FILOZOFICKÁ FAKULTA UNIVERZITY PALACKÉHO V OLOMOUCI

Katedra nederlandistiky

MAGISTERSKÁ DIPLOMOVÁ PRÁCE NIZOZEMSKÁ FILOLOGIE SE ZAMĚŘENÍM NA ODBORNÝ JAZYK

Van necrofiele smeerlapperij naar de negende kunst - De positie van het stripverhaal in Tsjechië en België

Position of the comic in the Czech Republic and

Postavení komiksu v České republice a v Belgii

MILANA BASLEROVÁ

Begeleider: Drs. Bas Hamers Olomouc 2013

Prohlášení:

Prohlašuji, že jsem svou magisterskou diplomovou práci vypracovala samostatně a že jsem v ní uvedla veškerou použitou literaturu a ostatní zdroje.

V Olomouci dne 19. dubna 2013 Milana Baslerová

Dankbetuiging:

Ik wil graag van harte mijn dank aan mijn scriptiebegeleider, Drs. Bas Hamers, betuigen voor zijn verantwoordelijke houding tot het begeleiden van deze scriptie, voor zijn snelle reacties en voor zijn enthousiasme dat soms groter dan het mijne was. Mijn dank gaat verder uit naar de voornaamste Tsjechische kenner van het stripverhaal Tomáš Prokůpek die mij waardevolle informatie over de Tsjechische stripscene verschafte en aan alle mensen die aan mijn onderzoek deelnamen.

INHOUD 1 INLEIDING ...... 6 2 STRIPVERHAAL IN HET ALGEMEEN ...... 10 2.1 Van infantiel genre naar serieus genomen product ...... 10 2.2 Stripverhaal in de greep van andere kunstvormen ...... 13 2.3 Universele definitie van het stripverhaal ...... 14 2.4 Vormen van stripverhalen ...... 16 2.5 Thematiek van stripverhalen ...... 18 3 STRIPSTROMINGEN ...... 21 3.1 Comic ...... 21 3.1.1 Superheldencomic ...... 21 3.1.1.1 Ontwikkeling ...... 22 3.1.1.2 Kenmerken van superheldencomics ...... 24 3.1.1.3 Types van superheldencomics ...... 24 3.1.1.4 Perceptie van de superheldencomic ...... 25 3.1.2 Underground comic ...... 26 3.2 ...... 26 3.2.1 Begrippen ...... 27 3.2.2 Ontwikkeling ...... 27 3.2.3 Tekenstijl ...... 28 3.2.4 Types van manga ...... 29 3.2.5 Mangaka ...... 30 3.2.6 Perceptie van manga ...... 32 3.3 Franco-Belgisch stripverhaal ...... 32 3.3.1 Ontwikkeling ...... 33 3.3.2 Kenmerken ...... 34 3.3.2.1 Tekenstijl ...... 34 3.3.2.2 Publicatievorm ...... 36 3.3.3 Genres ...... 36 3.3.4 Perceptie van het Franco-Belgische stripverhaal ...... 38 4 TSJECHISCH STRIPVERHAAL ...... 39 4.1 Perceptie van stripverhalen in de loop der tijd ...... 39 4.1.1 Van ontstaan tot het eerste verbod: 1922 – 1945 ...... 39 4.1.2 De Praagse Coup en de jaren vijftig ...... 41 4.1.3 Dooi in de jaren zestig ...... 43 4.1.4 Donkere tijden in de jaren zeventig ...... 44 4.1.5 De jaren tachtig ...... 45 4.1.6 Nieuwe hoop in de jaren negentig ...... 46 4.1.7 Nieuwe generatie, nieuwe werelden, nieuwe helden ...... 48 4.2 Specifieke aspecten van Tsjechische stripverhalen ...... 49 4.2.1 Club stripverhaal ...... 49 4.2.2 Propaganda ...... 51 4.3 Uitgeven en distributie van stripverhalen in Tsjechië ...... 52 4.4 Stripfestivals in Tsjechië ...... 53 4.5 Bestuderen van het stripverhaal in Tsjechië ...... 54 5 BELGISCH STRIPVERHAAL ...... 55 5.1 België als stripland ...... 55 5.2 Ontwikkeling van het Belgische stripverhaal ...... 56 5.2.1 Van ontstaan tot het interbellum ...... 57 5.2.2 De Tweede Wereldoorlog en naoorlogse jaren ...... 58 5.2.3 Vrouwelijke stripfiguren tot de jaren zeventig ...... 58 5.2.4 De jaren tachtig en negentig ...... 59 5.2.5 Nieuwe generatie stripmakers ...... 60 5.3 Specifieke aspecten van Belgische stripverhalen ...... 62 5.3.1 Belgische scholen ...... 62 5.3.1.1 Vlaamse school ...... 62 5.3.1.2 Franstalige school ...... 64 5.3.2 Stripbladen ...... 65 5.3.2.1 Spirou ...... 65 5.3.2.2 Tintin ...... 67 5.3.3 Hergé als racist en collaborateur? ...... 68 5.4 Uitgeven van stripverhalen in België ...... 69 5.5 Stripfestivals in België ...... 70 5.6 Bestuderen van het stripverhaal in België ...... 70 6 POSITIE VAN HET STRIPVERHAAL - ONDERZOEK ...... 71 6.1. Onderzoeksmethode ...... 71 6.2 Vragenlijst ...... 71 6.3 Groep respondenten ...... 72 6.4 Aantal respondenten ...... 72 6.5 Resultaten van het onderzoek ...... 73 6.5.1 Vraag 1 ...... 73 6.5.2 Vraag 2 ...... 75 6.5.3 Vraag 3 ...... 77 6.5.4 Vraag 4 ...... 78 6.5.5 Vraag 5 ...... 80 6.5.6 Vraag 6 ...... 81 6.5.7 Vraag 7 ...... 83 6.5.8 Vraag 8 ...... 84 6.5.9 Vraag 9 ...... 86 6.5.10 Vraag 10 ...... 87 7 CONCLUSIE ...... 89 8 BIJLAGE NR. 1 ...... 96 9 BIJLAGE NR. 2 ...... 101 10 BIJLAGE NR. 3 ...... 102 11 BIJLAGE NR. 4 ...... 103 12 BIJLAGE NR. 5 ...... 106 13 BRONNEN ...... 107 14 RESUMÉ IN HET TSJECHISCH ...... 114 15 RESUMÉ IN HET ENGELS ...... 115 16 ANNOTATIE ...... 116

1 INLEIDING

Als klein meisje was ik lid van een scoutvereniging. Toen heb ik met vrienden avonturen meegemaakt die sterk op de avonturen van een groep van vier jongens uit de stripreeks Rychlé Šípy leken. Deze stripreeks was toen een bijbel voor mij. De eerste verhalen die ik als kind las, waren juist de avonturen van Rychlé Šípy. Maar dat waren niet de enige plaatjes begeleid met teksten waarvan ik toen hield. Toen ik zeven jaar oud was, stal ik het stripalbum Čtyřlístek uit onze stedelijke bibliotheek. Het verhaal over vier diertjes wilde ik toen zo graag thuis en vooral alleen voor mezelf hebben, dat ik twee weken lang ontkende dat ik het ooit leende. Aan de aantekeningen over de boeken die door bibliothecaressen bijgehouden werden, hechtte ik toen geen waarde. Maar tot mijn spijt wilden andere kinderen het album ook lezen en ik moest uiteindelijk kleur bekennen. Ondanks deze grote vernedering, gaf ik het album terug. Mijn ouders waren blij dat de morele boodschap voortvloeiende uit de verhalen over de vier jongens mijn crimineel gedrag in de kiem smoorde. Tot mijn verrassing besefte ik enkele jaren geleden dat ik het contact met het stripverhaal verloren was. Toen ik wat ouder was, waren er namelijk geen geschikte stripverhalen voor mij die ik in een winkel kon kopen. Er waren weliswaar wat stripreeksen met science fiction thematiek verkrijgbaar, maar dat sprak me nooit aan. Ook geen van mijn vrienden had ervaring met stripverhalen op een latere leeftijd. Hoewel in Tsjechië af en toe flikkeringen van een stripgebeurtenis waarneembaar zijn, blijft de stripscene voor veel Tsjechen onbekend. De situatie is echter niet overal ter wereld hetzelfde. In België worden stripverhalen niet alleen door kinderen gelezen, maar ook door volwassenen. In dit land is het stripverhaal een essentieel deel van de Belgische cultuur. Ik wou graag weten waarom de situaties in Tsjechië en België zo diametraal van elkaar verschillen. In deze scriptie wil ik daarom achterhalen welke positie het stripverhaal in Tsjechië, in tegenstelling tot België, heeft. Aan de hand van het bestuderen van de Tsjechische en Belgische stripscene en een eigen onderzoek wil ik de perceptie van het stripverhaal in deze twee landen beschrijven en te weten komen waarom de stripcultuur in Tsjechië minder ontwikkeld is. Mijn hypothese is dat de bijna onzichtbare ontwikkeling van de Tsjechische stripscene door de Tsjechische geschiedenis bepaald is.

6 Tot nu toe heb ik de term stripverhaal gebruikt. Eigenlijk was de keuze van deze term vrij lastig. Het is weliswaar vanzelfsprekend dat het gebruik van de term per taal verschilt, omdat elke taal een eigen unieke woordenschat heeft, maar bij elke taal ligt de nadruk van de term elders. In het Tsjechisch, Pools, Russisch en Engels wordt de nadruk op de amuserende functie van het stripverhaal gelegd. Deze talen spreken namelijk over het stripverhaal als over komiks, komiksy, комікс en comic. De Italiaanse benaming van het stripverhaal fumetto betekent een stripballon. In de Spaanse uitdrukking historietas is juist het verhaal van belang. In het Frans spreekt men over bande dessinée wat vergelijkbaar is met de Nederlandse uitdrukking de strip. Daarmee wordt dus de vorm van dit medium benadrukt. In het Nederlands heeft men het ook met termen als beeldverhaal en tekenverhaal te maken. Om verwarring met het gebruik van verschillende termen te voorkomen, besloot ik in mijn masterscriptie de term het stripverhaal te gebruiken. Het eerste deel van deze term is namelijk identiek aan de Franse uitdrukking waarbij de ontwikkeling van dit medium op het Franstalige gebied van groot belang is. Het tweede deel is een compromis tussen het beeldverhaal en tekenverhaal die synoniemen van het stripverhaal zijn.

Voor het bewerken van mijn onderwerp heb ik een comparatieve methode gekozen. De bedoeling is namelijk om de positie van het stripverhaal in België met de Tsjechische situatie te vergelijken. Om de vergelijking goed te kunnen maken, zal het voor mij dus belangrijk zijn om de equivalentie qua afzonderlijk behandelde hoofdstukken te behouden.

Mijn masterscriptie zal in zeven hoofdstukken ingedeeld worden. In het eerste (actuele) hoofdstuk worden de probleemstelling, de methodologie en het belang behandeld. In het tweede hoofdstuk zal ik het stripverhaal in het algemeen behandelen, omdat het het onderzochte object van mijn scriptie is. In het eerste deel zal ik de verschuiving van het stripverhaal van een infantiel genre naar een product dat serieus wordt genomen beschrijven. Ik zal het stripverhaal ten opzichte van andere kunstvormen afbakenen en een definitie geven. Tenslotte zal ik de vormen en thematiek van stripverhalen behandelen. Ik het derde hoofdstuk zal ik een overzicht van de drie belangrijkste stripstromingen geven. Ik zal de ontwikkeling, kenmerken, types en perceptie van de Amerikaanse comic, Japanse manga en Franco-Belgische stripverhalen behandelen. De

7 derde genoemde stripstroming zal nog in de hoofdstukken vijf en zes gedetailleerder aan bod komen. Hoewel het lijkt dat de Amerikaanse comic of Japanse manga niet van belang voor mijn scriptie zijn, zal ik in dit hoofdstuk bewijzen dat afzonderlijke stripstromingen met elkaar verbonden zijn. In het vierde hoofdstuk zal ik me met het Tsjechische stripverhaal bezighouden. Hier zullen de veranderlijke ontwikkeling van de Tsjechische stripscene en de specifieke aspecten van het Tsjechische stripverhaal beschreven worden. Verder zal ik het uitgeven en de productie van Tsjechische stripverhalen, Tsjechische stripfestivals en studiemogelijkheden van het stripverhaal behandelen. Het vijfde hoofdstuk zal analogisch de situatie van het stripverhaal in België behandelen. Ik zal me op de ontwikkeling, eigenaardigheden, stripfestivals en het bestuderen van het stripverhaal in België richten. In het zesde hoofdstuk komt het onderzoek naar de perceptie van het stripverhaal in Tsjechië en in België aan bod. In het eerste deel van dit hoofdstuk zal ik de methodologie van het onderzoek beschrijven. In het tweede deel zal ik vervolgens de resultaten van het onderzoek behandelen. Elk deelresultaat zal van een hypothese en een analyse voorzien worden. In het zevende hoofdstuk zal ik alle voorafgaande hoofdstukken samenvatten, conclusies uit het gedane onderzoek trekken en mijn masterscriptie afronden.

Het doel van deze scriptie is zeker niet een uitgebreide analyse van stripverhalen te geven. In dit werk zal ik me vooral op de positie van het stripverhaal in Tsjechië en in België richten en daarom zal ik dit medium vanuit een vogelperspectief bekijken. Een gedetailleerde kijk op stripverhalen zal ik alleen in die gevallen geven wanneer hun inhoud of wijze van maken relevant voor deze scriptie zullen zijn. Maar omdat ook andere stripverhalen die ik in mijn werk zal vermelden afzonderlijke steentjes van deze scriptie zullen vormen, zal ik bij de scriptie een bijlage toevoegen waar alle auteurs, dus zowel scenarioschrijvers als tekenaars, vermeld zullen worden.

Ik hoop dat mijn masterscriptie een waardevolle bijdrage aan de Tsjechische stripscene zal zijn. De stripcultuur in België wordt namelijk op verschillende manieren bevorderd die wij in Tsjechië niet kennen. Het Belgische voorbeeld kan daarom als een inspiratie voor Tsjechen rondom het stripverhaal dienen.

8 Bovendien hoop ik dat mijn geplande onderzoek op prijs gesteld zal worden. In Tsjechië werd namelijk tot nu toe geen onderzoek naar de perceptie van het stripverhaal onder Tsjechen verricht. De resultaten die ik zal verkrijgen, kunnen dan van belang voor stripuitgevers zijn. Als de uitgevers zullen zien wat Tsjechen van het stripverhaal vinden, kunnen ze zich met hun aanbod effectiever op potentiële klanten richten.

9 2 STRIPVERHAAL IN HET ALGEMEEN

In het eerste hoofdstuk zal ik me met het stripverhaal in zijn essentie bezig houden. Aan de hand van verschillenden theorieën van stripverhaaltheoretici zal ik bewijzen dat het stripverhaal niet meer als een infantiel genre wordt gezien. Er zal ook geargumenteerd worden dat het stripverhaal een afzonderlijk medium is en ik probeer de universele definitie ervan te vinden. De wereld van stripverhalen is groot en gevarieerd en soms lijden afzonderlijke vormen van het stripverhaal tot verwarring. In de laatste twee subhoofdstukken zal ik daarom verschillende vormen en thematiek van het stripverhaal behandelen.

2.1 Van infantiel genre naar serieus genomen product

Het stripverhaal zoals wij dat vandaag kennen met naast elkaar staande panelen met beelden en typische tekstballonnen ontwikkelde zich net zo als andere vormen van kunst vele eeuwen geleden. De oudste voorgangers van de hedendaagse stripverhalen kan men in Mexico in een precolumbiaans handschrift vinden dat in 1519 ontdekt werd. Dit handschrift, bijna elf meter lang, is vol kleurrijke tekeningen over daden van een legeraanvoerder. Bij Oud-Egyptische muurtekeningen ziet men al een duidelijke sequentie1 tussen afzonderlijke beelden. In Europa wordt een antieke voorganger van het stripverhaal vertegenwoordigd door de Zuil van Trajanus in Rome waarop de veldtochten van keizer Trajanus in een spiraal zijn afgebeeld. Door de uitvinding van de boekdrukkunst in 1450 heeft zich het ontwikkelingsproces van het stripverhaal versneld. Als één van de populairste stripbeelden uit de middeleeuwen die al gedrukt werden kan men Het leiden van Sint Erasmus uit 1460 beschouwen. Deze voorganger van het stripverhaal beschrijft met behulp van aan elkaar aansluitende afbeeldingen de marteling en moord van deze heilige. Als vader van het moderne stripverhaal wordt Rodolphe Töpffer (1766 – 1847), een Zwitserse schilder, cartoonist en karikatuurartiest,

1 De problematiek van de sequentie in een stripverhaal wordt later in hoofdstukken 2.2 (p. 13) en 2.3 (p.14) beschreven.

10 gezien. Hij was de eerste die panelen2 met met elkaar verbonden tekeningen en teksten gebruikte. In de loop der tijd werd het stripverhaal steeds meer als een literair genre of als een zelfstandig medium gezien. Oudere theoretici (Samuel R.Delany, Will Eisner3) waren geneigd tot de mening dat stripverhalen onderdeel van de literatuur zijn. Deze stelling hebben ze met het argument ondersteund dat het stripverhaal net zoals literatuur woorden gebruikt, op papier wordt gedrukt en meestal op een verhaal is gebaseerd. In het kader van literatuur viel het stripverhaal echter niet onder de hoge literatuur, maar werd als een paraliterair genre gezien. Dus als een infantiel, gedachteloos en soms gevaarlijk4 cultureel product dat weinig aandacht van de lezer vereist. Hoewel het stripverhaal in de jaren tachtig in het Westen al als een serieus cultureel product werd waargenomen5, veranderde men in andere delen van de wereld de mening over het stripverhaal pas later. Om een voorbeeld te noemen citeer ik de Kleine Tsjechoslowaakse encyclopedie, uitgegeven in 1986, die het begrip “stripverhaal” beschrijft als volgt: “Stripverhaal: Een reeks tekeningen of een plaatjesserie die met een begeleidende tekst gepaard gaat [...] In de jaren 20 kreeg het stripverhaal zowel in Amerika als in Europa veel populariteit. Stripverhalen stellen het laagste niveau van literatuur voor en hebben alleen een commerciële betekenis6.” Het geldt echter niet dat in het hedendaagse Tsjechië, vrij van ideologieën van het communistische regime, iedereen van mening is dat het stripverhaal één van de serieuze culturele producten is. Tomáš Kulka, een Tsjechische docent esthetiek, spreekt over het stripverhaal als over de meest niet-culturele vorm van kunst die bijna met kitsch vergeleken kan worden7.

2 De problematiek van het paneel in een stripverhaal wordt later in het hoofdstuk 2.3 (p. 14) beschreven. 3 WOLK, D. Reading Comics: How Graphic Novels Work and What They Mean. Philadelphia: Da Capo Press, 2008, p. 14 4 In de jaren vijftig heerste het idee dat stripverhalen moraal, geletterdheid en gezag van kinderen kunnen bedreigen. Daarom werd een censuur ingevoerd die vooral de thematiek van stripverhalen heeft beperkt. 5 Will Eisner, Amerikaanse stripverhaalschrijver en stripverhaaltheoreticus, komt in 1985 met de eerste definitie van stripverhaal die sterk neutraal is: “Stripverhaal is de sequentiële kunst.” 6 De definitie in het Tsjechisch: Série kreseb nebo obrázkový seriál doprovázený textem promluv [...] Ve 20. století dosáhly comics velké obliby jak v Americe, tak v Evropě; představují nejniţší stupeň uţité literatury, jíţ se přikládá jen komerční význam. 7 het tijdschrift Revue Labyrint, Praag: Uitgeverij Labyrint, 2000, nr. 7-8 p. 22

11 Tegenwoordig domineert de mening dat het stripverhaal een zelfstandig medium is. Een medium is een basiselement in het communicatieve proces dat de relatie tussen de afzender en de ontvanger bemiddelt. Het medium is ook een middel van massacommunicatie die informatie overbrengt8. Marshall McLuhan, schrijver en mediatheoreticus, onderscheidt aan de hand van de nodige participatie van ontvangers twee typen media – warme en koude media9. Warme media eisen alleen een lage participatie van hun ontvangers. Deze media zijn vol informatie en laten bijna geen ruimte voor spel en fantasie over. Tot deze media behoren bijvoorbeeld radio en film. Koude media eisen daarentegen een hoge graad van participatie van hun “consumenten”. Deze consumenten moeten vaak informatie gedeeltelijk toevoegen om de betekenis te achterhalen. Een hoorcollege of een boek bijvoorbeeld leiden tot een lagere graad van participatie dan een werkcollege of een gesprek. Tot de koude media behoort volgens McLuhan ook het stripverhaal. De theorie van McLuhan weerlegt dus het idee dat stripverhaal geen aandacht van de lezer vereist en deze theorie wordt bevestigd door de uitspraak van de Belgische stripverhaaltheoreticus Thierry Groensteen:

“...het is de nadruk op een verwachte actieve samenwerking met de lezer. Stripverhaal is eigenlijk een genre dat eigenlijk op het verzwijgen gebaseerd is. De niet bewegende en zwijgende plaatjes hebben niet alleen een andere illusionistische kracht als filmplaatjes, maar hun verbinding, die helemaal geen continuüm imiterende werkelijkheid creëert, biedt aan de lezer alleen een verhaal aan dat door tussenruimten gescheurd wordt, die bijna op betekeniskloven lijken10.“

Volgens mij kunnen wij voorbeelden van heel gewaardeerde, maar ook heel slechte stripverhalen vinden zoals het voor alle kunstvormen gebruikelijk is. Wat de vorm betreft ben ik van mening dat het stripverhaal geen literatuur is, maar wel een zelfstandig medium. Dit standpunt zal ik aan de hand van informatie van het volgende hoofdstuk ondersteunen.

8 REIFOVÁ, I. Slovník mediální komunikace. Praha: Portál, 2004, p. 140 9 McLUHAN, M. Jak rozumět médiím: Extenze člověka. Praha: Mladá fronta, 2011, p. 36 10 GROENSTEEN, T. Stavba komiksu. Brno: Host, 2005, p. 22-23; de uitspraak in het Tsjechisch: “...je to důraz na očekávanou aktivní spolupráci čtenáře. Komiks je vlastně ţánr zaloţený na zamlčování. Nejenţe nehybné a mlčenlivé obrázky nemají tutéţ iluzionistickou sílu obrázků filmových, ale jejich spojení, jeţ ani zdaleka nevytváří kontinuum napodobující skutečnost, nabízí čtenáři pouze vyprávění zpřetrhané mezerami, které vypadají jako významové propasti.”

12 2.2 Stripverhaal in de greep van andere kunstvormen

Hoewel het stripverhaal door Franse en Belgische critici tot de negende kunst11 bevorderd is, gebruiken stripverhaaltheoretici vaak andere vormen van kunst om een definitie van het stripverhaal te kunnen bedenken. Zij wijzen op de verschillen tussen afzonderlijke kunstvormen. Zoals al gezegd werd, wordt het stripverhaal vaak ten eerste met de literatuur vergeleken, ten tweede met de (animatie)film. Het basisverschil tussen literatuur en het stripverhaal, waarop McLuhan wijst, is het feit dat deze twee media verschillende communicatiecodes12 hebben. Terwijl gewone gedrukte media de natuurlijke taal als hun primaire communicatiecode gebruiken13, is de natuurlijke taal alleen één van de twee communicatiecodes van het stripverhaal. Stripverhalen gebruiken niet alleen de natuurlijke taal voor de informatieoverdracht, maar ook afbeeldingen – een icoon. De Amerikaanse stripverhaalmaker en stripverhaaltheoreticus Scott McCloud beschrijft een icoon als “elke afbeelding die een persoon, plaats, ding of gedachte weergeeft14”. McCloud beweert dat symbolen alleen een onderdeel van iconen zijn die voorstellen, gedachten en filosofie15 vertegenwoordigen. Naast symbolen zijn er namelijk ook iconen van taal, wetenschap en communicatie16 en iconen die wij plaatjes noemen en die bedoeld zijn om op hun voorbeelden te lijken17. Deze overweging, dat het stripverhaal in tegenstelling tot literatuur twee delen van communicatiecode heeft, wordt ook ondersteund door het citaat van Rodolphe Töpffer: „Tekeningen zonder tekst hebben geen duidelijke betekenis en teksten zonder woorden zijn niets18.” Het verschil tussen een (animatie)film en een stripverhaal wordt bewezen aan de hand van verschillende types sequentie, die door deze twee media gebruikt worden.

11 De acht andere kunsten zijn schilderkunst, beeldhouwkunst, theater, architectuur, muziek, dans, poëzie en film. 12 Van Dale: Het hele stelsel van signalen en hun onderlinge betrekkingen met behulp waarvan een bepaalde informatie overgebracht wordt tussen de afzender en de ontvanger tijdens het proces van communicatie. 13 REIFOVÁ, I. Slovník mediální komunikace. Praha: Portál, 2004, p. 137 14 McCLOUD, S. Jak rozumět komiksu. Praha: BB art, 2008, p. 27; de uitspraak in het Tsjechisch: “Jakékoli zobrazení, které má znázorňovat osobu, místo, věc nebo myšlenku.”

15 Bijvoorbeeld: , , , 16 Bijvoorbeeld: $, @, F, <, ↔, ♫, 8

17 Bijvoorbeeld: , , , 18 KRUML, M. Comics: Stručné dějiny. Praha: ComicsCentrum, 2007, p. 17

13 McCloud legt in zijn boek Understanding Comics: The Invisible Art uit, dat de sequentie bij de animatiefilm met de tijd is verbonden, terwijl de sequentie bij een stripverhaal met de ruimtelijke juxtapositie19 is verbonden. In de animatiefilm wordt elk plaatje op een plaats geprojecteerd. In een stripverhaal heeft elk plaatje een eigen plaats en lezers moeten telkens hun blik verplaatsen20.

2.3 Universele definitie van het stripverhaal

Bovengeschreven regels over het definiëren van het stripverhaal als een zelfstandig medium laten ons vermoeden dat het zoeken naar een universele definitie van het stripverhaal zeer moeilijk zal zijn. Iedereen weet min of meer wat een stripverhaal is en in een bibliotheek of in een winkel kan hij het zonder moeite herkennen. Een universele definitie van het stripverhaal bestaat echter niet. Groensteen beschrijft de moeite met het vinden van een universele definitie als volgt: “De diversiteit van alles wat aanspraak op de benaming van stripverhaal heeft gemaakt of nog steeds maakt is zo groot, dat het eigenlijk bijna onmogelijk is een definitiecriterium vast te stellen dat een universele geldigheid zou hebben21.” Verschillende definities worden in woordenboeken geschreven of door “stripologen” of andere mediatheoretici gegeven. Woordenboeken informeren een breed publiek, daarom moet de definitie kort en makkelijk te begrijpen zijn. Van Dale beschrijft het stripverhaal als “beeldverhaal in stroken van enige afbeeldingen naast elkaar”. Deze definitie is dus zeer simpel. Ze zegt dat een beeldverhaal narratief is (inbegrepen in het woord beeldverhaal) en dat het verhaal door afbeeldingen naast elkaar gepresenteerd wordt. Onder deze definitie kan men zich echter ook een film of woorden in regels voorstellen. En dat zijn natuurlijk geen stripverhalen. Daarom komen theoretici aan het woord die zich met het stripverhaal bezighouden. De wereld van stripverhalen is groot en gevarieerd en de definitie van een stripverhaal moet alle soorten stripverhalen bevatten. Toch kan deze definitie niet te

19 Van Dale: het naast elkaar of op dezelfde lijn (en daardoor met elkaar in contrast) plaatsen 20 McCLOUD, S. Jak rozumět komiksu. Praha: BB art, 2008, p. 7 21 GROENSTEEN, T. Stavba komiksu. Brno: Host, 2005, p. 22-23; de uitspraak in het Tsjechisch: “Rozmanitost toho, co si dělalo či dodnes dělá nárok na označení komiks, je tak velká, ţe je vlastně téměř nemoţné stanovit jakékoliv definiční kritérium, jeţ by mělo všeobecnou platnost.”

14 breed zijn, anders zou men kunnen zeggen dat ook andere vormen van kunst of menselijke productie een stripverhaal zijn. De definitie van het stripverhaal van McCloud vind ik het treffendst en meest universeel. McCloud gaat van de definitie van het stripverhaal van Will Eisner uit, die stripverhalen als sequentiële kunst22 definieert. Een plaatje is een plaatje. Als men echter tenminste twee plaatjes in een volgorde, in een sequentie, zet, krijgen deze twee plaatjes de vorm van een stripverhaal. De definitie van Will Eisner wordt door McCloud uiteengezet. Het begrip kunst vindt hij te algemeen en daarom vervangt hij kunst door visuele kunst. Maar onder de definitie sequentiële visuele kunst valt ook de animatiefilm, die natuurlijk geen stripverhaal is. Er werd al uitgelegd, dat het basisverschil tussen een animatiefilm en een stripverhaal is, dat de sequentie bij de animatiefilm met de tijd is verbonden, terwijl de sequentie bij het stripverhaal met de ruimtelijke juxtapositie is verbonden. De definitie wordt daarom veranderd en luidt als volgt: juxtapositionele sequentiële visuele kunst. Nu wordt het woord kunst weer aan de kaak gesteld. Volgens McCloud is het woord kunst al op zichzelf een oordeel. Daarom verandert hij de definitie als volgt: juxtapositionele sequentie van statische plaatjes. Nu lijkt het dat een stripverhaal volgens deze definitie ook toevallig kan ontstaan. Daarom komt nog een verandering: opzettelijke juxtapositionele sequentie van statische plaatjes. Nu heeft McCloud een ander probleem. Aan deze definitie beantwoorden namelijk ook woorden, omdat letters ook statische beelden zijn en men letters opzettelijk in een sequentie zet. Om woorden van het stripverhaal te kunnen onderscheiden en om mogelijkheden van gebruikmaking van het stripverhaal toe te voegen, komt McCloud met de laatste definitie van het stripverhaal: “Een stripverhaal is een opzettelijke juxtapositionele sequentie van getekende en andere statische plaatjes die bedoeld is om informatie te bemiddelen of om een esthetische belevenis op te roepen.”23 Aan de hand van de definitie van McCloud kunnen wij dus zeven basiskenmerken van een stripverhaal noemen. Een stripverhaal bestaat uit panelen (officiële benaming voor plaatjes) die juxtapositioneel geordend zijn. Tussen deze panelen is een sequentie zichtbaar. Panelen bestaan zowel uit tekeningen als uit de tekst. Tekst komt in het stripverhaal meestal in de vorm van een tekstballon voor, maar soms

22 EISNER, W. Comics and Sequential Art. New York City: W.W. Norton & Company, 2008 23 McCLOUD, S. Jak rozumět komiksu. Praha: BB art, 2008, p. 9; de definitie in het Tsjechisch: “záměrná juxtaponovaná sekvence kreslených a jiných obrázků, určená ke sdělování informací nebo k vyvolání estetického proţitku”

15 gaat het alleen om een soort begeleidende tekst bij de beelden24. Stripverhalen dienen om informatie te bemiddelen en/of een esthetische belevenis op te roepen.

2.4 Vormen van stripverhalen

Stripverhalen kunnen in verschillende categorieën onderverdeeld worden. Afzonderlijke vormen verschillen vooral wat betreft hun lengte, formaat en productiewijze. cartoon Een cartoon, een (vaak politieke) spotprent, lijkt weliswaar op een stripverhaal, maar eigenlijk behoort het niet tot dit medium. In tegenstelling tot een stripverhaal dat uit meerdere beelden bestaat, is de cartoon alleen maar op één plaatje gebaseerd. Cartoons worden vaak in kranten gepubliceerd. Een van de bekendste cartoons zijn het Nederlandse Fokke en Sukke van John Reid, Bastiaan Geleijnse en Jean-Marc van Tol. gagstrip Gagstrips bestaan in tegenstelling tot cartoons niet uit één plaatje, maar uit drie of vier panelen. De panelen worden nauwelijks door tekst begeleid. Net zoals cartoons zijn gagstrips humoristisch. Gagstrips komt men meestal in kranten tegen. Een vertegenwoordiger van een gagstrip is Garfield gecreëerd door Jim Davis.

één pagina-stripverhaal De naam van deze vorm duidt aan dat het om een stripverhaal op één pagina gaat. Deze pagina heeft vaak het formaat A4. De bekendste vertegenwoordiger van het één pagina- stripverhaal in Tsjechië is Zelený Raoul25 van de striptekenaar Štěpán Mareš. stripreeks Een stripreeks is een serie stripverhalen met terugkerende personages. De hoofdpersonages hebben meestal een vaste karakteristiek die onveranderd blijft, maar de auteurs van stripreeksen kunnen wisselen. Veel stripreeksen komen tot stand in

24 Bijvoorbeeld in stripverhalen van de Belgische striptekenaar Brecht Evens. 25 Vrije vertaling naar het Nederlands Groene Raoul.

16 studio´s. De Belgische stripreeks Suske en Wiske bijvoorbeeld wordt gemaakt in Studio Vandersteen. stripalbum/ stripboek Stripverhalen worden meestal als feuilleton in striptijdschriften gepubliceerd. Pas later verschijnen ze in verzamelbanden die stripalbums of stripboeken worden genoemd. Een traditioneel stripalbum heeft het formaat A4 en telt meestal 48 of 62 pagina´s (soms 56 pagina´s). striproman/ beeldroman/ Een striproman (ook beeldroman of graphic novel genoemd) is een stripverhaal in boekvorm met “romandikte”. De esthetische kant van de striproman staat op een hoog niveau. Auteurs van stripromans nemen als thema vaak een serieus onderwerp. Stripromans zijn vooral voor volwassenen bedoeld. Soms worden ze onmiddellijk gepubliceerd zonder eerst in feuilletonvorm te zijn verschenen. Meestal gaat het om een “one shot” vorm. Het is dus geen serie met terugkerende helden en een herkenbaar universum. Vermoedelijk de bekendste striproman ter wereld is het werk Maus van Art Spiegelman. vedettestrip Een vedettestrip is een stripreeks met bekende mediafiguren. Een Belgische vertegenwoordiger van de vedettestrip is de stripreeks F.C. De Kampioenen. fotostrip Fotostrips zijn stripverhalen waarbij de panelen niet getekend, maar gefotografeerd worden. Of fotostrips onder de stripverhalen vallen is niet eenduidig. Volgens sommigen voldoet de fotostrip namelijk niet aan de eis van getekende plaatjes. Maar onder de definitie van McCloud vallen fotostrips wel. Weliswaar gaat het niet om getekende beelden, maar wel om statische beelden. Het Tsjechische (meisjes) publiek kent de fotostrips vooral van het tijdschrift Bravo. Nederlandse lezers kennen vooral het werk van Ype Driessen. Deze stripauteur heeft lange tijd op de blog van NRC Next zijn fotostrips gepubliceerd en is de auteur van de fotostrip over het studentenleven 3hoog. Ook het vijftigste album uit de stripreeks De

17 avonturen van Urbanus, de Belgische klassiek getekende stripreeks, heeft de vorm van een fotostrip. strip switcheroo Strip switcheroo ook bekend als the Great Comics Switcheroonie is een speciale werkwijze van een stripverhaal. Een stripverhaal wordt vaak door een groep mensen met vaste functies gemaakt (een tekenaar, een scenarioschrijver, een schriftschrijver, etc.) maar bij strip switcheroo wisselen de auteurs van de stripverhalen. Niet alleen binnen een stripverhaal (een scenarioschrijver tekent en een tekenaar verzint de tekst) maar ook tussen afzonderlijke stripverhalen (tekenaar van stripverhaal A tekent stripverhaal B en andersom). Dat gebeurt zonder voorkennis van de uitgevers. De eerste strip switcheroo ontstond in 1 april 1997 in de VS26.

2.5 Thematiek van stripverhalen

De thematiek van stripverhalen is zeer divers. Stripverhalen zijn meestal gericht op kinderen en jeugd of op volwassenen, maar ook de thematiek voor deze doelgroepen gaat heel vaak in elkaar over. Een extreem voorbeeld op het gebied van doordringing van thematiek in stripverhalen is vooral in te zien. Het Japanse stripverhaal manga biedt onder andere ook het thema van erotiek. De erotische stripverhalen worden dan zowel door volwassenen als door kinderen gelezen27.

In het algemeen kunnen wij zeggen dat de thematiek van stripverhalen hand in hand gaat met de thematiek van literatuur of films. Bepaalde thematiek van stripverhalen wordt dan meestal door kinderen gelezen (bijvoorbeeld stripverhalen met dierhelden) en andere thematiek meestal door volwassenen (bijvoorbeeld stripverhalen met politieke

26 Een variant van strip switcheroo hebben ook Belgische auteurs van de stripverhalen De Kiekeboes en De avonturen van Urbanus in 1996 gemaakt. Striptekenaars (De Kiekeboes) en Willy Linthout Urbanus (De avonturen van Urbanus) hebben samen het stripverhaal Kiekebanus gemaakt. Familie Kiekeboe ruilde de eigen woning met het gezin van Urbanus. De tekenstijlen van de beide reeksen werden gecombineerd, ook vaak binnen een plaatje. Op dit project sloot een nieuw project aan. In 2001 ontstond het stripverhaal Het geheim van de kousenband: De strip van zeven, die door 7 auteurs getekend werd. Aan dit project werkten stripmakers van de Vlaamse stripreeksen De avonturen van Nero en Co, De Kiekeboes, F.C. De Kampioenen, De Rode Ridder, Biebel, Suske en Wiske en De avonturen van Urbanus samen. 27 Over deze problematiek wordt uitgebreid in het hoofdstuk 3.2.4 (p. 29) geschreven.

18 satire). Er zijn echter stripverhalen die zowel door kinderen als door volwassenen gelezen worden. Bijvoorbeeld de stripreeks Asterix en Obelix bevat bepaalde elementen die alleen door het volwassen publiek begrepen kunnen worden, maar toch verstoren ze niet het leesplezier van kinderen. De redactie van het Nederlandse dagblad Het Parool zegt: “De stripalbums over de onverschrokken Galliërs Asterix en Obelix doen het 28 vanouds goed bij een volwassen publiek ”.

Op de markt zijn dus stripverhalen met uiteenlopende thematiek beschikbaar. Van avontuurlijke stripverhalen (bijvoorbeeld de Belgische stripreeksen Suske en Wiske en Lucky Luke), actiestripverhalen (bijvoorbeeld de Amerikaanse stripreeks Felix de Kat), stripverhalen met dierhelden (bijvoorbeeld de Tsjechische stripreeks Čtyřlístek29 of de Amerikaanse stripverhalen met Walt Disney figuren zoals Mickey Mouse), fantasy en science fiction (bijvoorbeeld Amerikaanse superheldenstripverhalen), western (bijvoorbeeld de Belgische stripreeksen Lucky Luke en Cowboy Henk), detectives of thrillers (bijvoorbeeld de Belgische stripreeks De avonturen van detective Van Zwam) tot stripverhalen met oorlogsthematiek (striproman van de Amerikaan Art Spiegelman, Maus), romantiek (Japanse stripverhalen manga voor jonge vrouwen), geschiedenis (Asterix en Obelix of het Tsjechische stripboek Ještě jsme ve válce30), adaptaties van literaire werken (The Master & Margarita of Romeo en Julia), stripverhalen met een politieke boodschap vaak gepaard met politieke satire (bijvoorbeeld Schuimslagers: Politiek stripverhaal over Europa en België), autobiografieën (een stripreeks met de titel Het jaar van de olifant van Willy Linthout) en erotische stripverhalen (Japanse stripverhalen manga hentai).

Een afzonderlijke thematiek van stripverhalen wordt vertegenwoordigd door educatieve stripverhalen. Stripverhalen zijn door hun vorm zeer geschikt voor verschillende vormen van educatie. Getekende beelden zorgen voor aantrekkelijkheid en de begeleidende tekst zorgt ervoor dat de leerstof overzichtelijk gepresenteerd wordt. Educatieve stripverhalen zijn vooral bij kinderen populair, omdat deze stripverhalen een natuurlijke tussenstap tussen kinderboeken en wetenschappelijke boeken zijn. Als

28 recensie van de film Asterix en Obelix bij de Britten; te zien op http://www.lux- nijmegen.nl/agenda/lux-junior/weekagenda/asterix-en-obelix-bij-de-britten_11823/; 15/1/13; 14:37 29 Vrije vertaling naar het Nederlands: Klavertjevier, het stripverhaal over een groep van vier dierenvrienden. 30 Vrije vertaling naar het Nederlands: Wij zijn nog steeds in de oorlog.

19 voorbeeld van deze soort stripverhalen kunnen wij stripverhalen voor de Anne Frank Krant noemen van Eric Heuvel. Een Tsjechische vertegenwoordiger, die educatieve stripverhalen maakt, is Lucie Lomová. Zij maakt stripverhalen over de Amerikaanse of Britse geschiedenis voor het tijdschrift Bridge dat voor het leren van Engels is bestemd.

20 3 STRIPSTROMINGEN

Vandaag de dag vinden we de drie belangrijkste stripstromingen in de Verenigde Staten, België en Frankrijk en in Japan. Alle drie hebben een eigen lange traditie en specifieke karakteristieken. De grootste productie van stripverhalen is in de VS waar comics verschijnen. Op de tweede plaats komt de productie van de Japanse manga. In België en Frankrijk vinden we de derde grootste productie ter wereld. In dit hoofdstuk ga ik de drie grootste stripstromingen karakteriseren. Ten eerste komen kenmerken, ontwikkeling en types van de Amerikaanse stroming aan bod. Op dergelijke manier ga ik vervolgens manga behandelen. Ten slotte zal ik nog informatie over het Franco-Belgische stripverhaal geven.

3.1 Comic

Het woord voor een Amerikaans stripverhaal is een comic. In de Verenigde Staten wordt de hoofdstroming van comics door de superheldencomic vertegenwoordigd. In dit hoofdstuk komen daarom de algemene karakteristiek, ontwikkeling, types en perceptie van superheldencomics aan bod. Naast deze hoofdstroming bestaat in de VS nog de underground comic die ik hier ook in het kort zal behandelen.

3.1.1 Superheldencomic

De naam superheld werd in 1938 geïntroduceerd toen de eerste Superman – comic werd uitgegeven. De Superheldencomic is een Amerikaans verschijnsel31. Nergens in de wereld is dit type stripverhaal zo populair als in de VS. Chris Claremont, auteur van de stripfiguur X-men, legt uit waarom superhelden in Europa veel minder populair zijn:

31 In de Japanse manga komen ook superhelden voor. In tegenstelling tot de Amerikaanse superhelden dragen ze een helm in plaats van een masker en hun loopbaan is korter. Elk jaar komen nieuwe superhelden voor die de oude vervangen. Verhaallijnen van Japanse superheldenmanga´s zijn ingewikkelder en gewelddadiger dan de Amerikaanse superheldencomics.

21 „Omdat ze zo typisch Amerikaans zijn. Kijk waar Superman voor staat. Hij is de laatste overlevende van een andere planeet, die naar de aarde komt en hier tussen de mensen een nieuw leven opbouwt. Elke inwoner van dit land komt oorspronkelijk ergens anders vandaan dus dat spreekt ons ontzettend aan. Net als het besef dat je als individu het verschil kan maken, dat je meer bent dan alleen een onderdeel van een groter geheel. Dat iemand als Abraham Lincoln een door oorlog verscheurd land kan inspireren. In de Europese traditie zie je veelal dat het collectief belangrijker is dat het individu. Als je twintig jaar geleden tegen een willekeurige Amerikaan gezegd had dat de VS aan het eind van het eerste decennium van de 21ste eeuw een president zou hebben van deels Afrikaanse afkomst, iemand met een zwarte huidskleur, had iedereen je weggehoond. Maar het is wel gebeurd.[....] In een Europees land is zoiets niet denkbaar, of wel soms? Bij de superhelden gaat dat nog een stap verder. Dat wat Superman zo uniek en anders maakt is dat Clark Kent [notitie: het geheime alter ego van Superman] de vermomming is. Clark Kent is in feite z´n superheldenoutfit32.”

3.1.1.1 Ontwikkeling

In de geschiedenis van de superheldencomic onderscheidt men drie belangrijke perioden – Golden Age, Silver Age en de Dark Age of Comic Books. De Golden Age periode was van 1938 tot de jaren vijftig. Dit tijdperk wordt gekenmerkt door de concurrentie tussen de uitgeverijen Marvel en DC. In deze periode worden voor het eerst superhelden als Superman, de oervader van het stripboek, of geïntroduceerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog steeg de populariteit van comics, want mensen wilden het overwinnen van het kwaad ook op papier zien. Speciaal voor de verhalen over de oorlog ontstond Captain America. Comics hadden toen niet alleen een amuserende functie, door middel van het getekende verhaal werden mensen ook over de oorlog in Europa geïnformeerd. De meeste stripmakers waren toen van joodse afkomst en door middel van comics wilden ze laten zien wat er in Europa aan de hand was. De figuur van Adolf Hitler verscheen daarom al voor 1941, toen de VS gingen deelnemen aan de oorlog, in de Amerikaanse comic33. Tijdens de oorlog verschenen ook comics met anti-Duitse of anti-Japanse omslagen. Na de Tweede

32 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Superman, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1266465; 28/10/12; 10:14 33 Over de situatie in Europa informeerden niet alleen stripverhalen als een kunstvorm maar ook films. De bekendste film met de hoofdfiguur van Adolf Hitler die voor 1941 gemaakt werd, is The Great Dictator van Charlie Chaplin.

22 Oorlog nam de populariteit van comics af. De redenen daarvoor zijn de strenge censuur waarmee stripuitgeverijen te maken hadden en volgens McLuhan ook de stijgende populariteit van een nieuw medium – televisie, die een deel van de stripfans naar zich toe heeft getrokken34. De Silver Age periode duurde van eind jaren vijftig tot begin jaren zeventig. Uit vrees dat het lezen van comics de moraal, geletterdheid en het gezag over kinderen kon bedreigen, werd direct de zogenaamde Comics Code door de comics - uitgeverijen aangenomen. In deze code stond beschreven wat in comics wel en niet toegestaan was. Tengevolge van deze code heerste er een strenge censuur. Horror- en misdaadstripverhalen moesten verdwijnen en er mochten geen afbeeldingen van seks, geweld en drugs gepubliceerd worden. Een gezin moest alleen positief en in een stabiele leefomgeving getoond worden. Er was geen sprake van grappen over de politie, rechters en politici. Kortom, stripverhalen moesten aanvaardbaar zijn voor ouders die stripverhalen kochten voor hun kinderen. Er ontstonden nauwelijks nieuwe verhalen. Meestal werden de oude verhalen in een nieuw jasje gestoken. De enige ruimte voor een grotere vernieuwing was bij superheldencomics. Superhelden kregen een geloofwaardiger en menselijker karakter. In de Marvel uitgeverij werden de en Spiderman bedacht en in de DC uitgeverij X-men en Hulk. De periode van de jaren 90 tot heden staat ook als de Dark Age of Comic Books bekend. Voor deze periode zijn drie kenmerken typisch. Ten eerste worden de personages in comics donkerder (darker) en psychologisch meer ingewikkeld. Ten tweede worden de verhaallijnen niet alleen rondom superhelden ontwikkeld, maar ook rondom anti-helden. Deze zijn niet meer alleen zwart of wit, maar krijgen ook psychologische diepte. Ten derde worden steeds meer onafhankelijke tekenaars populair. Ze hoeven zich niet meer alleen aan de christelijke principes35 van Marvel en DC te houden en kunnen ook thema´s als drugs, echtscheiding of seks in hun verhalen gebruiken.

34 McLUHAN, M. Jak rozumět médiím: Exenze člověka. Praha: Mladá fronta a.s., 2011, p. 173 35 In de strijd tussen goed en kwaad wordt het kwaad altijd verslagen.

23 3.1.1.2 Kenmerken van superheldencomics

Helden van dit type comic hebben superkrachten waarmee ze zwakkeren kunnen beschermen. De superkrachten hebben zij niet toevallig. Achter deze gave staan tragische gebeurtenissen of bizarre ongelukken. Superhelden hebben vaak een geheime identiteit, zelfs hun vrienden, familieleden of collega´s weten niets over deze eigenschappen. Superhelden worden gekenmerkt door een kostuum. Vaak dragen zij een masker. In afzonderlijke episodes verschijnen herhalende personages, zoals vaste vijanden, familieleden, vrienden etc. In tegenstelling tot de Europese of Japanse stripverhalen kunnen personages binnen één universum (één uitgeverij) elkaar ontmoeten en beïnvloeden. Amerikaanse comics verschijnen meestal een keer per maand. Scenarioschrijvers moeten ook met voorgaande gebeurtenissen rekening houden, zodat de continuïteit van het verhaal niet verstoord wordt.

3.1.1.3 Types van superheldencomics

Onder comics bestaan allerlei categorieën en subcategorieën. Aan de hand van de uitgeverij kunnen wij de twee belangrijkste types superheldencomics onderscheiden – comics die in de uitgeverij Marvel verschijnen en comics van de uitgeverij DC. Marvel – comics hebben hun wortels in de echte wereld. De helden wonen in New York, moeten huur betalen en hebben ook problemen met hun baas. De helden hebben dus alledaagse problemen waardoor de lezer makkelijker het gevoel “ook jij zou een superheld kunnen zijn“ krijgt. De bekendste vertegenwoordiger van deze gewone persoon is Peter Parker die in Spiderman verandert. Uit de Marvel – productie komen ook Fantastic Four, Hulk, , X-men en Captain America. In de DC – comics gaan de actie en het verhaal voor alles. De verhalen spelen zich niet alleen in de VS af, maar ook in andere fictiewerelden. Deze werelden zitten vol technologieën waarover men tegenwoordig speculeert, maar er wordt in de toekomst rekening mee gehouden (kunstmatige intelligentie, het reizen met een snelheid hoger dan de lichtsnelheid etc.). Om de verhalen geloofwaardiger te maken worden ook enkele elementen uit de geschiedenis toegevoegd, zoals het Romeinse rijk, Tweede

24 Wereldoorlog, 11 september, maar ook het bestaan van Atlantis. Tot de bekendste DC superhelden behoren Superman, Batman, Catwoman en Justice Society of America.

3.1.1.4 Perceptie van de superheldencomic

Superheldencomics hebben vooral een amuserende functie en daarom blijven ze vaak niet alleen op papier. Superheldencomics worden vaak verwerkt in films en computergames. Over nieuwe comics en hun bewerkingen informeert het festival Comic Con dat jaarlijks in de VS plaatsvindt. Superheldencomics zijn niet overal ter wereld populair. De populariteit van het Amerikaanse Batman en Spiderman ergert het Russische News Media en daarom besloot zij om eigen Russische helden te creëren die Russen leuk zullen vinden. “Wij willen stripfiguren creëren die in Rusland concurrentie voor de huidige Westerse superhelden zijn. [...] Er heerst nu een groot probleem dat kinderen Captain Amerika idealiseren. Als zo iets in de VS zou gebeuren, als daar iemand als Captain Russia een held zou worden, zou dat een nationale ramp zijn36”, aldus de directeur van News Media Ašot Gabreljanov. News Media zal vanaf oktober 2012 vier nieuwe stripverhalen uitgeven. De Russische superhelden zullen zich dan in de Russische samenleving bewegen. Hun “taken” zullen daarom ook met de onderwereld en corruptie samenhangen. Velen werpen echter tegen dat dit project op enkele problemen kan stuiten. In Rusland ontbreekt namelijk een stripcultuur en het concept van Amerikaanse superhelden past niet goed bij de Russische mentaliteit. Het zou volgens deze tegenstanders beter zijn om een gewone jongen of een meisje met hoge morele en ethische principes en met een hart van goud als een superheld voor te stellen en rondom dit type stripfiguur vervolgens verhalen te bouwen.

36 het artikel Rusům se zajídá popularita superhrdinů z USA. Chystají jim své vlastní konkurenty ihned.cz, uitgegeven in 2012; te zien op http://ihned.cz/?article%5Baut_id%5D=15682090&p=000000_authors&person%5Bid%5D=15 682090; 12/11/12; 16:18

25 3.1.2 Underground comic

De alternatieve comic ontstond in de jaren zestig als een reactie op de jaren vijftig. Toen heerste een strenge censuur die van de Comics Code37 uitging. Pionier van de underground comic was Robert Crumb. Zijn werk was seksueel getint, zijn verhalen waren gewelddadig en kritisch op de Amerikaanse maatschappij. Rondom Crumb vormde zich de groep Zap die stripverhalen voor volwassenen ging maken. Deze tekenaars zagen zichzelf als kunstenaars. Ze signeerden eigen werk, hadden de eigendomsrechten en kregen de opbrengst38. In 1980 richtte Art Spiegelman het tijdschrift Raw op, waarin veel nieuwe Amerikaanse tekenaars debuteerden. In dit tijdschrift werd ook voor het eerst het boek Maus van Art Spiegelman gepubliceerd. Het gaat om een beroemd werk over de Tweede Wereldoorlog waarin nazi´s als katten en joden als muizen uitgebeeld zijn. Dit verhaal is een mijlpaal in de perceptie van de Amerikaanse comic. Nooit eerder kreeg een stripverhaal namelijk zulke serieuze recensies. Dit boek, dat later zelfs de Pulitzerprijs kreeg, veranderde de kijk van het publiek op stripverhalen. Vanaf deze tijd worden (niet-superhelden)stripverhalen serieus genomen en in de winkels kunnen ze op de planken naast de grote literatuur staan.

3.2 Manga

Het Japanse woord manga wordt als een stripverhaal, een tekening of een karikatuur vertaald. Onder het woord manga verstaat men een traditioneel stripverhaal. Manga heeft specifieke karakteristieken die zich van de Amerikaanse comics of Franco- Belgische stripverhalen onderscheidt. Omdat de theorie van manga vaak Japanse termen gebruikt, zal ik deze termen in dit hoofdstuk introduceren. Vervolgens ga ik me met de ontwikkeling, tekenstijl en types van manga bezighouden. Het eind van dit hoofdstuk zal nog informatie over de auteurs en de perceptie van deze stripstroming geven.

37 Meer informatie in hoofdstuk 3.1.1.1 (p. 22). 38 De meeste tekenaars en scenarioschrijvers worden door hun uitgeverij betaald. De uitgeverij heeft ook de eigendomsrechten en beslist over de ontwikkeling van series.

26 3.2.1 Begrippen

De striptekenaar van manga wordt mangaka genoemd. Een tekenfilm die dezelfde tekenstijl als manga gebruikt heet anime. Net zoals bij Europese stripverhalen tot de jaren negentig verschijnen afzonderlijke afleveringen eerst in tijdschriften. Als een serie succesvol wordt, worden ze als een album uitgegeven. Dit album heet dan tankobon. Tankobon heeft een pocket- vorm en de kwaliteit van het papier is hoger dan de kwaliteit van krantenpapier.

3.2.2 Ontwikkeling

Manga ontstond in de 19e eeuw. Als voorloper van manga wordt een boek van de houtsnedenkunstenaar Katsushika Hokusai beschouwd waarin veel schetsen van mensen, dieren, planten en landschappen te zien zijn. De pionier van manga komt echter aan het woord kort na de Tweede Wereldoorlog. Deze persoon, Osamu Tezuka, wordt in Japan de “god van manga” genoemd. Deze mangaka liet zich door de Amerikaanse Walt Disney stijl inspireren. Aan de ene kant “vermangde” Tezuka beroemde tekenfilms zoals Tarzan, Bambi of King Kong, aan de andere kant werd zijn oorspronkelijke manga Lion King door de Amerikanen later geanimeerd. De invloed van Amerikaanse tekenfilms was groot, maar toch heeft hij zelfstandig zijn eigen tekenstijl gecreëerd. Zijn tekenstijl werd gekenmerkt door het gebruik van grote ogen en kinderhoofdtrekken. Hoe kleiner de lezers hoe groter hij de ogen tekende. Op die manier wilde hij de expressiviteit van de figuren uitdrukken. Als eerste mangaka werkte hij ook met perspectief. In de jaren vijftig werd de eerste generatie kindermanga volwassen en daarom begonnen ook manga´s39 voor volwassen te verschijnen. In de jaren 70 ontstonden veel goedkope uitgeverijen en daarom steeg ook de productie van manga. Naast de traditionele manga werden sinds deze tijd ook nieuwe experimentele manga´s uitgegeven.

39 Het woord manga is in het Japans een meervoudsvorm, toch wordt ook het woord manga´s gebruikt.

27 3.2.3 Tekenstijl

Manga heeft in vergelijking met Amerikaanse comics of Franco-Belgische stripverhalen een zeer uitzonderlijke tekenstijl. De Japanse tekenstijl heeft zich lange tijd zonder invloed van de Westerse cultuur ontwikkeld. Manga wordt vooral met grote ogen geassocieerd, maar dat is niet het enige kenmerk van deze zelfstandige tekenstijl. Manga figuren hebben overdreven fysieke eigenschappen, zoals grote hoofden en ogen, kleine monden, kleine en spitsige neuzen en een speciaal kapsel (zie Afbeelding 1). In tegenstelling tot de Amerikaanse comic of Europese stripverhalen wordt manga altijd zwart-wit40 getekend met uitzondering van de eerste pagina´s van het verhaal. In een Westers stripverhaal is ieder plaatje een gedetailleerd portret terwijl het tekenen van manga in Japan veel minder tijd kost. Manga is namelijk bedoeld om een verhaal te vertellen. Mangaka´s willen veel pagina´s in korte tijd tekenen en daarom is de tekening aan het verhaal ondergeschikt. In manga bestaat verder geen sterk onderscheid tussen plaatjes en tekst. Hier worden zij als één geheel beschouwd. Manga wordt zoals andere Japanse boeken van rechts naar links gelezen (zie Afbeelding 2).

Afbeelding141 Afbeelding 242

40 Vroeger werden weekbladen in zwart – wit gedrukt en daarom was ook de manga zwart – wit. Hoewel vandaag de dag veel weekbladen in kleur in Japan verschijnen, is de traditie van zwart – witte manga gebleven. 41 Opgenomen van http://www.wisegeek.com/what-are-the-different-manga-genres.htm; 3/11/12; 18:34. 42 Opgenomen van http://comicbooks.about.com/od/manga/ss/manga101_6.htm; 28/10/12; 17:35.

28 3.2.4 Types van manga

Bij manga onderscheidt men enkele types manga. De bekendste vormen zijn kodomo, shojo - manga, shonen - manga, seinen – manga, josei – manga, shonen – ai en hentai. Kodomo43 – manga´s richten zich op kleine kinderen en vaak hebben ze een sterk moraliserend verhaal. Shojo44-manga is een stroming bedoeld voor jonge meisjes. In deze soort manga is het verhaal belangrijker dan de actie. Meisjesfiguren hebben naast grote hoofden en ogen ook onrealistisch lange benen. Ze zijn getekend op een snoezige manier met een onschuldige gezichtsuitdrukking en oversized kleren of op een diva-achtige manier waarbij zij een diep uitgesneden decolleté, overdreven opgemaakte ogen en naaldhakken hebben. Onder deze categorie valt maho shojo – manga waar als hoofdpersonen jonge meisjes met bovennatuurlijke krachten optreden. Een manga equivalent voor jongens heet shonen45 – manga. In shonen – manga zijn het verhaal en de actie belangrijk. Er wordt ook aandacht besteed aan teamsport en competitie. Bij de manga´s voor jonge mannen, seinen46 – manga, ligt de nadruk niet meer op de actie en avontuur. De thematiek van deze soort manga is van licht surrealistisch tot zeer depressief getint. De personages hebben een ingewikkelde identiteit en hun emoties worden realistisch uitgebeeld. Manga die voor jonge vrouwen bedoeld is heet josei47 – manga. De thematiek van josei – manga wordt met alledaagse zaken die Japanse vrouwen meemaken verbonden. Hoewel bij mangafiguren sommige verfijnde kenmerken blijven, hebben de figuren geen grote ogen meer. Manga shonen – ai48 gaat over homoseksuele relaties. Deze soort manga wordt vooral door vrouwelijke mangaka´s getekend en is vooral bij vrouwen en homoseksuelen populair. In het algemeen is shonen – ai minder seksueel expliciet. Het erotische “hoogtepunt” is het zoenen. Het gaat meer om de suggestie van seks dan om

43 Het woord kodomo betekent kinderen. 44 Het woord shojo betekent een meisje. 45 Het woord shonen betekent een jongen. 46 Het woord seinen betekent een jonge man. 47 Het woord josei betekent een vrouw. 48 Het woord shonen – ai betekent homoseksuele liefde tussen mannen.

29 de exacte uitbeelding ervan. Een van de subcategorieën van shonen – ai is yaoi. Yaoi richt zich op een liefdesrelatie tussen mannelijke figuren. Misschien de bekendste vorm van manga heet hentai49. Hentai wordt in Europa en Amerika als pornomanga gezien. In Japan wordt hentai als seksuele fantasie beschouwd en is in winkels vrij te koop.50

3.2.5 Mangaka

Mangaka´s, tekenaars van manga, worden in Japan zeer gerespecteerd. Hoewel vaak niemand weet hoe de mangaka´s eruitzien, zijn ze even populair als TV-sterren. In Kyoto bevindt zich de enige faculteit ter wereld waar men manga tekenen kan studeren. Manga wordt ook in het buitenland getekend, maar er zijn ook mensen die zeggen dat, hoewel de mangastijl gebruikt wordt, het niet gaat om de echte manga. Volgens Amerikaanse puristen wordt dit werk als “manga-influenced comics”, “pseudo- manga” of “emulation – manga” beschouwd51. Er zijn ook tekenaars die de mangastijl met een andere stijl combineren. De Amerikaan Seth Fisher combineert de Amerikaanse comic met manga (zie Afbeelding 3). De Fransman Frederic Boilet tekent verder een combinatie van manga en de Franko - Belgische school (zie Afbeelding 4).

49 Het woord hentai betekent pervers. 50 De Japanse socioloog Yu Ho legt het verschil tussen perceptie van hentai in de Westerse cultuur en Japan uit. In Japan bestaat volgens hem geen duidelijke scheidslijn tussen de beleveningswereld van kinderen en volwassen terwijl dat in het Westen anders is. In Japan is het niet raar als een leerling seks manga op school leest of een zakenman kindermanga in de metro leest. Hoewel dat in Japan gewoon is, zou het in het Westen verbazing wekken. 51 het artikel Manga by any other name is... Do Japan´s world-conquering cartoons have to be created by Japanese to be the real deal?; door Martin Webb; uitgegeven in 2006, te zien op http://www.japantimes.co.jp/text/fl20060528x1.html; 28/10/12; 10:10

30

Afbeelding 352 Afbeelding 453

Manga wordt niet alleen door professionele mangaka´s getekend. Een aanzienlijk grote productie van manga ontstaat in de handen van mangaliefhebbers. Deze maken de zogenaamde dojinshi manga. Het gaat om een remake van een populaire manga. Deze fans veranderen de verhaallijn of tekenstijl of proberen het verhaal een beetje anders te vertellen. Niet alleen onder dojinshi makers, maar ook onder professionele tekenaars zijn veel tekenaressen. Deze vrouwen tekenen naast manga´s voor de jeugd ook manga´s voor mensen tussen de twintig en dertig. Direct in deze manga´s is hun emancipatie te zien. Haruko Kashiwagi, manga tekenares, legt uit waarom haar werk ook vol seks zit:

“Ik wilde laten zien dat vrouwen ook seksuele behoeftes hebben. Bij seks wordt de vrouw vrijwel altijd in de rol van lijdend voorwerp geplaatst. Met mijn werk wil ik mannen duidelijk maken dat vrouwen ook behoeftes hebben en ´n leidende rol in bed kunnen spelen. [...] Ik teken niet bewust voor mannen of vrouwen. Ik teken wat in me opkomt. Mijn boeken worden gelezen door zowel mannen als vrouwen54.”

52 Opgenomen van http://www.linesandcolors.com/2005/11/08/seth-fisher/; 3/11/12; 18:52 53 Opgenomen van http://www.comicsreporter.com/index.php/happy_52nd_birthday_frederic_boilet/; 3/11/12; 18:57 54 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Astroboy, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1271247; 29/10/12; 11:24

31 3.2.6 Perceptie van manga

Manga heeft in de Japanse cultuur een sterke positie. Manga wordt als een kunstvorm of een vorm van populaire literatuur gezien. Manga is zeker niet alleen voor kinderen bedoeld. Bijna elke groep van de maatschappij (honkballers, vissers, zakenlieden) hebben een eigen mangaserie. Naar schatting is 40% van de gedrukte werken in Japan manga55. Succesvolle manga´s worden vaak in anime of computergames verwerkt. Vooral de computergames worden ook in het Westen verkocht. Op de televisie, tenminste op de Europese, zijn nauwelijks anime voor volwassenen te zien. De cultuurverschillen tussen Japan en Europa zijn zo groot, dat de thematiek, verbonden met Japanse filosofie, mythe of ingewikkelde geschiedenis, voor het Europese publiek vaak niet te begrijpen is. In de VS wordt anime wel vaak uitgezonden, maar bijna altijd gaat het om een veranderde versie. Niet alleen in Europa, maar ook in de VS heerst de mening dat anime alleen voor kinderen is. Daarom worden anime door ongeschikte stemmen gedubd, op kinderkanalen uitgezonden en vaak wordt ook al het geweld eruit geknipt. Manga en anime zijn ook in Afrika in trek. Vooral in Zuid-Afrika, onder de blanke bevolking en in Nigeria onder de rijkere mensen. Manga wordt daarentegen in de Arabische wereld als “persona non grata” gezien. Moslims associëren manga namelijk met porno en vanwege hun geloof is deze associatie nog erger dan in het meer liberale Europa of Amerika.

3.3 Franco-Belgisch stripverhaal

Franco-Belgische stripverhalen zijn stripverhalen die in Frankrijk of België getekend zijn. Buiten Europa zijn Franco-Belgische stripverhalen bekend onder de naam bande dessinée (letterlijk: een getekende strook). Deze stripverhalen zijn meestal in het Frans geschreven, maar van oudsher worden ze ook in het Nederlands vertaald en daarom ontwikkelde zich ook in Vlaanderen een sterke stripcultuur. De tekenstijl en thematiek zijn niet alleen voor bovengenoemde landen typisch, Franco-Belgische stripverhalen vertegenwoordigen tot in bepaalde mate het Europese stripverhaal in het algemeen.

55 http://www.csuchico.edu/pub/cs/spring_06/feature_03.html; 3/11/12; 18:05

32 In dit hoofdstuk komen de ontwikkeling, kenmerken, genres en perceptie van het Franco-Belgische stripverhaal aan bod. De informatie over de geschiedenis en perceptie behandel ik vervolgens in de volgende hoofdstukken in een uitgebreide vorm. Hier worden ze alleen geschetst om zich een voorstelling van de basisverschillen tussen de Amerikaanse, Japanse en Franco-Belgische stroming te kunnen maken.

3.3.1 Ontwikkeling

De geschiedenis van het Franco-Belgische stripverhaal begint in de 18de eeuw toen men volks- en kinderprenten begon te drukken. In de jaren twintig verschenen tijdschriften als Zonneland dat door paters in Averbode werd geschreven en Le Boy – Scout belge waarin de bekende Belgische striptekenaar Hergé, pseudoniem van Georges Prosper Remi, debuteerde. Deze tijdschriften stonden vol educatieve verhalen die door middel van tekeningen verteld werden. In 1929 introduceerde hij in de kinderbijlage van de krant Le Vingtième Siècle voor het eerst zijn bekendste stripfiguur Kuifje56. In 1938 werd het Franstalig Belgisch weekblad Spirou57 opgericht waarvoor de Franse tekenaar Robert Velter de bekende stripfiguur Robbedoes creëerde. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het tot een nieuwe opbloei van stripverhalen. In 1946 werd het weekblad Kuifje voor lezers van 7 tot 77 jaar opgericht. Naast de spil van het magazine, Kuifje van Hergé, verschenen hier bijvoorbeeld ook Alex, een stripreeks van de Fransman Jacques Martin, en Blake en Mortimer, een reeks van de Belgische striptekenaar Edgar P. Jacobs. Het Franse equivalent van het Kuifje – weekblad was het striptijdschrift Pilote dat vanaf 1959 werd uitgegeven. De belangrijkste auteurs van dit tijdschrift waren de Fransen Albert Uderzo en René Goscinny die de stripfiguur Asterix verzonnen. Hoewel in Vlaanderen ook een striptijdschrift was (het tijdschrift Bravo!), verschenen de meeste stripverhalen in kranten. In de krant Kerk en Leven kon men bijvoorbeeld het kinderstripverhaal Jommeke vinden. Ook , de geestelijke vader van Suske en Wiske58, en Marc Sleen, bedenker van De avonturen van Nero en Co, werkten bij kranten.

56 Kuifje is het Nederlandse equivalent van de Franse naam Tintin. In Tsjechië is het ook onder de naam Tintin bekend. 57 Spirou wordt in het Nederlands als Robbedoes vertaald. 58 Suske en Wiske is ook in Wallonië erg populair. Hier is het bekend onder de naam Bob et Bobette.

33 In 1949 werd in Frankrijk de eerste protectionistische wet om twee redenen goedgekeurd. Ten eerste zou de wet de Franse markt tegen buitenlandse (vooral Belgische) stripverhalen beschermen en ten tweede zou de wet ervoor zorgen dat kinderen geen voor hun opvoeding schadelijke thematiek zullen lezen. De tweede reden kunnen we dus met de Amerikaanse Comic Code uit de jaren vijftig vergelijken59. Thema´s als geweld en seksualiteit waren taboe. Hoewel in België geen beperkende wet werd aangenomen, hadden ook Belgische (vooral Franstalige) stripauteurs hun werk aangepast om hun stripverhalen ook in Frankrijk te kunnen verkopen. De geschiedenis leert ons dat met een beperkende wet vaak een revolte is verbonden. Net zoals in de Verenigde Staten verschijnen in Europa alternatieve werken. In de jaren zestig en zeventig werden in Frankrijk bladen als Hara-Kiri of Métal Hurlant gedrukt die ruimte aan alternatieve tekenaars gaven. Zij tekenden geen commerciële en langlopende reeksen. Hun werken werden niet alleen meer als kunst gezien, in hun stripverhalen kwamen ook satire op de maatschappij, geweld, seks en zwarte humor voor. Tegenwoordig bestaan in de Franco-Belgische stripwereld geen beperkingen, op financiële redenen van uitgevers na. In de periode van 1989 tot 2005 werden de striptijdschriften Pilote, Kuifje, Tintin en Robbedoes stopgezet. Het enige stripweekblad dat nog steeds verschijnt, is het Franstalige Spirou.

3.3.2 Kenmerken

De Franco-Belgische stripverhalen verschillen van de Amerikaanse en Japanse stripverhalen op het gebied van de tekenstijl en de vorm waarin de stripverhalen worden uitgegeven.

3.3.2.1 Tekenstijl

De zogenaamde Franco-Belgische stripschool onderscheidt drie basistekenstijlen: klare lijn, dynamische lijn en realistische stijl.

59 Zie hoofdstuk 3.1.1.1 (p. 22).

34 Plaatjes die met de klare lijn getekend zijn, zijn helder en overzichtelijk. De klare lijn was typisch voor de tekenstijl van Hergé (zie Afbeelding 5). Hergé legde uit dat hij deze tekenstijl gebruikte omdat het makkelijker was om zulke plaatjes te laten drukken en de druk ook goedkoper voor de krantenuitgeverij was. De tweede tekenstijl gebruikt vooral dynamische lijnen. Met dynamische lijntjes kon een tekenaar makkelijker beweging aangeven. Tot de vertegenwoordigers van deze stijl, van de zogenaamde school van Marcinelle, behoort de Belgische tekenaar André Franquin (zie Afbeelding 6). De laatste tekenstijl is de realistische stijl. Deze stijl werd bijvoorbeeld door de Franse tekenaar Jean Giroud gebruikt (zie Afbeelding 7). Verschillende tekenstijlen kunnen overigens naast elkaar in één stripverhaal gebruikt worden. Scott McClaud spreekt over de combinatie van de klare lijn met de realistische stijl als over de Europese specialiteit (zie Afbeelding 8). In Kuifje en Asterix zijn de hoofdpersonages met de klare lijn getekend. Volgens McCloud zijn deze hoofdpersonages een karikatuur waarmee men zich makkelijk kan identificeren. Aan de andere kant hebben lezers niet de behoefte om zich met de achtergrond te identificeren. Deze achtergrond is daarom realistischer afgebeeld om de fantasie van de lezer beter te kunnen stimuleren en om bij de lezer de indruk van een echte wereld te wekken60.

Afbeelding 561 Afbeelding 662 Afbeelding 763

60 De afhankelijkheid van de identificatie van een lezer met een bepaalde afbeelding is beschreven in het boek Understanding Comics van Scott McCloud in het hoofdstuk II. 61 Opgenomen van http://asp.gva.be/dossiers/-k/kuifje/dossier.asp; 4/11/12; 14:41 62 Opgenomen van http://www.jeuxdepiste.com/reportages/franquin.html; 4/11/12; 14:37 63 Opgenomen van http://www.comicsbulletin.com/columns/3267/jean-giraud-aka-moebius- 1938-2012/; 4/11/12; 14:41

35

Afbeelding 864

3.3.2.2 Publicatievorm

Net zoals manga´s werden Franco-Belgische stripverhalen eerst in tijdschriften gepubliceerd. Tegenwoordig zijn de stripalbums de meest voorkomende vorm van strippublicatie. Deze albums hebben het formaat A4 en tellen 48 of 62 pagina´s.

3.3.3 Genres

Buiten Europa zijn Franco-Belgische stripverhalen nauwelijks bekend. Het probleem is dat niet zo veel Europese stripverhalen in het Engels vertaald worden65 en indien er vertaalde stripverhalen bestaan, is het niet makkelijk om deze vertalingen aan te schaffen. Daarom blijven veel Europese stripreeksen voor Amerikanen onbekend66. De hoofdgenres in de Europese stripverhalen zijn humor, parodies, avontuur en fantasy.

64 Opgenomen van http://www.wallpowper.com/tintin-free-et-les-picaros-the-36002.html; 19/11/12; 17:18 65 Meer over de problematiek van het vertalen van Vlaamse stripverhalen in hoofdstuk 5.3.1.1 (p. 62). 66 In 1959 is bijvoorbeeld voor het eerst in de VS het stripverhaal Kuifje verschenen. Uitgevers moesten toen vanwege de Comic Code enkele fragmenten van het stripverhaal herschrijven. Een neger in het origineel moest door een Puerto Ricaan vervangen worden, en ook moesten plaatjes met alcohol gewist worden. Bovendien lukte de eerste vertaling van Kuifje naar het Engels niet erg goed (de vertaler Danielle Duplaix had toen nog geen ervaring met het vertalen van stripverhalen en ze had ook geen contact met Hergé om uitleg van bepaalde fragmenten te krijgen zodat enkele inhoudelijke fouten ontstonden) en de prijs van de albums was te hoog in vergelijking met Amerikaanse comic books. Hoewel Kuifje opnieuw in de jaren zeventig met een nieuwe vertaling begon te verschijnen, blijft Kuifje niet extra populair onder Amerikanen. De bekendheid van dit stripverhaal groeide echter in 2011 toen de nieuwe film van Steven Spilberg : The Secret of the Unicorn in Amerika verscheen.

36 Tegenwoordig is het populairste genre in Europa humor. Net zoals superhelden in de VS een monopolie hebben, zijn dat in Europa humoristische stripverhalen. In Amerika zijn deze Europese humoristische stripverhalen bekend als big nosed comics. Daarmee bedoelt men hoofdpersonages met grote neuzen van stripreeksen zoals bijvoorbeeld de Smurfen van Peyo67 of Asterix van Uderzo en Goscinny. Parodies zijn bedoeld voor een bepaalde doelgroep. Meestal zijn ze korter en verschijnen op één pagina. Een bekend voorbeeld van parodie, die echter als een album verschijnt, is de Belgische stripreeks Lucky Luke die zich in de VS afspeelt en clichés van het westerngenre parodieert. Stripverhalen die elke dag in kranten verschijnen, moeten grappig zijn en op huidige kwesties inspelen. Het gaat om verscheidene cartoonreeksen die zich op een bepaald publiek, lezers van een bepaalde krant, richten. De bekendste cartoonreeks ter wereld is Garfield. In Nederland zijn dat Fokke en Sukke68 dat bijvoorbeeld in NRC Handelsblad verschijnt of Sigmund die in de Volkskrant wordt gepubliceerd. Avontuurlijke stripreeksen werden geïntroduceerd door Hergé met Kuifje. In avontuurlijke stripverhalen wordt vaak de combinatie van de klare lijn met de realistische stijl gebruikt. De avontuurlijke thematiek wordt soms ook gecombineerd met geschiedenis (Asterix en Obelix, De Rode Ridder, Suske en Wiske) of met het reizen en kennis over de wereld (Kuifje in Tibet, Kuifje in Afrika). Het laatste “hoofdgenre” is fantasy. Voor deze stripreeksen is typisch dat zij niet alleen door één auteur of één groep auteurs worden getekend. Het team van auteurs verandert vaak en aan de reeksen dragen ook verschillende gasttekenaars bij. Een vertegenwoordiger van dit genre is de Franse stripreeks Betelgeuze.

67 Pseudoniem van Pierre Culliford. 68 De Nederlandse socioloog Giselinde Kuijpers heeft in 2001 een onderzoek gedaan naar sociale verschillen in gevoel voor humor. In het kader van haar onderzoek heeft ze ook humor in Amerikaanse cartoons onderzocht. Ze heeft Fokke en Sukke aan het Amerikaanse publiek voorgelegd en de reactie gevolgd. Deze reactie beschrijft ze als volgt: “Voor hen was Fokke en Sukke heel schokkend. Het Nederlandse gevoel voor humor en eigenlijk ook in heel Noord - West Europa is nogal grof in vergelijking met Amerikaanse humor. En dan met name is er een combinatie van een soort intellectuele schokkendheid dus dat het eigenlijk wel intellectueel en wel cultureel verantwoord is om een beetje grof te zijn. Dat is in Amerika veel minder.”; een interview met Giselinde Kuijpers is te zien in televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Sigmund, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1118772; 16/11/12; 10:47.

37 3.3.4 Perceptie van het Franco-Belgische stripverhaal

Stripverhalen hebben in België en Frankrijk een sterke positie. Ze worden zelfs de Negende kunst69 genoemd. In beide landen is het mogelijk om het stripverhaal aan een universiteit of hogeschool te studeren wat deze sterke positie bevestigt. Stripauteurs zijn bekende personen die ook stripfestivals bezoeken om eigen werk te laten signeren. Zowel in Frankrijk als in België krijgen niet alleen nieuwe stripauteurs subsidies om de stripcultuur in het land nog te ondersteunen. Hoewel het stripverhaal in Frankrijk en België erg populair is, betekent dat niet dat iedereen het stripverhaal als kunst beschouwt. Op de perceptie van het stripverhaal in België heb ik me vooral in de hoofdstukken 5 en 6 gefocust.

69 In het Frans: le Neuvième Art.

38 4 TSJECHISCH STRIPVERHAAL

In dit hoofdstuk zal ik de Tsjechische stripscene van haar oorsprong tot het heden beschrijven. Ik zal laten zien dat de veranderlijke geschiedenis van Tsjechië met de veranderlijke waardering van het stripverhaal samenhing. In het tweede hoofdstuk beschreef ik de kenmerken van Amerikaanse en Japanse stripverhalen. Ook Tsjechië kent zijn specifieke kenmerken, hoewel de Tsjechische stripscene geen lange traditie kent. De stijgende populariteit van dit medium zal ik in het laatste deel van dit hoofdstuk aan de hand van informatie over verkoop, evenementen en het bestuderen van het stripverhaal behandelen.

4.1 Perceptie van stripverhalen in de loop der tijd

De geschiedenis van Tsjechië70 in de twintigste eeuw was zeer rijk, gevarieerd en in ieder geval niet stabiel. Perioden van vrijheid en van beperkingen hadden een aanzienlijke invloed op de ontwikkeling van de Tsjechische stripscene. Enkele periodes waren meer, enkele wat minder moeilijk voor het stripverhaal. Pas in het laatste decennium van de twintigste eeuw kregen stripverhalen meer aandacht. In de afzonderlijke tijdperken beschrijf ik de perceptie van het stripverhaal in Tsjechië.

4.1.1 Van ontstaan tot het eerste verbod: 1922 – 1945

De wortels van de Tsjechische striptraditie kan men in de eerste helft van de negentiende eeuw vinden, toen in Tsjechië de eerste satirische tijdschriften verschenen met de eerste getekende cycli. Deze karikatuur- en illustratieseries waren al gekenmerkt door de juxtapositie71. De eerste beeldverhalen met een commentaar in de vorm van tekst trof men kort na 1900 aan. De echte oorsprong van het Tsjechische stripverhaal

70 Het gebruik van de term Tsjechië is niet altijd honderd procent correct. Sinds 1918 heeft ons land drie vormen gekend: Tsjecho-Slowakije, Protectoraat Bohemen en Moravië en Tsjechië. Toch gebruik ik altijd de term Tsjechië omdat ik de stripscene in geografisch Tsjechië beschrijf. 71 Over de juxtapositie meer in hoofdstuk 2.2 (p. 13).

39 dateert men echter in 1922 toen Josef Lada de eerste Tsjechische stripreeks Šprýmovné kousky Frantíka Vovíska a kozla Bobeše72 begon te publiceren. Tot eind jaren dertig leek de ontwikkeling van de Tsjechische stripscene op de Europese. Ook in Tsjechië werd de traditionele Europese vorm van het stripverhaal, een gecommentarieerd stripverhaal, gebruikt. De progressieve golf van het moderne Amerikaanse stripverhaal propageerde daarentegen de tekstballonnen. Oorspronkelijk werden stripverhalen overal ter wereld in de zondagbijlagen van kranten en in tijdschriften gepubliceerd. In de jaren dertig en veertig kregen stripverhalen in de wereld steeds meer bladzijden in tijdschriften en kranten zodat uiteindelijk zelfstandige publicaties voor stripverhalen ontstonden. In Europa waren dat de eerste stripalbums en striptijdschriften en in de VS de comic books. Door de culturele en politieke context (algemene ontevredenheid over stripverhalen in de jaren vijftig, verbod op het uitgeven van stripverhalen door de nazi´s en het communistische regime) en ondanks veel pogingen om een tijdschrift uit te geven, ontwikkelde zich in Tsjechië geen sterke traditie van striptijdschriften. Het eerste striptijdschrift, Koule73, werd slechts twee jaar uitgegeven (1926-1928) omdat de Tsjechische lezers niet gewend waren aan deze vorm van tijdschrift. In dit tijdschrift verschenen bijvoorbeeld vertalingen van de Amerikaanse stripreeks Felix the Cat. Felix the Cat was de eerste stripfiguur die in de vorm van een stripverhaal verschillende producten (stofzuigers, snoepjes, massagepreparaat) in Tsjechië propageerde. De strategie van striptijdschriften moest daarom anders aangepakt worden. Er moest eerst een populaire stripfiguur ontstaan en rondom deze figuur zou vervolgens een tijdschrift ontstaan. Sinds 1934 werd het tijdschrift Punťa uitgegeven. Dit tijdschrift was gebaseerd op de stripfiguur met dezelfde naam en zijn avonturen. Het tijdschrift bestond verder uit andere originele stripverhalen, met vertalingen van Amerikaanse Walt Disney stripverhalen, korte verhalen, kruiswoordraadsels en moppen. Hoewel dit formaat populair was bij de lezers, werd het in 1942 door de nazi’s verboden. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen het niet meer. De stijgende populariteit van stripverhalen in Tsjechië voor de Tweede Wereldoorlog werd ook ondersteund door de stripreeks over vier jongens, Rychlé Šípy,74

72 Vrije vertaling naar het Nederlands: Grapjes van Frantík Vovísek en bok Bobeš. 73 Vrije vertaling naar het Tsjechisch: Kogel. 74 Vrije vertaling naar het Nederlands: Snelle Pijlen. Over deze stripreeks wordt meer in hoofdstuk 4.2.1 (p. 49) geschreven.

40 die in 1938 in het tijdschrift Mladý Hlasatel75 werd gepubliceerd. Het ging om de eerste stripreeks in Tsjechië met typische tekstballonnen. Deze essentie van Tsjechische stripcultuur werd echter ook door de nazi´s in 1941 verboden. Pas in 1946 kon Rychlé Šípy weer gepubliceerd worden. De stripreeks werd echter ook afgekeurd door de communisten en daarom werd Rychlé Šípy nog verboden.

4.1.2 De Praagse Coup en de jaren vijftig

Kort na de Tweede Wereldoorlog kwam een vernieuwing van de stripscene in Tsjechië. Rychlé Šípy werd weer uitgegeven en naast deze stripreeks ontstonden ook andere stripreeksen. De aanvaarding van stripverhalen was echter niet probleemloos. Stripverhalen werden met triviale literatuur verbonden en beschouwd als een schadelijk genre dat de houding van de jeugd tot literatuur en culturele waarden deformeert76. Ook voor het jaar 1948 stond Tsjechië niet welwillend tegenover stripverhalen. Na de Praagse Coup in februari 194877 werd de kritiek op de stripcultuur door de aankomende communistische macht nog groter door de ideologische en anti-Amerikaanse dimensie. De positie van de stripcultuur was in de jaren vijftig nergens ter wereld stabiel en zeker. Er heerste een sterk negativisme ten opzichte van stripverhalen. In Frankrijk werden protectionistische wetten78 goedgekeurd en in de VS moest de zogenaamde Comic Code79 aangenomen worden. In de codex was geschreven wat in comics toegestaan is en wat niet80. In Tsjechië waren stripverhalen niet welkom om drie

75 Vrije vertaling naar het Nederlands: Jonge Omroeper. 76 het artikel Komu to tu prospěje? – České myšlení o komiksu 1948 – 1989; door Pavel Kořínek; te zien op http://www.sorela.cz/Normalizace/articles.aspx?id=109; 14/1/13; 21:46 77 De Praagse Coup was een onvoorziene en ongeorganiseerde communistische overname van de macht in februari 1948. Vandaag de dag wordt de Praagse Coup beschouwd als een overgang van democratie naar totaliteit, annexatie in het socialistische Oostblok en de oorzaak van de economische recessie en van de grote emigratiegolf van de Tsjechische bevolking. 78 Zie hoofdstuk 5.2.3 (p. 58). 79 Zie hoofdstuk 3.1.1.1 (p. 22). 80 Amerikaanse teksten gericht tegen de stripcultuur werden ook naar het Tsjechisch vertaald. In 1956 werd in Tsjechië het boek The Game of Death van Albert Eugen Kahn uitgegeven over de kritiek van stripverhalen die de moraal van de jeugd verstoren. Het boek bevat veel emotionele teksten. Om een voorstelling te krijgen noem ik een citaat van een moeder wier zoon beschuldigd was van de moord op een man: „Hij was altijd een heel brave jongen... Hij had nooit problemen... Maar dan begon hij de boeken te lezen...Hij kocht alle boeken die hij zag... Hij lag alleen op zijn bed en las comics of lag gewoon en staarde naar het plafond. Door de comics begon hij griezelige dromen te hebben... Hij begon als de misdadigers in die verhalen te spreken... Dat leidde tot drinken en gebruik van verdovende middelen... Hij was een

41 redenen. Ten eerste werden stripverhalen afgekeurd, omdat ze als lage, smaak en moraal deformerende lectuur worden gezien. Ten tweede waren stripverhalen een uiting van het imperialistische en kapitalistische denken dat de onderdrukking van werkende arbeiders weerspiegelt. Ten derde waren stripverhalen schadelijk en gevaarlijk materiaal dat de gezonde en socialistische opvoeding van kinderen en jeugd verstoort81. Hoewel Jan Drda, een fanatieke communistische afgevaardigde, zei dat het stripverhaal “necrofiele smeerlapperij82” is, werd het stripverhaal als propaganda83 tegen de zogenaamde ideologische vijanden (de nazi´s tijdens de Tweede Wereldoorlog, Westerlingen tijdens het communistische regime) gebruikt. Karikaturist Lev Haas publiceerde in kranten en tijdschriften korte strips die zouden laten zien dat de Westerse imperialistische cultuur verdorven en pornografisch is. Na 1956 waren langzamerhand nieuwe originele stripreeksen te zien, die vooral voor kinderen en jeugd bestemd waren. In 1957 werd bovendien het tijdschrift ABC mladých techniků a přírodovědců84 opgericht dat in de komende decennia vrij veel ruimte voor stripreeksen bood. Naast stripverhalen voor kinderen en jeugd, werden ook enkele science-fiction stripverhalen gepubliceerd. Door dit genre kon men uit de grijze realiteit naar de toekomst of fantastische werelden vluchten. Toch moest ook dit genre de communistische censuur ondergaan. De Tsjechische science-fiction uit de jaren 50 en begin jaren 60 moest volgens het Sovjetmodel de onweerstaanbare technische vooruitgang huldigen, die voor een gelukkige communistische toekomst zal zorgen. Deze benadering moest vervolgens ook in stripverhalen weerspiegeld worden85.

schitterende jongen totdat hij de comics begon te lezen...“ Het heersende communistische regime hechtte aan dit boek grote betekenis, wat ook bevestigd werd door het feit dat dit boek zowel in het Tsjechisch als in het Slowaaks uitgegeven werd. Deze twee talen lijken namelijk heel erg op elkaar en daarom was het vaak niet nodig om publicaties naar alle twee de talen te vertalen. Natuurlijk was deze manier van publicatie ook goedkoper. Het origineel van het citaat in het Tsjechisch: “Byl to vţdycky hodný hoch...Nikdy neměl ţádné nepříjemnosti... Ale pak začal číst ty sešity...Kupoval všechny, které viděl...Jen leţel na posteli a četl své comics, nebo prostě se díval na strop. Působily na něho strašné sny...Začal mluvit jako zločinci v těch příbězích...Vedlo to k pití a k poţívání omamných jedů...Byl to skvělý hoch, dokud se nedostal k těm sešitům...” 81 het artikel Komu to tu prospěje? – České myšlení o komiksu 1948 – 1989; door Pavel Kořínek; te zien op http://www.sorela.cz/Normalizace/articles.aspx?id=109; 14/1/13; 21:46 82 het artikel Horká půda. IX. Kultura a její boj van Jan Drda in de krant Literární noviny 1954, n.48, p.5 83 Over de propaganda in stripverhalen wordt meer in hoofdstuk 4.2.2 (p. 51) geschreven. 84 Vrije vertaling naar het Nederlands: ABC van jonge technici en natuurkundigen. 85 essay O výpravách za indiány a Marťany; door Rastislav Matulík en Tomáš Prokůpek, p.52, catalogus voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Řevnice: Arbor vitae, 2012

42 4.1.3 Dooi in de jaren zestig

In tegenstelling tot het voorafgaande decennium, verscheen in Tsjechië in de jaren 60 een grote hoeveelheid stripverhalen. Door de verminderende ideologische controle en dalende effectiviteit van repressieve ingrepen op het gebied van publicaties, mochten relatief veel originele stripverhalen gepubliceerd worden. Naast stripverhalen die voor kinderen en jeugd bestemd waren, werden de eerste stripverhalen voor volwassenen uitgegeven. Auteur van stripverhalen voor volwassen lezers was Kája Saudek86, de icoon van de Tsjechische stripscene. De tweede helft van de jaren zestig wordt als het gouden tijdperk van de Tsjechische stripscene beschouwd. Het stripverhaal verscheen voor de eerste keer in een ander medium, namelijk de film. In 1966 heeft regisseur Václav Vorlíček in samenwerking met Kája Saudek de film Kdo chce zabít Jessii?87 gemaakt. In deze film was de combinatie van een speelfilm en een stripverhaal te zien. Hoewel het Tsjechische klimaat voor stripverhalen veel beter was dan in de jaren vijftig, was niet iedereen ervan overtuigd dat stripverhalen een grote waarde hebben. De film Kdo chce zabít Jessii? werd om die reden door politieke kringen negatief beoordeeld, in het buitenland werd echter positief gereageerd. De film heeft twee prijzen op de filmfestivals in Locarno en Triëst gewonnen. De kennis over stripverhalen in het Oostblok was minimaal. De film Kdo chce zabít Jessii? was cruciaal, bijvoorbeeld ook voor Grzegorz Rosiński, auteur van de bekende stripserie Thorgal88. “Ik was door de film Kdo chce zabít Jessii? gecharmeerd. Voor het eerst in mijn leven heb ik een echt stripverhaal gezien – in een Tsjechische film! De tekeningen waren fantastisch, voortreffelijk89!” Bij deze film heeft in 1970 regisseur Oldřich Lipský met zijn film

86 Kája Saudek (1935 - ) is de beroemdste en misschien ook de belangrijkste figuur op de Tsjechische stripscene. Zijn tekenstijl en verteltechnieken hebben veel volgende stripauteurs beïnvloed. Door de communisten die het roer in handen hadden, werd hij echter als lastige persoon gezien (Joodse afkomst, zijn broer ook kunstenaar, stripverhaal als negatieve kunstvorm) en zijn werk mocht vaak niet gepubliceerd worden. 87 Vrije vertaling naar het Nederlands: Wie wil Jessii doden? 88 Meer informatie over deze stripreeks in hoofdstuk 5.2.4 (p. 59). 89 essay Sny pod kopyty totality; door Tomáš Prokůpek, p. 280, catalogus voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Řevnice: Arbor vitae, 2012; het citaat in het Tsjechisch: “Byl jsem okouzlený filmem Kdo chce zabít Jessii?. Poprvé v ţivotě jsem viděl opravdový komiks – v českém filmu! Ta kresba byla fantastická, skvělá!”

43 Čtyři vraţdy stačí, drahoušku90 aangesloten. Ook in deze film werd het stripverhaal gebruikt. In de periode 1967 – 1971 kon weer de stripreeks Rychlé Šípy van Jaroslav Foglar uitgegeven worden. In 1969 begon de langst gepubliceerde stripreeks voor kinderen, Čtyřlístek91 van Jaroslav Němeček, uitgegeven te worden. Ook de gelukkige periode van het Tsjechische stripverhaal in de jaren zestig duurde niet lang. Na augustus 196892 heerste in de Tsjechische maatschappij en cultuur een sterke politieke repressie en politici begonnen weer streng in het leven van mensen en hun meningen in te grijpen. Na augustus 1968 heerste in Tsjechië de zogenaamde normalisatie die de orde van de jaren vijftig weer zou herstellen. De gouden tijden van de Tsjechische stripscene eindigden daarom in 1970 en er begonnen weer moeilijke tijden voor het Tsjechische stripverhaal.

4.1.4 Donkere tijden in de jaren zeventig

In de jaren zeventig beleefde de Tsjechische stripscene weer een donkere periode. De periode 1971 – 1985 (en 1949 – 1956) wordt zelfs als de moeilijkste periode voor Tsjechische stripverhalen gezien93. Bekende (en in de maatschappij invloed hebbende) auteurs als Foglar en Saudek kregen een verbod om hun werk te publiceren. De enige zekerheid in de Tsjechische stripscene was de stripreeks Čtyřlístek die sinds 1969 regelmatig en zonder verboden uitgegeven wordt. Deze reeks kreeg in 1971 zelfs een eigen tijdschrift dat tot nu toe wordt uitgegeven. Hoewel niet iedereen het eens was over het feit dat de stripverhalen over vier dierenvrienden niet schadelijk is, genoot Čtyřlístek een enorme populariteit, ook in de jaren zeventig.

90 Vrije vertaling naar het Nederlands: Vier moorden zijn genoeg, schat. 91 Vrije vertaling naar het Nederlands: het Klavertjevier. 92 De periode van de geschiedenis van Tsjechië van januari tot 20 augustus 1968 staat als de Praagse Lente bekend. Deze periode werd gekenmerkt door gematigde politiek van het communistische regime. Tsjechië begon zich weer voor de wereld te openen en er heerste in het algemeen een optimistische stemming in de Tsjechische maatschappij. Aan deze periode werd abrupt een einde gemaakt in de nacht van 20 op 21 augustus toen het leger van het Warschaupact onder leiding van de troepen van de USSR Tsjechië binnenvielen. Tsjechië sloot zich vervolgens weer voor lange tijd voor het Westen en politici streefden ernaar om de politieke situatie van de jaren vijftig weer te herstellen. 93 Pavel Kořínek en Tomáš Prokůpek, p. 8, catalogus voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Řevnice: Arbor vitae, 2012

44 In het toenmalige Oostblok was Tsjechië het eerste land waar een poging werd gedaan om een illegaal underground striptijdschrift uit te geven. Als tegenreactie op de na augustus 1968 bestaande normen voor officieel goedgekeurde cultuur, werden de fundamenten voor de Tsjechische underground stripscene gelegd. Net zoals in het Westen werd undergroundstrip met muziekbands en andere kunstenaars verbonden. In 1977 en 1978 werden twee nummers van het eerste onafhankelijke tijdschrift Kombajn94 uitgegeven. In het tijdschrift was de invloed van Saudek en Robert Crumb aanzienlijk. Het enige Tsjechische stripverhaal dat populariteit in de wereld kreeg, hing ook met underground samen. Het stripverhaal heette Octobriana a ruský underground95 en werd in 1971 in Londen gepubliceerd. Auteur van het stripverhaal, Petr Sadecký, agent van de StB96, heeft in 1966 in Tsjechië in samenwerking met twee andere Tsjechische illustratoren een oorspronkelijke versie van het stripverhaal gemaakt met de naam Amazona. Sadecký emigreerde vervolgens en het verhaal moest hij omwerken om het te kunnen publiceren. Amazona kreeg de naam Octobriana en Sadecký verzon een mystificerend verhaal over Oekraïense underground. Het enorme gebrek aan informatie over het leven in het Oostblok veroorzaakte een enorme populariteit van dit stripverhaal onder het Westerse publiek. Sadecký vierde successen, de carrière van de twee Tsjechische illustratoren die in Tsjechië bleven werd echter erg geschaad.

4.1.5 De jaren tachtig

De eerste helft van de jaren tachtig stond nog in het teken van strenge censuur en een weigerende houding tegenover het stripverhaal in het algemeen. Tot 1985 werden daarom geen “revolutionaire” vormen van stripverhalen uitgegeven. In de tweede helft van dit decennium was er al een aanzienlijke vermindering van ideologische controle op publicaties te zien. Publicaties van stripverhalen beperkten zich vooral tot het werk voor kinderen en jeugd. In het tijdschrift Knihovnička Čtyřlístek97 werden nieuwe episodes van de stripreeks Čtyřlístek uitgegeven, samen met andere originele stripreeksen voor kinderen. Het tijdschrift ABC mladých techniků a přírodovědců mikte vooral op de

94 Vertaling naar het Nederlands: Combine. 95 Vrije vertaling naar het Nederlands: Octobriana en Russische underground. 96 De Staatsveiligheid (StB) was een politieke politie die voor het verkrijgen van machtsposities en voor de liquidatie van tegenstanders van het communistische regime diende. 97 Vrije vertaling naar het Nederlands: Boekenkaste het Klavertjevier.

45 jeugd en daarom worden hier vooral avontuurlijke science-fiction stripreeksen gepubliceerd. Tegen het jaar 1985 werden veel science-fiction clubs opgericht. Leden van deze clubs begonnen eigen stripreeksen in samizdat en officieuze deskundige tijdschriften98. Sommige clubs reikten zelfs prijzen99 uit voor stripauteurs. In de jaren tachtig verscheen ook weer het stripfiguur Pérák100. In de oorlogsjaren was hij uitgebeeld als een mythische held op springveren die de Tsjechische maatschappij van de nazi´s redde. In de jaren vijftig verloor hij zijn superkrachten en werd lid van de voor het gelukkige socialisme werkende maatschappij. In de jaren tachtig onderhandelde hij al met illegale verkopers van Westerse goederen. Naast het stijgende aantal diverse stripverhalen, ontstonden ook meer wetenschappelijke werken die zich met de theorie van het stripverhaal bezighielden. Hoewel nog steeds de stemmen over het schadelijke genre te horen waren, kon men ook gematigde artikels over stripverhalen lezen waarin werd geschreven dat zowel film als muziek en ook het stripverhaal van goede kwaliteit en ook van slechte kwaliteit konden zijn. Teksten die stripverhalen heel sterk veroordeelden en naar hun gevaarlijke invloed verwezen (zoals in de jaren vijftig) kwamen slechts zelden voor. Het aan kracht verliezende regime besloot voor deze onhebbelijkheid van de Westerse cultuur een oogje toe te knijpen, omdat politici meer ernstige problemen hadden om op te lossen. Het revolutionaire jaar 1989 stond al voor de deur.

4.1.6 Nieuwe hoop in de jaren negentig

De Fluwelen Revolutie in 1989 veroorzaakte niet alleen een politieke verandering (terugkeer naar democratie) maar ook een boom van Westerse cultuur in Tsjechië. Tsjechen, die na lange jaren weer vrije toegang tot Westerse literatuur, film, muziek en natuurlijk ook stripverhalen hadden, zorgden voor een enorme publicatie van buitenlandse werken. Bij vertalingen van buitenlandse stripverhalen en weer toegestane Tsjechische stripwerken (Rychlé Šípy van Jaroslav Foglar, stripwerk van Kája Saudek)

98 Kája Saudek publiceerde bijvoorbeeld in een tijdschrift voor speleologen waar hij niet zo „zichtbaar“ was. 99 Bijvoorbeeld de prijs Bemík voor het beste amateurstripverhaal. Deze prijs wordt niet meer uitgereikt. 100 Vrije vertaling naar het Nederlands: Springverenman. Meer over Pérak in het hoofdstuk 4.2.2 (p. 51).

46 hebben zich tientallen nieuwe Tsjechische stripverhalen aangesloten. Nieuwe stripauteurs uit de zogenaamde Generatie 89 publiceerden vooral in Kometa101, het eerste Tsjechische tijdschrift dat helemaal op stripverhalen gericht was. Dit tijdschrift mikte op de jeugd en de totale oplage voor een nummer bedroeg 300. 000 exemplaren. Van 1989 tot 1992 werden 36 nummers van dit tijdschrift uitgegeven met tientallen nieuwe stripverhalen102. De meeste stripverhalen waren echter van een slechte kwaliteit en reageerden niet op trends in de buitenlandse stripscene. In 1992 ging Kometa failliet. De boom van stripverhalen in de eerste helft van de jaren negentig eindigde om vier redenen. Ten eerste maakte de Tsjechische maatschappij in het begin van de jaren negentig niet alleen kennis met stripverhalen, maar ook met andere vormen van “Westerse lokmiddelen” (reizen, zelfstandig ondernemen, aankoop via telefoon, grote hoeveelheid producten in de winkels enzovoort) en stripverhalen verloren hun exclusiviteit. Ten tweede overschatten uitgevers de vraag van Tsjechische striplezers en konden hun gedrukte exemplaren niet verkopen. In 1993 viel bovendien Tsjecho- Slowakije in Tsjechië en Slowakije uiteen en behalve het land werd ook de markt gesplitst. Ten derde had men nauwelijks ervaring met distributie van publicaties. En ten vierde beconcurreerden de Tsjechische en buitenlandse stripproductie elkaar. In de periode 1994 – 1997 werden bijna geen stripverhalen uitgeven103. Een nieuwe opleving kwam weer in 1997 toen het striptijdschrift CREW ontstond. Dit tijdschrift publiceerde echter alleen buitenlandse stripverhalen van hoge kwaliteit. Dankzij vertalingen van buitenlandse stripverhalen (Art Spiegelman, Ivan Brunetti) steeg ook de reputatie van stripverhalen. Deze buitenlandse voorbeelden en de grote inspiratiebron in de vorm van Kometa zorgden voor het ontstaan van de Generatie 0 wat bij de millenniumwisseling een nieuwe start voor de Tsjechische stripscene betekende.

101 Vertaling naar het Nederlands: Komeet. 102 het artikel Dějiny českého komiksu, dějiny vzestupů a pádů; door groep van auteurs Seqence o.s.; te zien op http://www.goethe.de/ins/cz/pra/kul/duc/lit/com/tsch/cs6511511.htm; 4/2/13; 20:03 103 Het tijdschrift Čtyřlístek overleefde deze moeilijke tijden en geniet tot nu toe interesse van kleine lezers.

47 4.1.7 Nieuwe generatie, nieuwe werelden, nieuwe helden

Met het begin van het nieuwe millennium steeg ook de vraag naar stripverhalen. Naar aanleiding daarvan ontstonden nieuwe fanzines die in de jaren negentig ontbraken. Ze werden voor verschillende duur uitgegeven. De enige die tot nu toe verschijnt heet Aargh!. Dit exclusieve tijdschrift is het grootste publicatieplatform van de Tsjechische stripwereld. Het tijdschrift ontstond rond de zogenaamde Generatie 0. Deze groep stripmakers groeide op met stripverhalen in Kometa. De vertegenwoordigers van deze generatie publiceren eigen werk op het internet, in fanzines, in onafhankelijke publicaties en in publicaties op eigen kosten. De benaming van deze generatie ontstond om drie redenen. Ten eerste moest deze generatie weer van nul beginnen, ten tweede hadden ze geen ruimte voor publicatie104 en ten derde krijgen ze geen honorarium. Vertegenwoordigers van de Generatie 0 zijn grotendeels afgestudeerde kunstenaars en werken vaak samen. Hun werken worden zowel in papieren vorm als op het internet gepubliceerd. Naast stripverhalen gepubliceerd in verschillende tijdschriften, worden ook stripboeken uitgegeven. Het is interessant, dat met de nieuwe golf van Tsjechische stripverhalen ook hun doelpubliek verandert. Sinds de jaren negentig verandert essentieel de perceptie van stripverhalen in de Tsjechische maatschappij: de vroeger niet betwijfelde relatie tussen het stripverhaal en het kinderpubliek wordt steeds meer verstoord. In het begin van de 21e eeuw kwam het tot een inversiesituatie. De 105 meerderheid van de nieuwe strippublicaties is bestemd voor volwassen lezers . Stripverhalen krijgen langzamerhand hun eigen plaats in de Tsjechische maatschappij. Het brede publiek kent bijvoorbeeld drie stripalbums over Alois Nebel die in de film Alois Nebel werden verfilmd. In 2012 kreeg de film de Europese filmprijs voor de beste animatiefilm. De bekendheid van de Tsjechische stripscene wordt ook groter dankzij het stripfestival KomiksFEST!106 dat jaarlijks wordt georganiseerd.

104 In de inleiding van het eerste nummer van Aargh! revue schreven auteurs van de revue: “Om eerlijk te zijn – wij willen aan dit tijdschrift eigenlijk helemaal niet werken. Maar wij zijn tot de conclusie gekomen, dat iemand daaraan moet werken. En niemand anders wil het nog steeds niet doen.”; in het Tsjechische origineel: “Tak na rovinu – my tenhle časopis v podstatě vůbec dělat nechceme. Jenţe – došli jsme k tomu, ţe ho jednoduše někdo dělat musí. A nikdo jiný se k tomu stále nemá.” 105 essay Smějeme se se zvířátky; door Pavel Kořínek, p. 95, catalogus voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Řevnice: Arbor vitae, 2012 106 Meer over KomiksFEST! in het hoofdstuk 4.4 (p. 53).

48 Hoewel Tsjechië een van de beste stripperioden beleeft, ontbreekt nog steeds een mainstream tijdschrift dat minimaal eens per maand verschijnt en dat de tegenwoordige Tsjechische (en buitenlandse) stripverhalen bespreekt. Het schijnt dat daarvoor nog niet genoeg interesse bestaat.

4.2 Specifieke aspecten van Tsjechische stripverhalen

Superhelden identificeert men met de Amerikaanse comics, grote hoofden met extravagante kapsels en kleine lichamen met de Japanse manga. Ook Tsjechische stripverhalen kennen hun eigen specifieke kenmerken. Tijdens de twintigste eeuw ontwikkelde zich in Tsjechië een genre van het stripverhaal dat voor ons land heel uniek is. De veranderlijke geschiedenis van Tsjechië zorgde voor een effectief gebruik van stripverhalen voor doeleinden van afzonderlijke regimes.

4.2.1 Club stripverhaal

Door de zich herhalende verboden (politiek gemotiveerd) en door de beperkte invloed van de buitenlandse stripproductie op Tsjechische stripauteurs, ontstond een specifiek Tsjechisch subgenre van het stripverhaal – het zogenaamde club stripverhaal. Het club stripverhaal wordt beschreven als “een reeks verhalen van een kleinere groep van aankomende helden, vooral jongens, die alledaagse avonturen, vooral in steden en tijdens ontdekkingstochten in de natuur beleeft107.“ Door een goede vorm wordt een passende activiteit van een groep geproponeerd. Het bekendste club stripverhaal, maar ook het bekendste Tsjechische stripverhaal ooit, heet Rychlé Šípy. De geestelijke vader van Rychlé Šípy en scenarioschrijver was Jaroslav Foglar. De stripreeks werd achtereenvolgens door vier striptekenaars getekend, namelijk Jan Fischer, Václav Junek, Bohumír Čermák en Marko Čermák. In de afzonderlijke stripverhalen werden tips gegeven wat de groepen elke dag konden doen. Ze bevatten educatieve voorbeelden, voorbeeldige daden maar ook

107 essay Kluby mladých gentlemanů; door Martin Foret, p.102, cataloog voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Řevnice: Arbor vitae, 2012

49 grapjes. Deze “ingrediënten” waren in een goede verhouding, zodat deze stripreeks nog steeds enorm populair is. De verhalen van vier jongens spelen zich af in een onbepaalde tijd, zodat ze ook voor de huidige generatie begrijpelijk zijn. Martin Foret, de Tsjechische stripdeskundige, vergelijkt Rychlé Šípy in zijn essay over het club stripverhaal met lakmoespapier. Telkens als Rychlé Šípy uitgegeven mocht worden, ging het vrij goed met Tsjechische stripverhalen (en eigenlijk ook met de Tsjechische maatschappij). Rychlé Šípy verscheen in 1938 voor het eerst in het tijdschrift Mladý Hlasatel. In 1941 werd het voor het eerst door de nazi´s verboden. In 1946 verscheen het opnieuw, maar het verbod op de typische tekstballonnen en de terugkeer naar traditionele commentaren onder de panelen108 voorspelden al een nieuw verbod. Dit verbod kwam in 1948 met de Praagse Coup. Deze pauze duurde niet vijf jaar zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar 20 jaar. In de tweede helft van de jaren zestig verzwakten de communistische eisen en in 1967 konden albums van Rychlé Šípy met oude maar ook nieuwe verhalen gepubliceerd worden. Deze periode duurde echter ook niet lang. Vanwege de normalisatie werden de uitgaven van Rychlé Šípy in 1971 weer stopgezet. Na een lange 20 jaar, in 1999, kwam de laatste vernieuwing van Rychlé Šípy. De vader van Rychlé Šípy overleed in 1999, maar zijn verhalen zijn nog steeds populair en bekend109. Rychlé Šípy is nog altijd in het onderbewustzijn van Tsjechische lezers. Door de veelvuldige verboden werd Rychlé Šípy een cultus in de Tsjechische stripscene. Rychlé Šípy diende ook als voorbeeld voor andere Tsjechische club stripverhalen die echter de populariteit van Rychlé Šípy nooit bereikten.

108 Pavel Kořínek, citeert in zijn essay Komu to tu prospěje? – České myšlení o komiksu 1948 – 1989 Jaroslav Foglar en zijn reactie op het vervangen van tekstballonnen door traditionele commentaren: “Ik herinner me de tijd toen de “deskundigen” van het toenmalige Centraal bureau van Tsjecho-Slowaakse Bond van de Jeugd me verboden hadden om tekstballonnen in afzonderlijke panelen voor de striptekenaar te schrijven. De kracht van de stripserie is vanzelfsprekend gezonken maar dat was hun om het even zoals overigens ook veel andere en veel ernstige zaken.”; het citaat in het Tsjechische origineel: “Vzpomínám si, jak mi “odborníci” z bývalého ÚV ČSM v roce 1948 zakázali předepisovat malíři textové obláčky do jednotlivých obrázků. Text musel být podle příkazu těchto “odborníků” vysázen do pole pod obrázkem. Účinnost seriálu tím podstatně poklesla, coţ jim bylo ovšem srdečně lhostejné, jako ostatně i mnoho jiných a daleko závaţnějších věcí.” 109 In 1998 werd een groot bundel met alle 315 stripverhalen uitgegeven. Het boek werd een bestseller en werd vier keer uitgegeven.

50 4.2.2 Propaganda

Hoewel de ideologische regimes in Tsjechië in de twintigste eeuw stripverhalen afkeurden en de publicatie ervan beperkten, hebben ze deze vorm van informatiebemiddeling voor propaganda gebruikt. De weinige stripreeksen die de Tweede Wereldoorlog overleefden, moesten zich aan het nieuwe regime aanpassen en hun visie proclameren, anders moesten ze stopgezet worden. Als voorbeeld van deze verandering beschrijf ik de ontwikkeling van drie Tsjechische stripreeksen – Pérák, Zuzanka a její svět110 en Ferda Mravenec111. De figuur Pérák ontstond als een legende tijdens de Tweede Wereldoorlog. Pérak was een man die in plaats van voeten grote springveren had waarmee hij zich snel kon bewegen. Deze eerste en misschien ook laatste superheld bevond zich in het Protectoraat Bohemen en Moravië en bracht schade aan nazi´s aan en maakte ze belachelijk. In 1946 werd het verhaal zelfs verfilmd. Na de Praagse Coup moest de figuur van Pérák echter veranderd worden. Pérák moest zijn masker afdoen. Van een held – individu werd hij een gewone vertegenwoordiger van de werkende bevolking, van een groep. In plaats van zijn toververen, die hij verloor, kreeg hij een schoorsteenborstel. De legende over het dappere verzet van Tsjechen tijdens de Tweede Wereldoorlog veranderde in een mythe over de gelukkige toekomst die door buitenlandse (Westerse) fantomen wordt bedreigd. Een ander voorbeeld van afgedwongen verandering van de karakteristiek van een stripserie wordt vertegenwoordigd door de stripserie Zuzanka a její svět. Deze serie over een liefdesrelatie tussen Jan en Zuzanka werd tussen de jaren 1947-1948 uitgegeven. De auteurs van dit verhaal wilden de lezers een lichte, amusante en romantische stripserie bieden. Het verhaal moesten ze echter met actuele thema´s mengen. Zuzanka en Jan namen daarom deel aan een landbouwbrigade, proclameerden de volksdemocratie en waren tegen de vijandige bourgeoisie. Hoewel de auteurs van deze reeks ernaar streefden om het verhaal verder te kunnen publiceren, werd ook deze stripreeks stopgezet. Ook na de veranderingen bleef Zuzanka a její svět namelijk nog steeds een stripverhaal en bovendien had dit verhaal geen educatief en verlichtingsthema, wat voor het regime belangrijk was.

110 Vrije vertaling naar het Nederlands: Zuzanka en haar wereld. 111 Vrije vertaling naar het Nederlands: Ferda de mier.

51 Het laatste voorbeeld van misbruik van een stripverhaal voor propaganda is het verhaal over de stripfiguur Ferda Mravenec. Ferda Mravenec werd door Ondřej Sekora in 1933 bedacht en kon met pauzes tot 1956 verschijnen. In de stripverhalen van deze mier en zijn insectenvrienden werd de thematiek van beide vijandige regimes weerspiegeld. Kort voor de Tweede Wereldoorlog en het verbod van Ferda Mravenec worden rode vijandige mieren uitgebeeld met helmen die op de helmen van het toenmalige Duitse leger lijken. In de jaren vijftig veranderde de mier zelf. Oorspronkelijk was hij een kwajongen die echter een goed hart had. Later werd hij een bewuste mier die het leven in een groep propageert (mierenhoop was een ideaal voorbeeld), leert hoe men een plan voor een gebouw kan opstellen112, verzet tegen de coloradokever organiseert113, plannen van militante en schadelijke kevers bederft en opriep tegen destructief en zelfzuchtig individualisme. De mier Ferda werd op die manier een werker die voor het werken van elke ideologie nodig was.

4.3 Uitgeven en distributie van stripverhalen in Tsjechië

Omdat ik nergens informatie over uitgaven en verkoop van stripverhalen in Tsjechië heb gevonden, heb ik via een e-mail in totaal 16 Tsjechische uitgeverijen verzocht om cijfers over het aantal strippublicaties en oplages aan mij toe te sturen. Slechts zes van de 16 uitgeverijen114 hebben op mijn e-mail gereageerd. Helaas heb ik vier keer het antwoord gekregen dat deze informatie vertrouwelijk of niet bekend is (van de uitgeverijen Albatros, Divus, Egmont en ZKRAT). Van de uitgeverijen Meander en Analphabet Books heb ik gelukkig een concreter antwoord gekregen. De uitgeverij Meander heeft zowel in 2011 als in 2012 drie strippublicaties uitgegeven in een totale oplage van 1400 exemplaren, waarvan 100 exemplaren voor recensenten bestemd waren. De uitgeverij Analphabet Books heeft in 2012 een nummer van het tijdschrift

112 Tijdens het communistische regime moest alles gepland worden. Hoeveel aardappelen zullen worden geoogst, hoeveel kilometer ijzerdraad zal worden geproduceerd, hoeveel kinderen geboren zullen worden etc. 113 De communistische propaganda zei dat de oogst in het Oostblok door de coloradokever werd geschaad. Naar verluid werd deze kever door Amerikanen uit vliegtuigen op Tsjechische velden uitgeworpen. 114 De lijst van de 16 uitgeverijen gevonden op websites van de stripvereniging SEQUENCE o.s.; http://www.seqence.cz/links_pub.php; 27/2/13; 21:22

52 Aargh!115 in een totale oplage van 1200 exemplaren uitgegeven. Van Tomáš Prokůpek, de voornaamste figuur in de Tsjechische stripscene, heb ik nog de informatie gekregen dat uitgeverijen het als een succes beschouwen als ze ongeveer 1500 vertalingen van buitenlandse stripverhalen verkopen. De gemiddelde oplage van Tsjechische strippublicaties blijft helaas onbekend116. Er zijn geen officiële statistieken die informatie over het uitgeven en de verkoop van strippublicaties geven. Strippublicaties worden in circa 10 internetwinkels en 35 stripwinkels in 13 steden in Tsjechië verkocht117.

4.4 Stripfestivals in Tsjechië

In de jaren negentig schoten in Tsjechië veel verschillende festivals als paddestoelen uit de grond. Veel festivals die zich op de science-fiction thematiek richten, houden zich ook met stripverhalen bezig. De twee grootste pure stripfestivals in Tsjechië zijn KomiksFEST! en CrweCon. KomiksFEST! is een internationaal festival opgericht in 2006 met het doel om het stripverhaal in Tsjechië als een waardevol en modern medium te bevorderden. Het motto van het festival is “Stripverhaal unlimited” en ieder jaar stelt het festival nieuwe boeken, films, theatervoorstellingen en debatten voor en tijdens het festival worden ook de Muriel prijzen voor beste stripverhalen in diverse categorieën uitgereikt. Een beetje kleiner is het festival CrweCon dat ook in 2006 werd opgericht. Het gaat om een festival van stripfans voor stripfans. De deelname van professionele stripauteurs en stripdeskundigen is wat minder dan bij KomiksFEST! (ook zonder internationale gasten). Het festival dient meer als ruimte voor het voorstellen van nieuwe stripwerken en als plaats voor de verkoop van verzamelwerken.

115 Meer informatie over Aargh! in 4.1.7 (p. 48). 116 Zie bijlage nr. 2 (p. 101). 117 Informatie verkregen op http://www.crew.cz/komiksovy-raj.php; 27/2/13; 21:36 en http://www.motkomiks.cz/sales.php; 27/2/13; 21:37

53 4.5 Bestuderen van het stripverhaal in Tsjechië

De interesse voor stripverhalen stijgt niet alleen onder lezers, maar ook onder deskundigen die het theoretische onderzoek naar stripverhalen na lange jaren van wetenschappelijke passiviteit op dit gebied in willen halen. In 2005 werd de theoretische monografie Système de la bande dessinée van Thierry Groensteen uitgegeven. Het ging om het tweede wetenschappelijke boek over het stripverhaal dat na 38 jaar in Tsjechië werd uitgegeven118. Over striptheorie worden boeken geschreven, maar ook discussies gehouden. De Palacký Universiteit te Olomouc organiseerde in 2011 het eerste wetenschappelijke colloquium met buitenlandse gasten. Het doel van dit colloquium was een interdisciplinaire discussie op het gebied van stripverhalen te beginnen. De interesse van Tsjechen voor stripverhalen wordt ook bevestigd door de aanwezigheid van vakken over het stripverhaal aan Tsjechische universiteiten en hogescholen. De meeste vakken houden zich met de striptheorie bezig (Massaryk Universiteit te Brno, Palacký Universiteit te Olomouc, Karelsuniversiteit Praag, Technische Universiteit Brno). Aan de West - Boheemse Universiteit in Pilsen kan men zelfs het bachelor programma Illustratie en grafiek – Stripverhaal en illustratie voor kinderen119 volgen. Een van de docenten van dit programma is Lucie Lomová, een van de meest succesvolle stripauteurs in Tsjechië. Lucie Lomová leidde verder een werkcollege over stripscenario aan de Literaire academie van Josef Škvorecký in Praag. In Frankrijk, België, Nederland, Groot Brittannië, Japan en in de VS kan men studieprogramma’s volgen die zich geheel op het bestuderen van het stripverhaal richten. In Tsjechië bestaat zo´n programma nog niet. Striptheorie wordt in het kader van literatuur, sociologie, culturele studies of pedagogiek onderwezen. Toch is de aanwezigheid van deze vakken een indicator van de stijgende interesse en status van dit, in Tsjechië relatief nog steeds nieuwe, medium.

118 Het eerste theoretische boek was het boek Comics van Jaroslav Tichý, uitgegeven in 1967. 119 Zie de verbinding van het stripverhaal met illustratie voor kinderen. Ook op academisch gebied ziet men de bestendige associatie van stripverhaal met kinderen.

54 5 BELGISCH STRIPVERHAAL

België wordt als de bakermat van het Europese stripverhaal beschouwd. De bakermat stellen wij ons als één wieg, één plaats en één wortel voor. In het geval van België geldt dat niet altijd. Zoals het land door een taalgrens verdeeld is, is soms ook de Belgische cultuur gescheiden. Daarom zien wij af en toe een gescheiden ontwikkeling van de stripscene in Vlaanderen en in Wallonië. In mijn scriptie gebruik ik voor deze verdeling de termen het Vlaamse en Franstalige stripverhaal in plaats van het Vlaamse en Waalse stripverhaal. Ten eerste ga ik uit van de benaming van de twee hoofdrichtingen van de Belgische stripschool, namelijk de Vlaamse en de Franstalige school en ten tweede wil ik het probleem met Brussel vermijden. De hoofdstad Brussel is officieel tweetalig maar in de praktijk betekent dat, dat er hier meer het Frans wordt en werd gesproken. In het vijfde hoofdstuk probeer ik aan de hand van enkele argumenten uit te leggen waarom het stripverhaal voor België kenmerkend is. Ik beschrijf ook de relatief stabiele ontwikkeling van het Belgische stripverhaal en behandel de specifieke kenmerken van de Belgische stripscene, namelijk de twee hoofdrichtingen van het Belgische stripverhaal, de traditie van stripweekbladen en de beschuldiging van Hergé van racisme en collaboratie. In het laatste deel van dit hoofdstuk komen nog Belgische stripfestivals en informatie over de studiemogelijkheden van het stripverhaal aan bod.

5.1 België als stripland

België is het land met het grootste aantal stripauteurs per vierkante kilometer120. Het Belgische stripverhaal is een wereldbegrip, maar waarom is het eigenlijk België dat voor zijn bande dessinée zo bekend is? Het belang van het stripverhaal in België hangt samen met de beeldtraditie. Er worden twee argumenten genoemd121 op basis waarvan deze beeldtraditie verklaard word. Ten eerste werd het grondgebied van België in het

120 Berekening van Diederic Charles, geciteerd bijvoorbeeld op http://www.uitinvlaanderen.be/uitgelicht/belgisch-stripcentrum; 12/3/13; 22:19 121 BAUDART, S. Stripverhalen in de Belgische dagbladpers (1945 – 1950) Inventaris en politiek – maatschappelijke analyse, door Sébastian Baudart, Vrije Universiteit Brussel, 2003, te zien op http://www.ethesis.net/stripverhalen/stripverhalen_deel_2.htm#I. Het Stripverhaal; 10/3/13; 18:08

55 verleden vaak bezet of geannexeerd wat tot problemen met meningsuiting (in vreemde talen) leidde. Ten tweede is België uit twee culturen en drie talen samengesteld en daarom is het vaak makkelijker om beelden voor de communicatie te gebruiken dan alleen woorden om de taalbarrière te kunnen overschrijden. Aan deze twee argumenten zou ik nog een argument toevoegen, namelijk dat ook de katholieke kerk de beeldtraditie bevorderde. Terwijl katholieke kerken met beelden van heiligen en apostelen versierd zijn, zien de protestantse kerken er sober uit. Misschien dat ook daardoor de beeldtraditie in het protestantse Nederland minder ontwikkeld is dan de beeldtraditie in het katholieke België. In verband met Tsjechië moet ik nog toevoegen dat voor het vormen van een traditie in het algemeen ook stabiele omstandigheden nodig zijn. Hoewel Tsjechië in het verleden ook vaak door andere naties bezet werd122 wat ook tot problemen met meninguiting leidde en de katholieke kerk de meeste aanhangers onder gelovige Tsjechen heeft123, is de striptraditie in Tsjechië nooit echt ontwikkeld vooral door het gebrek aan een stabiele politieke situatie. De politieke situatie had namelijk in Tsjechië een grote invloed op de Tsjechische stripscene124.

5.2 Ontwikkeling van het Belgische stripverhaal

De geschiedenis van het Belgische stripverhaal verliep in tegenstelling tot Tsjechië veel stabieler. Maar niet altijd stond de maatschappij positief tegenover het stripverhaal. Dat zien we vooral in de jaren vijftig in Frankrijk waarbij de Franse protectionistische wetten ook gevolgen voor het Belgische stripverhaal hadden. Behalve deze wetten had men in België eigenlijk alleen met een veranderlijk aantal striplezers te maken.

122 De oppermacht van de Oostenrijk – Hongaarse monarchie van de 16e eeuw tot eind Eerste Wereldoorlog, de Duitse bezetting tijdens het Protectoraat Bohemen en Moravië en het communistische regime met een sterke invloed van de Sovjet-Unie van 1948 tot 1989. 123 In 2011 was in Tsjechië 10,37 % katholieken.; http://www.czso.cz/csu/2006edicniplan.nsf/t/3D00462B10/$File/4032060119.pdf; 14/3/13; 11:50 124 Meer informatie in hoofdstuk 4.1 (p. 39).

56 5.2.1 Van ontstaan tot het interbellum

De wortels van het Belgische stripverhaal liggen in de 18de eeuw toen in een drukkerij in Turnhout volks- en kinderprenten werden gedrukt. Deze prenten hadden oorspronkelijk religieuze of volkse thema´s zoals soldaten, spreekwoorden en scènes uit het dagelijks leven, maar eind 19e eeuw richtten ze zich vooral op kinderen. In deze periode begon de thematiek van prenten van religie en volksleven naar amusement te verschuiven. Tegen de 20ste eeuw lag de nadruk al op humor en pure fantasie. De prenten hadden de vorm van kleurrijke tekeningen met daaronder gezette teksten. Door het gebruik van moderne druktechnieken was de productie groot en de prenten waren ook voor lagere klassen betaalbaar. Vanaf 1910 verscheen in Vlaanderen een nieuw publicatietype voor beeldverhalen. Het ging om tijdschriften voor kinderen die voor ontspanning bedoeld waren (bijvoorbeeld De Kindervriend, Het Mannekensblad). Behalve kleurrijke stripverhalen (vaak een vertaling uit het Frans) bevatten ze ook sprookjes, spelletjes en korte verhalen. In het interbellum werd de ontwikkeling van stripverhalen voortgezet. Belgische kranten begonnen stripverhalen te publiceren. Sommige kranten publiceerden vervolgverhalen, sommige gags. Aan de Vlaamse kant verschenen nieuwe tijdschriften zoals Bravo!, Wonderland, Ons Volkske en Zonneland waar zowel Belgische als vertalingen van buitenlandse stripverhalen werden gepubliceerd. Aan de Franstalige kant las men stripverhalen in tijdschriften uit Frankrijk, maar ook uit Wallonië of Brussel. In 1929 debuteerde de bekendste Belgische stripauteur Hergé in het tijdschrift Le Boy – Scout belge. Hergé werkte later voor het katholieke dagblad Le Vingtième Siècle en was verantwoordelijk voor de jeugdbijlage van deze krant. In deze bijlage werd zijn bekendste stripfiguur Kuifje voor het eerst geïntroduceerd. Kuifje verscheen eerst in losse anekdotes, later ontstond een sterke verhaallijn met nevenpersonages. In 1938 werd het Franstalig Belgisch stripweekblad Spirou125 opgericht dat na enkele maanden zijn Nederlandstalige variant Robbedoes kreeg.

125 Meer informatie over het stripweekblad Spirou/ Robbedoes in hoofdstuk 5.3.2.1 (p. 65).

57 5.2.2 De Tweede Wereldoorlog en naoorlogse jaren

Door de Duitse bezetting en papierschaarste werd de ontwikkeling van de jaren dertig afgeremd. Veel van de publicaties werden stopgezet en de toevoer van strippublicaties uit de VS werd ook beperkt. Toch waren er enkele strippublicaties die verder uitgegeven konden worden. Het tijdschrift Spirou verscheen tot 1943 en het tijdschrift Bravo! werd zelfs helemaal niet stopgezet. Hergé´s Kuifje werd van 1940 tot 1944126 in de kranten Le Soir en gepubliceerd. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het tot een nieuwe opbloei van stripverhalen die in allerlei publicaties terug te vinden waren. In tegenstelling tot Tsjechië werd deze opbloei door geen ander regime onderbroken. In 1946 werden het Franstalige stripweekblad Tintin127 en de Nederlandstalige versie Kuifje opgericht. De hoofdreeks van de stripweekbladen was Tintin/Kuifje. In verschillende striptijdschriften die vaak zowel in de Franstalige als in de Nederlandstalige versie verschenen, trof men buitenlandse maar vooral binnenlandse stripauteurs aan. Door de beperkte aanvoer van Amerikaanse stripverhalen tijdens de Tweede Wereldoorlog gingen Belgische bladen op zoek naar eigen tekenaars, die vervolgens vooral in de stripbladen Spirou/ Robbedoes en Tintin/ Kuifje debuteerden. De stripverhalen waren van hoge kwaliteit en zorgden dus voor een commercieel succes. Niet alle stripreeksen werden in stripbladen gepubliceerd. Vooral Vlaamse stripreeksen als Suske en Wiske, Jommeke of De avonturen van Nero en Co verschenen in kranten. Na verloop van tijd werden ze in stripalbums uitgegeven. De populariteit van stripverhalen in België was in de naoorlogse jaren zo groot, dat in 1950 de Studio´s Hergé en in 1959 de Studio Vandersteen werden opgericht.

5.2.3 Vrouwelijke stripfiguren tot de jaren zeventig

Met het Belgische naoorlogse stripverhaal ging het goed. Eigenlijk te goed. De hoge verkoopcijfers van stripverhalen in België waren een doorn in het oog van Frankrijk. Daarom werd in 1949 de eerste protectionistische wet goedgekeurd die buitenlandse stripverhalen zou destabiliseren. Deze stripverhalen werden voor publicatie in Frankrijk

126 Vanaf 1943 verandert Tintin in Kuifje in Vlaanderen. 127 Meer informatie over het stripweekblad Tintin/Kuifje in hoofdstuk 5.3.2.2 (p. 67).

58 nauwkeurig nagekeken of ze aan bepaalde eisen voldeden. Vooral de seksualiteit werd een taboe128. Vrouwen als stripfiguren werden verboden. Omdat men Belgische stripverhalen ook in het buitenland (vooral stripverhalen in het Frans in Frankrijk) wilde verkopen, ontstond in België autocensuur. Belgische stripauteurs wisten dat ze problemen met vrouwelijke figuren in stripverhalen zouden krijgen en daarom werden ze niet getekend, uitgezonderd types als de borstenloze tante Sidonia in Suske en Wiske of de hysterische operazangeres Bianca Castafiore in Kuifje. De eerste sensuele stripfiguur ontstond begin jaren zeventig onder de pen van François Walthéry. De stewardess Natasja was de eerste sexy vrouw in het Belgische stripverhaal en wordt zelfs als pionier in het Europese vrouwenstripverhaal beschouwd. De auteur van Natasja zei, dat hij geluk had met de introductie van deze vrouwelijke stripfiguur, maar zijn collega niet:

"Jidéhem, een collega van me, had vier jaar eerder minder geluk. Hij wilde een reeks op de markt brengen rond het meisje Sophie, maar dat kon niet doorgaan [in de eerste schetsen had zij een begin van borstvorming, GDW]. Jidéhem heeft haar dan enkele jaren jonger moeten maken zodat het, euhm, probleem van de baan was129. "

Eind jaren zeventig begon in België ook een ander type stripverhalen te verschijnen, namelijk het stripverhaal voor volwassenen. In deze stripverhalen ging het niet meer over avonturen en grapjes, maar onder andere ook over lelijkheid, absurditeit en zwarte humor. Tot de stripauteurs die in deze periode stripverhalen voor volwassen maakten, behoort bijvoorbeeld het duo Kamagurka & Herr Seele130.

5.2.4 De jaren tachtig en negentig

Stripverhalen die zich niet direct op kinderen richtten, werden ook gepubliceerd in de jaren tachtig en negentig. In 1977 ontstond het stripverhaal Thorgal van het duo Jean Van Hamme en Grzegorz Rosiński. Thorgal werd eerst in de vorm van een

128 Vergelijk met de Amerikaanse Comic Code (hoofdstuk 3.1.1.1, p. 22) en met de Tsjechische retoriek over het stripverhaal uit de jaren vijftig (hoofdstuk 4.1.2, p. 41). 129 het artikel Walthéry: 50 jaar stripverhalen, door Geert De Weyer, uitgegeven op 11/10/12, te zien op http://www.cobra.be/cm/cobra/boek/boek-strip/121011-sa-walthery; 6/3/13; 8:23 130 Pseudoniemen voor Luc Charles Zeebroek en Peter van Heirseele.

59 vervolgverhaal uitgegeven, maar in 1980 kreeg Thorgal zijn eerste zelfstandige album. Thorgal was enorm populair en voor uitgeverij Le Lombard winstgevend. Fréderic Niffle, de Belgische stripuitgever en biograaf van Jean Van Hamme zei: “With Van Hamme, comics became best sellers131.” en over de rol van Van Hamme in de stripindustrie voegde hij toe: “He completely changed the industry132.” Vooral de thematiek was vernieuwend. Destijds ging het om de eerste avontuurlijke thematiek gebaseerd op de mythologie van Vikingen met elementen van science fiction. Dankzij de combinatie van het uitstekende werk zowel van de scenarioschrijver als van de striptekenaar en positieve beoordeling van stripcritici oogst deze stripreeks nog steeds succes. Terwijl Thorgal nog steeds wordt uitgegeven, zijn enkele strippublicaties, vooral stripweekbladen in de jaren negentig failliet gegaan. Sinds de jaren tachtig daalden de verkoopcijfers van de stripweekbladen Tintin en Kuifje zodat ze in 1993 stopgezet werden133. De “rivalen” van deze stripweekbladen bleven bestaan tot 2005. In dit jaar werd de Nederlandstalige versie van het weekblad Robbedoes stopgezet. De Franstalige versie Spirou bestaat nog steeds134.

5.2.5 Nieuwe generatie stripmakers

Tegenwoordig worden minder stripverhalen in kranten gepubliceerd. Het uitgeven van stripbladen in de vorm van stripalbums daarentegen werd het belangrijkste platform. Aan de Vlaamse kant verschijnen elk jaar circa vier of vijf albums van een stripreeks, aan de Franstalige kant zijn dat hoogstens twee albums135. Hoewel de productie van stripalbums in Vlaanderen groter is dan de productie in Wallonië, worden meer Franstalige stripverhalen verkocht dan Vlaamse. Dit wordt vooral veroorzaakt door de verkoop van Franstalige Belgische strippublicaties in Frankrijk136. Hoewel in Frankrijk

131 het artikel Meanwhile, in Brussels, Our Hero Fights a Comic-Book Crisis, door Daniel Michaels, uitgegeven op 8/5/09, te zien op http://online.wsj.com/article/SB124173342051198053.html; 6/3/13; 11:34 132 ibidem 133 Oorzaken van het faillissement worden in hoofdstuk 5.3.2.2 (p. 67) beschreven. 134 Meer informatie over stripweekbladen in hoofdstuk 5.3.2. (p. 65) 135 het essay Vlámský komiks – svébytná tradice z dvojjazyčné Belgie; door Pascal Lefèvre, gepubliceerd in het tijdschrift Aargh! nr. 12, 2013 136 Meer informatie over de productie van Belgische stripverhalen in hoofdstuk 5.4 (p. 69).

60 de grootste Europese stripmarkt is137, gaat niet iedereen akkoord met de stelling dat in Frankrijk het stripverhaal belangrijker is dan in België. Jonathan Michielsen, verkoper in een stripwinkel in Brussel zegt: “Tegenwoordig zijn de Fransen meer bedreven in de productie, maar toch is de liefde voor strip bij de Belgen altijd gebleven138.” Deze mening ondersteunt hij met het argument: “Spaanse tekenaars publiceren daardoor bijvoorbeeld eerst in België om te kijken of hun werk aanslaat. Pas daarna brengen ze het in eigen land uit139.” Nieuwe generaties van Belgische stripmakers snijden net zoals Tsjechische stripauteurs nieuwe onderwerpen aan. Belgische stripverhalen zijn al lange tijd niet alleen humoristisch. De aandacht wordt gevestigd op autobiografische, literaire, historische en filosofische thema´s. Het gedrag van personages is niet zo stereotiep. Integendeel, stripfiguren worden geloofwaardiger en menselijker uitgebeeld. Naast nieuwe thema´s treft men ook nieuwe genres of vormen van strippublicaties aan. In Vlaanderen ontstond een specifiek genre stripverhaal, namelijk stripreeksen rond BV´s (bekende Vlamingen). Deze stripreeksen zijn verbonden met bekende personen of media. De stripreeks F.C. De Kampioenen bijvoorbeeld draait om een TV serie met dezelfde naam. In heel België wordt verder de graphic novel140 gepubliceerd. Vooral de nieuwe generatie Belgische stripmakers wordt door bepaalde instellingen gesubsidieerd141 om met nieuw, vaak alternatief werk, op de markt te kunnen komen. Tot de nieuwe “ontdekkingen” op de Belgische stripscene behoren onder andere Brecht Evens en Nix142 (beiden genomineerd voor de “Oscar” onder de stripboeken, de Eisner Award), Olivier Schrouwen en Randall C143.

137 het essay Marvano - een man met een missie, door Ronald Grossey, gepubliceerd in het tijdschrift Vlaanderen. Jaargang 58, Tielt 2009; te zien op http://www.dbnl.org/tekst/_vla016200901_01/_vla016200901_01_0004.php 138 het artikel Een strip op elke hoek, door Liza Titawano, uitgegeven op 07/01/12, te zien op http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/3109642/2012/01/07/Een-strip-op- elke-hoek.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck; 6/3/13; 11:50 139 ibidem 140 Meer informatie over de graphic novel in hoofdstuk 2.4 (p. 16). 141 Meer informatie over subsidies in hoofdstuk 6.5.4 (p. 78). 142 Pseudoniem van Marnix Verduyn. 143 Pseudoniem van Randall Caesar.

61 5.3 Specifieke aspecten van Belgische stripverhalen

De positie van Franstalige stripverhalen verschilde altijd een beetje van de Vlaamse stripverhalen. Franstalige stripverhalen hebben nog steeds een groot voordeel in de vorm van de Franstalige markt die ook met Belgische Franstalige stripverhalen gemakkelijk wordt voorzien. Als een Vlaming internationaal wilde doorbreken moest hij voor een Franstalige uitgever gaan werken en vlot Frans spreken. De tweetaligheid van België144 had invloed op de twee hoofdrichtingen van de Belgische stripschool en op de traditie van Belgische stripweekbladen. Net zoals in enkele Tsjechische stripverhalen propaganda te zien was, zijn ook in het Belgische stripverhaal enkele elementen die aan de kaak werden gesteld. De vraag of Hergé racist en collaborateur was komt ook in dit hoofdstuk aan bod.

5.3.1 Belgische scholen

De opbloei van het Belgische stripverhaal is sterk met de opbloei van weekbladen in België verbonden145. Aan de hand van de publicatie in de pers en de Belgische taalverdeling zijn er in België twee stripscholen ontstaan, namelijk de Vlaamse en de Franstalige. Beide scholen hebben hun eigen inhoudelijke en vormelijke kenmerken.

5.3.1.1 Vlaamse school

De auteurs van het boek De papieren droomfabriek Johan Malcorps en Ril Tyrions beschrijven de Vlaamse school als: “striptekenaars, die producten vervaardigen voor het grote publiek, waarin elementen verwerkt worden uit de actualiteit, met gematigde sociale kritiek, die zich richt tegen de uitwassen, zonder duidelijke verwijzing naar de

144 De derde officiële taal in België is het Duits. In België waren en zijn echter nauwelijks sprekers Duits en daarom hadden ze nooit invloed op de ontwikkeling van het Belgische stripverhaal. 145 De auteurs van het boek Beyond the seventh history of the Belgian strip cartoon Danny De Laet en Yves Varenden zeiden dat: “In België kon het stripverhaal niet ontstaan, zolang er geen welvarende pers was, die haar bladzijden openstelde en zolang de uitgeverijen geen belang stelden in deze illustratieve kunstvorm.”

62 echte oorzaken. Dit alles in een quasi familiale sfeer146.” Deze auteurs voegen nog andere kenmerken van de Vlaamse school toe, zoals onderlinge verwisselbaarheid van een groot aantal figuren (bijvoorbeeld Professor Barabas in Suske en Wiske, Professor Gobelijn in Jommeke en Adhemar in De avonturen van Nero en Co), een gelijklopende schematische tekenstijl en een algemeen kenmerkend levensgevoel147. In tegenstelling tot het Franstalige stripverhaal, heeft het Vlaamse stripverhaal een sterke regionale identiteit (gebruik van Vlaamse dialecten, sommige Vlaamse reeksen gaan over de al vermeldde BV´s) waardoor het moeilijker is om de stripverhalen te vertalen en ook voor niet-Vlamingen (of Nederlanders) begrijpelijk te maken. Dat is misschien ook de reden waarom Vlaamse stripverhalen vooral alleen in Vlaanderen (of Nederland) bekend zijn en niet in andere landen. Het Vlaamse stripverhaal verscheen tot de jaren zeventig eerst in dagbladen en pas later in albums. Sinds de jaren tachtig worden stripverhalen vooral in de vorm van een album uitgegeven. De standaardlengte van een album is 48 of 62 pagina´s en de albums worden in kleur gedrukt. In tegenstelling tot de Franstalige albums, hebben de Vlaamse stripalbums een slappe kaft waardoor de prijs van een Vlaams album lager is dan de prijs van een Franstalig album. Hoewel Nederlandse albums goedkoper zijn, worden meer Franstalige stripalbums verkocht. Toch zijn de Vlaamse koopcijfers niet slecht. In vergelijking met Tsjechië worden er namelijk veel meer stripalbums verhandeld148. Lefèvre beschrijft in zijn essay De Vlaamse strip, een aparte traditie in het tweetalige België de situatie rondom de publicatie van Vlaamse stripverhalen als volgt:

“In 2010 verschenen er in het Nederlands (Vlaanderen en Nederland samengenomen) meer dan duizend verschillende stripalbums, daarvan is ongeveer één tiende in Vlaanderen gecreëerd, maar in absolute cijfers is de Vlaamse productie allicht wel

146 citaat van het boek De papieren droomfabriek van auteurs Johan Malcorps en Ril Tyrions gevonden in de masterscriptie van VANCAENEGHEM, J. Framing analyse van journalisten in de Belgische strip: vergelijking tussen het klassieke en hedendaagse beeldverhaal, Brussel, 2010; te zien op http://www.scriptiebank.be/sites/default/files/7a5e3086dd79e2dcc0d4cde72ccfbd48.pdf; 5/3/13; 14:09 147 VANCAENEGHEM, J. Framing analyse van journalisten in de Belgische strip: vergelijking tussen het klassieke en hedendaagse beeldverhaal, Brussel, 2010, p. 20; te zien op http://www.scriptiebank.be/sites/default/files/7a5e3086dd79e2dcc0d4cde72ccfbd48.pdf; 5/3/13; 14:09 148 Meer informatie over de verkoop van strippublicaties in België en Tsjechië in hoofdstukken 5.4 (p. 69) en 6.5.2 (p. 75).

63 verantwoordelijk voor de grootste omzet, want enkele Vlaamse topreeksen (FC De Kampionen, Jommeke, De Kiekeboes, Urbanus en De Rode Ridder) blijven het uitermate goed doen.”

Tot de sleutelfiguren van de Vlaamse school behoren Marc Sleen (De avonturen van Nero en Co), Willy Vandersteen (Suske en Wiske) en Bob de Moor (medewerker aan Kuifje).

5.3.1.2 Franstalige school

Terwijl de nadruk in Vlaamse stripverhalen op het amusement gelegd wordt, worden de Franstalige stripverhalen gekenmerkt door een educatief verantwoorde ontspanning. De helden van Franstalige stripverhalen hebben geen slechte eigenschappen en zijn altijd loyaal, eerlijk, intelligent, moedig, vindingrijk, ridderlijk en sportief149. Pascal Lefèvre schrijft zelfs aan de stripheld drie goddelijke aspecten toe. Ten eerste is de held volgens hem onafhankelijk en moet hij aan niemand verantwoording afleggen, ten tweede is hij weliswaar een man, maar compleet aseksueel en ten derde heeft de tijd geen invloed op hem. Hij veroudert niet en zijn gedrag is uiterst voorspelbaar (bijvoorbeeld de stripfiguur Kuifje heeft geen baas, heeft nauwelijks contact met vrouwen150 en veroudert niet).

149 VANCAENEGHEM, J. Framing analyse van journalisten in de Belgische strip: vergelijking tussen het klassieke en hedendaagse beeldverhaal, Brussel, 2010, p. 21; te zien op http://www.scriptiebank.be/sites/default/files/7a5e3086dd79e2dcc0d4cde72ccfbd48.pdf; 5/3/13; 14:09 150 Begin 2009 schreef Toon Horsten, directeur van Strip Turnhout vzw en hoofdredacteur van de Stripgids, in The Times dat Kuifje homo was. Dit idee baseerde hij op het feit dat in de stripreeks amper vrouwen rondlopen. Tegenstanders van deze veronderstelde oriëntatie van Kuifje noemen twee argumenten waarmee ze dit idee weerleggen. Ten eerste moest de keuze van strippersonages aan de Franse protectionistische wetten aangepast worden (zie hoofdstuk 5.2.3, p. 58) en ten tweede speelde ook de leiding van de jongerenbijlage van de Brusselse krant Le Vingtième Siècle waarin Hergé debuteerde een belangrijke rol. De redacteur van de krant was toen pater Norbert Wallez die zei dat de vrouwen in de stripreeks braaf moeten zijn en geen korte rokken mogen dragen. Ook later, toen Kuifje zijn eigen weekstripblad kreeg, veranderde weinig. De stripauteur Tibet (pseudoniem voor Gilbert Gascard) uitte zijn mening over dit feit als volgt: "Hergé is mismeesterd door de pastoors, die zich vrijwel zijn hele leven in zijn directe omgeving bevonden. Onrechtstreeks heb ik, langs Hergé, ook mijn hele leven onder die dictatuur gewerkt. Rik Ringers [zijn detective stripreeks] mocht niet vloeken, de helden zijn welopgevoed, er komen amper vrouwen voor..."

64 Hoewel Franstalige stripverhalen ook eerst in dagbladen uitgegeven werden, kennen deze stripverhalen een belangrijkere vorm van publicatie, namelijk de voorpublicatie in stripbladen. De twee belangrijkste stripbladen die ook een Nederlandstalige variant kregen, waren Tintin (Kuifje in de Nederlandstalige versie) en Spirou (Robbedoes in de Nederlandstalige versie)151. Er werd al vermeld dat Franstalige stripverhalen niet zo’n sterke regionale identiteit als Vlaamse stripverhalen hebben. Daardoor zijn ze begrijpelijker voor de niet Waalse (of Franse) lezers. Franstalige stripverhalen kunnen bovendien meteen in Frankrijk verkocht worden, waardoor de verkoopcijfers van Belgische Franstalige strippublicaties stijgen152. Tot de bekendste vertegenwoordigers van de Franstalige school behoren Hergé (Kuifje), Franquin (Guust Flater, Robbedoes) en Peyo (Smurfen).

5.3.2 Stripbladen

De sterke positie van het stripverhaal in België ontstond ook dankzij een specifieke vorm van strippublicatie, namelijk stripweekbladen. Deze vorm van publicatie kent in Tsjechië op enkele uitzonderingen na (de tijdschriften Čtyřlístek en ABC mladých techniků a přírodovědců) geen lange traditie. Net als in Amerika, waar men de concurrentiestrijd tussen stripuitgeverijen Marvel en DC153 zag, kende België ook een strijd tussen twee stripweekbladen, het zogenaamde le duel Spirou-Tintin. Het ging dus om de weekbladen Spirou en Tintin. De verleden tijd werd hier opzettelijk gebruikt. Vandaag de dag verschijnt namelijk alleen nog maar de Franstalige versie van het stripweekblad Spirou.

5.3.2.1 Spirou

In 1934 ontstond in Frankrijk het weekblad Mickey dat een enorm succes genoot. In België verschenen in die tijd ook de heel populaire Avonturen van Tintin en daarom

151 Meer informatie over de stripbladen in hoofdstuk 5.3.2 (p. 65). 152 Meer informatie over de productie van Belgische stripverhalen in 5.4 (p. 69). 153 Meer informatie over de stripuitgeverijen DC en Marvel in hoofdstuk 3.1.1.1 (p. 22).

65 was het begrijpelijk dat men van de populariteit van het stripverhaal wilde profiteren. Om deze redenen werd in 1938 het Franstalige stripweekblad Spirou opgericht die na enkele maanden ook zijn Nederlandstalige versie Robbedoes kreeg. De naam van het weekblad was identiek aan de hoofdstripfiguur van deze publicatie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg Spirou/Robbedoes een enorme populariteit. Het aantal pagina´s steeg van 8 naar 16. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Spirou met twee moeilijkheden te kampen. Ten eerste was de toevoer van Amerikaanse stripverhalen en stripverhalen van de Belgische auteur Jijé154, die toen in Frankrijk verbleef, heel beperkt en ten tweede heerste er tegen het einde van de oorlog papierschaarste. Met het eerste probleem rekende men op die manier af, dat in het weekblad nieuwe Belgische stripauteurs gingen werken. Het tweede probleem kon men echter niet oplossen en in 1943 werd het weekblad stopgezet. Kort na de oorlog beleefde Spirou/ Robbedoes zijn gouden jaren. Hoewel de toevoer van Amerikaanse stripverhalen weer mogelijk was, werden in het weekblad vooral stripreeksen van Belgische auteurs gepubliceerd (bijvoorbeeld Lucky Luke van Morris155, Buck Danny van Victor Hubinon, Guust Flater van André Franquin en Smurfen van Peyo). In de jaren zestig en zeventig moest vooral de Franstalige versie met Franse stripbladen concurreren en daarom kregen zowel Spirou als Robbedoes nieuwe bijlagen en speciale lay-outs. Vanaf de jaren tachtig is een verschillende ontwikkeling van de twee versies te zien. Terwijl Spirou stabiele oplagen had (120.000 lezers per week), werd het aantal lezers van Robbedoes steeds kleiner (2.500 à 3.000 lezers per week)156 totdat Robbedoes in 2005 stopgezet werd. De Franstalige versie Spirou bestaat nog steeds. De Vlaamse cartoonist Nix gaf kort voor de stopzetting van Robbedoes drie redenen waarom hij dacht dat Robbedoes failliet gegaan was. Volgens hem waren in Vlaanderen niet zo veel striplezers als in Wallonië. Spirou had bovendien een voordeel in de vorm van Franse lezers die dit weekblad ook vaak lezen. Het tweede probleem zag hij in de ontbrekende dynamiek van de Vlaamse versie. Terwijl Spirou vooral met

154 Pseudoniem van Joseph Gillain. 155 Pseudoniem van Maurice De Bevere. 156 het artikel Nix ziet het laatste Vlaamsestripweekblad “Robbedoes” verdwijnen, door Tom De Leur, uitgegeven op 08/07/05, te zien op http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=GR8G88CO; 13/3/13; 21:48

66 internet ging werken en over veranderingen nadacht, verloor Robbedoes volgens hem energie. Het laatste probleem zag hij in de inhoud van Robbedoes die op Vlaamse klassiekers gebaseerd was: “In Wallonië lezen veel meer volwassenen strips. Met een harde kaft, hè. Dat geeft de strip iets van een boek. In Vlaanderen lijken de uitgeverijen nog in een ander tijdperk te leven. Er is veel jong talent, maar ze komen niet aan de bak. Er wordt op de klassiekers geteerd157.”

5.3.2.2 Tintin

In 1946 werd het weekblad Tintin voor lezers van 7 tot 77 jaar door Raymond Leblanc en Hergé opgericht. De Franstalige versie Tintin kreeg zijn Nederlandstalige broertje Kuifje. Hergé was de artistieke regisseur van dit weekblad. Stripreeksen die in Tintin/ Kuifje verschenen liet hij in zijn eigen stijl maken: ernstig, zonder lichtzinnigheden en met realistische tekeningen158. Naast de spil van het magazine, Kuifje van Hergé, verschenen hierin bijvoorbeeld ook Alex, een stripreeks van de Fransman Jacques Martin, en Blake en Mortimer, een reeks van de Belgische striptekenaar Edgar P. Jacobs. Van 1948 tot 1959 werd in Kuifje de stripreeks Suske en Wiske van Willy Vandersteen gepubliceerd. In 1948 werd Vandersteen door Hergé gevraagd om Suske en Wiske in het weekblad Kuifje te publiceren. Vandersteen stemde met dit voorstel toe, maar moest zich naar bepaalde regels richten die door Hergé bepaald werden. De avonturen in het weekblad Kuifje moesten minder volks zijn en de omgangstaal minder dialectisch. Sidonia, Jerom en Barabas (nevenpersonages) moesten weg uit de avonturen en Lambik (ander nevenpersonage) werd intelligenter. Alle personages moesten een realistischer uiterlijk krijgen. Vandersteen ging akkoord met deze voorwaarden, maar in 1959 stopte hij met zijn werk in Kuifje, omdat hij een creatieve beperking voelde. Zijn fans beschouwen echter zijn werk uit deze periode als het beste. De klemtoon op het realisme en de geringe wil tot veranderingen, leidde in de jaren zeventig en tachtig tot een daling van het aantal lezers van dit stripweekblad. Hoewel in 1977 de al vermeldde science-fiction stripserie Thorgal van de stripscenarioschrijver Jean Van Hamme en striptekenaar Grzegorz Rosiński voor het

157 ibidem 158 http://www.lambiek.net/aanvang/1945robbedoes.htm; 13/3/13; 22:54

67 eerst verscheen en meteen grote populariteit bij lezers kreeg, was het niet genoeg om het weekblad te kunnen redden. In 1993 werden uiteindelijk beide versies stopgezet.

5.3.3 Hergé als racist en collaborateur?

Hergé is een van de belangrijkste stripauteurs in de Belgische stripscene. Over Hergé wordt echter niet altijd in superlatieven gesproken. Al tijdens de carrière van Hergé, maar ook soms nog nu, is er kritiek op zijn vermeende racistische opvattingen en zijn negatieve gedrag tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wat de racistische opvattingen betreft, wordt hij vooral vanwege zijn stripalbum Kuifje in Congo159 uit 1931 bekritiseerd. In dit stripalbum beschrijft Hergé de avonturen van Kuifje met een exotische achtergrond. De Afrikanen in het verhaal werden met kroeshaar en dikke lippen uitgebeeld en bovendien leken ze op apen en gebruikten alleen een gebrekkige taal. Ook andere elementen beantwoorden aan de voorstellingen die Belgen toen van de Belgische kolonie hadden. In 1946 verscheen een nieuwe versie van dit stripalbum. Het stripalbum was niet meer zwart-wit, maar in kleur. Hergé verwijderde bovendien al te expliciete verwijzingen naar de kolonie. Er werd bijvoorbeeld een les over het Belgische kolonialisme door een les aardrijkskunde vervangen. In 1974 verscheen dan nog een versie waarin mensen vriendelijker tegen dieren optraden. In 2007 werd het album door de Britse Raad voor Gelijkheid als 'racistisch' bestempeld. In hetzelfde jaar diende een in België studerende Congolees bovendien een aanklacht160 in omdat hij het album een belediging voor alle Congolezen vond en hij noemde het stripverhaal racistisch. De rechter zei echter dat Hergé niemand opzettelijk

159 In 1952 werd te titel gewijzigd in Kuifje in Afrika. 160 Deze aanklacht zou ik willen vergelijken met een protestbrief die door de vereniging van Roma´s in Tsjechië, Roma Realia, bij het Ministerie van onderwijs, jeugd en sport in Tsjechië werd ingediend. Deze vereniging verzoekt om het boek Kocour Mikeš (Mikeš de kat) van Josef Lada uit 1934 vanwege een fragment tekst op scholen te verbieden. In dit fragment beschrijft de auteur hoe iemand de kat in een zak deed en op een wagen gooide. Vervolgens schrijft hij: „Lieve kinderen, dat waren zigeuners!“ De vereniging vond daarom het hele boek racistisch. Omdat in Tsjechië ook andere Roma verenigingen waren die deze brief belachelijk vonden werd de hele zaak snel beëindigd.

68 wilde schaden. De uitspraak klonk: “Het werk moet gezien worden in de koloniale context van de jaren 30 waarin het is gemaakt161.”

De mening dat Hergé collaborateur was, is gebaseerd op het feit dat hij tijdens de Duitse bezetting in het dagblad Le Soir publiceerde onder toezicht van de Duitsers. Net zoals Tsjechische stripverhalen tijdens het communistische regime moest ook de thematiek van Hergé´s werk aan de actuele situatie aangepast worden, anders moest het uitgeven van Kuifje stopgezet worden. In 1942 verscheen het album De geheimzinnige ster waarin Amerikanen en de Jood Blumenstein als slechteriken optraden. Na de bevrijding van Brussel op 3 september 1944 werd Hergé van collaboratie beschuldigd. Hergé werd weliswaar nooit veroordeeld, maar tot september 1946 mocht zijn werk niet uitgegeven worden. In 1954 verscheen een nieuwe versie van De geheimzinnige ster. Er verdween bijvoorbeeld de Amerikaanse vlag en de naam Blumenstein werd in Bohlwinkel veranderd.

5.4 Uitgeven van stripverhalen in België

In België werden in 2011 voor 53,6 mil. euro strippublicaties verkocht. In Wallonië is dit bedrag veel hoger (40,8 mil. euro) dan in Vlaanderen (12,8 mil. euro) omdat de Franstalige stripverhalen ook direct in Frankrijk verkocht kunnen worden. In Vlaanderen was dit bedrag 6,1% van de totale boekenverkoop in waarde, in Wallonië zelfs 15,5%162.

161 het artikel Nieuwe aanvraag om racistische 'Kuifje in Congo' te verbieden; uitgegeven op 05/10/12, te zien op http://focus.knack.be/entertainment/strips/nieuwe-aanvraag-om-racistische- kuifje-in-congo-te-verbieden/article-4000188826637.htm; 24/3/13; 11:53 162 Informatie over de productie van stripverhalen in Vlaanderen en Wallonië gevonden in GfK Jaar Rapportage Boekenverkoop Vlaanderen Januari – Juni 2011, door media control GfK INTERNATIONAL en BOEK.BE en LE MARCHÉ DU LIVRE DE LANGUE FRANCAISE EN BELGIQUE Données 2011, door Fédération Wallonie-Bruxelles, in 2012

69 5.5 Stripfestivals in België

Net als in Tsjechië en andere landen worden in België stripfestivals georganiseerd. Op deze festivals worden nieuwe strippublicaties voorgesteld, stripalbums gesigneerd, stripprijzen uitgereikt163 en verschillende tentoonstellingen bekeken. De twee grootste stripfestivals in België zijn het jaarlijkse Milky Way Stripfestival, gehouden in Middelkerke en het tweejaarlijkse festival Strip Turnhout. Het Milky Way Stripfestival duurt drie weken en op het festival worden stripprijzen voor allerlei categorieën uitgereikt. Het festival Strip Turnhout is het oudste stripfestival in Benelux164. Het duurt maar één weekend. Met dit festival is de Gouden Adhemar verbonden. In 2009 vierde men in Brussel het jaar van het stripverhaal. Als een logisch vervolg daarop wordt sinds 2010 in de hoofdstad het Stripfeest Brussel georganiseerd.

5.6 Bestuderen van het stripverhaal in België

Natuurlijk hebben of hadden niet alle Belgische stripauteurs een artistieke scholing genoten, maar in tegenstelling tot Tsjechië kan men in België direct een stripopleiding volgen165. Op de Nederlandstalige hogeschool Sint-Lukas in Brussel en op de Academie voor Beeldende Kunst in Gent kan men stripgeschiedenis en stripanalyse studeren. Op de Franstalige hogeschool Saint-Luc in Brussel werd bovendien in 1968 het eerste stripatelier in België opgericht waar naast Belgische ook buitenlandse studenten studeren.

163 Meer informatie over de Belgische stripprijzen in hoofdstuk 6.5.4 (p. 78). 164 Het festival Strip Turnhout wordt sinds 1977 gehouden. 165 In Tsjechië bestaat tot nu toe geen directe studierichting gericht op het stripverhaal. Zie hoofdstuk 4.5 (p. 54).

70 6 POSITIE VAN HET STRIPVERHAAL - ONDERZOEK

Als thema van mijn masterscriptie heb ik de vergelijking van de positie van stripverhalen in België en Tsjechië gekozen. Hoewel stripverhalen in Tsjechië steeds meer aandacht krijgen166, werd voor zover ik weet nog nooit een onderzoek naar Tsjechische perceptie van stripverhalen gedaan. Om informatie over de perceptie van stripverhalen te krijgen, heb ik daarom een onderzoek verricht dat ik in dit hoofdstuk zal behandelen.

6.1. Onderzoeksmethode

Als een geschikte onderzoeksmethode heb ik vragenlijsten gekozen. Vragenlijsten waren namelijk de makkelijkste manier om data van Belgen te verkrijgen. Hoewel het het gemakkelijkst zou zijn de vragenlijsten via internet te verspreiden, heb ik ze om één belangrijke reden persoonlijk (of via vrienden in België) laten invullen. De vragenlijst bevat namelijk niet alleen vragen over de houding van de respondent ten opzichte van stripverhalen, maar ook over zijn kennis over deze problematiek. Voor veel mensen is het natuurlijk (en vooral voor studenten die aan toetsen gewend zijn) dat ze het beste resultaat willen behalen. Om relevante cijfers te verkrijgen wilde ik daarom voorkomen dat de respondenten internet, boeken of vrienden zouden raadplegen.

6.2 Vragenlijst

De vragenlijst telt tien vragen die onder drie categorieën vallen: vragen over de populariteit van stripverhalen, vragen over de perceptie van stripverhalen en stripauteurs en vragen over de kennis van stripverhalen en stripauteurs167. De vragen zijn zowel open als gesloten.

166 Zie hoofdstuk 4 (p. 39). 167 Zie bijlage 3 (p. 102).

71 6.3 Groep respondenten

De respondenten van mijn onderzoek moesten zowel in Tsjechië als in België bij een specifieke groep behoren om vergelijkbare resultaten te verkrijgen. Als respondenten heb ik de groep studenten gekozen. Deze keuze was niet toevallig. Studenten beschouw ik als ideale respondenten om drie redenen. Ten eerste zijn jonge mensen (uit Tsjechië) niet beïnvloed door meningen over stripverhalen uit de jaren vijftig en zeventig (stripverhalen zijn een schadelijk en gevaarlijk genre voor de opvoeding van kinderen168). Ten tweede hadden mensen geboren na 1989 altijd vrije toegang tot zowel Tsjechische169/ Belgische als buitenlandse stripverhalen. Ten slotte beheersen jonge mensen beter vreemde talen, zodat ze ook buitenlandse stripverhalen in het origineel kunnen lezen. Daarnaast hebben ze vaak een grotere kennis over het buitenland dan hun ouders en gebruiken ze meer internet waarop ze buitenlandse stripverhalen kunnen lezen. Omdat de vragenlijst ook vragen over de bekendheid van buitenlandse stripverhalen en stripauteurs bevat, kon ik de vragenlijsten niet door studenten neerlandistiek laten invullen. Tijdens de studie krijgen deze studenten namelijk informatie over de Belgische stripscene en daarom behoren ze niet tot de gemiddelde Tsjechische ontvangers en kenners van stripverhalen.

6.4 Aantal respondenten

Voor een relevant onderzoek moet men tenminste 50 respondenten hebben. De kern van mijn onderzoek was een vergelijking tussen twee groepen (Tsjechische en Belgische) en daarom moest ik voor elke groep minimaal 50 respondenten vinden. Het was voor mij moeilijker de vragenlijsten door Belgen te laten invullen. Daarom was het aantal door Belgische studenten ingevulde vragenlijsten voor mij bindend. Hetzelfde aantal vragenlijsten liet ik vervolgens door Tsjechische studenten invullen. Mijn onderzoek is dus in totaal op 64 Belgische en 64 Tsjechische vragenlijsten gebaseerd.

168 Zie hoofdstuk 4.1 (p. 39). 169 ibidem

72 6.5 Resultaten van het onderzoek

Om duidelijk de resultaten van het onderzoek te tonen, zal ik altijd een vraag uit de vragenlijst citeren en ook de hypothese erbij schrijven die ik nog voor het verwerken van de data had aangenomen170. Vervolgens zal ik een grafiek met onderzoekcijfers in de tekst plaatsen en beschrijven. Aan de hand van de grafiek zal ik beslissen of mijn hypothese bevestigd of weerlegd werd. Dit zal ik op grond van aanvullende informatie verklaren.

6.5.1 Vraag 1

Vraag: Als kind ben ik met deze stripreeks(en) opgegroeid: (een open vraag) Hypothese: Er zal bevestigd worden dat: a) zowel in Tsjechië als in België stripreeksen onderdeel van kinderliteratuur zijn. b) Tsjechen in tegenstelling tot Belgen niet veel verschillende stripreeksen zullen noemen (meestal Čtyřlístek). Grafiek 1a:

Respondenten die stripreeksen lazen toen zij kinderen waren

100% 87,5% 80% 65,6% 60% Belgen 34,4% 40% Tsjechen

20% 12,5%

0% ja nee

170 Zie bijlage nr. 4 (p. 103).

73 Grafiek 1a toont het aantal respondenten dat stripreeksen las toen zij kind waren. Slechts één op de acht Belgen las geen stripreeksen, bij de Tsjechen is dat ruim een derde.

Grafiek 1a laat duidelijk zien dat in België meer lezers zijn die stripreeksen als kind hebben gelezen dan in Tsjechië. Dat kan veroorzaakt worden door de lange striptraditie in België en de meermaals onderbroken striptraditie in Tsjechië. Uit diverse onderzoeken (Jak čtou české děti, Gabal, Analysis & Consulting, 2003; Causes and consequences of parental media socialization, Notten, 2011) vloeit bovendien voort dat de ouders, als lezers, een directe invloed op het leesgedrag van hun kinderen hebben. Het kind wiens ouders stripverhalen hebben gelezen toen ze kind waren of ouders die nog steeds stripverhalen lezen, komt dus vaker in contact met andere stripverhalen. Hoewel in Tsjechië minder kinderlezers van stripreeksen dan in België zijn, werd bevestigd dat stripreeksen onderdeel van kinderliteratuur zijn.

Grafiek 1b:

Aantal gelezen stripreeksen toen respondenten kind waren

40% 35% 30% 25% Belgen 20% Tsjechen 15% 10% 5% 0% 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Deze grafiek geeft het aantal door respondenten gelezen stripreeksen toen ze kind waren weer. De grafiek laat duidelijk zien dat de Tsjechen nauwelijks meer dan vier verschillende stripreeksen hebben gelezen. Gemiddeld hebben de Tsjechen 1,2 stripreeksen gelezen in tegenstelling tot de Belgen, die gemiddeld 2,7 stripreeksen hebben gelezen.

74 Aan de hand van de verzamelde gegevens wordt de hypothese bevestigd dat de Belgen in tegenstelling tot de Tsjechen meer verschillende stripreeksen hebben genoemd. De meest gelezen stripreeksen bij de Belgen zijn Jommeke (37x vermeld), Suske en Wiske (32x vermeld) en De Kiekeboes (27x vermeld). Bij de Tsjechen zien we bij de drie meest gelezen stripreeksen relatief grote verschillen – Čtyřlístek (32x vermeld), Donald Duck (16x vermeld) en Rychlé Šípy (8x vermeld). De grotere variatie in titels aan de Belgische kant kan met het grotere aanbod van verschillende stripreeksen in België samenhangen. Uit de resultaten blijkt bovendien dat de Belgen meestal Belgische stripreeksen noemen. Aan de Tsjechische kant zien we op de eerste plaats de Tsjechische “superstar” onder de stripreeksen Čtyřlístek, maar deze wordt door de Amerikaanse stripreeks Donald Duck gevolgd. Dat is waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat in de jaren negentig (de periode waarin respondenten van dit onderzoek kind waren) in Tsjechië buitenlandse stripreeksen voor het eerst werden vertaald en dat in Tsjechië destijds geen andere succesvolle stripreeks dan Čtyřlístek was171. Geen van de Belgische respondenten heeft een Tsjechische stripreeks genoemd. Een van de Tsjechische respondenten daarentegen heeft Kuifje genoemd. Een andere overeenkomst zien we bij de al genoemde stripreeks Donald Duck. Hoewel bij Tsjechische respondenten deze stripreeks hoog scoorde (2e plaats met 16 vermeldingen) was deze stripreeks bij Belgische respondenten niet erg populair. Donald Duck werd slechts één keer genoemd.

6.5.2 Vraag 2

Vraag: Soms lees ik stripverhalen: a) ja b) nee Hypothese: Er zal bevestigd worden dat Belgen meer stripverhalen lezen, hoewel ze geen kind meer zijn.

171 Zie hoofdstuk 4.1.6 (p. 46).

75 Grafiek 2:

Respondenten die soms stripverhalen lezen of niet

80% 68,8% 70% 59,4% 60% 50% 40,6% Belgen 40% 31,2% Tsjechen 30% 20% 10% 0% ja nee

De grafiek toont het aantal respondenten dat in het heden soms stripverhalen leest. Bijna 70% van de Belgische respondenten leest stripverhalen, terwijl dat in Tsjechië minder dan de helft is.

Er werd dus bevestigd dat Belgen meer stripverhalen lezen, hoewel ze geen kind meer zijn. Het feit dat onder Belgen meer hedendaagse lezers van stripverhalen zijn, kan aan de hand van drie argumenten uitgelegd worden. Ten eerste zijn er in België meer kinderlezers van stripverhalen die later met het lezen van stripverhalen voortgaan. Bovendien hebben 4 op de 8 Belgische respondenten die als kind geen stripverhalen hebben gelezen, vermeld dat ze nu wel stripverhalen lezen (aan de Tsjechische kant waren dat slechts 6 op de 26 kinderlezers zonder ervaring met stripverhalen die nu wel stripverhalen lezen). Ten tweede worden in België veel meer stripverhalen dan in Tsjechië uitgegeven172 en ten derde is het lezen van stripverhalen voor volwassenen

172 In Tsjechië bestaan geen officiële statistieken over de verkoop van strippublicaties. Tussen de jaren 2000 en 2007 zijn echter in Tsjechië gemiddeld 143 strippublicaties per jaar verschenen. Alleen al in Vlaanderen zijn in 2011 circa 2,2 mil. strippublicaties verkocht. In Tsjechië zou dan de oplage van één stripverhaal 15 413 exemplaren moeten bedragen (naar schatting worden in werkelijkheid circa 1500 exemplaren van een stripverhaal uitgegeven – zie hoofdstuk 4.3, p. 52) om de Vlaamse stripmarkt te kunnen evenaren. Daaruit vloeit voort dat de Tsjechische stripmarkt veel kleiner dan de Belgische is. Informatie verkregen uit GfK Jaar Rapportage Boekenverkoop Vlaanderen Januari – Juni 2011, door media control GfK INTERNATIONAL en BOEK.BE en Zpráva o českém kniţním trhu 2011/2012, door Svaz českých knihkupců a nakladatelů, in 2012 en http://www.komiks.cz/clanek.php?id=1536; 28/2/13; 20:28

76 normaal. Dat wordt door tientallen stripwinkels, stripwebs en stripbeurzen bevestigd die hun brood niet alleen met kinderlezers van stripverhalen zouden kunnen verdienen.

6.5.3 Vraag 3

Vraag: Stripverhalen zijn bedoeld: a) alleen voor kinderen b) alleen voor jeugd (13-18) c) alleen voor volwassenen (18+) d) voor alle leeftijdsgroepen Hypothese: Er zal bevestigd worden dat meer Belgen dan Tsjechen denken dat stripverhalen niet alleen voor kinderen bedoeld zijn. Grafiek 3:

Doellezers van stripverhalen in de ogen van Belgen en Tsjechen

120%

100%

80%

60%

40%

20%

0% alleen voor alleen voor alleen voor voor alle kinderen jeugd (13-18) volwassenen leeftijdsgroepen Belgen 4,7% 1,6% 0,0% 93,7% Tsjechen 0,0% 0,0% 1,6% 98,4%

De grafiek weerspiegelt de mening van respondenten over de doelgroepen van stripverhalen . Het is zeer duidelijk te zien dat de volstrekte meerderheid respondenten denkt dat stripverhalen voor alle leeftijdsgroepen bestemd zijn. 4,7% van de Belgen denkt dat stripverhalen alleen voor kinderen bedoeld zijn. Geen enkele Tsjechische respondent daarentegen denkt hetzelfde.

De resultaten van het onderzoek laten dus zien dat mijn hypothese over de doelgroepen van stripverhalen niet bevestigd werd. Niet meer Belgen, maar wel meer Tsjechen zijn

77 van mening dat stripverhalen voor alle leeftijdsgroepen bedoeld zijn. Dit resultaat heb ik niet verwacht, hoewel het verschil tussen de Belgische en Tsjechische cijfers gering is. Het feit dat meer Belgische respondenten denken dat stripverhalen alleen voor kinderen bedoeld zijn, kan misschien met de hoeveelheid Belgische stripreeksen die vaak bij kinderen populair zijn te maken hebben (bijvoorbeeld Jommeke, Suske en Wiske, De Kiekeboes, Kuifje, de Rode Ridder). In Tsjechië is er slechts één stripreeks voor kinderen die bij het brede publiek bekend is, namelijk Čtyřlístek173.

6.5.4 Vraag 4

Vraag: Stripauteurs zijn: a) kunstenaars b) „handwerkers“ Hypothese: Er zal bevestigd worden dat Belgische stripauteurs in vergelijking met Tsjechische stripauteurs meer als kunstenaars gezien worden. Grafiek 4:

Waardering van stripauteurs

100% 80% 60% 40% 20% 0% kunstenaars + kunstenaars "handwerkers" niet ingevuld "handwerkers" Belgen 79,6% 17,2% 1,6% 1,6% Tsjechen 64,1% 26,5% 9,4% 0,0%

De grafiek beschrijft de waardering van stripauteurs in de ogen van de Belgische en de Tsjechische respondenten. De meerderheid van de Belgische en de Tsjechische respondenten denkt dat stripauteurs kunstenaars zijn. 26,5% van de Tsjechische respondenten en 17,2% van de Belgische respondenten denkt dat stripauteurs “handwerkers” zijn.

173 Zie hoofdstuk 6.5.7 (p. 83).

78 In dit geval werd mijn hypothese bevestigd, namelijk dat de waardering van stripauteurs in België wat hoger is dan in Tsjechië. Misschien komt dat door een hogere status van stripauteurs in de Belgische maatschappij. Deze status bestaat uit drie pilaren – de opleiding, subsidies en prijzen voor stripauteurs. De eerste pilaar is opleiding. In tegenstelling tot Tsjechië kan men in België direct een stripopleiding volgen174, bijvoorbeeld op de Nederlandstalige hogeschool Sint-Lukas in Brussel en in de Academie voor Beeldende Kunst in Gent of op de Franstalige hogeschool Saint-Luc in Brussel175. De tweede pilaar vertegenwoordigt subsidies. In België is in tegenstelling tot Tsjechië176 een goed opgebouwd systeem van beurzen voor stripauteurs, striptijdschriften, stripuitgeverijen en striporganisaties177. De beurzen worden door provincies, steden of door openbare instellingen verleend. Aan de Nederlandstalige kant worden stripauteurs door Het Vlaams Fonds voor de Letteren ondersteund, aan de Franstalige kant door de stripcommissie (Commission bande dessinée) van de Franstalige Gemeenschap (Communauté française de Belgique). De beurzen worden niet alleen aan de stripauteurs zelf, maar ook aan vertalers178 van Belgische stripverhalen verleend. De derde pilaar wordt gevormd door prijzen voor stripauteurs. In België wordt de tweede oudste stripprijs in Europa uitgereikt (na het Zweedse Adamsonpriser van 1965179). In tegenstelling tot Tsjechië, waar alleen de Muriel-prijs op het stripfestival KomiksFEST! voor stripauteurs uitgereikt wordt180, kent België een grotere verscheidenheid aan stripprijzen. De prijzen worden uitgereikt door de staat (de Vlaamse gemeenschap – prijs voor stripauteur), privé instellingen (Press Cartoon Belgium – prijs voor cartoonisten), festivals (bijvoorbeeld Milky Way Stripfestival

174 In Tsjechië bestaat tot nu toe geen directe studierichting gericht op het stripverhaal. Zie hoofdstuk 4.5 (p. 54). 175 Meer informatie over de studiemogelijkheden van het stripverhaal in België in hoofdstuk 5.6 (p. 70). 176 In Tsjechië bestaat geen instituut dat directe subsidies verleent aan stripauteurs of andere mensen of instituties die zich met strip bezighouden. 177 Hoewel er in Tsjechië enkele organisaties zijn die subsidies verlenen, worden deze subsidies niet vaak voor het stripverhaal aangevraagd/ goedgekeurd. Bijvoorbeeld Het Ministerie van cultuur heeft tussen de jaren 1998 en 2009 396 projecten ondersteund maar onder deze projecten was geen enkel stripverhaal. 178 De subsidies kunnen ook door Tsjechische vertalers aangevraagd worden. Meer informatie op http://www.fondsvoordeletteren.be/nl/content/120/subsidies-voor-ge-llustreerde-boeken.html 179 LEFÈVRE, P., DI SALVIA, M. Strip en illustratie in België - Een stand van zaken en de sociaaleconomische situatie van de sector, SmartBe: Brussel, 2010, p. 50 180 Meer informatie over het stripfeest KomiksFEST! in hoofdstuk 4.4 (p. 53).

79 Middelkerke – prijzen Gouden Potlood voor een bekend auteur, de Rookie voor een jonge auteur en de Tijd van Toen voor artiesten met een rijk oeuvre; stripfestival Turnhout – de Gouden Adhemar) en verschillende verenigingen (De Vlaamse Stripgilde – de Striproos voor personen of instellingen met buitengewone verdiensten voor de Vlaamse stripwereld). Sinds 2010 wordt bovendien de Willy Vandersteenprijs voor het beste oorspronkelijke Nederlandstalige album van de voorbije twee jaar uitgereikt. Aan deze prijs is ook een beloning ter hoogte van 5.000 euro verbonden. Voor debuterende auteurs uit heel België is de tweejaarlijkse prijs Focus Strip Award bestemd. Het werk van laureaten van deze prijs wordt vervolgens in Nederlandstalige en Franstalige tijdschriften gepubliceerd en in Het Belgisch Stripcentrum181 in Brussel tentoongesteld.

6.5.5 Vraag 5

Vraag: Stripverhaal is: a) kunst b) geen kunst Hypothese: Er zal bevestigd worden dat het stripverhaal onder Belgen in tegenstelling tot Tsjechen meer als kunst wordt gezien. Grafiek 5:

Waardering van stripverhalen

100% 80% 60% 40% 20% 0% kunst + geen kunst geen kunst niet ingevuld kunst Belgen 73,4% 23,4% 1,6% 1,6% Tsjechen 87,5% 7,8% 1,6% 3,1%

De grafiek geeft de mening van de respondenten over de artistieke waarde van stripverhalen weer. Meer Tsjechen (87,5%) dan Belgen (73,4%) denken dat

181 Meer informatie over Het Belgisch Stripcentrum in hoofdstuk 6.5.6 (p. 81).

80 stripverhalen tot kunst behoren. Drie keer meer Belgen beschouwen stripverhalen als geen kunst. De andere categorieën zijn nihil.

Mijn hypothese over de hogere waardering van het stripverhaal door Belgen dan Tsjechen werd dus weerlegd. Hoewel uit de resultaten van vraag vier blijkt dat de Belgische respondenten meer dan de Tsjechische respondenten stripauteurs als kunstenaars zien, is het bij vraag vijf andersom, namelijk meer Tsjechen dan Belgen rekenen stripverhalen tot kunst. Op het eerste gezicht zou het logisch zijn dat kunstenaars kunst produceren en “handwerkers” geen kunst produceren, toch zien we hier een verschil in mening. Ik denk dat dit misschien door de exclusiviteit veroorzaakt wordt die met kunstwerken samenhangt. In Tsjechië worden nauwelijks stripverhalen uitgegeven en men komt niet zo vaak in contact met de stripwereld. Rondom het stripverhaal in Tsjechië hangt daarom een sluier, waaronder “iets speciaals” verborgen is. In België worden daarentegen veel meer stripverhalen uitgegeven182. Stripverhalen zijn gemakkelijk verkrijgbaar, veel besproken (op verschillende stripwebs, kranten) en daarom worden ze soms als iets normaals en alledaags gezien. En wat men elke dag ziet beschouwt men niet meer als kunst. Sowieso beweeg ik me nog steeds op glad ijs. Ik zou namelijk eerst de term “kunst” moeten definiëren, maar dat betreft niet het onderwerp van mijn masterscriptie. Aan de hand van deze resultaten zal ik daarom alleen concluderen dat de Tsjechen stripverhalen meer als kunst waarderen dan de Belgen.

6.5.6 Vraag 6

Vraag: Stripverhaal behoort tot: a) literatuur b) tekenkunst c) een afzonderlijk medium Hypothese: Er zal bevestigd worden dat Belgen het stripverhaal meer als een afzonderlijk medium beschouwen en Tsjechen meer als literatuur of tekenkunst.

182 Zie hoofdstukken 5.4 (p. 69) en 6.5.2 (p. 75).

81 Grafiek 6:

Stripverhaal als genre of medium

50% 40% 30% 20% 10% 0% literatuur + afzonderlijk literatuur tekenkunst niet ingevuld tekenkunst medium Belgen 17,2% 25,0% 10,9% 46,9% 0,0% Tsjechen 42,2% 7,8% 7,8% 40,6% 1,6%

De grafiek laat zien wat de respondenten denken over de positie van stripverhalen. Of ze tot één genre behoren, een combinatie ervan of dat stripverhalen een afzonderlijk medium zijn. De meeste Belgen denken dat stripverhalen een afzonderlijk medium vormen terwijl de meeste Tsjechen denken dat stripverhalen een onderdeel van literatuur zijn. Bijna drie keer meer Belgen dan Tsjechen zijn van mening dat stripverhalen tot de tekenkunst behoren.

Mijn hypothese inzake vraag zes werd bevestigd. Meer Belgen dan Tsjechen denken dat het stripverhaal een afzonderlijk medium is. Dit zou aan de hand van een grotere institutionalisering van het stripverhaal in België dan in Tsjechië verklaard kunnen worden. In Tsjechië bestaat namelijk slechts één instituut, respectievelijk een museum, dat zich direct op het stripverhaal richt. In Praag werd in 2011 het stripmuseum van Kája Saudek (Comics museum Káji Saudka) opgericht. In dit museum is het werk van de sleutelfiguur van de Tsjechische stripscene183 tentoongesteld. In België zijn daarentegen veel meer instituten die met het stripverhaal verbonden zijn. Het belangrijkste en bekendste is Het Belgisch stripcentrum184 in Brussel dat in 1989 werd opgericht. Daar zijn zowel permanente als tijdelijke tentoonstellingen te zien en men kan ook de grootste gespecialiseerde stripbibliotheek185 in België bezoeken. Naast Het

183 Voor meer informatie over Kája Saudek zie hoofdstuk 4.1.3 (p. 43). 184 Van 1989 tot 2009 onder de naam Centrum voor het Beeldverhaal bekend. 185 De stripbibliotheek telt ongeveer 48000 albums, ongeveer 3500 studieboeken (over strips) en wat de striptijdschriften betreft, ongeveer 38000 afleveringen van meer dan 1000 lopende of

82 Belgisch Stripcentrum kan men in Brussel nog Moof (Museum of Original Figurines), het Marc Sleen Museum, het Huis van de Strip (Maison de la bande dessinée) en le Musée du Chat bezoeken. In België kan men verder het Suske en Wiske Kindermuseum, het Musée Hergé en het Jommeke-huis bezoeken.

6.5.7 Vraag 7

Vraag: Noem 4 Belgische/Tsjechische stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. Hypothese: Er zal bevestigd worden dat Belgen meer kennis over Belgische stripverhalen hebben dan Tsjechen over Tsjechische stripverhalen Grafiek 7:

Aantal genoemde stripverhalen uit eigen land

100%

50%

0% 0 1 2 3 4

door Belgen genoemde 1,6% 1,6% 1,6% 9,3% 85,9% Belgische stripreeksen door Tsjechen genoemde 9,4% 42,2% 31,3% 10,9% 6,2% Tsjechische stripreeksen

De grafiek toont het aantal genoemde stripverhalen uit eigen land. De overgrote meerderheid van de Belgen noemt drie of meer Belgische stripverhalen. Aan Tsjechische kant werd meestal slechts één Tsjechisch stripverhaal genoemd (in 25 van de gevallen Čtyřlístek).

Mijn hypothese, namelijk dat Belgen meer kennis over Belgische stripverhalen hebben dan Tsjechen over Tsjechische stripverhalen, werd aan de hand van de resultaten bevestigd. In België hoeft men niet direct stripverhalen te lezen om een idee te hebben afgesloten stripbladen. Informatie verkregen door een e-mail die ik naar de bibliotheek heb gestuurd, zie bijlage nr. 5 (p. 106).

83 welke stripverhalen actueel of bekend zijn. Vooral Brussel is bekend om stripverhalen. In de stad zijn vier restaurants186 met het stripverhaal als thema, ongeveer 35 stripwinkels187 en vooral 45 stripmuren188. In 1993 begon men met het aanbrengen van stripmuren aan stadsgevels. Sinds die tijd zijn zo veel stripmuren getekend, dat ook een stripwandelroute ontstond. Op gebouwen in Brussel kan men zich op die manier met de bekendste Belgische stripfiguren bekendmaken. Gedurende de tijd zijn stripmuren niet alleen in Brussel maar ook in Antwerpen, Charleroi, Hasselt, Kalmthout, Turnhout en Wavre ontstaan. In Tsjechië zijn geen stripmuren op stadsgevels te zien, maar toch werd eens het werk van de voornaamste Tsjechische stripauteurs aan het brede publiek voorgesteld. In oktober 2011 hebben deze auteurs de muren in de Praagse metro met hun stripwerk beschilderd. Het ging om een project in het kader van het stripfestival KomiksFEST!189.

6.5.8 Vraag 8

Vraag: Noem 4 buitenlandse stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. Hypothese: Er zal bevestigd worden dat: a) Belgen zowel kennis over Belgische stripverhalen als over buitenlandse stripverhalen hebben. b) Tsjechen meer kennis over buitenlandse dan over Tsjechische stripverhalen hebben. c) zowel Belgen als Tsjechen meestal Amerikaanse titels zullen noemen.

186 Het Goudblommeke in Papier, COMICS CAFE in het Stripdorp, Bar Dessiné-Radisson Blu, Brasserie Horta-BSC 187http://www.sjors-en sjimmie.nl/poll/stripwinkels/stripwinkelsVBra.asp?search=Vlaams+Brabant&page=4&submit= Search&type=AND; 27/2/13; 14:31 188 http://www.brusselstrip.be/; 27/2/13; 14:33 189 Meer informatie over het stripfeest KomiksFEST! in hoofdstuk 4.4 (p. 53).

84 Grafiek 8:

Aantal genoemde buitenlandse stripverhalen

50% 40% 30% 20% 10% 0% 0 1 2 3 4 Belgen 39,1% 17,2% 7,8% 17,2% 18,7% Tsjechen 17,2% 9,4% 15,6% 20,3% 37,5%

De grafiek laat het aantal genoemde buitenlandse stripverhalen zien. Veel meer Belgen (+ 22,1%) hebben geen buitenlands stripverhaal genoemd, terwijl veel meer Tsjechen (+ 18,8%) wel vier buitenlandse stripverhalen hebben genoemd. In totaal hebben de Tsjechen meer buitenlandse stripverhalen (161) genoemd dan de Belgen (102).

In verband met deze vraag heb ik drie hypothesen opgesteld. Twee op de drie werden bevestigd, de andere werd weerlegd. Ten eerste dacht ik dat Belgen zowel kennis over Belgische stripverhalen als over buitenlandse stripverhalen hebben, maar de onderzoekcijfers spreken dit tegen. Terwijl de Belgen gemiddeld 3,8 Belgische stripverhalen hebben genoemd, was dat bij buitenlandse stripverhalen slechts 1,6 stripverhalen per respondent. De Tsjechen hebben gemiddeld 1,6 Tsjechische stripverhalen, maar 2,5 buitenlandse stripverhalen vermeld. Dat betekent dus dat Belgen een grotere kennis over stripverhalen uit eigen land hebben dan Tsjechen en dat Tsjechen een grotere kennis over buitenlandse stripverhalen dan Belgen hebben. Misschien wordt dit veroorzaakt door het kleine aanbod van Tsjechische stripverhalen in Tsjechië190. Tsjechische respondenten moeten zich meer op buitenlandse stripverhalen richten, terwijl Belgische respondenten al een ruim aanbod van Belgische stripverhalen hebben. Er werd tegelijk bevestigd dat Tsjechen meer buitenlandse dan Tsjechische stripverhalen kennen (161 buitenlandse en 104 Tsjechische stripverhalen genoemd).

190 Zie hoofdstuk 6.5.2 (p. 75).

85 Zowel de Belgen als de Tsjechen hebben als buitenlandse stripverhalen vooral Amerikaanse stripverhalen genoemd, vooral uit de Marvel of DC productie191. Dat komt vermoedelijk door verfilmingen van deze stripverhalen, computergames met deze thematiek en afbeeldingen op allerlei producten (T-shirts, beddengoed, schoolartikelen etc.).

6.5.9 Vraag 9

Vraag: Noem 4 Belgische/ Tsjechische stripauteurs die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. Hypothese: Er zal bevestigd worden dat Belgen zonder moeite vier Belgische stripauteurs zullen noemen terwijl het voor Tsjechen problematisch zal worden om vier Tsjechische stripauteurs te noemen. Grafiek 9:

Aantal genoemde stripauteurs uit eigen land

80%

60%

40%

20%

0% 0 1 2 3 4

door Belgen genoemde 6,3% 15,6% 15,6% 29,7% 32,8% Belgische stripauteurs door Tsjechen genoemde 65,6% 26,6% 3,1% 0,0% 4,7% Tsjechische stripauteurs

De grafiek toont het aantal genoemde stripauteurs uit eigen land. De meeste Tsjechische respondenten hebben geen Tsjechische stripauteur genoemd, terwijl het bij de Belgen precies andersom was. In totaal hebben de Belgen veel meer Belgische stripauteurs (171) genoemd dan Tsjechen Tsjechische auteurs (33).

191 Zie hoofdstuk 3.1.1.1 (p. 22).

86 Mijn hypothese inzake deze vraag werd alleen gedeeltelijk bevestigd. Het is waar dat het voor Tsjechische respondenten moeilijk was om vier Tsjechische stripauteurs te noemen. Het lukte alleen bij 4,7% van de Tsjechische respondenten. Hoewel op dit gebied de Belgen beter scoorden, heeft slechts 32,8% vier namen genoemd, terwijl ik hier een hogere score had verwacht. De Belgische respondenten hebben gemiddeld 2,7 Belgische stripauteurs genoemd, aan de Tsjechische kant was dat slechts 0,5 stripauteur. Vreemd genoeg, hoewel 32 Tsjechische respondenten de stripreeks Čtyřlístek hebben genoemd, kennen slechts twee respondenten de naam van de stripauteur, Jaroslav Němeček. De resultaten van deze vraag kunnen in bepaalde mate hand in hand gaan met de resultaten van vraag vier (waardering van stripauteurs). In België wordt er voor stripauteurs beter gezorgd dan voor stripauteurs in Tsjechië en daarom zijn ze ook bekender.

6.5.10 Vraag 10

Vraag: Noem 4 buitenlandse stripauteurs die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. Hypothese: Er zal bevestigd worden dat het zowel voor Belgen als voor Tsjechen moeilijk is om vier buitenlandse stripauteurs te noemen. Grafiek 10:

Aantal genoemde buitenlandse stripauteurs

100%

80% 60%

40% 20%

0% 0 1 2 3 4 Belgen 75,0% 7,8% 6,3% 3,1% 7,8% Tsjechen 79,7% 17,2% 0,0% 0,0% 3,1%

87 De grafiek laat het aantal genoemde buitenlandse stripauteurs zien. Zowel de Belgische respondenten als de Tsjechische respondenten hebben meestal geen buitenlandse stripauteur genoemd. In totaal hebben de Belgische respondenten een grotere kennis van deze auteurs (39 genoemde auteurs door Belgen en 19 auteurs door Tsjechen).

Mijn hypothese dat zowel Belgische als Tsjechische respondenten moeite zullen hebben om vier buitenlandse stripauteurs te noemen, werd aan de hand van de resultaten bevestigd. Slechts 7,8% van de Belgen en 3,1% van de Tsjechen is het gelukt. Aan de Tsjechische kant werd één keer Hergé genoemd, aan de Belgische kant één keer Saudek. De resultaten kunnen aan de hand van vraag zeven en negen uitgelegd worden. Uit de resultaten van deze vragen kunnen we concluderen dat stripauteurs uit eigen land minder bekend zijn dan stripverhalen uit eigen land. Dat geldt zowel voor de Belgische respondenten als voor de Tsjechische. Bij buitenlandse stripverhalen en hun auteurs zien we een analogie. Stripauteurs zijn dus minder bekend dan hun stripverhalen. Het feit dat buitenlandse auteurs vaak niet bekend zijn, ziet men niet alleen bij stripverhalen, maar ook bij andere kunstvormen. Bijna iedereen ter wereld kent de film Titanic maar wie weet wie deze film heeft geregisseerd? Wie heeft de wereldberoemde Toren van Pisa gebouwd en de lyrics van de song Forever Young of het boek Sophie´s Choice geschreven? Aan de hand van deze voorbeelden is te zien dat een kunstwerk vaak beroemder is dan zijn auteur.

88 7 CONCLUSIE

Wat verbindt de op het eerste gezicht uiteenlopende uitdrukkingen “een necrofiele smeerlapperij” en “de negende kunst”? Beide geven het stripverhaal aan, maar ze geven het stripverhaal ook een heel andere connotatie. In de jaren vijftig sprak men in Tsjechië over het stripverhaal als over een necrofiele smeerlapperij, terwijl men in België het stripverhaal tot de negende kunst bevorderde. Waarom de positie van het stripverhaal toen zo verschillend was en welke positie het Tsjechische stripverhaal nu in vergelijking met België heeft, waren de vraagstellingen die ik me aan het begin van mijn scriptie gesteld heb. Met behulp van het onderzoek naar populariteit, perceptie en kennis van het stripverhaal wilde ik achterhalen waarom de stripcultuur in Tsjechië minder ontwikkeld is. Nog voor het schrijven van deze scriptie dacht ik dat de geschiedenis de grootste oorzaak daarvan is.

Aan de hand van informatie die ik tijdens het schrijven van mijn masterscriptie heb verkregen, kon ik mijn hypothese bewijzen, namelijk dat de geschiedenis van groot belang voor de verschillende positie van het stripverhaal in beide landen is. Ik kwam echter te weten dat er in België ook andere factoren zijn die de Belgische stripcultuur bevorderen. Deze factoren zijn in elkaar vervlochten en staan dus niet op zich. Samen vormen ze een denkbeeldige cirkel. Achter de vorming van deze cirkel staat juist de vrij soepele ontwikkeling van België die goede voorwaarden voor de groei van het stripverhaal schiep. Dankzij aanvankelijke successen kreeg het stripverhaal steeds meer lezers zodat een traditie kon ontstaan, die het begin van deze cirkel voorstelt. Het stripverhaal werd niet alleen door Belgen, maar ook door buitenlanders gelezen en het werd een exportproduct en ook een belangrijke toeristische trekpleister. Om nieuwe toeristen naar België te kunnen trekken, kan men niet alleen op oude successen rekenen. Er moet ook voor nieuwe ontwikkelingen gezorgd worden. Daarom wordt er aandacht aan de oprichting van festivals en musea en het aanleggen van nieuwe stripmuren besteed. Er moet bovendien ook voor een nieuwe generatie gezorgd worden om het exportproduct te behouden en daarom bestaat er in België een goed opgebouwd subsidiesysteem, prijzen en ook veel studiemogelijkheden voor toekomstige stripauteurs. Die zullen vermoedelijk iets nieuws verzinnen, maar toch willen zij ook bij de klassieke tekenstijlen en genres blijven die goed verkocht worden en daarom knopen

89 ze bij de traditie aan. Daarmee is de cirkel rond. Dat betekent dus dat de geschiedenis van groot belang is, omdat ze voorwaarden voor een traditie creëert. Maar de traditie moet vervolgens verder worden ontplooid met behulp van verschillende ondersteunende instituties, subsidies en zorg van de staat. De traditie van het stripverhaal in Tsjechië kon vroeger nooit goed ontwikkeld worden vanwege historische omwentelingen die in Tsjechië plaatsvonden. Door allerlei veranderingen in de Tsjechische geschiedenis heeft het stripverhaal nooit veel lezers gehad voor wie musea en festivals opgericht zullen worden. Terwijl in België promotie van het stripverhaal gebruikelijk is, zet Tsjechië meer in op bier en natuur, omdat dat de traditionele toeristische trekpleisters zijn. Hoewel er in Tsjechië ook enkele culturele fondsen zijn, worden de subsidies voor het Tsjechische stripverhaal niet vaak aangevraagd of toegekend. Het lijkt dus dat de afzonderlijke factoren in Tsjechië ook wel aanwezig zijn, maar het probleem is dat ze niet zo effectief met elkaar verbonden zijn. Hoewel de stripcultuur in Tsjechië minder ontwikkeld is dan in België, betekent dat niet dat er op dit gebied niet gewerkt wordt. Soms zijn er in Tsjechië stripprojecten die ook het brede publiek bereiken. Bijvoorbeeld de film Alois Nebel of de verfilming van de stripreeks Čtyřlístek die tegenwoordig in bioscopen te zien is. Verder is er een tentoonstelling over het Tsjechische stripverhaal van 1922 tot 2012 die ook door mensen die geen stripverhalen lezen bezocht wordt. Deze projecten en ook toenemende studiemogelijkheden van het stripverhaal zijn flikkeringen van hoop, dat het genre dat door het communistische regime bijna geliquideerd werd, een nieuwe kans krijgt. De voornaamste kenner van de Tsjechische stripscene vat de huidige situatie van het Tsjechische stripverhaal in vier zinnen samen:

Volgens mij bevindt het stripverhaal zich in een vergelijkbare situatie als een verspringer. Ik bedoel die situatie wanneer hij de laatste stap voor de afzetplaats plaatst. Hij kan nog steeds struikelen – bijvoorbeeld als de economische crisis hem een spaak in het wiel steekt. Maar ik hoop dat de springer zich goed zal afzetten en heel ver zal springen192.

192 het tijdschrift Ţurnál Univerzity Palackého v Olomouci, Olomouc: Univerzita Palackého v Olomouci, 2012, nr. 23, artikel Tomáš Prokůpek: Český komiks je jako skokan do dálky sedící před odrazištěm, door Lenka Skácelíková, de uitspraak in het Tsjechisch: “Podle mého soudu se nachází v situaci podobné skokanovi do dálky, který je poslední krok před odrazištěm. Ještě

90

De Belgische stripscene, gekenmerkt door de zorg op verschillende gebieden, kan als een voorbeeld voor de Tsjechische stripscene dienen. Maar ik denk niet dat als in Tsjechië nieuwe festivals opgericht zullen worden, dit zal helpen om de Tsjechische stripcultuur te verbreiden. Maar volgens mij kunnen wij beginnen met wat wij al hebben. Wij kunnen zeker meer aandacht aan de Tsjechische stripscene besteden, bijvoorbeeld de stripauteur Kája Saudek of aan het al eerder genoemde specifieke genre van de stripreeks Rychlé Šípy, waarop wij trots kunnen zijn. De literaire fondsen zouden dan volgens mij niet alleen het uitgeven van bekende Tsjechische klassiekers als Josef Škvorecký, Karel Čapek en Milan Kundera in het buitenland moeten ondersteunen, maar ook de deur voor nieuwe stripmakers moeten openen. Bovendien kunnen wij profiteren van de interesse en de hoge waardering van dit medium onder jongeren. Uitgevers kunnen zich dan meer op die plaatsen focussen waar zich ook veel jongeren concentreren.

Voor een beter overzicht, zal ik de zeven hoofdstukken samenvatten. In het eerste hoofdstuk heb ik de probleemstelling voorgesteld en de methodologie en het belang van deze scriptie behandeld. In het tweede hoofdstuk heb ik het stripverhaal in het algemeen onderzocht. Het stripverhaal werd voor de jaren tachtig in het Westen als een infantiel paraliterair genre gezien. Vandaag de dag domineert echter de mening dat het stripverhaal een medium is dat serieus genomen wordt. Het stripverhaal wordt meestal met literatuur of (animatie)film vergeleken. Dit medium heeft echter enkele kenmerken die zich van de twee genoemde kunstvormen onderscheiden. In tegenstelling tot literatuur gebruikt het stripverhaal niet alleen één communicatiecode, de taal, maar ook afbeeldingen, de iconen. Het grootste verschil tussen de (animatie)film en het stripverhaal is een ander type sequentie. Bij de (animatie)film is de sequentie met tijd verbonden, terwijl de sequentie bij het stripverhaal met de ruimtelijke juxtapositie samenhangt. Tot nu toe bestaat er geen unieke definitie van het stripverhaal. Toch werden zeven typische kenmerken bepaald. Naast de sequentie en de ruimtelijke juxtapositie wordt dit medium gekenmerkt door panelen waarin zich zowel tekeningen als tekst bevinden, verder door bemiddeling van informatie en het oproepen van een esthetische pořád můţe zakopnout – pokud mu například hodí pod nohy klacek hluboká ekonomická krize, ale já věřím, ţe brzo dojde k vydařenému odrazu a dlouhému skoku.“

91 belevenis. Aan de hand van een overzicht heb ik verder bewezen dat er meerdere vormen en genres van het stripverhaal bestaan. Het derde hoofdstuk geeft informatie over de drie belangrijkste stripstromingen, de Amerikaanse comic, Japanse manga en het Franco-Belgische stripverhaal. In de VS zijn vooral superheldencomics populair die ook onder mensen die geen stripverhalen lezen uit diverse films bekend zijn (bijvoorbeeld Superman, Batman). Het is echter niet zo dat de Amerikaanse maatschappij altijd sympathie voor comics had. Zowel in Amerika als in Europa moest men met protectionistische wetten kampen. Het Japanse stripverhaal, manga, ontwikkelde zich daarentegen lange tijd zonder invloeden van andere stripstromingen. Daarom verschilt manga van Westerse stripverhalen, niet alleen door de unieke tekenstijl, maar ook door de inhoud. Franco-Belgische stripverhalen vertegenwoordigen tot in bepaalde mate het Europese stripverhaal in het algemeen. In België en Frankrijk ontwikkelden zich drie verschillende tekenstijlen. Voor deze landen is bovendien een groot scala aan genres typisch. In het vierde hoofdstuk heb ik me met het Tsjechische stripverhaal beziggehouden. In een groot deel van dit hoofdstuk werd aandacht aan de ontwikkeling van het Tsjechische stripverhaal besteed. De Tsjechische stripscene is namelijk heel veranderlijk. Wij kunnen deze ontwikkeling met een sinuscurve vergelijken. Tot de Tweede Wereldoorlog was de ontwikkeling identiek aan de Europese stripontwikkeling. In deze tijd ontstond bovendien het club stripverhaal, een genre dat voor Tsjechië uniek is. Na de onderbreking door de Tweede Wereldoorlog kwam een korte opbloei die echter in de jaren vijftig door het communistische regime beëindigd werd. De enige manier waarop stripverhalen werden uitgegeven, was in de vorm van propaganda van het regime. In de jaren zestig was weer een opleving te zien. In deze tijd ontstonden ook de eerste films die geïnspireerd waren door stripverhalen. Aan het stijgende prestige van het stripverhaal werd echter in de jaren zeventig een einde gemaakt. Dankzij de democratisering van Tsjechië in 1989 konden stripverhalen eindelijk zonder toezicht van de staat uitgegeven worden, maar vanwege de economische transformatie in de jaren negentig ging het weer slecht met het Tsjechische stripverhaal. De tot nu toe laatste afzetplaats is de millenniumwisseling, toen de Generatie 0 ontstond die voor een nieuwe opleving van de Tsjechische stripscene zorgde. Hoewel de productie van stripverhalen in Tsjechië in vergelijking met België gering is, is het duidelijk dat de sinuscurve aan het stijgen is. De toenemende populariteit van het stripverhaal wordt bijvoorbeeld door het stripfestival KomiksFEST!

92 aangetoond of vooral ook door het feit dat men vakken over het stripverhaal aan een universiteit kan studeren. In het vijfde hoofdstuk heb ik de Belgische stripscene behandeld. België is in tegenstelling tot Tsjechië een land met een sterke striptraditie. De ontwikkeling van de stripscene verliep veel soepeler. Een aanzienlijke afremming vond tijdens de Tweede Wereldoorlog plaats. Een van de weinige stripreeksen die toen verschenen, was Hergé´s De avonturen van Kuifje. De auteur werd vervolgens na de oorlog van collaboratie en racisme verdacht. In de naoorlogse periode maakte België de beste stripjaren mee. Na het stripweekblad Spirou en de Nederlandstalige versie Robbedoes verscheen ook het stripweekblad Tintin met het Nederlandstalige broertje Kuifje. Tot de jaren zestig moest het Belgische stripverhaal zich aan de Franse protectionistische wetten aanpassen om ook in Frankrijk te kunnen worden verkocht. Vanwege deze wetten traden in de stripverhalen nauwelijks vrouwelijke figuren op. Sinds de jaren zeventig gelden deze wetten niet meer en naast sexy vrouwelijke figuren ontstond ook het stripverhaal voor volwassenen. In de jaren negentig gingen vanwege het dalende aantal lezers de stripweekbladen Robbedoes, Tintin en Kuifje failliet. Spirou bestaat nog steeds. De meeste stripverhalen verschijnen tegenwoordig in de vorm van een stripalbum. De Belgische stripscene wordt niet alleen gekenmerkt door een traditie van striptijdschriften die in Tsjechië bijna niet bestaan, maar bijvoorbeeld ook door twee typische stripstromingen. Het Belgische stripverhaal is namelijk verdeeld in de zogenaamde Vlaamse en Franstalige school. Voor de Vlaamse stripschool is het amusement en de sterke regionale thematiek typisch. De Franstalige stripschool wordt gekenmerkt door nadruk op educatieve ontspanning. In België worden veel meer stripverhalen dan in Tsjechië uitgegeven waarbij de productie in Wallonië circa drie keer groter dan de Vlaamse is. De sterke positie van het stripverhaal wordt ook aan de hand van meerdere stripfestivals bewezen en ook door het feit dat men aan meerdere hogescholen of universiteiten het stripverhaal als een zelfstandige studierichting kan volgen. Het zesde hoofdstuk heb ik aan mijn onderzoek naar de positie van het Tsjechische en Belgische stripverhaal besteed. In het eerste deel van dit hoofdstuk werden de methodologische aspecten van het onderzoek uitgelegd. De resultaten van het onderzoek zijn gebaseerd op 128 door Tsjechen en Belgen ingevulde vragenlijsten. De vragen betreffen de populariteit van stripverhalen en perceptie en kennis van stripverhalen en stripauteurs.

93 Uit de resultaten vloeit voort dat stripverhalen populairder in België zijn. Dat wordt vermoedelijk veroorzaakt door een breed aanbod van diverse stripverhalen en ook door de lange traditie van het lezen van stripverhalen. In België worden de stripverhalen namelijk vaak niet alleen door kinderen, maar ook door volwassenen gelezen en de traditie wordt dus van geslacht op geslacht overgedragen. De meeste Belgen rekenen het stripverhaal tot de literatuur voor kinderen, terwijl de meeste Tsjechen denken dat het stripverhaal voor iedereen bedoeld is. Dat wordt vermoedelijk veroorzaakt door het feit dat in België meer stripverhalen voor kinderen zijn dan in Tsjechië. Hoewel meer Tsjechische respondenten van mening zijn dat stripauteurs “handwerkers” zijn, is het bij de perceptie van het stripverhaal andersom. Er zijn namelijk meer Tsjechische respondenten die denken dat het stripverhaal kunst is. De perceptie van het stripverhaal hangt misschien met de exclusiviteit van het stripverhaal in Tsjechië samen wat tot overschatting kan leiden. In België kan men daarentegen het stripverhaal bijna op elke hoek tegenkomen en men beschouwt dit medium als iets alledaags. Maar met de stripmakers klopt dat niet. In België hebben zij namelijk een hogere status waaruit voortvloeit dat ze meer als kunstenaar worden gezien. Hun status wordt bevorderd door subsidies, prijzen en studiemogelijkheden. In België wordt het stripverhaal bovendien meer als een afzonderlijk medium gezien. Dat wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een grotere institutionalisering van het stripverhaal in de vorm van veel stripmusea. De Belgische respondenten hebben een grotere kennis van Belgische stripverhalen en hun auteurs dan de Tsjechen over de Tsjechische stripverhalen en hun makers. Dat vloeit waarschijnlijk voort uit een groter aanbod van Belgische stripverhalen. De Tsjechische respondenten kennen daarentegen meer buitenlandse stripverhalen dan de Belgen, omdat ze in Tsjechië makkelijker verkrijgbaar zijn dan de Tsjechische productie. Zowel de Belgen als de Tsjechen kennen nauwelijks buitenlandse stripauteurs. Het kunstwerk is namelijk niet alleen bij het stripverhaal, maar ook op andere gebieden vaak bekender dan zijn auteur.

Er werd bewezen dat de Tsjechische geschiedenis een aanzienlijke invloed op de ontwikkeling van de stripscene had. Het zou interessant zijn om te weten in hoeverre de perceptie van het stripverhaal met de mentaliteit van de Tsjechen samenhangt. Dan zou het beter zijn om Tsjechië met een land te vergelijken dat een vergelijkbare

94 geschiedenis had, bijvoorbeeld met Polen. Dan wordt namelijk de invloed van de mentaliteit misschien beter zichtbaar. Tijdens het werken aan mijn scriptie ben ik ook te weten gekomen dat er in Tsjechië geen vertalers zijn die Nederlandstalige stripverhalen naar het Tsjechisch en vice versa vertalen. Dat vind ik zelf heel uitdagend. Dit soort vertalingen wordt namelijk ook door Het Vlaams Fonds voor de Letteren financieel ondersteund.

Het zou een utopie zijn om te denken dat het Tsjechische stripverhaal binnen dertig jaar dezelfde positie als het Belgische stripverhaal zal hebben, want de geschiedenis kunnen wij gewoon niet uitwissen. Toch denk ik dat het Tsjechische stripverhaal meer aandacht verdient, omdat ook mensen die geen stripverhalen lezen dankzij de kennis over de Tsjechische stripscene kunnen beseffen in welke mate het communistische regime in het gewone leven van mensen ingegrepen had.

Ik ben nu 24 jaar oud en onze stedelijke bibliotheek bezoek ik nog steeds. Voor het schrijven van deze scriptie heb ik daar enkele albums van De avonturen van Kuifje geleend en hoewel het vreemd klinkt, ben ik blij dat ik soms enkele weken op deze albums moest wachten. Ik was namelijk niet de enige die dit stripverhaal leest. In Tsjechië bestaat een grote belangstelling voor het stripverhaal onder kleine kinderen en ik hoop dat ze dit medium uit de kinderafdeling ook in de volwassenenafdeling zullen zetten.

95 8 BIJLAGE NR. 1

Overzicht van alle in deze masterscriptie vermelde stripverhalen

TSJECHIË stripverhaal/ - scenarioschrijver pseudoniem striptekenaar pseudoniem reeks Alois Nebel Jaroslav Rudiš Jaromír Jaromír 99 Švejdík Čtyřlístek Jaroslav Němeček Jaroslav Ljuba Štíplová Němeček Ferda Ondřej Sekora Ondřej Sekora Mravenec Ještě jsme ve Mikuláš Kroupa Michal Menšík Nikkarin válce David Bartoň Vojtěch Šeda (bundel van 14 Adam Drda Miloš Mazal stripverhalen) Mikuláš Kroupa Prokop Adam Drda Smetana David Bartoň Martin Plško Mikuláš Kroupa Vojtěch Jurík Vhrsti Adam Drda Václav Šlajch Adam Drda de echte naam Toy Box Mikuláš Kroupa niet bekend Mikuláš Kroupa Jiří Husák Adam Drda Jan Bažant Mikuláš Kroupa Tomáš Kučerovský Branko Jelínek Petr Včelka Octobriana a Petr Sadecký Petr Sadecký ruský Zdeněk Burian underground Bohumil Konečný Pérák Vladimír Dvořák Vladimír Dvořák Punťa Marie Voříšková René Klapač Rychlé Šípy Jaroslav Foglar Jan Fischer Marko Čermák Bohumír Čermák Václav Junek Šprýmovné Josef Lada Josef Lada kousky Frantíka Vovíska a kozla Bobeše

96 Zelený Raoul Dan Hrubý HRUTEBA Štěpán Mareš Milan Tesař HRUTEBA Tomáš Baldýnský HRUTEBA

Zuzanka a její Jaroslav Přibík Bohumil svět Konečný

BELGIË stripverhaal/ - scenarioschrijver pseudoniem striptekenaar pseudoniem reeks Alex Jacques Martin Jacques Martin Blake en Edgar P. Jacobs Edgar P. Mortimer Jacobs Buck Danny Jean-Michel Victor Charlier Hubinon Jacques de Douhet Francis Bergèse Cowboy Henk Luc Charles Kamagurka Peter van Herr Seele Zeebroek Heirseele De avonturen Marc Sleen Marc Sleen van detective Van Zwam De avonturen Georges Prosper Hergé Georges Hergé van Kuifje Remi Prosper Remi Bob De Moor Jacques Martin Edgar P. Jacob Rodger Leloup De avonturen Marc Sleen Marc Sleen van Nero en Co Gaston Durnez Willy Vandersteen Karel Verschuere Dirk Stallaert De avonturen Urbain Joseph Urbanus Willy Linthout van Urbanus Servranckx De Rode Ridder Willy Vandersteen Willy Martin Lodewijk Vandersteen Karel Biddeloo Claus Scholz Karel Biddeloo F.C. De Hec Leemans Hec Leemans Kampioenen

97 Het geheim van de Urbain Joseph Urbanus Marc Sleen kousenband: De Servranckx Dirk Stallaert strip van zeven Robert Merho Merhottein Hec Leemans Karel Biddeloo Marc Legendre Paul Geerts Willy Linthout

Het jaar van de Willy Linthout Willy Linthout olifant Guust André Franquin André Franquin Jean De Jidéhem Mesmaeker Jommeke Jan Nys Jan Nys Gerd Van Loock Gerd Van Jan Ruysbergh Loock Hugo de Sterk Philippe Delzenne Kiekebanus Robert Merhottein Merho Robert Merho Urbain Joseph Urbanus Merhottein Servranckx Willy Linthout Willy Linthout De Kiekeboes Robert Merhottein Merho Robert Merho Merhottein Lucky Luke Maurice De Maurice De Bevere Bevere Natasja François Walthéry François Raoul Cauvin Walthéry Roland Goossens Gos Jean De Jidéhem Pierre Culliford Peyo Mesmaeker Maurice Tillieux Tony de Luca Laudec Willy Maltaite Will Rik Ringers André-Paul Gilbert Tibet Duchâteau Gascard Robbedoes André Franquin Rob Velter Rob-Vel Schuimslagers: Marc Legendre Marc Legendre Politiek Charles Cambré Charles stripverhaal over Cambré Europa en België

98 Smurfen Pierre Culliford Peyo Pierre Peyo Yvan Dekporte Culliford Thierry Culliford Alain Maury Luc Parthoens Luc Parthoens Philippe Delzenne Ludo Borecki Miguel Díaz Pascal Garray Alain Jost Jeroen De Roland Goossens Gos Coninck

Suske en Wiske Willy Vandersteen Willy Paul Geerts Vandersteen Marc Verhaegen Paul Geerts Peter Van Gucht Marc Verhaegen Luc Morjaeu Thorgal Jean Van Hamme Grzegorz Yves Senté Rosiński

ANDERE LANDEN stripverhaal/ - scenarioschrijver pseudoniem striptekenaar pseudoniem reeks 3hoog Ype Driessen geen (fotostrip) Asterix en René Goscinny Albert Uderzo Obelix Batman Bill Finger Bob Kane Betelgeuze Luiz Eduardo de Leo Luiz Eduardo Leo Oliveira de Oliveira Captain Jack Kirby Joe Simon America Cat Woman Bill Finger Bob Kane Donald Duck Walt Disney Walt Disney Fantastic Four Stan Lee Stan Lee Jack Kirby Jack Kirby Fokke en Sukke John Reid Jean-Marc van Bastiaan Geleijnse Tol Hulk Stan Lee Stan Lee Jack Kirby Jack Kirby Garfield Jim Davis Jim Davis Iron Man Stan Lee Stan Lee Jack Kirby Jack Kirby Larry Lieber Larry Lieber Don Heck Don Heck Justice Society Sheldon Mayer Gardner Fox of America

99 Maus Art Spiegelman Art Spiegelman Mickey Mouse Walt Disney Walt Disney Ub Iwerks Ub Iwerks Sigmund Peter de Wit Peter de Wit Spiderman Stan Lee Steve Ditko Superman Jerry Siegel Joe Shuster The Master and Michail Bulgakov Andrzej Margarita Klimowski The Romeo and William Leong Sonia Juliet Shakespear X-men Stan Lee Stan Lee Jack Kirby Jack Kirby

100 9 BIJLAGE NR. 2

Het antwoord van Tomáš Prokůpek op mijn e-mail over oplages van stripverhalen

antwoord in het Tsjechische origineel:

Od: "Tomáš Prokůpek" Komu: Datum: 07.02.2013 12:53 Předmět: Re: náklady komiksových publikací

Dobrý den, v roce 2012 jsme vydali pouze jedno řadové číslo našeho sborníku AARGH. Už několik let se počet vydaných kusů drží na 1 200. Tento náklad se vyprodá během zhruba čtyř let. Jinak co se výše nákladů týče, podle mé zkušenosti je v českém komiksu za hranici úspěchu obecně považováno, když se prodá 1 500 kusů – u překladových komiksů to při vhodně nastavené ceně znamená rozumnou (byť nikoli závratnou) ziskovost. U českých titulů, kde jsou výdaje především na autorské honoráře vyšší, už to ale úplně neplatí. Těší mě, že je Vám užitečný katalog naší výstavy :)

Srdečně zdraví Tomáš Prokůpek

vertaling van het antwoord naar het Nederlands:

Beste,

In 2012 hebben wij alleen één regulier nummer van ons tijdschrift AARGH uitgegeven. In de laatste jaren bedraagt de oplage 1.200 exemplaren per nummer. Deze oplage wordt tijdens circa 4 jaar uitverkocht. Wat de hoogte van de oplages betreft, uit ervaring wordt als grens van het succes ongeveer 1500 verkochte exemplaren beschouwd. Dit aantal garandeert bij vertalingen van buitenlandse stripverhalen een vrij goede winst (maar zeker geen aanzienlijke winst) indien de prijs redelijk is. Bij Tsjechische stripverhalen geldt dat niet, omdat vooral de kosten van het auteurshonorarium hoger zijn.

Met vriendelijke groeten, Tomáš Prokůpek

101 10 BIJLAGE NR. 3 vragenlijst in het Nederlands (voor Belgen)

vragenlijst voor het masterscriptie-onderzoek van Milana Baslerová, studente neerlandistiek, Universiteit Palacky te Olomouc, Tsjechië

Zet een cirkel om het goede antwoord of schrijf het antwoord op een regel:

1) Als kind ben ik met deze stripreeks(en) opgegroeid:

______(als je geen stripreeks hebt gelezen, streep de regel gewoon door)

2) Soms lees ik striphalen. a) ja b) nee

3) Stripverhalen zijn bedoeld: a) alleen voor kinderen b) alleen voor jeugd (13-18) c) alleen voor volwassenen (18+) d) voor alle leeftijdsgroepen

4) Stripauteurs zijn: a) kunstenaars b) „handwerkers“

5) Stripverhaal is: a) kunst b) geen kunst

6) Stripverhaal behoort tot: a) literatuur b) tekenkunst c) een afzonderlijk medium

7) Noem 4 Belgische stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. 1. ______2. ______3. ______4. ______8) Noem 4 buitenlandse stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. 1. ______2. ______3. ______4. ______9) Noem 4 Belgische stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. 1. ______2. ______3. ______4. ______10) Noem 4 buitenlandse stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem. 1. ______2. ______3. ______4. ______

102 11 BIJLAGE NR. 4

vragenlijst met hypothesen

vragenlijst voor het masterscriptie-onderzoek van Milana Baslerová, studente neerlandistiek, Universiteit Palacky te Olomouc, Tsjechië

Zet een cirkel om het goede antwoord of schrijf het antwoord op een regel: 1) Als kind ben ik met deze stripreeks(en) opgegroeid:

______(als je geen stripreeks hebt gelezen, streep de regel gewoon door)

Er zal bevestigd worden dat: a) zowel in Tsjechië als in België stripreeksen onderdeel van kinderliteratuur zijn. b) Tsjechen in tegenstelling tot Belgen niet veel verschillende stripreeksen zullen noemen (meestal Čtyřlístek).

2) Soms lees ik striphalen. a) ja b) nee

Er zal bevestigd worden dat Belgen meer stripverhalen lezen, hoewel ze geen kinderen meer zijn.

3) Stripverhalen zijn bedoeld: a) alleen voor kinderen b) alleen voor jeugd (13-18) c) alleen voor volwassenen (18+) d) voor alle leeftijdsgroepen

Er zal bevestigd worden dat meer Belgen dan Tsjechen denken dat stripverhalen niet alleen voor kinderen bedoeld zijn.

4) Stripauteurs zijn: a) kunstenaars b) „handwerkers“

Er zal bevestigd worden dat Belgische stripauteurs in vergelijking met Tsjechische stripauteurs meer als kunstenaars gezien worden.

5) Stripverhaal is: a) kunst b) geen kunst

103 Er zal bevestigd worden dat het stripverhaal onder Belgen in tegenstelling tot Tsjechen meer als kunst wordt gezien.

6) Stripverhaal behoort tot: a) literatuur b) tekenkunst c) een afzonderlijk medium

Er zal bevestigd worden dat Belgen stripverhaal meer als een afzonderlijk medium beschouwen en Tsjechen meer als literatuur of tekenkunst.

7) Noem 4 Belgische stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem.

1. ______2. ______3. ______4. ______

Er zal bevestigd worden dat Belgen meer kennis over Belgische stripverhalen hebben dan Tsjechen over Tsjechische stripverhalen.

8) Noem 4 buitenlandse stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem.

1. ______2. ______3. ______4. ______

Er zal bevestigd worden dat: a) Belgen zowel kennis over Belgische stripverhalen als over buitenlandse stripverhalen hebben. b) Tsjechen meer kennis over buitenlandse dan over Tsjechische stripverhalen hebben.

9) Noem 4 Belgische stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem.

1. ______2. ______3. ______4. ______

104 Er zal bevestigd worden dat Belgen zonder moeite vier Belgische stripauteurs zullen noemen terwijl het voor Tsjechen problematisch zal worden om vier Tsjechische stripauteurs te noemen.

10) Noem 4 buitenlandse stripverhalen die als eerste in je hoofd opkomen. Als je er minder dan 4 kent, is het geen probleem.

1. ______2. ______3. ______4. ______

Er zal bevestigd worden dat het zowel voor Belgen als voor Tsjechen moeilijk is om vier buitenlandse stripauteurs te noemen.

105 12 BIJLAGE NR. 5

E-mail naar de bibliotheek van het Belgisch Stripcentrum en antwoord

From: [email protected] Sent: Tuesday, February 26, 2013 11:23 PM To: [email protected] Subject: bibliotheek - aantal strips

Geachte heer/mevrouw,

Mijn naam is Milana Baslerová en ik ben studente neerlandistiek aan Universiteit Palacký te Olomouc in Tsjechië.

Momenteel ben ik bezig met mijn masterscriptie op het thema "Perceptie van stripverhalen in België en Tsjechië". In de scriptie schrijf ik ook over stripbibliotheken. Kunt u mij alstublieft zeggen hoeveel strips in de bibliotheek van het Belgisch Stripcentrum te raadplegen zijn?

Alvast bedankt.

Met vriendelijke groeten, Milana Baslerová

> Od: "Gregory Shaw" > Komu: > Datum: 27.02.2013 10:55 > Předmět: bibliotheek - aantal strip

Beste,

In onze studiebibliotheek telt onze stripcollectie ongeveer 48000 albums, ongeveer 3500 studieboeken (over strips) en wat de striptijdschriften betreft, ongeveer 38000 afleveringen voor meer dan 1000 lopende of afgesloten stripbladen.

Alle documenten zijn ter plaatse te raadplegen.

Met vriendelijke groeten

GREGORY SHAW Bibliothèque CBBD Bibliotheek BSC

106 13 BRONNEN

Strip in het algemeen GEERAERTS, K. Wat is een graphic novel?, 2011; te zien op http://www.stripspeciaalzaak.be/beelden/WeetjevdWeek/Weetje051- 100/W078_GraphicNovel.pdf; 13/1/13; 21:50

HLAVÁČKOVÁ, P. Obecná čeština a její funkce v komiksu; masterscriptie aan Masarykova universiteit te Brno, 2011

KLIMEŠ, L. Slovník cizích slov. Státní pedagogické nakladatelství, n. p.: Praha, 1998 tijdschrift Revue Labyrint, Praag: Uitgeverij Labyrint, 2000, p. 22

KRÁLOVÁ, K. Komiksové publikum jako subkultura (Analýza recepčních strategií); masterscriptie aan Masarykova universiteit te Brno, 2010

KRUML, M. Comics: Stručné dějiny. ComicsCentrum: Praha, 2007

McCLOUD, S. Jak rozumět komiksu. BB art: Praha, 2008

REIFOVÁ, I. Slovník mediální komunikace. Praha: Portál, 2004

WOLK, D. Reading Comics: How Graphic Novels Work and What They Mean. Philadelphia: Da Capo Press, 2008, p.14 het artikel Sterretjes rond het hoofd; Getekende beschouwingen over strips; door Erik Spaans, NRC boeken, uitgegeven in1994; te zien op http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/sterretjes-rond-het-hoofd-getekende- beschouwingen-over-strips het tijdschrift Revue Labyrint, Praag: Uitgeverij Labyrint, 2000, nr. 7-8 p. 22 recensie van de film Asterix en Obelix bij de Britten; te zien op http://www.lux- nijmegen.nl/agenda/lux-junior/weekagenda/asterix-en-obelix-bij-de-britten_11823/; 15/1/13; 14:37 http://www.stripspeciaalzaak.be/beelden/WeetjevdWeek/Weetje051- 100/W078_GraphicNovel.pdf http://www.komiks.cz/seznamy.php?komiksy=uvod; 12/11/12; 14:43 http://symboly.xrs.cz/hexagram/; 20/11/12; 11:12 http://www.dobakonce.cz/?p=2602; 20/11/12; 11:12 http://fornsidr.webnode.cz/novinky/svastika-myty-a-fakta-historie/; 20/11/12; 11:13 http://wiki.rvp.cz/@api/deki/files/22341/=andulka.jpg; 20/11/12; 11:15 http://www.i-creative.cz/2009/11/23/omalovanky-jablka-a-jablicka/; 20/11/12; 11:19 http://familycrafts.about.com/library/color/blcolbatball.htm; 20/11/12; 11:21 http://www.thecolor.com/Category/Coloring/Sweet%20Treats.aspx; 20/11/12; 11:27 http://users.skynet.be/sbaudart/krantenstrips/2_1_strip.htm#belgie; 27/11/12; 10:57 http://www.ovguide.com/comic-strip-switcheroo- 9202a8c04000641f800000000059f56c#; 25/12/12; 17:10

107 http://www.stripfan.nl/boekenfan/assets/s2dmain.html?http://www.stripfan.nl/boekenfa n/100000959d0c04401/1000009b01128c30b.html; 25/12/12; 17:29 http://www.eric-heuvel.nl/cms/index.php/edustrips; 8/1/2013; 12:30 http://www.knack.be/nieuws/belgie/schuimslagers-politieke-strip-over-europa-en- belgie/album-1195063828011.htm#photo-3; 8/1/13; 13:57 http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/2157317/ckv/item/195329/beeldverhalen/; 8/1/13; 17:54

Stripstromingen KRÁLOVÁ, K. Komiksové publikum jako subkultura (Analýza recepčních strategií), masterscriptie, Masarykova Universiteit te Brno, 2009 het artikel Mannekensbladen zijn miljoenen keren gedrukt, door Bart van den Langenbergh, uitgegeven op 10/10/12, te zien op http://krantenarchief.concentra.be/gva/20120110/pages/02016/articles/GVA-20120110- 02016012.pdf; 29/10/12; 21:14 het artikel Asterix – Prolínání antického a moderního světa komiksu – komiks ve Francii a vznik Asterixe, door Magda Jacková, uitgegeven in 2005; te zien op http://www.komiks.cz/clanek.php?id=981; 30/10/12; 14:09 het artikel Franco-, te zie op http://tvtropes.org/pmwiki/pmwiki.php/Main/FrancoBelgianComics?from=Main.Franco -BelgianComics; 30/10/12; 14:28 het artikel “Outbollige” Suske en Wiske verliezen lezers, uitgegeven op 26/08/11, te zien op http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20110927_013; 30/10/12; 9:43 het artikel Manga by any other name is... Do Japan´s world-conquering cartoons have to be created by Japanese to be the real deal?; door Martin Webb; uitgegeven in 2006, te zien op http://www.japantimes.co.jp/text/fl20060528x1.html; 28/10/12; 10:10 het artikel Rusům se zajídá popularita superhrdinů z USA. Chystají jim své vlastní konkurenty; uitgegeven in 2012; te zien op http://ihned.cz/?article%5Baut_id%5D=15682090&p=000000_authors&person%5Bid% 5D=15682090; 12/11/12; 16:18 het artikel Understanding Bandes dessinées – a guide to European comics; door Chez Eyz; uitgegeven 2011; te zien op http://paipicks.blogspot.cz/2011/09/understanding- bandes-dessinees-guide-to.html; 16/11/12; 9:29 het artikel Tintin Crosses The Atlantic: The Golden Press Affair, door Chris Owens, 2004, te zien op http://www.tintinologist.org/articles/goldenpress.html; 10/3/13; 11:56 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Kuifje, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1271235; 30/10/12; 11:14

108 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Suske & Wiske, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1273643; 30/10/12; 11:54 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Mr. Natural, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1272418; 29/10/12; 15:31 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Superman, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1266465; 28/10/12; 10:14 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Astroboy, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1271247; 29/10/12; 11:24 televisieprogramma Beeldverhaal bij VPRO, 2011, Jan-Marc van Tol – aflevering Sigmund, te zien op http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1118772; 16/11/12; 10:47 http://comicbooks.about.com/od/manga/ss/manga101_2.htm; 28/10/12; 11:05 http://comicbooks.about.com/od/manga/ss/manga101_6.htm; 28/10/12; 17:35 http://www.komiksarium.cz/index.php/2012/08/cerna-a-bila-ambientni-komiksy-dziro- taniguciho/; 28/10/2012; 18:19 http://aktualne.centrum.cz/kultura/umeni/clanek.phtml?id=749407; 28/10/12; 18:37 http://www.cobra.be/cm/cobra/boek/boek-strip/120814-sa-joekubert%252B; 28/10/12; 18:48 http://www.gotham.cz/dc-universe/historie-dc-universe/; 29/10/12; 14:54 http://www.csuchico.edu/pub/cs/spring_06/feature_03.html; 3/11/12; 18:05 http://www.wisegeek.com/what-are-the-different-manga-genres.htm; 3/11/12; 18:34 http://www.linesandcolors.com/2005/11/08/seth-fisher/; 3/11/12; 18:52 http://www.comicsreporter.com/index.php/happy_52nd_birthday_frederic_boilet/; 3/11/12; 18:57 http://www.jeuxdepiste.com/reportages/franquin.html; 4/11/12; 14:37 http://asp.gva.be/dossiers/-k/kuifje/dossier.asp; 4/11/12; 14:41 http://www.comicsbulletin.com/columns/3267/jean-giraud-aka-moebius-1938-2012/; 4/11/12; 14:41 http://aktualne.centrum.cz/kultura/film/novinky/clanek.phtml?id=751746; 5/11/12; 11:03 http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mensen/23234-manga-anime-een-nieuwe-cult-die-de- wereld-veroverd.html; 11/11/12; 11:02 http://bryanlieuw.waarbenjij.nu/reisverslag/3891252/kyoto-t-m-28e; 16/11/12; 12:13 http://www.wallpowper.com/tintin-free-et-les-picaros-the-36002.html; 19/11/12; 17:18 http://www.klasse.be/archief/van-mannekensblad-tot-stripverhaal-kinderprenten-van- brepols-tot-33/ ; 21/11/12; 18:40 http://www.knack.be/nieuws/boeken/recensies-volwassenen/strips/de-populairste-strips- in-vlaanderen/article-1194674446823.htm; 21/11/12; 19:18 http://www.tintinologist.org/forums/index.php?action=vthread&forum=8&topic=3650 &page=4; 10/3/13; 11:38

109 http://www.dieponderzoek.nl/een-korte-geschiedenis-van-de-comic/; 11/11/12; 11:54

Tsjechisch stripverhaal het artikel Major Zeman a Stráţci – Komiks a ideologie; door Činátl Karel; te zien op http://www.sorela.cz/Normalizace/articles.aspx?id=129; 10/1/13; 15:58 het artikel Komu to tu prospěje? – České myšlení o komiksu 1948 – 1989; door Kořínek Pavel; te zien op http://www.sorela.cz/Normalizace/articles.aspx?id=109; 14/1/13; 21:46 de essay O výpravách za indiány a Marťany van Rastislav Matulík en Tomáš Prokůpek, p.52, cataloog voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Arbor vitae: Řevnice, 2012 de essay Sny pod kopyty totality van Tomáš Prokůpek, p. 280, cataloog voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Arbor vitae: Řevnice, 2012 de essay Kluby mladých gentlemanů van Martin Foret, p.102, cataloog voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Arbor vitae: Řevnice, 2012 de essay Smějeme se se zvířátky van Pavel Kořínek, p. 95, cataloog voor de tentoonstelling Signály z neznáma: Český komiks 1922 – 2012; Arbor vitae: Řevnice, 2012 het artikel Generace 1989 českého komiksu (1) – úvod; door Hibi; te zien op http://www.komiks.cz/clanek.php?id=414; 4/2/13; 19:55 het artikel Generace 1989 českého komiksu (2) – předlistopadová “Velká čtyřka”; door Hibi; te zien op http://www.komiks.cz/clanek.php?id=451; 4/2/13; 19:53

het artikel Dějiny českého komiksu, dějiny vzestupů a pádů; door groep van auteurs Seqence o.s.; te zien op http://www.goethe.de/ins/cz/pra/kul/duc/lit/com/tsch/cs6511511.htm; 4/2/13; 20:03 het artikel Alois Nebel dosáhl na evropského Oscara; door Iva Přivřelová; te zien op http://aktualne.centrum.cz/kultura/film/novinky/clanek.phtml?id=764964 http://www.komiks.cz/clanek.php?id=1082; 31/1/13; 12:50 https://is.muni.cz/predmety/obory.pl?fakulta=1421;obor=2563; 5/2/13; 16:55 http://uud.zcu.cz/cz/339-komiks-a-ilustrace-pro-deti; 5/2/13; 16:58 http://www.czechlit.cz/prilezitosti/studia-komiksu-moznosti-a-perspektivy/; 5/2/13; 19:28 http://www.komiksfest.cz/2012/ceny_muriel; 5/2/13; 20:39 http://www.crwecon.cz/; 5/2/13; 20:47 http://www.seqence.cz/links_pub.php; 27/2/13; 21:22 http://www.crew.cz/komiksovy-raj.php; 27/2/13; 21:36

110 http://www.motkomiks.cz/sales.php; 27/2/13; 21:37

Belgisch stripverhaal BAUDART, S. Stripverhalen in de Belgische dagbladpers (1945 – 1950) Inventaris en politiek – maatschappelijke analyse, door Sébastian Baudart, Vrije Universiteit Brussel, 2003, te zien op http://www.ethesis.net/stripverhalen/stripverhalen_deel_2.htm#I. Het Stripverhaal; 10/3/13; 18:08

GEERTS, S. De graphic novel – volwassenwording van een genre, door Sanne Geerts, Universiteit van Gent, 2009

VANCAENEGHEM, J. Framing analyse van journalisten in de Belgische strip: vergelijking tussen het klassieke en hedendaagse beeldverhaal, Brussel, 2010; te zien op http://www.scriptiebank.be/sites/default/files/7a5e3086dd79e2dcc0d4cde72ccfbd48.pdf ; 5/3/13; 14:09 het artikel Stripverbod tegen de barbarij, uitgegeven op 20/11/12, te zien op http://www.scienceguide.nl/201211/stripverbod-tegen-de-barbarij.aspx; 5/3/13; 14:28 het artikel Walthéry: 50 jaar stripverhalen, door Geert De Weyer, uitgegeven op 11/10/12, te zien op http://www.cobra.be/cm/cobra/boek/boek-strip/121011-sa- walthery; 6/3/13; 8:23 het artikel Meanwhile, in Brussels, Our Hero Fights a Comic-Book Crisis, door Daniel Michaels, uitgegeven op 8/5/09, te zien op http://online.wsj.com/article/SB124173342051198053.html; 6/3/13; 11:34 het artikel Een strip op elke hoek, door Liza Titawano, uitgegeven op 07/01/12, te zien op http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/3109642/2012/01/07/Een- strip-op-elke- hoek.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck ; 6/3/13; 11:50 het artikel Nix ziet het laatste Vlaamsestripweekblad “Robbedoes” verdwijnen, door Tom De Leur, uitgegeven op 08/07/05, te zien op http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=GR8G88CO; 13/3/13; 21:48 het artikel Kuifje: homo of het juk van de pastoors?, uitgegeven op 09/01/09, te zien op http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/601838/2009/01/09/Kuifje- homo-of-het-juk-van-de-pastoors.dhtml; 20/3/13; 22:43 het artikel Nieuwe aanvraag om racistische 'Kuifje in Congo' te verbieden; uitgegeven op 05/10/12, te zien op http://focus.knack.be/entertainment/strips/nieuwe-aanvraag-om- racistische-kuifje-in-congo-te-verbieden/article-4000188826637.htm; 24/3/13; 11:53 het artikel Kuifje is 'de grote witte neger' door Marcel van Nieuwenborgh, uitgegeven op 16/7/2007, te zien op http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=K61ERADQ; 24/3/13; 11:55

111 het artikel Části Romů se nelíbí kocour Mikeš. Lada prý byl rasista, door Ivana Svobodová, uitgegeven op 14/4/10, te zien op http://www.tyden.cz/rubriky/domaci/rasismus-v-cesku/casti-romu-se-nelibi-kocour- mikes-lada-pry-byl-rasista_165465.html; 14:00 het essay Vlámský komiks – svébytná tradice z dvojjazyčné Belgie van Pascal Lefèvre, gepubliceerd in het tijdschrift Aargh! nr. 12, 2013 het essay Marvano - een man met een missie, door Ronald Grossey, gepubliceerd in het tijdschrift Vlaanderen. Jaargang 58. Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt 2009; te zien op http://www.dbnl.org/tekst/_vla016200901_01/_vla016200901_01_0004.php de recensie Van Hamme, Jean; Rosinski, Grzegorz: Thorgal. Zrazená čarodějka, uitgegeven op 15/04/12; te zien op http://www.iliteratura.cz/Clanek/29849/van-hamme- jean-rosinski-grzegorz-thorgal-zrazena-carodejka; 18/3/13; 18:26 http://www.stripinfo.be/forum/thread.php?postid=7833; 5/3/13; 14:32 http://www.stripspeciaalzaak.be/Interviews/BelgischStripverhaal.htm; 10/3/13; 10:39 http://visitbrussels.be/bitc/BE_nl/stripfeest/pers.do; 19/3/13; 8:43 http://www.intertintin.com/belgiehlnkrantenverschenentitels.htm; 20/3/13; 18:43 http://www.gotham.cz/thorgal/; 20/3/13; 22:09 http://www.lambiek.net/aanvang/1945robbedoes.htm; 13/3/13; 22:54 http://www.czso.cz/csu/2006edicniplan.nsf/t/3D00462B10/$File/4032060119.pdf; 14/3/13; 11:50 http://strips.clubs.nl/nieuws/detail/49754_de-staat-van-de-vrouw-in-het-belgische- beeldverhaal; 17/3/13; 16:58 http://www.uitinvlaanderen.be/uitgelicht/belgisch-stripcentrum; 12/3/13; 22:19

Positie van het stripverhaal – onderzoek GfK Jaar Rapportage Boekenverkoop Vlaanderen Januari – Juni 2011, door media control GfK INTERNATIONAL en BOEK.BE

Jak čtou české děti, Gabal, Analysis & Consulting, 2003

Causes and consequences of parental media socialization, Notten, 2011

LEFÈVRE, P., DI SALVIA, M. Strip en illustratie in België - Een stand van zaken en de sociaaleconomische situatie van de sector, SmartBe: Brussel, 2010

LE MARCHÉ DU LIVRE DE LANGUE FRANCAISE EN BELGIQUE Données 2011, door Fédération Wallonie-Bruxelles, in 2012

Zpráva o českém kniţním trhu 2011/2012, door Svaz českých knihkupců a nakladatelů, in 2012

112 het artikel Negende stripmuur aan de Oever; uitgegeven in augustus 2012; te zien op http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120808_00251797; 12/2/13; 7:47 http://www.cobra.be/cm/cobra/kunsten/1.1121481; 22/2/13; 8:01 http://www.stripmuseum.be/nl/home http://www.kajasaudek.cz/ http://www.brussel.be/artdet.cfm/5316; 12/2/13; 7:57 http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/12/211.Y29udGV4dD04MDM0MDQ0.html; 12/2/13; 7:58 http://visitbrussels.be/bitc/BE_nl/wandelingen/344/brussel-en-stripverhaal.do; 12/2/13; 8:02 http://www.literarky.cz/kultura/tvar/6430-v-praskem-metru-se-kona-vystava-komiks; 6/2/13; 14:26 http://www.umenivmetru.cz/cz/komiks-v-metru/o-autorech; 6/2/13; 14:27 http://www.ceskatelevize.cz/ct24/kultura/140863-umeni-v-metru-se-rozjizdi- komiksem/; 6/2/13; 14:28 http://www.brusselstrip.be/; 27/2/13; 14:33 http://www.brusselnieuws.be/artikel/gil-jourdan-stripmuur-ingehuldigd-laken; 22/2/13; 8:22 http://www.cliche-brunn.cz/cs/program/akce/komiksova-burza; 22/2/13; 8:38 http://www.belgie- toerisme.be/informations/evenementen_bruxelles__comics_festival_belgium___stripfes tival_van_brussel/nl/E/37285.html; 22/2/13; 8:44 http://www.leesmonitor.nu/page/10004/invloed-leesopvoeding; 25/2/13; 22:52 http://www.stripbdmiddelkerke.be/Ereprijzen.aspx; 26/2/13; 11:46 http://www.stripmuseum.be/nl/tentoonstellingen/de-gallery/focus-strip-award; 26/2/13; 12:09 http://visitbrussels.be/bitc/BE_nl/minisite_tintin/restaurants-met-stripverhalen-als- thema.do; 27/2/13; 14:26 http://www.sjors-en- sjimmie.nl/poll/stripwinkels/stripwinkelsVBra.asp?search=Vlaams+Brabant&page=4&s ubmit=Search&type=AND; 27/2/13; 14:31 http://www.komiks.cz/clanek.php?id=1536; 28/2/13; 20:28 http://www.boek.be/sites/default/files/110816%20Verkoopcijfers_HY_2011.pdf; 22/2/13; 13:07

Conclusie het tijdschrift Ţurnál Univerzity Palackého v Olomouci, Olomouc: Univerzita Palackého v Olomouci, 2012, nr. 23, artikel Tomáš Prokůpek: Český komiks je jako skokan do dálky sedící před odrazištěm, door Lenka Skácelíková

113 14 RESUMÉ IN HET TSJECHISCH

Má magisterská diplomová práce se zaměřuje na rozdílné postavení komiksu v České republice a v Belgii a zkoumá, čím je tento rozdíl způsoben. V Belgii je komiks jedním ze základním prvků kultury a bývá dokonce považován za deváté umění. Oproti tomu je komiks v České republice poměrně neznámým médiem, které se teprve v posledních letech začíná těšit zájmu širšího publika. Belgie by mohla České republice sloužit jako vzor, proto jsem se rozhodla prostudovat komiksovou situaci v obou zemích, abych mohla následně určit mechanismy, které by napomohly rozvoji českého komiksu. Má práce je rozdělena do sedmi kapitol. První kapitola seznamuje čtenáře s problematikou rozdílného postavení komiksu v České republice a v Belgii a představuje hypotézu, že je tato rozdílná pozice způsobena především rozdílným historickým vývojem v obou zemích. Druhá kapitola se zabývá komiksem jako takovým. Je zde popsán vývoj v percepci tohoto média, dále jsou zde představeny problémy spojené s vymezením jednotné definice komiksu. Třetí kapitola představuje tři základní komiksové proudy, tedy americký comic, japonskou mangu a francouzsko – belgický komiks. Každý z těchto proudů je stručně charakterizován a čtenář je seznámen s jeho vývojem a specifiky. Čtvrtá kapitola se věnuje českému komiksu. Popisuje spletitý vývoj českého komiksu v závislosti na historických událostech a dále uvádí specifika tohoto média v České republice, tedy klubácký komiks a zneužití komiksu pro propagandu. Dále následují informace o prodeji komiksu, komiksových festivalech a studijních možnostech tohoto média. Pátá kapitola se analogicky zabývá komiksem v Belgii. Je zde tedy popsán jeho vývoj, specifika v podobě dvou směrů a časopisecké činnosti, dále pak produkce, festivaly a možnosti studia. Šestá kapitola představuje výzkum o postavení komiksu v České republice a v Belgii a zaměřuje se na jeho popularitu, percepci a znalost. Poslední kapitola shrnuje informace z předchozích kapitol. Na základě prostudování tematiky jsem došla k závěru, že hlavní příčinou rozdílného postavení je opravdu odlišný průběh dějin. Díky nepřerušovanému vývoji komiksové scény v Belgii se v této zemi vyvinula silná tradice, kterou nyní reflektujeme v podobě mnoha festivalů, institucí a cenách a grantech pro autory komiksů. Ačkoliv se česká komiksová scéna té belgické nejspíše nikdy nevyrovná, je i ta na vzestupu. V její podpoře by mohl pomoci lépe vybudovaný systém dotací pro autory komiksu a zvýšení informovanosti o komiksu, a to nejenom mezi čtenáři tohoto média.

114 15 RESUMÉ IN HET ENGELS

My master's thesis focuses on the different status of comics in the Czech Republic and Belgium and it studies what causes the difference. In Belgium, comic belongs to the basic elements of the culture and is often considered the ninth art. By contrast, comic is a relatively unknown medium in the Czech Republic. Belgium could serve as a model for the Czech Republic, therefore I decided to study the situation of comics in both countries in order to determine the mechanisms which could help to develop Czech comics. My thesis is divided into seven chapters. The first chapter informs the reader about the problems of the different status of comics in the Czech Republic and Belgium and introduces the hypothesis that this different status is caused above all by different history of both countries. The second chapter describes the development in perception of this medium and introduces problems of finding a unified definition of comics. The third chapter presents three basic comics streams – American comics, Japanese manga and French-Belgian comics. The fourth describes the convoluted development of Czech comics related to the historic events and gives characteristics of this medium in the Czech Republic – “club comics” and abuse of comics for propaganda. The following paragraphs provide information about sale of comics, comics festivals and possibilities of comics study. The fifth chapter deals analogically with comics in Belgium, it describes its development and specifics of two styles and magazine activity, as well as its production, festivals and study possibilities. The sixth chapter introduces the research on status of comics in the Czech Republic and Belgium and concentrates on its popularity, perception and familiarity. The last chapter summarises information stated in the previous chapters. Studying this subject matter I have come to conclusion that the reason for different status of comics is indeed the different history. The uninterrupted development of the comics scene in Belgium made comics become a strong tradition which is now reflected in many festivals, institutions and prices, as well as grants for comics authors. Although the Czech comics scene and the Belgian one might never be equalised, the Czech comics scene is also on the rise. To support this idea, a better built-up system of grants for the comics authors and increase in awareness of comics not just among the readers of this medium could be helpful.

115 16 ANNOTATIE

Jméno: Milana Baslerová

Název katedry a fakulty: Katedra nederlandistiky FF UP v Olomouci

Název magisterské diplomové práce: Van necrofiele smeerlapperij naar de negende kunst - De positie van het stripverhaal in Tsjechië en België

Vedoucí diplomové práce: Drs. Bas Hamers

Počet znaků: 188 289

Počet příloh: 5

Klíčová slova: komiks, obrázkový seriál, pozice komiksu, tvůrce komiksu, komiksová scéna, médium, vydávání komiksu

Krátká charakteristika: Tato práce se zaměřuje na rozdílné postavení komiksu v České republice a v Belgii a zkoumá, čím je tento rozdíl způsoben. Jednotlivé kapitoly popisují komiks jako takový, tři světové komiksové proudy a poté se důkladně věnují komiksové scéně v České republice a v Belgii. Důležitou součástí této práce je výzkum, který mapuje popularitu, percepci a znalost tohoto média ve jmenovaných zemí.

116