Slim, P.A. (1987) Natuurlijke Ontwikkelingen En Het Beheer Op De
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
119 NOORDZEE Middelharnis •f 3^^ 1 Greve--/ lingeri/ voor vegetaties die aan vochtiger situa ties gebonden zijn. Op de oevers werd Natuurlijke ontwikkelingen grind aangebracht en op enige afstand ervan werden in het water grinddammen aangelegd om de eilanden te behoeden en het beheer op PA. Slim voor afslag. De geomorfologisch en abiotisch toch al tamelijk eenvormige vlakte werd de zandplaten in de Grevelingen ingezaaid en daardoor gefixeerd, met als resultaat een eentonige 'steppe'. Door middel van extensieve begrazing met Als gevolg van de stormramp in In tegenstelling tot de andere landbouwhuisdieren wordt getracht 1953 werd bij de uitvoering van drooggevallen eilanden, die geheel kaal hierin landschappelijke en biologische het Deltaplan het Grevelingen- waren, had zich voor de afsluiting op de variatie aan te brengen (foto 2). estuarium afgesloten in 1971. Op Hompelvoet al een natuurlijke vegetatie De grote veranderingen in de Gre ontwikkeld. Op enkele lage duintjes velingen na de afsluiting zijn deels be- de drooggevallen zandplaten, op stond Biestarwegras (Elymus farctus); er de grens van Zuid-Holland en was een schaars begroeid slik met vegeta Foto 1. Ingezaaide winterrogge op de Veer Zeeland, ontwikkelde zich een ties van Zeekraal (Salicornia europaea), mansplaat; januari 1972. natuurgebied met duinvalleiach Engels slijkgras (Spartina anglica) en Sown winter rye on the island of Veer tige vegetaties, dat qua aard en Klein zeegras (Zostera noltii), en een ta mansplaat; January 1972. Foto P. Oosterveld. omvang bijzonder waardevol is. melijk laaggelegen schor van 3 ha waar De ontwikkeling en het beheer op fraaie Zeemeldc-, Kweldergras- en van deze eilanden worden hieron Schorrekruidgemeenschappen tot ont der beschreven. wikkeling waren gekomen. Om zand verstuiving tegen te gaan werden de In 1964 werd in het oosten van de Gre hoogste delen van de drooggevallen velingen, tussen de voormalige eilanden gronden over grote oppervlakten direct •• • ..'; 'V' ; -,: ^' 'i;, ;,'''^Ï:V-:*- Overflakkee en Duiveland, de Grcvclin- na de afsluiting ingeëgd met stro, en in gendam voltooid. In 1971 werd in het gezaaid met winterrogge, zomergerst en westen, door sluiting van het Brouwers- o.a. Veldbeemdgras (Poa pratensis), havense Gat, het tij in het estuarium ge Rood zwenkgras (Pestuca rubra) en En keerd. Na voltooiing van de Brouwers- gels raaigras (Lolium perenne) (foto 1). - . T% , - ^•'••/ •'^/ '^i De rogge werd in 1972 geoogst. Tegelijk dam vielen in de Grevelingen bijna 3000 ^ï|j.,- . .» . .'-r iJ "-,. •••'S? ha op- en aanwassen permanent droog, met het ineggen van het stro werden met o.a. de eilanden Hompelvoet, Veer schermen van rijshout geplaatst. De mansplaat (beide ca. 300 ha) en Stam- hiertegen, tot 3 m boven het maaiveld, '««l'; pcrsplaat (100 ha). Door inlaten van zee opgestoven zandruggen werden beplant water via een doorlaatsluis in deze weste met Helm (Ammophila arenaria). Een lijke afsluitdam wordt het water van de beperkt gedeelte van het centrale deel Grevelingen even zout gehouden als dat van Hompelvoet en Veermansplaat werd t""'*^"' '^•Cw van de Noordzee. In 1986 is beslist dat niet ingezaaid om, door het zand te la '.'**^^?" •«":.. j^-^, %, ten afstuiven, het maaiveld te verlagen de Grevelingen een meer zal blijven met PMHMH stilstaand zout water. en daarmee mogelijkheden te scheppen Levende 88ste jaargang, nr. 3 120 Natuur schreven door Anonymus (1973); De Spoelde, moesten de oorspronkelijke ve Jong & De Kogel (1977); Beijersbergen getaties relatief snel plaats maken voor & During (1980); Van den Hoven & andere. Figuur 2 illustreert het 'opgaan, Mooren (1980); Slim & Dirkse (1984) en blinken en verzinken' van een aantal van Nienhuis (1983). deze soorten. Vergelijkbare processen hebben zich na het droogvallen af Vegetatieontwikkeling gespeeld in de voormalige Zuiderzee, Na de afsluiting van de Grevelingen tra Lauwerszee en elders in Zuidwest- den enorme veranderingen op. De nog Nederland. onbegroeide en nu drooggevallen platen De ingezaaide delen laten een in kregen snel een plantendek. Het aantal verhouding langzame ontwikkeling van plantesoorten nam toe van ca. tien tot de vegetatie zien. Nog steeds is het een enige honderden. De meeste nieuwe vormige patroon van de rijtjes- of ruitjes- soorten, waaronder veel windversprei- gewijze inzaai hier en daar waar te ne ders, vestigden zich in de eerste onstui men en binnen deze ingezaaide matrix is f ,/ "" mige jaren. Daarna verliep de ontwikke ook de soortensamenstelling van de Foto 2. Schapen in de inzaaiing op de ling veel kalmer (fig. 1). spontane vegetatie nog relatief eenzij Stampersplaat; juli 1972. Het eerst vestigden zich de soorten dig. Langzamerhand heeft zich hier een Sheep in the sown area on the island of die direct reageerden op de voe aantal soorten gevestigd dat 's zomers Stampersplaat; July 1972. Foto J. H. Smit- op veel plaatsen het aspect bepaalt: o.a. tenberg. dingsstoffen die na het droogvallen ver sneld beschikbaar kwamen. Zeeraket Klein streepzand (Crepis capillaris), Ge (Cakile maritima) en Loogkruid (Salsola woon biggekruid (Hypochaeris radicata), kali) verschenen op stuifruggen en op Herfstleeuwetand (Leontodon autumna- door zand overstoven vloedmerk. Ver lis) en Kleine leeuwetand (L. saxatilis). spreid op het slik groeiende pollen En Daarnaast beginnen hier een aantal gels slijkgras vormden met behulp van zeldzame plantengemeenschappen een het stuivende zand evenzovele duintjes. rol te spelen. Op sommige plaatsen is, Allerlei soorten Ganzevoet (Chenopodi- naast het ingezaaide Rood zwenkgras, um), Melde (Atriplex) en windversprei- het aspect van Duindoorn (Hippophae ders als Kruiskruid (Senecio), Paarde rhamnoides) en Kruipwilg (Salix repens) bloem (Taraxacum), Melkdistel (Son- overheersend. chus), Fijnstraal (Erigeron) en Wilge Op de (niet-ingezaaide) oeverzo roosje (Epilobium) maakten gebruik van nes tenslotte, ontwikkelden zich relatief de plotseling veranderde milieuomstan- 1969 70 71 72 73 74 75 76 77 soortenrijke vegetaties, vooral als gevolg digheden. Reeds aanwezige vegetaties van allerlei overgangen in abiotische om Fig. 1. Jaarlijkse toename van het aantal van Schorrekruid (Suaeda maritima), standigheden. Hier komen zeldzame nieuwe plantesoorten op de Hompelvoet maar ook van Gewoon kweldergras (Puc- soorten voor, aanvankelijk nog ruimte na het droogvallen in 1971. cinellia maritima) ontwikkelden zich lijk gescheiden, maar geleidelijk steeds Annual numbers of new plant species on zeer uitbundig. De drooggevallen slik meer in kenmerkende combinaties. Een the island of Hompelvoet after embank- ken raakten begroeid met vegetaties van ment in 1971. aantal daarvan behoort tot het Dwerg- halofyten, waarin Zeekraal, Schorre- biezenverbond, andere tot bij voorbeeld kruid, Schijnspurrie (Spergularia), het Knopbiesverbond en het Zeevet- Kweldergras (Puccinellia) en Zulte muurverbond. (Aster tripolium) een belangrijke rol Naast de opvallende zeldzame speelden. Waar de voormalige slikken Herfstbitterling (Blackstonia perfoliata Fig. 2. Voorbeeld van de globale vegetatie nog onder invloed van het zoute water ontwikkeling op het voormalige schor van subsp. serotina) (foto 3) die zich na de stonden (bijvoorbeeld opgestuwd door de Hompelvoet na het droogvallen in 1971. eerste vestiging (Beijersbergen & Slim, de wind), konden deze vegetaties zich Example of the vegetation development on 1976) enorm uitbreidde, is Ruige anjer the former salt marsh of the island of Hom handhaven en zelfs uitbreiden; waar op (Dianthus armeria) (Slim, 1983b) (foto pelvoet after embankment in 1971 (genera- het voormalige schor het zout snel uit- iized, not all species included). 4) een bijzondere verschijning in de Gre velingen. Sinds 1979 wordt deze in Ne derland zeldzaam geworden anjersoort .£ 80 op de Veermansplaat in grote aantallen aangetroffen. De soort was tot nu toe co 60 J vooral bekend van op het zuiden geëx- poneerde taluds van binnendijken in Ruw beemdgros Zeeland. De omstandigheden op de Veldbeemdgras nieuwe vindplaats zijn nogal verschil Gestreepte witbol lend van de reeds bekende. Waarschijn lijk bevordert de extensieve begrazing het voorkomen. 71 72 73 "71 75 76 121 %. vegetaties van halofyten Hl-25 permanente proefvlakken voormalig sciior steiger vegetaties van zowel halofyten als glycofyten woning spontane vegetaties van glycofyten schuur vegetaties van meer ruderale aard (broedvogel kolonies e. d.) /:•' ingezaaid grasland- mPt rood zwenkgras en t-oms l ni)fls i idicjras vnl. op stuifrijqiji n aangeplante hi'lm -ïnins /,' biestarwegras Fig. 3. Globale vegetatlekaart van de Hom- pelvoet, kort na de afsluiting. Generalized vegetation map of the island of Hompelvoet, shortly after the dam construction was completed. Tenslotte moet nog Kleverige ogentroost (Parentucellia viscosa) (foto 5) worden genoemd (Van Haperen & De Kogel, 1981). Deze nieuwe soort voor Nederland werd tot voor kort als niet- inheems beschouwd, maar heeft zich in de Grcvelingen permanent gevestigd. 2e komt vooral voor in de flauw aflopende oeverzone op de overgang tussen zout- zoet en nat-droog. De soort is ook wel in het Veerse Meer aanwezig geweest, maar daar komen de vereiste groeiplaats- omstandigheden niet voor omdat er een plaat) van de schelpenlaag. Ook werd de Foto 3. Herfstbitterling (Blackstonia perfo- geheel ander waterregime wordt ge schelpenfractic op enkele plaatsen op liata subsp. serotina). handhaafd. mechanische wijze verwijderd en in ho Yellow-wort. Foto J. W. G. van Osch. Figuur 3 geeft als voorbeeld de ve pen gezet.