De Vliegenmepper Jaargang 10, nr. 1 mei 2001

Contactorgaan van de sectie Diptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging

INHOUDSOPGAVE REDACTIONEEL

Zoals in het vorige nummer aangekondigd Redactioneel 1 heeft De Vliegenmepper met ingang van dit Iets over Slankpootvliegen nummer niet alleen een nieuwe lay-out maar ook () 2 enkele nieuwe rubrieken. Leucozona soap 10 Leden onder de loep: Om te beginnen is er de rubriek “Leden onder Webstek Mark van Veen 11 de loep” over projecten en activiteiten van Orde in de chaos 12 leden. In dit nummer vertelt Mark van Veen Rariteitjes 13 het een en ander over zijn website. Aquatische dipteralarven 14 Verder grote artikelen over Slankpootvliegen Activiteiten sectie diptera: en aquatische dipteralarven. Verslag dipteraweekend 2000 22 Dipteraweekend 2001 27 De rubriek “Wanted, dead or alive” is er een Wanted, dead or alive 28 waar leden van de sectie specifiek kunnen vra- Redactielid André stelt zich voor 29 gen naar materiaal van bepaalde soorten en Recente literatuur 29 families, materiaal uit malaisevallen, larven, De Vliegenmepper gaat digitaal 29 ecologische waarnemingen en dergelijke. Colofon 30 We roepen leden die dringend verlegen zitten Bijlage: om materiaal en gegevens op om deze rubriek Index De Vliegenmepper 1 992- 2000 te vullen.

We hopen dat de nieuwe opzet zal tegemoetko- men aan de behoeften die er binnen de sectie Diptera leven. Opbouwende kritiek stellen wij zeer op prijs.

De redactie: Jaap van der Linden

Geomyza tripunctata (Fallén, 1823) André van Eck Illustratie: Jan Willem van Zuijlen Laurens van der Leij

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 1 gebied weinig echt bijzonders te ontdekken was. IETS OVER Zoekend naar een meer 'produktieve' groep insecten kwam ik er via het boekje ' of the DOLICHOPODIDAE British Isles' (C.N. Colyer & C.O. Hammond, (SLANKPOOTVLIEGEN) Londen, 1951) toe om vliegen en muggen te gaan verzamelen. Het vangen daarvan was heel wat gemakkelijker dan het vangen van vlinders, maar Abstract: An overview of several Dolichopodidae het determineren bleek grote problemen op te genera occurring in the Netherlands is presented. leveren. Met de beperkte literatuur die ik Furthermore the distribution pattern and some geleend of aangeschaft had, kon ik desondanks ecological observations of a number of species are heel wat soorten op naam brengen (vooral discussed. Tipulidae, Syrphidae, Tabanidae, Asilidae, Stratiomyidae, Rhagionidae, Empididae, Musci- door Henk Meuffels dae, Tephritidae, en ook Dolichopodidae), maar er bleven veel vraagtekens bij de namen staan. In de tweede helft van de zestiger jaren, toen Inleiding ik in Elsloo (L.) woonde, verzamelde ik veel dip- Vrijwel iedereen die om welke reden dan ook tera in het natuurgebied 'De Hoge Bos' en toen geïnteresseerd is geraakt in diptera, gaat zich ik in het bezit kwam van O.Parent, Diptères al heel snel specialiseren. Ooit was dat anders: Dolichopodidae (deel 35 van Faune de France, namen als Van der Wulp en De Meijere zijn Paris, 1938), was ik in staat de meeste Dolicho- bekend bij elke Nederlandse dipteroloog, met podidae die ik daar gevangen had, op naam te welke groep vliegen of muggen zo iemand zich brengen. Tot mijn verrassing bleken veel van die ook bezighoudt. Dat er tegenwoordig zo weinig soorten te ontbreken in de lijst van De Meijere mensen zijn met een dergelijke veelomvattende van 1939 en ziedaar: mijn specialisatie was interesse (en kennis) heeft vele oorzaken. gevonden! Gelukkig bevond ik mij daarbij niet in Met het in vrijwel elke groep sterk toenemende een isolement: van meet af aan werd ik aantal soorten is ook de literatuur over deze bijgestaan door mensen als Bob van Aartsen, groepen zo uitgebreid geworden dat het thans Volkert van der Goot en Jan Lucas. Vooral Bob bijna onmogelijk is om de dipterafauna, zelfs van Aartsen bezorgde mij Dolichopodidae uit van een klein gebied als Nederland, in zijn alle gewesten van Nederland! geheel tot in details te kunnen overzien. Zo werd bijvoorbeeld bij het determineren en beoordelen van de in de loop van één jaar Soortenrijk (1990) in het natuurgebied 'De Brand' in Noord-Brabant verzamelde geleedpotigen de Dolichopodidae zijn soortenrijk en zeer talrijk hulp ingeroepen van vele tientallen specialisten, in Nederland. Bij de reeds genoemde inven- en voor enkele groepen (ook dipterafamilies) tarisatie van 'De Brand' vormden ze met een bleek het moeilijk, zo niet onmogelijk, om zulke aantal van meer dan 11.166 exemplaren de specialisten te vinden. Het loont de moeite om talrijkst vertegenwoordigde familie van alle eens uit te zien naar een specialisatie! insecten die daar met de malaiseval gevangen waren; het geconstateerde aantal van 75 Zelf ben ik min of meer door toeval me gaan soorten was op één familie na (Syrphidae: 78 specialiseren in de slankpootvliegen (Dolicho- soorten) binnen de diptera het grootst. De podidae). Na eerst in mijn middelbare school- standplaats en de omgeving van de betreffende tijd vlinders verzameld te hebben kwam ik tot malaiseval is goed omschreven en we kunnen de conclusie dat er, voor mij althans, op dat hieruit conclusies trekken betreffende de

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 2 biotoopvoorkeur van de aangetroffen soorten. vertegenwoordigers daarvan werden dikwijls als Een malaiseval die in een geheel andere omgev- 'bijvangsten' opzijgezet. Toch is er de laatste ing opgesteld zou worden (bv. schorren, duinen, tijd meer belangstelling gekomen voor diverse polder, heuvelland), zou eveneens veel groepen, ook al ontbreken vaak determinatie- exemplaren opleveren, maar een sterk tabellen in het Nederlands en is men gedwongen afwijkende soortensamenstelling te zien geven. zijn heil te zoeken in buitenlandse publikaties. Gelukkig zijn er intussen diverse biotopen op Er is dus nog veel werk te doen! die manier (en op andere manieren) bemonsterd en krijgen we een steeds groeiend inzicht in de Uit het bovenstaande is al duidelijk geworden verspreiding en ecologie van de verschillende dat de nu vaak ingezette malaisetraps een soorten binnen ons land. bonte mengeling van insectensoorten opleveren. In de tijd dat er alleen met de hand (met vang- In 1939 vermeldde De Meijere voor Nederland net, sleepnet, vanglamp, enz.) verzameld werd, 166 soorten Dolichopodidae; inmiddels zijn er was er nagenoeg altijd sprake van selectie: tot nu toe 241 soorten met zekerheid vast- alleen dieren van de gewenste groep werden gesteld (de soortenlijst zal te vinden zijn in de gevangen en uitgezocht om geprepareerd te Checklist van Nederlandse Diptera, die onder worden. redactie van Paul Beuk uitgegeven zal worden). Dit aantal zal zeker groter blijken te worden, Herkenning gezien het feit dat er bijv. in België momenteel Dolichopodidae zijn in de meeste biotopen in 295 soorten vastgesteld zijn. Er zijn daar in de grote aantallen aanwezig, maar worden 'over het afgelopen jaren natuurgebieden op uitgebreide hoofd gezien', tenzij men er speciaal op gaat schaal bemonsterd en dat heeft zeer waarde- letten. Het zijn over het algemeen kleine vliegen volle gegevens opgeleverd (zie hiervoor: Pollet, (de grootste halen 8 mm, de kleinste zijn niet 2000). Voor Engeland en Ierland worden 287 veel langer dan 1 mm), meestal metaalgroen van soorten opgegeven, voor Duitsland 356. kleur, die bedrijvig rondlopen op bladeren, op de grond of zelfs op het water. Vliegen lijken ze Het duurde na de periode Van der Wulp - De niet graag te doen, maar hun talrijke aanwezig- Meijere geruime tijd, voordat er weer mensen heid in de malaisevallen bewijst dat ze toch hun in Nederland interesse toonden in diptera, vleugels gebruiken. De soorten hebben een hetgeen mag blijken uit vele jaargangen van de typische, meestal slanke, vorm en kunnen Entomologische Berichten na de Tweede gemakkelijk als vertegenwoordigers van deze Wereldoorlog: grote aandacht vooral voor familie herkend worden door hun typische vlinders, kevers, bijen, wespen, sprinkhanen, vleugeladering (zie figuur 1, 2). Mannetjes enz., en maar weinig belangstelling voor andere groepen. Toen ik mijn aandacht ging richten op de diptera (rond 1960), begonnen er determinatietabellen (van de N.J.N.) te verschijnen van enkele vliegenfamilies, dank zij het enthou-siasme van mensen als Kabos en Van der Goot. Mede dankzij deze tabellen begon de aandacht voor diptera toe te nemen. Vooral de Syrphidae kwamen in de belangstelling, een trend die, naar bekend, zich tot op heden heeft doorgezet. Andere families bleven vaak onderbelicht en de Fig. 1 Dolichopus plumipes mn. Een typisch habitus van Dolichopodidae. (tek.: H. Meuffels)

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 3 vallen ook op door hun meestal zeer groot uit- Figuur 3a-d: Verspreidingskaartjes gevallen geslachtsdeel. De larven zijn gewoonlijk roofzuchtig en zijn te vinden in de grond, in rottend hout of achter boomschors. Om de soorten te kunnen onderscheiden is meestal een behoorlijke vergroting noodzakelijk: pas dan worden allerlei structuren zichtbaar die soortonderscheidend zijn. Helaas is er nog geen determinatietabel voor de Nederlandse fauna beschikbaar, zodat buitenlandse literatuur geraadpleegd moet worden. Zeer goed, maar voor een gedeelte verouderd, is als determinatiewerk nog steeds het boven al 3a. Dolichopus ungulatus 3b. Dolichopus clavipes vermelde werk van Parent uit 1938; ook goed is d'Assis Fonseca, 1978, maar hierin ontbreken nogal wat Nederlandse soorten en zijn ook geen uitgebreide soortbeschrijvingen opgenomen. Voor enkele genera bestaan recente revisies (zie de literatuuropgave).

3c. Dolichopus rupestris 3d. Nodicornis nodicornis Dolichopodinae, waartoe relatief grote soorten behoren met een voor de familie regelmatige vleugeladering; het eerste sprietlid is kort behaard op de bovenzijde, de poten zijn nogal Fig. 2 Dolichopus latipennis, typische vleugeladering Dolichopodidae (uit: Parent, 1938) sterk beborsteld, het borststuk is vóór het schildje niet afgevlakt, en het hypopygium (het genitaalapparaat van het mannetje) is groot en teruggebogen onder het achterlijf. Het genus Dolichopus is met 47 (evt. 48) soorten het grootste genus binnen onze landsgrenzen. Zeer algemene soorten in dit genus zijn verder D. plumipes (Scop.) (166 blokken), D. simplex Mg. (118 blokken), D. brevipennis Mg. (110 blokken) en D. longicornis Stann. (107 blokken). Fig. 2a Dolichopus latipennis mn., typische Dolichopus-soorten zijn relatief groot en zijn sprietvorm Dolichopodidae (uit: Parent, 1938) over het algemeen goed op naam te brengen. Ze kunnen in allerlei biotopen worden In vogelvlucht: de genera aangetroffen, maar sommige soorten hebben In de familie Dolichopodidae wordt een aantal een beperkt leefgebied. Soorten als D. diadema subfamilies onderscheiden. De meest algemene Hal., D. notatus Staeg., D. sabinus Hal., D. soort in Nederland, Dolichopus ungulatus (L.) clavipes Hal. (figuur 3b) en D. strigipes Verr. (tot nu toe gemeld uit 199 U.T.M.-blokken, zie bijvoorbeeld, zijn uitsluitend of voornamelijk figuur 3a), behoort tot de subfamilie

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 4 aan te treffen op slikken en schorren aan de middengedeelte van de vleugel. kust, terwijl soorten als D. rupestris Wied. (figuur 3c) en D. discifer Stann. in het Met 37 soorten komt de subfamilie binnenland op heiden en in bossen gevonden Sympycninae op de tweede plaats in grootte. De worden. D. latipennis Fall. (figuur 2: zie hier ook soorten zijn klein tot zeer klein, vaak niet het duidelijke vleugelstigma; figuur 2a: spriet metaalgroen. De vleugeladering is regelmatig, mn), een soort die door De Meijere in aantal het eerste sprietlid is kaal, het borststuk is aangetroffen werd in het poldergebied rond niet of zeer weinig afgeplat vóór het schildje, Amsterdam, is na 1918 niet meer aangetroffen de poten zijn zwak beborsteld en het (ondanks uitgebreide bemonstering van hypopygium is klein. Van de 9 genera die in Ned- Waterland door Ben Brugge) en kan in Neder- erland voorkomen is Campsicnemus met 12 land als uitgestorven worden beschouwd. soorten het grootst. De soorten zijn klein en kunnen herkend worden doordat de ogen onder Het genus Hercostomus, eveneens behorend tot de sprieten elkaar naderen, waarna ze naar de Dolichopodinae, telt 26 soorten in Neder- beneden toe uiteen wijken; bij veel soorten zijn land. Enkele daarvan zijn pas onlangs de poten van de mannetjes op allerlei manieren beschreven door Marc Pollet: H. silvestris en 'versierd' door speciale beborsteling of blankaartensis in 1991 in het subgenus beharing, door uitwassen en door verdikkingen. Gymnopternus en verbekei in 1993 in het subge- Van enige soorten is geconstateerd dat ze op nus Hercostomus. De 9 soorten van het subge- het wateroppervlak lopen. De meest algemene nus Gymnopternus die in Nederland voorkomen soorten zijn C. curvipes (Fall.) (100 hokken) en zijn te determineren met de tabel van Pollet C. scambus (Fall.) (68 hokken). Sommige soorten (1991). Vrijwel alle soorten van dit genus komen hebben een beperkt leefgebied; zo was C. vooral in vochtige biotopen in het binnenland picticornis (Zett.) tot 1977 nog niet bekend uit voor (bossen, venen, vochtige heiden, polder), Nederland maar in dat jaar werden bijna 150 sommige soorten in de duinen; minder vaak vindt exemplaren verzameld bij een onderzoek naar men ze aan de kust, zoals bv. H. gracilis insecten die voorkomen op de vlottende (Stann.). Soorten als H. chetifer (Walk.) en H. bladeren van Gele Plomp en Waterlelie op de longiventris (Lw.) bereiken in Z. Limburg nog net Oude Waal bij Ubbergen, een biotoop dat niet ons land. Tot de algemene soorten behoren H. eerder was onderzocht. cupreus (Fall.) (105 U.T.M.-hokken), H. aerosus (Fall.) (98 hokken) en H. celer (Mg.) (83 Het genus Syntormon (5 species) wordt hokken). gekenmerkt door het feit dat het grote, driehoekige derde sprietlid het tweede Kleinere genera binnen de Dolichopodinae zijn sprietlid met zijn basis aan weerszijden omvat; Hypophyllus (3 soorten, in bossen), Nodicornis de arista (sprietborstel) is apicaal. De soort S. (1 soort, alleen aangetroffen in Z. Limburg, zie pallipes (F.) is algemeen en komt vooral in de figuur 3d), Muscidideicus (1 halofiele soort: nabijheid van de kust voor. Halofiel is S. filiger Waddeneilanden en Zeeland), Poecilobothrus (3 Verr., die van drie vindplaatsen aan de kust bek- soorten) en Tachytrechus (3 soorten). end is. Poecilobothrus nobilitatus (L.) is een algemene, wijd verbreide soort (114 U.T.M.-hokken), tot Teuchophorus-soorten (5 species) zijn zeer ruim 7 mm. groot en (wat betreft het mannetje) klein en hebben een vleugelstigma (een donkere gemakkelijk te herkennen aan de verdikking van de voorrandsader nabij de basis, vleugeltekening: een sneeuwwitte vleugelpunt, (zie, figuur 4). Ze worden vnl. in bossen afstekend tegen het verdonkerde gevonden, vooral in de nabijheid van bronnen en

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 5 beekjes. De wijfjes missen de vleugelverdikking beborsteld en het hypopygium is gewoonlijk en zijn tot op heden niet met zekerheid van klein, vaak met lange, soms draadvormige cerci. elkaar te onderscheiden. Waarschijnlijk Het genus Rhaphium telt in Nederland 20 vanwege hun kleine formaat worden de soorten soorten, waarvan de meeste niet algemeen of weinig gevangen; wel zijn ze op hun beperkte zeldzaam zijn. De algemeenste zijn R. verblijfplaats meestal zeer talrijk. De caliginosum Mg. (58 hokken) en R. algemeenste soort is T. spinigerellus (Zett.), appendiculatum (41 hokken). De soorten zijn vrij bekend van 21 U.T.M.-hokken. groot, meestal dofgroen van kleur en hebben een groot, puntig toelopend derde sprietlid, dat bij veel soorten zeer lang en bandvormig is. Nematoproctus kent in Nederland slechts één soort, N. distendens (Mg.) (bekend van slechts 6 hokken). Het genus werd meestal in de Diaphorinae geplaatst vanwege het kleine derde sprietlid met dorsale borstel; het hypopygium Fig. 4 Teuchophorus nigricosta mn vleugel met draadvormige cerci verwijst het echter (tek. H. Meuffels) naar de Rhaphiinae. De resterende genera in de Sympycninae zijn Middelgrote tot zeer grote soorten treffen we Sympycnus, Lamprochromus, Chrysotimus, aan in het genus Argyra dat in Nederland 11 Xanthochlorus (elk met 2 species) en soorten kent. Vaak vallen Argyra-soorten op Bathycranium, Micromorphus en Telmaturgus doordat hun lichaam geheel of gedeeltelijk een (elk met 1 species). Zeer algemeen is Sympycnus zilverwitte glans vertoont. De grootste en pulicarius (Fall.) (122 U.T.M.-hokken), die in tevens algemeenste soort is A. diaphana (F.) (76 wijduiteenlopende biotopen aangetroffen kan hokken), die in veel biotopen, maar met name in worden. De wijfjes van de twee Chrysotimus- bosrijke gebieden aan te treffen is en die van soorten hebben een geel achterlijf, terwijl de de ander soorten o.a. onderscheiden wordt door mannetjes glanzend metaalgroen zijn met gele zijn geheel behaarde lichaam. borstels en haren. Chrysotimus molliculus (Fall.) is vrij algemeen (51 hokken) en kan op de De soorten die tot de subfamilie Diaphorinae (4 vindplaatsen zeer talrijk zijn (meer dan 500 genera in Nederland) behoren, zijn vrij klein en exemplaren kwamen tevoorschijn bij lichting van metaalkleurig groen gekleurd. Het derde een malaisetrap in het natuurgebied Kaaistoep sprietlid is vrij klein tot klein, afgerond bij Tilburg!). De Xanthochlorus-soorten zijn driehoekig of niervormig, met apicale of bijna geheel geel gekleurd en zijn beide vrij alge- apicale borstel. Het eerste sprietlid is kaal. Het meen: tenellus (Wied.) 47 hokken, ornatus (Hal.) borststuk is niet afgeplat vóór het schildje. De 42 hokken. Micromorphus albipes (Zett.) is een vleugeladering is normaal, maar bij Asyndetus is van de allerkleinste Dolichopodidae. de mediane ader in het midden sterk verdund. De poten zijn zwak beborsteld en het Van de subfamilie Rhaphiinae worden in Neder- hypopygium is klein en meestal ingekapseld in de land drie genera aangetroffen. Het zijn vrij top van het achterlijf. grote tot grote soorten met meestal grote De soorten van het genus Chrysotus (12 soorten sprieten en doorgaans apicale of bijna apicale in Nederland) zijn actieve 'bladlopers', vaak in sprietborstel. De vleugeladering is normaal en grote aantallen aanwezig op struiken en kruiden het borststuk is niet afgeplat voor het schildje. in allerlei biotopen. Enkele soorten zijn alge- Het eerste sprietlid is bovenop ofwel kaal, meen, zoals C. neglectus (Wied.) (82 hokken), C. ofwel beborsteld. De poten zijn meestal sterk gramineus (Fall.) (72 hokken) en C. cilipes Mg.

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 6 (55 hokken). C. palustris Verr. is waarschijnlijk het binnenland aangetroffen (5 hokken), een halofiel. soort waarvan de vleugel een kleine witte Het genus Melanostolus kent in Nederland topvlek draagt. De beide andere soorten zijn slechts één soort: melancholicus (Lw.). Ze lijkt gevonden in de kustprovincies. op een donkere Chrysotus-soort en heeft De drie soorten van Thinophilus zijn halofiel, zwarte halters. In Nederland zeldzaam (7 maar T. versutus Hal. is ook wel verder hokken). landinwaarts verzameld. Machaerium maritimae Van de vier soorten die in Nederland worden Hal. is alleen, maar wel op nogal wat aangetroffen van het genus Diaphorus is D. vindplaatsen, aangetroffen op de oculatus (Fall.) de meest gewone (30 hokken). Waddeneilanden en in de provincie Zeeland. Diaphorus-soorten verschillen van alle andere Vanwege zijn lange, toegespitste derde sprietlid Dolichopodidae doordat hun ogen elkaar boven met apicale borstel is deze soort aanvankelijk in op de kop raken en breed gescheiden zijn op de subfamilie Rhaphiinae geplaatst. het gezicht. Een aparte plaats wordt ingenomen door het Asyndetus latifrons (Lw.) is alleen aangetroffen genus Aphrosylus, gekenmerkt door een kort in de provincie Limburg, waar de soort op de derde sprietlid met apicale borstel en door een Sint-Pietersberg bij Maastricht regelmatig is gepunte, haakvormig naar achteren gebogen aangetroffen. snuit. De soorten leven in het spatwater op Een subfamilie waarvan de soorten grotendeels rotsen (in Nederland op pieren) aan de zee, aan de zeekust aangetroffen worden is de waar zich ook hun larven ontwikkelen. In Neder- subfamilie Hydrophorinae, die in Nederland land zijn twee soorten gevonden: de kleine A. door 7 genera met in totaal 17 soorten ferox Hal. en de grotere A. celtiber Hal. vertegenwoordigd wordt met meestal vrij grote tot grote soorten. De vleugels zijn meestal Slechts één genus vormt in Nederland de relatief smal en de achterdwarsader is meestal subfamilie Achalcinae. Dat is , vijf naar achteren verschoven. Het eerste sprietlid kleine soorten met grijsgroene, vaak ten dele is kaal, het derde sprietlid meestal kort, met gele kleur, zonder metaalglans; sommige soorten dorsale, zelden apicale borstel. De thorax is zijn geheel geel. De subfamilie vertoont, vaak afgeplat vóór het schildje. afgezien van de kleur, weinig opvallende De poten zijn nu eens sterk, dan weer zwak kenmerken en is afgescheiden vooral op beborsteld en vaak zijn de voorpoten voorzien inwendige kenmerken van de snuit. De sprieten van krachtige borstels en ingericht tot hebben een kaal eerste lid en een gerekt grijporgaan. Het achterlijf is meestal afgeplat driehoekig derde lid met apicale arista. De tho- en naar verhouding vrij kort, met klein rax is afgeplat vóór het scutellum. Hypopygium hypopygium. klein, min of meer ingekapseld. Er zijn door Hydrophorus telt 8 soorten in Nederland. De Marc Pollet in 1996 enkele nieuwe soorten uit meeste zijn te vinden op vochtige plaatsen in het ons omringende gebied beschreven en in het binnenland en tevens aan de kust, maar H. "Brandstof" werd het vermoeden geuit dat een balticus (Mg.), H. oceanus (Macq.) en (wellicht) van deze soorten zich onder het verzamelde H. viridis (Mg.) zijn typische kustdieren. De materiaal zou bevinden; achteraf blijkt dat algemeenste soort is H. praecox (Lehm.), deze exemplaren tot flavicollis (Mg.) gerekend aangetroffen in 41 U.T.M.-hokken verspreid moesten worden. Achteraf is de soort A. over het hele land. bimaculatus Pollet in 1999 aangetroffen in Mooie, grote soorten zijn Scellus notatus (F.), vangsten van Bob van Aartsen van Hompelvoet, Liancalus virens (Scop.) en Orthoceratium Grevelingenmeer in Zeeland. Waarschijnlijk zijn lacustre (Scop.). Van deze drie is L. virens in de soorten minder zeldzaam in Nederland dan

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 7 tot nu toe blijkt; afgezien van A. melanotrichus meen M. dendrobaena Kow. en M. pallipes Mik, waarvan de larven zich ontwikkelen in (Zett.). De andere soorten zijn minder algemeen rottende substanties in boomholten, zijn de aangetroffen en van veel soorten zijn maar zeer meeste soorten gebonden aan moerassige weinig exemplaren ooit gevangen; toch zal bij plaatsen met riet en zegge. gericht zoeken blijken dat er veel soorten in bosgebieden algemeen voorkomen. Het genus Acropsilus is tot nu toe nog niet Van Dolichophorus kerteszi Lichtw. zijn definitief in een subfamilie geplaatst. Ooit is intussen vangsten uit 5 U.T.M.-hokken bekend één exemplaar van A. niger (Lw.) door De geworden. Het is een mooie, groenglanzende Meijere aangetroffen in Hilversum (21 juli soort met grotendeels gele sprieten, gele poten, 1907). en een sterk verdikte en verdonkerde Vier genera van de subfamilie zijn voorrandsader op de vleugel. aangetroffen in Nederland. De soorten De soorten van het genus Thrypticus, kleine (afgezien van de Systenus-soorten) zijn zeer groenglanzende vliegjes met een normale klein tot klein, zelden middelmatig groot, vleugeladering, ontwikkelen zich als larve in metaalgroen, maar vaak met grijze bestuiving. mineergangen in kruidachtige planten; het De sprieten zijn kort (langer en toegespitst in wijfje beschikt over een stevige legboor Systenus), het eerste lid is kaal en het derde waarmee ze de eitjes binnen het plantenweefsel lid draagt een apicale of bijna apicale borstel. kan afzetten. De 6 soorten die in Nederland De thorax is duidelijk afgeplat vóór het gevonden zijn gelden alle als zeldzaam, schildje. De poten zijn vrij slank en zwak ongetwijfeld omdat bij de gebruikelijke beborsteld. De vleugel toont bij Medetera een verzamelpraktijken de diertjes gemist worden. typische adering, waarbij de mediane ader Het genus Systenus, dat aanvankelijk in de omhoog loopt vanaf de achterdwarsader. Het subfamilie Rhaphiinae werd geplaatst vanwege achterlijf is meestal afgeplat en kort; het zijn verlengde, toegespitste, derde sprietlid hypopygium is vrij groot en gesteeld, telt 4 soorten in Nederland. Ook die gelden omgebogen onder het achterlijf. weer als zeer zeldzaam. In feite worden imag- Het genus Medetera telt in Europa zeer veel ines van de soorten zelden gevangen; de larven soorten, die met de beschikbare ontwikkelen zich in rottend hout e.d. en de determinatietabellen niet altijd definitief op imagines worden het beste door kweek naam gebracht kunnen worden. Met name in dit verkregen. genus zijn nieuwe soorten voor de Nederlandse fauna te verwachten; er zijn hier tot nu toe 25 Tenslotte is er nog de subfamilie , (misschien 26) soorten vastgesteld. Medetera- met in Nederland één genus: Sciapus. Het soorten zijn aan te treffen op boomstammen betreft zeer slanke soorten, met een lang, (ook op kozijnen, ramen, muren en andere cylindrisch achterlijf en lange poten. De verticale vlakken); hun larven leven onder vleugeladering is typisch: de mediane ader is boomschors van keverlarven. De meeste soorten voor zijn einde gevorkt. Het hypopygium is verlaten zelden de boomstammen en worden dus groot en vaak min of meer gesteeld. 12 soorten ook slechts zelden gevangen in malaisetraps. De zijn bekend uit Nederland, waarvan er een, S. beste manier om in het bezit te komen van basilicus (Figuur 5), als nieuwe soort beschreven soorten is te proberen de imagines te kweken is in 1990 op grond van materiaal uit Nederland. uit onder schors gevonden poppen; veel soorten Een tabel voor de soorten van dit genus is te zijn enkel op die manier verzameld. Algemeen vinden in Meuffels & Grootaert (1990). De zijn in Nederland M. jacula (Fall.) (97 hokken) algemeenste soort is S. platypterus (F.) (90 en M. truncorum Mg. (74 hokken), minder alge- hokken), een grote soort met bij het mannetje

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 8 Literatuur

Assis Fonseca, E.C.M. d', 1978. Diptera Orthorrhapha Brachycera. Dolichopo- didae in: Handbooks for the Identification of British , London, Vol. IX, Part 5.

Leeuwen, B.L.J. van, H.C.Witte, 1978. Waterland.

Meijere, J.C.H. de, 1939b. Naamlijst van Nederlandsche Diptera, af- gesloten 1 April 1939. Tijdschrift voor Ento- mologie (Amsterdam) 82: 137-174.

Meuffels, H.J.G., & P. Grootaert, 1990. The identity of Sciapus contristans (Wiede- mann, 1817) (Diptera: Dolichopodidae), and a Fig. 5 Sciapus basilicus mn. revision of the species group of its relatives. (uit: Meuffels & Grootaert, 1990) Bulletin van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (Brussel), Ento- verbrede vleugels en witte tarsleden aan de mologie, 60: 161-178. middelpoten. De soort S. maritimus Beck. wordt alleen aan de kust aangetroffen en ook S. laetus Meuffels, H.J.G., M. Pollet, P.L.Th. Beuk, 1996. (Mg.) heeft een voorkeur voor met name de Dolichopodidae in: J.W.A. van Zuijlen, T.M.J. duinen, de andere soorten vindt men in allerlei Peeters, P.S. van Wielink, A.P.W. van Eck & biotopen, zowel aan de kust als in het E.H.M. Bouvy (eds.): Brand-Stof. Een binnenland. inventarisatie van de entomofauna van het natuurreservaat ’De Brand’ in 1990. Insekten- Soms worden in kassen uitheemse soorten werkgroep K.N.N.V. - afdeling Tilburg. - Tilburg aangetroffen. In Nederland zijn Amblypsilopus (Noordbrabants Natuurmuseum) 1996: 46-49. exul (Par.) (subfamilie Sciapodinae) en Chrysotus pallidipalpus V.D. (subfamilie Parent, O., 1939. Diaphorinae) gevonden. Diptères Dolichopodidae. Faune de France, Paris, 35.

Slot Pollet, M., 1991. Na dit uitgebreide overzicht, dat slechts dient Phenetic and ecological relationships between als inleiding, hopen we in een volgende Vliegen- species of the subgenus Hercostomus mepper te kunnen komen tot een eenvoudige (Gymnopternus) in western Europe with the tabel. In hoeverre dit haalbaar is zal nog moe- description of two new species (Diptera: ten worden bekeken, gezien de diverse taxono- Dolichopodidae). Systematic Entomology 15 mische moeilijkheden. Hier komen we in ieder [1990]: 359-382. geval nog op terug, dus houdt de Vliegenmepper goed in de gaten! Pollet, M., 1993

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 9 Morphological and ecological characterization Pollet, M., 2000. of Hercostomus (Hercostomus) plagiatus and Een gedocumenteerde Rode Lijst van de asibling species, H. verbekei sp.n. (Diptera: slankpootvliegen van Vlaanderen. Mededelingen Dolichopodidae). Zoologica Scripta 22(1): 101- van het Instituut voor Natuurbehoud 8, Brus- 109. sel.

Pollet, M., 1996. Velde, G. van der, H.J.G. Meuffels, M. Heine & Systematic revision and phylogeny of the P.M.P.M. Peeters, 1985. palaearctic species of the genus Achalcus Loew Dolichopodidae (Diptera) of a Nymphaeid- (Diptera: Dolichopodidae) with the description dominated system in the Netherlands: species of four new species. Systematic Entomology composition, diversity, spatial and temporal 21: 353-386. distribution. Aquatic Insects (Lisse) 7(4): 189- 207.

Leucozona-soap

door André van Eck

In de Zweefvliegennieuwsbrief (jrg 3, nr 2, 127 door Dieter Doczkal is herbeschreven: april 1999; pag. 8) en een nagestuurde pagina Leucozona inopinata spec. nov. van De Vliegenmepper (winter 1998-1999) is De verspreiding van L. nigripila beperkt zich mededeling gedaan van een nieuwe Nederlandse volgens Doczkal voor zover bekend tot de Leucozona-soort (Diptera: Syrphidae), recent Kaukasus. Dus elders in Europa gevangen afgesplitst van Leucozona lucorum (Linnaeus, "nigripila's" zouden tot de nieuwe soort 1758). Die afsplitsing is beschreven in het blad behoren. Volucella 3, 1998: 27-49. De nieuwe soort werd Leucozona nigripila Mik, 1888 gedoopt, naar de Daar geen Nederlandse exemplaren door oorspronkelijke beschrijving van deze soort als Doczkal in zijn publicatie genoemd worden, is variatie van L. lucorum door Mik. L. nigripila het verstandig nog eens naar Nederlandse bleek ook in ons land voor te komen, met name "nigripila's" te kijken. Goede kans dat het ook in de oostelijke landshelft. bij ons gaat om Leucozona inopinata! Naar nu blijkt, is de soortsnaam L. nigripila onterecht toegekend aan deze afgesplitste soort. L. nigripila blijkt een soort te zijn die voor zover bekend alleen in de Kaukasus voorkomt. Leucozona nigripila Mik, 1888 blijft dus als soort gehandhaafd, maar moet zeer waar- schijnlijk worden geschrapt als Nederlandse soort.

Waarschijnlijk behoren alle voor Nederland als L. nigripila onderkende exemplaren tot dezelfde soort, die in Volucella 5, 2000: 115-

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 10 LEDEN ONDER DE LOEP

Webstek Mark van Veen

Abstract: A short overview of the contents of the authors website is presented. This includes brief descriptions of Faunist, a program that analyses all sorts of faunistic data, a Java applet that produces distribution maps and several identification keys of a number of Syrphidae genera and all Northwest Euro- pean Rhagionidae. Parts of the websites' contents are in English.

door Mark van Veen Ik ben bezig een webstek op te bouwen rond drie thema’s, te weten het programma Faunist, verspreidingsgegevens van vliegengroepen en Screenshot 1 determinatietabellen. De webstek is te vinden onder (let op, het adres begint niet met WWW): Verspreidingsgegevens http://home.talkline.nl/markvanveen/ De site is vrijwel geheel tweetalig, maar de De verspreiding, de vliegtijden en het determinatietabellen zijn alleen in het Engels voorkomen over de jaren wordt gegeven voor Via het adres: roofvliegen en wolzwevers. Een java-applet http://home.talkline.nl/markvanveen/index_e.html wordt gebruikt om een uittreksel van gegevens kom je direct op de Engelse start uit. uit landsdekkende bestanden te presenteren in In screenshot 1 is het startmenu weergegeven. een kaart van Nederland en grafieken. Hiermee kun je snel het voorkomen van een soort Faunist checken en je kunt eigen vangsten meteen vergelijken met het landelijk beeld. De applet Het programma Faunist heb ik geschreven om geeft bovendien de mogelijkheid tot het analyses op basisgegevens te doen, die be- vergelijken van soorten, omdat twee soorten schrijven waar, wanneer, door wie en in welk gekozen kunnen worden, die dan beide worden biotoop een is gevangen. De webstek legt afgebeeld. Een voorbeeldkaartje is uit wat Faunist is en wat het globaal kan. Tevens weergegeven in screenshot 2. worden bestanden beschikbaar gesteld waar de soortnamen in gedefinieerd worden en worden Determinatietabellen tips en tricks gegeven. Er wordt aangegeven hoe men gegevens uit andere programma’s kan De tabellen maken determinatie over internet importeren. mogelijk. De tabellen zijn voornamelijk voor Rhagionidae en Syrphidae gemaakt en gaan tot op de soort.

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 11 Het doelgebied van de tabellen is Noordwest Europa. De Rhagionidae zijn reeds volledig, bij de zweefvliegen zijn de genera Chrysogaster, Epistrophe, Eristalis, Eupeodes, Eumerus, Melanogaster, Parhelophilus, Parasyrphus, Platycheirus, Sericomyia, Sphaerophoria, Spilomyia, en de Xylotini (Xylota, Chalcosyrphus, Brachypalpus, Brachypalpoides) uitgewerkt. De illustraties zijn geoptimaliseerd voor het internet, met als doel zoveel mogelijk plaatje in zo weinig mogelijk bytes te stoppen. Een screenshot zegt niet zo veel over de determinatietabellen dus surf gewoon even naar: http://home.talkline.nl/markvanveen/

screenshot 2

rde in de chaos

Inleiding Ideeën in Orde

Bij het 150-jarig bestaan van de NEV in 1995 Orde is een speciaal voor entomologische werd bij wijze van jubileumcadeautje het waarnemingen geschreven programma. computerprogramma Orde aan de leden gegeven. Daardoor kon er in Orde 'intelligentie' worden Daarmee werd het voor de leden gemakkelijker ingebouwd, die je niet zo gauw zult aantreffen om de gegevens van de door hun gedane in databases die zijn gebaseerd op bijvoorbeeld waarnemingen overzichtelijk te bewaren. Maar Microsoft’s Access. Die zullen bijvoorbeeld voor minstens zo belangrijk is het dat verschillende het maken van verspreidingskaartjes -als dat al leden van de vereniging, doordat ze hetzelfde kan- een beroep doen op een extern programma programma gebruiken, gemakkelijk gegevens met om het kaartje te bekijken. In Orde is dat elkaar kunnen uitwisselen. allemaal ingebouwd in één programma en is het Op deze manier kunnen grotere inventarisatie- dus bijvoorbeeld ook mogelijk om op een stip in projecten worden uitgevoerd, waarvan de een kaartje te klikken, waarna je een lijstje van resultaten kunnen worden gepubliceerd in De alle waarnemingen te zien krijgt waar de stip op Vliegenmepper of Entomologische Berichten. is gebaseerd. Verder is er in Orde entomo- Orde is daarmee een echt verenigingsproduct. logische kennis ingebouwd, zoals lijsten van in

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 12 Nederland voorkomende soorten. vindplaatsen in de in diverse landen in zwang Daardoor volstaat het om bij het invoeren van zijnde notaties in te voeren. Je kunt daarbij de gegevens slechts enkele letters van de genus- voor Orde karakteristieke intelligentie ver- en soortnaam in te tikken, waarna Orde de naam wachten voor het omrekenen van coördi- kan aanvullen. Dat spaart tikwerk en bovendien naatsystemen, alsmede ondersteuning voor het is het op deze manier onmogelijk om soortnamen gebruik van GPS. verkeerd te spellen. De soortenlijsten van de We maken van de gelegenheid gebruik om verschillende ordes zijn samengesteld door andere wensen in Orde te verwezenlijken, zoals specialisten op het gebied van de betreffende het in één bestand opslaan van waarnemingen orde. Voor de Diptera was dat Paul Beuk, van verschillende ordes (bijvoorbeeld Diptera geholpen door vele leden van de sectie. én Lepidoptera). Voor de weergave van de systematische samenhang gaan we gebruik maken van tree views: de hiërarchische struc- Nieuwe mogelijkheden in Orde turen die je ook ziet in Windows Verkenner/ In 1999 kwam een nieuwe versie van Orde Explorer. beschikbaar (Orde 4.0), met een groot aantal Wanneer dat allemaal af is, is op dit moment nieuwe mogelijkheden. Deze versie is voor leden nog moeilijk te zeggen. voor f 25 te bestellen bij Bas Drost. Een aantal van de nieuwe mogelijkheden in deze Gelukkig is de deadline wat minder strikt dan versie is: voor de invoering van die andere Euro, al is dat · het invoeren, en met één klik weer weergeven, wel de datum waarop we mikken. Tegen die tijd van een (zelf ingescande) foto van de vindplaats hebben we ook bedacht hoe het moet gaan · het zelf bepalen van de lay-out van een lijst heten. Orde 5.0 is een beetje fantasieloos, en van soorten en/of vindplaatsen bovendien moeten we eigenlijk een taxonomisch · het opslaan van zo'n overzichtslijst, maar ook nivo hoger gaan zitten, omdat je meerdere van verspreidingskaartjes in een vorm (RTF ordes tegelijk kunt gaan bewerken. Het is de respectievelijk BMP) die door Word gelezen kan klasse der insecten en eigenlijk is dat wel een worden goede naam: daar waar Orde iets schiep, daar · het importeren van gegevens uit andere pro- zal Klasse iets hebben. gramma's, zodat je gemakkelijk kunt overstappen op Orde zonder al je oude Jeroen Fokker gegevens opnieuw te hoeven intikken (het importeren kan vanaf het veelgebruikte DBF- formaat, maar ook vanuit simpele met tab- tekens gescheiden tabellen, die vanuit Access gemakkelijk te maken zijn)

De toekomst van Orde

Op dit moment zijn we druk bezig om Orde ge- De redactie heeft deze keer geen rariteitjes schikt te maken voor de Euro. mogen ontvangen. Volgende keer een dubbele Het gaat daarbij natuurlijk niet om de munt, lading ?? maar om het continent: een door velen gekoesterde wens is om ook verspreidings- kaartjes van andere landen dan Nederland te kunnen maken. Om dat mogelijk te maken zal het mogelijk worden om de coördinaten van

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 13 segmenten. De voorste paar stigmata bevinden AQUATISCHE zich tussen of op het eerste en tweede borststuksegment. De vorm en grootte van deze DIPTERALARVEN prothoracale stigma zijn genus-specifiek en vermoedelijk ook soort-specifiek (figuur 1).

Abstract:more than 1000 species of diptera occur- Figuur 1: Sciomyzidaelarve ring in the Netherland have aquatic living larvae. The met prothoracale stigma most important morphological features and ecology (ps) en verschillende typen of the most important families are discussed. anale lobben (al)

Ton van Haaren

Inleiding In Nederland komen zo'n twaalf families mug- gen en elf families vliegen voor waarvan één of In het popstadium wordt de functie van de meerdere soorten in het larvale stadium een prothoracale stigma overgenomen door de aquatische levenswijze hebben. Met uit- prothoracale hoorn. Het is echter nog niet zondering van de langpootmuggen (Tipulidae, helemaal duidelijk wat de complete functie is Cylindrotomatidae en Limoniidae hebben al de in van de prothoracale stigma. De ademopening aan tabel 1 genoemde muggenfamilies alleen maar het uiteinde van de larve bestaat, indien larven met een aquatische levenswijze. aanwezig, bij muggenlarven uit één opening en bij vliegenlarven uit twee openingen. Deze Van de vliegenfamilies hebben alleen de laatste kunnen bij de larven van zweefvliegen oevervliegen (Ephydridae) en de ibisvliegen (Athericidae) geen terrestrisch levende larven. In totaal leven er ca. 1000 soorten diptera in Nederland waarbij de larven een (semi-) aquatische levenswijze vertonen. Figuur 2: Drijfharen bij Scatella sp. Ademhaling Organismen die onder water leven moeten net als ieder ander adem kunnen halen voor de zuurstofvoorziening. Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden. Zij moeten of de zuur- stof uit het water halen of uit de atmosfeer. De meeste dipteralarven hebben aan het uiteinde van het achterlijf een of twee ademopeningen en één paar aan beide zijden van de kop. De twee laterale tracheeënbuizen die door het Figuur 3: Drijfharen bij Figuur 4: Drijfharen aan het lichaam lopen komen aan het uiteinde van het Stratiomyidaelarven uiteinde van de siphon van een lichaam al of niet samen en vormen daarmee één Eristalinilarve of twee aparte ademhalingsopeningen. In tegenstelling tot de meeste andere larven, met weer met elkaar versmolten zijn, zodat het lijkt een meer terrestrische levenswijze, ontbreken alsof ze er maar één hebben. De terminale de stigmata bij de aquatische larven aan beide ademopening wordt soms omgeven door vlezige zijden van één of meerdere abdominaal- lobben en/of drijfharen (figuur 2 tot en met 4).

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 14 opmerkelijk lang uitgegroeide lobben rond de ademopening. Andere manieren om adem te halen zijn de zogenaamde siphonen en de terminale priemen (zie figuur 4 tot en met 10) De lange adembuizen aan het uiteinde van het Figuur 5: Terminale priemen bij Notiphila sp. achterlijf, oftewel siphon, zijn bekend van Culi- De aanwezigheid van deze lobben en drijfharen cidae (Culex, Culiseta), Ptychopteridae en dienen om het drijfvermogen van de larve aan Syrphidae (Eristalini). Met deze siphon kunnen het wateroppervlak te vergroten. De drijf- ze, soms kruipend over de waterbodem, haren en lobben zijn extreem ontwikkeld bij ademhalen door deze aan het wateroppervlak te sommige Limoniidae-soorten (zoals bijvoorbeeld laten hangen, met behulp van miniscule bij Pseudolimnophila). drijfhaartjes. Terminale priemen aan het achterlijf zijn Ook de larve van Ilione (Sciomyzidae) heeft

Totaal Aantal NL aantal soorten met Familie (semi-) Kenmerkende genera soorten in aquatisch NL levende larven Onderorde: Nematocera Tipulidae (langpootmuggen) 82 14 Prionocera, Tipula Cylindrotomidae (mos- en langpootmuggen) 4 2 Triogma, Phalacrocera

Limoniidae (stelt- en langpootmuggen) ca. 150 ca. 120 Helius, Antocha, Dicranomyia, Dicranota, Eloeophila, Molophilus, Ormosia, Pilaria Blephariceridae (net- en plooimuggen) 0 0

Psychodidae (motmuggen) ca. 40 ca. 40 Pericoma, Psychoda Ptychopteridae (glansmuggen) 6 6 Ptychoptera Dixidae (meniscusmuggen) ca. 10 10 Dixa, Dixella Chaoboridae (pluim- en spookmuggen) 7 7 Chaoborus, Mochlonyx

Culicidae (steekmuggen) 24 24 Aedes, Anopheles, Culex, Culiseta, Mansonia Thaumaleidae (bronmuggen) 1 1 Thaumalea Simuliidae (kriebelmuggen) 5 5 Simulium, Boophtora Ceratopogonidae (knutten, knijten, knaasjes) > 100 >100 Bezzia, Culicoides, Dasyhelea, Forcipomyia, Atrichopogon

Chironomidae (dansmuggen) ca. 205 ca. 205 Chironomus, Glyptotendipes en nog veel meer Onderorde Brachycera Infraorde: Orthorrhapha Stratiomyidae (wapenvliegen) 44 21 Odontomyia, Oplodontha, Stratiomys, Nemoteles, Oxycera Tabanidae (dazen, steekvliegen) 37 28 Chrysops, Tabanus, Hybomitra Rhagionidae (snipvliegen, snavelvliegen) ca. 20 1 (-2?) Chrysopilus Athericidae (ibisvliegen) 2-3 2-3 Atherix, Atrichops, Ibisia Empididae (dansvliegen, ballonvliegen) ca. 175 tot 40? Clinocera, Hemerodromia, Chelifera, Wiedemannia Dolichopodidae (slankpootvliegen) 213 tot 40? Hydrophorus, Campsicnemus, Teuchophorus Infraorde: Cyclorrhapha Syrphidae (zweefvliegen) 308 54 Eristalis, Eristalinus, Helophilus, Melanogaster, Lejogaster Ephydridae (oevervliegen, zoutvliegen) ca. 100 ca. 100 Ephydra, Setacera, Hydrellia, Notiphila, Nostima, Scatella, Lytogaster, Pelina Sciomyzidae (slakkendodende vliegen) 57 37 Elgiva, Sepedon, Tetanocera, Ilione

Scatophagidae (mestvliegen) ca. 40 2-3? Acanthocnema, Hydromyza, Spaziphora, Scatophaga Muscidae (echte vliegen) ca. 150 tot 40? Limnophora, Graphomyia, Lispe Totaal ca. 1780 ca. 1000 Tabel 1. Overzicht van de in Nederland levende dipterafamilies met een aquatische levenswijze in het larvale stadium.

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 15 Figuur 6: Terminale priemen Figuur 8: Voorbeeld siphon bij Melanogaster sp. Ptychoptera sp.

Figuur 9: Voorbeeld siphon in werking Culiseta sp. Figuur 7: Terminale priemen bij Cocquilletidia richardii ontwikkeld bij sommige muggen- en vliegen- Figuur 10: Voorbeeld siphon larven om de intercellulaire lucht in planten aan Eristalini sp. te boren. Deze priemen zijn chitineus en staan Blephariceridae zijn de pseudopoden direct in contact met het tracheeënstelsel. Ze geëvolueerd tot zuignappen, zodat zij zich in zijn bekend van Limoniidae (Erioptera squalida) zeer snelstromend water kunnen handhaven. Bij Culicidae (Coquillettidia richiardii), Tabanidae soorten die in stilstaand water leven, zijn de (Chrysops rufipes en C. viduatus), Syrphidae pseudopoden echter gedegenereerd of totaal (Melanogaster spec.), Ephydridae (Hydrellia verdwenen. spec. en Notiphila spec.) en Scatophagidae (Cordilura spec.). Vergelijkbare priemen zijn ook In sommige gevallen heeft alleen het laatste buiten de diptera te vinden, b.v. bij larven van abdominaalsegment (anaalsegment) een speciale Donacia (Coleoptera:Chrysomelidae). Voortbeweging morphologische aanpassing, eventueel in combinatie met een aanpassing van de Om zich in het, al of niet stromende, water borststuksegmenten. Bij de larven en poppen voort te kunnen bewegen of zich op een plaats van Setacera micans (Ephydridae) is het te fixeren hebben sommige dipteralarven anaalsegment tot een grijporgaan ontwikkeld, speciale morphologische aanpassingen. Aan de zodat zij zich stevig aan plantenstengels kunnen onderzijde van de larve bevinden zich op één of vasthouden, en daaraan gefixeerd zelfs meerdere abdominaalsegmenten vaak duidelijke verpoppen. Zo’n grijporgaan is ook zeer duidelijk schuinvoetjes of “pseudopoden”. Aan het aanwezig bij de larven en poppen van Lispe spec. uiteinde van deze pseudopoden bevinden zich en Limnophora riparia (Muscidae). Zij lijken kleine haak- of doornvormige structuren. De echter vooral te leven tussen de stenen (algen?) pseudopoden zijn zeer sterk en geprononceerd van beken of anderszins bewegend water. De aanwezig bij larven die in stromend water leven larven van Simuliidae zijn gekenmerkt door hun of in de golfslagzone van grote wateren, en in tot zuignap omgevormde anaalsegment. Ook zij enkele gevallen bij soorten die tussen dichte kunnen als een van de weinige, naast de vegetatie leven. Zo zijn ze zeer sterk Blephariceridae, leven in snelstromend water ontwikkeld bij de meeste Empididae (b.v. van watervallen e.d. Clinocera spec., Wiedemannia spec.), enkele Tabanidae (b.v. Tabanus cordiger) en de Athericidae. Bij de larven van de

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 16 Habitat tera-larven zijn de zwaar met stalmest verontreinigde boerderijsloten en gierputten. De habitat van dipteralarven is uiteenlopend, Vergelijkbare milieus zijn opper-vlaktewateren maar in stilstaand of langzaam stromend water waar veel rottingsprocessen plaatsvinden of komen de meeste soorten voor. met een dichte krooslaag zijn In snelstromend water zijn vooral vertegen- afgedekt. Deze zuurstofarme tot zuurstofloze woordigers te vinden van kriebelmuggen biotopen worden bewoond door larven van (Simuliidae), netmuggen (Blephariceridae) en Syrphidae (Eristalis, Eristalinus sepulchralis, bronmuggen (Thaumaleidae). In droogvallende Helophilus), Ephydridae (Scatella, Teichomyza milieus als bos- en duinplassen en greppels zijn fusca), Scatophagidae (Spaziphora hydromy- vooral Aedes soorten (Culicidae) te vinden en zina), Ptychopteridae (Ptychoptera contaminata vaak ook Chrysopilus erythrophthalmus (Rhagio- en P. albimana), Culicidae (Culex spec. en nidae). Limoniidae en Tipulidae zijn vooral te Culiseta spec.) en vaak ook Heptatoma pellucens vinden in moerassige streken. Ook is er een (Tabanidae). relatie te vinden met de vegetatie in het water. In gierputten worden de Eristalis en Helophilus- larven opmerkelijk genoeg vergezeld door Een groot deel van de dipterasoorten heeft een Fannidae-larven. Soorten die meer in uitermate duidelijke voorkeur voor draadwier, riet- of schone watertjes voorkomen zijn b.v. de lisdoddevegetaties, drijfbladgemeenschappen Athericidae (Atherix ibis, Atrichops crassipes). of mossen. Larven van Odontomyia en Opldontha Zij leven in schone, nutriëntarme zandige beken. (Stratiomyidae) en een aantal soorten Psychodi- dae zijn vooral te vinden tussen dichte draad- Over het algemeen zijn dipteralarven over- wiermatten. Sommige soorten Syrphidae wegend zoetwaterbewoners. Slechts van enkele (Tropidia scita, Neoascia meticulosa) en soorten is bekend dat zij zelfs in zout water Sciomyzidae (Tetanocera ferruginea, Sepodon voorkomen, tot zelfs in een zoutgehalte verge- sphegea en Elgiva solicita) komen regelmatig lijkbaar als zeewater. Enkele voorbeelden zijn: voor in riet en lisdoddevegetaties, maar zijn Telmatogeton spec., Chironomus halophilus daarbuiten ook wel aangetroffen. Van Neoascia (Chiro-nomidae), Nemoteles spec. (Stratio- podagrica (Syrphidae) is ook bekend dat ze myidae), Atylotus latistriatus, Haematopota door Cheilosia-larven (Syrphidae) gegraven bigoti (Tabanidae), Eristalinus aeneus gangen in de stengels van Petasites bewoont. (Syrphidae), een aantal soorten Dolichopodidae De meest bekende en beschreven planten- (Aphrosylus, Dolichopus nubilus, Hydrophorus bewoner is toch wel Hydromyza livens, die zijn oceanus, Hygrocoleuthus spec., Machaerium levenscyclus vrijwel geheel op en in Gele plomp spec. en Rhaphium consobrinum) en soorten van (Nuphar lutea) voltooit. De larven van Atylotus het genus Ephydra (Ephydridae). plebejus, A. sublunaticornis (Tabanidae), Phala- crocera replicata (Cylindrotomatidae) en een Kennis aantal soorten Psychodidae zijn vrijwel uit- sluitend gebonden aan veen- en bronmossen. Van heel veel soorten is nog niet duidelijk wat Larven en poppen van het genus Hydrellia hun levenswijze en biotoop is. Slechts een (Ephydridae) en mogelijk ook de nauwverwante handvol mensen hebben zich bezig gehouden Notiphila zijn soortspecifiek gebonden aan een met het opkweken van in de levende natuur ver- soort waterplant. De Hydrellia-soorten krijgen zamelde larven en poppen. Heel goed bekend niet zelden een soortsnaam die hun relatie met zijn de Culicidae, Chironomidae, Chaoboridae en de betreffende waterplant indiceert (b.v. H. in mindere mate de Dixidae. Bij de vliegen is nasturtii in waterkers). Andere extreme bio- vooral van de Stratiomyidae en de Sciomyzidae topen die bewoond kunnen worden door dip- het meest bekend.

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 17 Vrijwel niets is bekend van de Dolichopodidae waarna ze tezamen met het achtergebleven en de Empididae. Dit wordt mede veroorzaakt pophuidje geconserveerd kan worden. Als binnen door de slechte kweekresultaten. Doordat veel ca. 2 weken na popvorming geen adult is soorten nog niet bekend zijn gaan veel uitgekropen kan men er van uitgaan dat het beginnende biologen niet verder met opkweken is mislukt. Bij Hydrellia-poppen determineren dan tot op klasse of familieniveau. (Ephydridae) treedt ook nog eens het Het veel gebruikte werk bij aquatisch biologen verschijnsel op, dat vaak meer dan 50% van de van Tolkamp (1975) is hoofdzakelijk gebaseerd exemplaren worden bewoond door sluipwespen. op Amerikaanse literatuur. Het geeft een prima Bij dit genus wordt het dan ook aangeraden om overzicht van de bouw van de diverse families veel exemplaren per lokatie te vezamelen. Het en genera maar is totaal ongeschikt voor opkweken van larven is moeilijker. Je moet Nederlands materiaal. Omdat er vrijwel niets goede omstandigheden creeëren voor de larve, anders is/was worden dan ook regelmatig i.e. vochtigheid, temperatuur, voedsel e.d. Amerikaanse soorten of genera opgevoerd in Waarschijnlijk moet je ook in de kweekruimte soortenlijstjes met aquatische fauna. Het is dan een overgangssituatie water-land creeëren ook in eerste instantie een zaak van omdat veel soorten op het land (c.q. drogere dipterologen om een goed beeld te geven van de plaatsen) willen verpoppen. Dit speelt minder soorten die in Nederland voorkomen. Hier is een rol bij de muggenfamilies omdat zij ook in men heden ten dage druk mee bezig. Daarna is het water verpoppen. het zaak om van deze Nederlandse soorten een overzicht te maken van soorten die als larve Het is en blijft noodzakelijk om altijd een korte beschreven zijn. Vervolgens moeten de omschrijving te maken van de specifieke ontbrekende soorten worden verzameld, habitatomstandigheden waarin het onvolwassen gekweekt en beschreven. Dit gebeurt nu niet of stadium wordt aangetroffen. Dit bleek wel na nauwelijks. Een zeer goed alternatief, naast het onderzoek naar dipteralarven door mij in Ne- verzamelen van adulten, is het altijd verzamelen derland de afgelopen 10 jaar. Er blijkt soms van larven en poppen. Onvolwassen stadia zijn weinig overeenkomst te zijn met het hele jaar te verzamelen, in tegenstelling tot literatuuropgaven van een soort met de Neder- de adulten, die vaak maar een aantal weken landse situatie. Soms vindt je larven op de actief zijn. De larven en poppen kunnen meest onverwachte plaatsen, b.v. een larve van opgekweekt worden en leiden in enkele gevallen Limnophora riparia (Muscidae) tussen de ook tot zeldzame of nieuwe soorten voor Ned- stortstenen oevers van het Noordzeekanaal of erland. Dat het opkweken daarvoor niet eens larven en poppen van Simuliidae in Noord- noodzakelijk is blijkt wel uit de (vrij een- Hollandse duinbeekjes. Dit wijst er al op dat er voudige) ontdekking van larven van Tabanus nog weinig bekend is van de levenscyclus van cordiger en Tabanus mikii in Nederland. diptera.

Het opkweken van poppen is bij heel veel fami- lies zeer eenvoudig. Van de vindplaats dient water en een kleine beetje vegetatie (indien aanwezig) te worden meegenomen. In één buisje met water en een beetje vegetatie wordt één pop gedaan en afgesloten met een propje watten. Na verloop van tijd zal in veel gevallen de adult zijn uitgekropen. Hierna moet de adult tenminste 24 uur lang opdrogen en uitharden,

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 18 Determinatieliteratuur Klink, A. (1981). Determinatietabel voor de poppen en larven der Nederlandse Tanytarsini. Algemeen Deel 1: Algemene tabellen, Wageningen. 25p. Ferrar, P. (1987). A guide to the breeding hab- Langton, P.H. (1991). A key to pupal exuviae of its and immature stages of Diptera West Palaearctic Chironomidae (inclusief Cyclorrhapha. Entomonograph 8. 907p. Update, 1995), Huntingdon. 386p. Nilsson, A. (ed.) (1997). Aquatic Insects of Moller Pillot, H.K.M. (1984a). De larven der North Europe. A Taxonomic Handbook. Vol. 2: Nederlandse Chironomidae (Diptera). Inleiding, Odonata, Diptera. Apollo Books, Stenstrup. Tanypodinae & Chironomini. Ned. Faun. Meded. 440p. 1A, EIS, Leiden. 277p. Smith, K.G.V. (1989). An introduction to the Moller Pillot, H.K.M. (1984b). De larven der immature stages of British flies. Diptera larvae, Nederlandse Chironomidae (Diptera). with notes on eggs, puparia and pupae. Royal Orthocladiinae sensu lato. Ned. Faun. Meded. Entomological Society of London, London. 280p. 1B, EIS, Leiden. 175p. Tolkamp, H. (1975). Tabel voor het Wiederholm, T. (ed.) (1983). Chironomidae of determineren van de in het water levende the Holarctic region. Keys and diagnoses. Part 1, Europese Diptera larven. Typescript. Mimeo- Larvae. Ent. Scand. Suppl., 19. 457p. graph. Vakgr. Natuurbeheer, Wiederholm, T. (ed.) (1986). Chironomidae of Landbouwhogeschool Wageningen. 56p. the Holarctic region. Keys and diagnoses. Part 2, Pupae. Ent. Scand. Suppl., 28. 482p. Blephaceridae Wiederholm, T. (ed.) (1989). Chironomidae of Rietschel, P. (1961). Bau, function und the Holarctic region. Keys and diagnoses. Part entwicklung der haftorgane der 3, Adult males. Ent. Scand. Suppl., 34. 532p. Blepharoceridenlarven. Z.morph. Ökol.Tiere. Berlin 50:239-265. Culicidae Vimmer, A. (1924) Larva a kukla ze skupiny Cranston, P.S., C.D. Ramsdale, K.R. Snow & G.B. Polyneura (Dipt.) Sb.entomol.odd.Nár.Musea v. White (1987). Adults, larvae and pupae of Brit- Przae 2:133-136. ish Mosquitoes (Culicidae). Fresh. Biol. Assoc. Sc. Publ. 48. 152p. Chaoboridae Haren, J.C.M. van & P.F.M. Verdonschot (1995). Parma, S. (1969). Notes on the larval taxonomy, Proeftabel Nederlandse Culicidae. IBN-Rapport ecology, and distribution of the Dutch 173, Wageningen. 106p. Chaoborus species (Diptera, Chaoboridae). Mohrig, W. (1969). Die Culiciden Deutschlands. Beaufortia 225 (17): 21-50. Untersuchungen zur taxonomie, biologie und Sæther, O.A. (1971). VI. Chaoboridae. In: ökologie der einheimischen stechm¸cken. Elster, H.J. & W. Ohle: Die Binnengewässer Parasitologische schriftenreihe 18. Band XXVI, Teil 1: Das Zooplankton der Binnengewässer, pp 257-280. Dixidae Sæther, O.A. (1997). Diptera Chaoboridae, Disney, R.H.L. (1975). A key to the larvae, pupae Phantom Midges. In: Nilsson, A. (ed.). The and adults of the British Dixidae (Diptera). The Aquatic Insects of North Europe 2: 149-162. meniscus midges. Fresh. Biol. Assoc. Sc. Publ. 31. 78p. Chironomidae Cranston, P.S. (1982). A key to the larvae of the Empididae British Orthocladiinae (Chironomidae). Fresh. Niesiolowski, S. (1992). Empididae aquatia Biol. Assoc. Sc. Publ. 45. 152p. wodne wujkowate (Insecta Diptera). Fauna

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 19 Polski 14:1-127. cological study on Hydromyza livens (Fabricius) (Diptera, Scatomyzidae), a associated with Ephydridae nymphaeid vegetation dominated by Nuphar. Tijdschrift voor Entomologie 126:59-90. Hennig, W. (1943). Übersicht über die bisher bekannten Metamorphosestadien der Sciomyzidae Ephydriden, mit neubeschreibungen nach dem Rozkosny, R. (1967). Zur Morphologie und Material der Deutschen Limnologische Sunda Biologie der Metamorphosestadien expedition. Arb.morph.taxon.ent., Berlin mitteleuropäischen Sciomyziden (Diptera). 10:205-208. Prirodov. Pr. Cesk. Akad. Ved. 1 (N.S.): 117-160. Zatwarnicki, T. (1997). Diptera Ephydridae, Vala, J.-C. (1989). Dipteres Sciomyzidae Euro- Shore Flies. In: Nilsson, A. (ed.). The Aquatic mediterraneens. Faune de France 72. Insects of North Europe 2: 383-400. Simuliidae Psychodidae Bass, J. (1998). Last-Instar larvae and pupae of Feuerborn, H.J. 91923). Die larven der the Simuliidae of Britain and Ireland. A key Psychodiden oder Schmetterlingsmücken. Ein with brief ecological notes. Freshwater Biologi- betrag zur ökologie des “Feuchten”. cal Association, Sc. Publ. 55 Verhandlungen der Internationalen Vereinigung Davies, L. (1968). A Key to the British Species für theoretische und angewandte limnologie: of Simuliidae (Diptera) in the Larval, Pupal and 181-213 Adult Stages. Fresh. Biol. Assoc. Sc. Publ.24. Jung, H.F. (1956). Beiträge zur Biologie, 126p. morphologie und systematik der europäischen Jensen, F. (1984). A revision of the taxonomy Psychodiden (Diptera). Dtsch.Ent.Z. (N.F.) 3 (2- and distribution of the Danish black-flies 4):97-257. (Diptera: Simuliidae), with keys to the larval and pupal stages. Natura Jutlandica 21 (6): 69- Ptychopteridae 116. Brindle, A. (1962). Taxonomic Notes on the Lar- Jensen, F. (1997). Diptera Simuliidae, Black vae of British Diptera. 9: The family Flies. In: Nilsson, A. (ed.). The Aquatic Insects Ptychopteridae. Entomologist 95: 212-216. of North Europe 2: 209-242. Brindle, A. (1966). Taxonomic Notes on the Lar- Rubtsov, I.A. (1990). Blackflies (Simuliidae). vae of British Diptera. 24: Revisional notes. Second Edition. Fauna of the USSR. Diptera, Entomologist 99: 225-227. Vol. 6, Part 6. E.J. Brill, Leiden.

Rhagionidae Stratiomyioidea Brindle, A. (1959). Diptera. Notes on the larvae Brugge, B. (1993). Stratiomyiidae. Larventabel. of the British Rhagionidae and Stratiomyidae Typescript, Amsterdam. 31p. with a key to the genera. Entomologist’s Record Rozkosny, R. (1973). The Stratiomyioidea 71:126-129. (Diptera) of Fennoscandia and Denmark. Fauna Tusa, I. (1993). [Larvae of the genus Atherix Ent. Scand. 1. 140p. Meigen, 1803 (Diptera, Athericidae) in streams Rozkosny, R. (1982). A biosystematic study of of Czechoslovakia. Cas.Slez.Muz. Opava (A) the European Stratiomyidae (Diptera). Volume 42:21-29. 1. Introduction, Beridinae, Sarginae, Stratiomyinae. Series Entomologica 21. Junk Scatophagidae Publ. Brock, C.M. & G. van der Velde (1983). An aute- Rozkosny, R. & F-W. Kniepert (2000). Insecta:

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 20 D iptera: Stratiomyidae, Tabanidae. Tijdschrift voor Entomologie 134 Amsterdam: Süsswasserfauna von Mitteleuropa 21/18,19. 211-267 and figs. 1-180. Spektrum Akademischer Verlag Heidelberg. Reusch, H. & P. Oosterbroek, 1997. Diptera Limoniidae and Pediciidae, short-palped Crane Syrphidae Flies. In: Nilsson, A. (ed.). The Aquatic Insects Dixon, T.J. (1960). Keys to and descriptions of of North Europe 2:105-132. the third instar larvae of some species of Savchenko, E.N. (1982). Limoniidae: Syrphidae (Diptera) occuring in Britain. Trans. Eriopterinae. Fauna Ukrainy 14(3):1-335 R.ent.soc., London 112(13):345-379. Savchenko, E.N. (1985). Limoniidae: Limoniinae. Dolezil, Z. (1972). Development stages of the Fauna Ukrainy 14(4):1-180. tribe Eristalini (Diptera, Syrphidae). Acta.ent. Savchenko, E.N. (1986). Limoniidae: Introduc- bohemoslavaca 69:339-350. tion, Pediciinae, Hexatominae. Fauna Ukrainy Hartley, J.C. (1961). A taxonomic account of the 14(2):1-379. larvae of some British Syrphidae. Proc.Zool.soc., Theowald, Br. (1967). Familie Tipulidae (Diptera, London 136. Nematocera) Larven und Puppen. Mit 344 Rotheray, G.H. (1993). Colour Guide to the Figuren. Bestimmungsbucher zur bodenfauna Hoverfly Larvae (Diptera, Syrphidae). Europas 7. Akademie-Verlag, Berlin. 100p. Dipterists Digest 9 Edinburgh. 156p.

Tabanidae Andreeva, R.V. (1990). Classification key to the larvae of Tabanidae. European part of the U.S.S.R. the caucasus and Central Asia. Naukova Dumka, Kiev. Jezek, J. (1977). Keys to the last instar larvae and pupae of some European Tabanidae (Diptera). Acta.ent. bohemoslavaca 74:339-344. Zeegers, T. & T.van Haaren (2000). Dazen en Dazenlarven van de Benelux. Wetenschappelijke mededelingen K.N.N.V. 225. Hoogwoud, 114p.

Tipuloidea (Cylindrotomidae, Limoniidae & Tipulidae) Brindle, A. (1960). The larvae and pupae of the British Tipulinae (Diptera: Tipulidae). Trans.Soc. Br. Ent. 14(3):63-97. Brindle, A. (1967). The larvae and pupae of the British Cylindrotominae and Limoninae (Tipulidae). Trans.Soc. Br. Ent. 17(7):151-216. Brindle, A. & D. Bryce (1960). The larvae of British Hexatomini (Dipt., Tipulidae). Entomolo- gist Gaz. 11:207-224. Oosterbroek, P. & Br. Theowald (1991). Phyloge- ny of the Tipuloidea based on characters of lar- vae and pupae (Diptera, Nematocera), with an index to the literature except Tipulidae.

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 21 vooral geregend en was het erg somber. ACTIVITEITEN Daarom valt het aantal soorten helemaal niet SECTIE DIPTERA tegen. Daarvoor zijn een groot aantal uurhokken bezocht, om toch te proberen zoveel mogelijk biotopen gezien te hebben.

Verslag dipteraweekend Sommige vangsten zijn toch wel opmerkelijk te noemen. Natuurlijk de Microdon eggeri, in Alphen (N-Br), gevangen op de Strijbeekse Hei, midden in het bos. Die had zich zeker een goed heenkomen 19 tot 21 mei 2000 verschaft, maar kon zich toch niet aan de aandacht van een oplettende dipterist ont- trekken. door André van Eck M. eggeri is nog zeer weinig gevangen in Bra- bant, maar komt op de vele heidegebieden Abstract: Report of the sections' annual weekend of wellicht toch meer voor dan we denken. In 1998 fieldstudy. The Western part of the province of is er bijvoorbeeld ook één nabij Tilburg gevan- Noord-Brabant was visited. Due to bad weather con- gen, eveneens een man. Aat Barendregt heeft ditions only one full day of fieldwork could be done. Remarkable species caught during this weekend: de soort al eens vlakbij, in het dal van het Microdon eggeri, Brachyopa pilosa, Xylota abiens, Merkske gevangen en ook uit oostelijk Brabant Temnostoma vespifome and Cheilosia bergenstammi. zijn een paar vangsten bekend. De Strijbeekse Hei en alles wat daarmee verbonden is, vormt een zeer gevarieerd, Inleiding uitgestrekt natuurgebied dat je niet op zichzelf Met het oog op het vullen van witte vlekken in kunt zien. In feite behoren alle waarnemingen in Nederland, ten behoeve van de zweefvliegen- de kilometerhokken 114.391 tot en met 116.392 atlas, zijn we in mei 2000 neergestreken in tot dit uitgebreide natuurgebied. Goede westelijk Noord-Brabant. Nog westelijker dan locaties tijdens het weekend bleken het Rond- Alphen kon er helaas geen kampboerderij ven (114.391) en Heistraat (115.391), op de gevonden worden. Daarom ging onze aandacht echte hei en de omgeving van de Rettestraat/ uit naar gebieden zuidelijk van de rook van Bre- Chaamse beek/Roode loop (115.392 en 116.391 da. Daar liggen veel natuurgebieden, die helaas en 392) (gemengde bossen met vochtige gras- te vaak aan de aandacht van de entomoloog landjes en beken) te zijn). ontsnappen. Daar moest eens verandering in Andere goede vangsten op de hei en de rijkere gebracht worden en vandaar deze locatie. bossen van de Strijbeekse Hei zijn onder meer De opkomst was gelukkig, ondanks de slechte Eristalis piceus (in aantal), Xylota abiens, weersvooruitzichten, voorbeeldig. Temnostoma vespiforme, Criorhina floccosa en Chrysogaster viduata. Er is op de Strijbeekse Er zijn tijdens het weekend liefst 83 (wellicht Hei vooral veel gevangen op Amerikaanse 84) soorten zweefvliegen gevangen op één dag. Vogelkers en op Vuilboom. Er stonden ons, als gevolg van het slechte weer, De reservaateilandjes Den Aard en de Waaijen- slechts op zaterdag een kleine zeven vanguren berg, nabij Zundert, bleken door de hoogveen- ter beschikking. De dag begon wijfelend, maar en moeras(-bos)situaties bijzonder interessant het werd 's middags nog redelijk weer, zonder te zijn voor specifieke soorten zweefvliegen. In al te hoge temperaturen maar gelukkig wel wat de Waaijenberg, waar op korte afstand zowel zon erbij. De rest van het weekend heeft het zeer natte als droge situaties voorkomen, doken

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 22 soorten op zoals Orthonevra geniculata, Eristal- Bezochte gebieden is piceus, Paragus haemorrhous, Trichopsomyia flavitarse en T. lucida en Chrysogaster viduata. Alle waarnemingen zijn gedaan op zaterdag 20 In Den Aard is de vangst van Cheilosia bergen- mei 2000. stammi, geen gewone soort in Brabant, vermeldenswaard. 102-391 Zundert, Pannenhoef, de Flesch 103-391 Zundert, Pannenhoef Als afsluiter van de dag en naar later bleek het 105-384 Zundert, den Aard weekend, bezochten we het Liesbosch, het 106-385 Zundert, Lange Gooren vermaarde oude zomereikenbos vlak onder de 106-399 Breda, Liesbosch rook van Breda. Onder niet ideale omstandig- 107-399 Breda, Liesbosch heden tegen het einde van de dag, werden een 107-386 Zundert, Waaijenberg paar karakteristieke (loof)bossoorten gevangen, 114-391 Strijbeekse hei, Rondven waaronder Meligramma triangulifera, Brachyopa 115-391 Strijbeekse Hei, Heistraat pilosa, Parasyrphus annulatus, Ferdinandea 115-392 Strijbeekse Hei, bosrand cuprea. Eerder op de dag bracht een bezoek 116-390 Strijbeekse Hei aan de Pannenhoef bij Zundert (102-390/391 116-391 Strijbeekse Hei, Rettestraat, Chaamse en 103-391), door o.m. Wouter van Steenis, ook beek/Roode loop e.o. al een aantal aardige bossoorten op. Eupeodes 116-392 Chaam, Chaamse beek/Roode loop lapponicus is daar een voorbeeld van. 126-389 Alphen, Looneind, Oude Tilburgse baan

Al met al is er dit weekend een behoorlijke bijdrage geleverd aan het opvullen van de nodige witte hokken. Hopelijk komt het echte West-Brabant ook nog eens aan de beurt. Voor zover het geslacht bepaald is van deze soort, valt overigens op dat van Episyrphus balteatus hoofdzakelijk mannetjes zijn waargenomen. Mogelijk is dit veroorzaakt door het effect van het makkelijk waarnemen van baltsende exemplaren.

Tabel In de op de volgende bladzijden weergegeven tabellen staan de waarnemingen als doorgegeven door de volgende personen: Aat Barendregt, Leendert-Jan van der Ent, Laurens van der Leij, Jaap van der Linden, Wouter van Steenis, Mark van Veen, Bastiaan Wakkie en André van Eck. Zo goed mogelijk is geprobeerd overlap te voorkomen. Het is opvallend dat door de inzenders vrijwel uitsluitend is gelet op Syrphidae.

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 23 2 1 10 16 25 14 1 1 1 7 7 1 1 23 2 1 4 7 4 10 6 1 2 1 4 2 6 1 30 10 1 1 1 80 Totaal exx. 6 164 33 78 1 1 m, 1 w 1 w 126-389 2 ex 1 w 1 m, 1 w 1 w 2 w 2 w 6 1 ex 1 w 3 m, 1 w 1 m 20 m, 3 w 1 w 1 m 4 m, 1 w 1 w, 20 ex 116-391, 116-392 11 m, 18 w 18 m, 8 w 1 m 1 ex 6 w 1 w 1 w 115-392 116-390 1 m 2 ex 1 m 1 m 1 m 1 m 1 m 1 w 1 ex 1 m 3 2 m 1 m 1 w, 1 ex 1 m 5 m, 3 ex 1 m 2 w 5 m, 1 w 1 w 115-391 5 m, 5 w 3 w 50 m 5 w, 6 ex 6 m, 2 w, 25 ex 1 m 1 w 5 w 2 m, 2 w 2 m 2 ex 114-391 1 w 2 ex 2 w 2 m 1 w 1 w 1 w 3 w 1 m 3 w 2 m, 1 w 1 w 1 ex 1 w 1 w 1 m, 1 w 107-386 1 m, 4 w 1 m, 8 w 1 w 1 w 1 w 1 w 1 m, 3 w 1 w 1 m 1 w 2 w 2 w 3 m, 6 w 106-399, 107- 399 4 m, 5 w, 6 ex 1 w 26 m, 5 ex 3 m, 21 ex 5 m 1 m, 7 ex 2 m 1 m, 2 w 1 w 3 w 106-385 1 m 1 m, 2 w 1 w 2 m 1 w 1 m, 1 w 2 w 1 m, 2 w 1 m 2 m, 3 w 2 w 105-384 14 w 2 m, 8 w1 w 2 w 1 ex 102-390, 102- 391, 103-391 1 m, 12 w1 w 1 m 1 w 1 w 21 m, 3 ex 1 m,2 4 m w 5 m 1 w 4 m, 2 w, 12 ex m, 2 ex 3 w Syrphidae Lejogaster metallina Melangyna cincta Melanostoma mellinum Melanostoma scalare Meligramma triangulifera Meliscaeva auricollis Meliscaeva auricollis mac. Soort // Am.co Anasimyia interpuncta Anasimyia lineata Brachyopa pilosa Brachypalpoides lentus Cheilosia albitarsis Cheilosia bergenstammi Chrysogaster hirtella Chrysogaster viduata Chrysotoxum cautum Chrysotoxum festivum Criorhina berberina Criorhina floccosa Dasysyrphus albostriatus Dasysyrphus pinastri Dasysyrphus tricinctus Dasysyrphus venustus Didea fasciata Epistrophe eligans Epistrophe eligans trifasciatus Epistrophe nitidicollis Episyrphus balteatus Eristalinus sepulchralis Eristalis arbustorum Eristalis horticola Eristalis nemorum Eristalis pertinax Eristalis piceus Eristalis tenax Eumerus c.f. strigatus Eumerus tuberculatus Eupeodes corollae Eupeodes lapponicus Ferdinandea cuprea Helophilus hybridus Helophilus pendulus Helophilus trivittatus

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 24 49 2 1 1 1 13 6 1 1 30 21 1 22 1 1 2 1 5 19 4 163 4 2 5 5 40 1 1 2 9 17 3 13 12 13 29 146 2 Totaal exx. 1 156 12 1 m 1 m 1 w 126-389 3 w 1 w 1 m, 1 w 2 m, 1 w 1 m 2 m, 2 w 2 m 1 m 1 m, 1 w 1 w 3 1 m, 32 ex 3 m 1 w 1 ex 1 m, 5 ex 6 m, 15 ex 116-391, 116-392 1 m, 6 w 1 m, 28 ex 1 m, 2 ex 1 ex 1 m 1 m x 1 m 1 m, 1 w 115-392 116-390 x 1 w 2 w 1 m 1 w 1 w 1 m, 5 ex 10 ex 1 m 1 m 1 w 1 w 1 w 5 ex 3 m, 100 ex 115-391 65 ex 14 ex 1 m, 3 w, 25 ex 1 m 3 m 3 w 1 w 1 m 2 m, 1 w 114-391 1 m 2 w 1 m 1 ex 1 ex 1 w 3 m, 2 w 2 w 2 m, 2 w, 73 ex m, 4 w, 7 ex 2 m, 2 w 1 m, 1 w 1 w 3 m 1 m 1 m, 2 w 107-386 1 w 5 w 1 m 20 m, 12 ex 1 m, 1 w 11 m, 15 w, 5 ex 1 m, 1 ex 1 m, 1 ex 1 ex 1 ex 1 m, 1 w 5 m 1 m, 6 w, 5 ex 5 w 2 m 1 w 1 m, 9 w 1 w 3 ex 3 ex 1 m, 9 ex 106-399, 107- 399 37 ex5 ex 2 ex 15 w, 1 ex 1 w, 51 ex 2 m, 5 ex1 m, 1 w 53 ex w 3 m, 1 w 1 m, 1 w 2 m, 1 w 1 m 1 m 3 m, 1 w 1 m, 2 w 106-385 1 w 2 w 1 w 3 m, 2 w 2 w 1 w 1 m 1 m, 2 w 1 m 2 m 3 m, 8 w 105-384 2 m, 3 w 1 w 102-390, 102- 391, 103-391 2 ex 3 m, 1 ex 1 m 1 w, 1 ex 2 m, 3 w, 1 ex 1 w 5 w, 1 ex1 m, 2 w 4 m, 13 w 2 m, 2 1 w ex2 w 3 w 1 2 m, m, 5 2 w w 3 w 1 m, 1 ex 4 m Soort // Am.co Meliscaeva auricollis type Merodon equestris Merodon equestris bulborum Merodon equestris equestris Microdon eggeri Myatropa florea Neoascia meticulosa Neoascia podagrica Neoascia tenur Orthonevra geniculata Paragus haemorrhous Parasyrphus annulatus Parasyrphus lineolus Parasyrphus malinellus Parhelophilus frutetorum Parhelophilus versicolor Pipiza noctiluca Pipizella varipes Platycheirus albimanus Platycheirus angustatus Platycheirus clypeatus Platycheirus fulviventris Platycheirus peltatus Platycheirus scutatus Pyrophaena granditarsa Pyrophaena rosarum Rhingia campestris Scaeva pyrastri Scaeva selenitica Sphaerophoria batava Sphaerophoria scripta Syritta pipiens Syrphus ribesii Syrphus torvus Syrphus vitripennis Temnostoma bombylans Temnostoma vespiforme Trichopsomyia flavitarsis Trichopsomyia lucida Tropidia scita Volucella bombylans Volucella bombylans haem. Volucella bombylans plumata Volucella bombylans type Volucella pellucens Xylota abiens Xylota segnis Xylota sylvarum

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 25 Soort // Am.-co 106-385 107-386 107-399 114-391 115-392 116-391 126-389 Asilidae Dioctria atricapilla 2 ex 1 w 1 ex Dioctria oelandica 1 w 2 w, 3 ex Laphria flava 2 ex 1 m Neoitamus cyanurus 2 ex Empidae Empis digramma 1 w, 10 ex Empis tessellata 1 m, 1 w 1 m, 1 w, 1 ex 5 m, 5 w, 5 ex 1 w Lauxaniidae Calliopum simillimum 1 m Lyciella platycephala 1 w Lyciella rorida 1 w Tricholauxania praeusta 1 w Micropezidae Compsobata cibaria 1 w Muscidae Mesembrina meridiana 2 ex Psilidae Psila fimetaria 2 w Rhagionidae Rhagio lineola 1 m Rhagio scolopaceus 1 ex 30 ex Stratiomyidae Beris chalybata 1 ex Microchrysa flavicornis 1 w Tachinidae Tachina fera 1 w Tabanidae Hybomitra bimaculata 1 m, 2 w 1 m Tephritidae Tephritis cometa 1 ex Tephritis vespertina 4 ex Tipulidae Tanyptera atrata 1 w Therevidae Thereva nobilitata 1 m

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 26 Meenemen: Dipteraweekend Alles wat je normaal ook meeneemt. Maar zeker niet vergeten: slaapzak of een dekbed- en kus- Hemelvaart 2001 senovertrek.

André van Eck en Laurens van der Leij Route-informatie: Zie vorige Vliegenmepper (dec. 2000) Zoals in de vorige Vliegenmepper al uitgebreid is aangekondigd, wacht ons binnenkort alweer Extra informatie over onze spoorwegen! het zoveelste dipteraweekend. Ze werken aan werk, dus hou hier even rekening Dit jaar duurt het weekend extra lang, omdat mee: het samenvalt met de Hemelvaart. En wij Vanaf vrijdag 25 mei t/m zondag 27 mei rijden denken dat we daar dan maar eens goed gebruik GEEN treinen tussen: van moeten maken, in de hoop dat het weekend # Eindhoven-Tilburg-Breda-Dordrecht niet beperkt zal blijven tot zeven vanguren, # Den Bosch-Tilburg-Breda zoals vorig jaar het geval was (zie het verslag Er worden bussen ingezet. elders in deze Vliegenmepper). Houdt er bovendien rekening mee dat geplande werkzaamheden soms weer uitgesteld kunnen Nog even in het kort de belangrijkste gegevens: worden. Informeer bij de NS!!! Het adres: Om jullie alvast een korte indruk te geven van Groepsaccomodatie Boszicht wat we allemaal kunnen verwachten, volgt Stokterweg 9 hieronder een bijdrage van Wouter van Steenis 5973 PW LOTTUM en Willem Renema, die in het voorjaar van 2000 tel.: 077-4631213 al vast wat "voorwerk" hebben verricht. Maak je Amersfoort-coordinaten: 208-386 borst maar nat!

Hier kunnen maximaal 18 personen in de Rond Hemelvaart 2000 hebben wij drie dagen accommodatie zelf terecht. Maar er is ook gele- vertoefd in Arcen (Limburg) dit ligt op de oost- genheid tot kamperen! Dus we zijn niet echt oever van de Maas, maar we hebben ook enkele gebonden aan het deelnemerstal. Zelfs je gezin uitstapjes gemaakt naar de westoever. kan meekomen, mits ze kamperen. Bel in ieder Eerst even kort over de oostoever. geval zelf even met de boerderij om dit te Onafhankelijk van elkaar hebben we daar op reserveren! vrijdag 2 juni voornamelijk op de oostoever vertoefd. Vrijwel het hele gebied rond de Opgeven: Hamert werd voornamelijk gekarakteriseerd doe je VOOR 20 MEI bij: door weinig bloemen. Rond het Heerenven, een Laurens van der Leij natuur-ontwikkelingsproject van het Limburgs Van Coehoornplein 35 Landschap, vlogen wel typische moerassoorten 5223 BV 's-Hertogenbosch als Sericomyia lappona en Platycheirus occultus. tel. 073-6218139 Op andere plaatsen in de Hamert vloog Chryso- email: [email protected] gaster virescens. De volgende dag op de Lommerbroeklossing (ook Kosten: oostoever) ving Menno van Zuijen een Paragus Fl. 45,00 per persoon, excl. kosten van eten. majoranae, zagen we Xylota tarda en wederom Chrysogaster virescens. Ten westen van de Maas vingen we ook het een

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 27 en ander. Het Schuitwater is een erg vochtig naar de hoge zandgronden. bos, met onder andere Temnostoma vespiforme Daarbuiten zijn kwelinvloeden in het Maasdal en T. bombylans. Ook vlogen hier Criorhina vooral beperkt tot Maasmeanders, veen- pachymera en Sphegina verecunda. In de buurt gebieden en beekdalen. Verdrogingsgevoelige van Grubbenvorst vingen we nog Neocnemodon natuur komt in een grote verscheidenheid aan brevidens. vegetatietypen voor. Zo bevinden zich langs het De zondag begon met matig weer, maar het trok Julianakanaal op verschillende plaatsen bij en leverde in een zelfde oude Maasmeander bronbossen (Bunderbos, Bruuk, dal Kingbeek). als het Schuitwater, maar dan net westelijk van Tussen Maasbracht en Roermond zijn het Venlo. Hier vloog Sphegina siberica, Pipiza Haegenbroek (voormalige kleinschalige lugubris, Orthonevra intermedia en Meligramma kleiwinning) en Beegderheide (berkenbroekbos, guttata. In totaal hebben we meer dan 100 vennetjes en veentjes) belangrijke soorten gevangen in drie dagen, maar is er verdrogingsgevoelige gebieden. Ten westen van zeker nog veel meer te beleven. het Lateraalkanaal (ten Westen van Roermond) liggen verschillende vochtige boscomplexen. In Over het Limburgse landschap in het algemeen, stuwpand Belfeld (ten zuiden van Venlo) is de en de Maas in het bijzonder, is zeer veel te aanwezigheid van natte bos-typen in beekdalen, vertellen. Onze kampplaats ligt in de omgeving veelal met kwelinvloed en plaatselijk ook met van veel verdrogingsgevoelige natuur langs de bronmilieus, kenmerkend (bijvoorbeeld Maas. Onze aandacht zal ongetwijfeld uitgaan Vuilbemden, Swalmdal, Leudal, naar deze bijzonder interessante en rijke Schellekensbeekdal). natuur. Oude Maasmeanders (zoals Dubbroek, Kalden- broek, het Schuitwater) en vennen (Raven- Het Maasdal in het kort vennen, Geijstersch Ven) vormen de belang- rijkste typen verdrogingsgevoelige natuur in door André van Eck stuwpand Sambeek. Belangrijke verdrogings- gevoelige natuur langs stuwpand Grave vormen Verdrogingsgevoelige natuur komt op ver- de vennen en natte heide in Quin/Zwarte Kamp, schillende plaatsen voor in het winterbed van de de begroeiingen in het dal van de Niers, het Maas. Door grondwater beïnvloede helling- en bronbos van de Jansberg en de (kwel)gebieden komen in het overstroomde deel Overasseltse en Hatertse vennen. van het winterbed vooral voor in oude stroom- (bron: Limburgs Landschap) geulen op de overgang van de lage Maasweerden

Wanted De redactie beoogt met de rubriek “Wanted, dead or alive” de leden van de sectie een mogelijkheid te bieden om specifiek te kunnen vragen naar materiaal van bepaalde soorten en families, materiaal uit malaiseval- len, larven, ecologische waarnemingen etc. Het is mogelijk om een oproep doorlopend te plaatsen. Dead or alive Deze keer nog geen oproepen maar voor de volgende keer staat er zeker wel wat op stapel!!

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 28 Redactielid André De Vliegenmepper gaat stelt zich voor digitaal!

Vanaf mijn vroege jeugd was ik veel buiten te door de redactie vinden. Lange tijd als vogelaar, onder de vleugels Abstract: the possibility is considered to forward a van de NJN en de ACJN (later JNM geheten). digital pdf version of De Vliegenmepper in the near In de Jeugdbond determineerde ik mijn eerste future. Advantages are listed. People interested in zweefvliegjes. Maar de echte interesse zette receiving Vliegenmepper digitally, are invited to send zich door toen ik in 1987 en 1988 voor SBB an email request to: [email protected] broedvogels ging karteren. In de rustige uurtjes De redactie is druk bezig de mogelijkheid te begon ik (het eerste jaar nog met de hand, onderzoeken om de Vliegenmepper in de nabije resultaat 15 soorten) zweefvliegen te vangen. toekomst (ook) digitaal aan te bieden (.pdf- Toen de KNNV Insektenwerkgroep Tilburg, nog formaat). Dat wil zeggen, dat je de keuze kunt met John Reichwein, startte met het malaise- krijgen, de Vliegenmepper per email te valonderzoek in de Brand (Udenhout) kwam er ontvangen. Vooral voor mensen met een echt de vaart in. Nu zijn vogeltjes prettige kleurenprinter kan dit extra interessant zijn! bijzaak en insekten, de zgn. jeugdbondsgroepen Want de papieren versie zal niet in kleurendruk voorop, prettige hoofdzaak geworden. worden uitgegeven. Na de "Dubbelloof", het "Kauwtje", "de Hop" Als het allemaal doorgaat, zal de volgende editie (allemaal blaadjes van, ten dele opgeheven, al op die wijze verkrijgbaar zijn. Jeugdbondsafdelingen) en een jaar Jeugdbonds- uitgeverij zijn er, behalve beroepsmatig, heel Andere voordelen digitale versie: wat jaren voorbij gegaan dat ik niets meer met - goed voor de financiën van de Sectie Diptera redactiewerk te maken had. - mogelijkheid om illustraties op te nemen die in Dat is nu veranderd. de papieren versie niet mooi uitkomen Ik hoop mijn steentje bij te kunnen dragen aan - zoekfuncties van de software en andere een nieuwe reeks leerzame en leesbare Vliegen- functies die handig kunnen zijn meppers, samen met oude-rot-in-het-vak Jaap - pdf-formaat is door iedereen te lezen en met Laurens, mijn collega in de Insekten- - een online webstek voor download van oude werkgroep Tilburg. Vliegenmeppers kan worden opgezet Ik wens eenieder veel leesplezier met deze eerste Vliegenmepper onder redactie van het Wat wij nu graag willen weten is of daar vernieuwde team! belangstelling voor is. Stuur de redactie ([email protected]) een Recente literatuur mailtje met daarin de volgende informatie: - naam en adres Deze keer geen overzicht van recent ver- - vaste emailadres schenen literatuur. - of de Vliegenmepper wel of niet digitaal kan of wil ontvangen.

Belangstellende worden op de hoogte gehouden van de stand van zaken. Mogelijk zal het voorjaarnummer te zijner tijd bij wijze van proef, ook digitaal verzonden worden.

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 29 Bijeenkomsten: COLOFON Aat Barendregt Voor adres en telefoonnr: zie boven.l De Vliegenmepper, jaargang 10, nr. 1 Dipteraweekeinden: Laurens van der Leij ISSN-nummer:1338-3178 André van Eck (adressen zie onder) De Vliegenmepper is het halfjaarlijks verschij- Redactie: nende contactblad van de Sectie Diptera van Jaap van der Linden de Nederlandse Entomologische Vereniging. W. Alexanderplein 18 5271 AR SINT-MICHIELSGESTEL De sectie heeft als doel het bevorderen van de tel: 073-5516335 studie van de Diptera in het Nederlandse taal- email: [email protected] gebied. Hierin vervult De Vliegenmepper een André van Eck belangrijke functie. Korte Hoefstraat 30 5046 DB TILBURG Iedereen, ook niet-NEV-leden, kan lid worden tel: 013 - 5445037 van de sectie door 10 gulden over te maken op email: [email protected] giro 5621403 t.n.v. Penningmeester Sectie Dip- Laurens van der Leij tera te Haarlem, onder vermelding van: lid- Van Coehoornplein 35 maatschap Sectie Diptera. 5223 BV ‘s-HERTOGENBOSCH Alle leden van de sectie krijgen automatisch de tel: 073 - 6218139 Vliegenmepper toegestuurd. email: [email protected] Redactieadres: zie Jaap van der Linden. Het bestuur van de sectie bestaat uit de vol- Emailadres sectie Diptera: gende personen: [email protected] Voorzitter: Aat Barendregt Kopij indien digitaal aangeleverd bij voorkeur als Koninginnelaan 9 “platte tekst” of Worddocument. Eventuele 3781 GK VOORTHUIZEN afbeeldingen graag separaat aanleveren. tel: 0342 - 471451 email: [email protected] Secretaris: Theo Zeegers Zomerstraat 15 2033 EN HAARLEM tel: 023 - 5450342 email: [email protected] Penningmeester: Paul Beuk Math. Wredestraat 59 3703 ED HAARLEM tel: 023 - 5365450 email: [email protected]

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 30 LEDENLIJST We zouden het fijn vinden als mensen eventuele aanvullingen op hun adresgegevens willen doorgeven. Denk daarbij aan gegevens als je telefoonnummer, emailadres/homepage en/of onderdelen van de entomologie waar je belangstelling naar uitgaat. Stuur of mail deze gegevens naar onze secretaris Theo Zeegers (zie colofon).

Bob van Aartsen Dieter Doczal Travertin 34 A. van Haaren Hansjacobstrasse 7 8084 EH t Harde Jan de Louterstraat 150-3 D-76316 Malsch 0525 - 652119 1063 LD Amsterdam Duitsland Syrphidae, Tephritidae 020 - 6145380 Aquatische larven Syrphidae, vooral Syrphinae Bart Achterkamp Christian Kassebeer Dr. C. Gielis W.A. Scholtenstraat 10 Zool.Inst Mr. Haafkensstraat 36 9712 KW Groningen p/a Olshausenstrasse 40 4128 CJ Lexmond 050 - 3136324 D-24118 Kiel 0347 - 341555 Syrphidae, Asilidae, ** 431-8804145 Bloedzuigende Diptera (o.a. Stratiomyiidae, Conopidae Syrphidae Duitsland Culicidae) Bruno Beyen Frank Kok Oude Molenstraat 7 Bastiaan Wakkie Bouwberghof 26 8483 Westende , Belgie Govert Flinkstraat 265-1 6845 GC Arnhem Syrphidae 1073 BZ Amsterdam 020 - 7701599 Frans Post Ben Brugge [email protected] H. Ronnesstraat 23 De Goedemeent 15 Syrphidae, Tephritidae, 5038 KH Tilburg 1447 PT Purmerend Therevidae 0299 - 463309 Stratiomyiidae, Syrphidae Bibliotheek NEV Plantage Middenlaan 64 F. Freese Pieter Calandlaan 48-12 Aat Barendregt 1018 DH Amsterdam 1065 KP Amsterdam Koninginnelaan 9 Acalyptratae, Tachinidae 3781 GK Voorthuizen Bibliotheek NNM 0342 - 471451 Postbus 9517 F.C. Raemakers Syrphidae 2300 RA Leiden St. Luciastraat 8 6002 BP Weert Alexander Deelman C.C. van Rijswijk Doornstraat 349 Hoofdstraat 116-1 Gerard Pennards 2584 AN Den Haag 6881 TJ Velp Dijkgraaf 4-3c 070 - 3502493 6708 PG Wageningen Diptera algemeen David Tempelman Bankastraat 53-III Syrphidae, Asilidae, etc. André van Eck 1094 EC Amsterdam Guido van de Weyer Korte Hoefstraat 30 020 - 6686137 Pieter Breughellaan 26 5046 DB Tilburg B-2840 Reet, Belgie 013 -5445037 Asilidae

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 31 053 - 4762855 Syrphidae Hans Huijbregts Sarcophagidae ea. Lienplantsoen 60 Laurens van der Leij 2264 MC Leidschendam Jan Willem van Zuylen Van Coehoornplein 35 070 - 3204356 Meyerijplein 6 5223 BV Den Bosch Vliegen op mest en aas 5144 CK Waalwijk 073 - 6218139 0416 - 333873 [email protected] Hay Wijnhoven Acalyptratae, mn. Opomyzidae, Syrphidae, Lauxaniidae, Groesbeeksedwarsweg 300 Pallopteridae Heliomyzidae 6521 DW Nijmegen 024 - 3238861 Jeroen van Steenis Leendert-Jan van der Ent Rhinophoridae Flogstav‰gen 37-F2 Berkenlaan 29 75273 Uppsala 6581 PM Malden Henk Meuffels Zweden Rijksweg 103 John Reichwein Liane Lankreijer 6325 AV Berg en Terblijt Oltmansstraat 25 Prinsestraat 72 043 - 6040252 3532 GS Utrecht 2513 CE Den Haag Dolichopodidae 030 - 2931132 070 - 363866 [email protected] Herman de Jong John Smit Syrphidae Swammerdamstraat 24-g Pres. Kennedylaan 279 1091 RT Amsterdam 6883 AK Velp Liekele Sijstermans 020 - 69944808 026 - 3647397 Buiksloterbeek 98 Brachycera & Cyclorrhapha oa. Syrphidae, Conopidae, 1034 XE Amsterdam Tephritidae, Tachinidae 020 - 6321114 H. Dirickx Sarcophagidae, Tachinidae 20, rue de Bossons Joop Prijs CH-1213 Onex/Geneve, Fazantenlaan 66 L.L. Calle Zwitserland 9751 EW Haren Gr. Walstraat 7 Syrphidae 050 - 5349813 4531 ED Terneuzen Muscidae Jaap Eelkman-Rooda Mark van Veen Schelfhorst 16a Jos Dils Couwenhoven 42-27 9765 TJ Paterswolde Krekelberg 149 3703 ED Zeist 050 - 3095416 B-2940 Hoevenen, Belgie 030 - 6962687 Syrphidae Bombyliidae Asilidae, Conopidae, Bombyliidae

Jaap van der Linden Kees Goudsmits Mark van der Luitgaarden Willem Alexanderplein 18 Eerste Dorpsstraat 7a Paltrokmolen 134 5271 AR St Michielsgestel 3701 HA Zeist 1444 GL Purmerend 073 - 5516335 Syrphidae, Asilidae, Syrphidae Stratiomyiidae Martin Dempewolf p/a Plantage Middenlaan 64 Jan Lucas Koninklijke Bibliotheek 1018 DH Amsterdam Immanuel Kantstraat 91 abbon. depot NL 020 - 5256243 3076 DG Rotterdam postbus 74 Pipunculidae, Agromyzidae 010 - 4326988 2501 AJ Den Haag Syrphidae Matthijs van Hoorn Kris Decleer Spijkermakersstraat 48 Jan Velterop Legeweg 221 2512 ET Den Haag Beltrumbrink 106 B-8020 Oostkamp, Belgie 7544 ZE Enschede

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 32 Menno Reemer 020 - 6328024 7600 GA Almelo Lootsstraat 21 I Tipuloidea 1053 NV Amsterdam Wies de Goffau 020 - 4535402 Renate Geerts Heelsumseweg 49 [email protected] Czaar Peterstraat 7 6721 GR Bennekom 1506 SK Zaandam Menno van Zuijen Sciaridae, Agromyizidae Droevendaalsesteeg 81 Robert Ketelaar 6708 PR Wageningen Asterstraat 37 6708 DJ Wageningen Willem Hurkmans NEV - bestuur, Conopidae, Syrphidae Staatsmanlaan 52 p/a P. Koomen 8014 PS Zwolle Joke Smitstraat 34 Roy Kleukers 038 - 4657691 2331 MA Leiden Boksdoornstraat 67 Syrphidae Nico Schonewille 6543 SC Nijmegen Willem Renema Sumatrakade 393 Langegracht 73 1019 PN Amsterdam Ruud van der Weele 2312 NW Leiden 020 - 6162340 Griegplein 198 Syrphidae Diptera en fotografie 3122 VN Schiedam [email protected]

Niko Buiten Sandra Lamberts Wouter van Steenis Spaarne 49 app. 17 De Tichel 68 Androsdreef 52 2011 CE Haarlem 6417 RC Heerlen 3562 XB Utrecht Syrphidae 030 - 2615147 Theo Peeters w.vansteenis@natuurmonumenten. Paul Beuk Bachlaan 752 nl Mathilde Wredestraat 5 5011 BR Tilburg Syrphidae 2034 MN Haarlem 013 - 4560116 023 - 5365450 Relatie Diptera-Aculeaten Yde Jongema Diptera (veel groepen, vooral Eykmanstraat 24 Empididae) Theo Zeegers 6706 JX Wageningen Zomerstraat 15 0317 - 422774 Peter de Boer 2033 EN Haarlem ‘t Vliet 23 023 - 5450342 9201 AB Drachten [email protected] 0512 - 514932 Tachinidae, Tabanidae, Syrphidae, Brachycera, Syrphidae Ton Veltman Pierre van der Wielen Schimmelpenninckstraat 23 Rosmolen 67 6904 BN Zevenaar 1703 NE Heerhugowaard 0316 - 523668 072 - 5723113 Syrphidae ea. Syrphidae, Tabanidae Volkert van der Goot Pim Schoorl N. Anslijnstraat 42 F. Simonszstraat 86-2 1068 WM Amsterdam 1017 TK Amsterdam 020 - 6103942 Brachycera & Cyclorrhapha Pjotr Oosterbroek Sixhavenweg 25 Waterschap Regge & Dinkel 1021 HG Amsterdam Postbus 5006

De Vliegenmepper (2001, nummer 1) 33