<<

Infobestand Pelgrimsroute .

Hoogtekaart van de Pelgrimsroute Sellingen Ter Apel. Grijs gebied in Duitsland.

Stichting Pelgrimeren in www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

Rivier Ruiten Aa. De Ruiten Aa (ook: Ruiten A) is een beek in Oost-Groningen in de streek in Nederland. De beek begint bij Ter Apel en stroomt langs Sellingen, , Smeerling, Ter Wupping naar Wessinghuizen waar hij samen met de Mussel-Aa de Westerwoldse Aa vormt. Deze mondt bij Nieuwe Statenzijl uit in de Dollard. De Ruiten Aa wordt voor het eerst in 1327 vermeld als Ruetna. De naam zou verbonden moeten worden met Gronings (Nedersaksisch) roet, ruut, dat 'onkruid' betekent.[1] Anderen denken eerder aan een Protogermaans woord *rûh-itha, dat 'ruigte, struikgewas, onkruid (met name waterplanten als riet en biezen)' zou betekenen.[2] Oorspronkelijk ontsprong de Ruiten Aa zuidelijker in de buurt van het Bargerveen. De bron werd gevormd door een veenmeer met de naam Zwarte Meer. Dit meer liep leeg na het graven van de verlengde Hoogeveense Vaart. Het dorp Zwartemeer ontstond vervolgens op deze plek. De bovenloop van de beek heette de Runde. Anno 2004 zijn er weer plannen om de Runde te herstellen. Ongeveer op de plek waar de beek de Drents-Groningse grens passeert krijgt ze de naam Ruiten Aa. Aan de andere kant van de rijksgrens ligt Rütenbrock, waarvan de Nederlandse naam Ruitenbroek is en waarnaar de beek is genoemd. Het dal is erg breed voor deze vrij kleine beek. In de laatste ijstijd stroomde de Eems door Westerwolde. Later heeft deze rivier haar loop verlegd. De Ruiten Aa is het overblijfsel hiervan. De Ruiten Aa stroomt bij de het oude dal van deze rivier in en de rest van haar bedding naar het noorden toe ligt in dit dal. Ten zuiden van Vlagtwedde splitst de Ruiten Aa zich. De oostelijke loop die door Vlagtwedde heen loopt draagt de naam Veelerdiep en de westelijke loop houdt gewoon de naam Ruiten Aa. Tussen Wessinghuizen en komen beide lopen weer bij elkaar. Het Veelerdiep is een restant van de poging om een kanaal tussen Eems en Westerwoldse Aa te graven van de stad Groningen en het bisdom Munster in de 15e eeuw om de tol bij Emden te ontlopen. De poging strandde uiteindelijk. Op de oude kaarten is naast het Veelerdiep ook nog dit kanaal te herkennen in de vorm van Oude Gracht die van naar het Veelerdiep loopt. Langs de beek zijn veel restanten van het esdorpenlandschap en hoevenlandschap te vinden. Bolle akkercomplexen op hoger gelegen zandruggen afgewisseld met lager gelegen gronden langs de beek, die oorspronkelijk graslanden waren. Van de houtwallen en kleine bossen die het landschap een parkachtig karakter geven is veel tijdens ruilverkavelingen opgeruimd, maar er is ook het een en ander bewaard gebleven. Het beekdal van de Ruiten Aa vormde vele eeuwen ruggengraat van Westerwolde, dat als een wig lag in een groot en vrijwel onbewoond veengebied. Dit veengebied, het Bourtangerveen genoemd, is vrijwel geheel ontgonnen Zijn betekenis voor de waterafvoer van Westerwolde is door het graven van het Ruiten-Aa-kanaal, het Mussel-Aa-kanaal en B.L. Tijdenskanaal tussen 1911 en 1920 sterk verminderd. Hierbij is ten zuiden van Vlagtwedde de loop van de Ruiten Aa onderbroken en wordt het water van de beek via de Voedingsleiding naar het Ruiten-Aa-kanaal geleid. Tijdens ruilverkavelingen na de Tweede Wereldoorlog is veel geëgaliseerd en is de loop van de Ruiten Aa gekanaliseerd. Dit is onlangs weer teruggedraaid: de beek heeft zijn meanderende loop teruggekregen. Het landschap rond de Ruiten-Aa maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur van Nederland waardoor veel gronden natuurgebied zijn geworden. Bij het (onderdeel van het grotere complex Dal van de Ruiten A van Natuurmonumenten) en bij Sellingen is de beek hermeanderd en is gepoogd het oude reliëf te herstellen. Bij deze reconstructie van de oude loop tussen Weende en Smeerling zijn de ontkoppelde delen van de beek nog niet met elkaar verbonden, maar anno 2005 zijn er plannen om deze verbinding weer te herstellen. De verbinding met voedingskanaal wordt dan gestremd, waarbij er wel de mogelijkheid komt om eventueel overtollig water via dit kanaal af te voeren. Ten noorden van Smeerling zijn de natuurgebieden in handen van Staatsbosbeheer. Hier liggen ook enige rivierduincomplexen bij een oude loop van de Ruiten Aa.

Ter Borg. Ter Borg zelf is mogelijk ontstaan in de middeleeuwen. Het is van oorsprong een hoevenederzetting. Het gebied rond Ter Borg werd vroeger wel aangeduid als 't Börger Hammerk; de hamrik (buurt) rond Ter Borg. Dit gebied ten westen van Ter Borg was niet geschikt voor de landbouw en bestond voornamelijk uit uitgestrekte heidevelden. In de jaren 1930 is een groot deel van de heide beplant met voornamelijk Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

naaldbomen om deze voor landbouw ongeschikte 'woeste gronden' toch productief te kunnen gebruiken als productiebos. Dit productiebos werd uiteindelijk in de jaren zeventig aangewezen als natuurgebied Ter Borg. Door bedrijfsverplaatsing en grondruil is het natuurgebied sindsdien verder uitgebreid. Binnen het bosgebied is een deel van het oorspronkelijke heideveld bewaard gebleven. Dit heideveld heeft een oppervlakte van 35 hectare en is daarmee het grootste aaneengesloten heideveld van de provincie Groningen. Het is in beheer bij Staatsbosbeheer, die een schaapskudde heeft geherintroduceerd om de heide open te houden en het productiebos deels probeert om te vormen tot natuurbos. In 2005 werd door Staatsbosbeheer het kanaal Beetserwatering (dat al honderd jaar door het natuurgebied liep ter bevordering van de landbouw rond Ter borg) gedempt om het heidegebied drassiger te maken om zo de uitdroging van de heide te doen stoppen en de flora en fauna te bevorderen.

Ter Wisch. wordt al in 1773 genoemd als een van de dorpen in Westerwolde. De naam komt van Terwisch = lage weidegrond.

Ter Haar. De standerdmolen in Ter Haar bij Ter Apel is de enige originele standerdmolen in de provincie Groningen. De molen werd naar alle waarschijnlijkheid rond 1619 in Bourtange gebouwd en werd aldaar in 1831 afgebroken om in 1832 in Ter Haar weer te worden opgebouwd voor Frederik Maarsingh. In de loop der jaren is de molen regelmatig gerestaureerd. De laatste grote restauratie vond in 1986 plaats. Hierbij werden veel onderdelen vernieuwd, maar werd de molen wel weer als koren- en pelmolen maalvaardig gemaakt. Het pelkoppel ligt direct achter het stormbint en wordt aangedreven door de achterste tandkrans van het bovenwiel. De overbrengingsverhouding is 1 : 6,38. Om goed te kunnen pellen moest het gevlucht dus wel snel draaien. De voorste tandkrans van het bovenwiel drijft het maalkoppel aan. Hier is de overbrengingsverhouding 1 : 5,64.

Ter Apel. Het dorp is ontstaan bij het klooster Ter Apel, dat vanaf de 13e eeuw een voorwerk van de premonstratenzers was en vanaf 1465 een klooster van de orde van het Heilige Kruis. In 1594 werd het klooster geseculariseerd bij de reductie van Groningen. In 1619 verwierf de stad Groningen Westerwolde en daar hoorde ook het klooster, het er tegenover gelegen brouw- en bakhuis (nu Hotel Boschhuis) en de bijbehorende gronden bij. In de loop van de tijd plantte de stad steeds meer bossen aan op deze gronden. Tussen 1931 en 1933 werden de overgebleven delen van het klooster gerestaureerd. In 1976 deed de stad het hele complex (klooster, Boschhuis en een deel van het bos) voor een symbolisch bedrag over aan het Rijk. Het bos kwam daarbij in eigendom van Staatsbosbeheer. De landbouwgronden van het Landbouwbedrijf Ter Apel van de stad Groningen zijn in 1987 ook verkocht omdat ze de stad alleen maar geld kostten. Sinds de 19e eeuw is er ook veenkoloniale lintbebouwing, langs het Stads-Ter Apelkanaal richting , de Weerdingermond richting Nieuw-Weerdinge, en richting Emmer-Compascuum. In 1920 kwam het Ruiten-Aa-kanaal gereed dat anno 2004 weer bevaarbaar is voor de pleziervaart. In de eerste helft van de 20e eeuw was het een knooppunt van spoor- en tramwegen, met de EDS, de EGTM, de DSM, de OG, en de STAR. Van deze spoorlijn is anno 2005 nog de aardenbaan in de bossen bij Ter Apel herkenbaar. Klooster Ter Apel. In 1464 schonk Jacobus Wiltingh, pastoor in Garrelsweer en vicaris in Loppersum, zijn nederzetting Apell aan de Orde van het Heilig Kruis [Ordo Sanctae Crucis] onder voorwaarde dat op deze plek een klooster zou verrijzen. In mei 1465 kwam het Generaal Kapittel van de Kruisheren bijeen in B-Hoei aan de Maas. Het Ordebestuur van dit klooster accepteerde Apell als een Godsgeschenk. Het benoemde het Kruisherenklooster Sint Gertrudis in D-Bentlage aan de Eems bij Rheine tot moederklooster. Van hieruit werden vier priesters en

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

enkele lekenbroeders naar Apell gestuurd. Zo ontstond er een nieuw klooster in de landstreek Westerwolde, dat de naam kreeg Domus Novae Lucis, Huis van het Nieuwe Licht. Tussen 1465 en 1561 werd gewerkt aan de bouw van het klooster volgens een middeleeuws plan. Behalve het conventgebouw, betekende dat ook de realisatie van ondermeer een poortgebouw, watermolens, perkamenthuis, bak- en brouwhuis en een gastenverblijf. Met de verovering van het gebied door Willem Lodewijk van Nassau in 1593 werd het katholieke geloof afgezworen. Stormen, brand en hoge onderhoudskosten zorgden voor grote problemen in de eeuwen na 1600. Het statige klooster onderging daardoor helaas veel aanpassingen tot 1930. De westgevel werd na 1755 gesloopt. De bovenverdieping met de cellen van de Kruisheren onderging in 1834 hetzelfde lot evenals de bouwvallig geworden gewelven in de kerk [1837]. In tegenstelling tot alle andere kloosters in Groningen, bleef gelukkig toch het nodige van Domus Novae Lucis overeind. En dat werd tussen 1930 en 1933 op initiatief van de Stad Groningen, destijds eigenaar van de enclave, zorgvuldig geconserveerd en gerestaureerd. Dit herstelplan, onder leiding van Stadsingenieur De Vos tot Nederveen Cappel, werd een groot succes. Op de begane grond bleven de drie vleugels van het oorspronkelijke vierkant bewaard: de Kanunniken- en Lekenkerk in de zuidvleugel; de Kapittelzaal en Sacristie in de oostvleugel; de Refter [thans kloostercafé], overwelfde Proviandkelder, Subpriorkamer, Priorkamer en Gastenverblijf in de noordvleugel. Door de overwelfde bakstenen kruisgang, met devote sfeer en serene rust, bleven deze ruimtes met elkaar verbonden. Ze omsluiten de Kloosterhof met de unieke kruidentuin. Sinds 1992 behoort Klooster Ter Apel tot de UNESCO "Top 100" van onroerende objecten in Nederland, beschermd krachtens internationaal recht. Deze kwaliteitsgarantie bevestigt de unieke status van Klooster Ter Apel en de onvervangbaarheid ervan. Roelage. De naam Roelage is een verbastering van Ruige Lage, laaggelegen wildernis.

Kloosterboerdrij Bleyendael. Een uitzonderlijke plek is de kloosterboerderij. Hieronder volgt de tekst van de initiatiefnemers. Boeren met respect voor natuur milieu en dierenwelzijn , was de basisgedachte bij de bouw van deze prachtige boerderij. Boeren met je hart , en proberen de aarde een stukje beter door te geven aan de volgende generatie. Met een sterk ontwikkeld gevoel voor de kringloop; geef aan de aarde terug wat je ontneemt… Precies zoals opa het deed ; zonder kunstmest , bestrijdingsmiddelen en antibiotica. De vondst van een eeuwenoude kloostermop , zette ons op het spoor van deze historische bouwwijze ; eer doen aan de historie van de streek en iets “teruggeven” van wat er heeft gestaan. Hadden we voor 1594 nog 34 kloosters ; na de reformatie bleek slechts het klooster Ter Apel overgebleven te zijn. Kloosters hadden een kloosterboerderij, soms meerdere. Met respect voor het verleden , en vertrouwen in de toekomst hebben we geprobeerd een kloosterboerderij te herbouwen. Aangepast aan de huidige maatstaven , maar met oog voor detail. Veel materialen zijn hergebruikt , waarbij de 250 jaar oude kloostermoppen het meest in het oog springen . We hebben er naar gestreefd zoveel mogelijk Co2 neutraal te bouwen , zo hebben we geen gas maar aardwarmte , een eigen waterbron en zonnepanelen voor de stroom. Het ontvangstgedeelte van de boerderij heet de Refter. Genoemd naar de eetzaal waar de monniken gezamenlijk aten . In deze sfeervolle zaal is een koffie & theeschenkerij gevestigd. Ook worden van hier uit de arrangementen georganiseerd. . De inrichting is aangevuld met vele devotionele attributen uit Nederlandse en Belgische kloosters en kerken. Neem de tijd ; er is veel te ontdekken ! Je kunt er terecht voor een heerlijk kopje koffie met huisgemaakte taart , een biologisch sapje of een van de (h)eerlijke blaarkopproducten. Dwars op de Refter geplaatst , vinden we in deze carréboerderij de koeienstal. Met daarin plek voor 100 koeien ,gehuisvest in de potstal. Over de bedrijfsvoering lees je meer onder de knop onze dieren.

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

Sellingen. Sellingen is een esdorp en het heeft dan een voor deze dorpen kenmerkende brink. Het dorp ontstond in de Middeleeuwen. Voor de Reformatie had het een eigen kerspel dat de marken Sellingen, Laude en Ter Haar omvatte. De Nederlands-hervormde kerk van Sellingen is waarschijnlijk in de 14e eeuw gebouwd. Het kerkgebouw of zijn voorganger in komt echter al voor op de aanvulling op een lijst van kerken van de Abdij van Corvey, die in de dertiende eeuw is opgetekend. Hier vinden we de naam Sallinge, daarna in een document uit 1316 de naam Zellynge: de oudste vermeldingen van het dorp. Kerk Sellingen. Ten zuiden van de brink in Sellingen staat de Hervormde kerk. Deze vroeg-gotische kerk, gerestaureerd in 1972-1973 onder leiding van architect P.L. de Vrieze uit Groningen, dateert uit het begin van de 14e eeuw. Uit opgravingen, tijdens deze restauratie, bleek dat er voor deze huidige kerk al een houten voorganger heeft gestaan. De vroegste vermelding van een kerk in Sellingen dateert uit 1150 in een lijst van kerken van de abdij Corvey in het bisdom Osnabrück. Tijdens de voornoemde restauratie werden er door het Rijksinstituut voor oudheidkundig bodemonderzoek een 20-tal oude graven blootgelegd, waarvan er twee dateren uit de periode van rond 1100. Waarschijnlijk zijn er nog meer graven aanwezig, maar wegens geldgebrek is toen niet de hele kerkbodem opgegraven. Op het kerkhof treft men nog een grafzerk aan. Buitenzijde. Het huidige kerkgebouw, dat uit forse kloostermoppen is opgetrokken, stamt vermoedelijk uit het begin van de 14e eeuw en is 22.62 meter lang, 9.10 meter breed en de muren zijn 1 meter dik. In de langsmuren van het schip zijn, waarschijnlijk in de 17e eeuw, grote ramen ingebroken met witte dagkanten, maar de sporen van oudere smalle spitsboogvensters zijn nog in het metselwerk te ontdekken. Zowel in de zuid als in de westmuur treffen we een dichtgemetselde ingang aan. Het koor heeft een driezijdige sluiting. Op de hoeken van deze koorsluiting zijn eenmaal versneden steunberen geplaatst die evenals de koorsluiting zelf zijn bedekt met holle en bolle pannen, ook wel “monniken en nonnen” genoemd. Onder de pannen van het koor gaat een fraaie 13e- eeuwse eikenhouten kap schuil. De rest van de kerk is bedekt met oud Hollandse rechtse pannen. Aan de noordkant is tijdens de restauratie in 1972-1973 een nieuwe consistoriekamer gebouwd op de fundamenten van een vroegere “gerfkamer”. Een gerfkamer was de ruimte waar de priester ondermeer zich in zijn liturgische kledij hulde, alvorens hij het koor betrad. Het middeleeuwse woord ‘gerven’ betekent ‘zich gereedmaken’. Tussen de vensters in de noordgevel bevindt zich de huidige ingang van de kerk. Het afdakje boven de deur beschermt een middeleeuwse schildering die in de boogvulling is aangebracht. Doopvont De achtkantige onversierde doopvont bestaat uit twee delen en is van wit-grijze hardsteen en stamt uit de 15e eeuw. De staande ijzeren doopbekken-houder met koperen bekken dateert van 1765 en is gemerkt met 1765 N.S.P. De zilveren avondsmaalbeker, hoog 17cm en gemerkt met AE dateert uit 1738. Kansel Het met twee treden verhoogd koor dat in de 15e eeuw werd vernieuwd heeft een drie zijdige sluiting en is voorzien van drie koorvensters. Tot aan de restauratie van 1973 was het koor aan de zijkanten voorzien van banken. De 17 eeuwse eiken kansel die geplaatst is tegen de oostwand, komt oorspronkelijk uit Scharmer en is in 1825 voor ƒ50,– aangekocht. De kansel had tot 1856 een andere plaats in de kerk. De gegroefde dorische zuiltjes scheiden de boogpanelen en het klankbord is door Vredeman-de-Vries ornamenten gesierd. De trap hoort oorspronkelijk niet bij de kansel. Koorgewelf Het 15e eeuwse stergewelf boven het koor is evenals de oostzijde van de triomfboog gesierd door figurale (druivenmotief) en ornamentale schilderingen. Deze dateren uit het eind van de 15e en begin van de 16e eeuw en kwamen ook in 1922-1923 onder een kalk laag te voorschijn. De geprofileerde ribben zijn zandkleurig,

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42

afgezet met zwarte biezen en rusten op kraagstenen van natuursteen waarop steenhouwersmerken zijn aangebracht. Deze steenhouwersmerken zijn de handtekeningen van de steenhouwer die ze gemaakt heeft. We kunnen in het koor vier verschillende merken zien. Het vijfde merkteken is waarschijnlijk in spiegelbeeld gemaakt. Deze zelfde merktekens komen ook voor op onder andere de Dom van Keulen en de Dom van Utrecht. Op de koorgewelven zijn in de gewelfschelpen de symbolen van de vier evangelisten aangebracht, voorzien van hun namen op een banderol. Deze schilderingen dateren uit begin 16e eeuw. De symbolen van de vier evangelisten staan voor de vier wezens: mens, leeuw, rund en arend (Ezechiel 1:4-10). De vier wezens worden opgevat als symbolen voor de 4 evangelisten: de engel voor Matheus, de leeuw voor Marcus, de os voor Lucas en de adelaar voor Johannes.11 Boven het klankbord van de kansel zijn de naam van de schilder: broder Ja(n) van Aken en zijn huismerk, een schild met kruiselings twee tweetandige vorken aangebracht. Boven de triomfboog aan de zijde van het koor staat vermeld: Johannes maler. Het is niet duidelijk of dit een en dezelfde persoon is, of dat dit twee afzonderlijke schilders zijn. Schip. Het schip heeft wit gepleisterde wanden die zijn voorzien van grote vensters. Deze vensters zijn waarschijnlijk in de 17e eeuw aangebracht toen men behoefte kreeg aan meer licht en (zon)warmte in de kerk. Het schip wordt overdekt door een blauwe 6.95 meter hoge balkenzoldering, die waarschijnlijk ook uit de 17e eeuw stamt. De orgelgaanderij (klunderbeune) aan de westmuur van het schip rust op houten standvinken die door bogen met elkaar zijn verbonden. Deze gaanderij dateert uit 1915 toen het eerste orgel werd geplaatst en is in Jugendstil uitgevoerd. Het huidige orgel is gebouwd in 1952 door fa. Gebr. van Vulpen uit Utrecht. Het orgel heeft zes stemmen verdeeld over een klavier en werd in 1982 gereviseerd en uitgebreid met een aanhangend pedaal. De dispositie van het orgel luidt: Manuaal C – f/III, Prestant 8 vt, Holpijp 8 vt, Prestant 4 vt, ged. fluit 4 vt, Octaaf 2 vt, Mixtuur 3-4 sterk. De banken in de kerk dateren overwegend uit de negentiende eeuw en voor een deel zijn deze tijdens de restauratie in 1972 – 1973 vervangen door stoelen. De banken langs de muur in het koor zijn verwijderd. De drie koperen kroonluchters die op hoogtij dagen branden, zijn voorzien van kaarsen. De enigszins scheef lopende dwarsmuur met spitsboog die de kerk in tweeën deelt, is niet in verband gemetseld met de buitenmuren. Deze triomfboog is aan de westzijde voorzien van laatgotische schilderingen uit het eind van de 15 eeuw en werden in 1921 onder een laag van 4 cm kalk ontdekt.5 De kunstenaar E. Bokhorst conserveerde 1922-1923 deze schilderingen en vulde ze voorzichtig aan. Links zien we de Heilige Christoforus, de beschermheilige van reizigers, die met het Christuskind op zijn rug door het water waadt. Rechts zien we de Heilige Margaretha met de draak die haar wilde verslinden. Zowel Christoforus als Margeretha behoren tot de 14 noodhelpers, heiligen die bij nood en ziekten werden aangeroepen. Vandaar ook hun prominente plaats in de kerk. Nissen De nis in de zuidoost wand, die in 1922 te voorschijn kwam, is vermoedelijk een piscina. Een piscina is een nis met wasbekken en een afvoer door de muur naar buiten of in de fundering van de kerk. Deze werd gebruikt om het water, waarmee de liturgische handwassing en het reinigen van het vaatwerk door de priester plaatsvonden, te laten wegvloeien. De bedoeling van het op deze wijze laten wegvloeien van het water was, dat eventueel achtergebleven restanten van de geconsacreerde hostie toch op gewijde aarde (het kerkhof) terechtkwamen. De uitlossteen in de buitenmuur is echter niet (meer) zichtbaar. In deze nis bevindt zich nu een pinakel. Dit is een uit de gotische bouwkunst afkomstig verticaal decoratief ornament, veelal geplaatst boven en naast vensters en portalen. In de noordoost gevel van het koor bevindt zich een sacramentsnis. Vroeger waren deze vaak voorzien van een ijzeren deur. Hier werd de geconsacreerde hostie bewaard. Tevens bevindt zich onder de preekstoel nog een nis.

Stichting Pelgrimeren in Groningen www.spig.nl SPiG Facebook, E: [email protected] ’t Oldehof 49 9951 JX Winsum KvK 66778166 BTW nr. 8566.94.034 Bankrekening NL25.RBRB.0943.5716.42