De Maakbaarheid Van Het Verleden. P.J.H. Cuypers Als Restauratiearchitect
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect A.J.C. van Leeuwen bron A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect. Waanders, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1995 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/leeu196maak01_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 7 A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect 8 Verantwoording Rond 1960 verbrandde de langgevelboerderij van Driek van Leeuwen - verre familie - in de Luyksgestelse Dorpstraat, een fascinerend gezicht voor een tienjarige. Die brand sloeg de eerste bres in een homogeen en gaaf Brabants dorpsgezicht, een langgerekt lint van langgevelboerderijen en dorpshuizen dat nog zo gewoon was dat niemand er iets bijzonders in zag. Tijdens mijn jeugd zag ik dat gezicht langzaam verdwijnen. Hoogtepunt vormde de metershoge puinbergen bij de afbraak van de vele malen verbouwde middeleeuwse dorpskerk in 1959. Daarna zag ik hoe Eindhoven in zijn groeistuipen de toch al geringe last aan monumenten van zich afschudde, een gebeuren dat de relatie tussen monument en verdwijnen nogmaals in mijn geheugen grifte. Ervaringen die aansluiten bij de woorden, waarmee Kees Fens op 6 september 1993, na de verschijning van de feestbundel voor mijn promotor Kees Peeters, het werk van de kunsthistoricus typeerde: ‘men bestudeert wat verdwenen is of dreigt te verdwijnen: de lege plek en de randsituatie zijn het domein van de studie. Zolang het nog kan’. Aanleiding tot deze studie naar het restaurerend scheppen, maken en breken van P.J.H. Cuypers is de verdwijning van een hoogtepunt in zijn werk: de in ‘pleasing gloom’ ondergegane uitmonstering van de Maastrichtse Servaaskerk. Deze kerk behoorde met een Brabantse boerenherd tot de plekken, waar ik aan den lijve heb ervaren hoe indringend de werking van authenticiteit in kleur, atmosfeer en geur kan zijn. Ruimten en ervaringen die je wilt vasthouden, terwijl je tegelijkertijd voelt dat het voorbijgaan onlosmakelijk deel uitmaakt van de historische ervaring. Het verloren gaan van de in haar kleuren en contrasten imposante uitmonstering van de Servaaskerk deed onweerstaanbaar de vraag opkomen, wat architecten ertoe brengt met grote energie het werk van hun overleden voorgangers te corrigeren en in het ergste geval te laten verdwijnen. Waarom maakte Cuypers geen woorden vuil aan het wegbreken van de indrukwekkende torenbekroningen van zijn voorganger Etienne Fayen, waarom verwijderde Van Hoogevest op zijn beurt zonder enige scrupules het gezicht dat Cuypers aan de kerk gaf? Een interessante vraag, temeer omdat al in de negentiende eeuw de schrijvers van haast aangrijpende beschouwingen over de waarde van monumenten, tegelijkertijd die gebouwen door rigoureuze ingrepen aanpasten aan de eisen van hun tijd. Men denke aan de kloof tussen theorie en praktijk bij architecten als G. Gilbert Scott, Cuypers en vele anderen. Ook thans nog gaat de wens tot behoud van het historisch gegroeide, het Charter van Venetië ten spijt, onweerstaanbaar gepaard met de behoefte tot corrigeren. Dit actuele spanningsveld tussen restauratietheorie en -praktijk domineert mijn onderzoek naar Cuypers' beweegredenen. Veel wat ons momenteel bezighoudt speelde ook toen al, hetgeen culmineert in de paradoxale constatering dat wie het thans oneens is met Van Hoogevest, in 1887 ook Cuypers had moeten bestrijden. Verscheidene hoofdstukken uit deze dissertatie zullen de lezer bekend voorkomen. De hoofdstukken 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 11 zijn deels eerder verschenen in de kolommen van het Bulletin KNOB, De Sluitsteen, de publicatieband van de Stichting Oude Gelderse Kerken, de bundel J.A. Alberdingk Thijm. Erflater van de negentiende eeuw en de feestbundel Bouwkunst voor Kees Peeters. Sindsdien zijn deze teksten echter A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect aangevuld en in een groter geheel geplaatst, waardoor het herlezen nieuwe gezichtspunten en inzichten biedt. Voor de bibliografische gegevens verwijs ik naar het overzicht van literatuur en bronnen. Al voordat ik in 1987 mijn onderzoek begon, was ik ervan overtuigd dat veel erkende hoogtepunten van oudere bouwkunst in de afgelopen eeuwen ingrijpend waren getransformeerd. Dit bleek echter ook op te gaan voor de restauraties van Cuypers. De meeste van diens projecten zijn in de afgelopen decennia gecorrigeerd en herzien, zodat de bouwwerken alleen geen betrouwbare bron meer zijn. Raadpleging van foto's, opmetingen en archiefstukken is onontbeerlijk gebleken voor een juist inzicht in de Cuyperiaanse ingrepen. Helaas konden hierbij de eind 1993 in het Cuypers-Archief opgedoken brieven en stukken niet meer betrokken worden. Mijn A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect 9 werk bracht me in contact met een groot aantal beheerders van gebouwen en archieven. Zij waren zeer behulpzaam bij het zoeken naar materiaal en hebben vaak met mij meegedacht bij het vinden van oplossingen voor onderzoeksvragen. Ik noem hier in het bijzonder de vaak geplaagde medewerkers van de afdeling collecties van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, het Algemeen Rijksarchief, het Nederlands Architectuurinstituut, het Roermondse Gemeente-archief en de heer en mevrouw Gatacre en drs. J. van Laar voor het archief van Victor de Stuers. Ook alle anderen die mij hebben geholpen sluit ik bij deze dank in. In hun archieven en gebouwen werd de atmosfeer van de ruimte vaak gecombineerd met de ervaring van de persoonlijke uitlatingen van Cuypers en zijn tijdgenoten. Mijn promotor Kees Peeters dank ik voor zijn aandacht en deskundigheid en het vertrouwen mij te laten gaan waar het onderzoek me leidde. Grote dank ben ik verschuldigd aan Bernadette van Hellenberg Hubar. Het werk aan onze dissertaties is vrijwel gelijk opgegaan, waardoor wij elkaar wederzijds konden inspireren en kritiseren. Mijn vrouw en kinderen hebben mij de ruimte gegeven om het eenmaal begonnen werk af te maken, een opoffering die door vele promovendi haast obligaat genoemd wordt, maar hier zeker geen dode letter is. Tenslotte dank ik allen die ik niet nader heb genoemd voor hulp, kritische en belangstellende aandacht, inspiratie en daadwerkelijke financile steun. Zonder hen zou deze publicatie er niet gekomen zijn. A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect 10 I. Inleiding. In het voetspoor van Erwin von Steinbach1. Toen de bekende tekenaar J.H. Isings in 1925 voor Wolters-Noordhoff zijn schoolplaat Een stad in de middeleeuwen schilderde, zal hij wel niet geweten hebben dat de twee hoekstenen van zijn prent hun gedaante goeddeels dankten aan restauratie-activiteiten van Petrus Josephus Hubertus Cuypers (Roermond 16 mei 1827-3 maart 1921). Het gaat om het stadhuis van Kampen en de Roermondse Munsterkerk, die door de Nederlandse Viollet-le-Duc2. respectievelijk van bepinakelde gevelbekroningen en torens werden voorzien. W.F. Denslagen heeft in Omstreden herstel (1987) aangegeven hoe ons beeld van de middeleeuwse architectuur gefilterd is door de ingrepen van onze voorouders, toen de historiserende restauratierichting een snelle opkomst doormaakte, mede als gevolg van nationalistische stromingen.3. Het nationale erfgoed, de ‘Monuments Historiques’ of ‘Monumenten van Geschiedenis en Kunst’, werden niet meer klakkeloos gesloopt, maar gerestaureerd en hierbij gebracht in een ideaalstaat, welke voldeed aan de verwachtingen van opdrachtgevers en publiek. De historische substantie van gebouwen als de Bossche Sint-Janskathedraal, de Roermondse Munsterkerk, de Maastrichtse Servaaskerk, het stadhuis van Bolsward en het kasteel te Medemblik is door restauratieve ingrepen vanaf de tweede helft van de vorige eeuw zo ingrijpend gewijzigd, dat silhouet, materiaal en detaillering meer zeggen over de opvattingen van de opeenvolgende generaties monumentenzorgers, dan over de tijd van hun ontstaan. C. Isings, ‘Stad in de middeleeuwen’, schoolplaat uit 1925. Na een schets van de stand van het onderzoek naar het restaurerend handelen van de negentiende eeuw wordt hier ingegaan op Cuypers' opvattingen bij het begin van zijn carrière. Dan volgt een verdere afbakening van het onderzoek, dat wordt uitgewerkt onder een tweetal motto's. Enerzijds ‘de eene ziel’, waarbij een aantal A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect 11 restauraties wordt behandeld waarin het streven naar eenheid steeds meer in conflict raakt met het nationale karakter van het historisch erfgoed. Anderzijds het motto ‘evocatief, nationaal en educatief’, met een reeks herstellingen waarbij het begrip nationaal erfgoed de werkwijze van de architect ingrijpend zal veranderen. Stand van het onderzoek ‘Restaurer les restaurations’ is een actueel thema. In Toulouse is na lange discussie de Sint-Sernin ontdaan van de toevoegingen van Viollet-le-Duc. Hetzelfde proces markeert de jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen in binnen- en buitenland bij pogingen terug te gaan tot het ‘oorspronkelijke’ middeleeuwse beeld, veel historiserende restauraties ongedaan werden gemaakt. Onlangs nog werd de Maastrichtse Servaaskerk gepurificeerd, waarbij de uitmonstering van Cuypers vrijwel geheel verwijderd is.4. In tegenstelling tot de situatie in Toulouse waar een inhoudelijk debat onder deskundigen werd gehouden, was dit het gevolg van een monumentale calamiteit.