Downloaded from Brill.com10/07/2021 10:27:03AM via free access □ OÉ Marlies Stoter LU O

HENDRICK VAN BUIJTENHEM EN < DE REIS VAN ZIJN JAPANSE LAKKOKER De ontdekking van een koker van Japans lakwerk in de collectie van het Fries Museum was in 2007 even groot nieuws. Zowel binnen als buiten het co museum wekte het verbazing dat dit 17e-eeuwse Japanse voorwerp met daarin vier authentieke documenten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie nog niet eerder voor het voetlicht was verschenen. Lakwerkexpert Christiaan Jörg was onder de indruk van de kwaliteit en de gaafheid van de vondst, bovendien gaat het om een zeer zeldzame vorm: Jörg had niet eerder een documentenkoker van lakwerk gezien.

De inhoud is ook uit historisch oogpunt van belang: de vier documenten, voorzien van handtekeningen, officiële lakstempels en jaartallen zijn de aanstellingsbrieven van Hendrick van Buijtenhem als opperhoofd van Japan. O Tientallen meters officieel VOC-archief zijn bewaard gebleven, maar persoonlijke VOC-documenten zijn betrekkelijk zeldzaam. Met opperhoofd wordt een hoge functionaris van de VOC aangeduid en in dit < geval gaat het om de belangrijkste man van Deshima, een klein kunstmatig eiland in de baai van Nagasaki in Japan. Daar moesten de Hollandse koop­ lieden in dienst van de VOC sinds 1641 verplicht wonen, wilden zij handel i/j kunnen drijven met de Japanners. Naast de Chinezen waren zij de enigen, die goederen uit Japan mochten uitvoeren en ze accepteerden de serie dwingen­ LU de en kostbare maatregelen die de Japanners hen oplegden. Vooral de uitvoer 0^ van Japans zilver (tot 1668) en koper was voor hen van cruciaal belang voor de intra-Aziatische handel. De Nederlanders voerden zelf zijde uit Bengalen, wollen stoffen uit Europa, huiden, suiker en diverse andere Europese produc­ O ten in. Er werd Japans porselein ingekocht evenals lakwerk in allerlei vormen en maten, afkomstig uit de omgeving van Kyoto en Nagasaki. De persoonlijke bewegingsvrijheid van de Nederlanders wordt zo ingeperkt dat Engelbert Kaempfer (1651-1716), die in 1691 en 1692 als arts op Deshima werkt, ver­ zucht: ‘Aldus leven wy ’t geheele jaar door, weinig beter dan gevangenen, besloten binnen den omtrek van een klein Eyland, onder geduurig en naauw toezicht onzer bewaakers.’1 Ieder jaar werd er vanuit door de gouverneur-generaal een nieuwe koopman als opperhoofd van Deshima aangesteld. Ook dit is een belangrijke eis van de Japanse overheid: elk jaar een nieuwe directeur, zodat de banden Afbeelding i met de Japanners die het eiland bevoorraden, beveiligen en als tolk fungeren, De lakkoker op de vier niet te nauw worden. Maar wanneer een koopman goed bevalt in zijn functie documenten en kaart als opperhoofd, dan keerde hij vaak na een jaar in Batavia terug naar de van Nagasaki en om­ vrijwillige hechtenis van Deshima. De handel met de Japanners bood geving uit De Beschrij­ ving van Japan van namelijk volop kansen om er, oogluikend gedoogd door de VOC, zelf handel Engelbert Kaempfer. naast te drijven, zodat de meesten na een paar jaar in Japan welgesteld naar Foto: Fries Museum, het vaderland terugkeerden. Hendrick van BuijtenhemDownloaded kreeg from Brill.com10/07/2021 deze verant ­10:27:03AM Erik en Petra Hes merg woordelijke en lucratieve functie maar liefst vier keer: in de jaren 1684-1685,via free access Afbeelding 2 1687-1688, 1690-1691 en 1692-1693. De documenten in de koker zijn de Bovenzijde van het dek­ schriftelijke getuigen van deze aanstellingen. sel van de lakkoker met Door de aanwezigheid van driemaal het monogram HVB (Hendrick van de initialen tussen chry­ santen. Foto: Fries Buijtenhem) in gouden letters op de buitenzijde van de koker wordt duidelijk Museum, johan van de dat het voorwerp en de inhoud onmiskenbaar met elkaar verbonden zijn. Veer Door de jaartallen op de documenten kan de koker rond 1690 worden gedateerd.

Hendrick van Buijtenhem, opperhoofd van Japan

De loopbaan van Hendrick van Buijtenhem is in grote lijnen traceerbaar in de archieven van de VOC in het Nationaal Archief in Den Haag en in diverse Aziatische archieven. Een belangrijke bron van informatie over de vertrekkende en binnenkomende schepen en over de benoemingen en bevorderingen van

het hogere personeel wordt gevormd door de Daghregisters,Downloaded from Brill.com10/07/2021 die op het kasteel 10:27:03AM van Batavia werden bijgehouden. De op Deshima geschreven Daghregistersvia free access geven een indruk van de dagelijkse gang van zaken op het eiland, van de handel en van de jaarlijkse hofreis naar Jedo (Tokio). Een nadeel is dat deze journalen bedoeld zijn als verantwoording en verslaglegging aan de Hoge Regering in Batavia. Persoonlijke zaken spelen in deze dagregisters een ondergeschikte rol. In contemporaine publicaties zoals De Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie door Pieter van Dam en Oud en Nieuw Oost-Indië door Fran^ois Valentijn is uitgebreide aanvullende informatie over de hele VOC en haar kantoren te vinden, maar af en toe ook een persoonlijke noot. Over Van Buijtenhem is bijvoorbeeld bij Valentijn te lezen: ‘Dit was een ongemeen, verstandig, zachtzinnig en minzaam heer, die zich onder de Japanners bij uitstek heeft weten bemind te maken en tegelijk ook zoveel genoegen aan zijne oppergebieders te geven dat hij allereerst tot viermaal toe naar Japan gezonden werd.’2 Wanneer Hendrick van Buijtenhem precies naar de Oost vertrokken is en in welke rang of hoedanigheid is niet duidelijk geworden. Het jaar 1675 is het meest waarschijnlijk en dan is hij ongeveer 19 jaar oud.3 Net als vele anderen zal hij langzaam opklimmen van assistent tot koopman en van koopman tot koopman-en-secunde. Hij werkt al een aantal jaren op Deshima, wanneer hij in de zomer van 1684 vanuit Batavia een salarisverhoging van 50 naar 65 florijnen in de maand krijgt. Zijn eerste aanstelling tot opperhoofd van Deshima in het najaar van datzelfde jaar wordt bepaald door een speling van het lot. Het vertrekkend opperhoofd Constantijn Ranst de Jonge moet tot zijn schrik ervaren, dat zijn vervanger Joannes Besselman onderweg naar Deshima aan boord overleden is.4 Noodgedwongen besluit Ranst de Jonge om zijn tweede man op het eiland, Hendrick van Buijtenhem, in zijn plaats te benoemen. Van Buijtenhems eerste aanstellingsbrief wordt dus door Ranst de Jonge in Nagasaki geschreven op een gewoon vel Nederlands papier en niet door de gouverneur-generaal op het kasteel van Batavia, zoals gebruikelijk is.

In de correspondentie wordt hij aangeduid als provisioneel opperhoofd, totdat maanden later zijn benoeming alsnog in Batavia ‘geapprobeert, wordt.

Afbeelding 3 Detail uit de afbeelding van de stoet op weg naar Jedo. Uit Kaem­ pfer, Tafel XXII. Foto: Fries Museum

Downloaded from Brill.com10/07/2021 10:27:03AM 2 via free access Waarschijnlijk trouwt hij vrij kort na zijn terugkeer in Batavia met Regina van Breen, dochter van de Zeeuwse predikant Gilles van Breen en Cornelia de Coninck. In het voorjaar van 1686 worden Constantijn Ranst de Jonge en Hendrick van Buijtenhem samen naar Bantam gestuurd om daar voor de Compagnie orde op zaken te stellen. Ranst de Jonge vertrekt eerder dan zijn collega, omdat hij weer scheep moet gaan naar Deshima om opperhoofd Andries Cleyer af te lossen. De zomer is de ideale tijd om, profiterend van de zuidwest moesson, vanuit Batavia naar Japan te varen. Na aankomst blijven de schepen enkele maan­ den liggen in de baai van Nagasaki, totdat het vertrekkende opperhoofd in november of begin december weer met de noordoostelijke moesson vertrekt. Tijdens de drukke handelsmaanden verkeren beide opperhoofden op het eiland en voor het hele personeel is dit de gezelligste periode van het jaar. Tussen de eerste en de tweede aanstelling van Van Buijtenhem verstrijken twee ambtsperioden. Na de tweede aanstelling wordt hij wel direct her­ benoemd, maar hij blijkt vanwege ‘onpasselyckheyt’ niet in staat om te vertrekken en Balthasar Sweer vertrekt in zijn plaats.5 Het stelt hem in staat de geboorte van zijn oudste dochter in Batavia mee te maken. Pieter van Dam, secretaris en geschiedschrijver van de VOC over de periode 1631-1709, spreekt over de gewoonte om een opperhoofd van Japan in de tussenliggende jaren op Batavia een functie te geven in de Raad van Justitie. Hendrick van Buijtenhem neemt pas zitting in deze Raad van Justitie na afloop van zijn vierde ambtsperiode en het is een raadsel waarom bij hem van deze gewoonte is afgeweken. Kan het zijn dat hij vanwege zijn bedacht­ zame en vriendelijke karakter bij uitstek geschikt is om diplomatieke rollen te vervullen op wisselende locaties? De opdracht in Bantam is daar misschien een voorbeeld van. Wanneer hij in 1697 Verlost' wordt naar het vaderland, laat hij nog enige tekenen van leven achter, die in de archieven zijn terechtgekomen. Zo ver­ koopt hij onderweg op Kaap de Goede Hoop vijf slaven. Daar vandaan vertrekt de samengestelde retourvloot van schepen afkomstig uit Batavia en Ceylon naar Nederland. Na het overlijden van commandeur Hendrik Pronk op de Kaap is er nog even sprake van dat vice-commandeur Van Buijtenhem zijn functie overneemt, maar bij meerderheid van stemmen wordt collega vice-commandeur Willem Burggraaf gekozen tot commandeur van de retourvloot.6

Samen op pad in Japan

Over Van Buijtenhems vierde jaar op Deshima is De Beschryving van Japan door Engelbert Kaempfer van onschatbare waarde. Kaempfers aanstelling op Deshima in 1691 valt samen met de laatste aanstelling van Van Buijtenhem als opperhoofd en daarom is zijn boek een buitenkans om Van Buijtenhem - soms zelfs letterlijk - op de voet te kunnen volgen. Kaempfer gebruikte zijn twee jaren op Deshima om nauwgezet alle aspecten van Japan in kaart te brengen. Voor zijn vertrek had hij alle bestaande verslagen en verhande­ lingen van kooplieden en missionarissen over dit keizerrijk goed bestudeerd. Het moet voor Kaempfer prettig zijn om bij een ervaren directeur als Van Buijtenhem terecht te komen. Zijn waardering blijkt uit enkele opmerkingen over zijn manier van doen en karakter. In zijn informatieve hoofdstuk over de

Nederlandse handel vergelijkt hij de onkostenrekeningenDownloaded from onder Brill.com10/07/2021 de verschil 10:27:03AM­ lende opperhoofden uit het laatste tijdvak. Hij laakt de bijzonder hoge via free access onkostenrekening van zijn landgenoot Andries Cleyer, die in schril contract staat met het prudente uitgavenpatroon onder Van Buijtenhem.7 Sinds 1649 mag de arts van het eiland mee op de jaarlijkse hofreis naar Jedo. Kaempfer vertelt, dat hij de hofreis twee keer met veel plezier gemaakt heeft. De eerste keer in 1691 samen met Hendrick van Buijtenhem en de tweede keer in 1692 met Corneli(u)s van Outhoorn, de broer van de gouverneur- generaal. Kaempfer prijst beide mannen op warme toon en vindt Hendrick van Buijtenhem: ‘een Heer van groote Vroomheid, Welsprekentheid, en Edelmoedigheid, zeer ervaare in de Costumen en Taaien der Japoneesen, die door zyn goed beleyd de achting zijner Meesters wist op te houden zonder nadeel of schaade toe te brengen aan hunne belangen.’8

In tegenstelling tot de andere handelspartners van Japan, de Chinezen, mogen de Nederlanders wel verplicht op bezoek bij de keizer. Het opper­ hoofd krijgt gedurende de reis de status van een Japanse edelman, omdat hij alleen in deze hoedanigheid op audiëntie mag komen: ‘Alle Prinssen, Heeren en Vassalen van ’t Japanse Rijk gehouden zijnde een's jaars aan ’t Hof te verschijnen, zo is ’t door den keyser bepaalt, op welken tijd en welken dag zij moeten op ryes gaan.’9 De meeste tijd voorafgaand aan de reis gaat heen met het zoeken, bij elkaar brengen en zorgvuldig inpakken van de vele geschenken voor de keizerlijke majesteit, voor zijn geheimraden en voor zijn ambtenaren. De stadsvoogden van Nagasaki zoeken zelf in de pakhuizen op Deshima naar wat van hun gading is en aarzelen niet om ieder jaar aan het vertrek­ kende opperhoofd een verlanglijst te geven met daarop kostbare voorwerpen, die uit Batavia en uit Europa overgebracht moeten worden. Zo wordt Hendrick van Buijtenhem vlak voor zijn vertrek naar Batavia in 1691 specifiek gevraagd om te zorgen voor een mooi snoer van gave bloedkoralen om de keizer te plezieren.10 Ook het zoeken naar paarden en dragers en de bijzondere manier van de bagage inpakken nemen veel tijd in beslag. En dan vertrekken ze eindelijk: ‘Op zaterdag den tienden van Sprokkelmaand in ’t jaar 1691 ging de heer van Butenheim, bestierder van onzen handel, en gezant naar ’t Hof des Keyzers, met de gewoonlijke plechtigheden en wachten naar de twee Stadsvoogden van Nagasaki om zijn afscheid te nemen, en om de Nederlanders, die gelast waren op Deshima te blijven, in hunne gunstige bescherming te beveelen.’ De wekenlange reis gaat over zee en over land en de wisselende land­ schappen en ervaringen onderweg worden uitvoerig en in detail besproken. Kaempfer geeft goede adviezen over het meenemen van een wijde regen­ mantel van dubbel gevernist geolied papier en een grote zonnehoed van bamboe of stro, maar Van Buijtenhem zal die niet nodig hebben. Als opper­ hoofd mag hij hoog en droog plaatsnemen in een norimon, een Japanse draagkoets voor hoge heren.

Na 29 dagen komen ze in Jedo aan, waar ze hun intrek nemen in een herberg. Na weken wachten op toestemming voor de audiëntie, mag op het moment suprème alleen het opperhoofd naar binnen: ‘Zo ras als hy daar quam schreeuwden zij overluyd Hollanda Captain, ’t welk het zein was voor hem om te naderen, en zyn plichtpleging en gehoorzaamheid te bewyzen. Vervolgens kroop hy op handen en knien tot een plaats die hem aangewezen wierd, tusschen de Geschenken op behoorlyke order geschaart, aan de eene kant en de plaats daar de keyser zat aan de andereDownloaded zyde: from toen Brill.com10/07/2021 knielende 10:27:03AMboog hy zyn voorhoofd ten eenemaal tot den grond, en kroop zo te rug gelykvia eene free access krabbe, zonder eenig woord te spreeken. Zo gering en kort is het gehoor, dat wy hebben by zulken machtigen Monarch.'11 Hendrick van Buijtenhem wijdt enkele zinnen aan de kunstjes, die ze aan het Keizerlijke Hof moeten doen, waarbij ze vanachter schermen door Japanse dames begluurd worden. Dagregister 1691, donderdag 29 maart: ‘Hiertusschen waren wij [het Opperhoofd Hendrik van Buijtenhem en zijn gevolg bij de audiëntie te Jedo] nederleggende tot dat den Keijser [d.w.z. de Sjogoen]... ons door den Oppertolck ... liet belasten regt op te sitten, mantels af te doen, hoeden op te setten, heen en weer te gaan, een liedeken te singen, op ons manier den anderen te complimenteren, te bekijven, eens te dansen, een droncke matroos te verbeelden, mijn vrouw en kinderen haar namen, onse eijgen en die van de Nangasackijse gouverneurs overluijd op te roepen, ijets op ‘t papier te teijkenen en een stuck van een comedie te ageeren....' Gelukkig laat de keizer hen niet met lege handen retour gaan. Het gebruike­ lijke geschenk aan de Nederlandse delegatie is een grote stapel ‘Keyserlijcke rokken', kostbare kimono's van zijde, die via Deshima naar Batavia ver­ scheept worden.

Lakwerk voor Batavia

Minder kwetsbaar dan zijden kimono's zijn lakwerk en porselein. De meeste exportgoederen uit Japan zijn verbruikt en verdwenen, maar gebleven zijn de kostbare voorwerpen van Japans lakwerk en porselein, die als tastbare herinneringen aan de eeuwenlange handelsrelatie met Japan fungeren.12 De hoge waardering voor lakwerk kan in Japan als een constante beschouwd worden. Engelbert Kaempfer illustreert een beeld van een luxueus en kostbaar product aan de hand van eigenaren, omgang en gebruik. Een paar voorbeelden volstaan: tijdens de hofreis ziet hij Japanse prinsen met in hun bagage grote kisten bekleed met rood verlakt leder en hun wapenschilden van hetzelfde materiaal. Die verlakte kisten en verlakte schone koffers en korven keren regelmatig terug in zijn observaties. Ook valt hem op, dat de schotels van lakwerk in de herbergen onderweg direct na gebruik gewassen en drooggewreven worden, zodat ze jarenlang helder, schoon en glanzend blijven. In zijn rol als botanicus beschrijft hij de lakboom en tegelijk de waar­ dering voor het product: ‘De Urische of vernisch-boom is een der edelste en voordeeligste boomen van dit land. Ze geven uyt een melkachtig zap, 't welk de Japoneesen gebruyken tot Vernisch te maken, en gelyk wy ’t noemen, alle hunne huysraadt als houte borden, schotels te verlacken, en dit algemeen, van den Keyzer af tot den geringsten boer toe. Want zelf aan 't Hof en op de Keyzerlyke Tafel, worden servisen van Lackwerk meer geschat dan de goude en zilver.’13 Al aan het begin van de 17e eeuw erkennen ook functionarissen van de VOC de schoonheid van Japans lakwerk. Bovendien hopen ze op mogelijkheden voor de afzet van voorwerpen van lakwerk in Azië en in hun eigen land. Toch is de geschiedenis van dit handelsproduct geen onverdeeld succes voor de VOC. Veelvuldig en terugkerend zijn de problemen rond prijsafspraken en leveranties tussen de lakwerkers en kooplieden van de VOC. Rond 1690 wordt de handel zo moeizaam, dat de VOC besluit na 1693 geen lakwerk meer te bestellen.14 Juist in deze periode is Hendrick van Buijtenhem voor de derde en vierde keer opperhoofd van Japan geweest.

Een belangrijke rol als intermediair tussen opdrachtgeverDownloaded from en Brill.com10/07/2021 lakwerker speelt 10:27:03AM het opperhoofd op Deshima, of hij nu voor zijn werkgever in Batavia onder-via free access Afbeelding 4 (links) handelt of voor zijn eigen particuliere gewin. Onder de noemer van particulier Schotel met het wapen initiatief komen de gepersonaliseerde voorwerpen van lakwerk met wapens Valckenier, Rijksmuse­ en monogrammen tot stand, want dergelijke bestellingen worden niet door de um, inv.nr. BK-1994-30 VOC zelf gedaan. Sommige van deze schotels, doosjes en schilden zijn Afbeelding 5 gegarandeerd gebruikt als relatiegeschenk met een specifiek doel. Kaempfer is Schotel met spiegel- er weer heel duidelijk over: ‘...moet hij zich ondernemen Batavia te verlaten, monogram van Willem veel min derwaardts te keeren, zonder waardige erkentenissen aan zijn van Outhoorn en Elisa- weldoeners, ten zy hy in ’t toekomende niet wil uytgesloten blyven buyten beth van Heyningen, Rijksmuseum, inv.nr. eenig diergelyk Eer-ampt.’15 Met andere woorden, wie een nieuwe (en luc­ BK-i 990-9 ratieve) aanstelling wil krijgen moet van te voren zijn dankbaarheid en erkentelijkheid tonen aan zijn superieuren in Batavia. In de bagage van een naar huis kerend opperhoofd bevinden zich zijden tabbaards - de geschen­ ken van de keizer en zijn dienaren -, eetwaren, porselein, verlakt Japans goed en andere handwerkproducten.

Het spreekt vanzelf, dat de belangrijkste mannen in de Hoge Regering van Batavia met regelmaat dergelijke kostbare geschenken kregen, afkomstig van de verschillende factorijen. Uit het bezit van de twee gouverneurs-generaal Willem van Outhoorn en zijn opvolger Joan van Hoorn, die rond 1700 deze functie bekleedden, zijn enkele voorwerpen van lakwerk met wapens en spiegelmonogrammen bewaard. Willem van Outhoorns wapen prijkt op het middenplat van een schotel in het Peabody Essex Museum in Salem met in de rand een reisgezelschap in een doorlopend landschap. Deze voorstelling doet aan de Hofreis naar Jedo denken en is ook terug te vinden op een schotel met het wapen Valckenier in het Rijksmuseum in . Kan het hier gaan om het wapen van Wouter Valckenier, president van de Raad van Justitie en collega van Hendrick van Buijtenhem in Batavia? Wouter

Jacobsz. Valckenier (1659?-1710) en Hendrick Downloadedvan Buijtenhem from Brill.com10/07/2021 hebben el 10:27:03AM­ kaar goed gekend. Valckenier is al getuige bij de doop van Hendricks dochtervia free access Esther in 1689. Bovendien maakt Van Buijtenhem tussen 1693 tot aan zijn vertrek naar Nederland deel uit van de Raad van Justitie in Batavia, waar Valckenier over presideert. Van Outhoorns handtekening staat onder de vierde aanstellingsbrief van Hendrick van Buijtenhem en misschien zijn deze schotels uit erkentelijkheid aan beide hoge functionarissen geschonken.16 Willem van Outhoorn en zijn vrouw Elisabeth van Heyningen hebben ook een rol gespeeld in het persoonlijke leven van Hendrick van Buijtenhem. Ze zijn getuigen bij de doop van zijn kinderen evenals hun dochter Susanna Agnieta van Outhoorn, de vrouw van Joan van Hoorn.17 Voor deze beide echtparen, Van Outhoorn-Van Heyningen en Van Hoorn-van Outhoorn, zijn twee identieke schotels met hun spiegelmonogram erop gemaakt. Alhoewel geenszins te bewijzen valt dat Hendrick van Buijtenhem recht­ streeks betrokken is bij de genoemde schotels, kan een sterke relatie tussen hem en de oorspronkelijke eigenaren niet ontkend worden. Van de lakwerk- koker is evenmin bekend of hij zelf hiervoor een bestelling heeft gedaan of dat hij de documentenkoker als een geschenk van een Japanse relatie heeft gekregen. De decoratie van de koker is doorweven met Japanse symboliek en heeft na drie eeuwen nog niets aan schoonheid ingeboet.

De reis van de lakkoker

Opmerkelijk is de verblijfplaats van de koker in de provinciale collectie van Friesland. De provincie Friesland kent geen roemrucht VOC-verleden. Kort samengevat hebben de Friezen te lang gewikt en gewogen om hun geld in deze multinational-in-oprichting te stoppen en kwam er dus geen kamer Friesland binnen de VOC. De collectiegeschiedenis van het Fries Museum rust op de pijlers van de sterke betrokkenheid van de Friezen met hun (culturele) erfgoed. Eeuwenlang zijn er binnen Friese overheidsinstanties, genootschappen en families veel voorwerpen met een duidelijke herkomst­ geschiedenis bewaard voor het nageslacht. De vraag is of dit ook geldt voor de koker, met andere woorden: zijn er relaties te vinden tussen de schenker aan het Fries Museum, Duco Gerrold Rengers Hora Siccama (1876-1962) en de eerste eigenaar, Hendrick van Buijtenhem? Rengers Hora Siccama stamt uit een adellijk geslacht, dat geworteld is in Groningen en Friesland, ver ver­ wijderd van Middelburg, de geboorteplaats van Hendrick van Buijtenhem.18 Vererving binnen de familie ligt dus op het eerste gezicht niet voor de hand.

Om te achterhalen hoe de lakkoker in bezit kwam van Rengers Hora Siccama, is gelijktijdig in twee richtingen gezocht: naar het leven van Hendrick van Buijtenhem en zijn nazaten na de terugkeer uit Indië in en naar de voorvaderen van Rengers Hora Siccama, degenen van wie hij de koker geërfd zou kunnen hebben.

De kinderen van Hendrick van Buijtenhem19

Op 4 december 1697 arriveerde Van Buijtenhem met het retourschip Keulen in de haven van Veere. Hij had drie kinderen bij zich, Jan, Esther en Anna. Zijn vrouw en zoontje Wilhelm waren in Batavia overleden en begraven. Van Buijtenhem was toen al geruime tijd ziek en hij overleed vier maanden na aankomst in Zeeland. Via de relaties en het geld van hun vader hadden de kinderen toegang tot de betere kringen. Hun belangenDownloaded werden from Brill.com10/07/2021 tot aan hun 10:27:03AM meerderjarigheid behartigd door de Weeskamer Middelburg en door hunvia free access 0 voogden.20 Vanaf 1703 woonden ze een paar jaar met zijn drieën in de binnenstad van Middelburg ‘binnen 't vijfde oranje vaandel van capt. Jan de Kuyser’, maar helaas is niet duidelijk bij wie ze inwoonden.21 De oudste, Jan van Buijtenhem (1686-1736), is leerling van het Middelburgse gymnasium en gaat vervolgens in juli 1704 naar Leiden om rechten te studeren. Na een korte periode in Den Haag wordt hij in 1710 voorgedragen als baljuw van Vlissingen en wordt daar later burgemeester.22 Samen met de jurist Cornelis van Bijnkershoek (1673-1743) fungeert hij als voogd voor zijn zusje Anna Regina en zij komt begin 1713 vanuit Middelburg bij haar broer in Vlissingen wonen.23 Mogelijk trouwt zij al in het jaar daarop met mr. Hendrik van Hoorn. Beide zwagers komen in Den Haag te werken als gedeputeerde voor Zeeland in de Raad van State. Uiteindelijk hebben alle kinderen van Hendrick van Buijtenhem met hun gezin een huis in Den Haag. Esther Regina (1689-1728) woont er al sinds haar huwelijk met de zojuist genoemde Cornelis van Bijnkershoek, die vanaf 1723 president van de Hoge Raad is.24

Bewindvoerder Jan van Buijtenhem

In het voorjaar van 1714 gaat Jan of Johan van Buijtenhem in Nigtevegt in ondertrouw met Catharina Barbara Dispontijn (1695-1753).25 Zij is in Batavia geboren uit het tweede huwelijk van haar moeder Ida de Hochepied met notaris Daniël Dispontijn. Na het vroegtijdige overlijden van haar vader trouwt haar moeder voor de derde maal, met de al eerder genoemde Wouter Jacobsz. Valckenier. Hij is een telg uit een invloedrijke Amsterdamse patriciërsfamilie, die nauw verbonden is met de geschiedenis van de VOC. In januari 1700 is het gezin vanuit Batavia op weg naar Amsterdam aan­ geland op Kaap de Goede Hoop. Uit een resolutie daar is op te maken, dat hij belangrijke functies voor de VOC vervulde: ‘Mr. Wouter Valckenier het met sy vrou, twee seuns en twee dogters, as Admiraal van die vloot en Commissaris aan die Kaap op die Cattendijck gerepatrieer. Hy het opgeklim tot Ordinaris Raad van Indië en was president van die Raad van Justitie.’26 Mogelijk heeft de oude band tussen Valckenier en Hendrick van Buijtenhem de basis gelegd voor het huwelijk van Catharina Barbara Dispontijn en Jan van Buijtenhem. In het jaar 1719 wordt Jan benoemd tot VOC-bewindvoerder voor de kamer Zeeland. Dochter Ida Cornelia wordt in datzelfde jaar in Vlissingen geboren. Financieel verloopt het ook voorspoedig en zijn naam wordt gevonden bij landaankopen op Walcheren, onder meer bij West-Souburg. De namen van zeker twee Zeeuwse VOC spiegelretourschepen kunnen in verband gebracht worden met het leven van deze bewindvoerder. Allereerst , genoemd naar een buitenplaats bij West-Souburg op het eiland Walcheren. Deze buitenplaats is eigendom van Ida de Hochepied, de schoonmoeder van Jan van Buijtenhem. Dankzij een notariële akte in het archief van Utrecht wordt duidelijk, dat haar dochter ‘met overleden man, gezin en domestiquen’ op Zeewijk bij haar heeft ingewoond. Kleinzoon Isaac David wordt daar in 1733 geboren. Wanneer Catharina Zeewijk in 1741 erft na de dood van haar moeder, geeft ze enkele maanden later notaris Joost Nose in Middelburg de opdracht om ‘de heere Huysinge, Hofstede, Tuijnen, bepotinge en beplantinge met al syn toebehoren genaamt Zeewijk, met de boerewoninge, weij en teellanden, mistgaders alle getgeene daar aan behoort’

te verkopen.27 Het huis is al in 1784 afgebroken,Downloaded een lot fromdat Brill.com10/07/2021 Zeewijk deelt 10:27:03AM met een groot aantal buitenplaatsen, die Walcheren aan het begin van viade free 18 accesse 12

Afbeelding 6 Plattegrond en voor­ gevel van Zeewijk te West-Souburg. Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Zelandia lllustrata (Zl) deel II inv.nr. 889

-

! rt \L :M : lt H /JA V \ II II lm I ii ft rr ir IV ü

eeuw nog sieren.28 Ook het schip Zeewijk is geen lang ‘welvaaren’ beschoren. Het wordt in 1725 gebouwd voor de kamer Zeeland op de werf in Rammekens, maar vergaat al in 1727 tijdens haar eerste reis voor de westkust van Australië.

Twee jaar later loopt ’t Vliegend Hart in Middelburg van stapel. Deze naam is afkomstig van het wapen van de familie Van Buijtenhem, waarin een sprin­ gend groen hert tegen een zilverwitte achtergrond voorkomt.29 De eerste reis naar Batavia en Ceylon komt het schip ongeschonden door, maar bij het vertrek in 1735 komt het schip samen met de Anna Catharina tijdens springtij in grote problemen. Beide schepen vergaan met man en muis in de monding van de Schelde.30 Een jaar later overlijdt Jan van Buijtenhem in Den Haag en laat zijn vrouw met vijf jonge kinderen achter.

Van Buijtenhem en Van Haeften

Isaac David (1733-voor juni 1766) is de enige zoon van Jan van Buijtenhem en Catharina Dispontijn. Van zijn vier oudere zusjes zijn er al drie getrouwd op het moment dat hun moeder haar testament in 1753 laat opmaken. Naast de gelijke porties in aandelen en obligaties krijgen de ongehuwde kinderen nog een flink bedrag en een jaarlijkse lijfrente. Voor Isaac is er nog een aanvullende regeling om zijn studie af te kunnen maken. Bovendien krijgt hij de zilveren draadwerks inktkoker en het kistje met zilveren scheergoed van zijn vader voor zijn pillegift (doopgeschenk) evenals diens volledige biblio­ theek en bureau, dat al op Isaacs kamer staat. De lakkoker wordt niet

expliciet genoemd, maar heeft ongetwijfeld tot deDownloaded persoonlijke from Brill.com10/07/2021 voorwerpen 10:27:03AM van zijn vader Jan van Buijtenhem gehoord. via free access Detail van de lakkoker. Nadat Isaac in het voorjaar van 1757 in Utrecht gepromoveerd is, krijgt hij Foto: Fries Museum, een aanstelling als kanunnik bij het kapittel van St. Jan in Utrecht. Wanneer johan van de Veer hij in 1764 thuis ziek op bed ligt, testeert hij zijn huis en zijn meest intieme persoonlijke bezittingen zoals zijn kleren en sieraden en zijn klavecimbel, bas en twee violen aan Andries Sybrand Abbema ‘uit consideratie van de lang­ durige vriendschap met zijn weled. Geb. gehouden als uit agting voor zijn persoon’.31 Voorwerpen, die met de familiegeschiedenis verbonden zijn, komen na zijn dood bij zijn oudste zus Ida Cornelia van Buijtenhem (1719- 1784) terecht. Ida is in 1741 getrouwd met Nicolaas van Haeften (1707- 1789), raadsheer aan het Hof van Utrecht. In verband met dit huwelijk zal haar moeder, die sinds 1736 weduwe is, eveneens met haar gezin vanuit Den Haag naar Utrecht zijn verhuisd.32 Ida en Nicolaas krijgen twee zonen, Johan en Jacob van Haeften. Vier jaar na haar dood verdeelt haar man hun gezamenlijk bezit aan effecten en obligaties evenredig over Johan en Jacob. Het echtpaar heeft zelf voor aangroei van het familiekapitaal gezorgd, maar veel van de waardepapieren staan op naam van overleden familieleden van Ida van Buijtenhem, zowel van de zijde van haar vader als van haar moeder. De waardepapieren zijn onmiskenbaar verbonden met de handel en winsten van de VOC.33 Zoon Jacob van Haeften (1751-1831) woont als verbannen patriot tijdelijk in Antwerpen en wordt later rechter in Heerenveen. De lakkoker van zijn overgrootvader is bij hem terecht­ gekomen en zal via hem in het bezit komen van zijn kleindochter Jacoba van Haeften, getrouwd met Louis Charles Hora Siccama,Downloaded een from voorvader Brill.com10/07/2021 van de10:27:03AM degene die de koker in 1962 aan het Fries Museum legateerde. via free access 0 Het legaat van Duco Gerrold Rengers Hora Siccama Jonkheer Duco Gerrold Rengers Hora Siccama (1876-1962) studeerde rechten, de aangewezen studie voor mannen uit zijn familie. Al snel na zijn promotie in Utrecht werd hij daar in 1905 als hoogleraar benoemd. Hij genoot faam als rechtshistoricus en rechtsfilosoof, maar kreeg ook kritiek te verduren toen hij in de oorlog als buitengewoon hoogleraar doorwerkte. Zijn zoon en enig kind Wiardus Jacob Hendrik Duco Rengers Hora Siccama (1916-1945) werd vanwege zijn rol in het verzet in de laatste oorlogswinter door de Duitsers gefusilleerd. Er moest dus een permanente en goede bestemming gezocht worden voor zijn kunstcollectie. Een verwante tak, de familie Hora Siccama van de Harkstede gaf al in 1948 een aanzienlijk deel van de familiebezittingen in bruikleen aan het Fries Museum. Met het legaat van Duco Gerrold Rengers Hora Siccama in 1962 werden familieportretten en voorwerpen, die in het verleden door vererving verdeeld zijn geraakt, weer herenigd in de collectie van het Fries Museum.

De lakkoker moet via een neef in het bezit van jonkheer Duco zijn gekomen. Jacob Hendrik Hora Siccama (1842-1914) had de koker geërfd van zijn moe­ der Jacoba Sara Warmoldina van Haeften (1814-1851) die was getrouwd met de hierboven genoemde Louis Charles Hora Siccama (1807-1880). In een boedelbeschrijving uit 1851, opgemaakt na het overlijden van Jacoba, is de koker terug te vinden: een ‘Oostindisch koker' met een waarde van 10 gul­ den.34 De neven Jacob Hendrik en Duco Gerrold zullen elkaar goed gekend hebben. Beiden woonden in of vlakbij Utrecht en waren jurist. Twee jaar na de dood van Jacob Hendrik vernoemde Duco zijn zoon ook naar hem: Wiardus Jacob Hendrik Duco. Het is in dit licht te begrijpen dat de kinderloze Jacob Hendrik familiebezittingen waaronder de lakkoker aan zijn neef naliet.

Noten

1. E. Kaempfer, De Beschrijving van Japan, Amsterdam, 1733, p. 260. 2. F. Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indië, vervattende eene naaukeurige en uitvoerige Verhandelinge van Nederlands mogentheyt in die gewesten, benevens eene wydluftige beschryvinge derMoluccos, Amboina, Banda (...), Amsterdam, 1724-1726, 8 delen. Citaat uit boek 5, p. 45. 3. Het jaar 1668 wordt in de literatuur genoemd, maar volgens andere genealogische gegevens is hij dan nog maar 12 jaar oud (geboren Middelburg 1656). Mogelijk is hij tegelijk met zijn broer Johannes uit Zeeland vertrokken, die een tijd lang in de rang van vaandrig in Tanjongoura vlakbij Batavia werkzaam is. De meeste gegevens over het persoonlijke leven van Hendrick van Buijtenhem en zijn familie zijn gevonden in het Centraal Bureau voor Genealogie in den Haag: Collectie Binkhorst, Handschrift Van Haeften. 4. Daghregister van ’t Gasteel Batavia, 1684, HR no. 2496, 2497: 18 april 1684 benoeming van Joannes Besselman tot opperhoofd van Deshima. Cynthia Viallé ontdekte dat de eerste aanstelling van Van Buijtenhem als opperhoofd verband hield met het overlijden van Joannes Besselman. 5. P. van Dam, Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie. Red. F.W. Stapel en C.W.Th. van Boetzelaer (Rijks Geschiedkundige Publicatiën Grote serie 63, 68, 74, 76, 83, 87 en 96), Den Haag, 1927-1954, boek 74, pag. 498. 6. Bron: Cape Slave Transactions 1658-1700 via www.stamouers.com/boeseken.PDF en Resolutions of the Council of Policy of Cape of GoodDownloaded Hope, Capefrom Brill.com10/07/2021 Town Archives 10:27:03AM Repository, South Africa, ref. code C.22, pp 115-117. via free access 0 7. Kaempfer, Op.cit. (noot 1), boek IV, hoofdstuk VIII, pp. 260-261. 8. Kaempfer, Op.cit. (noot 1), boek V, hoofdstuk I, p. 280. 9. Kaempfer, Op.cit. (noot 1), boek V, hoofdstuk VI, p. 313. 10. Van Dam, Op.cit. (noot 5), deel 74, p. 518. 11. Zie Kaempfer, Op.cit. (noot 1), boek V, hoofdstuk XII, p. 379. 12. Juist om dit verband te benadrukken is de lakkoker van Hendrick van Buijtenhem vorig jaar in bruikleen gevraagd voor de tentoonstelling Export Lacquer: Reflection of the West in Black and Gold Makie in Japan (18 october - 7 december 2008 in Kyoto National Museum in Kyoto en van 23 december 2008 tot 26 januari 2009 in Suntory Museum of Art in Tokio), cat.nr. 64. 13. Kaempfer, Op.cit. (noot 1), p. 82. 14. O. Impey en C. Jörg, Japanese Export Lacquer 1580-1850, Amsterdam, 2005, met name het hoofdstuk ‘The trade in lacquer’, pp. 17-73. 15. Kaempfer, Op.cit. (noot 1), boek IV, met name hoofdstuk VIII. 16. De tweede en de derde aanstellingsbrief zijn ondertekend door gouverneur-generaal Johannes Camphuys, die doopgetuige was bij de doop van Jan van Buijtenhem. 17. Bron: los blad met aantekeningen in Handschrift Van Haeften, Collectie Binkhorst, Centraal Bureau voor Genealogie Den Haag. De gegevens zijn afkomstig uit de kerkelijke registers in Batavia. Bij de doop van Esther van Buijtenhem is Wouter Valckenier naast Susanna Agnieta van Outhoorn eveneens als doopgetuige aanwezig. 18. W. Wijnaendts van Resandt, De gezaghebbers der Oost-Indische Compagnie op hare Buiten-Comptoiren, 1943, pp. 152-153. 19. De gegevens over de levens van Hendrick, Jan, Ester Regina en Anna Regina van Buijtenhem en hun echtgenoten, die verspreid over dit artikel zijn gebruikt, zijn ontleend aan verschillende bronnen. De belangrijkste is het dossier Van Haeften in de Collectie Binkhorst en de microfiches van Bloys van Treslong (Oostindische bronnen), beide in het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag aangevuld met gegevens uit de archieven in Middelburg en Vlissingen (deels digitaal beschikbaar via www.ZeeuwenGezocht.nl). 20. In het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag wordt een rekening-courant van de weeskamer Batavia bewaard, opgesteld in de periode 1699-1702, die in ver­ band zal staan met het overlijden van de moeder van de kinderen van Van Buijten­ hem, Regina van Breen. Zie: Oost-Indische Bronnen, archiefnr. VIBDNI002764 21. Zeeuws Archief, Archief Rekenkamer van Zeeland, diverse rekeningen en acquitten: D32391, D32411, D32431, D32461, D32471 en D32481. 22. Volgens een mededeling van de Vlissingse burgemeester van Woelderen uit 1925 is Jan van Buijtenhem baljuw en burgemeester van Vlissingen geweest tussen resp. 1710 en 1727 en 1723-1728. Bron: Handschrift Van Haeften, collectie Binkhorst, Centraal Bureau voor Genealogie Den Haag. 23. Jan en Anna van Buijtenhem vragen in resp. 1709 en 1712 een meerdeijarigheidsverklaring aan. Bron: o.a. Zeeuws Archief, Meerderjarigheids- verklaringen 1655-1807 en Zeeuws Archief, Staten van Zeeland, toegang 2.1, inv.nr. 1014 en 1017. 24. Jan van Buijtenhem en zijn zusjes Esther en Anna met hun mannen zijn begraven in de Haagse Jacobskerk. Het wapen op het graf wordt beschreven in het Hand­ schrift Van Os (Gemeentearchief Vlissingen, bib. nr. 2095). 25. Dit gegeven is afkomstig uit de ondertrouwregisters Nederduits gereformeerde gemeente Vlissingen, volgens mededeling van de heer A. Tramper, Gemeentearchief van Vlissingen. 26. Bron: Resolutions of the Council of Policy of , Cape Town Archives Repository, South Africa, Reference code: C. 24, pp. 2-4, Vrijdag den 29n Januarij 1700, noot 3. Ida de Hochepied (t Utrecht 1741) en Wouter Jacobsz. Valckenier (Amsterdam 1710) liggen samen begraven in de Oude Kerk in Amster­ dam. Ida de Hochepied laat in 1740 in Utrecht door notaris Vlaer haar testament opmaken, waarin ze haar twee dochters Catharina DownloadedBarbara Dispontijn from Brill.com10/07/2021 en Ida 10:27:03AM Hillegonda Valckenier tot haar enige erfgenamen benoemt. Bron: Utrechts Archiefvia free access 16 Notariële akte U166al7-33. Ook via haar krijgen haar kinderen en kleinkinderen recht op een deel van de erfenis van Balthasar Boudaen, predikant te Middelburg. 27. Bron: Utrechts Archief, Not. Akte U166al9-38. Zeewijk wordt op 1 mei 1742 verkocht aan Catharina Sandra (1684-Middelburg), weduwe van Philip Erasmi, bewindhebber van de WIC. Bron: Gemeentearchief Vlissingen, Archief Zeeuwse Eilanden inv.nr. 1480, fol. 74. 28. Zie voor meer informatie over Zeewijk: ‘M. van den Broeke, ‘De plattegrond van de Walcherse buitenplaats Zeewijk uit 1732’, Cascade, bulletin voor tuinhistorie 3/1-2 (1994), pp. 20-21. Jan van Buijtenhem kocht in 1725 behalve twee boerderijen in West-Souburg ook ‘twee hofsteden met een Heerenhuys, Hooveniers ende boeren- wooninge, Schueren en verdere opstal derselve’ van de erfgenamen van een collega van hem, Pieter d’Ailly, schepen van Vlissingen. Zeewijk is mogelijk een samen­ voeging van twee buitenplaatsen en een paar boerderijen. Zie Zeeuws Archief, Rechterlijke Archieven Zeeuwse Eilanden, inv.nr. 1479, fol. 184-184verso (1715) en inv.nr. 1480, fol. 74 (1742). Met dank aan de heer M. van den Broeke. 29. Deze band met het wapen van Van Buijtenhem wordt al gesuggereerd op de web­ site www.vocshipwrecks.nl en wordt bevestigd door genealogische aantekeningen. 30. Zie: www.vocshipwrecks.nl/out_voyages7/vliegend_hart.html. Het wrak van 7 Vlie­ gend Hart is in 1981 gelokaliseerd en de duikexpeditie heeft spectaculaire vondsten boven water gehaald. Opgemerkt kan worden dat de naam van het schip dat tegelijk met 7 Vliegend Hart vergaat, een combinatie is van de namen van de jongste zus en de vrouw van Jan van Buijtenhem: Anna en Catharina. 31. Utrechts Archief, Notariële akte U188a24-61 voor het derde en laatste testament van Isaac David van Buijtenhem uit 1764. 32. In het Utrechts Archief zijn tegenwoordig de notariële akten digitaal beschikbaar. Hieronder bevinden zich vele akten betreffende de leden van het gezin van Jan van Buijtenhem na 1741. 33. Utrechts Archief o.a. U270a-9 akte 116, d.d. 19-11-1788 voor deze boedelscheiding van Nicolaas van Haeften. 34. Utrechts Archief, Familie van Beeck Kalkoen, toeg.nr. 1135, mr. 553 Inventaris van de boedel, 1851.

Downloaded from Brill.com10/07/2021 10:27:03AM via free access