Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) Pardon Scopingnota

Gemeente

26 mei 2020

Project Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) Pardon Document Scopingnota Versie 1 Datum 26 mei 2020 Referentie 17-262

Adres Gemeente Kampenhout - Ruimtelijke ordening & stedenbouw Gemeentehuisstraat 16 1910 Kampenhout

Telefoonnummer: 016/65 99 05 E-mail: [email protected]

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING EN DOELSTELLING 7

1.1 Reikwijdte 8 1.2 Detailleringsniveau 8 1.3 Leeswijzer scopingnota 8

2 SITUERING VAN HET PLANGEBIED EN ALTERNATIEVEN 9

2.1 Afbakening plangebied 9 2.1.1 Macroniveau- ligging in de ruime omgeving 9 2.1.2 Mesoniveau- ligging t.o.v. het centrum 9 2.1.3 Microniveau- ligging op perceelsniveau 10 2.2 Actuele situatie 12 2.2.1 Onderhoudsgarage Pardon 12 2.2.2 Healthcenter 13 2.3 Planvoornemen 14 2.3.1 Doorkijk naar de toekomst 14 2.3.2 Afweging t.o.v. andere vestigingen of sites 16

3 INRICHTINGSVOORSTEL 19

3.1 Inrichtingsvoorstel uit de startnota 19 3.2 Wijzigingen in de scopingnota 20

4 RELATIE MET HOGERE PLANNIVEAUS 23

4.1 Plannen op Vlaams niveau 23 4.1.1 Gewestplan 23 4.1.2 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) 25 4.1.3 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos 27 4.1.4 Mobiliteitsvisie 2020 De Lijn 28 4.2 Plannen op provinciaal niveau 28 4.2.1 Provinciaal Structuurplan (PRS) Vlaams-Brabant 28 4.3 Plannen op gemeentelijk niveau 32 4.3.1 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Kampenhout 32 4.3.2 Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen 37

4.4 Conclusie 38

5 EFFECTENBEOORDELING 39

5.1 RVR-toets 39 5.2 Onderzoek MER-plicht 39 5.3 Alternatieven 40 5.3.1 Nulalternatief 40 5.3.2 Uitvoeringsalternatieven 40 5.3.3 Locatie-alternatieven 41 5.4 Referentiesituatie 41 5.5 Bodem 41 5.5.1 Studiegebied en referentiesituatie 41 5.5.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van planwijzigingen 43 5.6 Water (grondwater en oppervlaktewater) 44 5.6.1 Studiegebied en referentiesituatie grondwater 44 5.6.2 Effectenbeoordeling (grondwater) naar aanleiding van de planwijzigingen 46 5.6.3 Studiegebied en referentiesituatie oppervlaktewater 48 5.6.4 Effectenbeoordeling (oppervlaktewater) naar aanleiding van planwijzigingen 50 5.6.5 Conclusie discipline water 51 5.7 Biodiversiteit (fauna en flora, beschermde gebieden) 51 5.7.1 Studiegebied en referentiesituatie 52 5.7.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen 56 5.8 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 57 5.8.1 Studiegebied en referentiesituatie 57 5.8.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijziging 58 5.9 Lucht 59 5.9.1 Studiegebied en referentiesituatie 59 5.9.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van planwijzigingen 61 5.10 Geluid 62 5.10.1 Studiegebied en referentiesituatie 62 5.10.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen 65 5.11 Mens- ruimtelijk-functionele aspecten 66 5.11.1 Studiegebied en referentiesituatie 66 5.11.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen 67 5.12 Mens- mobiliteit 67 5.12.2 Bereikbaarheidsprofiel van de bestaande toestand 69 5.12.3 Mobiliteitsprofiel - bestaande toestand 75 5.12.4 Effectbeoordeling – bestaande toestand 77 5.12.5 Beoordeling mobiliteitseffecten – bestaande toestand 78 5.12.6 Bereikbaarheidsprofiel – nieuwe toestand 80 5.12.7 Mobiliteitsprofiel – nieuwe toestand 81 5.12.8 Effectbeoordeling – nieuwe toestand 81 5.12.9 Conclusies mens-mobiliteit 82

5.13 Mens- hinder en risico’s 83 5.13.1 Studiegebied en referentiesituatie 83 5.13.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen 84 5.14 Mens - Gezondheid 85 5.14.1 Studiegebied en referentiesituatie 85 5.14.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen 86 5.15 Synthese van de te verwachten milieueffecten met bijhorende milderende maatregelen 86 5.16 Cumulatieve effecten 87 5.17 Grensoverschrijdende effecten 87

6 RESULTAAT PUBLIEKE RAADPLEGING 89

6.1 Adviezen 89 6.1.1 Provincie Vlaams-Brabant 89 6.1.2 Agentschap Innoveren en Ondernemen 90 6.1.3 Agentschap Landbouw en Visserij 91 6.1.4 OVAM 91 6.1.5 Agentschap Wegen en Verkeer 92 6.2 Reacties 92 6.2.1 Algemeen 92 6.2.2 Effecten op de omgeving 94

Laatste pagina 103

Bijlage(n) Aantal pagina's

1

INLEIDING EN DOELSTELLING

Garage Pardon (en intussen ook het health center Go-Fit met dans- en fitnesslessen) bevindt zich in het gebied tussen de Stationsstraat en de Van Beethovenlaan te Kampenhout. Garage Pardon kent een historische ontwikkeling waarbij de fundamenten van het bedrijf gelegd werden tijdens de jaren 1970 toen de autogarage werd gebouwd. Deze eenmanszaak groeide uit tot een volwaardige autogarage met toonzaal en onderhoudsruimte. Waar het oorspronkelijk vooral de uitbating van een onderhoudsgarage voor personenwagens betrof, evolueerde de activiteit steeds verder naar een onderhoudsgarage voor vrachtwagens. Vandaag betreft de uitbating nog uitsluitend het onderhoud van vrachtwagens voor het merk VOLVO en is de exploitatie verhuurd aan Volvo Truck Center Kampenhout. Een gedeelte van de gebouwen is ingericht als garagewerkplaats, een gedeelte doet dienst voor opslag en kantoren en een groot deel van het terrein is verhard en bebouwd in functie van de garageactiviteiten.

Het health center Go-Fit en de balletschool zijn intussen ook al jarenlang een begrip in Kampenhout en omstreken. Het health center is gevestigd in het pand aan de Stationsstraat waarin verschillende soorten fitness, groepslessen en danslessen worden aangeboden. Het gebouw behoorde vroeger tot de onderhoudsgarage, maar is sinds de heropbouw na een brand in gebruik door het health center.

Desondanks het jarenlange bestaan en de exploitatie van beide ondernemingen, zijn deze op dit moment volgens het geldende gewestplan gelegen in agrarisch gebied. De ondernemingen zijn derhalve zonevreemd gelegen. De gemeente Kampenhout is bijgevolg voornemens een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) op te stellen voor de sites gelegen aan de Van Beethovenlaan 23 en de Stationsstraat 32 t.e.m. 36, 1910 te Kampenhout. Het doel van het voorgenomen RUP bestaat erin bestaanszekerheid te creëren voor de bestaande bedrijven en daarbij ook op planologisch vlak en op het gebied van vergunningen de mogelijkheid te bieden om binnen het plangebied de bedrijfsvoering en -ruimte te optimaliseren en her in te richten. Met andere woorden, de activiteiten worden geoptimaliseerd binnen een vastgesteld correct juridisch kader. Het RUP kan daarenboven de afbakening vastleggen waarbinnen de activiteiten mogen plaatsvinden en stelt voorwaarden onder de vorm van stedenbouwkundige voorschriften. Dit komt niet enkel de bedrijfsvoering ten goede, maar door de voorwaarden die worden opgelegd wordt er werk gemaakt van een optimalisatie van het bestaande ruimtegebruik op een ruimtelijk kwalitatieve wijze.

In 2008 werd gestart met het sectoraal RUP ‘Zonevreemde bedrijven (vastgesteld in 2010). Het voornemen was om de onderhoudsgarage Pardon en het healthcenter GO-Fit hierin mee te nemen, tot besloten werd dat beide bedrijfsgebouwen opgenomen zouden worden in het in 2009 opgestarte RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Kampenhout’. De procedure van het RUP ‘Lokaal bedrijventerrein’ werd echter niet tot het einde doorlopen, waardoor de vooropgestelde planologische correctie voor beide ondernemingen niet gerealiseerd werd. Het RUP ‘Lokaal bedrijventerrein’ bestreek een grotere oppervlakte dan het RUP waarvoor deze startnota wordt opgemaakt. Het onderhavige nieuwe RUP handelt uitsluitend over de reeds ontwikkelde bedrijvenzone van de onderhoudsgarage en het healthcenter. Hierdoor wordt geen claim gelegd op het volledige binnengebied tussen Haachtsesteenweg, Stationsstraat, Van Beethovenlaan en de Rood-Kloosterstraat zoals wel voorzien was in het gemeentelijk RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Kampenhout’.

7 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 1.1 Reikwijdte

Het plangebied is gelegen in het hart van een zone begrensd door de Van Beethovenlaan, de Rood- Kloosterlaan, de Haachtsesteenweg en de Stationsstraat te Kampenhout. Het plangebied omvat enkel de percelen met reeds bestaande vestigingen waarvoor een bestemmingswijziging vereist is. De open ruimte ten oosten van het plangebied wordt niet binnen de contour opgenomen. Hierdoor is er geen uitbreiding van de activiteiten en infrastructuur mogelijk buiten de grenzen van het plangebied in agrarisch gebied, maar wordt wel de herindeling op de in gebruik zijnde terreinen mogelijk gemaakt.

Zie hoofdstuk 2. Situering van het plangebied en alternatieven voor de beschrijving van de ligging van het plangebied.

1.2 Detailleringsniveau

Het detailleringsniveau van het ruimtelijk uitvoeringsplan zal als volgt zijn: - Eén algemeen bestemmingsvoorschrift voor het bedrijventerrein waarin de bedrijven worden toegelaten; - Overdruk voor bestaande recreatieve functies; - Bijzondere aandacht voor de overgang en kwalitatieve ruimtelijke inpassing naar de omliggende gebieden; - De maximale perceel grootte moet worden vastgelegd; - De maximale bebouwingsgraad moet worden vastgelegd; - De maximale verhardingsgraad en aanwezigheid van groen/buffer op het terrein - Andere inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces, maar kunnen hier nog niet beschreven worden.

1.3 Leeswijzer scopingnota

Het geïntegreerde planningsproces voor de opmaak van een RUP bestaat uit vijf fasen, waarbij het resultaat telkens geconsolideerd wordt in een van de volgende documenten: 1. Een startnota; 2. Een scopingnota; 3. Een voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; 4. Een ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; 5. Een definitief gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het RUP Pardon zit in de fase scopingnota. Deze scopingnota bouwt verder op de startnota en omvat de bevindingen uit het voortschrijdend inzicht. De adviezen, reacties en resultaten van lopend overleg op basis van de startnota werden verwerkt in deze scopingnota (zie Hoofdstuk 6. Resultaat publieke raadpleging) die vervolgens de basis vormt voor het verdere verloop van het geïntegreerde planningsproces. De scopingnota beschrijft ook de aspecten die in het milieu effecten onderzoek of in het ruimtelijk onderzoek verder aangevuld of onderzocht moeten worden. Op vraag van Team Mer werd de scopingnota verder aangevuld en aangepast. Deze aanpassingen zijn in voorliggende nota gemarkeerd.

In het laatste hoofdstuk (6.) worden de adviezen en de reacties behandeld. Naar aanleiding van de ontvangen adviezen en reacties werden een aantal onderdelen gewijzigd en werd het onderzoek uitgebreid. Er werd bovendien een mobiliteitsstudie opgemaakt in functie van het in kaart brengen van de huidige verkeerssituatie en de bestaande knelpunten waarbij rekening wordt gehouden met de toekomstige situatie (= bestaande situatie) met mogelijke verkeersmaatregelen tot gevolg.

8 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 2

SITUERING VAN HET PLANGEBIED EN ALTERNATIEVEN

2.1 Afbakening plangebied

2.1.1 Macroniveau- ligging in de ruime omgeving

De aanvraag is gesitueerd in de gemeente Kampenhout, centraal gelegen in de provincie Vlaams-Brabant en ten noordoosten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tot de aangrenzende gemeentes behoren , (Elewijt), , (Erps-Kwerps) en . De meest nabijgelegen steden zijn , Mechelen, en op een afstand tussen 8 en 12 km. De gemeente Kampenhout bestaat uit de deelgemeentes Nederokkerzeel, Buken, Relst en Berg en vormt het hart van de witloofstreek.

Afbeelding 2.1 Ligging op macroniveau (bron: GRB op www.geopunt.be)

2.1.2 Mesoniveau- ligging t.o.v. het centrum

De locatie van de percelen is min of meer centraal gelegen in de gemeente Kampenhout met een afstand tot het centrum van ongeveer 600 meter. De dorpskern bevindt zich ten westen van het plangebied. De primaire ontsluiting van de onderhoudsgarage Pardon gebeurt via de Van Beethovenlaan. Aan deze zijde bevindt zich het centrum van de activiteiten van de garage. Het terrein van de garage wordt tevens in het zuiden ontsloten langs de Stationsstraat, welke echter nog zelden als ontsluiting gebruikt wordt. De ontsluiting van het healthcenter GO-Fit gebeurt uitsluitend via de Stationsstraat. Zowel de Van Beethovenlaan als de Stationsstraat ontsluit vlot op de Haachtstesteenweg, een gewestweg (N21) gelegen tussen en Brussel. Ter hoogte van Kampenhout-Sas wordt de Haachtstesteenweg gekruist door de gewestweg tussen

9 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 Mechelen en Leuven (N26). In de omgeving van deze kruising bevinden zich zowel een belangrijke kleinhandelsconcentratie als een bedrijvenconcentratie. In het centrum van Kampenhout bevinden zich verschillende lokale activiteiten gaande van schoolvoorzieningen en kleinhandel tot diensten en vrije beroepen. Doordat de ontsluiting van de garage voornamelijk gebeurt via de Van Beethovenlaan en de Rood-Kloosterlaan naar de Haachtstesteenweg, wordt het centrum nauwelijks beïnvloed door het bedrijfsverkeer van de onderhoudsgarage. Het verkeer dat wordt aangetrokken door het health center en de balletschool is enkel lokaal verkeer, waar het centrum van de gemeente beperkt hinder van ondervindt.

Afbeelding 2.2 Ligging op mesoniveau (bron: GRB op www.geopunt.be)

Afbeelding 2.3 Luchtfoto van de ligging op mesoniveau (Bing kaarten)

2.1.3 Microniveau- ligging op perceelsniveau

De bedrijven zijn gelegen in het hart van een zone begrensd door de Stationsstraat, de Van Beethovenlaan, de Rood-Kloosterlaan en de Haachtsesteenweg. In het westen sluit het projectgebied aan bij een woonlint (Stationsstraat en deel van de Van Beethovenlaan). Ten oosten, noorden en westen wordt het perceel begrensd door agrarische percelen.

Het stratenpatroon in de omgeving doet zich voor in een typisch historisch gegroeide lintbebouwing waarbij binnen de woonclusters nog open ruimte aanwezig is, meestal ingevuld als tuin. Langs de overzijde van de Van Beethovenlaan bevinden zich voornamelijk paardenweides, agrarische percelen en enkele woningen. De Rood-Kloosterlaan en de Guido Gezellelaan ten noordoosten van de site vormt een residentiële woonwijk die werd verkaveld op 27 september 1966. De Van Beethovenlaan vormt een belangrijke ontsluitingsweg tussen deze residentiële wijk en het centrum van Kampenhout. Ten oosten is sprake van een open kouter die wordt gebruikt voor landbouwdoeleinden.

10 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 Afbeelding 2.4 Ligging op microniveau (bron: GRB op www.geopunt.be)

Afbeelding 2.2.5 Ligging op microniveau (bron: luchtfoto 2019; Google maps)

Afbeelding 2.6 Ligging op microniveau anno 1970-1990 (bron: luchtfoto 1979-1990; Geopunt)

11 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 De percelen zijn kadastraal gekend onder de 1ste afdeling, sectie D nrs. 665A6, 665B6, 665C6, 665E6, 665H5 en 665Z5. Het eigendom behoort toe aan de familie Pardon.

Afbeelding 2.6 Kadastrale ligging (bron: Infragis)

2.2 Actuele situatie

2.2.1 Onderhoudsgarage Pardon

Het terrein is nagenoeg volledig bebouwd en/of verhard in functie van de garageactiviteiten. Een gedeelte van de gebouwen is ingericht als garagewerkplaats, een gedeelte doet dienst voor opslag en kantoren. De garageactiviteiten bevinden zich voornamelijk binnen het bedrijfsgebouw.

De primaire toegang tot de site verloopt langs de Van Beethovenlaan. Het bedrijfsgebouw is langs deze zijde voorzien van grote garagepoorten die toegang bieden voor de vrachtwagens. Ter hoogte van de Van Beethovenlaan bevindt zich een verharding, dienstig als toegang tot de gebouwen en als parking voor het stallen van vrachtwagens in afwachting van hun onderhoud. Ook de personenwagens van de werknemers en bezoekers worden op deze verharding gestald. De voormalige toonzaal en de spuitcabine van Pardon wordt ontsloten via de (secundaire toegang aan) Stationsstraat.

Onderhoudsgarage Pardon Kampenhout maakt intussen deel uit van een netwerk van Volvo Group in Nederland en België. Naast de vestiging in Kampenhout beschikt de Volvo Group over nog twee andere vestigingen in de rand rond Brussel (Ruisbroek) en in Mechelen (Duffel). De vestigingen werken in principe autonoom. In Kampenhout is het klantenbestand afkomstig van heel Vlaams-Brabant en Brussel en een klein aandeel komt uit de provincie Antwerpen en Limburg.

In Kampenhout worden volgende activiteiten voorzien: - Verkoop Volvo trucks - Aankoop en verkoop tweedehands trucks - Onderhoud & herstellingen van (lege) trucks - Depannage dienst 24/24: uitsluitend voor trucks met technische problemen. - Verhuur korte en lange termijn

12 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 - Tacho-ijking (alle merken) en snelheidsbegrenzers - Ultramoderne remmentestbank - Dynafleet montage in alle merken

Vestiging Kampenhout heeft 16 medewerkers. De personeelsleden wonen op een gemiddelde afstand van 10 kilometer tot het bedrijf. Zij komen voornamelijk met de wagen. Af en toe wordt gebruik gemaakt van het openbaar vervoer en de fiets. Gezien de historisch gegroeide garageactiviteiten en het huidige bedieningsniveau van het bedrijf kan men toch concluderen dat het hier gaat om een bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf.

Verkavelingsvergunningen Er zijn geen verkavelingen gelegen binnen het plangebied.

Stedenbouwkundige vergunningen Tabel 2.1 Bouwvergunningen die verleend werden i.f.v de garage Pardon

Datum vergunning vergunning voor op naam van

09/11/1976 Bouwen van woning met afzonderlijk schrijnwerkerij IMBERECHTS (ref.137/AB/4669/76)

06/02/1979 Oprichten van een auto-toonzaal PARDON (ref. 137/AB/12095/78)

29/01/1980 Oprichten van een auto-toonzaal (geldig tot 29/01/1981) PARDON

25/01/1983 Plaatsen opslagplaats PARDON (ref.137/AB/7849/82)

26/04/1986 Plaatsen van een hoogspanningscabine PARDON

05/05/1987 Bijbouwen van werkplaats (met bouwovertreding) PARDON (ref.137/AB/10527/95)

16/11/1994 Toonzaal met burelen en opslagruimte (met IMBERECHTS (ref.137/AB/13012/94) bouwovertreding: groter gebouwd, bestemmingswijziging)

05/06/2001 Weigering regularisatie toonzaal & burelen schrijnwerkerij + IMBERECHTS (ref.137/AB/103023/01) herstellen toestand parking

Er mag gesteld worden dat de huidige bebouwing hoofdzakelijk vergund is: het wederrechtelijk groter uitvoeren van de autoherstelplaats betreft een kleine oppervlakte die geen afbreuk doet aan de hoofdzakelijk vergunde toestand van het bedrijf. De verharding achteraan de loods is gedeeltelijk benut als noodzakelijke toegang en manoeuvreerruimte tot de bedrijfsgebouwen en derhalve niet vergunningsplichtig (art. 3.1, eerste lid, 8° Vrijstellingsbesluit). Voor de parking geldt de vergunningsplicht wel. Voor het uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten is de noodzaak van een parking vlakbij het bedrijfsgebouw niet aanwezig, wel handig. Ingeval de parking niet zou bestaan dan kan het bedrijf nog altijd zijn exploitatie uitvoeren. Derhalve kan besloten worden dat het bedrijf en de bedrijfsactiviteiten hoofdzakelijk vergund zijn.

Milieuvergunningen Milieuvergunningen op naam van PARDON: - 16/10/1994 tot 01/09/2011: milieuvergunning klasse 2 (gedeeltelijk geweigerd) - 16/03/1995: beslissing BD (goedkeuring voor verfspuitinstallatie/weigering stookinstallatie) - 16/12/1995: beroep tegen deze gedeeltelijke weigering - 17/02/1997: verduidelijking vergunningsvoorwaarden door dienst Leefmilieu bevestigd door CBS

2.2.2 Healthcenter

Het healthcenter bevat de vestiging van fitnessketen GO-Fit en verhuurt onder aan balletschool Attitude. Het terrein is grotendeels bebouwd en/of verhard in functie van de fitness- en balletschool. Het overige gedeelte van het terrein is onverhard. In het gebouw zijn alle faciliteiten ten behoeve van de fitness en ballet aanwezig. Het verharde terrein dient als verkeersruimte en parkeerplaats, het onverharde gedeelte als bufferzone.

13 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2

De toegang tot de site verloopt via de Stationsstraat. Bij het oprijden van het terrein bevindt de parkeerplaats zich aan de rechterkant, aan de linkerkant is nog een onderdeel van onderhoudsgarage Pardon gelegen (voormalige toonzaal en de spuitcabine).

Healthcenter GO-Fit Healthcenter GO-Fit heeft naast Kampenhout ook vestigingen in Mechelen en . In Kampenhout vinden de volgende activiteiten plaats: - Sportspecifieke training - Trainingen gericht op afvallen - Groepslessen - 50 + fitness - Tiener fitness - Trainingen gericht op revalidatie en rugklachten - Welness & Beauty (trilplaat)

Balletschool Attitude Balletschool Attitude heeft naast Kampenhout geen andere vestiging. De activiteiten van de balletschool zijn als volgt: - Kleuterballet - Klassiek ballet - Jazzballet - Modern ballet

Balletschool Attitude heeft 3 medewerkers. De personeelsleden wonen respectievelijk 4, 8,3 en 19 kilometer van het bedrijf. Zij komen voornamelijk met de wagen, af en toe wordt gebruik gemaakt van de fiets.

Stedenbouwkundige vergunningen - 20/07/1994: het bouwen van een toonzaal met burelen en opslagruimte - 11/02/2001: regularisatie toonzaal en burelen schrijnwerkerij + herstellen toestand parking

2.3 Planvoornemen

Zoals eerder besproken zijn beide ondernemingen zonevreemd gelegen in agrarisch gebied. De gewenste situatie is een planologische correctie, welke tot doel heeft de toekomst van de ondernemingen veilig te stellen op planologisch en vergunnings-juridisch vlak. Het omzetten van agrarisch gebied naar een bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf met een overdruk voor de bestaande recreatieve functies via een gemeentelijk RUP kan voldoende kansen en garanties bieden voor het behoud van beide ondernemingen en de mogelijke herindeling van de bedrijfsactiviteiten van garage Pardon. Hierdoor kunnen de bestaande gebouwen en infrastructuur gewijzigd, vernieuwd of geherstructureerd worden middels het aanvragen van een vergunning én waar het bestemmingsplan en bijhorende voorschriften dit toelaat. Dergelijke herstructurering biedt de kans om het geheel beter te bufferen en landschappelijk in te kaderen.

2.3.1 Doorkijk naar de toekomst

Op langere termijn wenst de aanvrager de mogelijkheden te behouden om de onderhoudsgarage verder te ontwikkelen, en waar noodzakelijk aan te passen aan eventueel wijzigende evoluties in de sector. Deze heroriëntatie van de bedrijfsactiviteiten vereist enkele aanpassingen op bouwkundig vlak (bv: vergroten poortopening voorzijde gebouw). De wens is om alle activiteiten van de onderhoudsgarage te situeren gericht naar de Van Beethovenlaan, en dus de activiteiten die nu via de Stationsstraat worden ontsloten, te verplaatsen. Hieronder wordt verder verduidelijkt dat het gaat om een optimalisatie van de bestaande ondernemingen binnen de grenzen van het plangebied en niet het uitbreiden van de activiteiten en infrastructuur.

14 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 Regularisatie bouwwerken Op korte termijn wenst de aanvrager aan de hand van het RUP een aantal vergunningsplichtige werken te regulariseren. Deze werken werden uitgevoerd zonder dat hiervoor de nodige vergunningen werden verkregen. Een normale bedrijfsvoering zou echter mogelijk gebleven zijn ook wanneer deze werken niet uitgevoerd waren. Gezien een vergunningsaanvraag zou plaatsvinden alvorens twee RUP’s definitief vast te stellen (zowel RUP zonevreemde bedrijven als RUP lokaal bedrijventerrein), ontbrak de stedenbouwkundige bestendiging van de bestemming waarin de stedenbouwkundige werken zich zouden bevinden. Niettegenstaande dat er na de bestemmingswijziging ook effectief een vergunningsaanvraag dient te worden gedaan voor de regularisatie van deze delen, rekening houdende met het nieuwe plan en voorschriften.

Verdwijnen inrit aan Stationsstraat De bedrijfsactiviteiten die via de Stationsstraat ontsloten zijn, zijn de voormalige toonzaal en de spuitcabine. Bij het herstructureren van de site en het verplaatsen van deze activiteiten naar de Van Beethovenlaan, zal ook de inrit aan de Stationsstraat naar deze bedrijfsonderdelen van de onderhoudsgarage komen te vervallen. Aan het verwijderen van deze inrit zal in dit geval dan ook een termijn worden gesteld.

Realisatie groenbuffer ter plaatse van huidige bebouwing Er dient een groenbuffer te worden gerealiseerd in functie van de scheiding tussen de bedrijfssite enerzijds en het aanpalende woongebied en agrarisch gebied anderzijds. Voor de delen van de huidige bebouwing die in de toekomstige bufferzone liggen zal een overgangsmaatregel worden opgenomen, welke zou inhouden dat op het moment dat de delen worden afgebroken, deze plaats maken voor de voorziene groenbuffer. Aan het realiseren van deze groenbuffer zal een termijn worden gesteld. Zoals aangehaald door het Agentschap Innoveren en Ondernemen zal er rekening worden gehouden met de betrokken ondernemingen zodat hun functioneren op geen enkel moment verhinderd wordt.

Verdwijnen overdruk voor recreatieve functies De overdruk voor bestaande recreatieve functies zal verdwijnen op het moment dat het healthcenter GO-Fit en de balletschool Attitude ophouden te bestaan en er geen andere fitness-, ballet- of dansschool zich in het pand vestigt. Vanaf dat moment zal ook voor dit deel de onderliggende bestemming ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf’ van kracht worden. De uiteindelijke nabestemming nadat zowel het health center als de garageactiviteit worden stopgezet zal agrarisch gebied zijn. Zoals aangehaald door het Agentschap Innoveren en Ondernemen zal er rekening worden gehouden met de betrokken onderneming zodat het functioneren op geen enkel moment verhinderd wordt (bv: overgangsmaatregel bij aanleg groenbuffer). Indien de oranje overdruk verdwijnt, dan verdwijnt ook de inrit naar het gebouw waarin het healthcenter GO-Fit en de balletschool Attitude is/was gevestigd. De ontsluiting van de ganse site verloopt vanaf dan enkel nog via de Van Beethovenlaan.

Verantwoording van de gewenste wijzigingen De gevraagde wijzigingen kaderen vooral in een optimalisatie van de terreinen van garage Pardon en het healthcenter. De activiteiten van garage Pardon waren origineel georiënteerd naar de Stationsstraat maar door de uitbreidingen van de laatste jaren zijn de activiteiten zo goed als volledig georiënteerd naar de Van Beethovenlaan. De voormalige toonzaal en de spuitcabine zijn nog georiënteerd op de Stationsstraat. Ongeveer 3x per dag wordt nog langs de Stationsstraat toegang genomen tot het bedrijf. Met de optimalisatie van garage Pardon zal ook de situatie van healthcenter GO-Fit en balletschool Attitude heroverwogen worden.

Met deze aanvraag wenst de bedrijfsleider van de onderhoudsgarage Pardon de activiteiten beter te bundelen. Voor de onderhoudsgarage zal de Van Beethovenlaan gebruikt worden als primaire ontsluiting en de Stationsstraat als secundaire ontsluiting. De secundaire ontsluiting zal op termijn verdwijnen. Hinder voor de woonomgeving van de Stationsstraat wordt hierdoor verminderd. Dit is met het intekenen van de woonkavels aan de Stationsstraatzijde van de kavel ook zeer wenselijk. De Stationsstraat is voor de fitness en ballet de enige ontsluiting en zal logischerwijs gehandhaafd blijven. Deze ontsluiting verdwijnt op het moment dat de fitness en ballet hun activiteiten niet langer voortzetten. Verdere eventuele hinder voor de omgeving zal beperkt worden door de optimalisatie van het bedrijventerrein en de aanleg van de groenbuffers.

15 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 Bijkomende redenen om het healthcenter te behouden zijn: - Er is voldoende parkeergelegenheid, zodat er niet op straat geparkeerd wordt; - Gelegen dichtbij de dorpskern (recreatieve voorzieningen dichtbij de kern); - Gemakkelijk te bereiken voor zwakke weggebruikers (goede fiets- en voetgangersverbindingen); - Gemakkelijk te bereiken met het openbaar vervoer (bushalte dichtbij, station Haacht dichtbij); - Weinig tot niet storend voor de omgeving.

2.3.2 Afweging t.o.v. andere vestigingen of sites

Zoals eerder aangehaald gaat het hier over een historisch gegroeid bedrijventerrein van de familie Pardon. Jarenlang zijn hier investeringen gebeurd die de activiteiten op de huidige site ondersteunen. Van de aanwezige ondernemingen zal de huidige toestand ook niet gewijzigd worden. De bedrijven beschikken over voldoende oppervlakte om haar activiteiten te kunnen uitvoeren. Er is dan ook geen vraag of noodzaak naar een uitbreiding van het huidige terrein Zoals eerder aangehaald, werkt zowel de onderhoudsgarage, de fitness als de balletschool autonoom binnen het netwerk waar de bedrijven bij zijn aangesloten, hebben de bedrijven hun eigen klantenbestand en een eigen actieradius. Het uitbreiden van andere vestigingen van beide bedrijven biedt geen alternatief voor de onderhavige vestigingen in Kampenhout.

Naar aanleiding van de adviezen en inspraakreacties werd nagegaan waar in de bedrijvenzone Kampenhout- Sas nog ruimte beschikbaar is voor het herlokaliseren van de garage Pardon.

Het betreft: • Site naast Lidl (1); • Site van Elia (2); • Covee site (3);

Afbeelding 2.7 Situering van de beschikbare bedrijfsruimte in Kampenhout-Sas

1 2

3

16 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2

Deze locaties zijn gelegen in het gebied waarvoor in 2015 het provinciaal RUP “Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas” werd opgemaakt.

Afbeelding 2.8 Situering van de beschikbare bedrijfsruimte in RUP Kampenhout-Sas

2 1 3

Volgens het grafisch plan vallen de hierboven vermelde terreinen/sites onder de voorschriften van:

Art. 2: Gemengd regionaal bedrijventerrein §1 Bestemming: Het gebied is bestemd voor bedrijven van regionaal belang1 met een van de volgende hoofdactiviteiten: • productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen; • onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. • op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;

Reconversiezones A1 en A2 Dit betreft specifieke bestemmingsvoorschriften zoals onder andere het opmaken van een inrichtingsstudie. Voor de zone A1 is er reeds een inrichtingsplan opgemaakt door de intercommunale Haviland en de gemeente Kampenhout. Er werd reeds een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor de wegenis- en rioleringswerken ten behoeve van de ontwikkeling van het gebied. Binnen de zone A1 wordt de mogelijkheid ingeschreven om een specifieke niche van regionale bedrijvigheid binnen de regio te kunnen opvangen. Het gaat om regionale bedrijven met een beperkte ruimte-inname maar een regionaal werkingsgebied (vb. hoogtechnologische bedrijven).

Conclusie Noch Garage Pardon als Go-Fit vallen te plaatsen onder de bovenvermelde hoofdactiviteiten. Go-Fit zou onder een nevenbestemming van het PRUP kunnen vallen als complementaire functie (sportfaciliteit - zie toelichting bij artikel 2). Bovendien behoort Garage Pardon tot de typologie van een lokaal historisch gegroeid bedrijf en past deze niet onder regionaal bedrijventerrein. Een lokaal bedrijf is een be- en verwerkend bedrijf dat wat schaal betreft aansluit bij de omgeving en beperkt is van omvang (=definitie Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen). De vestiging werd initieel dan ook opgenomen in zowel het “RUP Zonevreemde bedrijven” (definitief vastgesteld) als “RUP Lokaal bedrijventerrein” (niet vastgesteld). Er werd onder andere in de reacties uit de publieke raadpleging verwezen naar de herlokalisatie van het bedrijf Van Bellinghen. Dit is echter een bedrijf met als hoofdactiviteit de opslag en verkoop van bouwmaterialen en voldoet thans aan de hoofdbestemming van de bestemming gemengd regionaal bedrijventerrein in het PRUP ‘bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas’.

1 Een regionaal bedrijf heeft economische activiteiten die de schaal van hun omgeving overschrijden.

17 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 De onderhoudsgarage Pardon en bijbehorende fitness zijn historisch ontstaan op het huidige perceel. Familieleden van de familie Pardon zijn dan ook nog steeds tewerkgesteld in de huidige garage. Aangezien men niet de nood noch de vraag heeft om de huidige activiteiten uit te breiden, en de alternatieven nauwelijks voordelen aanbieden, kunnen we concluderen dat er geen valabele alternatieven in de omgeving bestaan.

18 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 3

INRICHTINGSVOORSTEL

3.1 Inrichtingsvoorstel uit de startnota

In de startnota werd een voorstel gedaan tot inrichting van het plangebied. Gezien het RUP de bestendiging van de bestaande functies voor ogen heeft, komt dit plan neer op het behoud van beide bedrijven waarbij meer rekening wordt gehouden met de omliggende functies. De bestaande bedrijven zouden dan ook beter ingepast worden bijvoorbeeld door middel van groenbuffers en het beperken van de ontsluitingen.

Hierbij zouden zowel de onderhoudsgarage Pardon als het health center gelegen zijn binnen de zone ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf’. Daarbij zou het health center gesitueerd zijn in een gebied met overdruk voor ‘bestaande recreatieve functies’. Deze overdruk komt te vervallen op het moment dat de activiteiten in het health center ophouden te bestaan en er geen andere fitness-, ballet-, sport- of dansschool zich in het pand vestigt. Op dat moment wordt de bestemming van de onderliggende ‘zone voor bedrijvigheid’ van kracht. Het woongebied zoals bestemd door het Gewestplan Halle-Vilvoorde- zal worden behouden, maar wordt mee opgenomen in de contour van het plangebied, zodat er een groenbuffer van 3 meter kan voorzien worden tussen de woonzone en de zone voor bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf.

Afbeelding 3.1 Inrichtingsvoorstel uit de startnota

19 | 103 | RUP | Pardon Scopingnota_versie 2 3.2 Wijzigingen in de scopingnota

Naar aanleiding van verder ontwerpend onderzoek, de inspraakreacties en adviezen werd het inrichtingsvoorstel voor het RUP gewijzigd. De plancontour werd behouden.

Afbeelding 3.2 Contour van het plangebied in de scopingnota (Fase 1)

Net zoals in het inrichtingsvoorstel van de startnota wordt de mogelijke woonontwikkelingen langs de zijde van de Stationsstraat mogelijk gehouden door het behoud van het woongebied.

Het plangebied ten noorden van de woonzone krijgt de functie ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf’. Deze zone is bestemd voor het behoud van de huidige historische gegroeide bedrijfsactiviteiten, waaronder carrosseriewerkzaamheden en herstel van mechanische voertuigen met bijbehorende opslagruimte. Binnen deze zone worden de oppervlakte en volume van de huidige constructies vastgelegd zodat, bij een eventuele herstructurering, een uitbreiding niet mogelijk is. De ontsluiting is vastgelegd op het grafisch plan ter hoogte van de Van Beethovenlaan.

Deze zone voor historisch gegroeid bedrijventerrein wordt omringd door een ‘groenstrook voor bedrijventerrein’ in overdruk, waar ook de visueel gesloten buffer in verwerkt zal zijn. Deze buffer is ten minste 5m breed ten opzichte van het agrarisch gebied en 3m naar de andere gebieden. In de groenstrook voor bedrijventerrein zullen geen nieuwe gebouwen (bij een eventuele herorganisatie) opgetrokken kunnen worden. Binnen deze groenstrook zal het mogelijk zijn om toegangswegen en brandwegen aan te leggen, personenwagens te parkeren in waterdoorlatende verharding en werken uit te voeren in functie van de waterhuishouding. Deze groenstrook met daarin de visueel gesloten buffer is zeer belangrijk om de effecten op de omgeving te minimaliseren.

Daarnaast zal het health center gesitueerd zijn in een ’zone voor dagrecreatie’. Binnen deze zone wordt een buffer voorzien van 5m ten opzichte van het agrarisch gebied. De buffer is minstens 80cm hoog, visueel gesloten en beplant met streekeigen groen in de vorm van struikgewas. Deze strook wordt aangevuld door hoogstammige bomen om de 5m.

20 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Wanneer de activiteiten in het health center ophouden te bestaan en er geen andere fitness-, ballet-, sport- of dansschool zich in het pand vestigt zal het gebied wijzigen in ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf’. Dit geldt eveneens voor het ‘bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf’: wanneer er geen andere garageactiviteiten zich vestigen, houdt deze bestemming op met te bestaan en geldt over het hele plangebied de agrarische functie. In feite spreken we binnen dit RUP over 3 fases waarin het plangebied zich verder ontwikkelt. Zie onderstaande afbeeldingen voor fase 2 en 3.

De verdere uitwerking van het grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften zal in het (voor)ontwerp- RUP verder worden uitgewerkt en gedetailleerd.

21 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 3.3 Contour van het plangebied in de scopingnota (Fase 2 - wegvallen zone voor dagrecreatie)

Afbeelding 3.4 Contour van het plangebied in de scopingnota (Fase 3 - wegvallen bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf)

22 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 4

RELATIE MET HOGERE PLANNIVEAUS

4.1 Plannen op Vlaams niveau

4.1.1 Gewestplan

Volgens het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (25) goedgekeurd bij KB van 7 maart 1977, zijn de activiteiten gelegen in de volgende bestemmingen: - onderhoudsgarage Pardon: agrarisch gebied; - healthcenter GO-Fit: deels in agrarisch gebied en deels in woongebied.

Afbeelding 4.1 Gewestplan en GRB, perceelsgrenzen en gebouwen (bron: www.geopunt.be)

Afbeelding 4.2 Aanduiding van het plangebied op het gewestplan (bron: www.geopunt.be)

23 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Voor de zones woongebied en agrarisch gebied gelden de volgende bestemmingsvoorschriften volgens het KB van 28 december 1972:

Tabel 4.1 Bestemmingsvoorschriften volgens het KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen en volgens het KB van 07 maart 1977 houdende vaststelling van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse

Bestemming Bestemmingsvoorschriften

Woongebied De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal- culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5).

Aanvullende Behoudens andersluidende bepalingen in dit besluit, in een door Ons reeds goedgekeurd en niet in voorschriften herziening gesteld bijzonder plan van aanleg, in een behoorlijk toegekende en nog niet vervallen woongebieden verkavelingsvergunning of in een bouwverordening, gelden voor het bouwen van woningen in de door het gewestplan vastgestelde woongebieden volgende voorschriften: binnen de in het gewestplan aangeduide grenzen van de stadscentra van Halle, Vilvoorde en Asse wordt het aantal bouwlagen van de woningen vastgesteld in functie van het bijzonder karakter van de wijk, van de breedte van de straat en van de vloer-grond index van het te bebouwen perceel; het maximum aantal woonlagen mag in geen geval vier woonlagen overtreffen; elders in het gewest is het aantal woonlagen van de woningen ten hoogste twee (artikel 8 §2).

In de aaneen gebouwde gedeelten van steden en gemeenten mag, zonder dat vier woonlagen worden overschreden, van de in het eerste lid, 2, gestelde regel afgeweken worden: door een door Ons goedgekeurd bijzonder plan van aanleg; wanneer in een straat meer dan de helft van de na 1950 opgetrokken woningen meer dan twee woonlagen tellen; in dat geval wordt het maximum aantal woonlagen vastgesteld in functie van het aantal woonlagen van de omringende woningen aan dezelfde kant van de straat.

De in dit artikel gestelde voorschriften zijn niet van toepassing op gronden die vóór de inwerkingtreding van dit besluit gekocht werden als bouwgrond op basis van een stedenbouwkundig attest dat het aantal toegelaten bouw- of woonlagen aanduidt en waarvan de geldigheidsduur nog niet verstreken is. Het maximum aantal woonlagen mag evenwel in geen geval vier woonlagen overtreffen.

Agrarische gebieden De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11).

Omzendbrief van 8 juli 1997 Voor de invulling van woongebieden en agrarische gebieden is de omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, gewijzigd bij omzendbrieven van 25/01/2002 en 25/10/2002. Deze bepalingen hebben geen invloed bij het bepalen van nieuwe planvoorschriften zoals beoogd wordt met de opmaak van dit RUP.

Herbevestigd agrarisch gebied De herbevestigde agrarische gebieden zijn regio’s die komen uit de afbakeningsprocessen in de buitengebied regio’s. Via dit planningsproces werden de bestaande gewestplannen beleidsmatig herbevestigd voor de gebieden van de agrarische structuur. De projectzone is niet gelegen in herbevestigd agrarisch gebied (HAG). De noordzijde van de Van Beethovenlaan grenst wel aan een HAG met de volgende kenmerken:

24 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Regio: Zenne-Dijle-Pajottenland Naam: Landbouwgebied Bergse Heide-Kampenhout Besluit Vlaamse Regering: 23/04/2009 Deelruimte: Deelruimte 3, akker- en tuinbouwgebied rond Kampenhout.

De ontwikkeling van het bedrijventerrein zal geen impact hebben op dit HAG. Er dient geen planologische ruil voorzien te worden.

Advies departement Landbouw en Visserij Het plangebied dat zich in agrarisch gebied bevindt, is al verschillende decennia grotendeels bebouwd en verhard. Het departement Landbouw en Visserij is van mening dat, gelet op de reeds lange aanwezigheid van de bebouwingen en verhardingen binnen het plangebied en gelet op de nagenoeg volledige vertuining1 of verbossing van het agrarisch gebied ten westen van het plangebied, er vanuit landbouwkundig oogpunt geen bezwaren tegen voorgestelde planologische herbestemming zijn. Dit op voorwaarde dat alle vereiste groen- en hemelwaterbuffers binnen het plangebied zelf worden gerealiseerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan, worden de in actief landbouwgebruik zijnde percelen ten oosten van het plangebied niet aangetast en blijft de agrarische structuur daar onveranderd behouden.

4.1.2 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)

Het RSV werd definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 23 september 1997 en in herziening gesteld op 12 december 2003 en 17 december 2010. Het RSV is een wetenschappelijk onderbouwde visie over hoe we in Vlaanderen met onze schaarse ruimte moeten omgaan om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen. Het is sinds 1997 van kracht als kader voor het ruimtelijk beleid. Het structuurplan stelt dat we de resterende open ruimte maximaal moeten beschermen en de steden herwaarderen zodat zij aangename plekken worden om te leven. Deze visie wordt volgens vier invalshoeken uitgewerkt: voor de stedelijke gebieden, het buitengebied, de economische gebieden en de lijninfrastructuur.

Afbeelding 4.3 Schematische weergave van de ruimtelijke visie op Vlaanderen

1 De inname van o.a. agrarisch gebied door andere functies, in het bijzonder de aanleg of gebruik van een tuin in dit gebied. Veelal omzoomd met een afsluiting zodat deze tuin wordt afgesloten van de naastliggende eigendommen.

25 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

In het RSV zijn taakstellingen vervat voor de provincies en de gemeenten. Voor het plangebied zijn volgende relevante elementen uit het RSV van toepassing:

De visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen wordt in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen opgebouwd rond volgende twee uitgangshoudingen: - Nastreven van een duurzame ontwikkeling (ruimtelijke ontwikkeling gebaseerd op draagkracht ruimtelijke ontwikkeling met kwaliteit) - Vlaanderen open en stedelijk.

Deze basisdoelstellingen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen zijn gebaseerd op vier structuurbepalende componenten (vet gedrukt): - Selectief uitbouwen van de stedelijke gebieden en stedelijke netwerken, en gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen; - Behouden en waar mogelijk versterken en uitbreiden van de open ruimte alsook bundelen van wonen en werken in de kernen van het buitengebied; - Concentreren van economische activiteiten; - Optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur en verbeteren van het collectief vervoer.

Deze doelstellingen werden ruimtelijk vertaald in een gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen. Deze legt de krijtlijnen vast voor de realisatie van deze doelstellingen op het terrein.

Ruimtelijk beleid in stedelijke gebieden In het RSV is Kampenhout binnen de Vlaamse Ruit gelegen. De Vlaamse Ruit is een stedelijk netwerk op internationaal niveau; het gebied is van internationaal economisch belang voor Vlaanderen. De buurgemeenten Boortmeerbeek, Haacht, , Kortenberg, Steenokkerzeel en Zemst behoren ook tot de Vlaamse Ruit. Kampenhout valt echter buiten het af te bakenen Vlaams Stedelijk gebied rond Brussel. In gemeenten gelegen binnen dit gebied is het wenselijk het aanwezige stedelijk karakter in het ruimtelijk beleid te continueren. Kampenhout behoort aldus tot het buitengebied.

Ruimtelijk beleid in het buitengebied De gemeente Kampenhout maakt deel uit van het buitengebied. De doelstellingen ten aanzien van dit buitengebied werden in het RSV als volgt omschreven: - De ontwikkelingsmogelijkheden van de structuurbepalende activiteiten en functies (landbouw, bos, natuur, wonen en werken) van het buitengebied moeten worden gegarandeerd. Op deze wijze wordt het buitengebied gevrijwaard voor haar essentiële functies;

26 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 - Bij de ontwikkeling van de structuurbepalende activiteiten en functies van het buitengebied wordt het bestaand fysisch systeem als uitgangspunt gehanteerd. Het ruimtelijk beleid en het milieubeleid worden hierop afgestemd; - De ontwikkeling van wonen, werken en verzorgende functies worden gebundeld in de kernen teneinde een verdere versnippering van het buitengebied te vermijden (= gedeconcentreerde bundeling); - Het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied.

Ruimtelijk beleid voor economische activiteiten Kampenhout is in het RSV niet geselecteerd als economisch knooppunt. Er wordt geopteerd om nieuwe economische activiteiten van regionaal belang en de herlokalisatie van bestaande zonevreemde regionale bedrijven te concentreren in economische knooppunten

Nederzettingsstructuur De nederzettingsstructuur in het buitengebied wordt gedifferentieerd door het gebruik van de volgende beleidscategorieën: kern, bebouwd perifeer landschap, linten en verspreide bebouwing. De selectie hiervan gebeurt op provinciaal niveau. In het buitengebied worden de kernen onderverdeeld in hoofddorpen en woonkernen. Een hoofddorp onderscheidt zich van een woonkern door de uitstralingsgraad waarover het in zijn regio beschikt.

In het buitengebied moeten lokale bedrijventerreinen de nieuwe en de te herlokaliseren lokaal verzorgende bedrijven opvangen. Lokale bedrijventerreinen worden afgebakend door de gemeente, aansluitend bij hoofddorpen of bij een bestaand bedrijventerrein. De totale maximale grootte van nieuwe lokale bedrijventerreinen bedraagt 5 ha (richtcijfer) per hoofddorp. De ontsluiting ervan moet verlopen via gemeentelijke verzamelwegen welke rechtstreeks toegang verlenen tot primaire en secundaire wegen.

Kampenhout behoort tot de banlieue van het Stadsgewest Brussel en behoort tot de Vlaamse Ruit. De ruimtelijke vraag naar ruimte voor bedrijvigheid is er slecht afgestemd op het aanbod.

Binnen het RSV werden voor Kampenhout geen specifieke beleidsopties opgenomen.

4.1.3 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos

De Vlaamse overheid is, in overleg met de provincies, gemeenten en betrokken sectoren, begonnen met de ontwikkeling van een ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos. De gemeente Kampenhout is betrokken bij het proces voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland.

In oktober 2007 stelde het departement RWO (Ruimtelijke ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed) een verkenningsnota voor met daarin een eerste aanzet tot ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos in de regio.

Op 18 maart 2008 stelde het departement RWO het ‘programma voor overleg’ voor tijdens een informatievergadering. Daarin wordt per deelruimte een opsomming gegeven van de elementen voor overleg uit de adviezen op de verkenningsnota. Het programma bevat verder een voorontwerp van gebieden waarvoor voorgesteld wordt de bestaande gewestplannen te herbevestigen.

Dit programma voor overleg vormde de basis voor een overlegronde met gemeenten, provincies en belangengroepen in april en mei 2008. Op basis van dit overleg maakte het departement RWO vervolgens een eindrapport gewenste Ruimtelijke Structuur met een programma van uitvoering.

De gemeente Kampenhout behoort tot de deelruimte ‘Akker- en tuinbouwgebied rond Kampenhout’.

Visie verkenningsnota De valleien van de Molenbeek, Weesbeek en Barebeek zijn structuurbepalend voor deze deelregio. Ze vormen de basis voor de natuurlijke structuur. De aaneengesloten bos- en natuurgebieden in deze valleien, waaronder het ecologisch zeer waardevolle moerasgebied ‘Het Torfbroek’, dienen versterkt en gebufferd te

27 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 worden. De aaneengesloten landbouwgebieden tussen deze valleien zijn structuurbepalend en belangrijk voor het open karakter van het landschap. Onderlinge natuurverbindingen en unieke hydrologische relaties worden behouden, hersteld en ontwikkeld. Verspreid voorkomende kasteelparken worden versterkt als landschappelijke entiteiten.

Ruimtelijke concepten De gewenste ruimtelijke structuur voor de deelruimte Akker- en tuinbouwgebied rond Kampenhout is opgebouwd uit een aantal natuurlijke concepten: - Ruimtelijk-functioneel samenhangende gebieden vrijwaren voor de land- en tuinbouw met grondgebonden landbouw als drager van de open ruimte: (14.2 landbouwgebied bergse Heide – Bulsom – Ruisbeek, 14.3 landbouwgebied tussen Steenokkerzeel – Nederokkerzeel en Berg, 14.6 landbouwgebied van Herent-Tildonk-Buken en Veltem-Beisem); - Samenhangende boscomplexen behouden en versterken als structuurbepalende natuur en/of landschapselementen (16.2 bossen rond kasteel van Ham (Molenbeekvallei), 16.3 Hellebos – Driebunders, 16.4 Schiplakenbos-Steentjesbos, 16.6 boscomplex van Wilder-Walenhoek, 16.7 Silsombos); - Behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor natuurlijke waterberging (17.1 vallei van de Molenbeek en zijbeken (Weesbeek, Zuurbeek, Weisetterbeek), 17.2 Torfbroek); - Ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen (18.3 natuurverbinding tussen de Barebeek en Weesbeek via de Dode beek, 18.4 natuurverbinding boscomplexen Steentjesbos- Weisetterbos, 18.5 natuurverbinding tussen Weisetter en Kruisveld, 18.6 natuurverbinding boscomplexen Wesetterbos-Vijverbossen, 18.7 natte verbinding via Lipsebeek van Kastanjebos-Hambos-Moesbroek, 18.8 natuurverbinding Dijlekanaal (Leuven-Mechelen); - Behouden en versterken van natuurfunctie op recreatieve terreinen, parkgebieden en randstedelijke groengebieden (19.2 Golfterrein van Kampenhout); - Vrijwaren en versterken van waardevolle landschappen en erfgoedwaarden (20.12 Floordambos en kasteel de Ribeaucourt, 20.2 kasteel van Schiplaken en Steentjesbos, 20.3 Torfbroek, 20.4 Silsombos); - Op 24 april 2009 nam de Vlaamse Regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 44.900 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed; - Een gewestelijk RUP voor het Landbouwgebied Bergse Heide-Kampenhout, is nog niet in opmaak.

4.1.4 Mobiliteitsvisie 2020 De Lijn

Dit rapport beschrijft de Mobiliteitsvisie De Lijn 2020, het is een blauwdruk die inspeelt op de huidige en toekomstige mobiliteitsnoden, -behoeften en -opportuniteiten. Aanvullend op de lighttrain-assen wil De Lijn investeren in sneltramprojecten ter verbetering van het verbindend regiovervoer. Een belangrijke gewenste verbinding die de knooppuntfunctie van luchthaven versterkt, betreft de sneltram Heist-op-den- Berg – Haacht – Brussel. Deze lijn bestaat uit een sneltram die Heist-op-den-Berg verbindt met het station van Haacht, Kampenhout, Steenokkerzeel om dan de Cargozone en het station Zaventem Luchthaven te bedienen. Vervolgens functioneert deze verbinding als een performante tramverbinding naar Brussel. Het regionale busnet tussen Haacht en Heist-op-den-Berg zal worden georganiseerd als een kwalitatief ontsluitend net gericht op deze snelle verbinding.

4.2 Plannen op provinciaal niveau

4.2.1 Provinciaal Structuurplan (PRS) Vlaams-Brabant

Het ruimtelijk structuurplan (RSP) Vlaams-Brabant schept een kader voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen: - Hoeveel woningen moeten er nog gebouwd worden en waar? - Moeten er nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld worden, waar moeten deze gelegen zijn en hoe groot zouden ze moeten zijn? - Welke ruimte moet er vrijgehouden worden voor natuur en landbouw?

28 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Op dit soort vragen poogt het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant een antwoord te bieden. Het is geen plan in de enge betekenis van het woord. Het is een beleidsdocument waarin u kunt terugvinden hoe we in de toekomst onze ruimte willen organiseren.

Het RSP Vlaams-Brabant werd voor een eerste maal goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 7 oktober 2004. Vervolgens keurde de Vlaamse Regering op 6 november 2012 een addendum bij dit RSP goed. Thans zijn de voorbereidingen opgestart om het RSP Vlaams-Brabant grondig te herzien.

Kampenhout bevindt zich in de deelruimte Verdicht Netwerk. Kampenhout wordt geselecteerd als hoofddorp. Het Verdicht Netwerk is een uitgestrekte en zeer gediversifieerde regio in Vlaams-Brabant en heeft in het noorden en het westen een grensoverschrijdend karakter met de provincies Antwerpen en Oost- Vlaanderen. De regio omvat de naast Kampenhout de volgende gemeenten: , Asse, , , Boortmeerbeek, , , , Haacht, Herent, , , Kapelle-op-den- Bos, Keerbergen, Kortenberg, , Leuven, , , , , , , , Oud-Heverlee, , Sint-Genesius-Rode, Steenokkerzeel, , , Vilvoorde, , Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst en delen van , Halle, , , , , en Sint-Pieters-Leeuw.

Het Verdicht Netwerk is niet alleen een stedelijk netwerk, het is tevens een netwerk van alle verschillende ruimtelijke structuren en in die zin dus ruimer dan een stedelijk netwerk. Het provinciaal beleid is gericht op het verlenen van een eigen identiteit aan elk van de fragmenten. De verscheiden fysische structuur: van een diep ingesneden heuvellandschap tot een bijna vlak en relatief nat gebied.

Afbeelding 4.4 Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant (bron: OC-GIS Vlaanderen)

29 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Bovenstaande schets geeft de gewenste ruimtelijke structuur weer in de Provincie Vlaams-Brabant met een aanduiding van de verschillende deelruimtes.

Per deelruimte wordt verder in detail gegaan over de beleidsopties die men wenst te nemen.

Afbeelding 4.5 Deelruimte Verdicht Netwerk, subgebied Mechelen, Leuven, Brussel

Bovenstaande schets geeft de gewenste ruimtelijke structuur weer in de deelruimte “verdicht netwerk”. De provincie wenst het Verdicht Netwerk in een aantal subgebieden op te delen. Het geschetste beleid voor deze subgebieden reikt extra aandachtspunten aan bij het ruimtelijk beleid voor het ‘Verdicht Netwerk’. Het zijn enerzijds de gebieden waarin de hoogste dynamiek wordt opgevangen (de infrastructurenbundels, de stedelijke gebieden) en anderzijds de gebieden waar de open ruimte meer aandacht vraagt.

De provincie duidt binnen het Verdicht Netwerk volgende hoogdynamische gebieden aan: - het subgebied Leuven-Mechelen-Brussel; - het subgebied Brussel-Mechelen-Antwerpen - het subgebied Aalst-Ninove-Brussel; - het subgebied Halle-Brussel.

30 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Daarnaast zijn er luwere gebieden. - de open schicht tussen Leuven en Brussel; - de luwe vlek in het noordwesten van het Verdicht Netwerk.

Afbeelding 4.6 Deelruimte Verdicht Netwerk, Open Schicht

Bovenstaande figuur geeft de gewenste ruimtelijke structuur weer in “de Open Schicht” waartoe Kampenhout behoort.

31 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 De toekomstige ontwikkelingen van het gebied tussen de grote rivieren Zenne en Demer zijn eerder beperkt en hangen af van gerichte ontsnipperingsmaatregelen die de ruimtelijke barrières (wegen, lintbebouwing, kanalen) doorbreken. De benedenloop van de Zenne, de Barebeek en de Weesbeek, vormen de enige infrastructuren van provinciaal belang omdat beide in verbinding staan met de Rupel. In het geval van de Barebeek en de Weesbeek is dat via de benedenloop van de Dijle.

De meerderheid van de natuurverbindingsgebieden beoogt de bosfragmenten ten westen en enkele grotere boscomplexen ten oosten van de Zenne intern te versterken en/of met elkaar te verbinden. Ten westen resulteert dit in de uitbouw van drie boskerngebieden die op hun beurt rechtstreeks dan wel via de Maalbeekvallei met de Zennevallei verbonden worden. De meest noordelijke kern dient eveneens een verbinding tot stand te brengen met het Velaartbos, dat deel uitmaakt van een boscomplex dat aansluit op de vallei van de Molenbeek-Zijp in het hoofdgebied Klein-Brabant (zie ‘Veldbossen en kasteelparken van Klein-Brabant’). Ten oosten wordt verder gebouwd op de reeds goed ontwikkelde bosstructuur rondom de bovenlopen van Barebeek en Weesbeek, waarvan de laatste tot diep in de provincie doordringen en op hun beurt in verbinding kunnen worden gesteld met de centrale boskern zodanig dat tussen Brussel en Leuven de open schicht één brede band van met elkaar vervlochten bossen tot aan de taalgrens wordt gecreëerd met een uitloper in zuidwestelijke richting naar het Zoniënwoud en in zuidoostelijke richting naar het Meerdaalwoud en het Heverleebos.

Enkele, nog behoorlijk grote boscomplexen, die in het verstedelijkt gebied van de Brusselse stedelijke rand zijn overgebleven, worden opnieuw met de basisbosstructuur verbonden om de ecologische waarde ervan te verhogen of op zijn minst te herstellen. Het betreft de bossen langsheen de Molenbeek. Voor de ontwikkeling binnen de “Open Schicht” wenst de Provincie Vlaams-Brabant de volgende concepten te hanteren: - een open wig tussen Mechelen, Brussel en Leuven - wonen en economische activiteiten laag houden - ontsluiten van de regio maximaal richten op het openbaar vervoer - open maar verscheiden - verzoenen van grootschalige natuurontwikkeling met agrarische activiteit - een fijnmazig toeristisch-recreatief knopennetwerk: een toegankelijke open schicht

Binnen het RSP Vlaams-Brabant wordt Kampenhout als hoofddorp aangeduid, Relst en Berg zijn woonkernen en Nederokkerzeel en Buken vormen kernen in het buitengebied.

Kampenhout-Sas behoort tot een bijzonder economisch knooppunt waarbij de provincie Vlaams-Brabant de uitbreiding van het bedrijventerrein in het bijzonder economisch knooppunt wenst te onderzoeken. Er wordt gestreefd naar uitbreiding van de bedrijvenzone met circa 25 ha (streefcijfer). Loutere afvalverwerkingsactiviteiten worden uitgesloten binnen de bedrijvenzones in het bijzonder economisch knooppunt. Voor bestaande bedrijfsactiviteiten (en hun eventuele uitbreidingen) kan een uitzonderingsmaatregel worden uitgewerkt. Voor afvalverbranding is echter geen uitzonderingsmaatregel mogelijk.

Kampenhout-Sas behoort tot een bovenlokaal verkeersknooppunt.

De deputatie van Vlaams-Brabant geeft in haar advies aan dat het voorliggende planinitiatief in overeenstemming is met het provinciaal en daarom gunstig kan geadviseerd worden.

4.3 Plannen op gemeentelijk niveau

4.3.1 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Kampenhout

Het GRS werd door de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant goedgekeurd op 22 juni 2006. Aangezien zowel de onderhoudsgarage Pardon als het healthcenter GO-Fit worden gezien als zonevreemde bedrijfsactiviteiten, worden hieronder de richtinggevende en bindende bepalingen opgenomen in verband met de zonevreemde bedrijven.

32 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Gewenste economische structuur Ten aanzien van de gewenste economische structuur worden volgende beleidselementen richtinggevend opgenomen in het GRS:

Bedrijvigheid verweven in de dorpskern Zolang dat bedrijven op schaal blijven en geen hinder meebrengen naar de omwonenden (zowel qua milieuoverlast als qua verkeersoverlast), kunnen zij blijven bestaan en zich verder ontwikkelen in de dorpskernen.

Om ook in de toekomst vestiging van nieuwe kleinschalige ambachtelijke bedrijven mogelijk te maken in de kernen moeten de bouwvoorschriften voldoende ruim zijn. Het kan gewenst zijn dat in bepaalde delen van de kern geen bedrijvigheid welkom is. In deze delen van de dorpskern kunnen beperkingen worden opgelegd inzake bouwmogelijkheden en functies zodat de ontwikkeling van bedrijven hier niet mogelijk is.

Beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijvigheid langs goed ontsloten lokale wegen Nieuwe verspreide bedrijven worden in de gemeente Kampenhout niet gestimuleerd. Bedrijven dienen zoveel mogelijk verweven voor te komen in de dorpskernen of gevestigd worden op een lokaal bedrijventerrein.

Bestaande bedrijven kunnen, indien zij verweven voorkomen en indien ze de draagkracht van de omgeving niet overschrijden, op hun huidige locatie blijven bestaan en eventueel uitbreiden. De ontwikkelingsmogelijkheden voor deze bedrijven worden bepaald door hun ligging binnen de gewenste open ruimtestructuur, hun verkeersontsluiting en hun mogelijke milieuoverlast.

Afbeelding 4.7 Structuurplan Kampenhout

Ter hoogte van de bedrijvensite van de onderhoudsgarage, fitness- en balletschool wordt vooropgesteld dat de bedrijvigheid zich in de dorpskern zal verweven.

Afwegingskader voor zonevreemde bedrijven Bestaande zonevreemde economische activiteiten in de openruimtegebieden kunnen blijven bestaan, zolang de ruimtelijke draagkracht van de omgeving niet wordt overschreden. Een maximale verweving van bestaande zonevreemde bedrijven met hun activiteiten in hun onmiddellijke omgeving wordt nagestreefd.

33 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Dit kan voor zover de hoofdbestemming van het gebied waarin de zonevreemde activiteit gelegen is, kan blijven bestaan en kwalitatief niet wordt aangetast.

De zonevreemde bedrijven kunnen niet op elke locatie op dezelfde manier ontwikkeld worden. Het uitwerken van een ruimtelijke visie voor de zonevreemde bedrijven baseert zich daarom op een gebiedsgerichte benadering, vooropgesteld vanuit de gewenste openruimtestructuur. Hieronder wordt per beleidscategorie van de open ruimte een ontwikkelingskader aangegeven voor de zonevreemde bedrijven.

De gemeente Kampenhout stelt drie soorten zonevreemde bedrijven voorop waarvoor een RUP wordt opgemaakt: 1 herlokaliseren (enkel indien het bedrijf hinder veroorzaakt voor het functioneren van de open ruimte); 2 enkel bestaande toestand behouden – instandhoudingswerken; 3 beperkte uitbreiding in oppervlakte en/of wijziging van activiteiten (geen schaalvergroting);

Natuurreservaat-, bos- en beekloopgebieden De natuurreservaten, boscomplexen en beeklopen vormen de waardevolste gebieden voor natuur in de gemeente. In deze gebieden ligt de nadruk op natuurbehoud en – ontwikkeling. Volgende gebieden komen in aanmerking: - Torfbroek - Ter Bronnen - Hellebos - Rotbos met de beekloop van de Dode Beek - Silsombos - Bossen rond Wilder - Weisetterbos - Steentjesbos - Vijverbossen - Weesbeek - Barebeek - Molenbeek - Bergbeek - Twee Leibeken - Weisetterbeek - Keibeek - Dode Beek

Bedrijfsactiviteiten zijn niet verenigbaar met de functie van natuurbehoud en -ontwikkeling. De aanwezige zonevreemde bedrijven moeten herlokaliseren. Nieuwe bedrijven worden niet toegelaten. Deze gebieden komen overeen met de bestaande groene gebieden (natuur- en bosgebieden) op het gewestplan en de winterbekkens van de beeklopen binnen de gemeente. De afbakening van de winterbekkens van de beeklopen gebeurt in een op te maken RUP.

Open landbouwgebieden Deze gebieden vertonen een grote aaneengeslotenheid van landbouwpercelen. Het gaat om heel open landbouwgebieden, waar naast verspreide landbouwzetels weinig andere bebouwing voorkomt. De gebieden zijn daarom ook landschappelijk waardevol. In deze gebieden is het behoud van de open ruimte voor de landbouw de voornaamste doelstelling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het gebied Buken – het Sas en Grootveld.

In de zone Buken – het Sas kunnen aan zonevreemde bedrijven instandhoudingswerken uitgevoerd worden. Herbouwen is mogelijk, ook een beperkte uitbreiding in oppervlakte of wijziging van activiteiten is mogelijk ten behoeve van een meer optimale bedrijfsvoering (geen schaalvergroting). Deze beperkte uitbreiding is afhankelijk van de dynamiek van het bedrijf en voor zover geen impact op het functioneren van het landbouwareaal. Er wordt ook rekening gehouden met landschappelijke aspecten: openheid, zichten.

34 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Het gebied Grootveld heeft nog een gaaf karakter. In Grootveld kunnen aan de bestaande bedrijven enkel instandhoudingswerken uitgevoerd worden. Herbouwen of uitbreiden is niet mogelijk. Nieuwe bedrijven worden niet toegelaten.

Verwevingsgebieden Dit zijn gebieden die door de gemeente worden aangeduid als open ruimtegebieden met een belangrijke belevingswaarde van de open ruimte. Het zijn gebieden waar de landbouw als hoofdfunctie behouden blijft en waar de natuurlijke en landschappelijke functie als nevenfunctie wordt gestimuleerd. De natuurlijke waarde wordt bekomen door de uitdrukkelijke aanwezigheid van kleine landschapselementen. De landschappelijke waarde wordt bekomen door de belevingswaarde die aan het gebied wordt gegeven (kleinschalig, bossen, cultureel erfgoed…). Het gaat om: - gebied Steentjesbos - Hellebos - gebied Wilder – Silsombos – Torfbroek

Voor de zonevreemde bedrijven wordt de bestaande toestand behouden. Aan de bestaande bedrijven kunnen instandhoudingswerken uitgevoerd worden. Herbouwen is mogelijk, ook een beperkte uitbreiding in oppervlakte of wijziging van activiteiten is mogelijk ten behoeve van een meer optimale bedrijfsvoering (geen schaalvergroting). Deze beperkte uitbreiding is afhankelijk van de dynamiek van het bedrijf en voorzover geen impact op het functioneren van het landbouwareaal en de natuurlijke structuur (bosjes, kleine landschapselementen…). Er wordt ook rekening gehouden met landschappelijke aspecten: de zonevreemde bedrijven krijgen een passende landschappelijke inkleding. Belangrijk is dat storende zichten vanuit het landschap worden weggewerkt. Er moet vooral voor het gebied Wilder – Silsombos – Torfbroek op gelet worden dat het toeristisch-recreatief potentieel niet wordt aangetast.

Open ruimtekamers In deze gebieden primeert het open houden ten behoeve van de landbouw. De open ruimtekamers moeten zoveel mogelijk behouden worden als open ruimten binnen een dicht bebouwd gebied, zodat (nieuwe) kleinschalige leefbare landbouwactiviteiten in de toekomst mogelijk blijven en ter vrijwaring van het landelijk karakter van de gemeente.

Aan de bestaande bedrijven kunnen instandhoudingswerken uitgevoerd worden. Herbouwen en beperkt uitbreiden (naar functie en oppervlakte) is mogelijk ten behoeve van een meer optimale bedrijfsvoering. De mate van uitbreiding moet geval per geval bekeken worden in functie van de dynamiek en de impact van het bedrijf op het functioneren van het landbouwareaal en op het omliggende wonen. Nieuwe bedrijven worden niet toegelaten.

Open ruimtecorridor In deze gebieden is het open houden het voornaamste streefdoel (vrijwaren van zichten op de open ruimte en zichten op het historisch bouwkundig erfgoed).

Voor de zonevreemde bedrijven wordt de bestaande toestand behouden. Aan de bestaande bedrijven kunnen instandhoudingswerken uitgevoerd worden. Herbouwen is niet mogelijk, ook uitbreiding van oppervlakte en wijziging van activiteiten is niet mogelijk. Nieuwe bedrijven worden niet toegelaten.

Gewenste ruimtelijke structuur voor de deelruimte kerngebied Kampenhout-Berg In het richtinggevend deel van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan is opgenomen dat de gemeente een lokaal bedrijventerrein wenst te realiseren aan het hoofddorp Kampenhout, voor de herlokalisatie van bestaande lokale bedrijven en voor nieuwe kleinschalige lokale bedrijven. Er wordt geopteerd voor de zone tussen de Van Beethovenlaan, Stationsstraat en Rood-Kloosterlaan, gezien de locatie aansluit op de N21 en er geen waardevol open ruimtegebied wordt aangesneden.

Andere locaties komen niet in aanmerking voor de ontwikkeling van een lokaal bedrijventerrein omwille van volgende redenen: - Het gebied ten zuiden is een ingesloten open ruimte gebied dat zich situeert tussen de bebouwingsentiteiten Kampenhout, Berg en het woonpark Ter Bronnen. Het gebied wordt in het zuiden begrensd door een natuurgebied rond Keibeek. Dit gebied sluit aan bij de natuurreservaten Ter Bronnen

35 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 en Torfbroek, beide van bovenlokaal belang. Dit gebied wordt niet ontwikkeld omdat het de aaneengroeiing van verschillende woongebieden zou stimuleren en omdat het potenties heeft als open ruimte gebied. - Het gebied ten westen van de dorpskern van Kampenhout is een gaaf, aaneengesloten open ruimtegebied met belangrijke ecologisch en landschappelijke waarde. Het gebied sluit aan op het bovenlokale natuurgebied van Hellebos en Baarbeke in het oosten van de gemeente. Deze open ruimte is nog duidelijk waarneembaar vanaf de N21. Een aansnijding van dit gaaf gebied is niet gewenst. - Een gebied ten noorden van de kern komt niet in aanmerking omdat dit niet ontsloten wordt op de N21. De ontsluiting van zo’n bedrijventerrein zou steeds door het centrum van Kampenhout dienen te gebeuren, wat de verkeersleefbaarheid in de dorpskern niet ten goede komt.

De locatie ten oosten van het plangebied krijgt de voorkeur omwille van: - De minimale impact op de open ruimte: het betreft een ingesloten open ruimtegebied dat weinig tot geen relatie heeft met de grotere agrarische, ecologische of landschappelijke open ruimtegebieden. - De ontwikkeling van het bedrijventerrein kan duidelijk begrensd worden door de Van Beethovenlaan. - Rechtstreekse ontsluiting op de N21: hierdoor ontstaat minimale tot geen verkeersoverlast in het centrum van Kampenhout. Ontsluiten kan rechtstreeks op de N21 of via bestaande wegen (Roodkloosterlaan) waardoor bijkomende aantakkingen vermeden worden. - De aanwezigheid van reeds bestaande, zonevreemde bedrijven in het gebied: hierdoor kan de zonevreemdheid van deze bedrijven ter plaatse opgelost worden en dienen ze op termijn niet geherlocaliseerd te worden.

Volgende beleidslijnen worden volgens het GRS voorgesteld: - Ontsluiting rechtstreeks te voorzien naar de N21 (bijvoorbeeld via de Rood-Kloosterlaan). Vrachtverbod invoeren langs de Rood-Kloosterlaan vanaf de kruising met de Van Beethovenlaan. - Om het lokaal karakter te benadrukken wordt de kavelgrootte op het lokaal bedrijventerrein beperkt. Hierdoor wordt vermeden dat grotere, hinderlijke bedrijven zich op deze locatie vestigen1 - Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein dient er voldoende rekening gehouden te worden met de aanpalende woongebieden. Dit houdt in dat de aard van de bedrijvigheid beperkt wordt en dat bedrijven die overmatige hinder veroorzaken dienen uitgesloten te worden. - Er dient voldoende rekening te worden gehouden met de visuele buffering in functie van de bebouwing van de dorpskern Kampenhout en het woonpark Rood Klooster. - Het gebied achter de Van Beethovenlaan wordt open gehouden zodat de dorpskern Kampenhout en het woonpark Rood Klooster niet volledig aan elkaar groeien.

1 De beleidswens om een lokaal bedrijventerrein te ontwikkelen is vandaag de dag verouderd. De ontwikkeling van een lokaal bedrijventerrein is gestaakt, omdat na voorlopige vaststelling van het RUP Lokaal Bedrijventerrein op de gemeenteraad en het openbaar onderzoek, de verdere goedkeuringsprocedure werd stopgezet.

36 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 4.8 Structuurplan Kampenhout

4.3.2 Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen

Op gemeentelijk niveau werden heel wat planprocessen doorlopen waarbij omwille van verschillende redenen de beide bedrijven initieel wel in aanmerking kwamen, maar verder niet werden meegenomen tot in de definitieve plannen. Bijgevolg wijzigde de bestemming van deze bedrijven niet. Zoals eerder aangehaald dringt een planologische correctie zich dus verder op. Garage Pardon heeft reeds lange tijd geleden de vraag en behoefte aan rechtszekerheid kenbaar gemaakt.

RUP Zonevreemde bedrijven In 2008 werd gestart met het sectoraal RUP ‘Zonevreemde bedrijven dat in 2010 werd vastgesteld door de gemeente Kampenhout. Aanvankelijk werd het RUP opgesteld met een hele lijst zonevreemde bestaande bedrijven in de gemeente. Deze lijst werd teruggebracht naar 34 die werden onderworpen aan een uitgebreid onderzoek. Het RUP nam uiteindelijk 18 bedrijven op in een bestemmingswijziging. De onderhoudsgarage Pardon en healthcenter GO-Fit vielen buiten de scope van dit RUP, aangezien de bedrijven gelegen waren binnen de perimeter van een zone waarvoor volgens het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) een lokaal bedrijventerrein zou worden opgemaakt.

RUP Lokaal bedrijventerrein Kampenhout In 2010 werd gestart met de opmaak van een nieuw RUP ‘Lokaal bedrijventerrein’. Naar aanleiding van de opmaak van het RUP zonevreemde bedrijven waren er een paar zonevreemde bedrijven die op middellange tot lange termijn dienden te worden geherlocaliseerd (voor regionale bedrijven kan dit gebeuren naar Kampenhout-Sas). Dit lokaal bedrijventerrein zou de behoefte van te herlokaliseren bedrijven (zonevreemde bedrijven in de open ruimte of hinderlijke bedrijven uit de dorpskernen) of nieuwe startende bedrijven opvangen.

Het plangebied bestreek een grotere oppervlakte dan het RUP waarvoor deze scopingnota werd opgemaakt. Het plangebied van dit RUP zou het volledige binnengebied tussen Haachtsesteenweg, Stationsstraat, Van Beethovenlaan en de Rood-Kloosterstraat omvatten.

37 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 De procedure van het RUP lokaal bedrijventerrein werd niet tot het einde doorlopen. Er werd wel een mer- screeningnota opgesteld voor het voorgenomen plan waarover de dienst-Mer een beslissing heeft genomen onder het referentienummer LNE/MER/OHPL0214/09/. In de beslissing was opgenomen dat het opmaken van een plan-MER voor RUP Lokaal Bedrijventerrein niet nodig was omdat de verschillende aspecten voldoende beschreven zijn. Als opmerking gaf de dienst Mer mee dat: - de enige open ruimte met zicht op het achterliggend agrarisch gebied wordt ingenomen; - dat de verlinting langsheen de Haachtsesteenweg wordt versterkt.

De bedrijfsmatige activiteiten van de zonevreemde bedrijven garage Pardon en healthcenter GO-Fit zijn daardoor tot op heden nog niet geoptimaliseerd binnen een vastgesteld juridisch kader. Het onderhavige nieuwe RUP handelt uitsluitend over de reeds ontwikkelde en bestaande ondernemingen, zijnde de onderhoudsgarage en het healthcenter. Hierdoor wordt geen claim gelegd op het aangrenzende open ruimte gebied , zoals wel voorzien was in het gemeentelijk RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Kampenhout’. Hiermee wordt er tegemoet gekomen aan de opmerkingen (zie hierboven) van dienst Mer op het RUP Lokaal Bedrijventerrein.

4.4 Conclusie

De gewenste ontwikkelingen zijn in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsopties. Enerzijds door de uitspraak binnen het RUP zonevreemde bedrijven voor onderhoudsgarage Pardon en healthcenter GO-Fit, anderzijds door het engagement dat de gemeente had genomen om een RUP Lokaal bedrijventerrein op te maken voor de zone waarbinnen de onderhoudsgarage en het healthcenter is gelegen. De opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, dat de huidige bestemmingszone in overeenstemming kan brengen met de bedrijfsactiviteiten, geeft zowel de garage Pardon als het healthcenter GO- rechtszekerheid voor de toekomst.

De deputatie van Vlaams-Brabant geeft in haar advies aan dat het voorliggende planinitiatief in overeenstemming is met het provinciaal en gemeentelijk structuurplan en daarom gunstig kan geadviseerd worden. Ook ondersteunt het Agentschap Innoveren en Ondernemen het planinitiatief om rechtszekerheid te geven aan bedrijven, die reeds in 2010 hun behoefte kenbaar maakten.

38 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 5

EFFECTENBEOORDELING

5.1 RVR-toets

Naar aanleiding van de gewijzigde plancontour werd op 5 februari 2020 de RVR-toets opnieuw doorlopen met als resultaat dat er geen RVR moet worden opgesteld. De beslissing van departement omgeving is bijgevoegd in bijlage I.

5.2 Onderzoek MER-plicht

In het besluit van de Vlaamse Regering dd. 12/10/2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s wordt gesteld dat de initiatiefnemer van een plan met potentieel aanzienlijke milieueffecten - zoals onder andere ook aanvragen tot planologisch attest en ruimtelijke uitvoeringsplannen - deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart moet brengen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER- plicht voor die plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, wat moet blijken uit de plan-MER-screening.

Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten per planningsdossier de volgende drie stappen doorlopen worden:

- Onderzoek of het plan onder de definitie valt van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM). Aangezien elke ruimtelijke uitvoeringsplan (RUP) onder deze definitie valt, is deze onderzoeksvraag dadelijk positief te beantwoorden.

- Onderzoek of het plan onder het toepassingsgebied van het DABM valt, meerbepaald: · Ofwel: Als het plan het kader vormt voor de toekenning van een stedenbouwkundige-, milieu-, natuur- of kapvergunning aan een project · Ofwel: Als het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is. In dit RUP zullen de ontwikkelingsmogelijkheden worden omgezet in passende bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften. Deze zullen op hun beurt de juridische basis voor het toekomstige vergunningenbeleid vormen. Aan de eerste van de 2 opties is dus voldaan, om deze onderzoeksvraag positief te beantwoorden. In het kader van de opmaak van dit RUP zal dus een plan-MER-screening moeten gebeuren.

- Onderzoek of het plan onder de plan-MER-plicht valt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: · Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn: in dat geval is geen voorafgaande plan-MER- screening vereist, maar wordt onmiddellijk overgegaan tot opmaak van een plan-MER. Het gaat hier om plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I,II of III van het BVR van 10/12/ 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening. · Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is, uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden.

39 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 · Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben · Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant). Het plangebied van onderhavig RUP betreft een klein gebied op lokaal niveau. Het plangebied is niet gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van een Natura2000 gebied. Bijgevolg kan gesteld worden dat de opmaak van het RUP niet van rechtswege plan-MER-plichtig is. Om definitief uit te maken of de opmaak van een plan-MER noodzakelijk is, dient een screeningsprocedure doorlopen te worden.

De doelstelling van het RUP is voornamelijk het behoud en juridisch verankeren van de huidige bedrijfsactiviteiten en de mogelijkheden bieden op verdere evolutie en ontwikkeling binnen de lokale beperkingen. Het voorgenomen plan zal niet het kader vormen voor vergunningen van projecten die voorkomen op bijlagen I of II van het besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan de milieueffectrapportage van 10/12/2004.

De oppervlakte van het plangebied van het RUP bedraagt circa 2,11 ha. Met een oppervlakte van de gemeente Kampenhout van 3.500 ha (of 35 km²) vertegenwoordigt het plangebied dus nog geen 1% van de totale oppervlakte. Het RUP bepaalt dus zeker het gebruik van een klein gebied op lokaal gebied en bijgevolg dient een plan-MER-screeningsnota opgemaakt te worden om na te gaan of de opmaak van een plan-MER noodzakelijk is.

Daarnaast wordt voorzien om binnen het plangebied de verderzetting van de exploitatie van het bestaande fitnesscentrum met balletschool te verzekeren. Bijgevolg kan de voorziene planwijziging ook ondergebracht worden in rubriek 10.b) ‘Stadsontwikkelingsprojecten’ van bijlage III van het MER-besluit. Ook hiervoor is de opmaak van een plan-MER-screening noodzakelijk.

5.3 Alternatieven

5.3.1 Nulalternatief

Een nulalternatief is in de planologie de meest waarschijnlijk te achten ontwikkeling die zal plaatsvinden in geval het project niet wordt uitgevoerd. Het nulalternatief houdt in dat er geen RUP opgesteld zal worden. Concreet zullen de aanwezige bedrijven dus zonevreemd, in agrarisch gebied, gelegen blijven.

Het doel van het voorgenomen RUP is bestaanszekerheid te creëren voor de bedrijven op zowel planologisch, vergunnings- en juridisch vlak. De bedrijfsmatige activiteiten zullen op termijn worden geoptimaliseerd binnen een vastgesteld correct juridisch kader. De actuele situatie wordt door het vaststellen van het RUP niet fysiek, maar ‘op papier’ gewijzigd. Vanuit het oogpunt van milieu is er derhalve geen verschil tussen de actuele situatie, de nieuwe situatie en het nulalternatief. Per discipline worden zowel de huidige bestaande toestand als de gewenste nieuwe toestand beschreven en beoordeeld.

5.3.2 Uitvoeringsalternatieven

Specifieke uitvoeringsalternatieven die in de voorliggende nota zouden kunnen worden onderzocht, zijn gewijzigde uitvoeringen van de planningscontouren binnen het plangebied.

Voor de opmaak van het lange-termijnplan in het kader van dit RUP werd reeds uitgebreid overweging gemaakt van allerlei mogelijke alternatieven betreffende de inrichting van het plangebied. Het uitvoeringsplan dat nu voorligt, en zoals in voorgaande paragrafen beschreven, zou het meest gunstig zijn, zonder negatieve gevolgen voor de omgeving.

Er worden bijgevolg geen andere uitvoeringsalternatieven in overweging genomen. Wel wordt in de evaluatie van de milieueffecten bekeken of er optimalisaties in uitvoering of beheer noodzakelijk zijn. Indien immers uit de milieueffecten zou blijken dat er bijkomende randvoorwaarden inzake de uitvoering opgelegd dienen te worden, zal dit expliciet worden meegenomen in voorliggende nota, en kunnen deze

40 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 randvoorwaarden door de vergunningsverlenende overheid worden opgelegd in de voorwaarden van het RUP.

5.3.3 Locatie-alternatieven

Voor een beschrijving van het onderzoek naar verschillende locatie-alternatieven wordt verwezen naar paragraaf 2.3.2. Gezien de historisch gegroeide bedrijfsactiviteiten op het terrein, kan geconcludeerd worden dat er geen valabele alternatieven in de onmiddellijke omgeving beschikbaar zijn.

5.4 Referentiesituatie

De referentiesituatie houdt de bestaande planologische situatie in, eveneens gelijk aan het nulalternatief. Concreet betekent dit dus de bestaande bedrijven binnen de voorwaarden van het originele gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse, bestemmingstype agrarisch gebied, en een klein gedeelte woongebied ter hoogte van de Stationsstraat.

Daarnaast wordt ook het huidige gebruik van de site, gedeeltelijk als garagewerkplaats en gedeeltelijk als fitnesscentrum en balletschool, als referentiesituatie beschouwd.

De gewenste toestand, zoals opgenomen in dit RUP, houdt een wijziging van de bestemming van het terrein in tot ‘zone voor historisch gegroeid bedrijf’, met overdruk voor bestaande recreatieve functies. Op die manier kan bestaanszekerheid geboden worden voor de momenteel aanwezige bedrijven.

Concreet betekent dit dat de effecten van deze bestemmingswijziging in onderhavige plan-MER- screeningsnota zullen getoetst worden ten opzichte van het huidige bestemmingstype volgens het gewestplan en ten opzichte van het huidige gebruik op het terrein.

5.5 Bodem

In deze discipline wordt onderzocht wat het effect zal zijn van de voorziene bestemmingswijziging op de bodem.

5.5.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline bodem betreft het plangebied en de aangrenzende percelen.

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline bodem, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

Bodemtype De bodem binnen het plangebied bestaat voornamelijk uit een droge zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (Lbc) en een matig droge zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde structuur B horizont (Lcc). Over het gestipte deel (OB) bestaat geen informatie vanwege de bebouwing (afbeelding 5.1).

De droge zandleemgronden hebben algemeen geen gebrek aan water, noch wateroverlast. De gronden met zandsubstraat kunnen wel lijden aan droogte in de zomer.

41 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Bij matig droge zandleemgronden beginnen de roestverschijnselen tussen de 80 en 120 centimeter. De bodems kunnen enigszins te nat zijn in vochtige seizoenen; geen noemenswaardige verdrogingsverschijnselen in de zomer.

In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied werden geen boringen noch sonderingen uitgevoerd. Gelet op de sterk gevlekte, verbrokkelde structuur B-horizont mag aangenomen worden dat de bodem sterk geroerd werd door de mens en dus geen natuurlijke bodem meer is. Het plangebied is ook niet gelegen in een zone met kwetsbare bodems.

Afbeelding 5.1 Bodemtype (bron: geopunt.be)

Bodemverontreiniging Op vraag van de OVAM wordt hieronder naar volgende informatiebronnen over de bodemkwaliteit van gronden uit het projectgebied gekeken: - bodemattesten; - geoloket OVAM.

In 2011 werd een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van een grondoverdracht. Er werden stalen genomen van het vaste deel van de bodem en van het grondwater ter hoogte van de zones waar nog potentieel vervuilende activiteiten plaatsvonden sinds het vorige bodemonderzoek. Uit het oriënterend bodemonderzoek is gebleken dat er historische overschrijdingen van de richtwaarden konden worden vastgesteld voor lood, maar dat deze overschrijdingen niet leiden tot verder onderzoek en de opmaak van een beschrijvend bodemonderzoek.

Afbeelding 5.2 Snede van het plangebied in het Geoloket van OVAM

42 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 5.5.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype gewijzigd worden van agrarisch gebied naar gebied voor historisch gegroeide bedrijven en de bestaande activiteiten van beide bedrijven die momenteel op het terrein aanwezig zijn zullen behouden blijven. Bovendien zal het voortbestaan van de bedrijven door de bestemmingswijziging verzekerd worden, zodat een optimalisering van de activiteiten mogelijk wordt en een eventuele herinrichting van het terrein kan gebeuren.

De elementen die een effect kunnen hebben op de bodem zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het huidige (en toekomstige) gebruik van het bedrijfsterrein als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletzaal, activiteiten die door de bestemmingswijziging meer bestaanszekerheid krijgen.

Verdichting en zettingen Er kunnen zich verstoringen van de bodemstructuur voordoen. Verdichting kan bijvoorbeeld optreden door het berijden van het terrein met zware machines of vrachtwagens. In toepassing van de geldende milieuwetgeving zal nagenoeg alle verharding in functie van de bedrijfsactiviteiten moeten uitgevoerd worden in vloeistofdichte materialen. Uitzondering kan gemaakt worden voor de bezoekers- en personeelsparkeerplaatsen die kunnen uitgevoerd worden in waterdoorlatende materialen. Dergelijke verhardingen en half verhardingen geven geen aanleiding tot aanzienlijke verdichting van de bodem.

Profielwijziging Bij het mogelijk herinrichten van het plangebied zullen er zich, ten gevolge van eventuele bouwwerken, mogelijk enkele beperkte profielwijzigingen voordoen ten opzichte van de bestaande situatie. Momenteel zijn er echter nog geen concrete plannen voor bouwwerken waarbij uitgravingen noodzakelijk zullen zijn.

Bodemverontreiniging Het plangebied is reeds nagenoeg volledig verhard. Bij herinrichtingswerken zullen er slechts in beperkte mate eventueel bodemvreemde materialen in de bodem aangebracht worden (funderingsmateriaal ter hoogte van nieuw op te richten gebouwen, funderingsmateriaal ter hoogte van de verhardingen en parking...) en zullen er beperkte uitgravingen uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot verandering van de bodemkwaliteit.

Bovendien is het nooit uitgesloten dat er door lekken van voertuigen, brandstof of olie in de bodem terecht komt. De bestaande activiteiten (bv. garagewerkplaats) zullen na de planwijziging, namelijk worden verdergezet. Ervaring leert echter dat, mits de aanwezigheid van een degelijke verharding, de kans op het ontstaan van bodemverontreiniging eerder klein is.. Accidentele vervuiling tijdens de werken en bij de exploitatie dient vermeden te worden door regelmatige controle van het gebruikte materiaal en door toepassing van het Vlarebo.

Beoordeling effecten nieuwe toestand

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype van het bedrijfsterrein wijzigen van agrarisch gebied naar gebied voor een historisch gegroeid bedrijf. De beoordeling van de effecten van deze bestemmingswijziging zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het effectieve gebruik van het terrein, namelijk garagewerkplaats en fitness/balletschool, dit zowel in de huidige situatie als in de nieuwe toestand.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op de bodem niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zal in eerste instantie het risico op bodemverontreiniging wegvallen en zullen mogelijk ook een aantal verhardingen verwijderd worden.

43 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Aangaande de hierboven besproken bodemaspecten kan volgende beoordeling gemaakt worden bij het vergelijken van de nieuwe toestand met het huidige gebruik van het terrein: - Aangezien het bedrijfsterrein volledig verhard is, mag aangenomen worden dat er zich in de nieuwe situatie geen aanzienlijke effecten zullen voordoen voor het aspect verdichting. - Gelet op de reeds sterk verstoorde structuur van de bodem, zal het globale effect van eventuele bouwwerken op het bodemprofiel verwaarloosbaar zijn. - Gezien het gebruik van inerte materialen bij funderingswerken en de aanwezigheid van verhardingen op risicolocaties, worden geen effecten verwacht voor wat betreft bodemverontreiniging. Bij het uitgraven van gronden dienen steeds de regels van het grondverzet (VLAREBO) gevolgd te worden, welke moeten verzekeren dat geen bodemverontreiniging ontstaat of verplaatst wordt.

Er kan vanuit de discipline bodem geconcludeerd worden dat de wijziging van de planologische context, de werkzaamheden en de projectrealisatie geen significant effect hebben op de aanwezige bodemtoestand. De bestaande contouren worden niet uitgebreid, enkel door herinrichting kan een optimalisatie van de bestaande werkzaamheden doorgevoerd worden. Door het Vlarebo na te leven zal hierdoor geen risico ontstaan voor bodemvervuiling op vooraarde dat tijdens de werken en de exploitatie regelmatige controle wordt uitgevoerd op het gebruikte materiaal. Voor de discipline bodem wordt gesteld dat een MER geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.6 Water (grondwater en oppervlaktewater)

In deze discipline worden volgende aspecten bestudeerd:: - De nabijheid van waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24/01/1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer; - De nabijheid van een zone die gevoelig is ten aanzien van grondwaterkwetsbaarheid; - De nabijheid van een zone die gevoelig is voor grondwaterstroming, infiltratie, overstromingsrisico's.

Op basis daarvan wordt onderzocht of de voorgenomen activiteiten effect kunnen hebben op deze zones.

5.6.1 Studiegebied en referentiesituatie grondwater

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline water betreft het plangebied en de aangrenzende percelen.

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline water, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

Beschrijving en analyse van de referentiesituatie voor de deeldiscipline grondwater

Waterwingebieden en beschermingszones Het plangebied bevindt zich niet in of nabij een waterwingebied en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24/01/1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer.

Grondwaterkwetsbaarheid Onderstaande kaart geeft weer dat de regio rond Kampenhout gelegen is in een zone die zeer kwetsbaar is (oranje kleur).

44 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.3 Uittreksel uit grondwaterkwetsbaarheidskaart (bron: geopunt.be)

Grondwaterstroming Onderstaande kaart geeft aan dat het plangebied in een zone is gelegen die matig gevoelig is voor grondwaterstroming (type 2).

Afbeelding 5.4 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (bron: watertoets op geopunt.be)

Infiltratie De volledige site is gelegen in een zone die infiltratiegevoelig is. Het laten doordringen van hemelwater in de ondergrond zal onder normale omstandigheden geen problemen opleveren.

45 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.5 Infiltratiegevoelige gebieden (bron: watertoets op geopunt.be)

Overstromingsrisico's Het plangebied is niet gelegen in overstromingsgevoelig of mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Binnen een straal van 1 kilometer rondom het plangebied zijn echter wel recent overstroomde gebieden en overstromingsgevoelige gebieden waar te nemen. In 2010 overstroomde de Weesbeek als gevolg van overvloedige regenval, bestaande woningen werden bedreigd maar liepen niet onder water. Voor het plangebied zelf zijn er geen overstromingsrisico's; het is fysiek afgescheiden van de recent overstroomde gebieden en de risicozones voor overstromingen door bebouwing en infrastructuur. De activiteiten op het terrein hebben geen impact op de waterhuishouding in de ruime omgeving.

Afbeelding 5.6 Overstromingsgevoelige gebieden (bron: geopunt.be)

5.6.2 Effectenbeoordeling (grondwater) naar aanleiding van de planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand voor de deeldiscipline grondwater

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype gewijzigd worden van agrarisch gebied naar gebied voor historisch gegroeide bedrijven en de bestaande activiteiten van beide bedrijven die momenteel op het terrein aanwezig zijn zullen behouden blijven. Bovendien zal het voortbestaan van de bedrijven door de bestemmingswijziging verzekerd worden, zodat een optimalisering van de activiteiten mogelijk wordt en een

46 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 eventuele herinrichting van het terrein kan gebeuren. Hierbij zal evenwel geen uitbreiding van het plangebied of het huidige bouwvolume gerealiseerd kunnen worden.

De elementen die een effect kunnen hebben op het grondwater zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het huidige (en toekomstige) gebruik van het bedrijfsterrein als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletzaal, activiteiten die door de bestemmingswijziging meer bestaanszekerheid krijgen.

Grondwaterkwetsbaarheid Er wordt geen uitbreiding van het terrein voorzien. Bij het herinrichten van het terrein worden ook geen grote graafwerken voorzien. Het aanbrengen van verhardingen kan plaatselijk wel bijdragen aan het verminderen van het risico op grondwaterverontreinigingen.

Grondwaterstroming en grondwaterstand Door het aanbrengen van bodemvreemde materialen (verharding, fundering gebouwen) kan door een geringere infiltratie of door een versnelde afvoer van het hemelwater plaatselijk een wijziging van de grondwaterstroom of grondwaterstand plaatsvinden.

In de nieuwe toestand zal de (her)aanleg van het terrein moeten gebeuren volgens de principes van een goede waterhuishouding waardoor het evenwicht tussen de verharde en onverharde oppervlakte zal versterkt worden. Bij een planologische correctie die mogelijk zal gevolgd worden door een regularisatie van de werken die niet volledig volgens de vergunningstoestand werden uitgevoerd, zal onderzocht moeten worden welke maatregelen dienen voorzien te worden om mogelijke effecten op grondwaterstroming en grondwaterstand te verbeteren.

Grondwaterkwaliteit Bij de optimalisatie van de werkzaamheden en de mogelijke (her)inrichting van het plangebied zal geen invloed zijn op de grondwaterkwaliteit. De algemene beoordeling van het risico op verontreiniging werd reeds besproken in de discipline bodem en is ook van toepassing op het grondwater.

Verontreiniging van het grondwater Accidentele vervuiling tijdens constructiewerken en/of de exploitatie dient vermeden te worden door regelmatige controle op het gebruikte materiaal en de inrichting zelf volgens de geldende milieunormen. Voorzieningen voor de infiltratie van hemelwater dienen aangebracht te worden.

Beoordeling van de effecten op het grondwater nieuwe toestand

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op het grondwater niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zal in eerste instantie het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging wegvallen en zullen mogelijk ook een aantal verhardingen verwijderd worden. Grondwaterkwetsbaarheid De grondwaterkwetsbaarheid is afhankelijk van de omvang en de aard van de watervoerende laag, de deklaag, de eventuele verontreiniging en de grondwatertoestand in natuurlijke en kunstmatige omstandigheden. Ingrepen waarbij grote graafwerken worden voorzien, kunnen een wijziging in de grondwaterkwetsbaarheid tot gevolg hebben. In de bestaande toestand werden geen aanzienlijke uitgravingen uitgevoerd. Om te vermijden dat de grondwaterkwetsbaarheid verstoord wordt, dient daarenboven voldoende aandacht besteed te worden aan het opvangen van vervuilende stoffen en hemelwater.

Kwaliteit van het grondwater Wanneer hemelwater dient beschouwd te worden als bedrijfsafvalwater doordat het bijvoorbeeld terecht komt op een parking, dient het opgevangen te worden en afgevoerd te worden als bedrijfsafvalwater. Dit water mag niet in de bodem infiltreren. Door de toepassing van de gewestelijke hemelwaterverordening

47 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 wordt vermeden dat bedrijfsafvalwater in de bodem terechtkomt. Vloeistoffen aanwezig in tanks of andere recipiënten zijn beveiligd tegen lekken conform de Vlarebo-wetgeving. Hierdoor wordt vermeden dat vloeistoffen door infiltratie in de bodem terecht komen.

Bij infiltratiegevoelige bodems is het risico dat vervuilende stoffen door infiltratie in de ondergrond terecht komen groter dan bij niet-infiltratiegevoelige bodems. Hierdoor ontstaat het risico op vervuiling van het grondwater. De bestaande activiteiten worden uitgevoerd conform de richtlijnen van de Vlarebo-wetgeving. Dit betekent dat opslag van mogelijk vervuilende stoffen op een ondoordringbare ondergrond gebeurt waardoor de kans op infiltratie van deze materialen in de bodem bijgevolg zo goed als onbestaande is. Bij onbedoelde infiltraties in de bodem zullen er geen noemenswaardige effecten ontstaan.

Besluit In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype van het bedrijfsterrein wijzigen van agrarisch gebied naar gebied voor een historisch gegroeid bedrijf. De beoordeling van de effecten van deze bestemmingswijziging zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het effectieve gebruik van het terrein, namelijk garagewerkplaats en fitness/balletschool, dit zowel in de huidige situatie als in de nieuwe toestand.

Aangezien ten gevolge van de voorziene planologische bestemmingswijziging geen onmiddellijke wijzigingen verwacht worden in het concrete gebruik van het bedrijfsterrein, zullen geen significante effecten optreden op het grondwater.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op het grondwater niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zal in eerste instantie het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging wegvallen en zullen mogelijk ook een aantal verhardingen verwijderd worden. Hierdoor zullen de infiltratiemogelijkheden op het terrein verbeteren.

5.6.3 Studiegebied en referentiesituatie oppervlaktewater

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline water betreft het plangebied en de aangrenzende percelen.

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline water, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 100 meter van de Leibeek. De Weesbeek ligt op circa 350 meter afstand van het terrein.

48 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.7 Ligging van het bedrijfsterrein volgens de hydrografische atlas

Leidingwater In functie van de garageactiviteiten wordt in de huidige situatie weinig gebruik gemaakt van leidingwater omwille van de specifieke bedrijfsactiviteiten die voornamelijk draaien rond onderhoud van vrachtwagens. In deze inrichting wordt enkel leidingwater gebruikt voor het sanitair van het personeel.

Daarnaast wordt binnen het plangebied ook nog een fitnescentrum/balletschool uitgebaat. In deze inrichting zijn douches voorzien voor het cliënteel. Naast het verbruik van leidingwater voor het personeel zal hier dus ook leidingwater verbruikt worden door douchende klanten.

Het leidingwater van beide inrichting binnen het plangebied wordt geloosd in de openbare riolering van de Van Beethovenlaan (voor de garagewerkplaats) en de Stationsstraat (voor het fitnesscentrum). Beide delen van het bedrijfsterrein zijn volgens het zoneringsplan van de VMM gelegen in centraal gebied.

Hemelwater Gelet op de historische context van de bedrijven en de oprichting van gebouwen en constructies van voor het bestaan van de gewestelijke hemelwaterverordening, zijn in de huidige situatie geen grootschalige voorzieningen getroffen voor het opvangen en hergebruiken of infiltreren van hemelwater.

Bedrijfsafvalwater Het geproduceerde bedrijfsafvalwater wordt opgevangen, gefilterd en geloosd in de openbare riolering, conform de vereisten in de milieuwetgeving.

Bedrijfsspecifieke toelichting in het kader van de Watertoets Telkens wanneer er op beleidsterreinen, andere dan water, een beslissing wordt genomen, moet deze beslissing in het kader van het decreet 'integraal waterbeheer' aan een Watertoets worden onderworpen. Deze Watertoets kan in het algemeen opgevat worden als het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van mogelijke schadelijke effecten van plannen op het watersysteem. Daarmee fungeert de Watertoets als een belangrijk preventief instrument. Onderstaand worden de voornaamste bedrijfsspecifieke aandachtspunten aangegeven met betrekking tot de milieudoelstellingen zoals weergegeven in artikel 4 van de Kaderrichtlijn water, opgesplitst in de diverse bijlagen zoals weergegeven in deze Kaderrichtlijn. Deze aandachtspunten dienen door de vergunningverlenende overheid in rekening gebracht te worden bij de uitvoering van de Watertoets.

49 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 5.6.4 Effectenbeoordeling (oppervlaktewater) naar aanleiding van planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand voor de deeldiscipline oppervlaktewater

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype gewijzigd worden van agrarisch gebied naar gebied voor historisch gegroeide bedrijven en de bestaande activiteiten van beide bedrijven die momenteel op het terrein aanwezig zijn zullen behouden blijven. Bovendien zal het voortbestaan van de bedrijven door de bestemmingswijziging verzekerd worden, zodat een optimalisering van de activiteiten mogelijk wordt en een eventuele herinrichting van het terrein kan gebeuren. Hierbij zal evenwel geen uitbreiding van het plangebied of het huidige bouwvolume gerealiseerd kunnen worden.

De elementen die een effect kunnen hebben op het oppervlaktewater zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het huidige (en toekomstige) gebruik van het bedrijfsterrein als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletzaal, activiteiten die door de bestemmingswijziging meer bestaanszekerheid krijgen.

Leidingwater Naar aanleiding van de bestemmingswijziging worden geen andere activiteiten voorzien op de bedrijfsterrein. Enkel een optimalisatie van de bestaande activiteiten wordt, binnen de planwijziging toegelaten. Een planwijziging voorziet de mogelijkheid om gebouwen te voorzien met sanitaire inrichting. In verhouding tot de bedrijfsactiviteiten zullen deze sanitaire inrichtingen zeer miniem zijn omdat zij aangebracht worden in de lokalen voor complementaire activiteiten zoals kantoren, refters en andere personeelsvoorzieningen. In een bedrijvenzone dienen deze complementaire activiteiten zeer beperkt te blijven ten opzichte van de bedrijfsactiviteiten. Onder die voorwaarden zullen de effecten op het sanitair afvalwater door de planwijziging zeer miniem zijn en zeker in verhouding staan tot de geplande oppervlakte van de bedrijvenzone.

Er wordt voor de activiteiten geen tot nauwelijks een toename verwacht van het afvoeren van sanitair afvalwater. De bestaande installaties blijven behouden. Mogelijk zullen ze iets frequenter gebruikt worden indien er meer personeel tewerk gesteld zal worden.

Hemelwater De planwijziging beperkt zich tot het huidige terrein, er worden geen nieuwe stukken aangesneden. Het huidige terrein bestaat voornamelijk uit gebouwen en verhardingen, aan de straatzijden bevinden zich enkele onbebouwde delen. Bij een optimalisatie van het plangebied en de bedrijfsgebouwen, zal de toepassing van de hemelwaterverordening noodzakelijk zijn. Waar nodig in toepassing van de VLAREM- wetgeving zal het water afkomstig van de verhardingen eerst behandeld worden in een KWS-afscheider vooraleer het wordt afgeleid naar de infiltratievoorziening. Het hemelwater afkomstig van de gebouwen zal maximaal hergebruikt worden, het resterende deel zal via infiltratiebekkens kunnen infiltreren in de bodem. Er zal onder deze omstandigheden voldaan worden aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwateropvang.

Bedrijfsafvalwater Een planwijziging kan leiden tot een effect op de productie van bedrijfsafvalwater wanneer er zich andere bedrijfsactiviteiten zouden vestigen. Het doel van het RUP is een herstructurering van de bestaande bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken. Wanneer er zich toch andere bedrijfsactiviteiten zouden vestigen op langere termijn als gevolg van de nieuwe planologische context, zal de opvang en afvoer van bedrijfsafvalwater dienen te gebeuren volgens de opgelegde normen in VLAREM.

Beoordeling van de effecten op het oppervlaktewater nieuwe toestand

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype van het bedrijfsterrein wijzigen van agrarisch gebied naar gebied voor een historisch gegroeid bedrijf. De beoordeling van de effecten van deze bestemmingswijziging zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het effectieve gebruik van het terrein, namelijk garagewerkplaats en fitness/balletschool, dit zowel in de huidige situatie als in de nieuwe toestand.

50 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 De planwijziging kan invloed hebben op het gebruik van leidingwater wanneer er zich andere activiteiten zouden vestigen. Aangezien dat dit niet de bedoeling is van deze aanvraag kunnen de effecten van de wijziging op de planwijziging herleid wordt tot de te verwachten effecten door het optimaliseren van de bestaande activiteiten. Bij dergelijke werken kan hergebruik van hemelwater opgelegd worden zodat het gebruik van leidingwater kan verminderd worden.

Zowel in de bestaande als in de nieuwe toestand zal bedrijfsafvalwater ontstaan dat geloosd dient te worden in de openbare riolering. Er worden geen significante wijzigingen verwacht in hoeveelheid en samenstelling van het te lozen water. Bijgevolg is het effect van de lozing van bedrijfsafvalwater niet significant.

Omwille van de ligging van de bedrijven in het midden van een grote onbebouwde zone, is de kans op verdroging door gebrekkige indringing van het hemelwater in de bodem, miniem. Het effect door het opvangen van hemelwater is bijgevolg verwaarloosbaar.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op het oppervlaktewater niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zullen mogelijk ook een aantal verhardingen verwijderd worden, waardoor de hoeveelheid afstromend hemelwater zal dalen. Gezien het bedrijfsafvalwater geloosd wordt in de openbare riolering zal deze situatie, zolang de garagewerkplaats nog aanwezig is op het terrein, niet wijzigen. De effecten zullen dan ook nog steeds niet significant zijn.

Aangezien ten gevolge van de voorziene planologische bestemmingswijziging geen onmiddellijke wijzigingen verwacht worden in het concrete gebruik van het bedrijfsterrein, zullen geen significante effecten optreden op het oppervlaktewater, noch op de beken in de omgeving van het plangebied.

5.6.5 Conclusie discipline water

Er kan vanuit de discipline water geconcludeerd worden dat de geplande gewijzigde planologische context, de werkzaamheden en de projectrealisatie geen tot nauwelijks effecten zullen hebben. Huishoudelijk afvalwater wordt geloosd op het rioleringsnetwerk, en er zullen voldoende bufferings- en infiltratiemogelijkheden moeten voorzien worden voor hemelwater wanneer de site zal gereorganiseerd worden. Waar mogelijk zal het hemelwater hergebruikt worden bij de exploitatie (onderhoud) en het sanitair. Aangezien het voorgenomen planinitiatief voornamelijk tot doel heeft om de bestaande situatie te behouden, zullen de verwachte effecten op de discipline water eveneens verwaarloosbaar zijn.

Voor de discipline water wordt gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.7 Biodiversiteit (fauna en flora, beschermde gebieden)

In deze discipline worden volgende aspecten bestudeerd: - Gebieden die op de biologische waarderingskaart zijn afgebakend als biologisch zeer waardevol, biologisch waardevol of complex van biologisch waardevol en zeer waardevolle elementen; - Gebieden behorend tot het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en/of Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON); - Gebieden die zijn afgebakend als pleister- of broedgebieden, broedkolonies, slaapplaatsen, voedsel-, slaap- en seizoenstrek; - Gebieden die zijn afgebakend als kwetsbaar of zeer kwetsbaar op de ecosysteemkwetsbaarheidskaarten voor verzuring, ecotoopverlies, eutrofiëring, verdroging,...; - Gebieden die zijn aangeduid als bosgebied overeenkomstig de definitie van bos uit het bosdecreet;

51 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 - De speciale beschermingszones (NATURA 2000) overeenkomstig het decreet van 21/10/1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; een gebied aangeduid overeenkomstig de conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis; - Een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen; - Erkende of Vlaamse natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden.

Op basis daarvan wordt onderzocht of de voorgenomen activiteiten effect kunnen hebben op deze zones.

5.7.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline biodiversiteit betreft het plangebied en de aangrenzende percelen.

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline biodiversiteit, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

Biologische waarderingskaart De Biologische Waarderingskaart (BWK) is een gebiedsdekkende inventarisatie en evaluatie van het biologische milieu op een visuele en cartografische manier voorgesteld. De kaarten bestrijken het volledige Vlaamse en Brusselse Gewest. Voor de inventarisatie werd gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde lijst van een 180-tal karteringseenheden. Deze eenheden zijn in belangrijke mate gebaseerd op de gezamenlijke aanwezigheid van karakteristieke plantensoorten, de daardoor gevormde vegetatiestructuur en het vegetatieaspect. Ze komen in grote lijnen overeen met vegetatiegemeenschappen, zoals bv. dotterbloemgrasland, natte heide of eikenberkenbos. Andere eenheden staan voor structurele landschapskenmerken (bv. bomenrijen, hagen, taluds, holle wegen...) of geven enkel het landgebruik weer (bv. boomgaarden, parken, industriezones...).

Heel Vlaanderen en Brussel werden gedurende 10 jaar tot in detail op het terrein geïnventariseerd en met behulp van deze lijst van eenheden op kaart weergegeven.

Elke karteringseenheid komt overeen met een vaste waardering. De globale biologische waarde is gebaseerd op een combinatie van de criteria zeldzaamheid, kwetsbaarheid, natuurlijkheid en vervangbaarheid van de biotoop. De waardering van elke karteringseenheid wordt uitgedrukt in drie grote categorieën van beoordeling: biologisch zeer waardevol, biologisch waardevol en biologisch minder waardevol. Deze categorieën kunnen ook met elkaar gecombineerd worden (= mengwaardering) als een perceel getypeerd wordt door het samen aanwezig zijn van verschillende types vegetatie of structurele landschapskenmerken, en bijgevolg ook verschillende karteringseenheden. Zo krijgt een soortenarm grasland dat omzoomd wordt door een bomenrij van bijvoorbeeld knotwilgen een waardering van ‘complex van biologisch minder waardevolle (het grasland) en biologische waardevolle elementen (de rij knotwilgen)'.

Een inventarisatie aan de hand van karteringseenheden die staan voor: - bodembedekking (bos, akker, grasland, bebouwing...) - vegetatie (zuur eikenbos, natte heide, dotterbloemgrasland...) - kleine landschapselementen (bomenrij, poel, holle weg...)

Daartoe werd door een groep van vegetatiekundigen aan elke karteringseenheid een onderbouwde en vaste waardering toegekend, gebaseerd op 4 criteria: zeldzaamheid, biologische kwaliteit, kwetsbaarheid en vervangbaarheid.

52 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Een evaluatie van de biologische waarde:

Een aantal gebieden krijgen een specifieke 'rode' arcering omwille van de aanwezige fauna. Voor de aanduiding van deze gebieden houden we rekening met soorten die: - op Vlaams niveau van belang zijn (Rode Lijstsoorten); - vermeld worden in de bijlagen van de Europese Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn; - waarvoor Vlaanderen internationaal van belang is.

Van de Rode Lijstsoorten wordt enkel rekening gehouden met soorten die behoren tot de categorieën 'met uitsterven bedreigd', 'bedreigd' en 'kwetsbaar', m.a.w. de echte Rode Lijstsoorten. We maken gebruik van de Rode Lijsten van zoogdieren, broedvogels, amfibieën en reptielen, vissen, sprinkhanen en krekels, dagvlinders en libellen. Gebieden werden weerhouden als soorten van Rode Lijst, Habitat- of Vogelrichtlijn indien ze: - samen voorkomen; - hoge aantallen of dichtheden bereiken; - op Vlaamse schaal belangrijk zijn voor een soort. - Aanduiding op de kaarten gebeurt door een overdruk:

Afbeelding 5.8 Biologische waarderingskaart

Het plangebied grenst aan een biologisch waardevol gebied zoals aangeduid op bovenstaande kaart. Dit gebied kenmerkt zich door gemengd loofhout en gemengd grasland en werd in 2007 gekarteerd. Op de eerste versie van de BWK was deze zone opgenomen in biologisch minder waardevol gebied. Dit geeft aan dat de huidige ontwikkelingen geen effecten hebben gehad op de ontwikkeling tot biologisch minder waardevol gebied.

VEN en/of IVON

53 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Het VEN is een netwerk van waardevolle natuurgebieden waar een specifiek beleid inzake natuurbehoud wordt gevoerd, gebaseerd op de kenmerken en elementen van het natuurlijk milieu, op de onderlinge samenhang tussen de gebieden en op de aanwezige en potentiële natuurwaarden.

Het VEN bestaat uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). In GEN en GENO neemt de administratieve overheid de nodige maatregelen om de natuur en het natuurlijk milieu te behouden, te herstellen en te ontwikkelen.

In het najaar van 2002 werd de eerste fase van afbakening van het VEN voltooid. De Vlaamse Regering keurde op 18 juli 2003 deze eerste afbakening van gebieden van het VEN goed. De aanvraag is niet gelegen in of in de nabijheid van een VEN.

Het IVON is het geheel van gebieden waarin de administratieve overheid zorg draagt voor het behoud van de aanwezige natuurwaarden, maatregelen neemt ter bevordering en versterking van die natuurwaarden, alsook stimulerende maatregelen neemt ter bevordering van de biologische diversiteit. Het IVON bestaat uit natuurverwevingsgebieden en natuurverbindingsgebieden. De IVON-gebieden zijn nog niet afgebakend.

Pleister- of broedgebieden, broedkolonies, slaapplaatsen, voedsel-, slaap- en seizoenstrek Voor zover kon nagegaan worden, bevindt het plangebied zich niet in of nabij een pleister- of broedgebied, broedkolonies, slaapplaatsen, voedsel-, slaap- en seizoenstrek.

Ecosysteemkwetsbaarheid Door de resultaten van de kwetsbaarheidsanalyse weer te geven onder de vorm van een kwetsbaarheidskaart wordt een ruimtelijk beeld geschapen van de kwetsbaarheid van verschillende ecosystemen m.b.t. een bepaalde ingreep (ecotoopverlies, verzuring, verdroging, vermesting). Voor zover kan nagegaan worden hebben de bestaande activiteiten geen impact op de kwetsbaarheid van het ecosysteem in de omgeving van het plangebied.

Bos Het bosdecreet van 13 juni 1990 reglementeert de bossen, ongeacht de bestemming volgens het gewestplan, andere bestemmingen of eigenaar. Het kent aan de bossen verschillende functies toe, het regelt de toegankelijkheid, het stelt het opmaken van een beheerplan voor bossen groter dan 5 ha verplicht en het beschermt de bossen.

Via de Boswijzer wordt de realisatie, het behoud en het verlies aan bos opgevolgd. Er worden hiervan telkens digitale boswijzers opgesteld zodat de evolutie kan opgevolgd worden.

De Boswijzer maakt gebruik van digitale luchtfoto's met zeer hoge resolutiebeelden waarbij in een eerste stap onderscheid gemaakt wordt tussen groen en niet-groen. In een tweede stap wordt gekeken naar welk groen hoger is dan 3 meter en in een derde stap wordt die bomenkaart omgezet in een boskaart'. De afspraak is gemaakt dat er slechts sprake is van bos zodra de bomen hoger zijn dan 3 meter en de oppervlakte meer dan een 0,5 hectare beslaat.

De Boswijzer kijkt naar de reële situatie op het terrein. Als bomen gekapt worden, dan interpreteert de Boswijzer dat alsof er bos is verdwenen. Ook als het al opnieuw aangeplant werd of zal worden aangeplant met jonge boompjes. De Boswijzer beschouwt dit pas opnieuw als bos als de bomen gemiddeld groter zijn dan 3 meter, ook al is het juridisch altijd bos gebleven.

Volgens de digitale boswijzer Vlaanderen 2013 ligt de projectzone ten westen van een perceel waarvan delen zijn opgenomen in de digitale boswijzer. De opstand bestaat uit gemengd loofhout, vooral zilverberk. Het bosfragment dateert niet van voor 1850 en is ook niet opgenomen in de bosreferentielaag 2000.

De gevraagde ontwikkeling heeft tot op heden geen effecten gehad op de ontwikkeling van dit bosfragment. Er wordt wel gesuggereerd om een groene bufferzone te voorzien op het terrein van minimum 5 meter breed om het plan milieuvriendelijker te maken.

54 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.9 Digitale boswijzer

Speciale beschermingszones (Natura 2000) Het plangebied is niet gelegen in of nabij een habitatrichtlijngebied of vogelrichtlijngebied.

In een habitatrichtlijngebied dienen de Europese lidstaten passende maatregelen te treffen om de bescher- ming, de instandhouding en het herstel van habitats en soorten waarvoor de gebieden werden aangewezen te verzekeren. Voor de uitvoering van plannen of projecten die negatieve gevolgen (kunnen of zullen) heb- ben voor het gebied is een aparte procedure voorzien (art. б van de Europese richtlijn).

Artikel 36ter. van het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse Regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992).

Afbeelding 5.10 Habitat- en vogelrichtlijngebieden in de omgeving van het plangebied (bron: Geopunt)

In de onmiddellijke omgeving (< 1000m) van de site zijn geen speciale beschermingszones gelegen.

55 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Het plangebied ligt niet in een habitatrichtlijn- of vogelrichtlijngebied. Het dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebied (Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem) ligt op ± 900m van de grenzen van het RUP.

Bijkomende activiteiten, bebouwing of verharding zullen geen impact hebben op de soorten en habitats van de SBZ, omdat de tussenliggende zone reeds enorm bebouwd is (dorpskern Kampenhout). Een screening tot passende beoordeling is niet noodzakelijk.

Beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied Het plangebied is niet gelegen in of nabij een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14/07/1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen.

Natuurgebieden Het plangebied is niet gelegen in of nabij een erkend of Vlaams natuurgebied, een natuurgebied met weten- schappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden.

5.7.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

De contour van het plangebied zal niet uitgebreid worden. De activiteiten zelf worden ook niet uitgebreid. Na doorvoering van de bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar gebied voor historisch gegroeid bedrijf, is het hoofdzakelijk de bedoeling om te behouden wat er is en een eventuele herstructurering van de activiteiten te koppelen aan een optimalisatie en reorganisatie van de bedrijfsuitbating. In geen geval zal een uitbreiding van het plangebied of het bouwvolume op de site gerealiseerd kunnen worden. Na de wijziging van het bestemmingstype worden bijgevolg geen aanpassingen aan de in de voorgaande paragraaf bespro- ken elementen verwacht.

Beoordeling effecten van de nieuwe toestand

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype van het bedrijfsterrein wijzigen van agrarisch gebied naar gebied voor een historisch gegroeid bedrijf. De beoordeling van de effecten van deze bestemmingswijziging zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het effectieve gebruik van het terrein, namelijk garagewerkplaats en fitness/balletschool, dit zowel in de huidige situatie als in de nieuwe toestand.

In de bestaande situatie werden geen effecten gegenereerd voor de discipline biodiversiteit. In tegendeel, ondanks de ontwikkeling van de bedrijfsactiviteiten werden de naastgelegen percelen intussen onderge- bracht in een biologisch waardevol gebied volgens de tweede versie van de biologische waarderingskaart en is er een zekere ontwikkeling tot bos tot stand gekomen.

Er wordt geen fysieke uitbreiding van het bedrijventerrein voorop gesteld. Op basis van bovenstaande ana- lyse van de bestaande toestand en het geraadpleegde kaartmateriaal, mag aangenomen worden dat er zich door de wijziging van de planologische context geen effecten zullen voordoen die een negatieve impact zul- len hebben op de bestaande fauna en flora en op de bosvorming van het naastliggende perceel.

Er zijn bijgevolg geen effecten te verwachten door een gewijzigde planologische context voor de disciplines bos, fauna en flora.

Het inrichten van een bedrijventerrein vraagt gewoonlijk ook de inrichting van een bufferzone om de over- gang tussen de activiteitenzone naar het natuurlijk landschap te bevorderen. Deze bufferzone zal de ken- merken van de natuurlijke elementen in de omgeving maximaal vrijwaren en beschermen en zal er toe leiden dat het plan milieuvriendelijker wordt.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn

56 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op de biodiversiteit niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zal, door het wegvallen van de activiteiten binnen het plangebied en het terugvallen op agrarisch gebruik, een grotere biodiversiteit ontstaan op het terrein zelf. Vergeleken met deze situatie heeft een aanpassing van het bestemmingstype wel een beperkt negatief effect. Gezien de ligging van het plangebied aansluit bij de dorpskern van de gemeente Kampenhout, een verstedelijkte zone, wordt er echter van uitgegaan dat dit effect niet als significant kan worden beschouwd.

Voor de discipline biodiversiteit wordt bijgevolg gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijko- mende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.8 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

In deze discipline worden volgende aspecten bestudeerd: - beschermde monumenten, landschappen, stads- of dorpsgezichten; - gebouwen die zijn opgenomen in het register van bouwkundig erfgoed;

En of het plangebied zich bevindt in of nabij: - een in de Landschapsatlas aangeduide zones zoals ankerplaatsen en relicten (zones, lijnen en punten); - een vastgesteld erfgoedlandschap; - een archeologische zone.

Op basis daarvan wordt onderzocht of de voorgenomen activiteiten effect kunnen hebben op deze zones.

5.8.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie betreft het plangebied, de aangrenzende percelen en de nabijgelegen dorpskern van de gemeente Kampenhout.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

Beschermde monumenten, landschappen, stads- of dorpsgezichten Binnen het plangebied zijn geen beschermde monumenten en landschappen aangeduid. Het beschermde Kasteel van Bellinghen met ommuurde tuin bevindt zich op ruim 300 meter van de site. Ook het beschermde dorpsgezicht van de gemeente Kampenhout is op ruime afstand van het plangebied gelegen. Omwille van de bestaande bebouwing in de omgeving van het plangebied bestaat er geen visuele relatie tot dit beschermd onroerend erfgoed.

57 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.11 Beschermde monumenten, landschappen, stads- of dorpsgezichten (bron: geo.onroerenderfgoed.be)

Gebouwen opgenomen in het register van het bouwkundig erfgoed In de ruime omgeving zijn verschillende gebouwen terug te vinden die zijn opgenomen in het register van het bouwkundig erfgoed. Omwille van de bestaande bebouwing in de omgeving van het plangebied bestaat er geen visuele relatie tot dit bouwkundig erfgoed.

Landschapsatlas Er zijn in de ruime omgeving van het plangebied geen ankerplaatsen aangeduid. In de ruime omgeving bevinden zich wel verschillende geïnventariseerde tuinen en parken. Omwille van de bestaande bebouwing in de omgeving van het plangebied bestaat er geen visuele relatie tot dit bouwkundig erfgoed.

Archeologische zone In de ruime omgeving van het plangebied zijn geen archeologische zones of bodemkundig erfgoed gekend.

5.8.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijziging

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

Met de voorziene planwijziging in het RUP wordt geen uitbreiding voorzien van de huidige bedrijvenstructuur. Zoals beschreven in de bestaande toestand bevindt er zich voldoende bebouwing tussen de bedrijvensite en de historisch waardevolle elementen in de ruime omgeving. Aan deze situatie zal niets gewijzigd worden in de nieuwe toestand. De bedrijvensite zal ook na de goedkeuring van het RUP onttrokken blijven aan het zicht ten opzichte van het bestaande historisch erfgoed.

58 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Beoordeling effecten van de nieuwe toestand

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op het landschap niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zullen de huidige activiteiten stopgezet worden, maar zullen de bedrijfsgebouwen vermoedelijk voor onbekende duur in het landschap aanwezig blijven. Het effect op het landschap zal bijgevolg niet wijzigen. Indien de bedrijfsgebouwen worden afgebroken zal het plangebied meer geïntegreerd kunnen worden in het landschap, hoewel, gezien de bebouwing in de omgeving, het landschap sterk verstedelijkt zal blijven.

Een aanpassing van het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ naar ‘gebied voor historisch gegroeid bedrijf zal bijgevolg op langere termijn een beperkt negatief effect hebben op het landschap. Gezien de aanwezigheid van bebouwing in de onmiddellijke omgeving wordt dit effect echter niet-significant beschouwd. Aangaande het onroerend erfgoed en de archeologie worden, gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde relevante elementen, geen effecten verwacht.

In de bestaande situatie zijn er geen effecten voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Aangezien het voorgenomen planinitiatief voornamelijk tot doel heeft om de bestaande situatie te behouden, zullen de te verwachten effecten op deze discipline eveneens verwaarloosbaar zijn. Het aanbrengen van een groene bufferzone rondom het plangebied, zal mogelijke visuele effecten op de omgeving verder minimaliseren. Hoewel niet noodzakelijk om aanzienlijke effecten op de omgeving te vermijden, wordt gesuggereerd om in het op te maken plan een groene bufferzone op te nemen opdat het plan milieuvriendelijker zal worden en de landschappelijke inpassing wordt bevorderd.

Voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie wordt bijgevolg gesteld dat een MER- onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.9 Lucht

In deze discipline wordt nagegaan of de geplande bestemmingswijziging een effect zal hebben op de luchtkwaliteit. Hierbij wordt onderzocht of het plangebied zich in een zone bevindt waar momenteel een overschrijding van de luchtkwaliteitsdoelstellingen voor fijn stof en NOx wordt vastgesteld.

Europa heeft strenge regels rond luchtkwaliteit. Voor heel wat stoffen halen we deze Europese doelstellingen en zien we dat de Vlaamse luchtkwaliteit de voorbije decennia verbetert. Toch moeten de luchtconcentraties van fijn stof en ozon verder afnemen om aan alle Europese bepalingen te voldoen. Ook de concentraties van stikstofdioxiden overschrijden de Europese grenswaarde die in 2015 van kracht is gegaan. Vooral het verkeer heeft een belangrijke bijdrage aan de hoeveelheid stikstofdioxide in de omgevingslucht. Nabij gekende industriële bronnen zijn de concentraties van arseen en cadmium nog steeds te hoog. Daarnaast moeten de stikstofdeposities ook nog afnemen om onze natuurgebieden te beschermen.

5.9.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline lucht betreft het plangebied en de aangrenzende percelen.

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline lucht, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

59 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Beschrijving en analyse van de referentietoestand

De luchtkwaliteit index in de ruime omgeving van het plangebied is ‘goed’ met een score van 3 op een schaal van 1 tot 10 waarbij 1 staat voor uitstekend en 10 voor uiterst slecht.

Afbeelding 5.12 Concentratie fijn stof (PM10) in Kampenhout en omgeving (bron: VMM)

Afbeelding 5.13 Concentratie NO2 in Kampenhout en omgeving (bron: VMM)

60 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.14 Concentratie roetpartikels in Kampenhout en omgeving (bron: VMM)

De emissies van de bedrijfsgebouwen op basis van verwarming, zijn zeer beperkt en hebben geen invloed op de luchtkwaliteit index.

5.9.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

Het wijzigen van de planologische context kan effecten hebben op de discipline lucht wanneer er zich nieuwe bedrijfsactiviteiten zouden aandienen. Dat is evenwel niet de bedoeling van deze aanvraag. Bovendien moeten bij bedrijfsactiviteiten de geldende richtlijnen en regelgeving van VLAREM nageleefd worden.

Beoordeling effecten van de nieuwe toestand

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype gewijzigd worden van agrarisch gebied naar gebied voor historisch gegroeide bedrijven en de bestaande activiteiten van beide bedrijven die momenteel op het terrein aanwezig zijn zullen behouden blijven. Bovendien zal het voortbestaan van de bedrijven door de bestemmingswijziging verzekerd worden, zodat een optimalisering van de activiteiten mogelijk wordt en een eventuele herinrichting van het terrein kan gebeuren. Hierbij zal evenwel geen uitbreiding van het plangebied of het huidige bouwvolume gerealiseerd kunnen worden.

De elementen die een effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het huidige (en toekomstige) gebruik van het bedrijfsterrein als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletzaal, activiteiten die door de bestemmingswijziging meer bestaanszekerheid krijgen.

Er wordt geen fysieke uitbreiding van de bedrijvenzone voorzien. De activiteiten zullen zich net als vandaag in een overdekte ruimte afspelen. Wanneer zich nieuwe activiteiten zouden aandienen, zullen deze conform de geldende VLAREM-wetgeving moeten uitgevoerd worden.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op de lucht niet zal

61 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zullen de activiteiten binnen het plangebied verdwijnen waardoor deze ook geen bron meer kunnen vormen van eventuele luchtverontreiniging.

Het effect van een aanpassing van het bestemmingstype van ‘agrarisch gebied’ naar ‘gebied voor historisch gegroeide bedrijven’ zal bijgevolg beperkt negatief zijn. Aangezien de luchtkwaliteit slechts beperkt beïnvloed wordt de activiteiten op het terrein, er geen grote wijzigingen mogelijk zijn aan deze activiteiten en de luchtkwaliteit hoofdzakelijk bepaald wordt door wegverkeer in de omgeving, wordt dit effect echter als niet-significant beschouwd.

Aangezien het voorgenomen planinitiatief voornamelijk tot doel heeft om de bestaande situatie te behouden, zullen de te verwachten effecten op de discipline lucht verwaarloosbaar zijn. Door het naleven van de geldende regelgeving zal het ontstaan van aanzienlijke effecten op de omgeving vermeden worden. Voor de discipline lucht wordt gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.10 Geluid

Onder deze discipline wordt onderzocht of de voorziene bestemmingswijziging een effect zal hebben op de geluidsaspecten. Hierbij wordt nagegaan of het plangebied zich bevindt in of in de nabijheid van geluidsgevoelige receptoren voor de mens (bijvoorbeeld woongebieden, ziekenhuizen, scholen, bejaardentehuizen, gemeenschapsvoorzieningen) en/of de natuur (bijvoorbeeld natuurgebieden, broedvogelgebieden). Tevens wordt onderzocht of het plangebied zich in of nabij een stiltegebied bevindt. Aangezien geluidshinder enkel vastgesteld kan worden d.m.v. een akoestische studie kan het resultaat van deze studie in vraag gesteld worden, lettende op het achtergrondlawaai van de Haachtsesteenweg.

5.10.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline geluid betreft het plangebied, de aangrenzende percelen en de nabijgelegen dorpskern van de gemeente Kampenhout.

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline geluid, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

Volgende geluidsgevoelige elementen kunnen geïdentificeerd worden in de omgeving van het plangebied: - Op 280 meter van het plangebied bevindt zich een instelling van kleuter- en basisonderwijs (oranje). - Op 127 meter van het plangebied bevindt zich een groepsopvang voor baby's en peuters (geel). - Op 480 meter van het plangebied bevindt zich een ouderenvoorziening (groen).

62 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.15 Geluidsgevoelige receptoren

Het plangebied bevindt zich niet in of nabij een stiltegebied.

Het plangebied bevindt zich volgens het gewestplan deels in en nabij het woongebied in de kern van Kampenhout. Het grootste gedeelte van het plangebied bevindt zich in agrarisch gebied. Enkele natuurgebieden bevinden zich op een afstand van minder dan 1 kilometer van het plangebied maar zijn fysisch gescheiden van de site door infrastructuur of bebouwing.

Afbeelding 5.16 Gewestplan

Wegverkeer Het plangebied bevindt zich nabij de N21, een drukke verbindingsweg tussen Brussel en Keerbergen. Het verkeer afkomstig van deze weg heeft een grotere invloed op de omgeving dan het geluid dat geproduceerd wordt op de site. De bedrijfsgebouwen zorgen voor een bufferende factor voor het verspreiden van het geluid naar de omgeving.

63 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Afbeelding 5.17 Geluidsbelasting door wegverkeer L(den)

Afbeelding 5.18 Geluidsbelasting door wegverkeer L( night)

Luchtverkeer Ten zuiden van het plangebied bevindt zich, parallel aan de N21, een aanvliegroute naar de luchthaven van Zaventem. Overdag heeft dit effect op de geluidsbelasting tot op een afstand van ongeveer 900 meter van het plangebied.

Afbeelding 5.19 Geluidsbelasting door luchtverkeer L(den)

64 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Spoorverkeer Er is geen geluidsbelasting omwille van spoorverkeer.

5.10.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

Het wijzigen van de planologische context zal een effect hebben op de geluidsproductie indien zich andere activiteiten zouden aandienen dan de bestaande. Deze aanvraag beoogt het behoud van de bestaande bedrijfsactiviteiten en niet de realisatie van nieuwe activiteiten. In elk geval dient bij de mogelijkheid tot geluid producerende activiteiten, rekening gehouden te worden met de effecten van het geluid op de omgeving.

De bestaande activiteiten blijven behouden op hun huidige plaats. Op die plaats zijn de effecten gekend. In de nieuwe situatie zal enkel een wijziging ontstaan door de optimalisatie en reorganisatie van de bedrijfsactiviteiten.

Beoordeling van de effecten in de nieuwe toestand

In de nieuwe toestand zal het bestemmingstype gewijzigd worden van agrarisch gebied naar gebied voor historisch gegroeide bedrijven en de bestaande activiteiten van beide bedrijven die momenteel op het terrein aanwezig zijn zullen behouden blijven. Bovendien zal het voortbestaan van de bedrijven door de bestemmingswijziging verzekerd worden, zodat een optimalisering van de activiteiten mogelijk wordt en een eventuele herinrichting van het terrein kan gebeuren. Hierbij zal evenwel geen uitbreiding van het plangebied of het huidige bouwvolume gerealiseerd kunnen worden.

De elementen binnen het plangebied, die een effect kunnen hebben op de geluidsproductie, zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan het huidige (en toekomstige) gebruik van het bedrijfsterrein als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletzaal, activiteiten die door de bestemmingswijziging meer bestaanszekerheid krijgen.

In de huidige situatie bevinden zich enkele geluidsgevoelige receptoren voor mens en geluid in de wijde omgeving van het plangebied. De huidige bedrijfsactiviteiten worden vooral binnen de bedrijfsgebouwen uitgevoerd en produceren geen abnormale geluidshinder voor de omgeving. De geluidsimpact van het verkeer langsheen de N21 op de omgeving is groter dan het geluid dat geproduceerd wordt naar aanleiding van de bedrijfsactiviteiten.

Aangezien het voorgenomen planinitiatief voornamelijk tot doel heeft om de bestaande situatie te behouden, zullen de te verwachten effecten van de voorziene bestemmingswijziging op de discipline geluid, verwaarloosbaar zijn.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op het geluid niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zal enkel de geluidsproductie ten gevolge van het wegverkeer van de N21 nog een invloed hebben. Aangezien het aandeel in de geluidsproductie, van de activiteiten binnen het plangebied, zeer beperkt is, kan er vanuit gegaan worden dat de effecten van de wijziging van het bestemmingstype van ‘agrarisch gebied’ naar ‘gebied voor historisch gegroeid bedrijf’ slechts beperkt negatief zullen zijn. Deze effecten worden niet significant geacht.

Door naleving van de VLAREM-wetgeving zullen ook geen aanzienlijke effecten op de omgeving ontstaan. Geluid afkomstig van het health center zal slechts in uitzonderlijke mate waarneembaar zijn vanop een

65 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 afstand. Gezien de hoge geluidsimpact van het verkeer langsheen de N21 zullen weinig geluidsbronnen dit overtreffen behalve omwille van specifieke weersomstandigheden (bv bij oostenwind wanneer bij warm weer de ramen zijn geopend). Voor de discipline geluid wordt gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.11 Mens- ruimtelijk-functionele aspecten

In deze discipline wordt onderzocht in hoeverre de beoogde functies van het bedrijf in overeenstemming zijn of kunnen gebracht worden met de juridisch-planologische bestemming van het plangebied en de omgeving.

5.11.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline mens-ruimtelijke aspecten betreft het plangebied, in relatie tot de omliggende percelen.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

De ondernemingen onderhoudsgarage Pardon, healthcenter GO-Fit en balletschool Attitude zijn, zoals eerder uitgebreid aangehaald, volgens het geldende gewestplan gelegen in agrarisch gebied en voor een gedeelte in woongebied. In woongebieden zijn de aanwezige bedrijfsactiviteiten niet zonevreemd voor zover ze omwille van hun schaal niet ruimtelijk dienen afgescheiden te worden. Hoewel in agrarische gebieden bedrijfsactiviteiten in functie van de landbouw mogelijk zijn, zijn de bestaande bedrijfsactiviteiten op de site zonevreemd. De onderhoudsgarage Pardon is reeds gevestigd op deze plaats sinds de jaren ’80. De bevoegde overheden hebben in het verleden de nodige vergunningen verleend waardoor de locatie niet in vraag werd gesteld. De onderhoudsgarage is dus historisch gegroeid en vormt een vast gegeven in de omgeving. De onderhoudsgarage en het health center voorzien in beperkte mate in werkgelegenheid. De fitness- en balletschool hebben ook draagvlak van de omgeving omdat de omgeving gebruik maakt van de twee sportscholen, de sportscholen voorzien in werkgelegenheid en geen overlast veroorzaken.

Afbeelding 5.20 Uittreksel uit het gewestplan met ligging plangebied in agrarisch en woongebied (bron: Geopunt)

De bedoeling van het RUP is om via een planinitiatief de bestemming van het terrein te wijzigen naar een zone voor een historisch gegroeid bedrijf, waardoor de bestaande en voorgenomen bedrijfsactiviteiten in stand kunnen gehouden worden en verder kunnen evolueren en ontwikkelen. De schaal van de bedrijfsactiviteiten overstijgt echter de schaal van de omgeving waardoor een planologische correctie zich opdringt.

66 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 5.11.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

De bedoeling van het RUP is om via een planinitiatief de bestemming van de kavels van de ondernemingen onderhoudsgarage Pardon en het healthcenter in agrarisch gebied om te vormen naar een bedrijventerrein voor historisch gegroeid bedrijf, met een overdruk voor bestaande recreatieve functies voor het healthcenter en de balletschool, waardoor de huidige bedrijfsactiviteiten kunnen worden voortgezet en kunnen ontwikkelen. Om conflicten te vermijden tussen twee bestemmingszones kan het aangewezen zijn om voldoende buffermogelijkheden te voorzien en juridisch af te dwingen. Wanneer bij de opmaak van een RUP op het grafisch plan bufferstroken worden voorzien aan de randen van het bedrijventerrein, kunnen de beoogde functies van het bedrijf in overeenstemming gebracht worden met de nieuwe juridisch- planologische bestemming van het plangebied en de omgeving.

Wanneer op basis van de goedkeuring van dit RUP vergunningen kunnen afgeleverd worden voor de voorgenomen optimalisatie van de bestaande activiteiten, dienen de afgeleverde vergunningen voldoende maatregelen te voorzien om conflicten tussen twee verschillende bestemmingszones te vermijden. Op deze manier kan de voorgenomen exploitatie van het bedrijf in overeenstemming worden gebracht met de omgeving.

Beoordeling effecten van de nieuwe toestand

Aangezien drie ondernemingen reeds aanwezig zijn in het agrarisch gebied en woongebied, zal het omvormen van de agrarische bestemming naar een zone voor bedrijvigheid geen (nieuwe) effecten hebben. Integendeel zal door de opmaak van een bestemmingswijziging, de mogelijkheid gecreëerd worden om een overgangszone te realiseren tussen de zone voor bedrijvigheid en de omliggende bestemmingen door middel van het aanleggen van een bufferstrook. Het plan wordt hierdoor milieuvriendelijker en de activiteiten worden in overeenstemming gebracht met de nieuwe juridische-planologische bestemming van het plangebied en de omgeving.

Aangezien het voorgenomen planinitiatief voornamelijk tot doel heeft om de bestaande situatie te behouden, zullen de te verwachten effecten op de discipline ‘mens: ruimtelijk-functionele aspecten’ verwaarloosbaar zijn. Wanneer door het op te maken plan ook een volwaardige groenbuffer rondom de bedrijvensite kan afgedwongen worden zal de landschappelijke inpassing van de bedrijfsactiviteiten in de omgeving nog verbeteren.

Voor de discipline ‘mens- functioneel-ruimtelijke aspecten’ wordt gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.12 Mens- mobiliteit

Voor de discipline mobiliteit werd in de startnota gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten. Echter werden er heel wat reacties ontvangen voor wat betreft verschillende bezorgdheden omtrent mobiliteit en de huidige verkeerssituatie. Door het uitvoeren van een mobiliteitsstudie door erkend deskundige Eveline Staelens van Buro MOVE werd dit verder onderzocht en in onderstaand hoofdstuk samengevat.

Het Agentschap Wegen en Verkeer (Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant) heeft daarenboven in de adviesperiode tijdens de publieke raadpleging van de startnota aangegeven geen opmerkingen te hebben gezien het voornamelijk gaat om de bestendiging van de bestaande toestand. In de toekomst blijft de site dan ook ontsloten via lager gecategoriseerde wegen.

Aangezien de bestemmingswijziging van het gebied in principe geen wijziging van de verkeersbewegingen inhoudt, zal de studie worden gemaakt ten opzichte van twee referentiesituaties. De referentie met de

67 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 huidige situatie zal bijgevolg weinig effecten op de omgeving hebben, maar wel huidige knelpunten en problemen kunnen vaststellen of ontkrachten. De huidige gewestplanbestemming agrarisch gebied (en beperkt woongebied) ten opzichte van de huidige situatie zal louter theoretisch de effecten van de huidige functies van beide bedrijven op de omgeving kunnen beoordelen.

Objectief

Het RUP Pardon dat door de gemeente Kampenhout wordt opgemaakt, voorziet in de bestemmingswijziging (planologische correctie) voor een historisch gegroeide onderhoudsgarage voor vrachtwagens (garage Pardon – Volvo Truck Center) en aanpalende fitness/dansstudio (GO-Fit), gelegen tussen de Van Beethovenlaan en de Stationsstraat in Kampenhout. Er zijn tijdens het openbaar onderzoek en het participatiemoment van het RUP Pardon heel wat bezorgdheden en vragen van buurtbewoners geuit, waarbij de mobiliteit en verkeerssituatie een belangrijk onderdeel vormden. In voorliggende mobiliteitstoets wordt bijgevolg in eerste instantie de bestaande verkeerssituatie in kaart gebracht. Vervolgens worden het huidig in toekomstig mobiliteitsprofiel van garage Pardon beschreven. Vervolgens wordt de impact op - Afwikkelcapaciteit, verkeersleefbaarheid en parkeren (kwantitatief) en - Bereikbaarheid en verkeersveiligheid (kwalitatief) beoordeeld. Tot slot worden – indien nodig – enkele milderende en flankerende maatregelen ter optimalisatie van de verkeersveiligheid en -leefbaarheid aanbevolen. Het resultaat van voorliggende mobiliteitstoets wordt in de scopingsnota van het RUP opgenomen.

Situering

De projectsite is gelegen in het centrum van Kampenhout, tussen de N21 Haachtsesteenweg, de Stationsstraat en de Van Beethovenlaan.

68 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.21: Situering projectsite op mesoniveau (bron: geopunt.be)

5.12.2 Bereikbaarheidsprofiel van de bestaande toestand

Ontsluiting omliggend wegennet

Fietsers en voetgangers De omliggende, ontsluitende wegen beschikken over volgende fiets- en voetgangers-infrastructuur: - N21 Haachtsesteenweg: o Geen voetpaden o Éénrichtingsfietspaden aan weerskanten, afwisselend aan- en vrijliggend verhoogd o Oversteekvoorziening voetgangers ca. 60 m ten zuidwesten van de aansluiting met de Sta- tionsstraat - Van Beethovenlaan o Vrijliggend tweerichtingsfietspad en voetpad aan de noordkant van de Van Beethovenlaan, gescheiden van de rijbaan door een groene berm. Het tweerichtigsfietspad beschikt echter niet over de minimumbreedte van 2,50 m. Bovendien is dit aangelegd in klinkers en is de staat van het fietspad niet optimaal. - Stationsstraat o Voetpaden aan weerskanten o Geen fietsvoorzieningen, zij dienen zich bijgevolg tussen de fietspaden langs de N21 en de Van Beethovenlaan gemengd met het gemotoriseerd verkeer te bewegen - Rood-Kloosterstraat o Geen voetgangers- of fietsvoorzieningen. Deze kwetsbare weggebruikers dienen zich tussen de fietspaden op de N21 en de Van Beethovenlaan bijgevolg gemengd met het gemotori- seerd verkeer te bewegen.

Ter hoogte van de kruispunten van de Van Beethovenlaan met de Rood-Kloosterlaan en met de Stationsstraat zijn er bijgevolg geen oversteekvoorzieningen voor fietsers of voetgangers voorzien.

69 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.22 N21 Haachtsesteenweg richting Brussel Afbeelding 5.23 Van Beethovenlaan tweerichtings-fiets- en t.h.v oversteekplaats Warandestraat voetpad noordkant

Afbeelding 5.24 Fietsoversteek t.h.v kruispunt Afbeelding 5.25 Fietsenstalling hoek Stationsstraat x N21 Rood-Kloosterlaan x N21 Haachtsesteenweg Haachtsesteenweg

Openbaar vervoer De dichtstbijzijnde bushalte ligt langs de N21 Haachtsesteenweg, net voorbij het kruispunt van de Stationsstraat. In de hoek van de N21 met de Stationsstraat is een ruime, overdekte fietsenstalling voorzien. Aan de zuidkant is een ruim schuilhuisje voorzien, met informatieverstrekking en een vuilbak. Aan de noordkant is enkel informatieverstrekking voorzien. De bussen halteren er op de rijbaan, aan weerszijden op de bus strook.

Afbeelding 5.26 Bushalte “Kampenhout Oud Station” Afbeelding 5.27 Bushalte “Kampenhout Oud Station” richting Brussel richting Haacht

Deze halte wordt bediend door volgende lijnen (bron: De Lijn): - 270 Brussel-Keerbergen (2/u)

70 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 - 660 Zaventem-Bonheiden (2/u daluren en tot 6/u spitsuren) - 686 Zaventem – Mechelen (1/u) - 470 Brussel-Haacht (2/u van 4:30 tot 15:00 richting Brussel en van 16:00 tot 00:00 richting Haacht) - 503 Steenokkerzeel-Keerbergen (1/spits AM richting Keerbergen en PM richting Steenokkerzeel) - 505 Zaventem-Haacht (2/spits AM richting Zaventem en PM richting Haacht) - 514 Steenokkerzeel-Tildonk (1/spits AM richting Tildonk en PM richting Steenokkerzeel) - 515 Perk-Tildonk (1/spits AM richting Tildonk en PM richting Perk)

Auto’s/vrachtwagens

Afbeelding 5.28 Situering projectsite (centraal) op macroniveau (Google maps)

Kampenhout ligt ongeveer in het midden tussen Brussel, Mechelen en Leuven. Mechelen en Leuven zijn via de gewestwegen N21 en N26 bereikbaar vanaf de projectsite. Brussel is eveneens via de N21 bereikbaar. Het hoofdwegennet (E19 Brussel-Antwerpen en R0) is eveneens bereikbaar via de N21 Haachtsesteenweg en op- en afrittencomplex nr. 12 “Vilvoorde-Luchthavenlaan” van de E19. Vanaf daar kan het hoofdwegennet in alle rijrichtingen (behalve het oosten) worden bereikt. Voor bestemmingen ten oosten van Leuven, geniet de route via de N21, N26 en het op- en afrittencomplex nr. 18 ‘Herent’ van de E314 (Leuven-Lummen) de voorkeur.

71 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.29 N21 Haachtsesteenweg richting Afbeelding 5.30 N21 Haachtsesteenweg richting Haacht t.h.v Rood-Kloosterstraat Brussel t.h.v Stationsstraat

Afbeelding 5.31 Kruispunt Rood-Kloosterstraat x Afbeelding 5.32 Kruispunt Rood-Kloosterstraat x N21 Haachtsesteenweg Van Beethovenlaan

De omliggende ontsluitende wegen kennen volgende inrichting voor gemotoriseerd verkeer: - N21 Haachtsesteenweg: o 2x2 gescheiden door een verhoogde middenberm; o Daarbij is telkens de rechtse rijstrook een bus strook. Het overig gemotoriseerd verkeer be- schikt bijgevolg slechts over 1 rijstrook per rijrichting; o 70 km/u - Van Beethovenlaan o 2x1 gescheiden door een onderbroken witte lijn, in beide rijrichtingen toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer; o 50 km/u - Stationsstraat o 1x2 in beide rijrichtingen toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer; o Langsparkeerstrook aan de zuidwestkant; o 50 km/u - Rood-Kloosterstraat o 1x2 in beide rijrichtingen toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer; o 50 km/u

Alle betrokken kruispunten zijn voorrangsgeregeld. Ter hoogte van beide kruispunten met de N21 Haachtsesteenweg is deze gewestweg in de voorrang en dient eerst een bus strook te worden gekruist voor het verkeer komende van de zijstraten. Ter hoogte van de Rood-Kloosterstraat zijn alle bewegingen mogelijk voor gemotoriseerd verkeer. Het kruispunt met de Stationsstraat is ingericht als rechts-in/rechts-uit. De middenberm loopt hier dan ook door op dit kruispunt.

72 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Ter hoogte van de kruispunten van de Van Beethovenlaan met de Stationsstraat en de Rood-Kloosterstraat geldt voorrang van rechts. Dit wordt op beide kruispunten vanaf aangegeven met een verkeersbord B17.

Ontsluiting projectsite Toegangen voetgangers via: Van Beethovenlaan Toegangen fietsers via: Van Beethovenlaan Toegangen autoverkeer via: Van Beethovenlaan Toegangen vrachtwagens via: Van Beethovenlaan Parkeerplaatsen voor autoverkeer: ca. 20 Parkeerplaatsen voor vrachtverkeer: ca. 42 Aantal fietsparkeerplaatsen op de site: Het personeel heeft de mogelijkheid de fietsen overdekt in het magazijn te plaatsen. Voor bezoekers is deze vervoerswijze, gezien de aard van de activiteiten, niet van toepassing.

Afbeelding 5.33 In- en uitrit Volvo Van Beethovenlaan Afbeelding 5.34 In- en uitrit Volvo Van Beethovenlaan Richting stationsstraat richting Rood-Kloosterstraat

Afbeelding 5.35 In- en uitrit Volvo Stationsstraat Afbeelding 5.36 In- en uitrit healthcenter Stationsstraat

Planningscontext

Wegencategorisering De N26 Leuvensesteenweg is geselecteerd als secundaire weg type I.

De N21 Haachtsesteenweg is geselecteerd als secundaire weg type II. De hoofdfunctie van deze weg is verzamelen en ontsluiten van mobiliteit genererende elementen op provinciaal niveau naar het hoofd- of primaire wegennet. Ook het toegang verlenen tot de aanpalende percelen is een belangrijke functie. De snelheid is er ondergeschikt aan de activiteiten en de doorstroming. Om de verkeersleefbaarheid op sommige delen te garanderen zijn maatregelen nodig, die overeenkomen met het uitbouwen van een filter.

73 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 De Stationsstraat werd geselecteerd als lokale weg type II: gebiedsontsluitingsweg. De hoofdfunctie van deze weg is verzamelen en ontsluiten op lokaal niveau. Slechts in tweede instantie heeft deze weg een verbindende functie. Een lokale weg type II ontsluit een lokaal gebied (bv. stad, dorpskern, wijk, industrie- dienstenzone) naar een weg van hogere categorie.

De Van Beethovenlaan en de Rood-Kloosterlaan zijn een lokale weg type III. Deze wegen hebben geen verbindende functie en is uitsluitend bedoeld als ontsluiting voor de aanpalende erven.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen zwarte punten.

Afbeelding 5.37 Categorisering van de wegen (bron: mobiliteitsplan gemeente Kampenhout)

Fietsroutenetwerken

Afbeelding 5.38 Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (bron: mobielvlaanderen.be)

74 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Afbeelding 5.39 Bovenlokaal recreatief fietsknooppuntennetwerk (bron: fietsnet.be)

5.12.3 Mobiliteitsprofiel - bestaande toestand

Huidig druktebeeld Om de huidige verkeerssituatie in kaart te brengen, werden verkeerstellingen uitgevoerd. Op onderstaande afbeelding werden de locaties van deze kruispunt- (KP) en doorsnedetellingen (DS) weergegeven. Deze werden uitgevoerd door gerenommeerd studiebureau Dinaf. In BIJLAGE I werden de telpuntenoverzichten en overzichtspagina’s van de verkeerstellingen toegevoegd. De volgende locaties werden daarbij geteld: - DS Van Beethovenlaan tussen Volvo en Rood-Kloosterlaan – gemotoriseerd verkeer - DS Van Beethovenlaan tussen Volvo en Rood-Kloosterlaan – fietsers - KP1: N21 Haachtsesteenweg x Stationsstraat (4-taks voorrangskruispunt) - KP2: N21 Haachtsesteenweg x Rood-Kloosterlaan (3-taks voorrangskruispunt)

Afbeelding 5.40 Locatie verkeerstellingen (bron: eigen bewerking o.b.v. geopunt.be) DS Van Beethovenlaan fietsers DS Van Beethovenlaan gemotoriseerd

2

KP N21 x Rood-Kloosterlaan

1 KP N21 x Stationsstraat

75 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

De doorsnedetelling heeft plaatsgevonden van 29 november 2019 tot en met 16 december 2019. Bij de doorsnedetelling werden alle voertuigen per uur geregistreerd, 24/7. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen fietsers, personenwagens, 1-delige vrachtwagens en 2-delige vrachtwagens. De kruispunttellingen hebben plaatsgevonden op donderdag 5 december 2019 tijdens de ochtendspits van 6:00 tot 9:00 en tijdens de avondspits van 15:30 tot 18:30. Daarbij gebeurden de registraties per kwartier gedurende de bovenvermelde ochtend- en avondspitsuren. Daarbij werden alle rechtdoorgaande en afslaande bewegingen geregistreerd en werd onderscheid gemaakt tussen (overstekende) voetgangers en fietsers, personenwagens, 1-delige vrachtwagens en 2-delige vrachtwagens. De resultaten van de verkeerstellingen werden als BIJLAGE II van voorliggende mobiliteitstoets toegevoegd. In deze grafieken en afbeeldingen worden de resultaten van deze verkeerstellingen weergegeven. Deze worden enerzijds in motorvoertuigen (mvt) of fietsen (fts) weergegeven. Anderzijds worden de gemotoriseerde voertuigen ook in personenautoëquivalenten (pae) weergegeven. De omzetting gebeurt daarbij als volgt, conform het Richtlijnenboek MOBER 21: - 1 auto, moto, bestelwagen, … = 1 PAE - 1 lichte (1-delige) vrachtwagen, bus, … = 1,5 PAE - 1 zware (2-delige) vrachtwagen, gelede bus, … = 2,5 PAE

Huidig mobiliteitsprofiel Volvo Truck Center

Algemeen Openingsuren: - maandag tem vrijdag: 7:30 – 18:00 - zaterdag: 6:00 – 13:00 - zon- en feestdagen: gesloten

De ontsluiting gebeurt voor alle vervoerswijzen en voor alle gebruikers (personeel, klanten en leveranciers) nagenoeg uitsluitend via de Van Beethovenlaan. Zeer sporadisch wordt de ontsluiting via de Stationsstraat gebruikt (afval wegvoeren, spuitcabine, …)

Personeel - Aantal: 10 personen - Modal split: 30% fiets en 70% personenwagen - Shiften: o 7:30 – 16:15 o 9:15 – 18:00 - Aanwezigheidspercentage: 80%

Bezoekers - Aantal: maximum 10/dag en 45/week (gemiddeld 25 à 30 per week) - Piekdag: vrijdag - Modal split (uitsluitend vrachtwagens): o 85% 1-delige vrachtwagens · 15% trekkers van 2-delige vrachtwagens - Gemiddelde verblijfsduur: 2 werkdagen - Spreiding over de week: maandag tem vrijdag (zaterdag alleen atelier) - Chauffeurs brengen 1 VW binnen en nemen 1 VW terug mee. Dit betekent dat er per vrachtwagen 1 vrachtwagenbeweging van of naar de projectsite wordt gemaakt. - Herkomst/bestemming: · 50% richting Leuven · 50% richting Brussel

Leveringen

1 Bron: https://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/mober/richtlijnenboek-2018.pdf

76 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 - Aantal: 1/dag en 4/week (dinsdag tem vrijdag) - Modal split: o 50% 1-delige vrachtwagen · 50% trekker-oplegger - Herkomst/bestemming: 100% richting Gent

Verkeersgeneratie en parkeer/stallingsbehoefte In onderstaande tabel wordt de berekening van de maximale verkeersgeneratie per dag, op basis van bovenvermelde kencijfers weergegeven. Daaruit blijkt dat er dagelijks 6 fietsbewegingen van en naar de site gebeuren. Daarnaast gebeuren per dag 27 mvt-bewegingen per dag, waarvan - 14 personenwagens/dag - 10 lichte vrachtwagens/dag - 2 trekkers (zonder oplegger)/dag - 1 trekker-oplegger/dag

Afbeelding 5.41 Verkeersgeneratie

Verder kan worden berekend dat er nood is aan volgende parkeer- en stallingsbehoefte: - Fietsenstallingen: 3 fietsen - Parkeerplaatsen: 10 auto’s - Stallingen VW: 30 trekkers of vrachtwagens

5.12.4 Effectbeoordeling – bestaande toestand

Effectgroepen, significantiekaders en methodiek In dit hoofdstuk wordt in eerste instantie beschreven welke effectgroepen zullen worden beoordeeld, welke significantiekaders zullen worden gehanteerd en de respectievelijke methodieken. Gezien de nieuwe toestand ten opzichte van de bestaande toestand zal worden afgewogen in het volgende hoofdstuk, wordt in dit hoofdstuk de referentietoestand bepaald.

Verkeersafwikkeling Om de verzadigingsgraden (I/C-ratio)1 wordt gebruik gemaakt van de methodiek volgens de Highway Capacity Manual voor voorrangskruispunten. Deze worden als volgt beoordeeld voor de bestaande toestand:

Afbeelding 5.42 Significantiekader verkeersafwikkeling bestaande toestand

Verkeersleefbaarheid

1 De verzadigingsgraad of I/C-ratio is de verhouding van de verkeersintensiteiten ten opzichte van de capaciteit van de weg of het wegsegment.

77 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Om de verkeersleefbaarheid van lokale wegen (i.c. de Stationsstraat, de Rood-Kloosterlaan en de Van Beethovenlaan) te beoordelen, wordt in eerste instantie gekeken naar het bestaand gebruik en belasting (druktebeeld) van de te beoordelen wegen. Daarbij wordt het volgende significantiekader gehanteerd:

Afbeelding 5.43 Significantiekader bestaand gebruik en belasting

Parkeren De bezettingsgraad wordt bepaald door het verwachte aantal geparkeerde voertuigen in verhouding tot het parkeeraanbod. Voor de fietsenstallingen zal een tekort aan fietsenstallingen als negatief worden beoordeeld.

Bereikbaarheid en Verkeersveiligheid Deze effectgroep wordt kwalitatief beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende aspecten: - Kwaliteit van fiets- en voetpaden en oversteekplaatsen: inrichting en leesbaarheid van de fiets- en voetpaden en oversteekplaatsen. Dit kan zowel op de openbare weg zijn als op de private parking. De veilige inrichting en zichtbaarheid van deze plaatsen zijn cruciaal, vooral in functie van de verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers; - Wijziging in verkeersintensiteiten: hoewel er niet noodzakelijk een lineair verband is tussen de hoeveelheid verkeer en het aantal ongevallen, is een wijziging van de verkeersintensiteiten indicatief voor een mogelijke wijziging in de verkeersveiligheid; - Aanwezigheid van zwaar verkeer: vrachtwagens kunnen een hogere negatieve impact hebben op de omgeving dan personenwagens. Wijzigingen in de routes en aantallen van het vrachtverkeer zijn daarom relevant om de verkeersveiligheid te beoordelen.

5.12.5 Beoordeling mobiliteitseffecten – bestaande toestand

Beoordeling verkeersafwikkeling – bestaande toestand

Afbeelding 5.44 Verzadigingsgraden (I/C) KP N21 x Stationsstraat – maatgevende avondspits

Gezien de hoogste verzadigingsgraad op het kruispunt N21 x Stationsstraat 50% bedraagt, kent dit kruispunt volgens het bovenvermelde significantiekader een vlotte doorstroming.

Afbeelding 5.45 Verzadigingsgraden (I/C) KP N21 x Rood-Kloosterlaan – maatgevende avondspits

Tijdens de maatgevende avondspits bedraagt de hoogste verzadigingsgraad hier 88% op de N21 Haachtsesteenweg richting Brussel. Dit betekent dat er wachtrijvorming optreedt en dat er hinder is voor de doorstroming in de bestaande toestand.

78 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Beoordeling verkeersleefbaarheid – bestaande toestand In onderstaande tabel worden de huidige uurintensiteiten (pae) op de lokale wegen samengevat. Op basis daarvan kon de huidige belasting conform bovenvermeld significantiekader worden bepaald:

Afbeelding 5.46 Overzicht bestaande belasting lokale wegen

Uit bovenstaande tabel blijkt dat alle beschouwde lokale wegen in de bestaande toestand een ‘rustige’ belasting kennen.

Beoordeling parkeren – bestaande toestand In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het bestaande multimodaal parkeeraanbod - zoals beschreven in het bereikbaarheidsprofiel - ten opzichte van de huidige multimodale parkeervraag – zoals beschreven in het mobiliteitsprofiel. Daaruit blijkt dat er voor alle vervoersmodi ruim voldoende parkeeraanbod op de site aanwezig is, waardoor in de bestaande toestand alle voertuigen op eigen terrein kunnen worden geparkeerd en er bijgevolg geen problemen met betrekking tot parkeren op de openbare weg zijn.

Afbeelding 5.47 Huidige multimodale parkeerbezetting

Beoordeling bereikbaarheid en verkeersveiligheid – bestaande toestand

Inrichting en leesbaarheid kwetsbare weggebruikers – bestaande toestand - N21 Haachtsesteenweg: o Geen voetpaden o Éénrichtingsfietspaden aan weerskanten, afwisselend aan- en vrijliggend verhoogd o Oversteekvoorziening voetgangers ca. 60 m ten zuidwesten van de aansluiting met de Sta- tionsstraat - Van Beethovenlaan o Vrijliggend tweerichtingsfietspad en voetpad aan de noordkant van de Van Beethovenlaan, gescheiden van de rijbaan door een groene berm. Het tweerichtigsfietspad beschikt echter niet over de minimumbreedte van 2,50 m. Bovendien is dit aangelegd in klinkers en is de staat van het fietspad niet optimaal. - Stationsstraat o Voetpaden aan weerskanten o Geen fietsvoorzieningen, zij dienen zich bijgevolg tussen de fietspaden langs de N21 en de Van Beethovenlaan gemengd met het gemotoriseerd verkeer te bewegen - Rood-Kloosterstraat o Geen voetgangers- of fietsvoorzieningen. Deze kwetsbare weggebruikers dienen zich tussen de fietspaden op de N21 en de Van Beethovenlaan bijgevolg gemengd met het gemotori- seerd verkeer te bewegen.

Ter hoogte van de kruispunten van de Van Beethovenlaan met de Rood-Kloosterlaan en met de Stationsstraat zijn er bijgevolg geen oversteekvoorzieningen voor fietsers of voetgangers voorzien.

79 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de beschikbare maximale gemeten fietsintensiteiten per uur, zoals is gebleken uit de verkeerstellingen:

Afbeelding 5.48 Maximale fietsintensiteiten – bestaande toestand

Ondanks het feit dat de verkeerstellingen tijdens de winter hebben plaatsgevonden, zijn deze verkeersintensiteiten, zeker op de N21, die deel uitmaakt van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk, zeer laag.

Aanwezigheid zwaar verkeer – bestaande toestand In volgende tabel worden de verkeersintensiteiten per voertuigtype weergegeven. In volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de vrachtwagen-percentages op de verschillende betrokken wegen. Daarbij worden de gemiddelden per spits (van 6:00 tot 9:00 en van 17:30 tot 18:30) weergegeven voor de N21, de Stationsstraat en de Rood-Kloosterlaan. Voor de Van Beethovenlaan beschikken we over meer gedetailleerde gegevens, en kunnen we daarnaast ook de percentages per dag weergeven.

Afbeelding 5.49 Overzicht vrachtwagenpercentages per straat en per spitsuur

Uit bovenstaande tabel blijkt het aandeel vrachtverkeer op de lokale wegen nooit meer dan 10% te bedragen, wat als ‘aanvaardbaar’ wordt beschouwd bij AWV Vlaams-Brabant. Ook op de N21 Haachtsesteenweg, die als secundaire weg type II een hoger percentage vrachtverkeer kan afwikkelen, bevat maximum 10% vrachtverkeer. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van het aandeel bestemmingsverkeer van en naar het Volvo Truck Center ten opzichte van de totale verkeersintensiteiten tussen 6:00 en 22:00.

Afbeelding 5.50 Overzicht aandeel bestemmingsverkeer Volvo Truck Center op de Van Beethovenlaan

Uit deze tabel blijkt dat het aandeel verkeer op de Van Beethovenlaan, dat zijn herkomst of bestemming bij Volvo Truck Center heeft, bijzonder klein is. Zelfs voor de 1-delige bedraagt het aandeel van de projectsite slechts 33%.

5.12.6 Bereikbaarheidsprofiel – nieuwe toestand

80 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Er worden geen wijzigingen in het toekomstig bereikbaarheidsprofiel verwacht binnen de tijdshorizon van het RUP.

5.12.7 Mobiliteitsprofiel – nieuwe toestand

Er worden geen wijzigingen in de verkeersgeneratie en/of parkeerbehoefte verwacht binnen de tijdshorizon van het RUP.

5.12.8 Effectbeoordeling – nieuwe toestand

Significantiekaders – nieuwe toestand

Afwikkelcapaciteit De wijzigingen in verkeersafwikkeling worden beoordeeld aan de hand van de verzadigingsgraden (I/C-ratio) van de relevante kruispunten. In volgende tabel wordt het significantiekader voor voorrangskruispunten weergegeven:

Afbeelding 5.51 Significantiekader verkeersafwikkeling voorangskruispunt/rotonde

Verkeersleefbaarheid De wijziging in gebruik en belasting (druktebeeld) wordt gehanteerd om de effecten met betrekking tot verkeersleefbaarheid te beoordelen. Het druktebeeld van de weg wordt beschreven aan de hand van de categorieën ‘rustig’, ‘normaal’, ‘druk’ en ‘zeer druk’ (zie bestaande toestand. Dit significantiekader houdt rekening met - Het huidig gebruik van de weg (van rustig tot zeer druk); - De relatieve stijging of daling van de verkeersintensiteiten op deze wegen, rekening houdend met de huidige verkeersdrukte (bijvoorbeeld een beperkte daling van verkeer op een drukke of zeer drukke weg, weegt meer door dan op een rustige weg); - De drempelwaarden voor de indeling van de verschillende categorieën. Overschrijding van de leefbaarheidsdrempel van 1.200 pae/u betekent in alle gevallen een aanzienlijk negatief effect.

Afbeelding 5.52 Significantiekader effectgroep verkeersleefbaarheid

81 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Beoordeling mobiliteitseffecten – nieuwe toestand

Beoordeling afwikkelcapaciteit – nieuwe toestand Gezien er ten gevolge van de geplande ontwikkeling geen wijziging in de bestaande verkeersintensiteiten worden verwacht, worden geen significante effecten (score 0) verwacht met betrekking tot de afwikkelcapaciteit van de kruispunten van de N21 Haachtsesteenweg met de Stationsstraat enerzijds en met de Rood-Kloosterstraat anderzijds.

Beoordeling verkeersleefbaarheid – nieuwe toestand Gezien er ten gevolge van de geplande ontwikkeling geen daling of stijging tot 300 pae/u op de ontsluitende wegen wordt verwacht, worden geen significante effecten (score 0) verwacht met betrekking tot de verkeersleefbaarheid van de Van Beethovenlaan, de Stationsstraat én de Rood-Kloosterstraat.

Beoordeling parkeren – nieuwe toestand Gezien er ten gevolge van de geplande ontwikkeling geen wijziging in de multimodale parkeerbehoefte wordt verwacht, worden geen significante effecten (score 0) verwacht met betrekking tot fietsenstallingen, parkeren en vrachtwagenparkeren.

Inrichting en leesbaarheid kwetsbare weggebruikers – nieuwe toestand Gezien er in de nieuwe toestand geen wijzigingen in het bereikbaarheidsprofiel op micro-, meso- of macroniveau worden verwacht, worden er geen significante effecten met betrekking tot inrichting en leesbaarheid voor kwetsbare weggebruikers verwacht.

Wijziging in verkeersintensiteiten – nieuwe toestand Gezien er ten gevolge van de geplande ontwikkeling geen wijziging in de bestaande verkeersintensiteiten worden verwacht en bijgevolg geen bijkomende conflicten worden verwacht, worden geen significante effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid ten gevolge van deze conflicten.

Aanwezigheid zwaar verkeer – nieuwe toestand Gezien er ten gevolge van de geplande ontwikkeling geen wijziging in de bestaande verkeersintensiteiten worden verwacht en bijgevolg geen wijziging in het percentage vrachtverkeer wordt verwacht, worden geen significante effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid ten gevolge van het aandeel vrachtverkeer verwacht. Algemeen kan worden geconcludeerd dat er ten gevolge van de geplande ontwikkeling geen significante effecten (score 0) worden verwacht met betrekking tot verkeersveiligheid.

5.12.9 Conclusies mens-mobiliteit

In voorliggende nota werd in eerste instantie een uitgebreide beschrijving en analyse van de bestaande toestand uitgevoerd. Daarvoor werd - Het multimodaal bereikbaarheidsprofiel beschreven - Het huidig druktebeeld in kaart gebracht aan de hand van recente verkeerstellingen op de Van Beet- hovenlaan en op de kruispunten van de N21 Haachtsesteenweg met de Stationsstraat en de Rood- Kloosterlaan - Het huidig mobiliteitsprofiel van het Volvo Truck Center in kaart gebracht.

Daaruit is gebleken dat het aandeel verkeer van en naar het Volvo Truck Center slechts een zeer beperkt aandeel van de totale verkeersintensiteiten op de Van Beethovenlaan inneemt:

82 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.53 Overzicht aandeel bestemmingsverkeer Volvo Truck Center op de Van Beethovenlaan

Vervolgens werd de bestaande toestand beoordeeld op basis van enkele kwantitatieve en kwalitatieve criteria: - Afwikkelcapaciteit: · KP N21 x Stationsstraat: vlotte doorstroming · KP N21 Rood-Kloosterstraat: wachtrijvorming, hinder doorstroming - Verkeersleefbaarheid: alle lokale wegen genereren minder dan 300 pae/u, wat als ‘rustig’ kan worden beschouwd naar gebruik en belasting - Verkeersveiligheid: · Inrichting fiets- en voetgangersvoorzieningen niet overal conform categorisering als bovenlokale fietsroute (Stationsstraat) · Aandeel vrachtverkeer maximum 6% op Van Beethovenlaan en 10% op N21 Haachtsesteenweg, wat bijgevolg ruim onder de ‘aanvaardbare’ percentages voor lokale en secundaire wegen blijft.

Tot slot werd beschreven dat er ten gevolge van de geplande ontwikkelingen geen wijzigingen worden verwacht, noch in het multimodaal bereikbaarheidsprofiel, noch in de multimodale verkeersgeneratie en parkeerbehoefte. Vervolgens werd ook voor de nieuwe toestand een mobiliteitseffectbeoordeling uitgevoerd.

Conclusie: Gezien er geen wijzigingen worden verwacht in het bereikbaarheids- en mobiliteitsprofiel, worden er bijgevolg ook geen significante effecten verwacht met betrekking tot afwikkelcapaciteit, verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid.

5.13 Mens- hinder en risico’s

In deze discipline wordt onderzocht wat het effect is van de voorziene planwijziging op eventuele nabijgelegen Seveso-inrichtingen.

5.13.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline mens - hinder en risico’s betreft het plangebied en een straal van circa 5 kilometer rondom het plangebied.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

Aangaande de beschrijving van de referentietoestand worden, voor de discipline mens - hinder en risico’s, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

In een straal van 5 kilometer rondom het plangebied bevinden zich geen geregistreerde Seveso-inrichtingen.

83 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Afbeelding 5.54 Seveso-inrichtingen in de omgeving van het plangebied (bron: https://omgeving.vlaanderen.be/seveso- inrichtingen-in-vlaanderen)

5.13.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

De voorgenomen planologische wijziging omvat geen uitbreiding van de huidige activiteitenzone waardoor geen effecten kunnen ontstaan op Sevesobedrijven die mogelijk buiten de straal van 5 kilometer rondom de bedrijvenzone zijn gelegen of zich zouden vestigen.

Een wijziging van de bedrijfsactiviteiten is in deze aanvraag niet voorzien. Enkel de bestaande activiteiten zullen verder ontplooid en geoptimaliseerd worden. Bovendien vallen de bestaande en geplande, toekomstige activiteiten van Volvo Trucks niet onder de risico's van een Sevesobedrijf en dienen er in die zin ook geen bijkomende maatregelen getroffen te worden. Door het naleven van de bestaande en vigerende regelgeving zijn risico's voor de omgeving onbestaande.

Beoordeling effecten van de nieuwe toestand

In de bestaande toestand zijn er geen effecten van Sevesobedrijven waar te nemen. Toekomstige Sevesobedrijven dienen voldoende maatregelen te treffen ten opzichte van de woongebieden die in deze omgeving talrijk aanwezig zijn. De bestaande activiteiten vormen geen risico bij de eventuele vestiging van een Sevesobedrijf.

Het voorgenomen planinitiatief heeft geen effect op mogelijke Seveso-inrichtingen in de ruime omgeving. De huidige en toekomstige bedrijfsactiviteiten vallen niet onder een Seveso-inrichting. Op basis van de huidig geldende regelgeving is het onmogelijk dat zich omwille van de bestaande woongebieden in de omliggende omgeving, op deze plaats ooit een Seveso-activiteit zou vestigen. Bijgevolg zijn geen bijkomende effecten te verwachten in de vorm van hinder en risico's.

Om te vermijden dat deze situatie zich onverhoopt toch zou voordoen, wordt gesuggereerd om in het op te maken plan juridisch af te dwingen in de stedenbouwkundige voorschriften dat er zich op deze locatie geen Seveso-activiteiten kunnen vestigen.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie noch op korte termijn, noch op lange termijn significant zijn.

84 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Voor de discipline ‘mens- hinder en risico's’ wordt gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.14 Mens - Gezondheid

In deze discipline wordt het effect van de voorgenomen planwijziging nagegaan op de gezondheid van de mens.

Aangezien het plangebied gelegen is op minder dan 1 kilometer van woongebied (een deel van het plangebied zelf is overigens ingekleurd als woongebied), wordt deze discipline relevant geacht.

5.14.1 Studiegebied en referentiesituatie

Het gebied dat onderzocht wordt in het kader van de discipline mens - gezondheid betreft het plangebied en een straal van circa 1 kilometer rondom het plangebied.

Aangezien de beoordeling van de effecten voor de discipline mens-gezondheid grotendeels gebeurt op basis van de effectenbeoordeling voor de disciplines lucht en geluid, worden aangaande de beschrijving van de referentietoestand voor de discipline mens-gezondheid, geen significante verschillen verwacht tussen de referentiesituatie die van toepassing is voor het bestemmingstype ‘agrarisch gebied’ en de referentiesituatie voor het gebruik van de site als garagewerkplaats en fitnesscentrum/balletschool.

Beschrijving en analyse van de referentietoestand

Het plangebied is gelegen tussen bestaande bewoning, aan de rand van de dorpskern van Kampenhout. De bewoning in de onmiddellijke omgeving van het plangebied kent, betreffende de leeftijdsgroepen, een gemiddelde samenstelling. Naast deze bewoning kunnen binnen het studiegebied volgende kwetsbare functies geïdentificeerd worden: - Kleuter- en lagere school: · Vrije Basisschool De Boomhut op een afstand van circa 280 meter, ten noordenwesten van het plangebied. · Go! Basisschool Spectrum op een afstand van circa 200 meter, ten zuiden van het plangebied. - Groepsopvang voor baby’s en peuters: · De Vlindertuin op een afstand van circa 127 meter, ten westen van het plangebied. · De Robbedoesjes op een afstand van circa 240 meter, ten oosten van het plangebied. · Zonnetje Kampenhout op een afstand van circa 570 meter, ten westen van het plangebied. · Goovaerts Christiane op een afstand van circa 650 meter, ten noordwesten van het plangebied. - Ouderenvoorzieningen: · GAW De Waaier Kampenhout op een afstand van circa 520 meter, ten westen van het plangebied. · WZC Molenstee Kampenhout op een afstand van circa 600 meter, ten westen van het plangebied. - Sportvoorzieningen: · Go Fit sportcentrum, gelegen in het plangebied zelf. · Sportcentrum De Zeype Kampenhout (tennis, voetbal, wipschieten, sporthal, petanque, hondensport) op een afstand van circa 420 meter ten oosten van het plangebied. · Manege Bruneel ’t Molenvondel op 100 meter ten noorden van het plangebied. Binnen de straal van 1 kilometer rondom het plangebied zijn geen ziekenhuizen gesitueerd.

Voor de overige aspecten die worden meegenomen als referentietoestand voor de disciplines lucht en geluid, waarop deze effectenbeoordeling voor de discipline mens-gezondheid is gebaseerd, wordt verwezen naar de overeenkomstige hoofdstukken in deze screeningsnota.

85 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 5.14.2 Effectenbeoordeling naar aanleiding van de planwijzigingen

Beschrijving en analyse van de nieuwe toestand

Met de voorziene planwijziging in het RUP wordt geen uitbreiding voorzien van de huidige bedrijvenstructuur. Zoals beschreven in de bestaande toestand bevindt er zich een ruime afstand tussen de meeste kwetsbare functies en het bedrijfsterrein. Aan deze situatie zal niets gewijzigd worden in de nieuwe toestand. De bedrijvensite zal ook na de goedkeuring van het RUP onttrokken blijven aan het zicht ten opzichte van de bestaande bewoning in de omgeving.

Beoordeling effecten van de nieuwe toestand

Chemische stressoren

Ten gevolge van de beoogde ingrepen en planwijzigingen worden geen significante effecten op de luchtkwaliteit verwacht (zie eerder hoofdstuk in onderhavige nota).

Als deze conclusies doorgetrokken worden naar de gezondheid van de mens kan besloten worden dat, wat betreft de luchtkwaliteit in de omgeving van het bedrijfsterrein, de beoogde ingrepen en planwijzigingen geen significante impact zullen hebben op de gezondheid van de mens.

Fysische stressoren

Ten gevolge van de beoogde ingrepen en planwijzigingen worden geen significante effecten verwacht op het vlak van geluid (zie eerder hoofdstuk in onderhavige nota).

Als deze conclusies doorgetrokken worden naar de gezondheid van de mens kan besloten worden dat, wat betreft de potentiële geluidsoverlast in de omgeving van het bedrijfsterrein, de beoogde ingrepen en planwijzigingen geen significante impact zullen hebben op de gezondheid van de mens.

Wanneer een vergelijking gemaakt wordt tussen de nieuwe toestand binnen het plangebied en het oorspronkelijke bestemmingstype ‘agrarisch gebied’, zal het verschil met de huidige situatie op korte termijn niet significant zijn. Als het bestemmingstype niet gewijzigd wordt, zullen de huidige activiteiten binnen het plangebied namelijk behouden blijven in een uitdoofscenario waardoor het effect op de gezondheid van de mens niet zal verschillen met het effect dat bekomen wordt in de huidige situatie. Op langere termijn zal evenmin een verschil in effecten optreden aangezien de wijzigingen op het vlak van lucht en geluid niet voldoende impact zullen hebben. De aanpassing van het bestemmingstype van ‘agrarisch gebied’ naar ‘gebied voor historisch gegroeid bedrijf’ zal bijgevolg geen significant effect hebben op de gezondheid van de mens.

Voor de discipline ‘mens - gezondheid’ wordt bijgevolg gesteld dat een MER-onderzoek geen nieuwe of bijkomende gegevens zal opleveren voor de bespreking van de milieueffecten.

5.15 Synthese van de te verwachten milieueffecten met bijhorende milderende maatregelen

Het voorgenomen planinitiatief houdt een wijziging in van de stedenbouwkundig vergunbare projecten. Deze wijziging is echter zeer beperkt: tot op vandaag zijn er geen uitbreidingen en structurele aanpassingen van de bedrijfsgebouwen mogelijk. Ook de herinrichting van de buitenruimte zoals parkeergelegenheid, met uitzondering van de noodzakelijke toegangen tot de bedrijfsgebouwen, zal in de toekomst wel vergund kunnen worden. Gelet op de bestaande toestand en inrichting van de terreinen van beide bedrijven, zijn de effecten op de verschillende beschreven disciplines minimaal zoals hoger aangehaald. In het verleden werden reeds verschillende vergunningen verleend voor zowel stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie op vlak van milieu. Door het vaststellen van dit RUP kan tevens een regularisatie worden

86 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 aangevraagd voor de werken die in afwachting van de bestemmingswijziging zonder vergunning werden uitgevoerd. De bedrijfsgebouwen en de bedrijfsactiviteiten zijn echter beide hoofdzakelijk vergund door de vergunningen die in het verleden werden verleend.

Onderstaande tabel geeft per discipline een overzicht weer van de mogelijke effecten en op welke wijze deze gemilderd of voorkomen kunnen worden bij de opmaak van het voorgenomen planinitiatief.

0 geen significant effect of een zeer minimaal effect op deze discipline +, ++ positief of een aanzienlijk positief effect voor deze discipline -, -- negatief of een aanzienlijk negatief effect voor deze discipline

Tabel 5.1 Mogelijke effecten per discipline

Discipline Huidige toestand Maatregelen Nieuwe toestand

Bodem 0 - 0

Water 0 Gewestelijke 0 hemelwaterverordening en milieuwetgeving toepassen Ontharding +

Fauna en flora 0 Aanbrengen groene buffer + rondom terrein

Landschap, bouwkundig 0 Aanbrengen groene buffer + erfgoed en archeologie rondom terrein

Lucht 0 Naleven milieuwetgeving 0

Geluid 0 Naleven milieuwetgeving 0

Mens: ruimtelijk- functionele 0 Aanbrengen groene buffer + aspecten rondom terrein

Mens: mobiliteit 0 - 0

Mens: hinder en risico’s 0 Verbod of Seveso + inrichtingen

Mens: gezondheid 0 Naleven milieuwetgeving 0

Uit het onderzoek blijkt dat er geen aanzienlijke effecten zullen/kunnen optreden. Er zullen wel milderende maatregelen voorzien worden om de toekomstige situatie te verbeteren (bv. groenbuffer).

5.16 Cumulatieve effecten

Het voorgenomen planinitiatief zal geen cumulatieve effecten hebben door het samengaan met andere activiteiten, plannen of ontwikkelingen in de omgeving. Gelijkaardige planinitiatieven zijn voor de ruime omgeving in de onmiddellijke toekomst niet gekend.

5.17 Grensoverschrijdende effecten

Het plangebied bevindt zich centraal in de provincie Vlaams-Brabant op een aanzienlijke afstand van de landsgrenzen.

De afstand tot het Brussels hoofdstedelijk gewest bedraagt in vogelvlucht 10 kilometer, tot het Waalse gewest 22 kilometer.

87 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 Uit de motivering blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden in de onmiddellijke omgeving van het voorgenomen plan. Gezien de afstand tot de grenzen en aangezien er geen directe relaties zijn van het plangebied met gebieden aan de overzijde van de grens, wordt aangenomen dat er zich geen bijkomende grensoverschrijdende effecten zullen voordoen.

88 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 6

RESULTAAT PUBLIEKE RAADPLEGING

De publieke raadpleging over de startnota van het RUP Pardon werd gehouden van 22 april tot en met 20 juni 2019. Het participatiemoment werd georganiseerd op 7 mei in de vorm van een presentatie en vragenmoment in de Glazen Zaal van Kampenhout. Inspraakreacties konden ook bezorgd worden per e-mail en afgifte bij de gemeente.

6.1 Adviezen

Tijdens de publieke raadpleging is advies gevraagd conform artikel 2.2.12 §2 VCRO en conform bijlage 1 horende bij het besluit van de Vlaamse Regering betreffende het geïntegreerde planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen, aan volgende adviesinstanties: - Provincie Vlaams-Brabant - Agentschap Innoveren en Ondernemen - Agentschap Landbouw en Visserij - Dienst Omgeving - OVAM - Vlaams Energieagentschap - Agentschap Wegen en Verkeer

Volgens art. 2.2.4 §3 van de VCRO moet uiterlijk voor de voorlopige vaststelling van het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan in de scopingnota door de dienst bevoegd voor milieueffectenrapportage (dienst MER) worden bepaald of een milieueffectenrapport (plan-MER) moet worden opgemaakt.

Tijdens de adviesperiode werd door de volgende instanties een advies uitgebracht: - Provincie Vlaams-Brabant - Agentschap Innoveren en Ondernemen - Agentschap Landbouw en Visserij - OVAM - Agentschap Wegen en Verkeer

Hieronder worden de opmerkingen van de verschillende adviesinstanties besproken en wordt er weergegeven hoe hiermee in deze scopingnota of in het verdere proces wordt omgegaan. De adviezen zelf worden opgenomen in bijlage III.

6.1.1 Provincie Vlaams-Brabant

1. De deputatie van Vlaams-Brabant geeft aan dat het voorliggende planinitiatief in overeenstemming is met het provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en daarom gunstig kan geadviseerd worden. Dit werd mee opgenomen in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 4.2.1 Provinciaal Structuurplan (PRS) Vlaams- Brabant).

2. Er worden inhoudelijke aandachtspunten geformuleerd, voornamelijk met betrekking tot mobiliteit. - Ontsluiting voor auto- en vrachtverkeer via de Rood-Kloosterstraat op de N21: dit kruispunt is niet

89 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 beveiligd met verkeerslichten. Er is geen opstelstrook voor links afslaand verkeer komende van Brussel. Rechts afslaand verkeer komende van Haacht moet de busbaan dwarsen (zonder voorsortering)

- De verkeerssituatie op het kruispunt van de Rood-Kloosterstraat met de Haachtsesteenweg zal natuurlijk sterk worden bepaald door de verkeersgeneratie. Het mobiliteitsprofiel van de bestaande en geplande activiteiten wordt heel summier geschetst zonder zicht op bezoekersaantallen. Hoeveel verkeer (grootorde) wordt verwacht van en naar de site in de toekomst, uit welke richting...?

- Het is aangewezen om voor de ontsluiting (te voet, fiets, auto, vracht) ook uit te zoomen naar het omliggende wegennet. Voor de ontsluiting van het auto- en vrachtverkeer via de Van Beethovenlaan wordt nu op meerdere plaatsen aangegeven dat het bewoond weefsel niet verstoord wordt. Bij deze analyse wordt best rekening gehouden met de 'trage' (fiets, te voet) verplaatsingen vanuit de verkaveling Rood Kloosterlaan- Guido Gezellelaan, het woonlint Zeypestraat en de sportfaciliteiten (tennis, voetbal...) aan de Zeypestraat van en naar het centrum van Kampenhout. Deze verplaatsingen gebeuren ook via de Van Beethovenlaan. Een grondigere analyse kan uitsluitsel geven of er conflicten zijn en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om deze veilig en leefbaar te laten verlopen. Binnen deze context is ten noorden van de Van Beethovenlaan nog de Kampenhoutveldwegel gelegen, mogelijks interessant als wandelas, maar minder voor functionele fietsverplaatsingen.

- Het parkeren in het projectgebied komt niet aan bod in de startnota. Aspecten die best kunnen worden meegenomen bij de verdere uitwerking van de plannen: - Gebundeld/multifunctioneel parkeren rekening houdend met complementaire tijds /gebruiksregimes. - Een duurzaam parkeerbeleid heeft aandacht voor de parkeernoden van personen met een handicap. - Duurzaam parkeren impliceert een bereikbaarheid waarbij overbodig en ongewenst autogebruik ontmoedigd wordt ten voordele van andere verplaatsingsmodi. In de startnota wordt aangegeven dat het verkeer dat wordt aangetrokken door het healthcenter en de balletschool enkel lokaal verkeer is. Een duurzaam parkeerbeleid behandelt dus ook fietsparkeren en parkeervoorzieningen op intermodale knopen, hier bv. de bushalte.

Gezien de bestaande verkeerssituatie heel wat vraagtekens bevat die tevens grotendeels terugkomen in de bezorgdheden afkomstig uit de inspraakreacties, werd bijkomend een mobiliteitsstudie uitgevoerd. Deze studie omvat naast de bestaande situatie, die tegenover de bestemmingswijziging weinig tot geen verandering zal omvatten, ook voorstellen omtrent een aantal verbeteringen in de infrastructuur die zullen zorgen voor een verbeterde verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid. De mobiliteitsstudie werd opgenomen in deze scopingnota, zie hoofdstuk 5.12 onder discipline mens- mobiliteit.

6.1.2 Agentschap Innoveren en Ondernemen

1. Het Agentschap ondersteunt dit planinitiatief om rechtszekerheid te geven aan bedrijven, die reeds in 2010 hun behoefte kenbaar maakte. Dit werd mee opgenomen in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 4 Relatie met hogere planniveaus; 4.4 Conclusie).

2. Het Agentschap vraagt om duidelijkheid over het GRUP Lokaal Bedrijventerrein binnen voorliggend dossier. Het Agentschap vraagt zich af of er nog plannen zijn om een dergelijke zone te ontwikkelen. Dit aangezien er duidelijke beleidsopties wijzen in de richting van dergelijke ontwikkeling. In het richtinggevend deel van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan is opgenomen dat ‘de gemeente een lokaal bedrijventerrein wenst te realiseren aan het hoofddorp Kampenhout, voor de herlokalisatie van bestaande lokale bedrijven en voor nieuwe kleinschalige

90 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 lokale bedrijven. Er wordt geopteerd voor de zone tussen de Van Beethovenlaan, Stationsstraat en Rood-Kloosterlaan, gezien de locatie aansluit op de N21 en er geen waardevol open ruimtegebied wordt aangesneden.’ Dit werd mee opgenomen in deze scopingnota door de verschillende planinitiatieven beter te beschrijven (Zie hoofdstuk 4. Relatie met hogere planniveaus; 4.3 Plannen op gemeentelijk niveau).

3. Het Agentschap kan zich vinden in de planopties, in het bijzonder in deze m.b.t. de groenbuffer en met de recreatieve overdruk. Wel wil het de aandacht vestigen dat voorliggende planopties voldoende doorsproken moeten worden met de betrokken ondernemingen zodat hun functioneren op geen enkel moment verhinderd wordt. ‘Voor de delen van de huidige bebouwing dat in de toekomstige bufferzone ligt zal een overgangsmaatregel worden opgenomen, welke zou inhouden dat op het moment dat de delen worden afgebroken, deze plaats maken voor de voorziene groenbuffer.’ ‘De overdruk voor bestaande recreatieve functies zal verdwijnen op het moment dat het healthcenter GO-Fit en de balletschool Attitude ophouden te bestaan en er geen andere fitness-, ballet- of dansschool zich in het pand vestigt.’ Dit werd mee opgenomen in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 2. Situering van het plangebied en alternatieven; 2.3.1 Doorkijk naar de toekomst). Beide bedrijven worden tijdens het proces geraadpleegd. Overgangsmaatregelen in het plan zullen daarenboven het functioneren van de huidige exploitaties niet belemmeren.

6.1.3 Agentschap Landbouw en Visserij

1. Het departement Landbouw en Visserij heeft uw adviesaanvraag vanuit landbouwkundig standpunt onderzocht en formuleert er om de volgende redenen een voorwaardelijk gunstig advies bij. Dit werd mee opgenomen in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 4. Relatie met hogere planniveaus; 4.1.1 Gewestplan).

2. Het plangebied is in agrarisch gebied en woongebied gelegen en is al verschillende decennia grotendeels bebouwd en verhard. Met het RUP wenst men de huidige toestand te regulariseren en de aanwezige bedrijven de mogelijkheid te geven zich ruimtelijk binnen de aangegeven grenzen te optimaliseren. Er zijn geen plannen om op lange termijn verder uit te breiden. Dit klopt en werd verder verduidelijkt in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 2. Situering van het plangebied en alternatieven; 2.3.1 Doorkijk naar de toekomst).

3. Gelet op de reeds lange aanwezigheid van de bebouwingen en verhardingen binnen het plangebied en gelet op de nagenoeg volledige vertuining of verbossing van het agrarisch gebied ten westen van het plangebied, zijn er vanuit landbouwkundig oogpunt geen bezwaren tegen voorgestelde planologische herbestemming op voorwaarde dat alle vereiste groen- en hemelwaterbuffers binnen het plangebied zelf worden gerealiseerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan, worden de in actief landbouwgebruik zijnde percelen ten oosten van het plangebied niet aangetast en blijft de agrarische structuur daar onveranderd behouden. Dit werd opgenomen in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 4. Relatie met hogere planniveaus; 4.1.1 Gewestplan). Dit zal tevens verder onderzocht worden in functie van de stedenbouwkundige voorschriften die voorwaarden vormen bij uitvoering van het RUP, deze worden uitgewerkt in het ontwerp-RUP.

6.1.4 OVAM

1. Concreet kan in dit dossier verwezen worden naar de volgende informatiebronnen over de bodemkwaliteit van gronden uit het projectgebied: - bodemattesten - geoloket van de OVAM met bodeminformatie Dit zal worden meegenomen in de mer-screening voor de discipline bodem in deze scopingnota (Zie hoofdstuk Milieueffectenbeoordeling; 5.5 Bodem).

91 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 6.1.5 Agentschap Wegen en Verkeer

1. Aangaande het RUP Pardon heeft het Agentschap Wegen en Verkeer, Wegen en Verkeer Vlaams- Brabant geen opmerkingen aangezien het voornamelijk een bestendiging van de bestaande toestand betreft. Dit werd opgenomen in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 4. Relatie met hogere planniveaus; 4.1.1 Gewestplan).

2. Zoals bij de discipline mens - mobiliteit reeds wordt aangegeven blijft de site ook in de toekomst ontsloten via lager gecategoriseerde wegen. Dit werd opgenomen in deze scopingnota (Zie hoofdstuk 4. Relatie met hogere planniveaus; 4.1.1 Gewestplan).

6.2 Reacties

Er werden in totaal 245 inspraakreacties uitgebracht vanuit de bevolking. De inspraakreacties worden in deze scopingnota thematisch weergegeven en behandeld. Er zijn enkele terugkerende thema’s te onderscheiden in de reacties. Er werden algemene reacties geformuleerd omtrent de doelstellingen van het RUP en de toekomstplannen op korte en lange termijn, maar ook heel wat reacties omtrent de effecten op de omgeving. Mobiliteit vormt een veelbesproken onderwerp, alsook bedrijf gerelateerde zaken eigen aan de garage Pardon en het health center Go-Fit- Omgeving. Hieronder worden de inspraakreacties gebundeld per thema en wordt concreet weergegeven hoe deze werden of zullen worden behandeld.

6.2.1 Algemeen

Doelstellingen 1 Er worden vragen gesteld over de algemene doelstellingen van de opmaak van het RUP: behalve dat de bedrijvigheid reeds gedurende lange tijd aanwezig is, wordt er gewezen op de locatie van de bedrijven die objectief gezien niet thuishoren op de plaats waar ze zich bevinden. Ze passen niet in het landschap, liggen vlakbij de dorpskern en nemen een deel van de open ruimte in. Deze argumenten werden in deze scopingnota verwerkt. Er werd een uitgebreider locatieonderzoek toegevoegd onder 2.3 Planvoornemen; 2.3.2 Afweging t.o.v. andere vestigingen of sites. De locatie werd echter wel getoetst aan de wenselijke zones voor bedrijvigheid zoals beschreven in hoofdstuk 4 Relatie met hogere planniveaus, waarbij de bedrijvigheid in verschillende plannen op deze locatie wordt gesitueerd. De doelstelling van dit RUP is het juridisch en planologisch bestendigen van de bestaande bedrijven op deze locatie, vandaar dat de inpassing in de onmiddellijke omgeving de nodige aandacht krijgt in het ontwerp-RUP en uiteindelijke RUP door middel van stedenbouwkundige voorschriften zoals beschreven in onder andere hoofdstuk 2.3 Planvoornemen. Deze voorschriften houden ook rekening met de beschrijving en beoordeling van de milieueffecten op de omgeving (zie hoofdstuk 5. Milieueffectenbeoordeling in deze scopingnota) en trachten een evenwicht te bieden tussen de exploitatie van de bedrijvigheid en de inpassing in de omgeving.

2 Er zijn ook vragen omtrent de aanleiding van de opmaak van het RUP en de historiek van de reeds voorgenomen plannen door de gemeente Kampenhout. In de startnota wordt onvoldoende geargumenteerd waarom er gekozen wordt voor de optie om voor de onderhoudsgarage RUP Pardon en health center Go Fit een nieuw RUP “zonevreemde bedrijven” op te maken. De historiek en aanleiding tot de opmaak van dit RUP werd uitgebreid beschreven in deze scopingnota onder hoofdstuk 4 Relatie met hogere planniveaus; 4.3 Plannen op gemeentelijk niveau. Er werden reeds enkele planprocessen opgestart (met telkens een verschillende afbakening en grootte van het gebied), maar waarbij RUP Pardon moet leiden tot een uiteindelijk definitief RUP.

3 De doelstellingen worden eerder verwarrend ervaren. In de nota wordt gesteld dat "het doel van het voorgenomen RUP bestaanszekerheid en uitbreidingsmogelijkheden te creëren is voor de bedrijven op zowel planologisch, vergunnings- en juridisch vlak (pagina 53). Op dezelfde pagina staat dan weer te lezen dat "Het voorgenomen planinitiatief een wijziging inhoudt van de stedenbouwkundig vergunbare projecten. Deze wijziging is echter zeer beperkt: waar tot op vandaag geen uitbreidingen van

92 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 bedrijfsgebouwen mogelijk zijn of waar geen inrichting van de buitenruimte mogelijk is, anders dan het aanbrengen van de noodzakelijke toegangen tot de bedrijfsgebouwen, zal dit in de toekomst wel kunnen." Op pagina 31 wordt aangegeven dat "van de aanwezige ondernemingen de huidige toestand, niet zal gewijzigd worden. De bedrijven beschikken over voldoende oppervlakte om hun activiteiten te kunnen uitvoeren". Dit werd in deze scopingnota onder hoofdstuk 2.3 Planvoornemen; 2.3.1 Doorkijk naar de toekomst verder verduidelijkt en waar nodig aangepast. De ‘voldoende oppervlakte’ wijst op het beschikbare terrein, waar momenteel haast geen nieuw aan te vragen handelingen of wijzigingen vergunbaar zijn. De nuance ligt erin dat de huidige bedrijven hoofdzakelijk vergund zijn zowel wat de stedenbouwkundige handelingen als de milieuvergunning betreft, maar doordat beide bedrijven niet gelegen zijn in een planologisch correcte bestemming, dient deze bestemmingswijziging gezien te worden als een middel voor de vergunbaarheid en dus het behoud van beide bedrijven in de toekomst. Waar momenteel voor beide bedrijven geen wijzigingen (kan ook een herstructurering van de gebouwen inhouden) vergunbaar zijn, zal dit door de bestemmingswijziging wel mogelijk zijn. Het RUP beoogt niet de uitbreiding van de bestaande bedrijvigheid, maar wel een herstructurering van het terrein en de gebouwen voor een optimale werking en inrichting.

4 Het behouden van de twee bedrijven op hun huidige ligging doet afbreuk aan deze opdeling, zeker in het geval van de onderhoudsgarage Pardon die qua omvang en activiteiten thuishoort aan het Sas. Deze zone is trouwens in volle ontwikkeling en moet zeker mogelijkheden bieden voor een herlokalisatie van onderhoudsgarage Pardon. Het niet opnemen van deze garage in het sectoraal RUP "Zonevreemde Bedrijven" in 2008 was een gemiste kans om het bedrijf niet alleen de nodige rechtszekerheid maar ook uitbreidingsmogelijkheden te bieden. Dit bedrijf nu samen met Go Fit opnemen in een RUP dat hen toelaat op dezelfde site te blijven zou opnieuw een gemiste kans zijn. De historiek en aanleiding tot de opmaak van dit RUP werd uitgebreid beschreven in deze scopingnota onder hoofdstuk 4 Relatie met hogere planniveaus; 4.3 Plannen op gemeentelijk niveau. Er werden reeds enkele planprocessen opgestart (met telkens een verschillende afbakening en grootte van het gebied), maar waarbij RUP Pardon moet leiden tot een uiteindelijk definitief RUP. Er werd ook een uitgebreider locatieonderzoek toegevoegd in deze scopingnota onder 2.3 Planvoornemen; 2.3.2 Afweging t.o.v. andere vestigingen of sites.

5 Is de veiling site een alternatieve oplossing voor de regularisatie van de zonevreemde bedrijven? (vb.: Van Bellingen) Het is ongewenst dat toegelaten wordt dat bedrijven zich in een groene zone en in de nabijheid van de dorpskern mogen vestigen terwijl Kampenhout reeds over de nodige zones met bedrijvenconcentratie beschikt (bijv. Kampenhout-SAS, en de plannen voor de Witloofveiling). Er werd een uitgebreider locatieonderzoek toegevoegd in deze scopingnota onder 2.3 Planvoornemen; 2.3.2 Afweging t.o.v. andere vestigingen of sites. De locatie werd echter wel getoetst aan de wenselijke zones voor bedrijvigheid zoals beschreven in hoofdstuk 4 Relatie met hogere planniveaus, waarbij de bedrijvigheid in verschillende plannen op deze locatie wordt gesitueerd.

6 p. 48 van de startnota stelt dat “omwille van het historisch karakter van onderhoudsgarage Pardon, er in de omgeving een groot draagvlak is voor dit bedrijf: het bedrijf zorgt voor werkgelegenheid (13 personen) en brengt een dynamiek te weeg op het maatschappelijk functioneren. Er is echter nooit een bevraging georganiseerd naar de opinie van de buurtbewoners en wat bedoeld wordt met een "dynamiek op het maatschappelijk functioneren" vergt op zijn minst enige verduidelijking. Dit werd aangepast in deze scopingnota onder hoofdstuk Milieueffectenbeoordeling; 5.11 Mens-ruimtelijk- functionele aspecten. De inspraakreacties tijdens de publieke raadpleging van de startnota bevatten beduidend meer negatieve reacties over de onderhoudsgarage Pardon dan over het health center, niettegenstaande dat beide functies zonevreemd gelegen zijn.

Toekomstplannen 1 Er is ook vraag naar een verduidelijking van de toekomstplannen. De grootste bezorgdheid is de uitbreiding naar het omliggende agrarisch en open gebied toe, palend aan het plangebied en richting de Roodklooster wijk. Er wordt vermeld dat de wijze waarop de nota is opgesteld, een uitbreiding naar de landbouwgronden niet volledig uitsluit. Enerzijds wordt herhaaldelijk aangegeven dat in het RUP Pardon geen claim gelegd wordt op het volledige binnengebied tussen Haachtsesteenweg, Stationsstraat, Van Beethovenlaan en Rood-Kloosterlaan" pagina's 7 en 30), of dat "de open ruimte ten oosten van het plangebied, niet binnen de contour wordt opgenomen.". Anderzijds wordt, wanneer ingegaan wordt op

93 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 de doelstellingen van het RUP, gesteld dat, wat betreft de onderhoudsgarage Pardon, "de aanvrager de mogelijkheid wenst te behouden om de onderhoudsgarage verder te ontwikkelen, en waar noodzakelijk aan te passen aan eventueel wijzigende evoluties in de sector" (pagina 30) of "zal de bestaande en voorgenomen bedrijfsactiviteiten in stand, kunnen gehouden worden en verder kunnen evolueren en ontwikkelen" (pagina 48) - eerder vage formuleringen die in feite alle mogelijke toekomstige opties openlaten. De bestemmingswijziging is exclusief bedoeld voor het afgebakende plangebied, zijnde de gebruikspercelen van zowel Garage Pardon als het health center. Van uitbreiding in de onmiddellijke omgeving is bijgevolg geen sprake. Wel is het de bedoeling dat beide bedrijven ruimtelijk kunnen worden geheroriënteerd binnen deze contour. Dit werd verder verduidelijkt in deze scopingnota onder hoofdstuk 2.3 Planvoornemen; 2.3.1 Doorkijk naar de toekomst.

2 Er worden ook vragen gesteld omtrent de toekomst onder andere door de vraag te stellen of het plan gaat over een regularisatie van de huidige toestand, of om het toelaten van uitbreidingswerken binnen de huidige site of is het de bedoeling de optie open te houden voor verdere uitbreidingen? De doelstelling van dit RUP is om in de eerste plaats de huidige bedrijven (functie en bouwwerken) planologisch te corrigeren door een bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar gebied voor industrie (garageactiviteit) en/of met overdruk voor recreatie (health center). In hoofdstuk 2.3 Planvoornemen; 2.3.1 Doorkijk naar de toekomst in deze scopingnota werd verder verduidelijkt wat het planvoornemen betreft. Beide bedrijven zijn hoofdzakelijk vergund doordat er in het verleden reeds vergunningen werden afgeleverd door de gemeente. Voor wat betreft de regularisatie van enkele onvergunde bouwdelen en de functie van het health center dient de bestemmingswijziging inderdaad om een vergunning mogelijk te maken. Herstructurering van de gebouwen zal slechts mogelijk zijn binnen de contouren van het RUP en volgens de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften. Het RUP beoogt niet de uitbreiding van de bestaande bedrijvigheid, maar wel een herstructurering van het terrein en de gebouwen voor een optimale werking en inrichting.

6.2.2 Effecten op de omgeving

Er worden grotendeels bezorgdheden over de impact van de beide bedrijven op de omgeving geuit. Niet enkel op vlak van mobiliteit, maar ook wat de exploitatie van de bedrijven betreft. Algemeen kan ook gesteld worden dat het merendeel van de opmerkingen over garage Pardon gaan en dat het health center veelal onbesproken blijft.

Mobiliteit 1 In de Van Beethovenlaan worden vrachtwagens geparkeerd - het aangelegde fietspad in de VBL is voor de rijrichting van RK naar Kampenhout dorp voorzien en niet in de andere rijrichting wat een gevaar met zich meebrengt voor de schoolkinderen en andere fietsers richting RK tgv geparkeerde vrachtwagens en zwaar truckverkeer. Dit werd meegenomen in de discipline mobiliteit in hoofdstuk 5. Milieueffectenbeoordeling; 5.12 Mens- Mobiliteit in deze scopingnota door middel van de uitgevoerde mobiliteitsstudie (bijlage IV).

2 Oprit RK aan de Haachtsesteenweg. De busbaan, de mogelijks komende sneltram naar Zaventem en de files naar Haacht vanaf ca. 14u leiden tot gevaarlijke situaties. Optie éénrichtingsverkeer voor vrachtwagens werd aangehaald met inrit Volvo via VBL en uitrit via Stationsstraat. Er zijn geen voetganger oversteekplaatsen voorzien. Komende van Brussel is er geen invoerstrook voorzien om de RK in te rijden. Komende van Haacht is er geen onderbroken witte lijn om tijdig via de busbaan te kunnen afslaan naar de RK. Dit werd meegenomen in de discipline mobiliteit in hoofdstuk 5. Milieueffectenbeoordeling; 5.12 Mens- Mobiliteit in deze scopingnota door middel van de uitgevoerde mobiliteitsstudie (bijlage IV).

3 Bovendien is het zeker zo dat het lokaal bedrijvenpark op de geplande plek het gevaar voor verkeersongevallen zal doen toenemen. Vandaag is de toegang van de verkaveling "Rood-Klooster" met het toenemend verkeer op de Haachtsesteenweg niet zonder gevaar door de combinatie van het fietspad (met mogelijk snelle elektrische fietsen in twee richtingen), hoge ongesnoeide begroeiing

94 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 (waardoor het zicht op het verkeer nagenoeg onmogelijk is) en een kruispunt van de busbaan. Het extra verkeer zal de bestaande situatie nog verergeren. Dit werd meegenomen in de discipline mobiliteit in hoofdstuk 5. Milieueffectenbeoordeling; 5.12 Mens- Mobiliteit in deze scopingnota door middel van de uitgevoerde mobiliteitsstudie (bijlage IV).

4 Gevaarlijke situatie t.h.v Rood-Kloosterstraat en Haachtsesteenweg: reeds een zeer zwaar ongeval gebeurd in het verleden. Een gans gezin (4 personen) van uit Rood Klooster komende van Brussel werd er aangereden en verloren allen het leven. Dit werd meegenomen in de discipline mobiliteit in hoofdstuk 5. Milieueffectenbeoordeling; 5.12 Mens- Mobiliteit in deze scopingnota door middel van de uitgevoerde mobiliteitsstudie (bijlage IV).

5 Elke vrachtwagen zorgt bij het op of af rijden van de Haachtsesteenweg voor vertragingen die te vermijden zijn wanneer een dergelijk bedrijf in een industriezone zou gevestigd zijn. Bovendien hinderen deze vrachtwagens de fietsers die langs de Haachtsesteenweg rijden, omdat ze wat naar voren komen tot op het fietspad in de hoop er toch even tussen gelaten te worden. Kortom, men hoeft echt geen verkeersspecialist onder de arm te nemen om in te zien dat bedrijven niet in of vlak naast een dorpskern thuis horen. Dit werd meegenomen in de discipline mobiliteit in hoofdstuk 5. Milieueffectenbeoordeling; 5.12 Mens- Mobiliteit in deze scopingnota door middel van de uitgevoerde mobiliteitsstudie (bijlage IV).

Bedrijf gerelateerd aan garage Pardon 1 Heel wat opmerkingen stellen dat de bestaande overlast van garage Pardon in de startnota wordt geminimaliseerd. Er is sprake van tientallen vrachtwagens, zowel overdag als ’s nachts, lichten van de lichtmasten die de ganse dag branden, piepende geluiden toegangspoort, airco-motoren die ’s nachts blijven draaien, continu draaiende koelwagens op de parking, nachtelijke activiteiten door aan- en afkoppelen van aanhangers en trekkers en mogelijke verfgeur bij westenwind van spuitcabine etc. Dit betreft heel wat opmerkingen over de exploitatie van de onderhoudsgarage. Dit zijn echter ook zaken die vallen onder de milieuwetgeving (Decreet algemene bepalingen milieubeleid, DABM) en binnen de milieuvergunning (nu geïntegreerde omgevingsvergunning) worden beoordeeld. Bij het verlenen van een vergunning worden o.a. voorwaarden gekoppeld aan de opslag van gevaarlijke stoffen waaraan de exploitant moet voldoen. In het RUP kunnen er wel bijkomend maatregelen worden opgelegd om de bestaande sites beter in de omgeving in te passen. Dit werd meegenomen onder 2.3 Planvoornemen in deze scopingnota. De vrachtwagens die voor herstelling binnenkomen zijn hoogst uitzonderlijk geladen, waarbij dus ook geen draaiende airco’s voorkomen. De lichtmasten werden in tussentijd afgesteld en zijn gericht op het terrein zelf en branden gedurende de duisternis (i.f.v inbraakpreventie en veiligheid). De poort werd gesmeerd. Het gebruik van de spuitcabine wordt uitgedoofd en hierbij wordt reeds gebruik gemaakt van water gebaseerde verf die de verfgeur reeds sterk beperkt.

2 “Volledig tegenstrijdige bepalingen aangaande wateropvang” Water parking= vervuild, maar wordt niet opgevangen. Er zou voldoende plaats zijn om hemelwater te laten infiltreren, maar de zone is bijna volledig verhard, er is geen infiltratie.” Bij elke omgevingsvergunningsaanvraag dient het aangevraagde te worden getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening die een aantal maatregelen oplegt om te voorkomen dat regenwater onmiddellijk afgevoerd wordt. Ook de verharding die tot vandaag nog niet voldoet aan de verordening dient hieraan tegemoet te komen bij een eerstvolgende omgevingsvergunningsaanvraag. Daarenboven geldt ook de provinciale verordening op verhardingen waaraan bij de volgende omgevingsvergunning dient te worden voldaan.

3 In het verleden waren er 2 industriële branden op de VOLVO site: schrijnwerkerij brandde volledig uit en werd nu de GO FIT locatie. Industriële afval naast het VOLVO gebouw brandde met alle risico’s. Welke giftige stoffen worden in de te herstellen tankwagens vervoerd? Deze voorvallen dateren uit het verleden en dienen los te worden gezien van dit RUP. De voertuigen zijn echter leeg wanneer deze binnenkomen voor herstelling. Daarenboven vallen deze zaken ook onder de milieuwetgeving (Decreet algemene bepalingen milieubeleid, DABM) en worden risico’s ook beoordeeld binnen het verlenen van een milieuvergunning (nu geïntegreerde omgevingsvergunning). Bij het verlenen van een

95 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2 vergunning worden o.a. voorwaarden gekoppeld aan de opslag van gevaarlijke stoffen waaraan de exploitant moet voldoen.

Bedrijf gerelateerd aan health center Go-Fit 1 Go-Fit opent bij mooi weer de ramen richting Rood-Klooster = muziek en bassen. Zie hoofdstuk 5.10 Geluid van de mer-screening. Er is geen abnormale geluidshinder, zeker ten opzichte van de aanwezige geluidsoverlast van de wegbaan.

Omgeving 1 Wat bedoelt u met groenbuffer? Dit werd opgenomen in deze scopingnota en verder onderzocht en beschreven onder hoofdstuk 3. Inrichtingsvoorstel 2 Waarom geen groenbuffer aan de VBL zoals voorzien aan de Stationsstraat? Dit zal verder worden onderzocht en kan eventueel worden meegenomen in het ontwerp-RUP en kan worden vastgelegd door middel van de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan. Zie hoofdstuk 3. Inrichtingsvoorstel

3 Grote betonoppervlakte afhellend naar RK en VBL en zorgde reeds bij gutsende regen voor wateroverlast in het lager gelegen RK. Intussen is de gracht tussen Kampenhout dorp en het RK dichtgemaakt wat zeker geen goede keuze was wegens de vroegere moerasgronden. Dit zal worden meegenomen in het ontwerp-RUP. Ook dient elke omgevingsvergunningsaanvraag te worden getoetst aan de gewestelijke hemelwaterverordening die een aantal maatregelen oplegt om te voorkomen dat regenwater onmiddellijk afgevoerd wordt. Er kunnen bovendien maatregelen worden opgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan. Dit wordt verder onderzocht en beschreven in deze scopingnota onder hoofdstuk 3. Inrichtingsvoorstel

4 De overheid streeft er naar om het grondwater op peil te houden. De ervaring leert echter dat het inrichten van bedrijvenparken meer beton met zich meebrengt (cfr. de enorme parking van de firma Volvo-Pardon). Dit zal verder worden onderzocht en kan eventueel worden meegenomen in het ontwerp-RUP en kan worden vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan. Onder andere een groen/terreinindex kan de verhardingsgraad op het terrein beperken, alsook het voorzien van waterdoorlatende verharding voor bepaalde oppervlakten. Dit wordt verder onderzocht en beschreven in deze scopingnota onder hoofdstuk 3. Inrichtingsvoorstel.

96 | 83 | 17-262 | RUP Pardon_scopingnota_versie 2

Bijlage(n)

I

BIJLAGE: BESLUIT RVR-TOETS

II

BIJLAGE: BESLUIT DIENST MER

III

BIJLAGE: BUNDELING ADVIEZEN EN REACTIES NA PUBLIEKE RAADPLEGING

IV

BIJLAGE: MOBILITEITSSTUDIE

| 17-262 | Bijlage IV | 1