleenstaand, met 4 kinderen. Mijn baan van 3 dagen per week heb ik er voor opgegeven. Je moet toch iets overhouden om van te leven. Heb ik wel eens het commentaar gekregen het raadslidmaatschap dat doe je erbij, dat is geen baan. Ik denk dat niemand dat kan beslissen voor een ander. Voor sommige mensen is het heel leuk, die hebben een baan en dit erbij als lekker extraatje, waar je een goede auto van kan rijden. En ik heb altijd alles belangeloos gedaan. Dit wil ik ook belangeloos doen, maar ja, je moet natuurlijk ook brood op de plank hebben. Dus dat geschil, daar kwamen wij niet uit. Uiteindelijk hadden ze als oplossing dat ik dan ‘klusjes’ voor de fractie kon gaan doen. En dat waren dan de klusjes waar andere mensen geen zin in hadden. Dat is niet mijn politieke overweging geweest om hier aan te beginnen. Ik wil me wel nuttig maken voor waar ik voor gekozen heb, eindelijk na al die jaren.

I: niet als een veredelde flyer rond te lopen. R: nee, precies. Dus doen heb ik ervoor bedankt. Ik wilde wel gewoon verder in de politiek eigenlijk, gewoon als raadslid. Daar had ik voor gekozen, niet voor fractievoorzitter. Maar er was geen andere mogelijkheid dan deze. Dus die heb ik toen genomen. I: De enige andere optie zou zijn om je zetel op te geven en daar was je niet voor hier naartoe gekomen. R: Nee, precies. Nee, daar heb ik hard genoeg voor geknokt.

I: Ok. En dan ben je als zelfstandig raadslid een aparte fractie in de raad, hoe gaat dat in z’n werk? R: Dat is in eerste instantie heel eng. Ook vanwege mijn geringe politieke ervaring en ook omdat

164 Masterthesis tussen Bestuur en Burger ik die ervaring bij de PvdA ook nog niet had opgedaan. Ze zeiden daar steeds, doe maar gewoon mee. Doe maar gewoon mee, ondertussen had ik nog niet echt iets geleerd over de gang van zaken. Dus dat was echt een sprong in het diepe.

I: maar u had wel een beetje ervaring met het leiden van een organisatie. R: ja, dat wel. Dat stukje was ook niet zo moeilijk. Daar had ik me wel in verdiept, hoe het zakelijk allemaal in elkaar steekt. Dat was niet zo heel erg moeilijk, omdat ik geen partij ben maar een fractie. Dan hoef je ook geen statuten te hebben en geen leden. Dus dat stukje was wel makkelijk. Alleen, er wordt wel heel veel van je verwacht natuurlijk. Kijk zit je in een fractie en ik zat in een grote fractie, dan worden de taken verdeeld. En ieder heeft zo zijn eigen noem het maar specialiteit waar hij ook in geïnteresseerd is. Ja en nu wordt eigenlijk verwacht dat ik overal mijn zegje over doe.

I: dan kun je natuurlijk fractievolgers zien te vinden die je daarbij helpen. Dat is in een korte tijd natuurlijk heel lastig. R: Ja. Ik heb wel wat mensen in de achterban. Dat als het nodig is, dat ze mij bijstaan. Ik heb al heel snel ondervonden, dat ook die mensen, je heel graag willen ‘over-rulen’. Dat ze voor mij een toespraak willen samenvatten, waarvan zij dan verwachten dat ik die letterlijk op ga zeggen en dat doe ik dus niet. Want ik heb mijn eigen menig en ik vind het ook wel prettig dat ik die mening nu kan ventileren. I: Bent u dan aan het sparren met uw eigen fractievolgers? R: Nou, het zijn niet echt fractievolgers. Het is zo, er zijn mensen die hebben in het verleden in de politiek gezeten en die hebben het niet gehaald, afgelopen verkiezingen. Misschien komt het omdat ik een vrouw ben, maar die mensen springen op je nek. En die proberen via jou weer een plaatsje te bemachtigen. En dat laat ik niet toe. Je mag best een beetje gebruik maken van elkaar. Dat ik een beetje gebruik maak van de ervaring van die andere mensen, omdat die al in de raad hebben gezeten en zij mogen ook wel een klein beetje gebruik maken van mij dat ik nu in de raad zit, maar ik heb wel mijn eigen idealen. Ik ben al heel wat jaartjes bezig. Ik ben misschien wel blond en vrouw, maar ik ben niet alleen maar naïef. I: ik zou dat nooit beweren. R: nee, het wordt ook niet beweerd, maar ik voel dat soms wel.

I: dat moet dan toch de hele oude garde zijn dan. R: nou, dat valt wel mee hoor. Jawel, dat zijn gewoon veertigers, dertigers. I: Dat is wel een beetje jammer dat er nog zo… R: Dus eigenlijk het overgrote deel doe ik alleen. Ik nu wel in de loop der tijd een netwerk om mij heen verzameld van mensen binnen andere partijen. En ik weet wie op welk onderwerp met mij op één lijn ligt. Dus daar vraag ik dan wel eens advies aan of als (nu loop ik denk op jou zaken vooruit) mensen bij mij aankloppen met een probleem of iets, dan kaart ik dat ook het liefst aan bij andere fracties, omdat we ten eerste samen meer te vertellen hebben en sommige mensen hebben op een bepaald vlak gewoon veel ervaring en daar ga ik dan ook op af. I: En die weten misschien ook beter hoe ze vervolgstappen moeten ondernemen. R: Precies.

I: U zei, ik heb wel mijn eigen idealen. Zou u iets kunnen zeggen over wat die idealen zijn? R: Ja, ik kan wel een rijtje opnoemen, maar dat doe ik niet. Eigenlijk heb ik één belang waar ik voor sta en dat is dat burgerbelangen voor economische belangen dienen te gaan. Soms kan het niet anders en dan lijkt het alsof economische belangen voor gaan, soms is een economisch belang ook in het belang van de burger, maar ook heel vaak niet. I: kunt u daar eens een voorbeeld van geven? R: Ja. Ik heb een recent voorbeeld. Twee recente voorbeelden. Bijvoorbeeld de studentenhuisvesting. Omzettingsvergunning, want het gaat niet alleen over studenten. Ik ben er in

165 Masterthesis tussen Bestuur en Burger het verleden faliekant tegen geweest hoe dat allemaal gegaan is. Want er waren dus huiseigenaren die hadden een vergunning van voor 2007, een vergunning om studenten te huisvesten en die mensen die woonden buiten Eindhoven. Toen is er een nieuw vergunningsstelsel gekomen. Dat was een omzettingsvergunning en dat is allemaal in de openbaarheid gebracht via huis aan huis media en op de website van de gemeente Eindhoven. Heel veel mensen hebben die gewoon niet gelezen. Dus die wisten van niks. Je denkt ik heb een vergunning. Er waren mensen die hadden een huis gekocht voor hun zoon, die woonde daar met vier medestudenten en die konden in één keer hun huis uit, met een dwangsom boven hun hoofd. Omdat het niet meer volgens de huidige richtlijnen was. Dat vind ik dus puur onrecht. Of dat nu minderheidsgroepen zijn waar normaal naartoe neig om die te ondersteunen of niet, dit was dan toevallig een andere groep. Geen arme mensen zonder geld. Maar dit vind ik gewoon puur onrecht. Dit is puur onrecht zoals heel vaak gebeurt en waar ik zelf in het verleden ook vaak tegen aan ben gelopen. Daar zet ik me dan ook voor in. Het is ook heel fijn. Bij de Hoge Raad is nu beslist dat die mensen alsnog een omzettingsvergunning krijgen. Dan denk ik, goed. De mensen zelf zijn naar de Hoge Raad gegaan, maar dat het keer op keer op de agenda is gekomen, ik zal niet helemaal zeggen dat hebben ze aan mij te danken, maar ik ben er toch wel een klein beetje van overtuigd. En nu gebeurt eigenlijk weer hetzelfde met parkeren Eindhoven Airport. Ik weet niet of je dat hebt gevolgd, maar daar zijn particuliere initiatieven, wel van zakenmensen uiteraard. Die hebben of een heel kantoorpand gehuurd of de parkeerplaats van het kantoorpand om de parkeerplaatsen te verhuren en commercieel te maken. Dan wordt ons door de wethouder een nieuw bestemmingsplan door de strot geduwd. Dat durf ik gerust te zeggen. Ik heb daar tegen gestemd, want ik weet precies hoe het gaat. ‘Dat parkeerbeleid, daar hebben we het later nog wel over. Daar komt nog een speciale commissie voor’. Maar als je een bestemmingsplan goedkeurt, met alles dat daarin staat, dan moet je ook realiseren als raadslid, jij keurt het op dat moment goed. Moet er nog over gesproken worden, moet je het op dat moment niet goedkeuren. Dat blijkt ook weer, want het is goedgekeurd en de wethouder gaat gewoon weer haar eigen gang. En de dwangsommen als die mensen hun parkeerplaatsen nog opengooien. Ik hoop en dat is heel lastig soms, ik hoop dat er weer een uitspraak komt van de Hoge Raad dat die mensen hun recht halen. Aan de andere kant gaat dat ons als gemeente heel veel geld kosten, terwijl we dat eigenlijk niet hebben. En dat is dan waar je constant tussen schippert. Dan denk ik van, mensen die op de centjes passen, die zijn er genoeg hier. Daar hebben we ook wethouders voor, om dat te doen. Dit is gewoon onrecht en onrecht daar houd ik gewoon niet van.

I: De situatie was toch dat er te weinig parkeerplaats is en dat particulieren zeggen dan gooi ik mijn parkeerplaats wel open? R: Maar dat is een gevaarlijk argument. I: ik probeerde er geen uitspraak over te doen. R: Nee, dat heb je goed opgepikt, maar daar wordt volgens mij bewust op aangestuurd. Om iedere keer die discussie af te leiden van waar het eigenlijk om gaat; onrecht. Je neemt iemand iets af waar hij recht op had, omdat jij toevallig de touwtjes in handen hebt. Maar het eigenlijk niet om of er wel of geen tekort is aan parkeerplaats. Het gaat erom dat die mensen in hun recht staan. Want als je namelijk zegt, er is een tekort aan parkeerplaatsen. Van de week is de parkeergarage opengegaan, vijf lagen. Dan heeft de wethouder en de directeur van Eindhoven Airport weer een stok om mee te slaan; kijk er zijn genoeg parkeerplaatsen. Dus eigenlijk is die discussie wat mij betreft de verkeerde kant opgegaan, want de discussie behoort niet te zijn, is er behoefte aan extra parkeerruimte. Die mensen doen gewoon iets dat mag.

I: Laten we doorgaan naar het volgende kopje. De maatschappelijke ontwikkeling met betrekking tot de politieke betrokkenheid van burgers. Politieke partijen hebben als één van hun functies het vormen van een schakel tussen bestuur en burger. Die functie is volgens sommigen aan het afbrokkelen. Ziet u ontwikkeling in hoe burgers in de politiek participeren? R: Dat is een hele moeilijke want daar speelt zoveel mee. Kijk, in mijn partij speelt dat natuurlijk

166 Masterthesis tussen Bestuur en Burger veel minder. Omdat ik een eenmansfractie ben en in principe (laat ik het maar zo noemen) doe wat ik zelf wil. Wat ik wel merk over burgerparticipatie, je wil het natuurlijk specifiek op politiek terrein, maar ik merk het gewoon op maatschappelijk terrein om me heen. Dat het steeds moeilijker is om mensen aan te zetten om iets belangeloos te doen. En als het dan ook nog om politiek gaat. Wat ik vaak om me heen hoor is, ‘het maakt allemaal toch niet uit’. En of dat nu meer is, of dat aan het afbrokkelen is of dat dit altijd geweest is? Ik denk dat het altijd geweest is, maar ik heb wel het gevoel dat het nu misschien erger is omdat er eigenlijk helemaal geen beweging zit tussen wat het college wil en wat de raad wil. Er wordt gewoon beslist. Wat er ook gezegd wordt in de raadszaal, het haalt eigenlijk helemaal niets uit en dat ziet de burger ook. Misschien is dat ook wel inherent aan de crisis waar we inzitten natuurlijk. Daar zit ook weinig beweging in en het is gewoon niet fijn om te bezuinigen. Voor burgers is dat denk ik heel moeilijk.

I: is dat van de laatste periode? R: dat is volgens mij wel de laatste periode heel erg. Vooral de oppositie heeft gewoon eigenlijk niets te vertellen. Het lijkt soms of we buikspreekpoppen zijn die toevallig 4 en een halve minuut spreektijd krijgen en die moet je dan maar vullen, want over twee jaar zijn er ook weer verkiezingen. Maar eigenlijk haalt het weinig uit. En dan zijn er ook uitzonderingen, mensen waar het dan wel gunstig voor uitpakt, maar meestal wordt dat door de rechter beslecht en niet in de raadszaal.

I: Dus eigenlijk is de burger een beetje moedeloos? Die voelt zich niet gehoord? R: ja, er zijn natuurlijk wel uitzonderingen. Er zijn hoorzittingen geweest, hele grote hoorzittingen. Voorbeeldje de ijsbaan. Maar als je dan ziet wat er mee gedaan wordt, eigenlijk niet mee gedaan wordt, dan denk ik, ja de volgende keer haken die mensen ook af. Die denken, ‘wat heeft het voor zin’. Het gaat om hun grote passie en dan willen ze nog wel komen, omdat het echt heel erg in hun eigen belang is. Dus ook dat is niet geheel belangeloos. Maar echt iets belangeloos doen en dan voor de politiek, dat is heel moeilijk. Zelfs binnen je eigen partij. Want toen ik op de kieslijst stond van de PvdA voor de verkiezingen, toen heb ik me opgeworpen als vrijwilligerscoördinator. Dus ook voor de campagne om vrijwilligers te charteren om allerlei leuke dingetjes te doen. Maar ook dat viel niet mee. Uiteindelijk had ik een club om me heen, maar ik had meer het idee dat die mensen eigenlijk dat meer voor mij deden, persoonlijk, dan om het doel te dienen. Dus zelfs binnen je eigen gelederen is het heel moeilijk om participatie te vinden.

I: Is er iets dat je daar als politieke partij aan kan doen denk je? R: Nou ik denk sowieso dat je regelmatig op wijkniveau te vinden moet zijn. Dat mensen jou ook kennen. Ook dat het van twee kanten komt. Dat als mensen een probleem hebben, dat ze je weten te vinden. Maar ook als jij hun nodig hebt ergens voor, dat je ook kunt zeggen van ‘zullen we?’. En ik denk dat dit heel belangrijk is, dat je niet alleen maar iedere twee weken je neus laat zien in de raadszaal, dat ook mensen op straat weten wat jij doet en wie jij bent. I: en dat je luistert naar hun. R: ja. Nu is dat voor mij natuurlijk makkelijker, omdat ik al heel bekend was in de buurt. En niet alleen vanwege de dingen die ik doe, maar ook gewoon omdat ik 4 kinderen heb. Als ze mij niet zouden kennen, kennen ze wel 1 van mijn kinderen en weten ze me ook te vinden.

I: En is dat specifiek in de wijk waar u vandaan komt of gaat dat breder? R: nee dat gaat wel breder. Maar dan krijg je toch een soort mond op mond reclame. Ik krijg ook wel eens mensen aan de deur waarvan ik denk ‘wie is dit?’. Dat probeer ik dan een beetje uit te vissen en die hebben dan van die en die gehoord dat ik in de politiek zit. Ook komen ze vaak met vragen die helemaal niet in de politiek thuishoren. Dat ik ze ergens anders naar moet verwijzen. Of dat ik ze zelf ga helpen. Omdat ik toevallig nu wel iets beter de weg weet. I: Dus mensen komen wel, maar dan via mensen die u persoonlijk kennen. R: Soms komt dat ook best wel van ver hoor. Wat ook voorkomt is dat ze mij op tv hebben gezien

167 Masterthesis tussen Bestuur en Burger of in de krant en dat ze dan gaan bellen met problemen. I: En komt dat vaak voor, dat u op tv bent of in de krant staat met een uitspraak of iets dergelijks? R: Dat was natuurlijk wel even met mijn overstap uit de PvdA. Daar is de media zo ontzettend ingesprongen dat eigenlijk als je mijn naam googled, dat doe ik wel eens zelf, om te checken is dit opgepikt wat ik nu doe of heb ingezet en dan komt er toch altijd weer ‘Petra Sodenkamp’ verlaat PvdA. Dat komt altijd vooraan. Dus dat is soms wel eens lastig. Nee het is vaak dat de mensen die politiek geïnteresseerd zijn die je weten te vinden. Die bijvoorbeeld regelmatig raadsvergaderingen bijwonen. Die dan na de vergadering naar me toe komen met problemen of mensen die de keer daarvoor de raadsvergadering hebben gevolgd op internet of die iets hebben gelezen in de krant. En dan gaan ze zoeken en dan komen ze bij mij uit. Maar dat zijn dan toch al de mensen die politiek geïnteresseerd zijn. I: de mensen die al de stap zetten om die dingen te doen en naar de raad te komen. R: Ja.

I: je hebt het al een beetje gezegd, maar hoe bereik je nou je doelgroep? Want leden heeft u partij niet, maar een achterban denk ik wel. Hoe bereikt u die? R: ja, echt persoonlijk. I: telefoneren, emailen? R: Ja. I: voor een interview kijk ik meestal even op de website, maar die heeft u volgens mij niet? R: nee, ik heb wel twee domeinen aangevraagd toen ik ging beginnen. Maar ik had al heel snel in de gaten dat de media niet in mijn voordeel werken. Alles wat ik ook zei of deed of wat dan ook, dat werd allemaal in het negatieve gekeerd. Toen had ik zoiets van ‘val maar omhoog met z’n allen’. Ik doe het op mijn manier en mensen die ik wil bereiken, die bereik ik toch wel. En dan persoonlijk, of mensen weten mij te vinden.

I: hebt u het idee dat u iedereen bereikt die u wilt bereiken op deze manier? R: Ja. Al moet ik wel zeggen dat toen ik begon ik wel grootser dacht. I: iets ambitieuzer? R: niet zozeer ambitieuzer. Het is wel zo dat als je in een fractie zit van boven de tien personen, als er iets aan de kaak gesteld moet worden, heb je ook tien personen om mee te denken en tien personen om mee te werken. Als ze het er niet allemaal mee eens zijn, zouden ze ook nog wel eens kunnen denken als jij dat heel belangrijk vind dan doen we dat. En je kan ook meer bereiken natuurlijk. Je hebt ook meer stemmen, plus ik zat ook in de coalitie en nu zit ik in de oppositie. Dat scheelt ook een heleboel. En je moet je dan wel realiseren als je alleen overblijft dat je niet je idealen aan moet passen, want je idealen die blijven, maar dat je het wel anders aan moet pakken. Nu moet ik vaak via veel meer omwegen kenbaar maken ‘he jongens dit kan niet’. En dan moet ik er andere partijen bij betrekken. Ik ben maar een klein mensje natuurlijk.

I: zeker omdat er 45 zetels in de raad zitten. Uw heeft geen leden, maar hoe groot is uw achterban, heeft u daar enig zicht op? R: Nee, want ik heb niet echt een achterban. Ik heb niet een vaste groep. I: en hoeveel mensen ondersteunen u voor vast, semivast? R: Dat is heel moeilijk. Bedoel je echt ondersteunende? I: mensen die dingen voor je regelen, dat kan heel basaal zijn. R: regelen doe ik alles zelf. Het is wel zo dat als ik echt politieke steun wil hebben, puur ervaringsgerelateerd, dan heb ik denk ik 3 a 4 mensen op wie ik terug zou kunnen vallen. Maar ik merk dat ik dat de laatste tijd heel weinig doe. I: juist vanwege je zelfstandigheid? R: Ja.

168 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Stel, er zijn volgende maand verkiezingen, hoeveel mensen zou u dan kunnen optrommelen om bijvoorbeeld voor u te flyeren? Zou u dat überhaupt willen als nieuwe partij doorgaan? R: Nee, dat zou ik beslist niet willen. I: zou u wel voor een tweede termijn de politiek in willen? R: In principe wel, maar ik denk dat dat gewoon onmogelijk is. Ten minste, als eenmansfractie is dat onmogelijk. I: Hoe zou je het dan aanpakken? R: Dan zou ik de komende twee jaar moeten kijken of er partijen zijn waarmee ik qua ideeën op één lijn zou kunnen komen. Want exact op één lijn liggen dat doe je vrijwel nooit. En dan zou ik daar heel hard over moeten denken of dat haalbaar is. En ik weet ook niet of ik over twee jaar voor andere partijen nog interessant ben, want ik sta natuurlijk soms lijnrecht tegenover de rest. Ook omdat ik met niemand rekening te houden, ik hoef met geen achterban rekening te houden. Ik hoef de zaak ook niet mooier te maken dan het is en dan maak je niet alleen maar vrienden natuurlijk.

I: Laten we naar de lokaliteit gaan. Ik ben wel benieuwd hoe u uzelf ziet. U komt van de PvdA af, een lokale afdeling van een landelijke partij. Ziet u zichzelf nu als een lokale partij? R: Ik zie mezelf wel als een lokale partij in die zin dat ik op lokaal niveau al vrij weinig te zeggen heb met mijn ene stem. Dus wat dat betreft ben ik echt lokaal en kan ik ook niet de illusie hebben dat het meer is, maar ik ben wel altijd bereid om verder te gaan. Als er iets speelt dat me raakt dat toevallig op provinciaal niveau is, dan ben ik er ook niet vies van om me daar in vast te bijten. Dat heb ik ook altijd gedaan met mijn belangengroepen. En als er landelijk iets te behalen zou zijn, zou ik dat ook doen. Alleen zou ik dat waarschijnlijk meer doen als persoon anders wordt je gewoon weggelachen natuurlijk als één lokaal partijtje. Maar misschien zouden er best wel onderwerpen te verzinnen zijn waarin je zou in kunnen spelen op de landelijke politiek. I: dus niet helemaal lokaal? R: ik ben het wel, maar mijn ambitie houd niet op buiten Eindhoven. I: lokaal uit noodzaak dus eigenlijk. R: Ja.

I: wat maakt in uw ogen de lokale politiek bijzonder ten opzichte van de landelijke politiek? R: Je voelt het meer. Je voelt wat er gebeurt, je voelt ook echt wat er leeft. Ik besefte laatst vorige week toen ik met de trein even weg was geweest, was ik in Blaricum geweest en dan laat ook alles wel eventjes los voor een weekendje en dan kom ik Eindhoven binnen en dan gaat in een keer die knop om en dan zit ik weer te kijken en dan houdt je de boel in de gaten. En dat is heel raar. Ik besefte dat ineens van mezelf. We rijden het station binnen en in een keer gaat die knop om en dan ben ik in een keer raadslid. En dat had ik van te voren niet. Dus het raakt je meer. Landelijke zaken, je weet dat je er weinig over te zeggen hebt. Dat de wegen lang zijn om te bewandelen als je daar iets wilt bereiken. Binnen de grenzen van je eigen gemeente heb je in ieder geval het gevoel, ook al wordt er niet veel mee gedaan, ik kan het potverdorie wel gewoon aankaarten. Als iets verkeerd gaat.

I: Rijdt u dan ook wel eens door de straat en daar is iets aan de hand, laat ik daar eens wat het is dan eventueel terugkoppelen naar de raad? R: Als dat echt politiek gerelateerde zaken zijn wel. Niet als iemand continu zijn kliko buiten laat staan, want dat ben ik ook wel eens. Je hebt ook mensen die komen met dat soort dingen voor advies. Dat moet je wel heel erg buiten de deur houden, tenminste buiten de politieke deur houden. Dat mensen weten voor dat soort zaken kun je bij Petra en voor grotere zaken en politieke zaken moet je bij de fractie zijn.

I: in de lokale politiek is het toch anders profileren dan in de landelijke. Hoe profileert u uzelf

169 Masterthesis tussen Bestuur en Burger politiek? Je hebt al aangegeven als eenmansfractie is het bijzonder lastig. R: Ik denk dat ik het in de ogen van heel veel mensen verkeerd doe. I: inwoners of collega’s? R: nee, collega’s. Inwoners niet, daarvan krijg ik overwegend positieve reacties. Ik heb wel altijd gedacht ‘politiek moet anders, politiek moet menselijk’. Al die regeltjes en dingetjes dat is er zo ingeslopen. Ieder toneelstuk heeft zijn eigen regisseur en die bepaalt hoe het hoort. En heel veel van die dingen vind ik gewoon onzin. Natuurlijk moet je structuur hebben en bepaalde regels, maar er zijn dingen waarvan ik denk, wat is dit voor idioots? I: kun je een voorbeeld geven? R: zal ik een voorbeeld geven? Voor elke vergadering hebben we een minuut stilte om het werk van de raad te overzien. I: het reflectiemoment? R: Ja, dan denk ik, zeg gewoon coolingdown, iedereen zitten en zijn mond houden. Iedereen vindt het heel normaal dat als je daar een keer iets over vraagt dan heeft iedereen zoiets van dat hoort gewoon zo. Dan denk ik, je hoeft niet alles te doen zoals het hoort. Je moet je wel aan regels houden, maar je mag wel gewoon de dingen op je eigen manier doen. Dat heb ik ook gezegd tegen mijn kennissen, denk eraan als ik verander en een buikspreekpop wordt voor mijn fractie of als ik mijn eigen identiteit verlies, en ik doe de dingen niet meer op mijn manier en ik verander in een politica, dan moet je me dat meteen vertellen.

I: u zegt politica alsof het iets slechts is? R: Nee dat is niet slecht, maar iemand dingen doet in eigenbelang of alleen maar in het belang van de eigen partij en de eigen idealen kwijt is geraakt. I: dus meer op procedures en gewoontes? R: precies, ja.

I: Er zijn al wat zaken aan het licht gekomen, maar wat zijn de voor en nadelen van een lokale partij zijn? R: het voordeel is als iets je heel erg tegenstaat in een landelijke partij. Soms moet een landelijke partij iets doen om dat ze dat met een coalitiegenoot zijn overeengekomen. Het voordeel en dat komt ook omdat ik alleen ben, het voordeel op gemeentelijk niveau is dat je kortere wegen hebt om iets aan te kaarten. Ik moet het natuurlijk een klein beetje algemeen zeggen en niet teveel omdat ik toevallig een eenling ben. Maar in het algemeen gezien denk ik dat je in het klein als het geen raakvlakken heeft met de gewone politiek, de landelijke politiek, dat je nog wel eens een heel klein beetje af kan wijken daarvan. Dat is het voordeel. Dat je nog een beetje je ideaal na kan streven. Nadeel is dat alles draait dan toch weer om geld. Je hebt geen geldelijke middelen als het nodig is om in te zetten. Dat heb je natuurlijk wel als je landelijk iets te vertellen hebt. Soms is het ook handig als mensen het ergens niet mee eens zijn dat je kunt verwijzen naar je partij. I: een beetje de schuld afschuiven? R: ja, van het moet en daar staan ‘wij’ voor. I: en al u iets zegt komt het van u en niemand anders. R: ja, bij mij is het als ik nu dit vind en volgende week iets anders, dan wordt het meteen voor mijn voeten gegooid. En daarom moet ik ook wel proberen om heel consequent te zijn. I: zelfs als je gevoel zegt hier moet ik nu een andere keuze maken? R: dat is nog niet echt voorgekomen. Daar was ik wel bang voor, dat ik voor principiële keuzes zou komen. Ik kan niet de ene keer dit doen en dan de volgende keer dat. Toen nu toe heb ik het in ieder geval voor mezelf goed uit kunnen leggen.

I: uzelf als volksvertegenwoordiger. U zit in een unieke positie in de raad. Uitleg Trustee/Belangenbehartiger. Hoe ziet u zichzelf op die schaal? R: ik denk dat ik dan meer de Trustee ben.

170 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: kunt u uitleggen waarom? R: Omdat ik niet een bepaalde groep vertegenwoordig. Ben je een politieke partij, dan heb je dus je statuten dat iedereen weet waar jij voor staat en dat je dan bepaalde groepen hebt, die zich daarin herkennen. Dat heb ik niet. En of het nu de mensen uit de onderste laag van de bevolking zijn, of de mensen uit de bovenste laag van de bevolking is; ik vind als iemand onrecht wordt aangedaan, dan moet je een klein beetje je idealen aan de kant zetten, als je vecht tegen armoede bijvoorbeeld. Als het toevallig de rijke is, die onrecht wordt aangedaan, dan moet je daar ook voor opstaan. En dan kan je niet zeggen, ‘maar dat is niet mijn clubje, waar ik eigenlijk voor ben’. Mensen vragen ook wel eens, welke kleur heeft jou partij. Dat kan ik niet exact zeggen. In principe ben ik socialist. In heel veel zaken ben ik socialist. Maar ook daar zitten heel veel haken en ogen aan en daarom zeg ik ‘in principe’. Van de meeste dingen vind ik laten we alles eerlijk delen, maar het gaat niet altijd op. Mensen die profiteren bijvoorbeeld, die heb je heel veel. I: en andersom natuurlijk ook rijke mensen die hard voor hun geld gewerkt hebben moet je die dan… R: ja, moet je dan zeggen, kom even lekker delen met degene die nog niet z’n vieze voeten wil wassen voordat die ze op de bank legt. Natuurlijk ben ik een belangenbehartiger. Als iemand bij mij komt en die wil zijn belangen behartigd zien en die staat in zijn recht, dan zal ik dat echt wel doen. Maar dat is niet een bepaalde groep.

I: elke inwoner van Eindhoven… R: is voor mij belangrijk. En dat kunnen een VVD en een PvdA waarschijnlijk niet tegen elkaars achterban zeggen. Want dat is een heel andere achterban namelijk. Als jij de belangen van VVD-ers wil behartigen, dan kun je in principe niet de belangen van PvdA-ers of SP-ers behartigen. Want die staan vaak lijnrecht tegenover elkaar. Ik kan dat wel. I: dat is dan ook wel weer een voordeel van in je eentje zijn. R: ja.

I: de vraag over partijdiscipline heb ik erbij staan, dat is natuurlijk makkelijker iets over te zeggen als je met meerdere mensen bent, maar hoe kijkt u daar tegenaan, tegen partijdiscipline? R: Ik heb het wel meegemaakt, mijn eerste raadsvergadering ging ik tegen de partijdiscipline in. En dat werd me niet echt in dank afgenomen natuurlijk, maar toen merkt ik wel dat ik faliekant tegen het principe was. I: kunt u uitleggen waarom? R: Ja. Dat ging over de Fontys Hogeschool… I: ik bedoel eigenlijk meer waarom u tegen die partijdiscipline bent. R: oh zo. Ja, dat is moeilijk uit te leggen als ik er niet een klein voorbeeldje bij heb. I: ok, dan… R: in ieder geval er werd al voor aanbesteding het dubbele over het budget heen gegaan. En dat was eigenlijk nog een cadeautje uit de vorige periode en dat bleek dus een PvdA wethouder te zijn die dat fout had gedaan. Dat is gewoon fout gegaan. Moeten we dan nu met onze rug tegen de muur slikken of stikken? Ik kon daar gewoon echt niet in mee gaan. Dat is eigenlijk een beetje van tafel geveegd tijdens de fractievergadering, zo van ‘doe nou maar gewoon mee’, maar toen zat ik in de raadszaal en toen moesten de handen omhoog en toen dacht ik ‘nee, principieel ben ik hier gewoon tegen’. Toen heb ik als enige tegen gestemd en toen was het van ‘huh?’. Dat gaat natuurlijk tegen de fractiediscipline in. Fractiediscipline, het principe is wel goed, je moet niet iedere keer verdeeld gaan stemmen, want dan maak je ook geen indruk natuurlijk. Maar er zijn zaken waar ik wel vind dat je er vanaf kan wijken, maar dat moet dan wel een principiële zaak zijn. Ethische dingen kan ook. Dus fractiediscpline opz zich, ik vind het moet wel, anders wordt het een zootje. Anders doet ieder maar wat hij wil en zijn eigen ding beslissen. Maar er zijn wel grenzen.

I: Ok. Tot slot nog even over de toekomst van politieke partijen. In de literatuur wordt wel de

171 Masterthesis tussen Bestuur en Burger vraag gesteld hebben we politieke partijen wel nodig, moeten we niet naar een ander systeem. De vraag is dus eigenlijk wat politieke partijen kunnen doen om hun positie als schakel tussen burger en bestuur weer te versterken. Hoe ziet u dat? R: op lokaal niveau of in het algemeen? I: mag allebei. R: op lokaal niveau denk ik dat je vooral zichtbaar moet blijven, wat ik al eerder zei. Dat je ook menselijk moet blijven. Niet alleen op hoofdpunten vergaderen en mooie praatjes de wereld in sturen. Je moet daar wel mee oppassen, want het lijkt al snel ‘oh, daar heb je ze weer’. Het moet wel gemeend zijn. I: zo van, ‘ze komen zich weer bemoeien met dit of dat detail’? R: ja, of vlak voor de verkiezingen, ‘daar heb je ze weer’. Er moeten weer stemmen gewonnen worden. Probeer menselijk te blijven. Probeer niet te zakelijk… I: in de benadering of beslissingen niet te zakelijk? R: beiden eigenlijk. Dat je niet alleen maar zakelijk kijkt wat is goed voor de centjes, want daar zijn al heel veel mensen voor, maar dat je echt de grenzen bewaakt voor mensen. Wat bepaalde zaken met mensen doen. Als je een wijk platgooit omdat daar toevallig een parkeerterrein moet komen, dat je wel beseft die mensen wonen daar. Dat is hun leven dat verwoest wordt. Dat je dat niet uit het oog verliest en dat je dat ook kunt overbrengen op die mensen. Zelfs als het soms verkeerd uitpakt. I: als het politiek niet handig is om dat te doen? R: ja.

I: zijn er dingen die u zelf beter wil doen om die connectie met de burger sterker te maken? R: Ja, want ik heb nu al vaak dat ik worstel. Ik zou op sommige vlakken veel actiever willen zijn. Maar ik heb het nu gewoon heel erg druk met mijn politieke zaken. Vaak zit ik mijn mailbox door te worstelen en telefoontjes te plegen. En veel bezig dingen voor te bereiden waarvan ik denk ‘in wezen doet mijn stem helemaal niet zoveel’. Ik heb er de ballen verstand van waar ik me nu in moet verdiepen; er zijn mensen die daar veel meer verstand van hebben. Maar ik moet daar nu wel tijd en aandacht aan besteden, terwijl ik dat veel beter aan iets anders zou kunnen doen. In een belangenvereniging bijvoorbeeld. I: dat dat meer effect zou hebben? R: ja, en dat is waar ik wel eens mee worstel en dat vind ik ook wel eens jammer. Eigenlijk had ik als ideaal, ik blijf doen wat ik deed. Alleen ik ga dat er nog bij doen. En nu, omdat ik alleen ben, gaat er gewoon heel veel tijd zitten in, voor mij, onbenulligheden eigenlijk en niet belangrijke zaken. I: is daar iets aan te doen? R: nee, dat denk ik niet.

I: maar u heeft wel dat op echt alle dossiers ingelezen wilt zijn? R: Nee, want dat gaat niet. Die illusie heb ik ook niet dat dat gaat. Maar ik moet wel weten waar alles globaal over gaat. Ik moet wel weten dat het aan de orde gaat komen. En dat kost gewoon al heel veel tijd. Al is het maar om iedere dag bij te houden, wat er allemaal aan de orde gaat komen. Dat kost al zoveel tijd, dat ik me nog niet eens in alles verdiept heb, van waar gaat het precies over. En daarom, en dat is ook waarom mensen mij het afraden, ik zit nog steeds maar in één commissie. De commissie FE. En soms ga ik naar andere commissies ga ik het aanhoren als ik denk dat is iets dat me wel interesseert of waar ik me in vast wil bijten. Maar, in principe zit ik in die ene commissie. I: en FE is? R: Ruimte en vastgoed. Dan doe ik liever dat ene ding goed, dan dat ik al die andere dingen allemaal half doe. Maar ik moet er wel soms in verdiepen. En dat kost gewoon tijd. Dat vind ik wel eens zonde, dat ik denk van het gaat ten koste van andere dingen die ik soms liever zou doen en ook zinvoller acht.

172 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: als laatste vraag vind ik het wel interessant om te weten of u het anderen zou aanraden om als losse volksvertegenwoordiger in de raad te gaan zitten? Dit omdat één van de alternatieven voor politieke partijen is dat iedere volksvertegenwoordiger gewoon los te laten functioneren. R: het wordt wel arbeidsintensief, maar om je doel te dienen, denk ik dat het wel heel goed is. Ik denk niet dat het haalbaar is, want ik denk dat de vergaderingen heel lang gaan duren dan, maar qua principe dat ze als raadslid echt hun eigen achterban kunnen vertegenwoordigen zonder dat ze een fractiediscipline hoeven te dienen, zonder dat ze rekening hoeven te houden met dat ze morgen ruzie hebben met de rest. Idealiter lijkt het me best goed, maar niet haalbaar. Ook omdat dit gewoon veel teveel tijd gaat kosten. I: Dan wil ik u hartelijk bedanken bij deze. R: ok.

173 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Frans Schatorjé (Fractievoorzitter Lokale Democraten)

I: Meneer Schatorjé, fractievoorzitter van de Lokale Democraten in Venlo. Dank u dat u aan dit interview wilde meerwerken. In de eerste plaats zou ik willen beginnen met uw ervaring in de politiek. Zou u daar eens wat over kunnen vertellen? R: Ja, ik heb nog niet zo’n hele lange ervaring in de politiek. Ik zit sinds 2010 in de raad. In de periode daarvoor ben ik ruim een jaar lid geweest van laten we zeggen steunfractie. Toen hadden we nog het commissiestelsel. Daar zat ik in de commissie sociaal en maatschappelijke zaken. En heb dus in dat jaar ervaring opgedaan. En toendertijd hebben ze mij gevraagd om van de partij die we toen hadden, de Tegelse Democraten, want we waren toen nog losse onderdelen, partijleider te worden en daarmee de partij aan te voeren in de verkiezingen. Dat heb ik na een bedenktijd natuurlijk, gedaan. Ik ben altijd wel betrokken geweest in het maatschappelijk veld, maar voor die tijd, voor 2009 niet in de politiek.

I: heeft u wel te maken gehad met de politiek daarvoor? R: Ja, natuurlijk. Ik ben 10 jaar lang voorzitter geweest van een grote voetbalvereniging met meer dan 1000 leden. Die te maken heeft gehad van een verhuizing van het ene complex, door de aanleg van A74 naar de andere. Dat heeft natuurlijk te maken met de politiek in eerste instantie. Met Tegelen toen nog apart, maar later met Venlo. Dus dan heb je te maken met politiek. Ik heb in die periode ook regelmatig toen nog bij commissies ingesproken, aangegeven wat wel en niet wenselijk was, tijdens zo’n overgang. Dus vanuit die functie ben ik politiek betrokken geweest. In Tegelen was het zo, dat je ook heel makkelijk een afspraak kon maken met een wethouder, om eens even de problemen te bespreken. In het Venlose is dat wat lastiger. Een grotere gemeente, je hebt met ambtenaren te maken, dus waar regelmatig overleg mee was. In de overgang van Tegelen naar Venlo ben ik ook nog een tijdje, heb ik zitting genomen in de sportraad, namens de Tegelse verenigingen, want die moesten ook in die sportraad een plek krijgen. Daar heb ik die overgang mee begeleid. En daarnaast ben ik ruim 20 jaar voorzitter geweest van schoolbesturen. Eerst een kleine, tot nu een van de grote in Venlo. Waar ik de laatste jaren ook voorzitter was … I: middelbare school of? R: Nee. Van de Keeboerij (even opzoeken), dat is een basisschool binnen Venlo.

I: Hoe bent u met de politiek in aanraking gekomen, wat is voor u die stap geweest? R: Op verschillende manieren. Met name vanuit de voetbalvereniging. Daar waren wat conflictjes binnen de voetbalwereld laat ik maar even zeggen. In Tegelen en Venlo, daar hebben we diverse gesprekken met de politieke partijen over gehad. Indertijd ben ik eens gepolst door een partij van ‘goh, wil je niet iets actiefs doen’, maar dat is een beetje naar de achtergrond gedrongen. I: Waren dat ook de Lokale Democraten? R: Nee, dat waren de VVD, die waren toendertijd op bezoek en die waren op zoek naar nieuwe mensen uit Tegelen. Ik heb gezegd, daar wil ik wel eens over nadenken, maar nu even niet. Kom maar eens over een half jaar terug. Dat hebben ze nooit gedaan. Toen ik stopte als voorzitter van sportclub (Renen?) dat is in 2007 geweest, heb ik me voorgenomen ik ga een jaartje niks doen. En in dat jaar kwamen toen allerlei vragen en één van die vragen die kwam was van de Lokale, toen nog de Tegelse Democraten, later de Lokale Democraten, van ‘wil je niet iets betekenen?’ Ik heb daar eens over nagedacht en als ik iets wil, dan wil ik wel eens uitproberen hoe dat is. Toen kon ik een jaar meedraaien in die commissie. Dat is me heel goed bevallen. Dat vond ik bijzonder aardig, om op allerlei manieren onderwerpen te bespreken en zeker in zo’n commissievergadering is het nog niet direct politiek, toch wat meer op de inhoud gericht. Dat sprak me wel aan. Dat vond ik erg leuk. I: En dan toch snel, binnen een jaar fractievoorzitter. Stond u ook gelijk hoog op de lijst? R: Ja, ik werd toen gevraagd vanuit Tegelen om lijsttrekker te worden. Dat heb ik gedaan. Waarom had ik dat gedaan, omdat binnen de partij een aantal mensen die er wat langer zaten zeiden, ik doe dat nog een jaartje of vier en dan stoppen we ermee. Voor de continuïteit. Natuurlijk

174 Masterthesis tussen Bestuur en Burger door mijn betrokkenheid in Tegelen ben ik toch ook wel iemand die veel mensen kent en veel ervaring heb in leiding geven. In het dagelijks leven ben ik directeur aan een grote school. In het beroepsonderwijs. Dus die ervaring speelt dan ook een rol mee. En dat is waarom ze mij daarvoor hebben gevraagd. Na de verkiezingen en toen ik in de raad zitting nam in 2010 ben ik niet meteen fractievoorzitter geworden. Dat wilde ik liever niet en iemand anders Frans Mathijssen is toen fractievoorzitter geworden. Maar die is toen na driekwart jaar ziek geworden en heb ik eerst waargenomen en naar een maand of drie vier, heb ik dat dan officieel opgenomen.

I: Hoe zou u in het kort de Lokale Democraten willen omschrijven? Zo van dat is de kern van onze partij. R: De Lokale Democraten baseren zich op wat de mensen in hun stad beweegt. En de valkuil is altijd dat je alleen maar kijkt naar het nu en vandaag. En niet naar de toekomst. Zeker als dat nu met de bezuinigingen momenteel actueel is. Dat is dan vaag, want hoe kunnen we de stappen van de toekomst op orde krijgen. Maar dat is het startpunt. Wij hebben onze oren en ogen open om te luisteren naar wat de mensen beweegt. En dat is anders dan andere partijen, die vaak vanuit ideologie en vanuit landelijke richtlijnen een verkiezingsprogramma samenstellen. Terwijl dat bij ons veel pragmatischer is en ook veel dichter bij de mensen staat. In eerste instantie hebben landelijke partijen dat ook, vertalen dan landelijke ideologie en standpunten naar de plaatselijke situatie. Maar die komen daar soms mee in conflict. Dat is voor ons niet. Wij kijken nadrukkelijk steeds naar wat beweegt nu de mensen in Venlo. Bovendien is een ander punt nog, je staat dan ook dichterbij die mensen. Voor mijn gevoel. Het geeft je soms ook het gevoel dat je het ook voor die mensen doet en niet vanuit een ideologische overtuiging of idealen. Misschien is dat wel een ideologische overtuiging, maar dan niet zozeer vanuit een landelijk politiek ingegeven standpunt.

I: Laten we eens kijken naar de bredere maatschappelijke ontwikkeling. Er wordt veel gesproken over een gat tussen burger en politiek. Als één van de problemen die de politieke partijen hebben. Hoe ontwikkelt in uw ogen de politieke betrokkenheid van die burger zich? R: Ik denk dat de mensen best politiek betrokken zijn. Meer dan men vaak zegt. Alleen, is dat niet direct in de raadszaal of niet direct op de barricade springen. Maar mensen zijn daar wel mee bezig. Die worden daar ook dagelijks mee geconfronteerd. Met name de lokale politiek. Als wegen niet goed onderhouden worden, of als voorzieningen minder worden. I: en hoe uiten ze dat dan? R: Nou, door ontevreden te zijn. Als mensen tevreden zijn, dan hoor je ze eigenlijk niet. Maar als er iets gebeurt, en zeker in hun directe omgeving, dan hoor je ze wel. En vaak is het ook gemopper, van: ja, ze doen maar wat. Zeker als ze niet het idee hebben dat ze daar invloed op kunnen uitoefenen. Dat zie je vooral wat betreft de landelijke politiek. Ze worden nu heel makkelijk op de hoogte gehouden door radio, televisie en alle andere media, sociale media zegt op elk moment wat er gebeurt. En dan krijgen ze iets van: ‘ik er toch niets aan veranderen’. Terwijl, als je het over lokale politiek hebt, dat ze eerder het gevoel hebben dat ze er iets aan kunnen doen. Ik denk ook in de toekomst, dat is mijn beeld, hoe groter de wereld wordt, zoveel te minder dat mensen denken: ‘he, die landelijke politiek daar kan ik iets mee, maar wel met de lokale politiek. Ik voorspel ook dat we dat steeds sterker zullen zien. I: Hoe groter de wereld wordt, hoe lokaler de mensen gaan kijken? R: Ja, want dat is de cirkel van invloed waar ze iets mee kunnen doen.

I: En wat heeft die ontwikkeling voor gevolgen voor politieke partijen in het algemeen denkt u? R: Ik verwacht dat op termijn, steden/gebieden meer autonomie krijgen, omdat regelgeving meer vanuit Brussel zal plaatsvinden door Europa, minder landelijk. En dat wij dus de steden en dat zie je ook al steeds meer, eigen beleid gaan voeren. En mensen zullen zien, daar kan ik invloed op uitoefenen. Dus ik verwacht voor lokale partijen, met name mogelijkheden. Kan ook voor landelijk partijen, maar die zullen zich dan wel meer vanuit dat gezichtspunt moeten profileren en minder

175 Masterthesis tussen Bestuur en Burger vanuit het landelijke gezichtspunt. I: U stipt al Europa aan, Brussel. Ziet u dan ook dat steden meer directe links gaan creëren naar Brussel toe? R: Dat zal de regio moeten doen. Dat gebeurt natuurlijk voor een deel al. Euregionaal, of regionaal zijn er natuurlijk de contacten met Brussel. En voor de lokale politiek is dat vaak lastig, ook landelijke politiek is lastig. We worden ook stelselmatig benadeeld. Er gaan landelijke gelden naar politieke partijen, maar niet naar lokale politieke partijen. Een vereniging van lokale partijen gaat nu meedoen aan de verkiezing. Ik weet niet of dat een goed idee is hoor. I: In de Europese, of landelijke verkiezingen? R: In Nederland. Ik weet niet of dat het juiste antwoord is. Daar heb ik wat vraagtekens bij. Dat die misschien wel een verkeerde stap gaan maken. Maar ik ben ervan overtuigd als jij een regio, goed daar is Venlo te klein voor, maar Noord Limburg is daar een mooie omvang voor. Die kan samen met de omliggende regio’s iets betekenen naar Brussel toe. Als Noordrijn Westfalen wat een groter gebied is, iets willen bereiken zoals dat kan, daar ben ik van overtuigd. I: en die ontwikkeling ziet u steeds meer? R: Ik zie die steeds meer belangrijk worden.

I: En wat voor gevolgen heeft dat dan voor de Lokale Democraten in Venlo? R: Ja, op hele korte termijn is dat niet direct merkbaar, het zijn langzame stappen. Maar ik ben er van overtuigd dat lokale politieke partijen voordelen hebben op dat gebied, omdat die niet steeds hoeven schakelen met landelijke richtlijnen of landelijke gevolgen als de verkiezingen dalijk in september geweest zijn en het CDA scoort daar slecht, dan heeft dat gevolgen voor de lokale politiek. Het heeft nooit gevolgen voor lokale politieke partijen. In Europees verband merk je het niet. Als dat er Europees anders ziet, dan merk je dat lokaal niet. Niet in de spanningen die dat oplevert. Wat ik wel merk is dat wij, dat is een twistpunt, dat we niet door alle partijen serieus genomen worden als in dat zijn wel partijen die je kunt gebruiken in een collegevorming of een coalitievorming. Omdat ze niet zeker weten hoe de continuïteit is, of hoe de ontwikkeling is en dat is bij een landelijke partij natuurlijk al veel meer geregeld en georganiseerd. Dat is een (onverstaanbaar) voor een lokale partij.

I: De voor en nadelen komen we straks nog even op terug. Dit zijn er al een aantal. Ik wil eens gaan kijken naar de leden van de partij. Is de LD ook een ledenpartij? R: Ja, wij hebben leden. I: Hoeveel heeft u er? R: We zijn van 1 januari omgevormd van de Tegelse Democraten, Blerikse Democraten en Venlose Democraten naar één partij. Die losse partijen hadden er iets van 175 geloof ik, bij elkaar. Nu zijn we het bestand aan het opschonen, want een aantal herkennen zich er wat minder in. Ook op die schaal krijg je dat. Dus ik schat dat we nu rond de 100 leden hebben. I: Hoe verhoudt zich dat tot andere partijen denkt u? R: Ik heb geen flauw idee. Wat je ziet bij lokale… trouwens wat ook nog een punt is, iemand die lid is van een lokale partij, kan ook lid zijn van andere partij. Daar zijn voorbeelden van. I: Van mensen die dubbellidmaatschap hebben? R: Ja. Sterker nog, iemand in de Provinciale Staten, zit daar namens het CDA, maar die heeft op zijn bordje staan, CDA en Lokale Democraten.

I: Dat is interessant. En hoe betrokken zijn uw leden bij de partij? R: ja, heel betrokken. Laat ik zeggen, de oude situatie, wisten ze altijd de weg te vinden om een aantal punten naar voren te brengen die hun in de dagelijkse gang van zaken, in Tegelen in mijn geval, oppikte, dat hoorde en die melden dat bij ons. Dat is ook soms wel het lastige, want soms denken mensen dat je alles kunt oplossen, maar dat is niet het geval. Dat is ook wel iets waarom mensen af en toe afhaken, in de zin van die denken dat (onverstaanbaar). Dat is toch een politiek

176 Masterthesis tussen Bestuur en Burger spel wat vaak gespeeld wordt. Maar als je een oppositiepartij bent kun je lang niet alles regelen. Dus dat is ook wel eens frustrerend, dat probeer ik ook mensen duidelijk te maken. Er is veel betrokkenheid om te zorgen dat wij bij de dingen die we hebben over de stad, om die voor elkaar te krijgen. Het is nu in de overgang even zoeken naar de juiste mensen en de juiste dingen. We zijn druk bezig om een aantal nieuwe fractieondersteuners in te werken. Er hebben zich flink wat mensen gemeld die vanaf 1 januari actief zijn als fractieondersteuner. Die dan meedenken. Maar bijvoorbeeld in de tijd van zo’n kadernota, waar we nu mee bezig zijn, dan komen er een aantal mensen uit de partij die vooral op financieel gebied deskundig zijn en die gaan ons dan ondersteunen. Naast de 4 fractieleden hebben we nog een stuk of 6, 7 leden die actief betrokken zijn bij de fractie. Daarnaast hebben we nog weer leden die als een soort peilers in een wijk of in een buurt die signalen afgeven van: ‘hé, daar is wat aan de hand, daar moeten we iets mee.’ Alleen we merken met de overgangen van die drie partijen naar een, dat dit af en toe wel nieuwe vormen moet krijgen.

I: u zegt we hebben een kern van zeg maar 8 mensen die echt met de fractie constant bezig zijn, inclusief de fractie zelf. En daarom heen zit een nog een actieve schil zeg maar die in de wijk van alles doet. U zegt, ze peilen meningen, en misstanden. Zijn er nog andere dingen die ze doen? R: ja, we hebben verschillende commissies. Bijvoorbeeld de PR commissie. En die PR commissie organiseert activiteiten in verschillende stadsdelen. Een van de dingen is een markt. We proberen in elke week 1 a 2 keer per jaar een marktbezoek. Waar we dan op een actueel thema mensen bevragen. Dat organiseert dan de PR commissie + degenen uit de wijk die daarmee te maken heeft. En daarnaast hebben themabijeenkomsten, die ook door de PR commissie worden opgezet. Die gaan dan specifiek over een problematiek in een wijk. Zoals we onlangs hebben met de problematiek rond de A73 en A74 met geluid en stankoverlast gehad. Dat zijn dan dingen die vanuit die groep dan vaak komen, soms in combinatie met fractie, omdat op te pakken. Daarnaast hebben we een commissie die wat activiteiten in en om de stad organiseert. Er wordt bijvoorbeeld jaarlijks een wandeltocht georganiseerd en er wordt een fietstocht georganiseerd. Waar ook niet-leden aan mee kunnen doen. Maar waar we wel specifiek niet-politiek getinte gebieden bezoeken. I: Waar geen issues spelen? R: Waar geen issue mee is, maar wel een gezellig moment. Waar we ook merken dat politiek geïnteresseerden, als je niet geïnteresseerd bent ga je niet met politieke partij wandelen. Maar het kan wel. I: Maar het heeft wel een netwerkfunctie? R: Het heeft een netwerkfunctie. In Venlo hebben we een aantal, je een kerstwandeling noemen we dat en een fietstocht die wij jaarlijks uitzetten.

I: En hoeveel mensen zitten er in die tweede schil, van mensen die niet zozeer politiek zijn, maar dingen organiseren? R: De PR commissie dat zijn een man of zeven en de activiteitencommissie ook een man of 8, dus ik schat dat dit een man of 20 zijn. Dan met bestuur, een man of 10. I: Dus een man of 30 zit om die vaste kern heen. Ok. En als ik zeg maar lid van de Lokale Democraten wordt, hoeveel inbreng heb ik dan als lid in de koers van de partij en de dagelijkse koers? R: Dat ligt eraan wat je wil. Als je dus fractieondersteuner wil worden, dan (zoals ik al zei, dat zijn er dus een paar), die komen op alle fractievergaderingen en discussiëren over de onderwerpen gewoon mee. En die kunnen hun stem laten horen. In de afweging, we zullen samen de afweging maken. I: Maar wie bepaalt uiteindelijk de koers van de fractie? R: Uiteindelijk zullen wij als fractieleden, als wij een onafhankelijke koers hebben. Kan zijn dat wij als fractie het niet eens zijn en dus verschillend stemmen. In principe maak je individueel de afweging, maar we hebben wel een koers, we hebben een richting, we hebben een verkiezingsprogramma. We hebben nog geen nieuw partijprogramma, dat moet er nog komen, maar

177 Masterthesis tussen Bestuur en Burger we hebben een basis onder (onverstaanbaar). We gebruiken voorlopig het verkiezingsprogramma van de drie partijen die er waren, is dat voor 80% gelijk en sommige punten zijn specifiek voor bijvoorbeeld Tegelen. I: Dus als lid, als je wilt kun je actief meepraten, maar de beslissingen maakt de fractie uiteindelijk? R: Uiteindelijk wel ja.

I: Ok. En hoe onderhoudt u het contact met uw leden en achterban? En zit daar verschil tussen voor u? R: We hebben een website waarmee we communiceren. We zijn bezig om een soort nieuwsbrief die aan die website gekoppeld zit, te maken. Dus op die manier proberen we de niet-actieve leden wat meer betrekken. We hebben jaarlijks een jaarsreceptie waar we alle leden uitnodigen. We hebben voor alle actieve leden een bbq jaarlijks. En goed, die evenementen die ik net zei, een wandel en fietsevenement, daar worden ook alle leden, niet-actieve leden uitgenodigd. Die vaak voor een flinke deel meegaan.

I: U gaf net al aan we hebben mensen die een soort voelsprieten zijn voor de partij. Hoe gaat het contact daarmee? Is dat face-to-face, of? R: Ja, vaak wel. Of een telefoontje of een mailtje. Ik heb dat gehoord, of… Nou sommigen. We hebben ook iemand die is geïnteresseerd in alles dat met sport te maken heeft. Dus als er bijvoorbeeld in de kadernota komt er een reactie van de sportraad dan vraag ik die persoon hé kijk er eens even naar. En daar geeft hij dan commentaar op. I: Dus u gaat actief uw specialisten inschakelen? R: Ja. Daar moeten we nog in groeien, maar we hebben steeds meer uitstaan. Je kunt er bijvoorbeeld nou in de sportraad, met sporten wel goed gaat. Financiën ook, dat is ook tastbaar. Zo hebben we wat meer specialistische groepjes die hebben een thema, waarvan wij zeggen daar wil ik wat meer in verdiepen en meer reactie geven. En hetzelfde geldt met wijken. Dus daar is een wisselwerking. Bovendien proberen wij en dat is de laatste tijd wat minder uit de verf gekomen, bij de wijkraden op bezoek te gaan. Of wij als fractie, of één van die steunfractie met het betreffende specialisme. I: waarom lukt dat minder? R: Nou, met die overgang, merk je dat het eventjes zoeken is, wie wat doet en sommige mensen hadden wat ze alleen voor Tegelen deden en dat niet allemaal voor het totaal deden. Bovendien zaten we vanuit Tegelen en Blerik waren we relatief groot, beiden hadden twee kieszetels bemachtigd. Maar bijvoorbeeld in de stad Venlo zelf, of in Arsen-Velden, hadden wij en in Belfeld geen vertegenwoordiger. Dus dat was toch wat lastiger. Dus zijn we nu aan het bouwen, dus we hebben nu wat mensen en Belfeld, Velden die gaan nu langzamerhand die moet ingezet worden, dus dat duurt eventjes. Dus de focus is wat anders komen te liggen. I: Dus de problemen ontstonden dus vooral in de wijken waar jullie oorspronkelijke achterban niet zat. R: Ja.

I: Ok. Is er voor u verschil tussen leden en achterban en benadert u die anders? R: Nee. I: Dus behalve dat een lid contributie betaalt… R: Ja, en die hebben natuurlijk stemrecht als het gaat om de verkiezingen, die hebben stemrecht als het gaat over de kieslijst, dat zijn een aantal formele zaken die zij kunnen doen, maar de ervaring is dat als je een ledenvergadering uitschrijft dat er niet zoveel komen. Ik denk dat een hele hoop mensen gewoon passief lid zijn, die ons een warm hart toe dragen en soms ook wel (onverstaanbaar). I: Ze weten u wel te vinden.

178 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Ja. Jawel, we benaderen ze niet anders dan iemand die geen lid van de partij is en een probleem heeft. Bijvoorbeeld een A73 onlangs een artikel 37 brief geschreven over overlast A73 in Blerik en de A73, A74 in Tegelen. Daar zijn we gewoon door mensen benadert, die geen lid van de partij waren en dat pakken we dan ook op. I: En denkt u dat dat is omdat u daar ook dingen over op uw site heeft staan? R: Dat komt door contacten. Misschien dat ze in het verleden Tegelse Democraten gestemd hebben of wat dan ook.

I: In hoeverre maakt u gebruik van de moderne communicatiemiddelen, sociale media enzo? R: Nou niet echt veel. De website hebben we dan, daar hebben we wel eens gepoogd om een soort discussieforum op te… maar dat gaat niet echt soepel. Dat willen we wel meer oppakken. De pr commissie heeft dat als één van de speerpunten. We hebben officieel ook een Facebook site, of hoe noem je dat, een Facebook pagina. Twitter hebben we ook, maar dat is minimaal. Dat willen we wel meer gaan doen, maar dat is nog niet echt van de grond gekomen. I: En denkt u ook dat u daarmee ook uw achterban daarmee… R: Nee, ik denk het niet. Ik schat in dat wij niet die achterban hebben die daar heel actief in is. I: Ok, hoe ziet u dan uw achterban, waar zit die? R: Ik schat in dat onze achterban niet de jongeren zijn, die het meest op dat terrein actief zijn. Ik schat in dat onze achterban de gezinnen in de wijken zijn met middelbaar inkomen die een rustig leven leiden en dat graag zo houden. Die actief zijn in het verenigingsleven, sociaal contact hebben met hun omgeving. Dat is denk ik onze achterban.

I: Ok. Laten we dan eens naar de lokaliteit van de lokale politiek kijken. Wat maak in uw ogen de lokale politiek bijzonder ten opzichte van de landelijke politiek? R: Het bijzondere is dat wij niet gebonden aan landelijke richtlijnen. Wij hoeven niet een socialistische structuur te hebben zoals de PvdA dat heeft. Dat wil niet zeggen dat als wij vinden dat er aspecten zijn die daar mee van doen hebben die onze, klanten wilde ik zeggen, maar onze mensen belangrijk vinden, zoals een sociale structuur in een wijk of gebied, dat we dat zeker zullen oppakken. Maar geldt net zo goed voor ondernemendheid. We hebben standpunten die zitten van links tot rechts als het ware, zonder extreem te zijn. Dat is ook wel een kenmerk van als je naar de doelgroep kijkt, dat zijn gemiddelde mensen. Omdat we nu bijvoorbeeld in het kader van bezuinigingen is dat los als politieke partij, wat wil onze achterban nu, wat zouden ze nu echt willen zien. We proberen dat te bespreken. Dat is moeilijk. Maar dan komt er bijvoorbeeld en dat is heel specifiek, culturele zaken. Dan zeggen ze: ‘ja daar hoeven we geen geld aan uit te geven’. Los of dat nu verstandig is of niet verstandig, dat si wat zij voelen. Of als we het over (onverstaanbaar, tasiri??) hebben, dan hebben ze al snel: ‘daar gaan we maar eens niet een hoop geld aan uitgeven’. Terwijl het misschien wel heel belangrijk voor de stad is, maar zij zeggen: ‘voor ons dat niet zo nodig’. En dat maakt het soms politiek heel moeilijk, omdat mensen heel makkelijk zeggen: dat is…

I: Kunnen (mogelijke) kiezers u dan moeilijk een politiek profiel geven, omdat het niet ideologisch is? R: Ik denk dat het profiel er wel is, alleen wat ik wel merk en dat is lastiger, dat de regionale pers dat veel minder belangrijk vindt. Het is zoveel makkelijker om de standpunten van de PvdA of Groenlinks naar voren te brengen, omdat het herkenbaar is, dan dat het voor een lokale democratie is. Maar ik zal een voorbeeld geven, de vorige week hebben wij over de bezuinigingen gesproken van de kadernota. Ik denk dat wij de meest discutabele punten naar voren brachten en daar staat geen woord van in de pers. Omdat ze dat minder makkelijk kunnen duiden. Ik weet zeker dat onze achterban dat wel begrijpt. We hebben een (bommel van dam) museum bij wijze van spreken en dat gaan we afschaffen, nou dat wordt niet met gejuich ontvangen, ook door de pers niet, dus dan laten ze dat voor een deel weg. Dus daar botsten we wel vaker tegenaan ja.

179 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: En hoe profileer je jezelf dan in de lokale politiek, echt op lokale issues, want je zegt al, de pers maakt het je niet altijd makkelijk. Hoe doet u dat dan? R: We moeten dus naar de mensen toe en dat is op de markt en met huis aan huis blaadjes en de nieuwsbriefjes en dat soort zaken. Daar moeten we het van hebben. En ik ben er van overtuigd dat als het maar lang genoeg duurt, en de positie van de lokale politiek en lokale politieke partijen steeds belangrijker worden, dat dan op een gegeven moment ook de lokale pers er niet meer omheen kan. Dan zullen ze daar ook wel iets mee moeten, daar ben ik van overtuigd.

I: Ik snap het. We hebben al verschillende voor- en nadelen voor een lokale partij voorbij zien komen. Zijn er nog een aantal die nog niet de revu hebben gepasseerd? R: Het grote voordeel is, we hoeven nooit in een spagaat te zitten. Als de VVD landelijk zegt ‘wel wietpas’ en lokaal ‘geen wietpas’ geeft al zoveel problemen, dat is voor ons niet. We hebben daar geen richtlijnen, we kunnen daar ons eigen beleid op trekken. Dus dat is het grote voordeel. Een ander voordeel is; hoe het landelijk gaat heeft geen invloed op ons. Nadeel is wel dat wij natuurlijk wel alles zelf moeten bedenken. Qua organisatie en ondersteuning. Al die grote partijen hebben hun eigen bureau wat allerlei dingen berekent en uitwerkt en gedaan kunnen worden en dat hebben wij niet. Dus we moeten alles zelf doen. Aan de kostenkant precies hetzelfde. Onze leden betalen contributie en wij als fractieleden dragen ook iets af. Dat is de enige inkomsten met wat sponsoring die we kunnen krijgen die we hebben. En daar moet je alles mee doen. Terwijl landelijke politieke partijen veel meer budget hebben en ook lokaal vertalen om daar iets mee te doen. Dus dat zijn wel nadelen die we hebben.

I:Ok, goed. Dan uw rol als vertegenwoordiger los van uw partij. Uitleg Trustee/ Belangenbehartiger. Hoe ziet u zichzelf daarin? R: Ja, die voel ik. In de partij voel ik die, en in mijn eigen rol voel ik die. I: en eerste, dan hoe voelt u dat in de partij? R: Nou, in de partij zijn er mensen die veel meer de rol van belangenbehartiger willen doen en elke keer als wij een standpunt innemen is er wel een fractielid dat zegt: ‘wacht even, dat wil onze achterban niet.’ Dus dat is lastig. En soms zijn er ideeën van leden of mensen die op ons gestemd hebben, misschien toekomstige stemmers, die dan anders zijn dan wat wij in de fractie als besluit meenemen naar een raad. Bijvoorbeeld het Kazerneterrein dat is daar een mooi voorbeeld van, dat veel mensen zeggen: ‘waarom moet je daar nu geld voor uitgeven in de toekomst’. Daar hebben we het heel lang, heel moeilijk over gehad, hoe we dat wilden doen. Uiteindelijk heeft het de doorslag gegeven dat we niet alleen naar de mensen van nu, maar ook naar de mensen van de toekomst moeten kijken. Dat begrijpen mensen wel, maar je moet het wel kunnen uitleggen. Dat is ontzettend moeilijk. Ik vind dat zelf één van de lastige dingen. Voor mij persoonlijk als voorzitter. Ik denk zelf dat ik meer een algemene Trustee figuur ben en me daar ook makkelijker in thuis voel. Maar dan voel ik wel dat ik dan niet altijd mijn stemmers tevreden stel, terwijl ik denk dat het wel het beste is. Ik denk dat je het merendeel van dat soort mensen in de raad hebt zitten. I: Trustees? R: Dat denk ik wel, dat dat voor de ontwikkeling van de stad het beste is. Dan kun je toch de meeste dingen realiseren en goede afwegingen maken. Want anders blijft het toch altijd de één tegen de ander, da. Polariseert. Dat hoeft niet altijd slecht te zijn, maar dat kan het wel opleveren. I: Je krijgt misschien de vraag wat maakt wat Pietje wil voor zijn groepje belangrijker dan wat Keesje wil voor zijn groepje. R: Ja, dat is 1. Maar wat het ook kan en dat is nog veel slechter natuurlijk, ??? politiek. Van dan doen we jouw dit, en de andere keer dat. En dat is dan misschien het aller-slechtste dat er kan gebeuren. Dat is… om iedereen maar even tevreden te houden. I: Dat is dat echte politiek onderhandelen? R: En dat begrijpen de mensen ook weer niet. Dan vragen ze: ‘waarom doe je dat?’

180 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: En welke rol speelt partijdiscipline daarbij? R: In de lokale politiek is die minder sterk. Kijk een landelijke partij heeft een bepaalde ideologie om het maar zo te zeggen. En die hebben wij veel minder, wij hebben de gedachte: ‘wat willen onze kiezers?’ en daar kijken wij voornamelijk naar. En als je dat als discipline noemt, dan is dat er. I: Discipline beteken ook bijvoorbeeld, stel je hebt 1 of 2 personen in de fractie zitten die willen links om en de andere twee willen rechtsom. Worden de twee dan geacht met de rest mee te stemmen of mogen zij hun eigen stem uitbrengen? R: We zullen er alles aan doen om één gezicht naar buiten te hebben, dat is zeker zo. Maar het kan in gevallen zo zijn dat het niet is. Als iets echt tegen de beginselen van iemand aan botst, dan zullen we dat zeker toelaten. Maar ik vind het niet slim, ook niet naar de achterban toe. Naar de achterban niet en ook naar de politiek toe niet. Omdat het verdeeldheid laat zien en dat betekent toch dat je niet altijd weet wat je aan zo’n partij hebt. Hetzelfde geldt voor de achterban.

I: u zegt eigenlijk, andere partijen denken dan: we weten niet of we ze als groep mee kunnen krijgen en de kiezers die denken: de een gaat wel mee in het partijprogramma en de ander niet. R: Ja. Dan kun je veel beter zeggen, dat is het partijprogramma, dat we toen afgesproken dat dat goed was. We hebben nu een situatie ontmoet waar dat niet zo is. Communiceer dat goed naar de achterban. Dan is dat duidelijker dan dat je zegt ‘we twijfelen, laten we dit doen of laten we dat doen. Dat geeft een heel onbevredigend gevoel denk ik. I: Dus in de meeste gevallen toch wel partijdiscipline, maar in sommige gevallen mag het anders. R: we hebben het nooit zo uitgesproken, zo zwart wit (onverstaanbaar), maar dat is wel de moraal die er onder zit.

I: Dan tot slot richting de toekomst van politieke partijen. Heel veel discussie is er altijd, over is er nog wel ruimte voor politieke partijen in de toekomst, juist omdat burgers en kiezers zich anders profileren in politiek opzicht. Hoe ziet u dat? Is er ruimte voor politieke partijen en wat zouden die meer moeten doen om die electorale rol die zij spelen te verbeteren? R: Ik ben er van overtuigd, zeker in de lokale politiek, dat ze nog steeds van belang zal zijn, ook de komende tientallen jaren. Daar ben ik van overtuigd. Dat zal zeker op een andere manier gaan dan het momenteel is. Dat zit binnen een bepaald juridisch, en ambtelijk, en proces verankerd. Ik denk dat de mondige burger steeds meer een plek daarin zal krijgen. Die zal zich op (onverstaanbaar) laten horen als hij het er niet mee eens is. Dat kan hij alleen regionaal doen, of plaatselijk, maar niet landelijk want daar is geen podium waar hij terecht kan. Maar wel hier. Als ik zie zo bij een kadernota hoeveel mensen en organisaties zich melden om iets te vertellen en betrokkenheid. Natuurlijk gaat het over lastige dingen die we bespreken. Dan komen ze eerder. Maar ik ben er van overtuigd dat de komende jaren de betrokkenheid zal vergroten. En zeker de hele beweging die je ziet om de burgers meer eigen mogelijkheden te geven om hun leven en hun omgeving in te richten. Die zelfredzaamheid die wordt toch ook van groot belang. Dus krijgen ze meer invloed op hun directe omgeving en dus zullen ze ook daar actiever in worden. Ik ben er echt van overtuigd…

I: En daar is de politiek ook actief mee bezig om dat te doen? R: Steeds meer. Dat vergt voor de politiek een omslag, want je moet dingen loslaten. Je moet dingen laten gebeuren om daar op te reageren en faciliteren om het voldoende handen en voeten te geven. Dat is één. Daarnaast zie ik, wat veel lastiger is, het ambtelijk apparaat die veel meer te maken heeft met regelgeving, wetgeving die er al dan niet toe doet om een aantal dingen te regelen. Ja, die zien daarin dat hun omgeving dermate beïnvloed wordt dan wenselijk voor ze is. I: Eigenlijk dat hun taken afgepakt worden? R: Ja. In het ergste geval zou je dat zo kunnen zien. Maar als in een stad als Venlo die omslag er is, dan zal ook het ambtelijk apparaat wel moeten gebeuren, want dat hoort alleen maar om hun heen. Dus dat gaat niet van de een op de andere dag, maar dat is een proces dat gaat gebeuren. Dat heeft volgens mij ook te maken met het feit dat de lokale politiek belangrijker wordt. Ook te maken

181 Masterthesis tussen Bestuur en Burger met dat ik zie dat… je hebt dan de leer van Angelsaksische en Rijnlandse modellen, die daar in zitten en ik zie hier in dit gebied ook met name die kleinschaligheid, die Rijnlandse ondergrond die we daar dus hebben, zie je dan terugkomen. Niet alles hetzelfde. Elk deel van de stad kan anders zijn en mag ook anders ingericht worden. I: In plaats van een paar hoofdstromingen, kleinere groepjes. Kleine partijtjes. R: Ja. I: Maakt het dat niet wat lastiger om algehele besluiten te maken als je steeds meer kleine groepjes krijgt? R: Nee. Je moet het op een andere manier gaan opmaken. Je moet dus niet meer willen dat je voor iedereen hetzelfde doet. Als je de ruimte geeft aan de mensen om dat in te vullen en natuurlijk zijn daar grenzen in: financieel, qua juridische mogelijkheden. Noem maar op. Er zijn altijd grenzen in die je met elkaar afpreekt. Maar binnen die grenzen moet je die ruimte zoveel mogelijk houden. Dus in de politiek moet je zorgen dat je die grenzen gaat aangeven. En die moet je ook regelmatig evalueren. Kijk en hier en daar zal wel tegen die grenzen aangebokst en geschopt worden. Dat is een kwestie van handhaven. Die grenzen gaan ook over de ruimte die we hebben of over de steun voor de culturele organisaties, noem maar op. Dat gaat over allerlei dingen, dus steeds moet je daar naar kijken. En ik ben de weg omdat zoveel mogelijk bij die mensen te leggen, is voor mij hartstikke helder dat dat gaat gebeuren.

I: En tot slot dan, is er nog iets dat u persoonlijk meer zou willen doen om die connectie met de burger sterker te maken? R: Wat ik graag zou willen, is dat we dat voor elkaar krijgen. Dat die mensen de verantwoordelijkheid nemen voor hun omgeving. Dat doen gelukkig al heel veel mensen. En dat ze dan niet gepamperd worden door ambtenaren of de politiek, maar dat ze ook de ruimte krijgen om initiatieven te ontwikkelen, er mee bezig kunnen zijn en dingen organiseren en ook waar mogelijk in gefaciliteerd kunnen worden. Om dat weer voor elkaar te krijgen, om die stap te maken, daar zie ik voor mezelf een enorme uitdaging. Ik vind het ontzettend leuk om daar aan mee te werken. I: En hoe zou u dat dan aanpakken? R: Dat gebeurt al. Door gesprekken met mensen te hebben. Door in de politiek ook niet op elke vierkante millimeter dingen te beslissen, maar proberen steeds vanuit dat gedachtegoed na te denken. Dan komen we weer terug bij het conflict trustee/belanghebbende, daarom kom ik regelmatig in dat conflict te zitten. Als je dat echt probeert vol te houden en op die manier naar de politiek te kijken voor de hele stad Venlo, dan kun je niet altijd de belangen behartigen van jouw kiezers misschien wel. Dat is ook lastig, maar dat is wel de weg die het beste is volgens mij, ook voor de mensen die nu op ons stemmen. I: Dan wil ik bij deze hartelijk danken, ik ben door de vragen heen. R: Graag gedaan.

182 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

Interview Gé Vervoort (Fractievoorzitter Realisten ’82)

I: Gé Vervoort, fractievoorzitter van Realisten ’82, welkom en dank dat u wilde meewerken aan dit interview. Ik zou graag willen beginnen met vragen naar uw politieke ervaring. Zou u daar kort wat over kunnen zeggen? R: Ja. Ik ben in 94/95, Tegelen was nog zelfstandig. Toen ben ik benaderd door bij een aantal werkgroepen bij de gemeente Tegelen. Daar heb ik toen zitting genomen in een aantal werkgroepen en naar aanleiding daarvan steeds meer contact met de politiek natuurlijk. Dan wordt je benadert door politieke partijen of dat je lid wilt worden van een politiek partij. Een van mijn collega’s, die was destijds wethouder in Tegelen, dat was Henk Opsteeg. We werkten toen bij hetzelfde bedrijf en die is toen burgemeester van (Zwalmen?) geworden. Van het een kwam het ander. Toen kwam ik in een positie dat ik deed al zoveel voor de burger, ik wil daar toch wel verder mee. Ik was bij het voetbal, ik was bij het volley, bij het tennis, bij zoveel verenigingen, stevig met mijn voeten in de maatschappij dus ik dacht ik ga daar toch mee verder. Voor de mensen, voor de buurt en ik zag dat je wat kon bereiken, doormiddel van actiegroepn met ideeën, dus toen ben ik toch bij de politiek gegaan. Henk Opsteeg was bij de PvdA. (onverstaanbaar), de enige optie die nog open was bleek D66, dus ben ik bij D66 gegaan. Niet dat ik op dat moment stond voor landelijk gezien D66, maar gewoon omdat ik me volksvertegenwoordiger voelde, niet als politiek figuur, ik zag me meer als volksvertegenwoordiger, iemand die wat moet doen voor de bevolking. Dus toen ben ik bij D66 gekomen. Toen kwam de herindeling van Tegelen bij Venlo. Toen was ik bij D66 en inmiddels was Henk Opsteeg, die was burgemeester van (Zwalderen?), die is toen burgemeester van het Schijndel? Geworden. Toen heb ik een gesprek gehad met de directie, Die zeiden luister Henk doet de expeditieplanning en jij de productieplanning. Jij bent niet verantwoordelijk voor alles, maar jij bent nu ook politiek bezig. We willen wel in het arbeidsdossier hebben staan dat jij dezelfde weg in kunt slaan, want dan hebben wij in huis dadelijk een probleem. Dat willen we voorkomen, want dan gaat er zoveel ervaring tegelijk weg. Dus ik heb toen ook getekend. Maar toen waren er verkiezingen bij D66. Dan komt er een kandidatenlijst en dan is er zoveel stress ontstaan bij mensen. Wie 1 en wie 2, dat ging nergens meer over. Toen heb ik gezegd, als het op zo’n manier moet gaan, want ik had gezegd van 1,2, 3 of 4, zet me maar ergens neer. Ik zie het wel, ik vind het allemaal leuk en aardig. Dus, voor mij was dat niet zo belangrijk, maar zoveel achter de schermen gebeurde. 1 en 2, het ging meer om de posities dan om het draagvlak van D66. Toen zei jongens, ik stop er maar mee. Toen ben ik ermee gestopt. Ik was nog geen dag thuis of toen ging de telefoon. Toen kreeg ik Geert Mussers aan de bel. Die was wethouder in Tegelen van de Realisten. En die kende ik ook heel goed. I: die partij bestond al, Realisten? R: ja die bestond al vanaf 82. Vandaar Realisten 82, die bestond toen al zoveel jaar. Toen heb ik daar een gesprek mee gehad. Ik ging op vrijdags met Henk Opsteeg een pilsje drinken. … Hij zegt, wil je niet bij de Realisten komen? Je bent bij D66 weg en je hebt een (onverstaanbaar) in de bevolking, je kent iedereen en weet overal van alles van. En de Realisten dat was een lokale partij. Bij D66 was ik toen bij de politiek gegaan, omdat ik dus die enige avond vrij had. Was er op die avond het CDA dat vergaderde, dan was ik waarschijnlijk bij het CDA gegaan. Het ging me niet om de politieke partij, maar het ging me meer om dat ik iets kon doen voor de burgers. Voor mensen. Voor ouderen, voor jongeren. En dat vond ik eigenlijk heel belangrijk en onder welke vlag dat was voor mij toen helemaal niet zo’n issue. I: En welk jaar bent u…? R: Dat was voor de verkiezingen van 1996. In 1997 is dat toen geweest. Toen heb ik de overstap gemaakt. Die verkiezingen, daar heb ik die overstap gemaakt. Toen ben ik bij de Realisten gegaan. I: Stond u daar ook gelijk op de kieslijst? R: Nee, dat kon dus niet. Dat is ook de reden dat ik bij D66 weg ben gegaan. Ik kreeg zo van ‘kun je niet op 2, 3 of 4 gaan staan?’. ‘Nee, ik heb nu afspraken gemaakt, dus dat gaat zondermeer niet. Goed, toen ben ik daar op plaats 7, 8 of 9 komen te staan en 5 of 6 zetels hadden ze toen in de gemeenteraad in Tegelen. Dat was toen een grote partij. Ze moesten een wethouder en alles

183 Masterthesis tussen Bestuur en Burger leveren. I: En hoeveel zetels waren er toen in Tegelen te verdelen? R: 17. En we hadden er 5. Een vrij grote aanhang hadden wij in Tegelen. Toen was de herindeling gekomen. Inmiddels was dat bedrijf gefuseerd. I: En is dat zetelaantal lange tijd zo geweest? R: Ja, dat is opgebouwd. In 1982 zijn ze begonnen destijds uit onvrede over het beleid van het CDA en VVD, van de landelijke partijen. Vandaar dus begonnen. In 82 1 zetel, 4 jaar later hadden we er 2, toen 4 en toen 5. Dat is… I: Is dat nadat jij erbij bent gekomen ook nog opgeklommen? R: Kijk, het probleem was, of nou ja, probleem. Het aantal stemmers is ongeveer hetzelfde gebleven. Maar de afgelopen verkiezingen hebben we als enige partij winst gemaakt. Maar we hebben nu maar 1 zetel in plaats van toen 5, omdat de kiesdrempel. Je had toen 250, 300 stemmen nodig, dan had je 1 gemeenteraadszetel. En de Realisten is van oorsprong een lokaal plaatselijke partij, die hun roots in Tegelen hadden, een Tegelse stijl. Dus we hadden geen achterban zoals CDA in Venlo, Blerik en Belfeld en noem allemaal maar op, we waren puur hier op de plaats gericht. En het bedrijf waar we toen werkte dat is toen gefuseerd met een ander bedrijf. Toen kwam de invulling van vacatures etc. Toen kreeg ik een nieuwe taak, productie … etc. Toen zag het er wel naar uit dat de contractovereenkomst, dat die verviel. Dus ik kon wel weer in de politiek. Geert Mussers die heeft toen kanker gekregen. Die is dus ook overleden, toen een tijd daarna. In 2000 hadden we 5 zetels in de raad. Ik had inmiddels al zoveel gedaan, de meeste commissieleden zeggen, dat is mijn commissie en die houden zich daar mee bezig, maar dat had ik niet, voor mij was het allemaal belangrijk. Ik had niet zoiets van ik ben van financiën, dus dat is mijn pakkie an niet. Ik vind als je iets voor de burgers wilt doen, dan komt daar ook kennis bij kijken. Dus ik had niet, dit is mijn portefeuille, ik was met alles bezig. Wat er maar voor de burgers was. Dus op een zeker moment Geert had toen kanker. Ja zegt hij, de Realisten, dat is mijn levenswerk geweest. Hij was er 18jaar bij en daarvan een aantal jaar wethouder. Hij zou het jammer vinden als dat er na zijn dood niet meer is. Ook niet voor de mensen in Tegelen die ons altijd gesteund hebben. En hij zei, ‘ik heb al met de andere mensen die in de gemeenteraad zitten er over gesproken, en mijn laatste wens is (dat was toen vlak voor zijn sterven), dat jij het stokje gaat overnemen. Ik was nogal van het feit uh, ik zeg mag ik er over nadenken? Dat is geen probleem zei hij, morgenmiddag om 15:00u spreken we weer af. Het was natuurlijk ja of nee op dat moment, want hij had natuurlijk niet zoveel tijd meer. Hij was alles aan het afsluiten, hij kon ieder moment… en dat wisten we. Dus het was de volgende dag 15:00u. En dat waren serieuze gesprekken als je weet die kan morgen of overmorgen… en dus heb ik gezegd ik wil dat wel doen. Hij had ook met andere mensen gesproken, ik zeg, wat zeiden die andere mensen die in de gemeenteraad zitten? Die steunen je allemaal. Dat bleek ook zo te zijn. Het eerste wat ik deed, is ik wil wel een gesprek met de overige raadsleden. We hadden ook vaak fractieoverleg. Dus inmiddels was ik voorzitter van de Realisten geworden. I: Fractievoorzitter of? R: Nee, gewoon voorzitter. Binnen twee maanden. Want ons kent ons en zodoende had ik binnen twee maanden de benoeming als voorzitter. Dus ben ik voorzitter geworden van de Realisten, toen kwam de volgende stap: fractievoorzitter. Toen kwam ik in de raad dus, met één zetel en nu hebben we nog één zetel. D66 hebben 2 zetels, die hebben 6 stemmen meer als wij, dus.

I: Hoe zou je nu de Realisten ’82 als partij omschrijven? R: Een echte volkspartij. I: En waar uit zich dat in? R: Omdat we verschrikkelijk veel contact hebben, ik heb vanmorgen nog contact gehad met burgers, de burgemeester is nu in Tegelen, om daar te kijken. Ja, ik zie dat altijd zo. Ik zeg altijd, je hebt raadsleden en je hebt volksvertegenwoordigers. Ik zie mezelf meer als volksvertegenwoordiger, dan als raadslid. I: En wat doe teen raadslid anders dan een volksvertegenwoordiger?

184 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: een raadslid, dat zijn vaak ook mensen die over het algemeen overdag moeten werken, die krijgen stukken, maar die hebben dus überhaupt geen tijd om met mensen te gaan praten. Als je de stukken door wilt nemen en naar de commissievergaderingen en net zoals deze week, dan ben je dus iedere dag bezig. Ik zit dus overdag heel veel met mensen die me bellen. Met winkeliers, met ouderen, met de (onverstaanbaar), ben ik in Tegelen mee bezig. Dat is een gemeenschapscentrum. Daar zitten 28 verenigingen. Dat is toen op televisie geweest op LE, op Omroep Venlo, alles. Dan bellen alles en iedereen. Signalen uit de samenleving die je dan opschrijft. Dan vraag ik, hoe is uw naam? Zo en zo. Mag ik vragen wie u naar mij heeft gewezen? Ja, we waren op die verjaardag en daar zeiden mensen als je iets wilt, moet je die maar eens bellen. Ik zeg, ik heb maar 1 zetel. Dan werd er gezegd, als je iets wilt doen, moet je die man maar eens bellen. En dat is echt een beetje uit de hand aan het lopen. Daar heb ik het laatst ook met Geert over gehad. I: U komt tijd tekort om met iedereen te spreken? R: Ik werk momenteel 70 a 80 uur in de week. I: Dat is best veel, want u bent ook niet de jongste meer denk ik. R: Nee, alhoewel, daar kun je toch nog wel eens langs zitten. Hoe oud schat je me dan? I: Ik denk, halverwege de 40, tegen de 50. R: 58. I: Dan ziet u er in ieder geval nog jong uit. R: Het onderscheid is, dat ik zoveel verenigingen doe, ik ben altijd bezig. Mensen bellen om half 12, over drugsoverlast en dealers in het centrum van Tegelen. Makkelijk als ze me dag en nacht kunnen bellen. Mensen gaan daar gewoon vanuit. Drugsoverlast gisteren, dus ik heb vanochtend met de wijkcoördinator gebeld, vanmorgen met de burgemeester naar Tegelen, toen naar Belfeld. Dus gelijk de situatie in ogenschouw nemen. Er zijn dus vreselijk veel signalen die je krijgt van bewoners. Niet alleen ikzelf, maar ook via andere mensen. Je hebt bepaalde politieke… en geen vooroordelen, maar ik zo bij grote politieke partijen, die met een ingenieur of iets dergelijks. Maar wij hebben ook een melkboer en een groenteboer, die nog gewoon met de kar langs de straat trekken en die signalen daar oppikken. Een electricien, die ter plaatse is en van mensen dit of dit hoort. En die signalen krijg je dan allemaal doorgespeeld. I: Dus een echte volkspartij die zijn wortels in de stad heeft. R: We zijn ontstaan uit onvrede met het landelijke beleid van landelijke partijen. I: En is uw achterban ook uitgewaaierd sinds de samenvoeging van de gemeentes of blijft Tegelen de plek? R: Tegelen is eigenlijk waar we onze roots hebben. We zijn nu bij groot Venlo, we kunnen onze ogen niet sluiten voor het grote geheel. We hebben dus nog een groot aantal, dat is met name de oudere achterban, dat zijn vaak leden die er vanaf 82 bij zijn hoor. Dat zijn gewoon mensen die zijn puur met Tegelen bezig. Met de leefomgeving in Tegelen, noem het allemaal maar op. Wat er in Venlo, Arsen en Blerik gebeurd, dat is voor die mensen echt ver van mijn bed show. Die komen misschien één keer per jaar in de kasteeltuinen of dat ze een ijsje gaan eten of iets. Dan hebben die mensen, ze weten niet waar ze het over hebben. Boeit hen ook helemaal niet. Dus we hebben bij de herindeling, in 2000 hebben we eigenlijk een tweedeling gekregen. Mensen die zich met groot Venlo bezig houden en mensen die gewoon puur op Tegelen gericht zijn. Die zeggen, nou ja, het zij zo.

I: Ik wilde graag even de brede maatschappelijke ontwikkeling erbij halen. De politieke betrokkenheid van de burger is in ontwikkeling. Politieke partijen als schakel tussen bestuur en burger. Hoe ziet u de politieke betrokkenheid van burgers zich ontwikkelen? R: zeer slecht. Als je daar een mening over wilt hebben, dan moet je vergelijkingen trekken. Dat kun je het beste doen, vooruit kijken is natuurlijk een beetje moeilijk. Als je dan terugkijkt naar Tegelen, in de voormalige gemeente Tegelen in 1993/1994/1995 als er een raadsvergadering was, daar waren zo gigantisch veel mensen aanwezig, daar waren gewoon 30, 40 of 50 mensen aanwezig tijdens zo’n raadsvergadering. In Tegelen! Waarom? Dat ging gewoon over Tegelen. Dat sprak de mensen aan. Als je hier mensen uit Tegelen die kijken bijvoorbeeld naar de raadsagenda van

185 Masterthesis tussen Bestuur en Burger volgende week, daar hoeft niemand uit Tegelen bij te zijn. Het interesseert de mensen niet. Het is zo grootschalig geworden, de mensen verliezen ook het totale beeld. Ze zeggen; ze doen maar wat ze zelf willen. I: Dus u zegt eigenlijk, dat de schaalvergroting binnen het bestuur, er voor zorgt dat de burger zich niet identificeert met het bestuur? R: Ja. Je wordt heel vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Vroeger konden ze gewoon naar een wethouder toe, dan stond gewoon de deur open. En nu moet je een verzoek in drievoud indienen. En dan moet je eerst de weg afleggen, want heb je een kalcht, dan moet je eerst naar de wijkraad toe. En als je pech hebt, stuurt de wijkraad je naar de wijkagent. En de wijkagent zegt ja, daarvoor moet je bij de gemeente zijn. En dan heb je kans (dat is gebeurd, daar heb ik voorbeelden van), dat de gemeente zegt, dan moet je bij de wijkraad zijn. Dan ben je weer terug bij af. En dan eindelijk zijn ze zover dat je met een ambtenaar een gesprek hebt, dan ze zeggen de straat wordt afgesloten maar de hele straat is daar tegen. Maar de wijkraad heeft het goedgekeurd, dus je moet bij de wijkraad zijn. Kijk de mensen zijn het beu om van het kastje naar de muur gestuurd te worden. We horen steeds vaker dat mensen zeggen, ze zoeken het maar uit, we geven het op. I: Ze voelen zich dus eigenlijk niet gehoord. R: Nee, ze voelen zich zeker niet gehoord. En dat wordt steeds erger. Ik pik die signalen steeds meer op. Mensen bellen ook de politie niet eens meer. Omdat ze toch denken, er gebeurt niks. Mensen hebben met drugsoverlast en dealers in Tegelen de politie gebeld, vanwege overlast op het station in Tegelen. Ze belden vrijdagavond de politie. Er stond een aantal buitenlanders met de deuren open en de muziek loeihard. Zondagmiddag, twee dagen later komt de politie aan en maakt er een melding van. Twee dagen erna… wat heb je daar nu aan? Dus heb ik met de burgemeester; Bruls contact opgenomen. Het bleek dat er maar 1 auto was en die was toen ergens anders, terwijl ze overlast op vrijdagavond hebben. Dus zeggen de mensen, zoek het maar uit. Dat wordt steeds erger. I: En welke gevolgen heeft het politieke partijen dat de burger zegt, laat maar zitten? R: Ik heb zo het idee dat landelijke politieke partijen steeds minder leden krijgen. Wij krijgen er steeds meer. Omdat de mensen zien en horen, zij doen misschien nog iets. I: Denkt u dat bij meerdere lokale partijen zo is? Dat de mensen daar naartoe trekken in de stad? R: Ik kan alleen namens mezelf praten, maar ik hoor de signalen hoor ik wel eens vaker ja. Sommige partijen zijn zo groot. Als je bijvoorbeeld nu de VVD neemt, die hebben zoveel zetels in de raad, zouden die wakker liggen van zo’n probleem? Ik weet het niet, het zou best kunnen hoor. Ik heb zo’n idee, dat hoe groter de partij, hoe meer ze alleen oog hebben voor de grootschalige projecten. Het zou zo moeten zijn dat hoe groter je bent, hoe makkelijker het is om de mensen te helpen, juist omdat je meer middelen hebt. Je zou moeten zeggen, dit zijn de punten voor de raadsvergadering van volgende week, 1,2,3,4,5,6. We hebben 12 raadsleden; jullie 2 doen dit, jullie 2 doen dat, etc. Dan heb je er nog 3 of 4 over en laat die maar eens… I: de straat op gaan en met mensen praten? R: dat bedoel ik. Kijk, dan kun je de ene maand die doen en de andere maand die doen. Je hebt als grote fractie mensen in Belfeld wonen, in Tegelen wonen, in Venlo wonen etc, dat is nog veel makkelijker om met de wijkraden, ga gewoon maar eens naar de Wijkraad in Tegelen. Ga naar de mensen en pik de signalen op. Dat je dan eventueel de vraag stelt, kan ik u misschien helpen?

I: U heeft net al aangegeven dat ook Realisten een ledenpartij is. De eerste logische vraag is dan natuurlijk, hoeveel leden heeft Realisten ’82? R: We hebben momenteel 35 leden. I: En hoe nauw betrokken zijn die leden met de partij? R: Ja, hoe nauw zijn die betrokken… Zo als ik net al aangaf, een groot deel is heel betrokken bij het grote geheel met alles dat met Tegelen te maken heeft. En dan heb je een gedeelte dat bezig is met allemaal zaken die zich in Groot Venlo afspelen. I: Ok. Ik probeer even een beeld te schetsen. Uw fractie wordt ondersteund door hoeveel mensen?

186 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

R: Ik heb twee fractieondersteuners. Langs die fractie ondersteuners. Één jurist is dat en één financieel deskundige, die is ook voorzitter geweest van de rekenkamer in Venlo. Daarlangs heb ik nog een stuk of 10, 15 mensen die ik specifiek benader voor speciale trajecten, zoals dinsdagavond. Dan heb ik de directeur van Anderzorg, die ik specifiek vraag op dat soort zaken, van hoe kijk je daar tegenaan. Dat zijn nog ik denk tussen de 10 en 15 mensen, die je dus benadert specifiek voor dat soort zaken. Die dus niet bij het grote geheel betrokken zijn, maar gewoon als dat thema aan de orde is. I: een soort denktank? R: die ik eventueel kan vragen, hoe kijk je hier tegenaan. I: en met de verkiezingen, hoeveel mensen kun je dan optrommelen om bijvoorbeeld voor je te komen flyeren? R: dat is geen probleem, soms zelfs teveel. Afgelopen keer, we gingen met 2 auto’s om dat in Tegelen rond te brengen. Je hoeft dat niet eens te vragen. Je hoeft mensen niet te benaderen om te flyeren, tijdens de vergaderingen zeggen ze zelf ik wil dit of dat gaan doen. Het plakteam. Sommige zitten er al vanaf ’82. Die noemen zich ‘het plakteam’. Dat zijn altijd dezelfde mensen. En iedere verkiezingen, want dat is hun clubje. Jan Smeets die heeft een eigen loods en alles. Die doen dat plakken en alles, dat is hun eigen clubje. Die zeggen altijd, wanneer zijn de affiches klaar dan kunnen we beginnen. Die hoef je niet te vragen. En dat is voornamelijk doen we campagne, dat is ook voor onze achterban wordt gericht op Tegelen. Ook vanwege de financiële middelen die we ter beschikking hebben. We kunnen ook in Venlo gaan flyeren, dat zou ook wenselijk zijn, maar we zitten met een budget. I: en dat is vrij krap? R: dat is vrij krap ja. I: en hoe krijg je dat budget bij elkaar dan? R: het meeste komt uit de contributie van de leden. De sponsors die we hebben, uit Tegelen die voor een bepaald bedrag sponsoren. En de eigen ondersteuning die we hebben. I: en dan vooral met vrijwilligers werken… R: ja, alles met vrijwilligers. En dan hebben we nog mensen die hebben connecties in de drukwereld of zoiets; wilt u iets voor me doen. Het betere matswerk.

I: Is er voor u een verschil tussen leden en achterban? R: Ja. We hebben twee soorten leden. Die zijn heel betrokken. Dan hebben we nog een flinke achterban. Dat zijn de mensen in mijn optiek die komen dus niet naar de ledenvergaderingen. Maar zo gauw als er wat is krijg je signalen door. Ik weet dat er gewoon mensen zijn die Realisten stemmen en alles, die ons ook ondersteunen. Als er wat is, die signalen krijgen we gelijk door.

I: Stel, ik ben Venlonaar en ik wil lid worden van Realisten ’82. Welke invloed heb ik dan op de koers van de Realisten? R: Heel veel. Iedereen die lid is van de Realisten mag zijn eigen standpunt naar voren brengen. We hebben dus wel een verkiezingsprogramma, dus als in het verkiezingsprogramma staat, wij zijn tegen een voetbalstadion, dat er dan een nieuw lid zegt, ik ben voor. Dat is dan leuk en aardig, de leidraad blijft natuurlijk wel het verkiezingsprogramma. I: Kunnen de leden ook invloed uitoefenen op dat verkiezingsprogramma? R: Ja. Voor de verkiezingen wordt er een groepje gemaakt, een commissie. Daar zit ook de werkgroep verkiezingsprogramma bij. Daar worden allemaal stukken geschreven. We hebben zelfs een aantal leraren Nederlands, die zijn lid van een politieke partij en vervolgens Drs. In de Nederlandse Letterkunde en die controleren de stukken. Dat is een keer in de krant mis gegaan en sindsdien doet die vrouw dat allemaal controleren, tekstueel en inhoudelijk. En dat wordt ruim van te voren, worden de stukken die al klaar zijn op de ledenvergaderingen naar voren gebracht. Het is niet zo dat het verkiezingsprogramma in één keer naar voren wordt gebracht. Zijn er bepaalde stukken klaar, dan worden die. Want kijk als je dat allemaal tegelijk doet, dan begin je om ’s avonds

187 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

6uur en dat zit je er om 4uur ’s nachts nog. Als er stukken klaar zijn, worden die ingebracht in een ledenvergadering, van jongens dit is klaar, wat vinden we ervan. En daar wordt dan kort een toelichting gehouden van dit en dit is de insteek. En dan kunnen mensen daar op reageren. En dan kan het zijn dat er nog bepaalde nuances worden aangebracht of bijgesteld. Dus daar zijn de mensen helemaal vrij in. I: dus gewoon, de meeste stemmen gelden? R: de meeste stemmen gelden. Wij maken ook feitelijk zelf geen verkiezingsprogramma, het verkiezingsprogramma wordt eigenlijk gemaakt door de mensen op straat. De signalen die daar vandaan komen. I: Dus pakt eigenlijk alles op dat u tegenkomt? R: Ja, en dat wordt genoteerd. I: En is dat ieder individueel probleem, of zoekt u wel problemen waar meerdere mensen last van hebben? R: Ja. Normaal gesproken als het een individueel probleem is, is het vaak structureel. Als iemand zegt, de gemeente doet iets niet goed bij het groenonderhoud in mijn wijk, dan gebeurt dat vaak ook op die manier op andere plaatsen.

I: En op de lopende dossiers. kan ik daar als lid ook invloed op de koers uitoefenen? R: Ja. We hebben steeds vergaderingen tussen de Oordeelsvormende, dat is nu deze maand hebben we een uitzondering gemaakt. We hebben er veel mannen bij die zeggen, jullie mogen zoveel vergaderen als jullie willen, maar niet onder het voetballen! Die dachten niet dat Nederland eruit zou vliegen, die gingen er zondermeer vanuit dat Nederland in de finale zou komen. De volgende vergadering is dus 5 juli, maar normaal gesproken hebben we altijd een vergadering tussen de oordeelsvormende en besluitvormende vergadering. Dan kunnen we nog altijd punten meenemen. Van dit is er uit de oordeelsvormende gekomen en dit en dit is ons standpunt. Dit willen we gaan vertellen of daar gaan we ja of nee tegen zeggen. Dat kunnen mensen doen, maar dan moeten ze wel argumenten hebben. I: dus je bepaalt eerst in de oordeelsvormende vergadering je standpunt en gaat dan naar de leden zijn jullie het daarmee eens? R: we gaan eerst naar de oordeelsvormende vergadering. Als iemand zegt, dit bekertje moet blauw zijn en wij 3 zeggen ja, blauw is de geschikte kleur. Dan komt er nog iemand die zegt groen is ook wel leuk en wij verrek dat kan ook. Dan pas brengen we het bij de ledenvergadering. Dan zeggen we, we hebben twee bekertjes. Onze eerste keus ging daarvoor, maar tijdens de oordeelsvormende vergadering kwam dat naar voren, wat vinden jullie? En dan kan het best zijn dat het andere bekertje het dan wordt, dat kan best zijn. Dat heeft te maken met de onderwerpen. Wat een aantal mensen, als we het hebben over het ziekenhuis in Velden, ik noem maar iets. Moet dat die kleur steen of die kleur steen, dat is gezeur. Zoek het maar uit. Mag van ons zo, maar ook zo.

I: Hoe houdt je contact met leden en achterban? Heeft Realisten bijvoorbeeld een website? R: Ja, wij hebben een website. Zelf moet ik eerlijk zeggen maak ik heel veel gebruik van telefoon en ik ga nog wel eens naar mensen toe. Allemaal mailtjes gaan sturen, ik bel ze gewoon op. Die mensen zitten te wachten, dan stap ik in de auto of op de fiets, of ik bel mensen op. Dan ‘bent u vanavond thuis, moet u even zeggen hoe laat. 7 uur, dat is goed. Een uurtje of een half uur. Dat zijn mensen uit de achterban en iedereen weet dat gedoe van Hyves en zo daar doe ik allemaal niet aan mee. Facebook staat wel een link op onze site, en we hebben wel een lid die is er gespecialiseerd in. Ik heb zelf zoiets van, ik wil gewoon met mensen praten. Gewoon met mensen aan tafel zitten en wat vindt u ervan: van gedachten wisselen. Gewoon rechtstreeks contact met mensen, kopje koffie erbij. I: En u merkt ook dat dat gewaardeerd wordt door uw achterban, ook bij de mensen die die middelen allemaal beheersen? R: Ja.

188 Masterthesis tussen Bestuur en Burger

I: Dus die vinden het ook prettig om nog gewoon persoonlijk contact te hebben? R: Ja, die vinden dat heel prettig. Net zoals ik dat zelf prettig zou vinden. Kijk, als je een bijeenkomst hebt, van ontevreden mensen. En ik ga daar naartoe, dan vinden de mensen misschien het is leuk en aardig er is een raadslid hier, maar de burgemeester, Dan is het ‘oh, de burgemeester komt’. Dan komen er 50 mensen meer, want de burgemeester die komt. Dat is een teken dat de mensen serieus genomen worden. Vaak hebben mensen dan bellen ze iemand op, een ambtenaar en dan hebben ze echt het idee ‘ik word van het kastje naar de muur gestuurd’. I: U zegt, ik ga niet wachten tot de mensen naar mij komen, ik ga naar ze toe. Dan een stukje over de lokaliteit van de lokale politiek. Wat maakt voor de lokale politiek bijzonder of eigen, ten opzichte van bijvoorbeeld de landelijke politiek? R: In ons geval is… Volgens mij ontstaan lokale partijen uit onvrede met het landelijke beleid. Dat was bij ons zo in 1982 en ik denk dat dit bij andere lokale partijen ook zo is. Ik denk persoonlijk dat de lokale partijen langzaam uit gaan sterven. Daar heb ik wel zo’n idee van. I: Waarom denkt u dat? R: Als je kijkt vroeger in Tegelen hadden we dus 5 zetels in Tegelen, plus een wethouder. Nu krijg je die herindeling, dus onze roots liggen in Tegelen. De roots van de Belfeldse Democraten (Venlokaal) liggen in Belfeld. Als partij ben je in zo’n dorp ontzettend belangrijk en dan komt er zo’n herindeling en dan krijg je op hetzelfde aantal stemmen dat we normaal hadden, 1500 zeg maar. Daar hadden we in Tegelen 5 zetels + 1 wethouder voor, dan kun je iets doen voor de mensen. Nu, met datzelfde aantal stemmen heb je 1 zeteltje, dus je kunt veel minder bereiken voor de mensen. En daardoor wordt de afstand tussen de burger en politiek steeds groter. En daardoor wordt het ook steeds moeilijker om er nieuwe mensen bij te krijgen. Wij hebben dat gelukkig wel, maar je ziet gewoon dat gewone mensen van het kastje naar de muur gestuurd worden. I: U zegt, die schaalvergroting die zorgt dat u uiteindelijk met veel minder zetels zit en u dus minder slagkracht heeft. Heeft u weleens overwogen om met andere lokale partijen in zee te gaan? R: Ja. In het verleden is daar vaak over gesproken. Ik werk veel met Henk Brouwers (Venlokaal) samen. Maar fusies dat zijn wel zware begrippen, want het zijn wel allebei lokale partijen, maar… Kijk bloed is bloed. Bloedgroep A en bloedgroep B. Het is en blijft moeilijk. I: Omdat waarschijnlijk een deel van beider achterbannen het niet zal waarderen dat je samengaat. R: Nee. Wij zitten ook met een groot aantal mensen, die zijn gewoon voor Tegelen bezig. En als je het over (onverstaanbaar), dan zeggen ze, wat moet ik ermee? Ik kom daar nooit. I: Ik redeneer dan even mee. U zegt, ze gaan uitsterven de lokale partijen, omdat ze weinig slagkracht hebben en daarom links gelaten worden? R: Kijk, net als in het verleden, als je dan een wethouder hebt en 5 raadsleden, dan kun je iets doen. In het verleden, camerabeveiliging op het station. Dat was gewoon een ramp, dat was een overlast. Gans Tegelen stond op z’n kop. Twee keer een motie ingediend. Twee keer stemt de VVD tegen. Derde keer, wie komt er met een motie over de camerabeveiliging in Tegelen? De VVD. Toen heeft iedereen tegengestemd, zelfs degenen die voor waren. Die dachten, dit gaat nergens over. Maar ik wil zeggen, dit gebeurd gewoon. I: 1 van de 39, of 5 van de 17, dat is wel even wat anders. Heeft dat ook gevolgen voor dat idee dat je uitsterft? Waar ligt dat dan aan? R: Omdat de mensen de binding verliezen. We hebben dan nog in de raad gekomen, omdat we specifiek met sport bezig zijn. Met het Groot Venlose. Maar puur de betrokkenheid, is weg. Kijk, als je hier in Tegelen, dat zijn 20.000 inwoners, daar ken je iedere straat. Je kent de bakker, je weet alle ins en outs. Daar ligt Belfeld, daar ligt Arsen-Velden. Je vraagt toch niet aan iemand uit Belfeld waar Kerkstraat in Arsen-Velden ligt, want dat weet dus helemaal niemand. En als dat kleine Belfeld het (onverstaanbaar). I: Dus door schaalvergroting, zien ook de mensen die wel actief waren steeds minder van hun eigen lokale stukje terug en daardoor haken ze af. R: Ja. Dan haken ze af. Je word took vaker van het kastje naar de muur gestuurd. Ik denk dat het

189 Masterthesis tussen Bestuur en Burger bij de landelijke partijen nog veel erger is. I: Die verliezen meer? R: Die verliezen nog veel harder, want ik heb toevallig van de VVD in Tegelen onlangs gehoord dat er in 10jaar tijd meer dan 50 leden vanaf zijn gegaan. I: Heeft dat dezelfde oorzaken als bij de locale fracties? R: Dat heeft meerdere oorzaken. Kijk op een zeker moment in Tegelen, als de VVD in Tegelen zegt, er mogen nooit geen twee snelwegen komen in Venlo door Tegelen. In Venlo zeggen ze, de A74 moet door Tegelen komen. I: Want dat is beter. R: Dat is beter. Maar in Tegelen zegt de VVD; NOOIT geen twee snelwegen door Tegelen. Tegelen komt bij Venlo. Één van de eerste raadsvoorstellen in 2009/2010 was de A74. De VVD (personele beschrijving). I: Kort samenvattend: schaalvergroting leidt tot grotere afstand. De burger haakt af. R: Kijk nu eens in de raad hoeveel mensen er zitten. I: bijna niemand. R: bijna niemand. Wat er dan zit, dat zijn 95% ook nog vaak ambtenaren.

I: Dan wil ik het graag met u hebben over uw rol als volksvertegenwoordiger. Uitleg Trustee/Belangenbehartiger. R: Ik kijk sowieso niet naar een groep mensen. Ik zet me in voor iedereen. Van jong tot oud, van dik tot dun. Ik heb geen voorkeur voor dit zijn mijn mensen. Dat staat bij ons ook altijd centraal. Je doet het voor de mensen. En zo gauw als de mensen het ergens niet mee eens zijn, dan ga je kijken is dat realistisch of is dat niet realistisch. Daarom is de naam Realisten ook naar voren gekomen. Dus we kijken bij alles of dat realistisch is en als we de mensen daarmee kunnen helpen dan doen we dat. Bij ons programma staat niet die straat moet afgesloten worden. Daar staat dit pas in, als mensen aangeven wij willen graag een 30km zone hebben in onze wijk. Dan nemen wij dit op. I: U gaf ook aan, onze achterban ligt vooral bij Tegelen. Maar u zegt, voor ons is Tegelen niet belangrijker dan de rest van Venlo? R: Jawel. Kijk we zijn natuurlijk een partij die onderdeel uitmaakt van Groot Venlo, maar onze roots liggen en zullen ook altijd blijven liggen in Tegelen. Ik verloochen onze afkomst ook niet. Dat zeg ik ook vaak in de raad. Dat wil nog niet zeggen dat we over de andere punten geen mening hebben. Daar proberen we ook zoveel mogelijk op te anticiperen. Maar onze roots liggen in Tegelen en die zullen ook altijd in Tegelen blijven liggen, met het oog natuurlijk op de verdere ontwikkelingen. Als mensen uit Belfeld of Blerik mij gebeld hebben met zaken, ga ik niet zeggen ‘jullie horen bij Blerik, dus bekijk het maar’. I: En u gaf al eerder aan dat dingen die in Tegelen ergens anders in de stad waarschijnlijk ook spelen. R: Dat hoeft niet altijd zo te zijn. Als je gaat kijken in Tegelen overdag hoeveel politie dat je rondziet rijden of wandelen, dan is vaak de vraag, hebben wij wel politie? En als ik dan naar Venlo ga voor een raadsvergadering, dan zijn er genoeg. Ik bedoel, Venlo is groter en ik heb het daar ook vaak over gehad met de burgemeester. Ja, zegt hij, de problemen zijn ook groter. Tegelen is een dorp. En hoe groter de stad, hoe groter de problemen zijn. Ik zeg dan altijd, dat betekent niet dat men in het dorp niemand meer kan zien. We hebben maar een bepaalde inzet, bepaalde middelen, we moeten keuzes maken. Dan krijg je weer die burger. Die moet je dat dan ook weer gaan uitleggen hè. Die snapt dus helemaal nergens niks meer van. Die zeggen in de stad van Venlo, om de 5meter hangt een camera. Als je er dan twee wilt hangen op het station in Tegelen, dan is er geen geld. (telefoontje van fractieondersteuner) R: ik zeg al, ik koppel dat aan de mensen terug hè, na de vergadering. Ik breng dat in en dat laat ik je morgen weten wat de rest er van vond. Dan koppel ik terug en zeg, dit en dit is er uit gekomen, wat vindt je ervan. Of ik stuur een mailtje, dan kun je er eens rustig naar kijken. We hebben ook een presentatie gehad, stuur ik je die erbij. Kijk er even naar, laat even weten hoe we daar verder mee

190 Masterthesis tussen Bestuur en Burger omgaan.

I: Ik weet niet of deze vraag interessant is voor uw fractie, maar ik ben toch benieuwd naar uw mening. Wat voor rol speelt voor u partijdiscipline? Stel dat de Realisten met 4 of 5 man in de raad zouden zitten. Zou u het dan belangrijk vinden dat de fractie één stem laat horen, of dat ieder raadslid als volksvertegenwoordiger los zou moeten kunnen stemmen? R: Ik ben er wel voorstander van dat als we meerdere zetels zouden hebben (dat is in het verleden ook zo geweest), dat het uitgangspunt is dat we gemeenschappelijk 1 lijn kiezen. Maar dat wil niet zeggen, dat er niet bepaalde items zijn, waar het mogelijk is dat een raadslid er een aparte mening er op nahoudt. I: Wat voor soort items zijn dat? R: Dat kan met hele grote majeure projecten, bijvoorbeeld het voetbalstadion. Als raadslid vertegenwoordig je burgers, dus moet je de mening van die burgers vertegenwoordigen. Als je bij de burgers die signalen oppikt, van wij willen geen stadion, want dat gaat veel teveel geld kosten, dan moet je dat ook als raadslid mogen kunnen uitdragen. Het moet in mijn optiek niet zo zijn van, je moet je maar koppelen aan het standpunt van de partij en dat overnemen. Dan kun je net zo goed thuisblijven. Dat is mijn persoonlijke mening. In het verleden is er zo wel gewerkt. In het verleden zijn er bepaalde huizen in Tegelen geweest, het afsluiten van een bepaalde wijk, waar niet iedereen het mee eens was. Dan mag iedereen, mits dat goed beargumenteerd is, mag die rustig voor stemmen. Dan moet je het wel duidelijk van te voren intern bekend maken en dan in de raadsvergadering duidelijk bekend maken waarom je dat doet. En dan mag dat. Je moet de belangen behartigen van die mensen. Ik vind het belachelijk als je zegt van, dan wordt je net zo’n eenheidsworst. I: Concluderend, het liefst kom je tot één standpunt, maar als er echt principiële bezwaren zijn tegen dingen, dan kan iemand los stemmen. R: Ja, dan mag je apart stemmen, mits dat wordt verklaard. I: en even in de raad uiteenzetten waarom dat is. R: Het moet natuurlijk wel ergens hout snijden. Daar ben je volksvertegenwoordiger voor. Je kunt niet zeggen als alle fractieleden voor zijn en jij tegen, dat is de mening van het volk, dat is de mening van de partij. Je zit er als volksvertegenwoordiger, door hun mening moet je uitdragen. Je verkiezingsprogramma vormt een lijdraad, en als er dan 2,3 of 4 man in de raad komen, dan moeten er wel afspraken zijn (en die zijn er bij ons ook altijd). Het moet niet zo zijn dat je zegt halverwege de rit, ik liever zo om dan rechtsom. Ik ga tegenstemmen, terwijl we volgens het partijprogramma voor zijn. Je moet je wel conformeren aan het programma. Binnen die grenzen heb je natuurlijk wel bepaalde bewegingsvrijheid. Zoals de ledenvergadering.

I: Dan wil ik tot slot nog even naar de toekomst van politiek partijen kijken. De vraag of politieke partijen überhaupt nog wel de functie van schakel tussen bestuur en burger kunnen spelen. Wat denkt u dat politieke partijen zouden kunnen doen om die connectie weer te versterken? R: Dat is heel simpel. Je moet van de functie raadslid gewoon een dagtaak maken. Gezien de herindeling, dat is ook gewoon een dagtaak. Als ik zie dat ik zelf 60, 70 of 80 uur in de week bezig ben. Waarschijnlijk heeft het er wel mee te maken dat ik er alleen in zit. Ik kan niemand wijsmaken. We hebben dus raadsleden die in Landgraaf werkzaam zijn en die komen dan ’s avonds naar de raad en zeggen ‘de burgers van onze stad zijn van mening dat…’. Dan ik denk ik, je begrijpt het echt niet. Je weet gewoon niet wat er in de stad omgaat. Als je echt als volksvertegenwoordiger wilt weten wat de mensen in deze stad denken en dan heb ik het niet alleen over de clubjes van de beter gesitueerden, dan moet je ook praten mensen die helemaal onder aan de ladder staan. Ik werk met veel van dat soort mensen, dat bijvoorbeeld een uitkering hebben. Ik ben bij mensen binnengekomen dat ik denk dat dit in Nederland in deze tijd nog voorkomt. Dan hebben we het over miljoenen, dat gaat over gigantische bedragen, dat ik denk jeetje. En dan kom je bij mensen binnen die niks hebben. En ik merk dat steeds meer moet ik helaas zeggen. Een echte toename van armoede. En in sommige wijken zie ik ook steeds meer woningen te koop. Het wordt steeds erger. Ik

191 Masterthesis tussen Bestuur en Burger denk dat er nog heel veel mensen zodanig in de problemen zitten, dat het nog niet te koop staat, maar de eerste deurwaarder al langsloopt. Dat duurt niet meer lang en dan staat die ook te koop. En ik denk dat we daar eerst naar moeten kijken. Er is helemaal geen besef, sommige mensen hebben dan ook nog een bepaalde functie en… I: je zegt eigenlijk, om echt te weten wat er in de stad gebeurt, moet je gewoon voltijd als volksvertegenwoordiger om je heen kijken. R: Als je raadslid wordt in een stad met de orde van grote van 100.000 mensen, dan kan mij niemand wijsmaken dat je dat kunt doen door ergens 5 uur naar een commissievergadering te gaan. Mensen die hebben dan een dagtaak, zeg 36 uur in de week. Dan ben je nog een paar avonden bezig met fractievergadering en raadsvergadering en dan nog die bijeenkomsten die we de laatste tijd allemaal hebben. Mensen met kinderen denken misschien, zaterdagochtend en misschien zondagochtend een paar uurtjes en dan is het einde oefening, want ik moet ook nog vrije tijd hebben. Ik wil ook mijn gezin en kinderen onderhouden. En als je dan iets wilt doen voor een stad met 100.000 inwoners, dat kun je volgens mij niet als je er maar een paar uur per week mee bezig bent. Je weet dan helemaal niet waar je het over hebt. Ik ben 70 of80 uur in de week bezig. Ik kan niet even van Tegelen naar Venlo rijden, dan ben ik 1,5 uur op en neer aan het rijden. Ik kan niet eventjes kijken, wat voor school hebben we het over. En als je ergens wilt weten waarover je hebt, moet je er tijd in steken. Er zitten wel een aantal in de raad die hebben nooit niks te zeggen. Daar schiet je niks mee op, blijf dan thuis.

I: komt dat vaak voor, dat raadsleden helemaal niks zeggen in een raadsperiode? R: Ik zit er nu 12jaar in, ik vind het niveau van de raad steeds minder wordt. I: Hoe komt dat denkt u? R: Die mensen die erin hebben gezeten, vroeger had je voor de herindeling, dat waren de beste politici van Tegelen, beste politici van Venlo. Die moesten allemaal op één lijst komen. Dat was bij CDA, the best of the best. En dan zag je op een gegeven moment van, oh we moeten die Tegelse wel bovenaan zetten. Die bekende politici van Tegelen uit 2000. Niemand meer van over, alleen Pierre Jansen. Dat is de enige en die stopt er ook mee. I: Dus toen Groot Venlo kwam had je nog alle beste politici en die zijn nu afgehaakt omdat nu niet meer aan bod komen. R: Die zijn afgehaakt. Als je wethouder was en je kunt daarna alleen nog raadslid zijn, dat schijnt als een gigantische nederlaag ervaren te worden. Die dingen merk ik zo langzamerhand. Als je eerst hoog stond en daarna niet meer in de raad komt, die mensen kun je niet meer motiveren.

I: Tot slot een vraag, als u zelf iets moet aanwijzen waarvan u zegt, dat zou ik beter moeten doen als politicus, wat zou dat dan zijn? R: Het systeem veranderen. De organisatiecultuur. I: En wat zou u daaraan willen veranderen? Hoe zou die moeten veranderen? R: Als de gemeente iets doet, dan worden er avonden georganiseerd. Maar dat zijn geen inspraakavonden, dat zijn voorlichtingsavonden. Dat is gewoon om de mensen het idee te geven dat men ergens invloed op heeft, maar men heeft nergens invloed op. Er wordt een plan gepresenteerd, daarvan wordt gezegd dat wordt teruggekoppeld, maar dan is het ook einde oefening. De winkeliers in Tegelen zijn woedend dat ze het Wilhelmina plein gaan sluiten voor parkeren. Er zijn drie winkels die moeten gaan sluiten, die kunnen het niet meer opbrengen in verband met de verbouwingen allemaal. En ze worden gewoon niet serieus genomen. En dat wordt steeds erger. En de hele cultuur, ook met dat beeldvormen en oordeelsvormen, ik wordt daar zo doodziek van. Je zit met 2, 3 mensen uit de raad aan tafel. De rest van kabouters zitten er omheen, omdat de partij zegt jullie moeten aanwezig zijn. Hebben er veel niks te zeggen, waar zijn we dan mee bezig. Dit werkt gewoon niet. I: Wat zou je dan anders willen doen? R: Ik zou er veel meer de burgers bij willen betrekken. De wijkraden hebben een bepaalde functie, dat zijn gewoon adviesorganen. Die worden gebruikt door de gemeente van, als het de

192 Masterthesis tussen Bestuur en Burger gemeente uitkomt moet je het advies van de wijkraad en als de wijkraad een advies geeft wat niet uitkomt, wordt het ook niet overgenomen. Neem die burgers serieus. Als je die burgers wilt betrekken bij het politieke proces, want dat wordt steeds minder. Dalijk zie je helemaal niemand meer stemmen. Nu heb je nog een heel aantal mensen die stemmen wat ze vanuit vroeger altijd gestemd hebben. Die stemmen bijvoorbeeld CDA, maar weten helemaal niet wat er in het CDA programma staat. Die stemmen CDA, omdat opa en oma dat deden, omdat vader en moeder dat deden, maar weten überhaupt niet wat het CDA wil. I: Op een gegeven moment overlijden die mensen en dan zijn ze er niet meer. R: Nee. De betrokkenheid die die mensen vroeger hadden, het sociale leven zoals dat vroeger was, dat is helemaal weg. Vroeger kende iedereen in de straat elkaar. Nu weten mensen niet meer hoe de buren heten. Laat staan 2 deuren verder. En als je nu iets wilt, dan moet je in de wijkraad zijn. Ga terug naar de basis. Ga de burger erbij betrekken. Al die grootschalige projecten dat heeft nergens invloed op. Dan zegt de politiek ‘wij moeten die beslissing nemen’. Luister naar de signalen van de mensen. Anders kun je net zo goed een koptelefoon opzetten en muziek gaan zitten luisteren. Mensen zitten op hun laptop te pielen en weet ik veel. Als je ziet waar sommigen tijdens zo’n raadsvergadering mee bezig zijn, we zullen geen namen noemen. Ik zit me dan zo te ergeren. En dan zeg ik thuis, als je daar een camera opzet, en je gaat zoiets uitzenden op Omroep Venlo, dan komt er helemaal niemand meer. Het is gewoon niet interessant. Als ik een probleem heb, dan wil ik daar met de mensen en de gemeenteraad van gedachten over wisselen. En dan beginnen we met het papiertje. Dames en heren goedenavond, ik ben blij dat ik vanavond een woordje tot u mag spreken. Meneer, u heeft nog 1 minuut. Geef die mensen gewoon de tijd om te zeggen wat ze willen en maak daar een spelletje van met die mensen. De mensen antwoord geven en vragen stellen. Neem mensen serieus. Je kunt die mensen niet in een keurslijf steken met 1 minuut. Luister naar die klachten. Je moet het van geval tot geval bekijken. Je moet het aan die mensen overlaten en dan kun je zelf de inschatting maken of iemand in herhaling valt. Ik heb soms het idee, sommige sessievoorzitters zitten er voor jan lul, want het zijn altijd dezelfde die aan het woord komen. Het kan wel. Per onderwerp inschatten hoeveel tijd het mag krijgen. Een beslissing over de kleur van het bekertje of over het centrum van Tegelen waar duizenden mensen mee te maken hebben, dat kun je toch niet op dezelfde manier doen? Dat is belachelijk. Neem de mensen serieus en dan moet je beginnen met die spreektijden af te schaffen. Of in ieder geval op te rekken. Het Sprekersplein, ik ben daar toen zelf bij geweest daar was geen sprake van vaste spreektijden. Soms staat het onderwerp op het agenda van 20:00u tot 21:00u en dan moet je inspreken om 19:00u. Dat is gewoon belachelijk. Als ze dat agenda punt behandelen, laat dan gelijk inspreken. Houdt dat bij elkaar. Weer wat er tussen en van links naar rechts, ik wordt er doodziek van. Betrek de mensen erbij. Je moet er geen 40 mensen bij hebben zitten, je moet een aantal mensen van zo’n groep aan het woord laten. Die dan ook als het onderwerp aan de orde is, echt wat mogen zeggen. Dat de mensen ook het idee krijgen dat ze serieus worden genomen. Als je maar 1 minuut krijgt, terwijl 3 kantjes op papier hebt gezet en je daar drie avonden op hebt zitten klooien om die stukken op papier te krijgen en je kunt dan maar 1 kantje uitleggen aan de raad, ja. I: Ik begrijp wat u bedoelt. Dan wil ik het hier graag mee afronden. R: Ik wil nog één opmerking maken. Mensen gaan pas reageren, als je aan hun portemonnee komt. Wat je ook doet als gemeente met dit of dat, op het moment dat je ergens geld tekort hebt en de gemeente komt met allemaal prestigeprojecten zoals voetbalvelden en dergelijke. En dan kost het de mensen geld, en dan krijgen ze vuur in hun… en dan wordt het ruzie. Ze zeggen, moeten wij nu aan voetbalvelden gaan betalen, we komen toch geld tekort? En als de mensen niet al in dit voortraject betrokken zijn, en als niet wordt uitgelegd waarom dat voetbalstadion. Dat doen de politieke partijen niet, dat is juist het frappante eraan. Als je die keuze maakt, moet je ook aan de mensen durven uitleggen, luister wij maken die keuze en we gaan ervoor. Dat zorgt er wel voor dat de kosten omhoog gaan. Wees daarin gewoon eerlijk, maar dat gebeurt niet. I: Duidelijk. Dank u voor dit gesprek. R: Graag gedaan.

193 Masterthesis tussen Bestuur en Burger