Inleiding Inhoudsopgave
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Inleiding Veel leerlingen op het vmbo ervaren een grote afstand tot de politiek. Ze vinden politiek vaak moeilijk en ze hebben niet het idee dat ze zelf invloed uit kunnen oefenen. ProDemos ontwikkelt speciaal voor deze doelgroep eenvoudige en activerende werkvormen. In deze reader presenteren wij een Best of: onze tien leukste werkvormen voor het vmbo. Elke werkvorm is beschreven in een korte instructie waarin u informatie vindt over het leerdoel, de duur, de wijze van uitvoering en het benodigde materiaal. Bij een aantal werkvormen zijn werkbladen toegevoegd, of we verwijzen voor materiaal naar onze website. U kunt nog meer werkvormen op onze website vinden. Gebruik daarvoor deze url: www.prodemos.nl/Voor-scholen/Lesmateriaal Inhoudsopgave Pagina 1. Democratie of dictatuur? 4 2. Zoekplaat grondrechten 6 3. De lijn van links naar rechts 9 4. Een politieke partij oprichten 15 5. Politieke bingo 20 6. Van wetsvoorstel tot wet 22 7. Hoe oefen ik invloed uit? 26 8. Protesteren kun je leren 30 9. Politieke taalquiz 34 10. Naar het stembureau 37 3 1. Democratie of dictatuur? Korte omschrijving werkvorm: De leerlingen gaan aan de slag met kenmerken van democratie en dictatuur. Door deze kenmerken aan verschillende landen te koppelen, leren ze wat deze kenmerken zijn en zullen ze deze gaan herkennen. Leerdoelen: Leerlingen leren wat de kenmerken van een democratie en van een dictatuur zijn. Ze kunnen deze kenmerken ook toepassen. Duur: 20 minuten Wat doet u? Stap 1 Verdeel de klas in tweetallen. Deel het werkblad uit. Stap 2 Leg de opdracht uit. Elk tweetal heeft een werkblad. Op dit werkblad staan vijf kenmerken van een democratie en vijf kenmerken van een dictatuur. Daaronder staan tien landen. Bij elk land staat een korte uitleg. Vraag de leerlingen te bedenken bij welk kenmerk dit verhaal hoort. Is het een kenmerk van democratie of van dictatuur? En om welk kenmerk gaat het dan? Stap 3 Kijk de opdracht klassikaal na. Vraag telkens een ander groepje om het gegeven antwoord hardop voor te lezen. Benodigd materiaal: U heeft voor elke leerling een werkblad nodig. Dit werkblad vindt u op de volgende pagina. 4 Werkblad: Democratie of dictatuur? Stap 1: Er zijn vijf kenmerken van democratie en van dictatuur. Zie het schema hieronder. Democratie Dictatuur 1) MACHT Macht bij het volk Macht bij één persoon 2) VERKIEZINGEN Vrije verkiezingen Geen verkiezingen of oneerlijke verkiezingen 3) RECHTSPRAAK Recht op een eerlijk Je kunt zomaar in de proces gevangenis gegooid worden 4 )MENINGSUITING Vrijheid van Je moet uitkijken met meningsuiting; kranten wat je zegt; kranten mogen schrijven wat ze worden gecontroleerd willen door de overheid 5) OVERHEID De overheid moet zich De overheid mag alles ook aan regels houden Stap 2: Hieronder staan tien landen. Geef bij elk land aan of je te maken hebt met een democratie of een dictatuur. Geef vervolgens aan om welk kenmerk het gaat. 1. Saoedi-Arabië: De koning en zijn familie hebben alle macht. 2. Noord-Korea: Bij de nationale verkiezingen gaan alle stemmen naar de politieke partij van de leider. 3. Rusland: Mensen met kritiek op de regering krijgen geen eerlijk proces. 4. Zwitserland: Burgers mogen meestemmen over alle wetten. 5. Verenigde Staten: Iemand schrijft in een krant dat hij vindt dat president Obama erger is dan Hitler. 6. China: Voor de aanleg van een dam moeten twee miljoen mensen verhuizen. Mensen mogen niet protesteren. 7. Nederland: Je mag de overheid aanklagen als je het niet eens bent met een beslissing. 8. Cuba: Je mag in de krant geen slechte dingen schrijven over de overheid. 9. België: Iedereen mag een partij oprichten om mee te doen aan de verkiezingen. 10. Groot-Brittannië: Rechters zijn onafhankelijk en mogen niet beïnvloed worden. 5 2. Zoekplaat grondrechten Korte omschrijving werkvorm: De leerlingen krijgen een zoekplaat te zien waarin een aantal artikelen uit de grondwet herkenbaar worden weergegeven. De meeste artikelen zijn vrij eenduidig weergegeven, waardoor de leerlingen zeker een paar artikelen kunnen herkennen. Leerdoel: Leerlingen leren een aantal grondrechten die in onze grondwet beschreven staan. Duur: 20 minuten Wat doet u? Stap 1 U deelt de klas op in twee- of drietallen. Elk groepje krijgt van u een zoekplaat. De opdracht kan ook individueel gedaan worden, maar dat heeft niet de voorkeur. In groepjes gaan de leerlingen namelijk hardop in gesprek over wat ze zien en dat heeft meerwaarde. Stap 2 U legt de opdracht uit. Elk groepje probeert zoveel mogelijk artikelen uit de grondwet te herkennen in de tekening. Ze schrijven op welke grondwetsartikelen ze denken te zien. Hiervoor krijgen ze ongeveer 10 minuten de tijd. Stap 3 Met de hele klas bespreekt u de antwoorden. U kunt bijvoorbeeld alle groepjes om de beurt een artikel laten noemen die ze herkend hebben. Nadat alle groepjes zijn geweest, kunt u inventariseren of er nog artikelen gevonden zijn die nog niet zijn genoemd. En – in het geval dat niet alles is gevonden – kunt u zelf nog een aanvulling geven. Benodigd materiaal: De zoekplaat. De zoekplaat staat afgebeeld op de volgende pagina. Op de daaropvolgende pagina vindt u een overzicht van alle artikelen die in de zoekplaat te herkennen zijn. 6 7 Antwoordmodel zoekplaat grondrechten De volgende artikelen zijn te zien in de zoekplaat: 1. Artikel 1: Gelijkheidsbeginsel Er staat een agent bij twee jongeren die met graffiti hebben gespoten op de muur. Ze zien er verschillend uit. Als ze hetzelfde gedaan hebben, dan hoort de agent ze op gelijke wijze te behandelen. (Dit artikel is vrij moeilijk te herkennen in de zoekplaat.) 2. Artikel 4: Kiesrecht, iedereen mag stemmen Voor het stemhokje staan drie heel verschillende mensen in de rij. 3. Artikel 5: Petitierecht Midden onder is een man een pak handtekeningen aan het verzamelen. 4. Artikel 6: Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging Op de tekening zijn verschillende uiterlijke kenmerken van een geloofsovertuiging te zien: een non met kruisje, een man met keppeltje en een vrouw met hoofddoekje. 5. Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting, waaronder vrijheid van drukpers Voor de muur met graffiti loopt een krantenbezorger. 6. Artikel 8: Vrijheid van vereniging In één van de huizen huist het bestuur van een voetbalclub, zie spandoek. 7. Artikel 9: Vrijheid van vergadering en betoging Er is een groep mensen aan het demonstreren met spandoeken. 8. Artikel 17: Vrije toegang tot rechter Links op de tekening is een soort rechtbank te zien. 9. Artikel 23: Onderwijs, waaronder vrijheid van onderwijs Rechts op de tekening is een school te zien met daarop de symbolen van twee geloofsovertuigingen. 10. Artikel 42: Onschendbaarheid koning en ministeriële verantwoordelijkheid Vlak bij de fontein knipt de koning een lintje door, wat staat voor het feit dat de macht niet bij hem ligt, maar dat hij vooral een ceremoniële rol heeft. 11. Artikel 50: Er is een volksvertegenwoordiging Linksonder zijn drie zetels uit de Tweede Kamer te zien. 12. Artikel 53: Geheime stemming Het stemhokje op de zoekplaat heeft een gordijntje en er staat een verbodsbordje op voor het maken van foto’s. 13. Artikel 114: De doodstraf kan niet worden opgelegd Linksboven is een galg te zien die buiten gebruik is. 8 3. De lijn van links naar rechts Korte omschrijving programmaonderdeel Met deze werkvorm gaat u met de leerlingen in gesprek over liberale en sociale standpunten. Aan de hand van standpunten wordt een lijn gevormd van links naar rechts. Leerlingen kiezen hun plek op de lijn. Ze zullen zo ervaren dat ze in sommige standpunten meer naar links bewegen, in andere meer naar rechts. Leerdoel De leerlingen kunnen na afloop uitleggen wat de begrippen links en rechts inhouden. Leerlingen denken na over hun eigen mening ten opzichte van de standpunten. Leerlingen krijgen inzicht in verschillende visies op sociaaleconomisch beleid. Duur 20 minuten Wat doet u? Stap 1 Ga met de leerlingen in een grote halve kring zitten. In uw hand heeft u een stapel stellingen. Vertel dat jullie het vandaag over politiek gaan hebben. Vraag aan de leerlingen of zij weten wat politiek is. Vraag ook of ze weten wat politiek met hen te maken heeft. Stap 2 Laat een aantal leerlingen aan het woord en kom tot de conclusie dat politiek het besturen van het land is, en dat bijna alles wat er in Nederland gebeurt te maken heeft met politiek. Naar school gaan, winkeltijden, je bijbaantje, politie op straat, alles heeft te maken met politiek. Stap 3 Lees de eerste stelling voor en vraag wie het met de stelling eens is. ‘De belastingen in Nederland zijn veel te hoog’. Stap 4 Kies een leerling uit die het eens is met de stelling en laat hem of haar uitleggen waarom hij dat vindt. Vraag daarna aan de leerling of hij in de rechterhoek van het lokaal wil gaan staan met de stelling. Stap 5 Lees vervolgens de volgende stelling voor en vraag wie het met de stelling eens is. ‘De overheid moet opkomen voor mensen met een laag inkomen.’ Stap 6 Kies een leerling uit die het eens is met deze stelling, en laat hem of haar uitleggen waarom hij dat vindt. Vraag door, u kunt ook een andere leerling deze vragen laten beantwoorden. 9 Hoe moet de overheid opkomen voor lagere inkomens? Waarom moet de overheid opkomen voor mensen met een laag inkomen? Stap 7 Vraag de leerling of hij met de stelling in de linker hoek van het lokaal wil gaan staan met de stelling. Stap 8 Vraag aan de klas waarom u de leerlingen tegenover elkaar heeft gezet. Als de leerlingen het antwoord niet weten kunt u vragen stellen om de leerlingen zo op weg te helpen. - Wat doet de overheid met belastingen? - Wat betekent het als er minder belasting wordt betaald? Leg uit dat lage belastingen een rechts standpunt is.