BRUMMEN O Gemeentebeschrijving
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BRUMMEN o gemeentebeschrijving Monumenten Inventarisatie Project provincie GELDERLAND MONUMENTEN INVENTARISATIE "PROJECT Ten geleide Het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) is een landelijk opgezet project met het doel om in betrekkelijk korte tijd - 5 jaar - een inventarisatie te verkrijgen van bouwkunst en stedebouw uit de periode 1850-1940. De uitvoering van het project wordt verzorgd door de provin- cies. In Gelderland heeft de provincie de Stichting MIP-Gelderland opgericht, die belast is met de uitvoering van het project. In Gelderland wordt het MIP uitgevoerd conform de Gelderse streekplan- indeling: Midden-Gelderland, Oost-Gelderland, Veluwe en Rivierenland. Binnen deze inventarisatiegebieden wordt per gemeente geïnventariseerd. Het eindprodukt, waarover de gemeenten de beschikking krijgen, bestaat uit 3 rapporten, te weten een regiobeschrijving, een gemeentebeschrijving en een inventarisatierapport. In de reqiobeschriivinq wordt op hoofdlijnen een schets gegeven van ontwikkelingen die bepalend zijn geweest voor de ruimtelijke kwaliteit, i.c. bouwkundige en stedebouwkundige karakteristieken, uit de periode 1850-1940 in het inventarisatiegebied. Het betreft veelal ontwikkelingen en karakteristieken die behalve van lokaal belang ook een boven-lokaal belang vertegenwoordigen. In de qemeentebeschriiving, die kan worden beschouwd als een verfijning die betrekking heeft op een deel van het grondgebied van de regiobe- schrijving, worden op beknopte wijze de voornaamste historisch-geografi- sche, sociaal-economische, bouwkundige en stedebouwkundige ontwikkelingen uit de periode 1850-1940 weergegeven. In dit verband dient hoofdstuk 4.5. Karakterisering geïnventariseerde bebouwing afzonderlijk te worden genoemd. Het betreft een hoofdstuk dat als "schakel" fungeert tussen het beschrijvende en het inventarisatie- gedeelte, te weten het inventarisatierapport. Het inventarisatierapport voorziet in een beknopte weergave per gemeente van de gebouwde omgeving uit de periode 1850-1940 in de vorm van objecten en complexen op basis van de uitgewerkte MlP-formulieren. Hoewel de 3 rapporten afzonderlijk kunnen worden gelezen, verdient het aanbeveling het inventarisatiegedeelte niet los te zien van het beschrij- vende gedeelte en omgekeerd. ..2/ provincie GELDERLAND Blad : 2 Betreft : Ten geleide (vervolg) Met betrekking tot het gebruik van de MlP-eindprodukten dient het volgende te worden opgemerkt. Bij schrijven d.d. 21 september 1989 - nr. WZ89.59395 - WZ/CE404 is de provincie Gelderland accoord gegaan met de samenwerkingsovereenkomst, zoals opgesteld van rijkswege bij schrijven d.d. 11 augustus 1989, nr. U- 172.612, inzake de uitvoering van het Monumenten Inventarisatie Project in Gelderland. In artikel 8 van bedoelde overeenkomst is het gebruik van de eindpro- dukten geregeld. Dit artikel luidt als volgt: "Artikel 8. Gebruik eindprodukten 1. De Provincie is evenals de Rijksdienst ook nadat de eindprodukten als bedoeld in artikel 1, leden a t/m e (*) zijn opgeleverd gerechtigd deze eindprodukten, geheel of gedeeltelijk voor eigen gebruik aan te wenden, te vermenigvuldigen of te publiceren, dan wel, al dan niet tegen financiële vergoeding, voor gebruik aan derden beschikbaar te stellen. 2. De Provincie maakt met derden die zij bij de uitvoering van het Project betrekt zodanige afspraken, dat hen niet de bevoegdheid toekomt, bv. door een beroep op hun toebehorende auteursrechten, in het in het eerste lid omschreven gebruik, geheel of gedeelte- lijk te beletten of te belemmeren. 3. De Rijksdienst en de Provincie bevorderen de totstandkoming van openbare publicaties over jongere bouwkunst en stedebouw uit de periode midden 19e eeuw - Tweede Wereldoorlog." Wij verzoeken u bij het gebruik van de eindprodukten de geraadpleegde bron(nen) te vermelden. GEMEENTEBESCHRIJVING GEMEENTE BRUMMEN - 2 - INHOUDSOPGAVE blz. : 1. INLEIDING 3 2. BODEMGESTELDHEID EN GRONDGEBRUIK 7 3. INFRASTRUCTUUR 12 4. NEDERZETTINGSSTRUCTUUR 14 4.1. Algemeen 14 4.2. Functionele ontwikkelingen - periode 1800-1850 14 - periode 1850-1900 - periode 1900-1940 4.3. Stedebouwkundige structuur: - Brummen 16 - Eerbeek - Empe - Hall - Leuvenheim - Verspreide bebouwing 4.4. Ontwikkelingen na 1940 19 4.5. Karakterisering geïnventariseerde bebouwing 20 4.6. Typologie uitbreidingen gemeente Brummen 1850-1940 22 4.7. Bijzondere gebieden 23 GERAADPLEEGDE ARCHIEVEN/BIBLIOTHEKEN, KAARTMATERIAAL EN LITERATUUR 25 - 3 - 1. INLEIDING De gemeente Brummen bevindt zich in het inventarisatiegebied Veluwe en heeft een oppervlakte van 8.508 hectare. De gemeente Brummen bestaat uit de hoofdkernen Brummen en Eerbeek, alsmede de kernen Empe, Hall en Leuvenheim (zie afbeelding 1). De gemeente Brummen bestaat uit het grondgebied van de voormalige marken Empe, Tonden, Voorstonden, Oeken, Hall, Eerbeek, Coldenhove, Rhienderen, Cortenoever, Brummen en Leuvenum (zie afbeelding 2). In 1863 heeft een grenswijziging met de gemeente Zutphen plaatsgevonden, waarbij de bewoningsconcentratie De Hoven aan de gemeente Zutphen is toegevoegd. De oostgrens van de gemeente Brummen valt grotendeels samen met de IJssel, de Oude IJssel en de Hoendernesterbeek. De gemeente Brummen grenst aan de gemeenten Rheden, Rozendaal, Apeldoorn, Voorst, Zutphen, alsmede aan de de overzijde van de IJssel aan de gemeenten Vorden en Steenderen. De gemeente Brummen is in de periode 1850-1940 een overwegend agrarische gemeente gebleven, gelegen binnen de (stedelijke) invloedsferen van Arnhem, Zutphen en Apeldoorn. Rond Eerbeek concentreerde zich de papierfabricage. Deze is daar nog steeds van groot belang. Langs de IJssel werd baksteenfabricage aangetroffen. Op 1 januari 1990 telde de gemeente Brummen 20.782 inwoners. - 4 - Afbeelding 1 Gemeente Brummen omstreeks 1868 GEJLEÜNTE RrM ÏTM. PRÖVErCXE KtiLaatrala 6em.een.to itgave van Hu;o Suxmgar t-. Leeuwarden &emcexitc 8UTS JBtmdera. 6300 jTtrooners . - 5 - Afbeelding la Gemeente Brummen omstreeks 1868 GEMEEXTE BRUMME2T S»2. PR.OVTNCIE GELDERLAND. Kadastrale GEMEENTE HALL. GKMEENTE HALL. BRÜMMINC. a: U7JJBu~2c,.. f wn Hugo Soringar te Lecnardea. - 6 - Afbeelding 2 Indeling in dorpsgebieden en gemeenten - 7 - 2. BODEMGESTELDHEID EN GRONDGEBRUIK Gedurende de Saale-ijstijd zijn brede landijslobben in zuidelijke richting doorgedrongen, onder meer ter plaatse van het IJsseldal. Ten westen van deze ijslob zijn hoge stuwwallen opgeworpen. Na de Saale- ijstijd bleef een diep dal achter. In de smeltwatervlakte op de oostelijke stuwwalhelling werden grove, grindhoudende zanden afgezet door beken en fijnere zanden door de wind (Weichselien). Hier bevinden zich lager gelegen dekzandgebieden met stagnerende waterafvoer. Sommige beken stromen thans ondergronds en komen als sprengen aan de opper- vlakte. Een groot deel van het ten oosten hiervan gelegen gebied is vanouds stroomgebied van de IJssel geweest. Deze rivier heeft op diverse plaatsen verlande geulen achtergelaten. Langs de huidige rivierloop heeft zich sinds het Holoceen een stelsel van oeverwallen en stroom- ruggen gevormd (zie afbeelding 3). Achter de oeverwallen is een strook komgrondgebied ontstaan op plaatsen met stagnerende waterafvoer. I - 8 - I Afbeelding 3 Geomorfologische kaart gemeente Brummen I I I I I TONDEN I VOORSTONDEN I HALL::::::::::::::^>EKEN I r—CORTENOEVER -A I RHIENDEREN. ::::EERBEEK I BRUMMEN COLDENHOVE I :: jLEUVENHEIM I 1 KM I 11 j 1 | | stuwwal met grove zanden I 1; ; ; ; ;1 stuwwalhelling met overwegend zand en grind I J j oude bouwlandgronden I —i I 1 oeverwallen met zavel en lichte klei I komgronden met zware klei I I - 9 - Het bodemgebruik in de periode 1850-1940 heeft betrekking op de stuwwal, de stuwwalhelling, de oude bouwlandgronden, de oeverwallen en de komgronden. Het stuwwalgebied heeft tot omstreeks 1855 tot de marken van Hall en Eerbeek behoord. Het gebied werd in de loop van de 18e en 19e eeuw bebost, deels om zandverstuivingen tegen te gaan, deels ten behoeve van de houtwinning voor de papierfabricage. In het stuwwalgebied zijn voorts sprengen benut als krachtbron voor de papierfabricage. Ook in het stuwwalhellinggebied werden beken afgetapt ten behoeve van de papierfabricage. De hellingzone kende een gevarieerd bodemgebruik met afwisselend heide nabij Hall (Empese en Tondense hei, Eerbeekse en Hallse hei), lager gelegen grasland (Eerbeekse hooilanden) en enige akkerbouw (nabij de oude bouwlandgronden). Heide en akkerbouw in dit gebied zijn grotendeels verdwenen. Akkers worden nog aangetroffen op de oude bouwlandgronden en op de oeverwallen. Men heeft er vooral rogge en aardappelen geteeld, alsmede haver en boekweit (omstreeks 1900 verdwenen). De komgrondgebieden zijn als grasland in gebruik. Hier bevinden zich nog resten van broekbossen. In de uiterwaarden werd klei gewonnen ten behoeve van de baksteenfabricage. Grootgrondbezit heeft een rol van betekenis gespeeld in de gemeente Brummen. De grootgrondbezitters beschikten over de middelen om de papierfabricage te initiëren. Bij de verkoop van Huis Eerbeek (1890- 1895) werd 500 hectare aan particulieren verkocht. De markeverdeling heeft zich voltrokken tussen 1827 (Tonden) en 1936. Pas in 1936 heeft de gemeente de laatste marketerreinen bij Empe opgekocht ten behoeve van een werkverschaffingsproject. Karakteristiek voor de hoogtegesteldheid van het terrein is de stuwwal, die enkele tientallen meters boven het gebied uitsteekt (afbeelding 4). De stuwwal is overwegend blokvormig verkaveld. Het overtollige water stroomt via de Leuvenheimse Beek, Rhienderensche Beek, Oekense Beek, Eerbeekse Beek, de Voorstondensche Beek en kleinere beken in de IJssel