Het Vrije Boek in Onvrije Tijd
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het vrije boek in onvrije tijd Bibliografie van illegale en clandestiene bellettrie samengesteld door Dirk de Jong bron Dirk de Jong (red.), Het vrije boek in onvrije tijd. Bibliografie van illegale en clandestiene bellettrie. Interbook International, Schiedam 1978 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/jong012vrij01_01/colofon.htm © 2007 dbnl / erven Dirk de Jong 1 [Voorwoord door Prof. Mr. H. de la Fontaine Verwey] Bibliografische werken kan men een noodzakelijk kwaad noemen. Immers, is er afschrikwekkender lectuur te bedenken dan eindeloze reeksen van boektitels, waarbij dus de signalementen van duizenden boeken, die men tòch niet lezen kan, opgestapeld worden? Van ‘lectuur’ kan eigenlijk nauwelijks sprake zijn, want wie beschikt over voldoende aandacht of uithoudingsvermogen om dergelijke werken geheel door te lezen? Dit neemt niet weg, dat bibliografieën noodzakelijk zijn. Zij geven een zo volledig mogelijke opsomming van de geschriften, die in een bepaald land, een bepaalde taal, een bepaalde periode of over een bepaald onderwerp het licht gezien hebben. Zij zijn dus onmisbare hulpmiddelen voor wie concrete inlichtingen over boeken wenst, maar ook voor wie zich oriënteren wil over een bepaald facet van het letterkundig leven in ruime zin. Maar iets anders dan een min of meer gebrekkig hulpmiddel kan een bibliografie niet zijn, ook al omdat het gewoonlijk meer op de volledigheid der geboden gegevens aankomt dan op de critische bewerking ervan. Bovendien zullen dergelijke werken, vooral de nationale bibliografieën, d.w.z. de opsommingen van alle boeken in een bepaald land verschenen, dikwijls van zo grote omvang worden, dat het practisch onmogelijk is van deze werken een ander gebruik te maken dan voor het beantwoorden van concrete vragen. Een enkele maal heeft men getracht een bibliografie leesbaar te maken door het inlassen van amusante opmerkingen, maar dit is tenslotte een vervalsing van het genre. Werkelijk leesbaar is een bibliografie slechts in een hoogst zeldzaam geval. Dit is bij uitzondering mogelijk wanneer het gaat om een reeks van titels, die alleen door hun vermelding en door hun onderlinge samenhang reeds zonder commentaar een duidelijk beeld oproepen van een bepaalde cultuurperiode of een geestelijke activiteit. samengesteld door Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd 2 Het werk van de Heer de Jong, dat hierbij geboden wordt, is zulk een zeldzame vogel in de bibliografische volière. In wezen is het een stukje nationale bibliografie, maar wie het ter hand neemt, zal tot zijn verwondering bemerken, dat in deze simpele, op 't eerste gezicht misschien afschrikwekkende vorm een uiterst boeiend beeld geboden wordt van het Nederlandse geestesleven tijdens de bezetting. Een stukje nationale bibliografie: immers, hier vindt men met de grootste zorg bijeengegaard de volledige gegevens omtrent alle werken van letterkundige aard, die niet in de ‘officiële’ bibliografie van die dagen vermeld staan: de boeken in het verborgene gedrukt. De opsporing en de beschrijving van deze categorie van boeken, uit welke periode of welk land ook, zij het uit de hervormingstijd of de Franse revolutie, geldt van oudsher als de hogeschool van de bibliografische voltigeerkunst. In tegenstelling tot de speurders naar clandestiene drukken uit vervlogen perioden heeft de samensteller van deze bibliografie het voorrecht gehad, dat hij de beschreven periode zelf als ‘boekenman’ en bibliograaf actief heeft meegemaakt. De nasporingen, toen begonnen, heeft hij na de bevrijding terstond voortgezet. Over de hoeveelheid speurzin en geduld, die nodig geweest is om dit resultaat te bereiken, moet men niet gering denken. Niemand anders dan de Heer de Jong was tot deze arbeid in staat en voor deze uiterst welkome aanvulling op onze nationale bibliografie (men zou dit boek kunnen noemen ‘wat niet in Brinkman staat’) moeten wij hem uiterst dankbaar zijn. Doch zoals gezegd, ondanks de strenge beperking tot zuiver bibliografische gegevens geeft dit boek nog veel meer. Het weerspiegelt getrouw en in al zijn facetten het nationale letterkundige leven tijdens de bezetting, toen de vrije Nederlandse schrijvers zich, ondanks het optreden van de bezetter en zijn handlangers, uiten wilden, toen de vrije Nederlander zelf zijn lectuur wilde kiezen en vindingrijke geesten ervoor zorgden, dat die lectuur gedrukt werd. Er is in onze letterkundige geschiedenis wellicht geen periode aan te wijzen, waarin de litteratuur zulk een even brede als diepe werking gehad heeft. Men kan zelfs zeggen, dat de letterkunde een der krachten geweest is, die het volk weerbaar gemaakt en tot verzet gebracht hebben. Niet in directe zin: slechts een klein gedeelte van de hier beschreven boeken zijn van opstandige aard en staan in rechtstreeks verband met het verzet; ook niet in nationale zin: juist in die dagen samengesteld door Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd 3 greep men gaarne naar wat kwam van over andere grenzen dan die in het Oosten; zelfs niet in actuele zin: immers, de klassieke en exotische litteraturen zijn hier ruimschoots vertegenwoordigd. Desondanks moet getuigd worden, dat nooit tevoren de letterkunde zo opstandig, zo nationaal en zo actueel geweest is als tijdens de jaren van de bezetting; dat de kracht van de poëzie als menselijke levensuiting zelden zo sterk gevoeld is als in die jaren toen niet alleen de jongeren, die haar tot dusver nauwelijks kenden, in kerker en kluis actief haar bevrijdende werking beleefden, maar ook aan talloos velen, voor wie zij een gesloten boek gebleven was, haar betekenis geopenbaard werd. Misschien mag men zeggen, dat de Duitse occupatie nuttig geweest is om ons Nederlanders duidelijk te maken, dat de litteratuur ‘une occupation inutile’ en daarom van onschatbare waarde is. H. de la Fontaine Verwey samengesteld door Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd 4 [Voorwoord door Gerrit Kamphuis] De titel van deze bibliografie zou de titel kunnen zijn van een studie, die nog geschreven zal moeten worden. Ongeduldigen hebben beweerd, dat de periode van onderdrukking en verzet, die nu reeds een tiental jaren achter ons ligt, al te gauw en te gaarne werd vergeten, dat het beschamend is een nog steeds ontbreken te moeten constateren van een standaarduitgave der verzetspoëzie, enz. Zijn deze verwijten billijk? Het zal goed zijn te bedenken, dat zelfs (of moet ik zeggen: juist?) een studie als de bovengenoemde, over een onderwerp dus uit een zo recent verleden, niet in haast te schrijven is. Zowel het verzamelen van materiaal als het ordenen en beschrijven daarvan eisen veel tijd. De snel levende mens van heden mag dan al (en inderdaad niet ten onrechte) bang zijn, dat het nog betrekkelijk kort achter hem liggende en door hem zelf zo intens beleefde verleden al te spoedig in de herinnering terugwijkt, wie de reconstructie van dat verleden beproeft, of zelfs maar van een enkel aspect daarvan, zal al gauw ontdekken, dat eigen vroegere belevenis en activiteit wel van grote waarde is bij de terugblik, maar slechts aangevuld door veel studie kan leiden tot het grotere geheel, dat hij zich voorstelde. Dit nu kost, als gezegd, veel tijd. Men zou hierover met enig recht Vondel kunnen nazeggen: ‘Dees' langzaamheid past grote zaken’. Het is dan ook geen wonder, dat de Heer Dirk de Jong eerst thans, dertien jaar na de bevrijding, zijn zo uiterst zorgvuldig bewerkte bibliografie der illegale en clandestiene letteren uit de periode 1940-1945 in druk kan doen verschijnen. Het plan voor de uitgave van dit boek dateert reeds van kort na de bevrijding. Maar de uitwerking, zoals die thans voor ons ligt, verschilt door allerlei oorzaken aanmerkelijk van de oorspronkelijke opzet. Reeds tijdens de bezetting kwam het voornemen op om, zodra de samengesteld door Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd 5 bevrijding een feit zou zijn geworden, een zo volledig mogelijke tentoonstelling te organiseren van wat er aan illegale en clandestiene literatuur in ons land was verschenen. In de eerste helft van april 1945, die periode van honger en hoop, welke in het bijzonder de bewoners der grote steden zo lang zal heugen, besprak Prof. Dr. N.A. Donkersloot, toenmaals voorlopig voorzitter der Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars, met mij de mogelijkheden van het realiseren van een dergelijke tentoonstelling. En reeds enkele weken na de bevrijding, op woensdagavond 23 mei, werd in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek de eerste vergadering van het werkcomité ter voorbereiding gehouden. Behalve Prof. Donkersloot (voorzitter) en ondergetekende (secretaris) maakten van dit comité in zijn eerste opzet deel uit mejuffrouw H. Tielrooy (2e secretaresse) en de heren Mr. H. dela Fontaine Verwey en H. van der Bijll (resp. bibliothecaris en conservator van genoemde Universiteitsbibliotheek; de laatste fungeerde als penningmeester van het comité), G. Lubberhuizen (directeur van de uitgeverij ‘De Bezige Bij’), Reinold Kuipers en Jhr. W.J.H.B. Sandberg (directeur van het Stedelijk Museum). Tijdens deze vergadering reeds werd besloten een gedenkboek van de tentoonstelling te laten verschijnen. Dit zou, behalve een bibliografie van de clandestiene en verzetsliteratuur, ook bijzonderheden bevatten over de tentoonstelling, benevens de teksten der voordrachten en lezingen, die zouden worden gehouden, o.a. door Dr. K. Heeroma, Jac. P. Romijn, Chr. Leeflang en ondergetekende. De tentoonstelling ‘Het Vrije Boek in Onvrije Tijd’ werd op 27 juni door de dichter Martinus Nijhoff geopend in het Stedelijk Museum en duurde tot 12 augustus. Het ‘Feestcomité