De Abwehr En 'De Verdachten Van Mei 1940'
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
etienne verhoeyen | de abwehr en ‘de verdachten van mei 1940’ etienne verhoeyen De Abwehr en ‘de verdachten van mei 1940’ In de meidagen van 1940 werden vermoedelijk enkele duizenden in België verblij- vende buitenlanders (vooral Duitsers en inwoners van door Duitsland geannexeerde gebieden, voor het merendeel joodse vluchtelingen) en Belgen door de Belgische politie- en veiligheidsdiensten administratief aangehouden. Dat was mogelijk op grond van de wetgeving uit de Eerste Wereldoorlog. De maatregel was bedoeld om te beletten dat Duitsers of met Duitsland sympathiserende Belgen de invaller ter hulp zouden komen, of – in het geval van de communisten – defaitistische propaganda zouden voeren. Of om het in het kreupel Nederlands van een berucht geworden telegram van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat Robert de Foy van 12 mei 1940 te zeggen: het ging om “Belgen of vreemde onderdanen verdacht of gevaarlijk voor de veiligheid van de krijgsverrichtingen”.1 In veel gevallen ging het slechts om vermoedens. Mede daarom worden de gearresteerden wel vaker ‘ver- dachten’ genoemd. Hoeveel het er precies waren, zal wellicht nooit geweten zijn, want voor zover mij bekend, werd er geen centrale lijst aangelegd.2 Bovendien werd een groot gedeelte van het archief van de Belgische veiligheidsdiensten en van gemeentelijke politiediensten die bij de aanhoudingen betrokken waren in mei-juni 1940 vernietigd om te beletten dat het in Duitse handen zou vallen.3 1. Afgedrukt in: C. Vlaemynck, Dossier Abbeville. Arrestaties en deportaties in mei 1940, Leuven, 1977, p. 211. 2. Enkel voor de Duitsers die lid waren van de NSDAP beschikken we over een benaderend getal: op een lijst van ‘gedeporteerde Rijksduitsers op 10 mei 1940’ komen 324 namen voor, maar de lijst is zeker onvolledig (SOMA, AA 477, Deelarchief van de Landesgruppe Belgien van de Auslandsorganisation van de NSDAP). Bovendien leefden in België ook nog Rijksduitsers die geen lid waren van de partij, van wie er zeker ook zijn weggevoerd. Heel wat namen van Vlaams- nationalistische weggevoerden zijn te vinden in: C. De Landtsheer, Dagboek van een weggevoerde, niet gepubliceerd, mij meegedeeld door wijlen Carlos Van Louwe. Het VNV stelde in 1940-1941 lijsten van weggevoerden samen, waarop vooral maar niet enkel VNV-leden voorkomen (SOMA, AA 1286, Kleine Vlaamse fondsen, diverse stukken). Nuttige gegevens ook in het bewaard gebleven archief van het Comité voor Politieke Weggevoerden uit 1940 (SOMA, AA 1314/226: Overtuigings- stukken Auditoraat-generaal inzake Walter Bouchery, secretaris van het Comité). 3. Voor de algemene context van de aanhoudingen, zie: E. Debruyne, De arrestaties van mei 1940 en de gevolgen, in: R. Van Doorslaer, E. Debruyne, F. Seberechts & N. Wouters, m.m.v. L. Saerens, Gewillig België, Brussel, 2007, pp. 171-236. 302 wt lxviii, 2009, 4, pp. 302-316 etienne verhoeyen | de abwehr en ‘de verdachten van mei 1940’ Een al evenzeer onbekend aantal van de gearresteerden werd op last van de Belgische algemene legerstaf naar interneringskampen in Frankrijk weggevoerd. Onder hen bevonden zich ook Belgen, onder wie een niet gering aantal personen die vóór de oorlog in Vlaams-nationalistische organisaties of nationaal-socialistische splintergroepjes actief waren geweest. Met name in het vnv kregen deze ‘wegge- voerden’ een soort aureool, dat nog werd gevoed door de onmenselijke omstan- digheden waarin zij in de kampen (vooral Le Vernet-d’Ariège en Saint-Cyprien) moesten zien te overleven. spionnen onder de verdachten De arrestaties vonden plaats in een opgewonden klimaat dat gepaard ging met paniekstemming over de veronderstelde aanwezigheid van veel Duitse spionnen of Belgen die in eigen land voor de Duitsers spioneerden en die niets liever dan de Belgische nederlaag wensten. Deze ‘spionitis’ evenals de uitgesproken afkeer van vele Fransen voor de Vlamingen (“les boches du Nord”) leidden tot ontsporingen die vandaag de dag als oorlogsmisdaden zouden beschouwd worden. Het meest be- kende daarvan is ‘het bloedbad van Abbeville’, waarbij eenentwintig weggevoerden (onder hen de Verdinasoleider Joris Van Severen) op 20 mei 1940 zonder vorm van proces door Franse militairen werden doodgeschoten. Hierover verscheen in 1977 een baanbrekend en minutieus werk van Carlos Vlaemynck; onlangs publiceerde vrt-medewerker Tim Trachet een geslaagde synthese.4 De ‘eenentwintig van Abbeville’ maakten deel uit van een konvooi van achtenzeventig weggevoerden. Het is de enige groep waarvan de samenstelling vol-ledig bekend is en waaraan de in mei 1940 wijd verbreide mening dat het ‘allemaal spionnen’ waren, kan getoetst worden.5 De groep vertoont een zeer heterogene samenstelling: slechts twintig Belgen naast minstens zestien joodse vluchtelingen, Italiaanse antifascisten naast de Canadese trainer van het Duitse ijshockeyteam… De groep telde slechts enkele Vlaamse nationalisten, onder wie de journalist Maurits Van Gysegem, die tijdens de bezetting een boek over zijn lotgevallen zou publiceren.6 In 1977 stelde Vlaemynck dat het onweerlegbaar was komen vast te staan dat zich onder de achtenzeventig gedeporteerden zeven personen bevonden die in België spionage ten voordele van Duitsland hadden bedreven. Het gaat hierbij zowel om Duitsers als Belgen die inlichtingen hadden bezorgd aan de Abwehr, de inlichtingendienst van het Duitse leger. Overlevenden van de tragedie voegden er in gesprekken met Vlaemynck nog twee aan toe, wat het totaal op meer dan tien 4. C. Vlaemynck, Dossier Abbeville […]; T. Trachet, Het drama van Abbeville, Antwerpen, 2009. 5. Een volledige naamlijst in: T. Trachet, Het drama […], pp. 159-172. 6. M. Van Gysegem, Het bloedbad van Abbeville. Het verhaal van de spionnenkoorts in 1940 en van de moord op Joris van Severen, Antwerpen, 1941. wt lxviii, 2009, 4, pp. 302-316 303 Overzichtstekening van het kamp Saint-Cyprien, s.d. [Prent, ADVN, VPR153] etienne verhoeyen | de abwehr en ‘de verdachten van mei 1940’ procent brengt. En Vlaemynck was er eigenlijk van overtuigd dat het percentage nog hoger lag. Zijn vermoeden was correct. Uit eigen onderzoek van documenten die Vlaemynck in 1977 niet ter beschikking had, is gebleken dat zich onder deze achtenzeventig twintig personen bevonden die op één of andere manier bij spio- nage ten voordele van Duitsland betrokken waren, en nog een eenentwintigste die vanwege ‘verdachte’ relaties was aangehouden (Achille Mareel, over wie later meer). Op twee na waren de twintig reeds vóór 10 mei 1940 gearresteerd op verdenking van spionage. Ook deze subgroep van twintig biedt een waaier van nationalitei- ten: acht Belgen, vier Duitsers, drie Nederlanders, een Canadees, een Zwitser, een Luxemburger, een Fransman en een Spanjaard. De meeste onder hen hadden in verbinding gestaan met de Abwehrstelle (Ast) Münster of haar Nebenstellen in Düsseldorf en Keulen, die vóór 10 mei 1940 een grote activiteit in België aan de dag hadden gelegd. Anderen – een groepje van vier agenten uit het grensgebied tussen de Belgische provincie Luxemburg en het Groothertogdom – hadden in de streek van Athus een soort familiespionagebedrijfje opgezet dat samenwerkte met de Abwehr van Trier. De Spanjaard uit de groep was Luis Mercader die vóór de oorlog vertegenwoordiger van de Spaanse Falanje in België was. Hij had zich in 1939 ook bereid verklaard op te treden als ‘brievenbus’ voor de Abwehrstelle Hamburg en ontving inderdaad enkele berichten van een in Engeland opererende agent van Ast Hamburg. Tijdens de bezetting ging Mercader voor de Sicherheitsdienst werken. In deze groep van personen die was gearresteerd op verdenking van spionage was er slechts één Vlaamse nationalist, die voor de Abwehr van Düsseldof had gewerkt. De eenentwintigste, Achille Mareel, is een geval apart. Omdat hij hierna nog ter sprake komt, ga ik er wat nader op in. Hij was geboren in 1909 en leidde al snel een bewogen leven. Vrijwilliger bij het leger in 1928, deserteur in 1931 (waar- voor hij tien maanden kreeg), handelsreiziger bij de firma Hoover, bediende bij de s.a. Sarma – het is maar een greep uit de vele stielen en ongelukken die hem te beurt vielen. Hij beweerde na de oorlog dat hij in 1934 secretaris was van minister Gustaaf Sap (Landbouw). In november 1936 vroeg en verkreeg hij de inschrijving in het Handelsregister van een Office de Tourisme Rexiste. Wellicht bleef het bij die inschrijving. In 1937 stichtte hij “Via – le Grand Hebdomadaire des énergies belges, de la vie nationale et de l’actualité mondiale”, dat ondanks of juist vanwege banden met het rexisme niet van de grond kwam. In 1938 ging hij werken voor het blad Omroep, waaraan ook de gewezen activist George Roose meewerkte. Omroep wilde volgens Griet Van Haever “de Belgische Rijksidee in Vlaanderen” bevorderen en had enige sympathie voor het Verdinaso.7 Op 14 februari 1938 stichtten Mareel en Roose de uitgeverij De Kogge, die niet bepaald een succes kan genoemd worden, 7. G. Van Haever, Onmacht der verdeelden, Katholieken in Vlaanderen tussen demokratie en fascisme, 1929-1940, Berchem, 1983, pp. 231-232. wt lxviii, 2009, 4, pp. 302-316 305 etienne verhoeyen | de abwehr en ‘de verdachten van mei 1940’ aangezien zij vóór 10 mei 1940 slechts twee boeken op de markt bracht. Of Mareel reeds vóór de oorlog een Abwehrmedewerker was staat niet vast (tijdens de oor- log was dat alleszins het geval). Wel was hij vóór de inval correspondent van de Weltpressedienst en van het Duitse persbureau Vox Gentium.8 Vóór 10 mei 1940 onderhield Mareel nauwe relaties met de Duitse persat- taché in België dr. Wilhelm Klein. Hij trad ook op als persattaché voor de Japanse ambassade, en bood in september 1939 zijn diensten aan het Britse Home Office aan – een voorstel waarop, in tegenstelling tot Mareels naoorlogse versie, niet werd ingegaan. Of die veelzijdige relaties de Belgische veiligheidsdiensten bekend waren toen zij op 10 mei 1940 Mareel lieten aanhouden, weten we niet. Mogelijk heeft bij zijn aanhouding ook zijn relatie meegespeeld met George P. Roose. Deze was tijdens de Eerste Wereldoorlog zeer actief in het activisme in Antwerpen. Samen met August Borms bereidde hij in het ‘Nationaal Verweer’ het activistische leger voor, een aanzet tot latere militaire en politionele collaboratie.