Rug01-002224449 2015 0001 Ac
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
1 Textiel en/in architectuur Louis De Mey Promotoren: prof. dr. Bart Verschaffel, dr. ir.-arch. Maarten Van Den Driessche Begeleiders: Stefaan Vervoort, Maarten Liefooghe, Pieter-Jan Cierkens, dr. ir.-arch. Christophe Van Gerrewey Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de ingenieurswetenschappen: architectuur Vakgroep Architectuur en Stedenbouw Voorzitter: prof. dr. ir. Arnold Janssens Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2014-2015 DEEL 1- INLEIDING: Textiel in verhouding tot architectuur INLEIDING: TEXTIEL EN ARCHITECTUUR 3 MARGINALISERING VAN TEXTIEL BINNEN DE ARCHITECTUURDISCIPLINE 3 RELEVANTIE VAN TEXTIEL VOOR ARCHITECTUUR 3 THEORETISCHE OMKADERING 5 VISUELE CONTEXTUALISERING 5 Architectuur 5 Textielontwerp en Design 5 Beeldende kunsten 5 TEXTUELE CONTEXTUALISERING 6 Textiel als centraal onderzoeksthema 7 De ‘Bekleidung’-Metafoor 7 Het taboe 8 Teksten als onderdeel van een discours/oeuvre 8 WAT MET KLEDING 9 DE METAFOOR VAN DE TWEEDE HUID 9 KLEDIJ ALS TIENDE TEXTIELTYPOLOGIE 9 MODE EN TRENDS 9 2 INLEIDING: T EX T IEL EN ARCHITECTUUR Het gebruik van textiel in architectuur komt zeer vanzelfsprekend over, en is alomtegenwoordig. Toch vormt het bespreken van textieltoepassingen binnen het kader van architectuur een niet zo geëxploreerd onderwerp. De textielelementen waarover deze masterproef zal spreken, zijn eeuwenoud en beladen met betekenis. Er bestaan echter er nog geen studies die dit onderwerp concreet adresseren. Deze masterproef zal de rijkdom van deze textielelementen trachten duidelijk te maken, alsook wat ze kunnen betekenen voor de architectuur. Marginalisering van textiel binnen de architectuurdiscipline Om te beginnen is textiel een materiaal dat dermate alledaags is, dat we er amper aandacht aan besteden. We herkennen en erkennen de pracht en praal van luxueuze stoffen als fijne zijde en brokaat wel, maar de kwaliteiten die een simpel weefsel of breisel bezit zien we al te vaak niet. Het is een materiaal dat een zekere tijdelijkheid uitstraalt, en daardoor al te vaak als inwisselbaar wordt beschouwd. Architecten beschouwen het als een onderdeel van de inrichting, de aankleding van het interieur, dat als trendgevoelig wordt beschouwd. Omdat architectuur in wezen draait om een vorm van permanentie, waarop de notie van trends veel trager inwerkt, schuwen vele ontwerpers dit trendgevoelige onderwerp. Textiel is dan ook op vele vlakken de antithesis van architectuur.2 Architectuur wordt vaak als het permanente en het gefundeerde beschouwd, terwijl textiel licht, vrij en veel tijdelijker is. Daarnaast was het produceren van textiel in het Westen en vele culturen daarbuiten tot voor kort hoofdzakelijk een vrouwenzaak en heeft het daardoor een genderspecifieke bijklank gekregen. Het creëren van textiel wordt in vele culturen als metafoor gesteld voor het scheppen van een wereld. 3 De vrouw verweeft de familiebanden zoals de draden op haar weefgetouw. Deze connotatie ligt aan de oorsprong van de vrouwelijke bijklank die ook de installatiekunst tot recent had. Hier schept de kunstena(a)r(es) letterlijk een mini-wereld om zijn boodschap over te brengen en het is dan ook niet verwonderlijk dat vele installatiekunstenaars textiel als uitdrukkingsmiddel gebruiken in hun kleine universums. Het thema van textiel is dan ook in de kunstwereld in de loop van de twintigste eeuw gebruikt in vele oeuvres die een zeer feministische boodschap brengen zoals in het werk van Louise Bourgeois en Joana Vasconcelos. De architectuurwereld wordt daarentegen tot op heden hoofdzakelijk gedomineerd door mannelijke ontwerpers. Het is pas recentelijk dat er een bredere belangstelling is ontstaan en grondig onderzoek wordt verricht naar het werk van architectes als Charlotte Perriand en Lina Bo Bardi. Het mag duidelijk zijn dat het aan vrouwen gelinkte domein van het interieur, en dus ook alles wat met textiel te maken heeft, lange tijd onbestudeerd is gebleven binnen de architectuurtheorie. In dit inleidend deel van deze masterproef zal de bestaande literatuur uiteengezet worden en worden geëvalueerd, zodat dit taboe binnen de architectuurtheorie al snel duidelijk zal worden. Relevantie van textiel voor architectuur Niet alleen kijken we niet op van het meeste textiel, maar wat een specifieke textielconfiguratie toevoegt aan een ruimte valt al helemaal buiten onze dagdagelijkse bewuste waarneming. Doordat we er niet bij stilstaan en ons, zowel waarnemer als ontwerper, niet voldoende van de eigenschappen van textiele configuraties bewust zijn, benutten we de capaciteiten van textiel vaak slechts voor een klein deel of zijn we er zelfs helemaal niet mee bezig. De associaties die de vele combinaties van materialiteit en configuratie bezitten, zorgen voor rijke betekenislagen die kunnen worden toegevoegd aan een ruimte. 1 Magnus af Petersens, The visual Poetry of Richard Tuttle, in Richard Tuttle, I Don’t Know. The Weave of Textile Language, Tate Publishing, Londen, 2014, p. 73-78. 2 Albers, Anni. „The Pliable Plane: textiles in Architecture.” Perspecta The Yale Architectural Journal 4, 1957. 3 Vandenbroeck, Paul. Azetta - Berbervrouwen en hun kunst. Brussel: Ludion, 2000. 3 Zo toont deze masterproef een interesse niet enkel voor een materiaal binnen een specifieke context, maar ook een fascinatie voor de grenzen van de architectuurdiscipline. Zonder ergens specifiek te willen duiden waar ‘architectuur’ dan wel zou ophouden, toont dit werk dat het textiele element duidelijk een buitenbeentje is binnen de architectuurcontext. Dit overlappingsgebied van verschillende domeinen wordt in dit eerste, inleidende deel uiteengezet. De paradox die de onderbelichting van dit alledaags onderwerp inhoudt, krijgt weerwerk in deel drie. Het textielgebruik van architecten wordt voornamelijk gezien als aankleding en opsmuk, terwijl hier duidelijk gemaakt zal worden dat dit een essentieel onderdeel van architectuur kan zijn. In dit deel worden drie architectuurpraktijken belicht, die een specifieke en uitgesproken omgang met textiel hebben. Het oeuvre van Adolf Loos, Mies van der Rohe en Rem Koolhaas wordt herlezen in functie van deze materialiteit, waardoor we niet alleen ontdekken hoe verschillend deze omgang is, maar ook hun visie en conceptie van architectuur vanuit een andere hoek belicht zien. Deze drie-eenheid toont ons de verschillende strategieën voor de omgang met textiel in het conceptualiseren van hun architectuur. Ze verschaffen ons visies op deze omgangsvormen en concrete voorbeelden, en is in zijn geheel mogelijks zelfs op te vatten als een catalogus aan mogelijke strategieën voor een ontwerper. Bij het onderzoeken van deze case-studies ontstond de nood aan een breed referentiekader van de connotaties die de verschillende textielconfiguraties met zich meedragen. Er is dan ook voor gekozen om de studie naar de toepassing van textiel door architecten te laten voorafgaan door de opbouw van een referentiekader voor textielconfiguraties. Hiervoor wordt een topologie opgesteld van alle textielelementen die hun invloed uitoefenen op de ruimte errond. Het gaat hier om de specifieke en unieke eigenschappen die textiel in een bepaalde configuratie bezit, en de ruimtelijke nuances die het kan genereren. Uit dit referentiekader volgen een hele reeks connotaties die textiel in een ruimte kan opwekken en een reeks handelingen die textiel kan verrichten. Aan de hand van dit referentiekader kunnen we gefocust kijken naar de strategieën waarmee de drie onderzochte architecten de verschillende textielelementen toepassen. 4 THEORETISCHE OMKADERING De thematiek van deze masterproef wordt in deel II en deel III op een verschillende manier onderzocht, met respectievelijk ook een andere nadruk in het bronnengebruik. Zoals verderop duidelijk zal worden, bestaan er weinig studies die het toepassingsgebied van textiel binnen de architectuur onderzoeken. Daardoor wordt hier geopteerd voor het gebruik van een alternatief soort bronnen, namelijk beeldende kunst in deel II en case-studies uit drie architectuuroeuvres in deel III. Dit stelt de mogelijkheid om aan de hand van voorbeelden stellingen te poneren. Hieronder wordt dan ook het onderscheid gemaakt tussen de visuele context van textiel, die bestaat uit architectuurontwerpen, textielontwerp en de beeldende kunsten, en de theoretische context, die bestaat uit essays over het thema. V isuele contextualisering Architect uur In de vergelijking van het textielgebruik binnen de drie architectuurpraktijken van Adolf Loos, Mies van der Rohe en Rem Koolhaas wordt hun respectievelijke praktijk herlezen, waarbij gefocust wordt op de incorporatie van textiel. Deze drie discours zijn gekozen om verschillende redenen, uiteraard allereerst omwille van de expliciete positie die textiel krijgt toebedeeld bij elk van de drie architecten. Adolf Loos heeft niet alleen veel architectuur gerealiseerd, hij was ook een bezield schrijver die allerhande onderwerpen adresseerde en ons dus rechtstreeks zijn visie heeft nagelaten op vele onderwerpen. Een van de onderwerpen waar hij een aantal essays aan wijdde is namelijk de relatie die hij zag tussen architectuur en textiel. Zijn visie op deze relatie is gebaseerd op de theorieën van Gottfried Semper, die deze een halve eeuw vroeger schreef. De teksten van Loos en Semper zijn dan ook haast de enige die dit onderwerp zo expliciet adresseren. Ludwig Mies van der Rohe is de tweede, maar heeft ons in tegenstelling tot Adolf Loos geen letter over zijn textielgebruik nagelaten. De reden waarom hij dan wel een interessant figuur