Aurora Van Hamme Stamnr. 20041753

DE VROUWEN VAN DE ADOPTIEFKEIZERS

masterscriptie ingediend voor het behalen van het diploma van master in de geschiedenis

Promotor: Prof. Dr. K. Verboven Academiejaar 2008-2009 1. Inleiding

Gender in de klassieke oudheid past binnen een hiërarchisch systeem waarbij de man superieur werd geacht en de vrouw inferieur, zoals ook niet-Romeinen, jongeren, en ongetemde dieren, die allen de stevige hand van een Romeinse mannelijke autoriteit nodig hadden.1 De jurist Gaius schreef in de tweede eeuw, in zijn richtlijnen tot Romeins recht, de instituten, dat vaders in hun testamenten voogden dienden aan te wijzen voor hun kinderen: voor mannen zolang deze niet volwassen waren, en voor vrouwen op elke leeftijd, zelfs indien getrouwd.2 Hij vervolgt dat er naar zijn mening geen rechtvaardiging bestaat voor het aanwijzen van een voogd voor een volwassen vrouw, omdat hij de algemeen aanvaarde claim dat het oordeel van een vrouw niet betrouwd kan worden, verdacht vindt, vrouwen regelden hun zaken toendertijd immers zelf, en het aanwijzen van een voogd was enkel nog een formaliteit, waarbij de voogd soms zelfs tegen diens wil werd aangesteld.3 Gaius was er zich met andere woorden van bewust dat ongeacht wat de wet zei, vrouwen in werkelijkheid met groot succes hun eigen zaken regelden en dit door gebruik te maken van hun eigen vaardigheden en mogelijkheden, aldus Baharal.4

Romeinse vrouwen hadden niet de mogelijkheid te stemmen of publieke functies te bekleden, maar speelden niettemin een actieve rol in zowel publiek als privaat leven, zeker wanneer we de vergelijking met hun Griekse geslachtsgenotes maken.5 Na het huwelijk werd er van Romeinse vrouwen uit de hogere klassen verwacht dat ze deelnamen aan het sociale leven. Echtgenotes dienden de gasten van hun echtgenoot te entertainen en hun man te vergezellen bij sociale bezoeken en diners. Achter de schermen kon een vrouw betrokken worden bij de zaken van haar man, het beheer van zijn bezittingen en zijn politieke carrière. Vanaf was het vrouwen toegestaan om hun man te vergezellen wanneer deze als magistraat naar de provincies trok, en het lijkt erop dat velen dit ook deden.6

1 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 12 2 Gaius, Institutiones I, 144 “Permissum est itaque parentibus liberis, quos in potestate sua habent, testamento tutores dare: Masculini quidem sexus inpuberibus, feminini vero inpuberibus puberibusque, vel cum nuptae sint..” 3 Gaius, Institutiones I, 144 “Veteres enim voluerunt feminas, etiamsi perfectae aetatis sint, propter animi levitatem in tutela esse.” Gaius, Institutiones I, 190-191 " Feminas vero perfectae aetatis in tutela esse fere nulla pretiosa ratio suasisse videtur: Nam quae vulgo creditur, quin levitate animi plerumque decipiuntur et aequum erat eas tutorum auctoritate regi, magis speciosa videtur quam vera; mulieres enim, quae perfectae aetatis sunt, ipsae sibi negotia tractant, et in quibusdam causis dicis gratia tutor interponit auctoritatem suam; saepe etiam invitus auctor fieri a praetore cogitur. Unde cum tutore nullum ex tutela iudicium mulieri datur: At ubi pupillorum pupillarumve negotia tutores tractant, eis post pubertatem tutelae iudicio rationem reddunt." 4 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 332 5 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28 6 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 9-10

1 Het was voor Romeinse vrouwen mogelijk om bezit te hebben, vastgoed te erven, en familiezaken te beheren, ze waren grotendeels verantwoordelijk voor de opvoeding en voor de keuze van echtgenoot voor hun kinderen. Ze waren, in tegenstelling tot de Griekse vrouwen, niet in hun bewegingsvrijheid beperkt tot hun huizen, maar konden vrij naar de markt, het theater of amfitheater en de thermen gaan.7 Hun rol in de politiek hing af van de status van hun vaders of echtgenoten en de activiteiten en invloed van vrouwen was grotendeels indirect en vond plaats achter de schermen.8 Het mannelijk ideaal van vrouwelijk gedrag werd reeds in de 2de eeuw v.o.t. geformuleerd in Mostellaria, een komedie van Plautus. In de lijnen 186-228 brengt de held drie basisidealen voor een gehuwde Romeinse vrouw naar voor: ten eerste, uniuira – ze heeft slechts één echtgenoot, ten tweede, aeternus en sempiternus – de huwelijksbanden zijn eeuwig, dat wil zeggen levenslang. De band kan enkel door de dood worden verbroken, en dit betekent de dood van de echtgenote, niet van de man. Het derde ideaal is morem gerere – de totale gehoorzaamheid van de vrouw aan de man. Deze drie idealen kunnen worden uitgedrukt in de dextrarum iunctio ceremonie, het schudden van de rechterhand, ten teken van de band van het huwelijk, wat vaak naar voorkomt op grafstenen en munten. De ideale Romeinse vrouw was, en bleef, bescheiden, gehoorzaam, onderworpen, bij voorkeur mooi, en mengde zich niet met zaken die werden gezien als behorend tot het domein van de mannen. Haar activiteiten waren grotendeels beperkt tot het huis en de familie, en haar voornaamste rol bestond in het baren en opvoeden van wettelijke kinderen.9 Geachte matrones konden voorgesteld worden met mannelijke karakteristieken in literaire en visuele representaties om aan te geven dat enkel uitzonderlijke vrouwen de waardigheid, discipline, en adellijkheid van het mannelijk ideaal konden verwerven. Het huwelijk vervolledigde de vrouw, bekleedde haar met een sociale tegenwoordigheid, en redde haar van haar aangeboren incompetentie.10

Hoewel keizerlijke vrouwen, zo lijkt het, macht via hun echtgenoten verwierven, had deze macht belangrijke vertakkingen en werd ze verworven door verschillende vrouwen in de keizerlijke kringen.11 Vrouwen uit de hoogste klasse namen een onzekere positie in: als leden van de heersende klasse maar tegelijk van de ondergeschikte sekse deelden ze in de prestige en onderscheidingen van hun klasse, maar tegelijk werden ze gezien als sociaal inferieur aan de man van hun klasse, of werden ze bij de minderjarigen geschaard. Deze contradictorische positie werd veroorzaakt door de ambigue manier waarop vrouwen uit de

7 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28 8 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 142 9 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 330-331 10 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 12-13 11 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28

2 hogere klasse verbonden waren met de senatoriale, equestoriale of decuriale orden. Terwijl mannen tot deze klassen behoorden door hun geboorte, welvaart en politieke carrière, waren vrouwen er slechts indirect mee verbonden: ze ontvingen bij hun geboorte de rang van hun vader en namen bij het huwelijk die van hun echtgenoot over. Vanaf de periode van vormde de senatoriale rang hier evenwel een uitzondering op, doordat ze ook erfelijk werd voor dochters.12 Soms verwierven vrouwen zelfs wat als echte politieke macht kon gelden, wat evenwel inconsistent was met de normale sociale constructies in .13 Ze zorgden voor zichzelf op een typisch Romeinse manier: voor betaling in cash of krediet konden ze praetorische prefecturen, consulaten, gouverneurschappen, procuratorschappen, lagere functies, gunsten, gratie en gerechtelijke beslissingen die soms neerkwamen op moord ten voordele van hun aanhangers voorzien.14 Afstamming, belangrijke connecties en geld vormden de belangrijkste ingrediënten voor macht en prestige van een Romeinse vrouw. Deze drie karakteristieken zijn echter moeilijk waar te nemen voor de vrouwen rond Trajanus en Hadrianus. De keizerlijke vrouwen rond Trajanus en Hadrianus zijn grotendeels afkomstig uit families die pas recentelijk belangrijk waren geworden, zoals Marciana en Matidia de Oudere, of van onopvallende families, zoals Plotina en Domitia , de moeder van Hadrianus. Financiële onafhankelijkheid vormde een ander essentieel element voor macht en autonomie. Hoewel vrouwen in theorie niet financieel onafhankelijk waren en steeds onder officieel toezicht van een vader, echtgenoot of voogd stonden, werd dit in de tweede eeuw niet meer zo strikt in de praktijk omgezet als de wettelijke normen doen denken. Niettemin was complete vrijheid van financieel handelen eerder ongewoon en onder de vrouwen van de hoogste klasse in Rome enkel mogelijk voor Vestaalse Maagden en voor vrouwen die, volgens de Augusteïsche wetgeving, dit recht hadden verworven door minstens drie kinderen te hebben gebaard. Een buitengewone dispensatie had Livia en alle andere Augusteïsche keizerlijke vrouwen ook publiekelijk dit privilege toegekend. In 35 v.o.t. verkregen Livia en Octavia, de zuster van Octavianus, via wet, senatus consultum of triumviraal edict, zowel vrijheid van handelen als de onschendbaarheid van tribunen toebedeeld. Deze financiële vrijheid was dus ook van toepassing op de keizerlijke dames die behandeld zullen worden. Van de keizerlijke vrouwen uit het begin van de tweede eeuw treffen we echter zo goed als geen grote bouwwerken aan, dit in contrast met bewijzen van publieke bouwactiviteiten door onder andere Octavia en Polla, de zuster van Agrippa, en de uitgebreide economische activiteiten van Livia.15

12 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 11-12 13 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28 14 MacMULLEN, Women‟s Power in the Principate, pg. 434 15 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 515, 518-520

3 Wat betreft het religieuze kader zien we voor de keizer een hele resem priesterambten, die stammen uit de republikeinse tijd en geïntegreerd werden in het nieuwe systeem. Wat zijn echtgenote betreft, is dit een sector waarin ze actief naar voor kan komen, zonder de traditionele rollenpatronen in vraag te stellen, aldus Stepper, aangezien bezigheden als opperbevelhebber en rechter voor haar ontoegankelijk waren. Er was echter niet meteen een traditionele republikeinse functie die ze kon waarnemen, zo viel bijvoorbeeld de mogelijkheid Vestaalse maagd meteen weg door het feit dat ze getrouwd was. Niettemin kon de vrouw van de keizer, net als haar echtgenoot, cultische verering verwerven van de rijksbevolking, dit zien we reeds bij Livia naar voor komen. Vergoddelijkingen waren in het oosten gebruikelijker, maar ook in het westen vond Livia cultische verering als genetrix orbis, Ceres of Juno. Dit blijkt onder andere uit haar muntslag. De vergoddelijking van de keizers bracht ook andere aspecten met zich mee: zo had de echtgenote van de keizer een cruciale rol als moeder van potentiële opvolgers. De vrouwen verwierven ook het priesterschap voor de vergoddelijkte Augustus en hier waren voorrechten mee verbonden, zoals aanspraak op een eigen lictor. Het waren niet enkel de echtgenotes, maar ook andere vrouwelijke familieleden die hoge priesterambten konden vervullen.16 Bij officiële vieringen vierde de keizer met de senaat (of het volk) van Rome, terwijl de keizerin verwacht werd de leidende dames te ontvangen. Zoals bij de hogere klassen gebruikelijk was ontving de vrouw de vrouwelijke gasten en de man de mannelijke gasten.17 In de tweede eeuw en ook later komen de keizerlijke vrouwen in beeld als symbolen van huiselijkheid en welwillendheid, een groot verschil met de keizerlijke vrouwen uit het begin van het keizerrijk, die als doel van politieke aanvallen en vol smaad in beeld werden gebracht. In de tweede eeuw was er een systeem van adoptie van erfgenamen waarbij de heersende keizer zijn opvolger selecteerde uit een elitekorps van jongemannen met de benodigde militaire en administratieve achtergrond. Dit adoptiesysteem had te maken met de afwezigheid van potentiële opvolgers binnen het gezin van de keizer zelf. Maar ook zonder dynastieke motieven werd het huwelijk van dochters en zusters van de keizer wellicht bezien in het kader van strategische mogelijkheden van alliantievorming met andere prominente families.18

16 STEPPER, Zur Rolle der römischen Kaisering im Kultleben, pg. 62-66 17 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 10 18 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 36-37, 166

4 Aan de hand van een stamboom wordt snel duidelijk gemaakt welke vrouwen er in deze paper zullen worden besproken en welke positie ze innamen binnen de keizerlijke familie.

Stamboom van de adoptiefkeizers 19

Trajanus werd geadopteerd door keizer en adopteerde zelf Hadrianus. We zien op de stamboom dat Trajanus gehuwd was met Pompeia Plotina, die net als zijn zuster Ulpia Marciana en haar dochter Salonia Matidia, de titel Augusta verwierf. Het kleinkind van de zuster van Trajanus, Vibia Sabina, huwde met Hadrianus. Ook zal er worden ingegaan op de halfzus van Vibia Sabina, met name Mindia Matidia, die de titel Augusta niet verwierf, maar door inscripties alsnog gekend is. Keizer Hadrianus adopteerde , die huwde met Faustina Major en samen kregen ze onder andere Faustina Minor. Op zijn beurt werd geadopteerd door Antoninus Pius, en bovendien huwde hij met de dochter van zijn adoptiefvader, Faustina Minor. Hij werd opgevolgd door zijn natuurlijke zoon, . De zuster van Commodus, , en zijn echtgenote, Bruttia Crispina, worden eveneens behandeld.

19 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 379

5 Aan de hand van vier verschillende bronnentypes, met name de numismatiek, beeldende kunst, informatie uit inscripties en ook teksten overgeleverd uit de antieke oudheid zelf, zullen deze dames worden behandeld. Hierbij zal er worden gekeken naar de functie die ze vervulden binnen de keizerlijke propaganda, naar hoe ze werden gerepresenteerd in die verschillende bronntypes. Om te beginnen wordt een algemeen overzicht van de gebruikte bronnentypes gegeven, om deze te kaderen binnen hun context en om te wijzen op problemen bij het gebruik ervan. De numismatische bronnen en beeldende kunst zullen kwantitatief en kwalitatief verwerkt worden, terwijl de schriftelijke overleveringen uit de oudheid zelf, met name de werken van de historiografen, overgeleverde brieven en inscripties, kwalitatief benaderd worden. De reden dat hiervoor werd geopteerd is dat een uitgebreid kwantitatief onderzoek van de inscripties eenvoudigweg te ver zou leiden voor een algemeen onderzoek betreffende representaties waarbij al dergelijk onderzoek werd verricht voor de numismatische en beeldende bronnen. Er is wel getracht zoveel mogelijk epigrafisch materiaal te verwerken, in het bijzonder voor de vrouwen uit de entourage van Trajanus en Hadrianus, waarvoor het beeldend en numismatisch materiaal beperkter is dan voor de latere vrouwen. Na deze behandeling van de bronnentypes wordt overgegaan tot de individuele bespreking van de keizerlijke vrouwen, waar naast een chronologisch overzicht van hun leven ook een bespreking van hun representatie in portretkunst en op munten wordt gegeven. Hierbij zal worden nagegaan hoe deze vrouwen naar voor worden gebracht, welke informatie we over hen kunnen vinden en hoe we deze informatie kunnen evalueren. Mogelijk spreken de verschillende bronnentypes elkaar tegen, of vullen ze elkaar aan en bevestigen ze elkaar. Een uitzonderlijk geval vormt Matidia Minor, van wie we minder informatie voor handen hebben aangezien ze geen Augusta-titel verwierf. Voor haar moeten we het voornamelijk met epigrafische bronnen stellen. Na deze afzonderlijke behandeling wordt overgegaan tot een vergelijking van de vrouwen onderling per bronnentype, waarbij logischerwijs de focus op de kwantitatief verwerkte bronnen zal komen te liggen. De numismatiek en beeldende kunst zullen hopelijk in staat zijn enkele trends te onderscheiden. Globaal genomen zijn de voornaamste vragen die we zullen trachten te beantwoorden in de loop van deze paper de volgende: Wat leren de individuele bronnentypes ons over hoe deze hooggeplaatste vrouwen werden gezien? Spreken de bronnentypes elkaar tegen? Kunnen we evoluties ontdekken doorheen de tijd in de vorm van representatie? Of ligt de nadruk steeds op dezelfde kwaliteiten? Zien we dezelfde kwaliteiten opduiken bij de keizerlijke dames als we in het algemeen aanbevolen zien voor vrouwen? Welke individuele trekjes kunnen we onderscheiden?

6 2. Bespreking gebruikte bronnentypes

2.1. Historiografie, antieke geschriften

Als bronnen voor de antieke literaire geschriften (de inscripties worden verderop behandeld) wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van drie contemporaine bronnen, met name Fronto en diens briefwisseling met de keizers, het historiografisch werk van Cassius Dio, en de Panegyricus van Plinius. Daarnaast wordt ook de als niet-contemporaine bron gebruikt. Dit omwille van de beperkte hoeveelheid contemporaine bronnen die concreet over de behandelde periode handelen.

Brieven van Fronto

Marcus Cornelius Fronto was een Romeins redenaar uit de 2de eeuw.20 Hij werd geboren te Cirta in het Romeinse Noord-Afrika.21 Op jonge leeftijd migreerde hij naar Rome, en hij lijkt nooit naar zijn geboorteland te zijn teruggekeerd.22 Hij studeerde rechtswetenschappen en retoriek in Rome en verwierf er al snel bekendheid als redenaar en leraar in de retoriek.23 In Rome doorliep hij ook de cursus honoria en rondde deze af met een consulaat in 143.24 Zijn sterfdatum is, net als zijn geboortedatum, onbekend.25 Fronto was geliefd en werd niet enkel sterk gerespecteerd door zijn tijdgenoten, maar ook door latere generaties.26 Hij werd erkend als de voornaamste advocaat van zijn tijd, was een vertrouweling en raadgever van de keizerlijke familie voor meer dan dertig jaar, en de leraar en mentor van twee keizers.27 Zijn correspondentie met keizer Marcus Aurelius wordt gekenmerkt door affectie en vertrouwdheid.28 De brieven van Fronto bereikten ons in één enkele codex van de late oudheid, waarvan zich nu een deel in het Vaticaan bevindt en een ander deel in Milaan.29 Die ene codex met de collectie van zijn brieven raakte verspreid en stukken gingen verloren, de ordening van de brieven is onzeker, palimpsest brengt de geschriften op het randje van onleesbaar enzovoort.30 Er is geen aanwijzing voor dat Fronto zelf ooit een collectie van zijn correspondentie in gedachten had, en er zijn meerdere aanwijzingen die suggereren dat de

20 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Fronto‟ 21 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 5 22 Ibidem 23 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Fronto‟ 24 Ibidem 25 Ibidem 26 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 2 27 Ibidem 28 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Cornelius Fronto, Marcus‟ 29 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 3 30 Ibidem

7 huidige accumulatie een representatie is van de inspanningen van verschillende editeurs op verschillende tijden met verschillende doeleinden.31 Zijn brieven kunnen worden gebruikt als een document van sociale geschiedenis, dat in grote mate kan bijdragen tot het begrip van de Antonijnse dynastie en de Antonijnse aristocratie.32 Ze tonen Fronto‟s afkeer voor het stoïcisme en zijn ongemak over de invloed die het heeft op keizer Marcus Aurelius, bieden informatie over zijn slechte gezondheid, inzicht in zijn familieleven en behandelen ook de moeilijkheden van het leven aan het hof.33

Cassius Dio

Dio Cassius Cocceianus, afkomstig uit Nicaea in Bithynië, was een Grieks historicus uit de 2de – 3de eeuw.34 Wellicht is de toevoeging van „Cocceianus‟ aan zijn naam afkomstig uit de Byzantijnse tijd om verwarring met Dio van Prusa te vermijden.35 Hij werd omstreeks 163 geboren als zoon van een senator en stadhouder en trok ongeveer in het jaar 180 naar Rome.36 In het jaar 194 was hij praetor en in 204 consul, van 218 tot 228 was hij opeenvolgend curator van Pergamum en Smyrna, proconsul van Afrika en eerst legaat van Dalmatië en vervolgens van Boven Pannonië.37 In 229 was hij gewoon consul samen met Severus Alexander en vervolgens trok hij zich terug in Bithynië.38 Zijn Rōmaikē historia is een totaalbehandeling van de geschiedenis van Rome bestaande uit 80 boeken, beginnend bij het arriveren van Aeneas en eindigend in het jaar 211.39 Voor de eigen tijd kon Dio zich baseren op eigen ervaringen of orale overlevering, maar voor eerdere periodes baseerde hij zich zo goed als volledig op literaire bronnen.40 De materie is samengebracht met een combinatie van analytische orde met zakelijke gezichtspunten, waardoor de chronologie dan weer verstoord wordt.41 Hij trachtte de grote lijnen van het verloop van de geschiedenis weer te geven, zonder zich teveel in details te verliezen.42 Het is opvallend dat Dio op eigen gevoel causale linken legt tussen gebeurtenissen en motivaties toekent aan de figuren die hij bespreekt, en dat veel van deze uitleggen van zijn eigen hand afkomstig lijken te zijn in plaats van te zijn ontleend aan een andere bron.43

31 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 3 32 Ibidem, pg. 2 33 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Cornelius Fronto, Marcus‟ 34 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Dion Cassius‟ 35 The Oxford Classical Dictionary, lemma „ Cassius Dio‟ 36 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Dion Cassius‟ 37 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Cassius Dio‟ 38 Ibidem 39 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Dion Cassius‟ 40 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Cassius Dio‟ 41 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Dion Cassius‟ 42 Ibidem 43 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Cassius Dio‟

8 Het dominante thema in zijn Romeinse geschiedenis betreft de overgang van de republiek naar de monarchie van de keizers, regelmatig onderschreven door Dio op basis van de idee dat enkel een monarchie Rome van een stabiel bestuur kon voorzien.44 Als bron voor de keizertijd is dit werk van Cassius Dio onschatbaar.45 Van het hele werk is de bespreking van de tijd na Marcus Aurelius, die hij zelf heeft meegemaakt, het belangrijkste.46 Wegens mijn gebrek aan kennis van het Grieks heb ik bij het gebruik van Cassius Dio enkel gebruik gemaakt van de vertaling uit de collectie van de Loeb en is er bij de bibliografische verwijzingen in de voetnoten geen citaat in het Grieks geplaatst, maar uiteraard wel een plaatsverwijzing zodat het Griekse citaat desgewenst kan worden opgezocht.

Historia Augusta

Een eerste onzekerheid betreffende de Historia Augusta gaat om de auteurs, men is namelijk niet altijd zeker of de toegeschreven auteurs ook de werkelijke auteurs zijn.47 De manuscripten zijn niet absoluut unaniem: sommigen schrijven bijvoorbeeld het Leven van Septimus Severus toe aan Spartianus en niet niet aan Lampridius.48 Maar algemeen wordt aangenomen dat er zes auteurs waren: Spartianus, Capitolinus, Vulcatius Gallicanus, Aelius Lampridus, Trebellius Pollio en Flavius Vopiscus.49 De Scriptores Historiae Augustae claimen veel literaire bronnen te hebben gebruikt, waarvan er slechts enkele gekend zijn als historische geschriften.50 Verder citeren ze talrijke documenten zoals brieven van keizers, senatus consulta, inscripties enzovoort.51 Wat betreft het dateren heeft men zich gebaseerd op verwijzingen naar contemporaine feiten in de Historia Augusta, zoals Spartianus die naar aanleiding van Aelius denkt aan het voor hem contemporaine feit van de verheffing van Maximianus en Constantius Chlorus tot de waardigheid van Caesars; een gebeurtenis die plaatsvond op 1 maart 293.52 Lampridius lijkt in zijn Leven van Heliogabalus te verwijzen naar de gevechten die de stad van Orestes tussen 313 en 323 in bloed onderdompelden.53 Verschillende dateringen zijn naar voor geschoven door historici, waarbij de meest voorzichtigen de dateringen die de antieke auteurs naar voor schuiven vasthouden, en dus de redactie van de bundeling situren onder het bestuur van Diocletianus en Constantijn.54 Mommsen geloofde in het bestaan van twee

44 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Cassius Dio‟ 45 Der Neue Pauly, lemma „Cassius Dio‟ 46 Ibidem 47 BARDON, Le crépuscule des Césars, pg. 16 48 Ibidem 49 Ibidem 50 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Historia Augusta‟ 51 Ibidem 52 BARDON, Le crépuscule des Césars, pg. 312 53 Ibidem 54 Ibidem, pg. 313

9 grote groepen van biografiën, één daterend van de tijd van Diocletianus, de ander van de periode van Constantijn. Deze biografieën omvatten het werk van diverse auteurs en in hun tijd getuigden ze van de wil gebruik te maken van het verleden naargelang de eisen van de contemporaine politiek. De redactie zou zich volgens hem dus dienen te situeren van het begin van de 4de eeuw tot ongeveer 337.55 Een onderzoeker als Dessau opteert voor het bestuur van Theodosius als datering en situeert de bundeling tussen 385 en 395.56 Hij ziet in de Historia Augusta een soort van systematische onoprechtheid; hoewel de teksten indiscutabel antiek zijn, dienen de teksten later gedateerd te worden dan ze voorwenden, het was de bedoeling dat ze ouder leken dan ze waren.57 Baynes ontdekte in de Historia Augusta dan weer de wil voor propaganda en voorkeur voor de ideëen en politiek van keizer Julianus (361-364) en hij aarzelt niet om de bundeling te situeren in de jaren 362-363, een these waar veel specialisten zich bij hebben aangesloten. Het lijkt er volgens Bardon op dat de teksten zijn verenigd door een editeur, wat misschien door de laatste redacteur (Vopiscus?) kan zijn gedaan, maar niets is zeker.58 Hij stelt dat de collectie zich heeft samengevoegd na 360 en dat de opeenvolgende edities herhaaldelijk van uitzicht veranderden.59 In de Oxford Classical Dictionary wordt er gesteld dat men er tegenwoordig min of meer algemeen vanuit gaat dat er slechts één auteur was en dat deze wellicht in het laatste decennium van de 4de eeuw actief was.60 Wanneer de teksten ook zijn samengebracht, ze waren zeker niet contemporain met de behandelde periode, maar bieden wel informatie over de dames die in deze paper besproken zullen worden. Hoewel de Historia Augusta heeft nooit van grote autoriteit mogen genieten bij onderzoekers,61 zullen we er toch gebruik van maken omwille van de informatie die het ons biedt. Uiteraard dient er voorzichtig te worden omgesprongen met conclusies gebaseerd op antieke auteurs, zeker indien deze niet contemporain zijn, maar gezien we ook andere bronnen hanteren zou het mijns inziens een verlies zijn deze bron buiten beschouwing te laten omwille van haar minder goede reputatie.

Panegyricus van Plinius

Gaius Plinius Caecilius Secundus was een Romeins politicus en redenaar van de 1ste – 2de eeuw, geboren in het jaar 61 of 62 te Novum Comum.62 Het is vooral om zijn Naturalis Historiae en zijn briefwisselingen dat hij bekendheid heeft verworven onder het ruimere

55 BARDON, Le crépuscule des Césars, pg. 13-14 56 Ibidem, pg. 313-314 57 Ibidem, pg. 314 58 Ibidem, pg. 14 59 Ibidem 60 The Oxford Classical Dictionary, lemma „Historia Augusta‟ 61 Ibidem 62 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Plinius‟

10 publiek, maar er zijn ook andere geschriften van zijn hand.63 Zijn redevoeringen gaf hij dikwijls in boekvorm uit, en een enkele hiervan heeft ons bereikt, met name de panegyricus64 die gesitueerd dient te worden bij zijn aantreden als consul.65 De Panegyricus van Plinius wordt door Roche beschouwd als een getrouwe reflectie van de propaganda van de administratie van Trajanus. In de Panegyricus behandelt Plinius immers een aantal onderwerpen dat iemand die carrière wil maken ten alle koste zou vermijden. Verklaringen als dat de vader van Trajanus zijn triomf-insignia niet zelf zou hebben verdiend, zijn uitlatingen die een senator niet meteen publiekelijk zou maken voor de keizer zelf, toch niet zonder een voorafgaand teken van goedkeuring. Er is ook geen enkel teken van mogelijk ongenoegen van de kant van Trajanus merkbaar na het brengen en publiceren van de speech, integendeel, de carrière van Plinius bleef floreren. De familie van Trajanus wordt eveneens behandeld in de Panegyricus, en twee passages ervan bespreken de vrouw van Trajanus, Pompeia Plotina, en de zuster van Trajanus, Ulpia Marciana. Dit zijn dan ook de twee meest waardevolle passages voor het onderwerp van deze paper. Het is opvallend dat hij bij de bespreking van deze twee vrouwen hen geen individuele waarden toekent, zoals uitgebreider zal worden toegelicht. Er wordt geargumenteerd dat de rollen die Plinius toeschrijft aan de keizerlijke familie deel uitmaakten van het programma van zelfrepresentatie van de overheid, maar dit is een stelling die, zo stelt Roche, kan worden uitgedaagd door twee alternatieve verklaringen voor de behandeling van de familie door Plinius. Zijn aanmoediging van moderatio, modestia en simplicitas, en zijn promotie van de idee dat de hoeksteen van een gelukkig huwelijk ligt in concordia, stroken volledig met de standaard mannelijke invalshoek over deze onderwerpen. Een tweede verklaring kan worden gezocht in het genre van de keizerlijke panegyricus. Het feit dat het doel van de speech een ophemelen van de keizer was, kan ertoe bijdragen dat er niet echt uitgebreid wordt ingegaan op iemand anders dan Trajanus. Het opnemen van de leden van de familie in het panegyricus werd voordien niet echt gedaan, het lijkt een nieuwigheid van Plinius te zijn geweest.66

63 Der Kleine Pauly, lemma „Plinius‟ 64 De oorsprong van de Latijnse panegyricus dienen te worden gezocht bij de antieke funeraire lofspraken, en bij het gebruik dat consuls bij het begin van hun ambt de mensen dankten voor hun verkiezing. (Bron: The Oxford Classical Dictionary, lemma „Panegyric‟) 65 KROH, Lexikon der antike Autoren, lemma „Plinius‟ 66 ROCHE, The Public Image of ‟s Family, pg. 43- 51

11 2.2. Numismatiek

Als bron voor historisch onderzoek biedt de keizerlijke muntslag enkele voordelen zoals het feit dat iedere munt die in Rome werd geslaan een officieel document was dat alsdus een officiële uitdrukking vormde van de keizer en zijn regime. Verder biedt de keizerlijke muntslag een ongebroken sequens voor de hele duur van het principaat, waardoor verschillen en evoluties kunnen worden nagegaan. Bovendien werden keizerlijke munten op bijna industriële schaal geproduceerd en circuleerden ze doorheen het hele rijk en zelfs voorbij de grenzen, waardoor het de grootst mogelijke doorsnede van de bevolking van het rijk bereikte.67 Behalve de officiële muntslag van Rome, is er ook de provinciale muntslag. Deze kan ruwweg worden opgedeeld in vier verschillende types: de muntslag van steden, de muntslag van provinciale liga‟s (koine), de provinciale uitgaven en de muntslag van cliëntkoningen.68

Voor het bespreken van de verschillende types munten van de muntslag van Rome is er gewerkt op basis van het werk „The Roman Imperial Coinage‟ van Mattingly en Sydenham, dat een ruim en overzichtelijk overzicht biedt van de verschillende types. Voor de provinciale muntslag werden om praktische redenen enkel de munten van Faustina Major, Faustina Minor, Lucilla en Crispina behandeld. Van de andere vrouwen zijn er nog geen (zo goed als) volledige overzichten van de provinciale muntslag uitgegeven en aangezien dit onderzoek niet louter numismatisch van aard is, is het een onmogelijke zaak om dit voor de andere vrouwen ook uit te zoeken. Voor de vermelde vrouwen is dankzij het werk van Howgego en Heuchert, „The Roman Provincial Coinage‟69, een bijzonder mooi overzicht van de verschillende munttypes in de provincies gevonden. Dit werk is nog niet compleet, maar geeft het meest volledige overzicht dat momenteel voor handen is betreffende de provinciale muntslag voor de periode van de Antonijnen.

Bij het bespreken van de munten heb ik mij beperkt tot een typologische behandeling, de concrete oplagen zijn niet nagegaan, omdat dit alweer te ver zou leiden voor een onderzoek dat niet louter numismatisch van aard is. Om na te gaan hoe frequent munttypes voorkomen, zijn er verschillende moeilijkheden. Indien er wordt gekeken naar het aantal exemplaren in de grote collecties, botst men op het probleem dat de curatoren van de meeste grote collecties zeldzame munten zullen willen verwerven, wat ervoor zal zorgen dat de zeldzamere munten oververtegenwoordigd zijn in de totale collectie. Een ander

67 NOREÑA, The Communication of the Emperor‟s Virtues, pg. 147 68 HOWGEGO & HEUCHERT, The Roman Provincial Coinage (http://rpc.ashmus.ox.ac.uk/) 69 Ibidem

12 fundamenteel en onvermijdelijk probleem bestaat erin dat we nog steeds niet weten, en misschien wel nooit zullen weten, hoeveel munten er per muntstempel werden geslagen. Tot nog toe (in afwachting van veel meer studies betreffende muntstempels) kan de relatieve oplage van individuele munttypes slechts aan de hand van het bewijs van schatvondsten, aldus Noreña. Een dergelijk onderzoek is alweer te doorgedreven voor een werk dat niet louter numismatisch van aard is. 70

De senaat had de formele controle over de imperiale muntslag voor bronzen munten, terwijl de keizer de zilveren en gouden muntslag controleerde.71 Vanaf Agrippina de Jongere hadden alle augustae het recht munten uit te vaardigen.72 De traditie om keizerlijke vrouwen op munten te eren begint dan ook in de Julio-Claudische dynastie, maar het is in de tweede eeuw dat dit bewijs belangrijker is, gezien de relatieve schaarste aan informatie over figuren als Plotina en Sabina.73 Terwijl op de voorzijde van munten voornamelijk portretten van de keizer(in) worden aangetroffen, vinden we op de keerzijde een rijke variëteit aan afbeeldingen. Vijf grote categoriën worden door Noreña onderscheiden op de keerzijde van de keizerlijke muntslag bij zijn studie van keizerlijke denarii: (1) personificaties/Wertbegriffe, (2) goden, godinnen en mindere godheden, (3) objecten en scènes, (4) de weergave van de keizer en verschillende leden van de keizerlijke familie en (5) provincies, steden, en rivieren. Het merendeel van de keerzijden betreft personificaties, maar ook goden en godinnen. Niet alle vijf van de vermelde categorieën treffen we aan bij iedere keizerlijke vrouw, maar net als bij de mannen blijken de personificaties, goden en godinnen de voornaamste groepen te zijn. 74 Het verschil tussen personificaties en deugden is de volgende: personificaties op keizerlijke munten kunnen worden begrepen als menselijke figuren die visueel beeld en concrete belichaming gaven aan wijde reeks van abstracte ideëen, van Abundantia tot Virtus. Deugden zijn dan weer morele kwaliteiten, inherent aan de mens, zoals clementia (mildheid), liberalitas (voornaamheid, vrijgevigheid), of pietas (het gepaste, eerbiedwaardig gedrag jegens god, mens en voorouders).75 Er kunnen twee soorten van identificatie tussen godin en vrouw worden onderscheiden: associatie en assimilatie.76 Associatie betreft een indirecte identificatie, bijvoorbeeld munten die aan de ene zijde de afbeelding van de vrouw dragen en aan de andere zijde een afbeelding van de godin waarmee ze wordt geassocieerd. Assimilatie betreft een meer

70 NOREÑA, The Communication of the Emperor‟s Virtues, pg. 148 71 KELTANEN, The Public Image of the Four Empresses. pg. 106 72 Ibidem 73 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 164 74 NOREÑA, The Communication of the Emperor‟s Virtues, pg. 153-154 75 Ibidem pg 153 76 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 182

13 fundamentele en complete identificatie waarbij de vrouw als de godin wordt voorgesteld, dit wil zeggen gekleed als de godin en met de attributen van de godin. Bij assimilatie wordt de vrouw in zekere zin de godin, de belichaming van haar deugden of macht.77

Over de betekenis van de muntbeelden voor het verspreiden van regeringsconforme ideëen is er veel discussie geweest, waarbij in exreme gevallen een relevantie van de afbeeldingen in dit opzicht geheel bestreden wordt.78 De keizerlijke ideologische boodschap die via de muntslag werd overgebracht, was dermate doordringend, dat het bijzonder moeilijk wordt om op deze manier informatie te verwerven over de keizerlijke vrouwen zelf, stelt D‟Ambra.79 Ameling gaat er dan weer vanuit dat de keizer in ieder geval niet zelf de keerzijdeafbeeldingen van de munten bestelde, die eerder als een vorm van „publieke eer aan een groot individu‟, een eer voor de keizer door zijn eigen ambtenaren gebracht.80 Ook indien deze keerzijden niet door de keizer zelf werden uitgekozen, lijkt het me zo dat de ambtenaren van de keizer niet meteen keerzijden zullen kiezen die ingaan tegen de keizer en de representaties die deze zou wensen. Ongeacht of de ideologische boodschap rechtstreeks werd gekozen door de keizer, of onrechtstreeks via zijn ambtenaren, de verwijzingen op de munten verwijzen mijns inziens naar de propaganda die de keizer graag wenste te verspreiden. Er kan verwacht worden dat de provinciale muntslag meer zal verwijzen naar de streek van afkomst dan naar de keizerlijke propaganda of ideaalbeelden.

2.3. Beeldende kunst

De meeste monumenten die we kennen uit de Romeinse kunst en architectuur waren in commissie van mannen en ter ere van mannen. Sommige keizerlijke monumenten, zoals de Ara Pacis Augustae, herinneren aan de vrouwen van het keizerlijk hof als echtgenotes met hun kinderen. Vrouwen en kinderen werden voor het eerst opgenomen in de historische scènes van dit staatsmonument omdat ze voor Augustus symbolen vormden van zijn dynastische ambities – hij wenste dat één van zijn twee mannelijke kleinkinderen hem zou opvolgen – en van zijn sociale en morele wetgeving die huwelijk en het krijgen van kinderen aanmoedigde onder de Romeinse aristocratie. Is dit een motivatie voor het afbeelden van vrouwen uit de keizerlijke familie die we kunnen doortrekken tot in de tweede eeuw?81

77 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 182 78 AMELING, Die Kinder des Marc Aurel und die Bildnistypen der Faustina Minor, pg. 165 79 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 166 80 AMELING, Die Kinder des Marc Aurel und die Bildnistypen der Faustina Minor, pg. 165 81 KLEINER, Women and Family Life on Roman Imperial Funerary Altars, pg. 545

14 Keizerlijke familiegroepen zien we doorheen de geschiedenis van het Romeinse keizerrijk regelmatig opduiken. Naast de groepen treffen we echter ook geïsoleerde portretten van de leden van de keizerlijke familie aan. Bij deze afzonderlijke portretten is het dateren moeilijker en blijft het vaker bij schattingen.82

Portretten van keizerinnen werden gemaakt volgens hetzelfde procedure als de portretten van keizers. Eerst bestelde de keizerlijke administratie een officieel portret. Dit diende als model voor zowel de snijders van muntstempels als voor de beeldhouwers, zodat allen directe of indirecte kopieën waren van elkaar. Eenmaal een portrettype was gecreëerd voor een keizerin, werd dit gedurende haar hele publieke leven en ook voor postume afbeeldingen gebruikt. Van een aantal keizerinnen (en keizers) werden echter verschillende portrettypes gecreëerd gedurende hun leven. Onder de vrouwen van de hogere klassen, was het vooral de keizerin wier coiffure de haarstijlen van vrouwen doorheen het hele rijk beïnvloedde. Het is dan ook aan de hand van de kapsels dat vrouwelijke portretten dikwijls kunnen worden gedateerd of toegewezen. 83 Het merendeel van de officiële portretten dat werd gemaakt van de keizer, diende om diens physionomie bekend te maken doorheen het rijk.84 Voor de keizerinnen was er wellicht dezelfde achterliggende idee, waarbij de officiële portretten dienden om de gezichtstrekken van de eerste vrouw van het rijk te laten kennen.

Verder dient er nog te worden opgemerkt dat de afbeeldingen van portretten als bronvermelding een internetsite hebben staan, maar dat deze afbeeldingen steeds zijn gecontroleerd met de afbeeldingen in de artikels en boeken die deze portretten behandelen. Er wordt echter gebruik gemaakt van afbeeldingen gezocht op internet om een betere resolutie afbeelding te kunnen weergeven. In de tekst zelf zijn slechts enkele afbeeldingen opgenomen, in de bijlagen is er een uitgebreidere selectie opgenomen, waarbij is getracht bij ieder portret verschillende invalshoeken weer te geven, bij voorkeur frontaal, profiel en achterkant (voor het kapsel).

82 BRAEMER, Le portrait romain, pg. 165 83 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 42 84 BRAEMER, Le portrait romain, pg. 164

15 2.4. Inscripties

Inscripties kunnen ons voorzien van waardevolle bevestigingen en uitbreiding van de informatie die we vinden in de dikwijls schaarse en selectieve literaire bronnen. Ze kunnen ons details geven over gebeurtenissen die we in het geheel niet zien opduiken bij Romeinse historiografen, of de carrières en activiteiten van ambtenaren toelichten die ons voor de rest totaal onbekend zijn. Bij het interpreteren van inscripties dienen we echter rekening te houden met het voor de hand liggende feit dat inscripties over het algemeen werden geplaatst met het doel gezien te worden. Men wilde zichzelf of een ander op een bepaalde manier weergeven. 85 De taal die werd gebruikt in de inscripties in Italië en de westelijke provincies is over het algemeen Latijn. In de Romeinse provincies ten oosten en zuiden van de Adriatische Zee werd echter Grieks gebruikt als taal van let en administratie, maar ook als dagelijkse lingua franca. Veel van de Romeinse inscripties uit deze regio‟s zijn dan ook in het Grieks opgesteld. Behalve deze twee talen kunnen er ook inscripties in het Punisch, Thracisch enzovoort worden aangetroffen. Aangezien mijn kennis van klassieke talen beperkt is, zullen de inscripties die worden gebruikt slechts diegene zijn die in het Latijn opgesteld werden. 86 Het materiaal waarop inscripties werden geplaatst beperkt zich niet tot steen, het gaat ook om brons, maar ook om teksten op metaal, kleitegels, aardewerk, glas, gepleisterde muren, tesserae uit mozaïeken enzovoort.87 Zo zijn er loden pijpen met de vermelding van de naam van een vrouw uit de keizerlijke familie, wat erop wijst dat die vrouw wellicht bezittingen had in het gebied waar die loden pijpen werden aangetroffen.

De deugden waarvoor een Romeinse vrouw het meest werd geprezen in literaire bronnen en funeraire inscripties verwijzen bijna exclusief naar het private, huiselijke leven, zoals castitas, pietas, pudicitia en lanificium, om er maar een paar op te sommen. Bij een studie van ere- inscripties die de eerste drie eeuwen van onze tijdsrekening behandeld, komt Forbis tot de conclusie dat Italische gemeenten voor aristocratische vrouwen een beeld creëerden in ere- inscripties dat sterk verschilde van het beeld dat we aantreffen in literaire bronnen en op grafschriften van vrouwen in het algemeen. In plaats van de toegewijde echtgenote en moeder, zoals ze werd onsterfelijk gemaakt in talloze grafinscripties, domineert het beeld van de rijke en publiekelijk genereuze weldoenster in de ere-inscripties. Ze werden met een vocabulaire geëerd gelijklopend aan dat van de manneljike weldoeners (merita, munificentia, liberalitas, beneficia, honestissima, honorificentissima, dignissima). Het doel van de ere-

85 KEPPIE, Understanding Roman Inscriptions, pg. 9, 131 86 KEPPIE, Understanding Roman Inscriptions, pg. 9-10 87 KEPPIE, Understanding Roman Inscriptions, pg. 10

16 inscripties was vrouwen aan te moedigen bij te dragen aan de publieke welvaart met hun eigen financiële middelen, aldus Forbis. Italische gemeentebesturen beschouwden daarom de huiselijke waarden van een vrouw niet als onbelangrijk, maar ze liet het eenvoudigweg over aan de familie en vrienden van de vrouw om haar te prijzen voor haar gedrag in het privé-leven. Steeds minder mannen in de curiale klasse waren vanaf de 2de eeuw in staat om financiële schenkingen te doen voor hun gemeente, en dit is volgens Forbis wellicht waarom de Italische steden vrouwen aanmoedigden tot schenkingen.88

Bij het bekijken van de inscripties van de keizerlijke vrouwen zullen we deze voornamelijk gebruiken om informatie over de vrouwen te verwerven. Zo kunnen ze ons bijleren over de kinderen, over de gebruikte titulatuur en dergelijke meer. Ook voor het toeschrijven van portretten en dateringen kunnen ze een grote hulp zijn.

88 FORBIS, Women‟s Public Image in Italian Honorary Inscriptions, pg. 493- 494, 506

17 3. Bespreking individuele vrouwen

3.1. Pompeia Plotina

3.1.1. Chronologisch overzicht van het leven van Pompeia Plotina

Pompeia Plotina, de echtgenote van Trajanus, werd vermoedelijk geboren in de vroege jaren 60 als dochter van Lucius Pompeius. Ze was afkomstig uit Colonia Augusta Nemausus (het huidige Nîmes in Frankrijk) in Gallia Narbonensis.89 Wanneer ze in 98 voor het eerst het paleis betrad met haar echtgenoot, zou ze volgens Cassius Dio hebben gezegd: “Ik hoop dat, wanneer de tijd komt dat ik dit gebouw verlaat, ik dezelfde vrouw zal zijn die ik vandaag ben”.90 Plotina was één van de meest geprezen vrouwen uit de Romeinse geschiedenis, onder meer geëerd omwille van haar waardigheid en eenvoud.91 Dit blijkt ook uit de woorden die Cassius Dio aan haar toeschreef. In het jaar 100 bood Trajanus zijn echtgenote reeds de titel van Augusta aan, maar het duurde tot 105 voor ze deze aanvaarde. In de inscripties vinden we bewijzen voor het aannemen van de titel (CIL VIII 22898). Ondanks het aanvaarden van deze titel, zou het nog duren tot 112 vooraleer we haar op munten zien verschijnen.92 Plotina en Trajanus hadden geen kinderen, maar Ulpia Marciana, de oudere zus van Trajanus die weduwe was geworden, haar dochter Matidia, en minstens twee dochters van Matidia, met name Vibia Sabina en Vibia Matidia Minor, leefden in het paleis bij hen in.93 Hadrianus, geboren in 76, verloor zijn vader toen hij 10 jaar was en kwam toen onder de voogdij van Trajanus en een andere man te staan.94 Plotina hielp zijn huwelijk met Vibia Sabina, de volgens Burns in het jaar 100 ongeveer 15-jarige kleindochter van de zus van Trajanus, arrangeren met behulp van de moeder en grootmoeder van het meisje.95 Balsdon stelt dat het meisje ongeveer 12 moet zijn geweest toen ze met haar 13 jaar oudere echtgenoot huwde.96 Het huwelijk schijnt niet bijster gelukkig te zijn geweest, maar hierover meer bij de bespreking van het Vibia Sabina.97

89 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 107 90 Cassius Dio, LXVIII.5.5 91 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 107 92 Oxford Classical Dictionary, lemma „Pompeia Plotina‟ 93 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 111 94 Ibidem, pg. 116 95 Ibidem, pg. 116-117 96 BALSDON, Roman Women, pg. 139 97 Ibidem

18 In de Panegyricus begint Plinius met te stellen dat het gedrag van de vrouw een potentieel obstakel kan vormen voor de perfecte faam van belangrijke mannen.98 Maar de vrouw van Trajanus, Plotina dus, droeg bij tot zijn eer en glorie, als een opperste model van de antieke waarden, de pontifex maximus zelf zou, als hij een vrouw zou moeten nemen, iemand nemen als haar, indien dat kon.99 Ze vroeg niets voor zichzelf van de positie van haar man, behalve het plezier dat het haar schonk, onwankelbaar in haar devotie, niet aan de macht, maar aan haar echtgenoot en de keizer en zijn vrouw waren nog hetzelfde als ze altijd waren geweest, succes had het keizerlijk koppel niets gebracht dan een nieuw begrip van de wederzijdse mogelijkheid in de schaduw ervan te leven.100 Plinius gaat verder met te benadrukken hoe bescheiden Plotina is in haar kledij en hoe matig het aantal van haar bedienden, gedragingen die hij toeschrijft aan haar echtgenoot, die haar gewoonten gevormd heeft, er is immers glorie genoeg voor een vrouw in gehoorzaamheid.101 Dit zijn echter helemaal geen deugden van Plotina zelf, merkt Burns op, aangezien Plotina‟s motivatie voor dit karakter wordt gereduceerd tot op zijn best het nastreven of zelfs tot een zwakke imitatie van het gedrag van haar echtgenoot.102 Opvallend hierbij is de nadruk op haar rol als echtgenote van de pontifex maximus Trajanus. Hoe diende men zich deze optimale vrouw van een optimus princeps en pontifex maximus nu eigenlijk voor te stellen? Volgens de lofprijzingen van Plinius is ze voor alles kuis, bescheiden, gehoorzaam tegenover haar echtgenoot en terughoudend in haar optreden Stepper merkt op dat voor de nieuwe keizerin een nog niet bezette rol werd gezocht en dat deze werd gevonden in die van vrouw van de pontifex maximus. Traditioneel had deze echter geen sacrale of cultische functies te vervullen. Bijgevolg is deze roltoewijzing niet enkel werkbaar, maar ook volledig onproblematisch, aangezien ze geen enkel gevolg heeft voor het keizerlijke machtsmonopolie.103

De Historia Augusta houdt Plotina verantwoordelijk voor de adoptie van Hadrianus door Trajanus, er wordt gesteld dat ze iemand binnensmokkelde die de zieke keizer nadeed en met zwakke stem de adoptie gebood.104 Cassius Dio stelt dat Hadrianus Caesar werd omwille van het feit dat Attianus, een landgenoot en voormalige wacht van hem, samen met

98 Panegyricus van Plinius Secundus, 83.4 “Multis illustribus dedecori fuit aut inconsultius uxor assumpta, aut retenta patientius: ita foris claros domestica destruebat infamia: et ne maximi cives haberentur, hoc efficiebat, quod mariti minores erant. Tibi uxor in decus et gloriam cedit.” 99 Panegyricus van Plinius Secundus, 83.5 "Quid enim illa sanctius? quid antiquius? Nonne, si Pontifici Maximo deligenda sit coniux, aut hanc, aut similem (ubi est autem similis?) elegerit?" 100 Panegyricus van Plinius Secundus, 83.6 “Quam illa nihil sibi ex fortuna tua, nisi gaudium, vendicat! quam constanter, non potentiam tuam, sed ipsum te reveretur! Idem estis invicem, quod fuistis: probatis ex aequo: nihilque vobis felicitas addidit, nisi quod scire coepistis, quam bene uterque vestrum felicitatem ferat." 101 Panegyricus van Plinius Secundus, 83.7 “Eadem quam modica cultu! quam parca comitatu! quam civilis incessu! Mariti hoc opus, qui ita imbuit, ita instituit: nam uxori sufficit obsequii gloria." 102 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 48-49 103 STEPPER, Zur Rolle der römischen Kaisering im Kultleben, pg. 68-69 104 Historia Augusta, Hadrianus, IV. 10 “Nec desunt qui factione Plotinae mortuo iam Traiano Hadrianum in adoptionem adscitum ess prodiderunt, supposito qui pro Traiano fessa voce loquebatur.”

19 Plotina, die verliefd op hem zou zijn geweest, zijn aanstelling verzekerde, waarbij hun inspanningen vergemakkelijkt werden door zijn nabijheid en door zijn invloed over een grote militaire macht.105 Als bron hiervoor vermeldt Cassius Dio zijn eigen vader, die verschillende incidenten aanhaalde bij het vertellen van het verhaal, in het bijzonder het feit dat de dood van Trajanus gedurende verschillende dagen verborgen werd gehouden om ervoor te zorgen dat de adoptie van Hadrianus eerst kon worden aangekondigd.106 Het opgezet spel zou ook moeten blijken uit brieven van Trajanus aan de senaat, die niet door de keizer zelf waren ondertekend, maar door Plotina, die dit nooit eerder had gedaan.107 Plotina‟s goede relatie met Hadrianus kan waarschijnlijk worden verklaard door het kleine leeftijdsverschil tussen de twee.108 Ook met zijn nicht in de tweede graad, Matidia, onderhield hij goede relaties.109 Fau merkt hiernaast ook op dat Trajanus als militair die veel ouder was dan hij, niet veel interesse in zijn vrouw lijkt te hebben getoond en dat ze waarschijnlijk gewoon een gehoorzame rol speelde.110 Zoals eerder opgemerkt door Birley, was het leeftijdsverschil met Hadrianus veel kleiner, en bovendien lijkt deze een grote bewondering te hebben gehad voor de vrouw van zijn adoptiefvader.111 Hadrianus volgde Trajanus op en behield een goede relatie met de weduwe van de overleden keizer.112

Ze had interesse in religie en filosofie, met een bijzondere voorliefde voor het epicurisme.113 Dit blijkt onder meer uit de volgende tweetalige inscriptie, daterend van het jaar 121 en aangetroffen te Athene, die correspondentie bevat tussen Plotina en Hadrianus betreffende de opvolging van het hoofd van de Epicurische school te Athene.114 Het lijkt erop dat Plotina optrad als patroon, of eerder als tussenpersoon voor patronage, voor de Atheense epicuristen, door via haar bemiddeling met de keizer een gunst voor hen te bekomen.115 “Master, you know how interested I am in the sect of Epicurus. Your help is needed regarding the succession of its leaders. The range of choice is presently very narrow as only Roma citizens are eligible. I ask in the name of Popillius Theotimus, the present successor at , that you will allow him to write the part of his disposition that deals with the succession in Greek and permit him to fill his place with a non-citizen, if a candidate‟s qualifications make this advisable. Also, that you let future successors enjoy the same right. This will ease the choosing of the best man as the choice will be from a larger group.” CIL 03, 12283 (p 2316,37) = CIL 03, 14203,15 = CIL 03, 12283 = InscrAtt 00057 = D 07784 (p 189) = AE 1891, 00020 Bron vertaling: J. BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 117

105 Cassius Dio, LXIX.1.2 106 Cassius Dio, LXIX.1.3 107 Cassius Dio, LXIX.1.4 108 BIRLEY, , pg. 16 109 Ibidem 110 FAU, L‟émancipation feminine dans la Rome Antique, pg. 166-167 111 Ibidem 112 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 117 113 BALSDON, Roman Women, pg. 135 114 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 116 115 Ibidem

20

Het antwoord op deze brief was positief, zoals Plotina in het Grieks aan haar mede- epicuristen liet weten: “Plotina aan al haar vrienden, gegroet. We hebben wat we zo graag wilden verkrijgen”.116 Haar epicuristische beschermelingen spreekt Plotina duidelijk aan met de taal van amicitia, en de hartelijke toon van haar brief, die veel advies voor de opvolging van de school bevat, verraadt een persoonlijke relatie die reeds enige tijd bestaat. Haar verzoek aan Hadrianus anderzijds, is geschreven op een bescheiden, bijna onderworpen toon, voorzichtig vermijdend dat ze teveel zou vragen, en goede gronden voorziend voor haar verzoek. Ze toont haar respect voor Hadrianus door hem aan te spreken met dominus, en in haar brief aan de epicuristen geeft ze hem alle krediet door de bewoordingen „waarlijk de weldoener en opzichter van alle scholing‟. Tegelijk echter legt ze de nadruk op haar nabijheid tot de keizer door haar hem aan te duiden als „meest verheven keizer, die me zeer dierbaar is in ieder opzicht, zowel als een uitmuntende heer en als een goede zoon‟, en in haar Latijnse verzoek verwijst ze naar het feit dat haar gevoelens betreffende de Epicuristische school hem welbekend zijn.117 Deze brief toont de invloed aan die een vrouw, in dit geval Plotina, kon hebben op een keizer, hoewel het hier niet om haar echtgenoot, maar om diens opvolger Hadrianus, die ze aanspreekt met domine.118 Over haar interventie zelf wordt verder niet gesproken.119 De gunstige reactie van Hadrianus kan worden beschouwd als een teken van zijn respect voor Plotina en gaf aldus een boost aan haar prestige. Zowel haar nabijheid tot de keizer als haar bescheidenheid in het aanvragen van gunsten lijken te hebben bijgedragen tot haar succes. Als tussenpersoon diende ze voorzichtig optreden, balancerend tussen haar verlangen om de belangen van haar beschermelingen te behartigen en de schrik om teveel te vragen en geweigerd te worden, wat haar prestige een ernstige klap zou bezorgen.120

Ook een brief van Hadrianus aan Plotina is bewaard gebleven en geeft, indien ze authentiek is, zicht op de warmte van hun relatie. Deze brief zou geschreven zijn in januari 120 of 121, naar het einde van Plotina‟s leven toe en is een uitnodiging van de keizer om met hem te dineren op zijn verjaardag.121 “[To my] best and dearest mother, As you make many prayers to the gods for me, so also I pray to them for you. For your piety and dignity can achieve everything. But I am glad, by Hercules, that everything I do pleases you and wins your

116 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 118 117 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 117-118 118 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 531 119 Ibidem 120 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 118 121 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 118

21 praise. You know, mother, that today is my birthday and we ought to dine together. If you wish, then, come in good time after the bath, with my sisters, for Sabina has set off for the villa – but has sent a present of her own. Be sure to come early so that we can celebrate it together.” Bron: J. BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg.118

Balsdon veronderstelde dat Plotina tot 121 of 122 leefde, maar er zijn andere meningen.122 De financiële onafhankelijkheid van Plotina na de dood van haar echtgenoot is geattesteerd door middel van gestempelde tegels van haar steenbakkerij nabij Rome, die haar naam dragen en gedateerd zijn tot 123.123 Burns leidt hieruit af dat Plotina vermoedelijk stierf in 123, wanneer ze ongeveer 60 jaar oud was.124 Bij haar overlijden prees Hadrianus haar, met de woorden „Hoewel ze veel van me vroeg, heb ik haar nooit iets geweigerd”, waarmee hij volgens Cassius Dio bedoelde dat haar verzoeken nooit van een dergelijk karakter waren dat ze Hadrianus tot een last waren of dat hij zich diende te rechtvaardigen voor het voldoen eraan.125 Na haar dood werd Plotina vergoddelijkt, deze vergoddelijking vinden we terug in inscripties, zoals CIL V 7617. Ook werd een tempel opgericht ter ere van de nieuwe diva.126 Wellicht is dit de basilica die Hadrianus in Nïmes liet oprichten ter ere van Plotina en waarvan melding wordt gemaakt in de Historia Augusta.127

3.1.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Pompeia Plotina

Het leven en de carrière van Plotina stelde een nieuwe gedragsstandaard in voor de keizerinnen van de tweede eeuw; ze was wellicht minder onafhankelijk dan haar voorgangsters uit de Julio-Claudische dynastie, en bleef meer in de schaduw van haar echtgenoot. Hoewel haar politieke autoriteit was afgenomen, bleef de keizerin een machtig figuur in de Romeinse samenleving, zichtbaarder en toegankelijker dan voorheen.128 Uit inscripties leidde Boatwright af dat Plotina figlinae129 bezat rond Rome, waaronder de figlinae Quitianae (CIL XII 5678 = CIL XV 693.16), alsook een familia in Rome (AE 1958, 184) en in Aricia (CIL XIV 2161).130 Uit het bestaan van een equestoriaal procuratorschap

122 BALSDON, Roman Women, pg. 138 123 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 118 124 Ibidem 125 Cassius Dio, LXIX.10.3 126 BALSDON, Roman Women, pg. 138 127 Historia Augusta, Hadrianus XI. 2 “Per idem tempus in honorem Plotinae basilicam apud Nemausum opere mirabili exstruxit.” 128 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 119 129 figlina = figilina, subjectief, betekent pottenbakkerij 130 gebaseerd op: BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 521

22 (procurator Plotina Augusta CIL X 7587 = ILS 1402) voor de bezittingen van Plotina kunnen we afleiden dat haar eigendom groot en belangrijk was.131 Haar invloed werd voornamelijk gevoeld in de culturele sfeer, in het aanmoedigen van de kunsten, religieuze en filosofische sekten, en in het steunen van kinderen en minder bedeelden. Verder diende ze als een soort geweten voor haar echtgenoot, om hem bewust te maken van onrechtvaardigheden of zaken die zijn steun verdienden.132

Het is de veronderstelde invloed van Plotina op Trajanus die de basis vormde voor de volgens Boatwright vooringenomen en onhoudbare verhalen die haar grotendeels, indien niet alleen, verantwoordelijk houden voor het huwelijk tussen Trajanus en Sabina en zijn klim naar de macht. In één passage hint Cassius Dio zelfs op Plotina‟s seksuele onbetamelijkheden met Hadrianus (69.1.2). Maar deze geruchten zijn vaker naar voor gebracht om Hadrianus in diskrediet te brengen dan om op Plotina af te geven: ze onthullen de angst en jaloezie die de idee van een invloedrijke keizerin opriep, wanneer de afwezigheid van een mannelijke nakomeling overwegend invloed verschafte aan de mannelijke amici principis en concilium.133

Portretkunst

Alle portretten van Plotina die ons zijn overgeleverd, lijken te zijn gemaakt toen ze in haar veertiger jaren of ouder was.134 Er is één dominant portrettype en bij de munten zien we ook maar één portrettype.135 Burns geeft omschrijving van het gezicht van Plotina: ze had een lang gezicht dat nog langer leek door de torenvormige haardracht uit die periode, een lange neus, eerder smalle hals, teruggetrokken kin en grote expressieve ogen.136 Dit lijkt aardig te stroken met onderstaand portret.

131 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 523 132 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 119 133 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 530 134 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 108 135 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 74 136 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 108

23

Plotina

Museo Vaticano, Sala Rotonda 240137

Het kapsel van Plotina was simpel en bescheiden en in overeenstemming met de beschrijving die Plinius gaf van haar houding. Het vormde een mengeling van de coiffure van Livia, de vrouw van Augustus, en van de vrouwen van de Julio-Claudische dynastie, en het kapsel dat populair was in de periode van Trajanus, aldus Baharal. Het kapsel bestond uit een platte cirkel van haar die het voorhoofd omkaderde, met daarachter een grote golf van haar met een cilindervorm bovenaan, of nodus. De rest van het haar wordt dicht bij het hoofd gehouden en verzameld van onderaan de hals, vervolgens dubbelgevouwen en in een knot samengebracht, en vervolgt naar beneden de rug. Het lijkt er volgens Baharal op dat het kapsel van Plotina een politieke boodschap inhield betreffende de intentie van Trajanus om te heersen volgens het model van Augustus. Niettemin werd niet het kapsel van Plotina geïmiteerd door de Romeinse vrouwen, maar wel de veel minder bescheiden kapsels van Marciana, de zuster van Trajanus.138

137 Bron afbeelding: http://www.vroma.org/images/mcmanus_images/plotina_massimo.jpg (6 december 2008) 138 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 341-342

24 Verdeling beelden Plotina volgens echtheid

10%

37%

29%

5% 5% 14%

echt echt, maar afwijkend kapsel niet onverdacht niet eenduidig toe te wijzen verkeerde toeschrijving moderne kopie

Bovenstaande grafiek139 toont aan hoe de verdeling van de beeldtypes van Plotina volgens Wegner ineen steekt. Er zijn volgens Wegner 21 afbeeldingen in het totaal, waarvan er acht eenduidig en echt zijn, twee moderne nabeeldingen ervan en drie die het voordeel van de twijfel genieten. Eén stuk uit Kreta in Athene wordt ondanks een afwijkende haardracht door Poulsen met recht als een afbeelding van Plotina aangewezen en een tweede in Iraklion laat zich niet eenduidig toewijzen. Zes beeltenissen waarvan er wordt vermoed dat ze Plotina kunnen voorstellen, maar die wegens een te grote overeenkomstigheid van de gezichtstrekken worden uitgesloten.140 Burns stelt dat er slechts 11 sculpturen gekend zijn.141 Indien hij enkel de door Wegner als ondubbelzinnig echt aangeduide stukken, en die niet onverdachte stukken in aanmerking neemt, hierbij de moderne kopieën, teveel afwijkende stukken en niet eenduidig toe te wijzen stukken buiten beschouwing laat, net als het stuk met het afwijkende kapsel, dan lijkt er geen verschil te zijn in telling bij Wegner en Burns. Het enige verschil in aantal bestaat erin dat Burns de afgewezen stukken niet vermeld en het portret met het afwijkende kapsel als onecht of onterecht toegewezen beschouwd.

Plotina is de ontvangster van slechts één gekende dedicatie in Romeins Italië tijdens de periode 98-117 waarin ze niet wordt voorgesteld als deel van een familiegroep: met name te Aricia, bij Alba Longa, opgericht door een zekere Agathyrsus Augusti Libertus (CIL XIV

139 gebaseerd op: WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 118-120 140 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 74 141 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 108

25 2161). Een fragmentarische inscriptie te Ostia doet de mogelijkheid van een tweede dergelijke situatie reizen (CIL XIV 5324).142 Dat keizerlijke vrouwen voornamelijk in familiegroepen worden voorgesteld is niet ongewoon, bij de vergelijking van de onderlinge vrouwen in de portretkunst wordt hier nader op ingegaan (cfr. infra).

Numismatiek

Het is in 112 dat Pompeia Plotina, samen met Ulpia Marciana, het recht verwierf munten uit te vaardigen.143 De munten tussen 112 en 121 tonen een enkel afbeeldingtype en een steeds terugkerende haardracht.144 Het profiel dat we op de munten aantreffen is klein en uitgestrekt; het gezicht lijkt klein en de hals dun. De lijn tussen voorhoofd en neus is duidelijk hoekig en de neusrug lang en recht. Op de bronzen munten lijken haar wangen wat voller en zachter te zijn als op de goudmunten waar ze er magerder uitzag en de huid strakker gespannen lijkt. De haardracht wordt gekenmerkt door een hoge, sterk geronde kuif, die achteruit door een diadeem vastgezet worde, en door een dichte massa zorgvuldig parallel gelegde fijne vlechten die nauw op het hoofd aansluiten en laag in de hals samenkomen waar ze als een lange haarstrik tot over de schouders vallen.145 De munten waarop Plotina met de titel AUG DIVA wordt vermeld op de voorzijde van de munt, dateren volgens Mattingly van omstreeks 117-118,146 wat dient te worden vermeld in het kader van de muntslag van Marciana, die als eerste vrouw sinds enige tijd opnieuw tot diva wordt benoemd na haar dood in 113. Plotina zou ook hebben bijgedragen aan de verfraaiing van de hoofdstad door het altaar met de naam Ara Pudicitia te herstellen. Pudicitia was de personificatie van de vrouwelijke bescheidenheid en kuisheid, waarden waarvan de keizerin een voorbeeld was, en munten werden uitgevaardigd in de naam van Plotina met haar afbeelding en die van het schrijn.147 Een munt met Minerva op de keerzijde kan minder makkelijk worden thuisgebracht in de context van een loyaal en tevreden huishouden zoals dat ook in de Panegyricus naar voor werd gebracht.148

142 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 59 143 BALSDON, Roman Women, pg. 136 144 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 74 145 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 74 146 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, II, pg. 342-343 147 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 114 148 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 55

26 Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van de munten met op de voorzijde Plotina

Vesta Pudicitia Minerva Matidia Augusta Fides Felicitas Adelaar

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Plotina op de voorzijde Diva Plotina op de voorzijde

In bovenstaande grafiek is reeds duidelijk te zien dat het merendeel van de munten die op de voorzijde een portret van Plotina dragen, op de keerzijde verwijzen naar Vesta. Dit wordt ook opgemerkt door Carson.149 Ook Roche merkt op dat de populairste keerzijde-afbeelding op de munten van Plotina van Vesta is, met een palladium en scepter.150 Haar rol als godin van de haard en in het uitdrukken van de permanentie van Rome, had haar algemeen toepasbaar gemaakt voor de Augustae sedert Livia.151 Keltanen stelt vast dat de munttypes van Plotina sterk verwijzen naar sobere Romeinse republikeinse waarden ; ze is de matrone van het gehele rijk.152

Er zijn nog twee types thematische verwijzingen waarbij Plotina samen met haar man wordt vermeld op de voorzijde van de munt. Het ene type heeft op de voorzijde PLOTINA AUG.IMP.TRAIANI als opschrift en op de keerzijde COS.III.PATERPATRIAE met de afbeelding van offeremblemen. Het andere type heeft op de voorzijde PLOTINA AUG.IMP.TRAIANI of PLOTINA AUGUSTA IMP.TRAIANI en op de keerzijde het opschrift FIDES AUGUST. – S.C. met een afbeelding van Fides die naar rechts kijkt en twee korenaren en een mand met fruit vasthoudt. Deze types zijn niet opgenomen in de grafiek omdat er voor de grafiek enkel gebruik werd gemaakt van munttypes waarbij Plotina (alleen) op de voorzijde van de munt voorkomt. Omwille van de beperkte hoeveelheid numismatische vondsten voor Plotina leek het echter de moeite van het vermelden waard. 153

149 CARSON, Coins of the , pg. 39 150 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 55 151 Ibidem 152 KELTANEN, The Public Image of the Four Empresses. pg. 145 153 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, II, pg. 298-299

27 3.2. Ulpia Marciana

3.2.1. Chronologisch overzicht van het leven van Ulpia Marciana

Ulpia Marciana werd geboren ergens tussen 15 en 30 augustus van een onbekend jaar, maar vermoedelijk tussen 44 en 62. Ze was de dochter van M. Ulpius Trajanus en Marcia, een zuster van keizer Trajanus. De verwijzing naar haar moeder treffen we onder meer aan in inscriptie AE 1958, 77 die na haar dood en vergoddelijking voor haar werd opgericht. Marciana was gehuwd met C. Salonius Matidius Patruinus, een senator, en uit dit huwelijk kwam haar dochter Matidia de Oudere voort.154 In 105 verkregen Plotina en Marciana samen de titel Augusta nadat Trajanus de titel Pater Patriae had verworven.155 Vooral in het geval van Marciana was dit uitzonderlijk, het was de eerste keer dat een vrouw die niet de dochter of echtgenote van de keizer was, de titel verwierf.156

Plinius de Jongere prijst ook Ulpia Marciana uitbundig in zijn Panegyricus. De zuster van de keizer vergeet nooit haar positie, zo stelt hij, en de oprechtheid en eerlijkheid van de keizer kunnen duidelijk in haar worden herkend, zodat wanneer er een vergelijking tussen haar en de echtgenote van de keizer diende te worden gemaakt, men zich slechts kan afvragen wat het meest bevorderlijk is voor een rechtschapen leven, een goede training, of een gelukkige geboorte.157 Daarna gaat Plinius verder met uitweiden over de goede relatie tussen Marciana en Plotina, dat hij uitdrukt met onder andere de opmerking dat hun respect en consideratie voor elkaar wederzijds is, en dat elk van hen met heel haar hart van de keizer houdt, waardoor het voor hen geen enkel verschil maakt wie van hen de eerste plaats inneemt bij de affectie die ze van de keizer krijgen.158 Hier is het nog opvallender dan bij Plotina, zo stelt Roche, dat geen enkele deugd echt aan Marciana wordt toegeschreven en het wordt betekenisvol geacht dat degebruike bezittelijke voornaamwoorden eerder in de tweede persoon dan in de derde persoon worden weergegeven, ze zijn grammaticaal gezien dus van hem, niet van haar: “uw eigen oprechte eerlijkheid en openhartigheid kan in haar worden herkend”159. 160

154 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 125 155 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 111 156 BALSDON, Roman Women, pg. 136 157 Panegyricus van Plinius Secundus, 84.1 " Soror autem tua, ut se sororem esse meminit! ut in illa tua simplicitas, tua veritas, tuus candor agnoscitur! ut, si quis eam uxori tuae conferat, dubitare cogatur, utrum sit efficacius ad recte vivendum, bene institui, aut feliciter nasci. Nihil est tam pronum ad simultates, quam aemulatio, in feminis praesertim: ea porro maxime nascitur ex coniunctione, aliter aequalitate, exardescit invidia, cuius finis est odium." 158 Panegyricus van Plinius Secundus, 84.4 "Suspiciunt invicem, invicem cedunt: quumque te utraque effusissime diligat, nihil sua putant interesse, utram tu magis ames." 159 Panegyricus van Plinius Secundus, 84.1 "Soror autem tua ut se sororem esse meminit ut in illa tua simplicitas, tua veritas, tuus candor agnoscitur"

28

Ulpia Marciana overleed in augustus van het jaar 112, vermoedelijk in haar beginnende zestiger jaren. Een stad nabij de Zwarte Zee werd ter harer ere Marcianopolis gedoopt en haar titel van Augusta ging over op haar dochter Matidia.161 Dat Marciana werd vergoddelijkt na haar dood staat vast, zoals blijkt uit inscripties (CIL V 3111, CIL VIII 25 = CIL VIII 11020), maar over wanneer deze vergoddelijking precies plaatsvond, is er enige onenigheid geweest. Dit op basis van een specifieke, onvolledige inscriptie. Deze declaratie in de Fasti van Ostia (fragment 22) luidt als volgt :162 43. IIII K. Septembr. 43. [Marciana Aug]usta excessit devaq(ue) cognominata 41. [Mati]dia Augusta cognominata III 43. [Marc]iana Augusta funere censorio 43. [elata est.] Het fragment werd in 1932 voor het eerst gepubliceerd door Calza, die aarzelend voorstelde lijn 41 te vervolledigen met de toevoeging van de woorden [eodem die? Mati]dia. Deze aanvulling werd kort nadien als correct aanvaard, met weglating van het vraagteken, en het werd als feit aanvaard dat op 29 augustus 112, de dag van haar dood, Marciana, de zus van Trajanus, vergoddelijkt werd, en dat haar dochter Matidia nog dezelfde dag de titel van Augusta verwierf. Deze restauratie van de tekst is volgens Bickerman echter geenszins voor de hand liggend. Er zijn ook andere invullingen mogelijk, zoals de aanvulling voorgesteld door Carcopino: [et eius f(ilia) Mati]dia.163 Om na te gaan wat de meest correcte invulling is, gaat Bickerman kijken naar de grammatica van het gedeelte waarvan het herstel wel zeker is. De lijn in de Fasti betekent vertaald: „Op 29 augustus overleed Marciana Augusta, en daarom kreeg ze de bijnaam diva‟. De tekst impliceert niet dat deze vergoddelijking plaatsvond op 29 augustus.164 Vanuit historisch standpunt is de hypothese dat Marciana op haar sterfdag meteen vergoddelijkt werd, problematisch te noemen, stelt Bickerman. Om te beginnen was de familie van de overledene tot de begrafenis funesta. Als pontifex maximus was het Trajanus zelfs niet toegestaan naar een lijk te kijken. Verder werd de staatsbegrafenis van een lid van de keizerlijke familie voorafgegaan door officieel rouwen wat het stoppen van publieke zaken van de magistraten betekende (iustitium). Zelfs de gladiatorenspelen die werden opgevoerd in naam van Trajanus, dienden te worden onderbroken tot de begrafenis van Marciana.165 We kunnen ons moeilijk voorstellen dat Trajanus de heilige wet zou schenden, tegen de publieke opinie ingaan en de woede van de goden opwekken door erop te staan dat zijn

160 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 49 161 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 115 162 BICKERMAN, Diva Augusta Marciana, pg. 362 163 Ibidem, pg. 362 164 Ibidem, pg. 363 165 Ibidem, pg. 363

29 zuster vergoddelijkt zou worden op een tijd wanneer de goden onbereikbaar waren. Zouden deze goden Marciana in hun midden ontvangen zolang de tempels gesloten waren, er zelfs geen wierook werd geofferd en ze zichzelf “verborgen” (obscuri) in hun cellae? De begrafenis van Marciana vond enkele dagen na haar dood plaats, wellicht op 3 september, waarom zou hij niet tot die dag hebben gewacht? En waarom zou hij een speciale zitting van de senaat hebben bijeengeroepen op 29 augustus wanneer er sowieso een senatus legitimus plaatsvond op 1 september? De vergoddelijking volgde altijd op de publieke begrafenis, en nooit andersom. Een laatste argument kan worden gevonden in het feit dat regel 42 van de tekst in de Fasti stelt dat Marciana Augusta, en niet Diva Augusta Marciana, naar de funeraire brandstapel werd gedragen. Ik ben geneigd me aan te sluiten bij deze conclusie van Bickerman, die logisch ineen en overtuigend ineen steekt.

Marciana was met haar vergoddelijking meteen ook eerste diva van de nieuwe tijd, de cultus van de divae uit de Julisch-Claudische dynastie was beëindigd door Vespasianus in het jaar 70 en aan het vereren van de twee Flavische divae was een einde gekomen samen met de dynastie in 96.166 De eerder vermelde vergoddelijking van Plotina vond immers pas een jaar of tien later plaats.

3.2.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Ulpia Marciana

Uit inscripties kan worden afgeleid dat Ulpia Marciana een villa te Cumae bezat, dat zou moeten blijken uit de vondst van een loden pijp met inscriptie waarvan melding wordt gemaakt in het artikel van Boatwright. Een inscriptie gevonden in Croton heeft het dan weer over een Procurator libertus genaamd Oecius, dus is er daar mogelijk sprake van landbezit (CIL X 106 = ILS 4039). De vermelding van een liberta Ulpia Sophe in Grottaferrata, gesitueerd in de ager Tusculanus (EE IX 682 = AE 1906, 81 = NXc 1905, 276) zou kunnen wijzen op bezittingen in die regio. Deze verwijzingen naar bezittingen tonen alvast aan dat Marciana, zoals te verwachten van een vrouw uit de keizerlijke kringen, verre van arm was en aanzienlijke bezittingen had. 167

166 BICKERMAN, Diva Augusta Marciana, pg. 365-366 167 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 521

30 Portretkunst

Er zijn slechts weinig portretten van Marciana bewaard gebleven, en de kapsels zijn allen variaties op hetzelfde thema. Erg veel beelden kunnen we ook niet verwachten, aangezien ze in hoofdzaak door haar broer werd geëerd. Wanneer Hadrianus aan de macht komt treedt Marciana terug ten voordele van Matidia.168

Ulpia Marciana

New York, Metropolitan Museum of Art 169

De portretten van Marciana vertonen fantastisch ingewikkelde haarstijlen die werden geïmiteerd door haar dochters en kleindochters en ook verder navolging vonden bij de rijkere Romeinse vrouwen.170 Een golf van haar viel over het voorhoofd, hierboven bevond zich een waaierachtig, in twee niveaus verdeeld “toupet” van haar, en de rest van het haar werd gevlochten in een “nest” achterop haar hoofd.171 Bij het onderdeeltje numismatiek wordt het kapsel van Marciana iets uitgebreider behandeld.

168 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 79 169 Bron afbeelding: http://www.sandrashaw.com/AH1L25.htm (11 oktober 2008) 170 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 111 171 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 42

31 Verdeling beelden Marciana volgens echtheid

5% 23%

72%

echt verkeerde toeschrijving moderne kopie

Bovenstaand cirkeldiagram172 toont aan hoeveel beelden van Marciana volgens Wegner berusten op een foutieve toeschrijving. Er blijven maar vijf beelden behouden als echt en geen moderne kopie. Achttien beelden worden verworpen als zijnde foutieve toeschrijvingen van beelden die, gebaseerd op kapsel en gezichtskenmerken, eerder kunnen worden geïdentificeerd als bijvoorbeeld Plotina of Sabina.173

Numismatiek

Zoals eerder vermeld verwierven Marciana en Plotina in 112 samen het recht om munten uit te vaardigen.174 Het merendeel van de munten van Marciana, die twee jaar nadat ze het muntrecht verwierf reeds overleed, is gedenkend van karakter. De opschriften erop vermelden haar als SOROR IMP.TRAIANI of DIVA AUGUSTA.175 Er is slechts één beeldtype met een haardracht die consequent dezelfde blijft, zowel voor de munten die tijdens haar leven werden geslagen, als voor de postume stukken. De gelijkenis met haar broer is opvallend groot: een laag, naar voor welvend voorhoofd, ingezakte neuswortel, volle wangen, kleine kin met gegroefde kinpunt, fijne smalle lippen en een slappe huid als teken van ouderdom. Het kapsel wordt gekenmerkt door een vlakke haarrol die het voorhoofd omzoomt, een kunstige opbouw in twee trappen van schubvormige haarbogen met daarachter een diadeem en een groot gedraaid vlechtennest dat het onderverdeelde haar vanuit de hals omhoog trekt. Het portrettype op de munten komt met andere woorden overeen met het portrettype van de beeldende kunst (cfr. supra). 176

172 gebaseerd op: WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 121-122 173 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 121-122 174 BALSDON, Roman Women, pg. 136 175 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, II, pg. 243 176 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 77

32 Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van de munten met op de voorzijde Marciana

Vesta (of Marciana zelf)

Matidia + twee kinderen

Carpentum

Adelaar

0 1 2 3 4 5

Marciana op de voorzijde Diva Marciana op de voorzijde

We zien maar weinig verschillende thematische verwijzingen bij Marciana, en deze zijn dan nog voor het overgrote deel postuum ook. Het muntstuk met op de voorzijde Ulpia Marciana en op de keerzijde haar dochter Matidia met de twee kinderen, werd hoogstwaarschijnlijk geslagen omstreeks 112.177

Na Marciana‟s dood in 113 volgt een muntslag waar Diva bij haar naam verschijnt en op de keerzijde types van adelaars of funerair carpentum en het opschrift CONSECRATIO.178 Het carpentum is een overdekte wagen waarmee geprivilegieerde vrouwen zich doorheen de stad verplaatsten.179 Een derde type met eveneens op de keerzijde het woord CONSECRATIO beeldt volgens Roche de nieuwe godin af met de attributen van Ceres.180 Mattingly stelt evenwel dat het derde type een weergave is van Vesta of Marciana die een offerschaal en scepter vasthoudt en gezeten is in een kar getrokken door twee olifanten.181 De munten na haar dood verschenen in de drie metalen: goud, zilver en brons en schreeuwden de lof van Matidia Aug(usta) Divae Marcianae f(ilia) en verwijzen op de keerzijde naar de Pietas Aug(ustae).182

177 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 39 178 Ibidem 179 Der Kleine Pauly, lemma „Wagen‟ 180 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 55 181 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, II, pg. 299 182 BICKERMAN, Diva Augusta Marciana, pg. 366

33 3.3. Salonia Matidia

3.3.1. Chronologisch overzicht van het leven van Salonia Matidia

Salonia Matidia, oftewel Matidia de Oudere werd ten laatste in het jaar 68 geboren als dochter van Ulpia Marciana.183 Het is mogelijk dat Salonia Matidia tweemaal getrouwd was geweest, zoals wordt afgeleid uit de naamgeving van haar dochters.184 De naam van haar oudste dochter was hoogstwaarschijnlijk Mindia Matidia (Matidia de Jongere), dus wellicht was de naam van de eerste echtgenoot L. Mindius.185 De tweede dochter is genaamd Vibia Sabina en vermoedelijk de nakomeling van een Italische senator genaamd L. Vibius Sabinus.186 Reeds op jonge leeftijd was Matidia (voor de tweede maal?) weduwe geworden en leefde ze aan het keizerlijk hof.187 In 113 vergezelde ze samen met Plotina Hadrianus naar het Oosten.188 Matidia verwierf kort na de dood van haar moeder de titel Augusta en ca. 115-117 werden er munten uitgegeven in haar naam.189 Toen ze omstreeks 119 kwam te overlijden sprak Hadrianus zelf de grafrede uit, gevuld met een hele reeks kwaliteiten van de dode, zo vermeldt Birley in zijn biografie van de keizer. Hij zei overmand en overstuur te zijn, met het bedroevende beeld van haar tijdens haar laatste ziekte nog vers in het geheugen, en stelde geen recht te kunnen doen aan al haar deugden. Hij prees haar combinatie van vriendelijkheid en ernst, haar kuisheid gecombineerd met grote schoonheid, haar zachtheid, bescheidenheid, beminnelijkheid jegens allen, en familiale loyaliteit. De tekst van deze speech werd gegraveerd te Tibur (CIL XIV 3579).190 Los van zijn persoonlijke gevoelens was het publiekelijk eren van de moeder van Sabina een belangrijke kwestie voor Hadrianus. De begrafenis en vergoddelijking van Matidia op het einde van 119 werden gevolgd door de constructie van een aanzienlijke tempel op een prominente plaats van de Campus Martius, grenzend aan de Saeptia Julia. Dit was de eerste keer dat een tempel exclusief voor een diva werd opgericht, en ze werd bovendien aan beide kanten geflankeerd door een basilica, genaamd naar Matidia zelf en naar haar moeder Marciana.191

183 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 80 184 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 517 185 Ibidem 186 Ibidem 187 BIRLEY, Hadrian, pg. 107 188 BALSDON, Roman Women, pg. 136 189 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 39 190 BIRLEY, Hadrian, pg. 107 191 Ibidem, pg. 110

34 3.3.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Salonia Matidia

Het is soms moeilijk onderscheid te maken tussen Matidia de Oudere en Matidia de Jongere, maar op basis van inscripties heeft Boatwright onder andere onderstaande informatie kunnen afleiden: Matidia bezat een huis in Rome, zo blijkt uit een loden pijp die werd gevonden nabij Piazza Vittorio Emanuele (AE 1954, 62). De vondst van een zegel van haar slaaf, in agro Allifano ten noordwesten van Beneventum, nabij Telesia, zou op het bezit van land daar kunnen wijzen (CIL IX 6083.84). Er is sprake van Familia in Rome (CIL VI 28804), en misschien ook in Ampelum (Dacië) (CIL III 1312 = ILX 1593).192 Matidia de Oudere bezat grond en andere financiële belangen die verder van huis lagen dan de geattesteerde bezittingen van haar moeder Marciana, stelt Boatwright vast, hoewel we bij dergelijke uitspraken uiteraard rekening dienen te houden met het geringe bewijs. Verder weten we bijna zeker dat Matidia de Oudere en haar dochter Matidia een fonds schonken aan Vicetia. Deze vermoedelijke donatie voorzag in 242 nog steeds geld voor de stad ex liberalitate Matidiarum (CIL V 3112 = ILS 501, cf. CIL V 3111).193

Portretkunst

De portretten van Salonia Matidia, de dochter van Ulpia Marciana, zijn gelijkaardig geconstrueerd als die van haar moeder, met dat verschil dat de waaierachtige creatie wordt vervangen door een verzameling van het haar in twee halve cirkels.194 Griekse opschriften bij portretten noemen Matidia regelmatig « moeder van de schone dochter » en vergelijken haar met Demeter, en haar dochter Sabina met Kore.195 Hiermee verwijzen ze uiteraard naar de echtgenote van keizer Hadrianus. De moeder werd als het ware geëerd omwille van haar dochter, die dan weer de vrouw van de keizer was. Ook bij inscriptie CIL V 3111 zien we dat ze samen met haar dochter wordt vermeld.

192 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 521 193 Ibidem 194 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 42 195 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 80

35

Salonia Matidia Parijs, Musée du Louvre 196

De portretten dienen hoogstwaarschijnlijk gesitueerd te worden tussen 110 en 125. Een eerste, jeugdig portret van Matidia werd wellicht gemaakt toen ze samen met Trajanus naar het oosten reisde. Wanneer ze onder Hadrianus de titel Augusta verwierf, werd vermoedelijk eerst het type met kapsel met schopvormige haarbogen, gelijkaardig aan het type op de munten, gecreëerd, en ietwat later het afwijkende type van de buste die we in het Louvre kunnen zien, en die we postuum in de buste van Baiae zien terugkeren.197

Verdeling beelden Matidia volgens echtheid

13% 8%

38%

41%

echt echt, maar reconstructies verkeerde toeschrijving niet antiek

Zoals bovenstaande grafiek198 laat zien heeft een groot percentage van de echte beelden van Matidia in meer of mindere mate reconstructies ondergaan doorheen de tijd. De drie stukken die niet als antiek worden beschouwd door onder andere Wegner, zijn bovendien

196 Bron afbeelding: http://www.romancoins.info/port-matidia-louvre.JPG (11 oktober 2008) 197 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 83 198 gebaseerd op: WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 123-125

36 verkeerd toegewezen ook. Eén van deze drie stukken is een buste uit het Museo Torlonia 542 te Rome, en wordt ook door bijvoorbeeld Helga v. Heintze als geheel modern beschouwd.199

Numismatiek

De vergoddelijking van Matidia werd geëerd met een muntslag uit 119 met een adelaar en het opschrift CONSECRATIO.200 Net als bij Plotina en Marciana het geval was geweest, kunnen alle muntportretten worden herleid tot één enkel portrettype. De familiegelijkenis tussen Matidia en Marciana moet zeer groot zijn geweest, aangezien op de munten het profiel van de twee nauwelijks onderscheiden kan worden. Het enige opvallende verschil situeert zich in de haardracht, hoewel in grote lijnen gelijkend, toch verschillend op één vlak: het haar dat bij Marciana in twee treden omhoog was gewerkt, is bij Matidia door een hoge “haardiadeem” vervangen, die in het midden van het voorhoofd door een vergrootte aanpassing van de schubvormige haarbogen van het Marciana-kapsel wordt onderbroken. Tussen de haaropbouw en het nest achteraan draagt Matidia net als Plotina en Marciana een diadeem.201

Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van de munten met op de voorzijde Matidia

Vrouw met kinderen

PIETAS AUG, afb: Matidia, Sabina en Marciana

PIETAS AUG, afb: Pietas

CONSECRATIO, afb: adelaar

Adelaar

0 1 2 3 4 5 6 7

Matidia op de voorzijde Diva Matidia op de voorzijde

Iets meer van de helft van de typologische verwijzingen op munten van Matidia de Oudere zijn postuum van aard, zoals blijkt uit de vermelding DIVA AUGUSTA MATIDIA op de voorzijde. De munten die bij leven werden geproduceerd dragen op de voorzijde het opschrift MATIDIA AUG. DIVAE MARCIANAE F. en verwijzen zo meteen naar haar vergoddelijkte moeder Marciana.

199 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 123-125 200 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 43 201 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 80

37 Pietas is opnieuw een typische keerzijde voor vrouwen, maar wordt ook voor Caesars gebruikt.202 Verder zien we de typische Romeinse adelaar opduiken en ook verwijzingen naar de keizerlijke familie, dikwijls met haar moeder, zoals ook in de titulatuur op de voorzijde al duidelijk was. Maar nog steeds gaat het om erg kleine aantallen typologische verwijzingen. Wat betreft statistische verwerking hebben we eigenlijk nog onvoldoende materiaal om echt conclusies te kunnen trekken. Zo is er bijvoorbeeld maar één enkel type dat bij leven werd geslagen met de afbeelding van een vrouw en kinderen op de keerzijde. Het is onmogelijk hier statistisch significante resultaten uit af te leiden.

202 SZAIVERT, Moneta Imperii Romani 18, pg. 71

38 3.4. Matidia de Jongere

3.4.1. Chronologisch overzicht van het leven van Matidia de Jongere

De dochter van Salonia Matidia, Matidia de Jongere, was het kind van de nicht van keizer Trajanus, de schoonzuster van zijn opvolger Hadrianus, en de kleindochter, dochter en zuster van de Augustae Marciana, Matidia de Oudere en Sabina.203 De meeste inscripties die we van haar hebben benadrukken haar banden met de keizerlijke familie, maar vreemd genoeg weten we zelfs de naam van haar vader niet (cfr. supra, Matidia de Oudere). Evenmin horen we over een echtgenoot, maar waarschijnlijk was ze op jonge leeftijd al weduwe en had ze ervoor gekozen niet te hertrouwen. De afwezigheid van de naam van een mogelijke echtgenoot en vader kan worden verklaren uit het minder belangrijk zijn dan haar keizerlijke banden.204

Een onderzoek van haar gegevens toont ons een vrouw die politiek, militair en religieus niet, en sociaal maar weinig actief was. Dat blijkt onder meer uit het feit dat ze niet de titel Augusta had, en bijgevolg evenmin het recht had op muntslag. Haar afwezigheid in de politiek kan ook worden afgeleid uit haar afwezigheid van de literaire verslagen, behalve dan die brieven die we aantreffen in Fronto‟s correspondentie, die huiselijke kwesties behandelen. In de Historia Augusta ontbreekt ze volkomen, terwijl Plotina, Marciana, de Faustinae en Matidia de Oudere er wel in voorkomen. De enige publieke eer waarvan we weet hebben voor haar, betreft een publieke begrafenis, toegestaan door Marcus Aurelius. Haar interacties lijken in de eerste plaats persoonlijk te zijn geweest, en vooral met andere vrouwen; ze drong zich niet op in het politieke leven. Plutarchus moedigt dergelijk gedrag aan in het contemporaine „Huwelijksvoorschriften‟, en het wordt ook door andere schrijvers uit de periode, zij het minder expliciet, toegejuichd.205

Niettemin vinden we haar terug in inscripties waar ze naar voor komt als weldoenster. Kinderloos en zonder naaste mannelijke verwanten had ze wellicht de facto onafhankelijke controle over haar bezittingen. Ze maakte genereus gebruik van haar welvaart als weldoenster en spendeerde geld aan verschillende soorten publieke vrijgevigheid, zoals een schenking voor voedsel voor jongens en meisjes, wellicht te Capua, van minstens 50.000 HS die werd voorzien in haar testament (cfr. supra). Verder hebben we informatie over de bouw van een publieke bibliotheek (CIL X 4760) en een weg gebouwd te Suessa Aurunca, en een

203 BOATWRIGHT, Matidia The Younger, pg. 20 204 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 120 205 BOATWRIGHT, Matidia The Younger, pg. 20, 26-27

39 fonds voor beelden voor de imperiale cultus in Vicetia. Ze lijkt met haar weldaden in verschillende Italiaanse gemeenten meer te hebben opgetreden als een persoonlijke weldoener, zoals we ook Plinius de Jongere kennen, dan als een lid van de keizerlijke familie die het privilege had om publieke gebouwen op te trekken in Rome.206

De afwezigheid van Matidia de Jongere uit het politieke en publieke leven kan deels zijn voortgekomen uit haar ongehuwde positie: geen enkele man steeg op de politieke ladder via haar. Haar celibaat is opvallend, gezien de officiële nadruk op huwelijk in Rome en het algemene belang van huwelijksallianties in de keizerlijke familie.207 Brieven van en naar Fronto gedurende het bewind van Marcus Aurelius vermelden Matidia de Jongere op het einde van haar leven.208 Het gaat om drie brieven daterend van de vroege jaren 160 die melding maken van enkele persoonlijke aspecten uit het leven van Matidia Minor.209 De vroegste brief, van Marcus Aurelius aan Fronto, maakt melding van een overnachting van zijn dochters bij Matidia de Jongere, en de andere twee betreffende het ingewikkelde en gecontesteerde testament (Fronto ad Ant. Imp. 4.1, ad amicos 1.14 en ad Ant. Imp. 2.1).210In een brief waarin Marcus Aurelius wordt aangespoord Matidia‟s wensen te respecteren, noemt Fronto haar zelfs “een bijzonder nobele dame, van de hoogste afstamming en de grootste welvaart, die het beste van u verdient‟”.211

Over het testament van Matidia ontstond twist over bepaalde bijgevoegde codicilen.212 In twee fragmentarische brieven bediscusieerde Fronto met Marcus Aurelius en zijn leerling en schoonzoon Aufidius Victorinus de problemen die er verband mee hielden.213 De brieven tonen zowel aan dat Matidia haar bezittingen onafhankelijk beheerde, als haar voorkeur voor andere vrouwen.214 In het oorspronkelijke testament was keizerin Faustina erfgename, haar dochters waren legaten, en bepaalde „afhankelijken‟ van Matidia, zowel mannen als vrouwen in een ongekend aantal, ontvingen een jaarlijks bedrag van 50.000 sestertiën, uit te betalen door Faustina.215 Indien de codicillen bij het testament gerespecteerd werden, konden de alumni van Matidia zich eraan verwachten de ronde som van één miljoen sestertiën te ontvangen; het geld dat op deze manier in legaten werd uitgedeeld, zou meer dan ¾ van de

206 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 120-121 207 BOATWRIGHT, Matidia The Younger, pg. 27 208 Ibidem, pg. 20 209 Ibidem, pg. 28-29 210 Ibidem, pg. 29 211 Fronto ad Ant. Imp. 2.1 “summo genere, summis opibus nobilissima femina de vobis optime merita ” 212 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 71 213 BOATWRIGHT, Matidia The Younger, pg. 29 214 Ibidem, pg. 29-30 215 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 71

40 waarde van de erfenis overschreiden, en de lex Falcidia216 zou moeten worden ingeroepen om zich ervan te verzekeren dat de erfgename, Faustina, minstens ¼ van de waarde van het bezit zou ontvangen.217 De voornaamste begunstigde uit de bediscussieerde codicillen is een andere vrouw, die door Fronto wordt omschreven als “die vetgeworden protégée, een echte niemand218”.219 Als keizer, rechter, en echtgenoot van de erfename en vader van begunstigden verkeerde Marcus Aurelius in een lastig parket. Hij had drie opties: de codicillen verwerpen, hen aanvaarden als een deel van het testament, of proberen Faustina te overhalen de erfenis niet te aanvaarden. Fronto vond enkel de eerste optie het overwegen waard en begint daarna een oratio om de keizer daarvan te overtuigen. Dit verklaart het kleurrijke taalgebruik dat Fronto gebruikt om bijvoorbeeld de protégée van Matidia te omschrijven. De keizer dankte Fronto voor zijn interventie betreffende de zaak en gaf te kennen dat hij met alle vermelde punten rekening zou houden.220

3.4.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Matidia de Jongere

Ook bij het nagaan van financiële informatie betreffende Matidia Minor dient uiteraard de opmerking te worden gemaakt dat het niet altijd eenvoudig is om het onderscheid te maken tussen Matidia de Oudere en Matidia de Jongere in de inscripties. Boatwright komt tot de conclusie dat Matidia Minor figlinae bezat in de omgeving van Rome en baseert zich hiervoor op de Lateres Signati Ostienses 600 en 601. De aanwezigheid van een Libertus procurator (CIL X 4746 wijst wellicht op landbezit in de regio. Ook in Ephesus wordt melding gemaakt van een procurator (CIL III 7123 = ILS 327 = IKEph 283), verder treffen we een libertus procuratoris Summ(arum) aan te Castel Arcione op de Via Tiburtina (AE 1983, 161), ook in Rome zien we een procurator (CIL VI 9021), en misschien in het ook in het gebied van het Fucine Meer (CIL IX 3668), al is deze laatste inscriptie wegens haar gehavendheid niet zeker toe te schrijven. CIL VIII 8812 = ILX 5965 getuigd van uitgestrekte stukken land in Mauretanië Caesarensis, waarvan Boatwright stelt dat het minder waarschijnlijk is dat het hier om de moeder zou gaan.221

216 De Lex Falcidia is een plebisciet van de tribuun P. Falcidius, uit het jaar 714/40 v.o.t.. De grondslag van de Lex Falcidia bestaat erin dat iedere testamentaire erfgenaam minstens een vierde van zijn zuivere nalatenschap behield, ook na het herberekenen van het erfdeel voor de incalculering van de legaten. (Bron: Paulys Real-Encyclopädie der Classischen Altertumswissenschaft, lemma „Lex Falcidia‟) 217 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 71 218 Fronto, ad Ant. Imp. 2.1 ‘quam nescio quae ista altilis alumna‟ 219 BOATWRIGHT, Matidia The Younger, pg. 30 220 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 71-72 221 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg.521- 522

41 Woningen bezat Matidia Minor in Rome, nabij het huidige Piazza Vittorio Emanuele en de Via Buonarotti, zo blijkt uit de vondst van een loden pijp (CIL XV 7306), ook in Tusculana (CIL XV 7822) en Ostia (CIL XIV 1978) werden dergelijke vondsten gedaan. Sporen van de familia van Matidia worden aangetroffen in Rome (CIL VI 9021, 25417, 28804) en Ostia, al behoren sommigen ervan vermoedelijk tot haar moeder, aldus Boatwright.222

De inscripties tonen aan dat Matidia de Jongere een bijzonder rijke vrouw was met bezittingen in verschillende delen van Italië, Noord Afrika en Asia Minor.223 Over de oorsprong van haar rijkdom kunnen we slechts gissen.224 Sommige van haar bezittingen kwamen van haar vader, maar het merendeel van haar bezittingen was wellicht afkomstig van haar moeder, de gelijknamigheid van de twee vrouwen maakt het evenwel moeilijk te onderscheiden wie van de twee de eigenares was.225 In ieder geval waren de twee Matidias, moeder en dochter, nauw verbonden en eufemistisch uitgedrukt behoorlijk welvarend, zoals we kunnen oordelen als we kijken naar de schenking die ze blijkbaar opzetten in hun geboortestad Vicetia in de Povallei, die in het jaar 242 nog steeds in geld voorzag (CIL V 3112 = ILS 501).226

Inscripties en beeldende kunst

Inscripties tonen aan dat er standbeelden voor Matidia de Jongere werden opgericht van Noord-Afrika tot Asia, haar uitgestrekte bezittingen omvatten land in Mauretanië, Asia en Italië, en ze deed schenkingen in Gallia Cisalpina en Campania.227 Het merendeel van de vijftien of zestien ereinscripties die voor Matidia werden opgerecht beklemtonen haar connecties met de keizerlijke familie, en focussen in het bijzonder op haar vrouwelijke relaties. Een tiental inscripties vermeld Matidia de Jongeree als de tante van moederszijde (matertera of thetis) van Antoninus Pius, hoewel ze niet wettelijk als dusdanig erkend was gezien de relatie tot stand kwam middels adoptie. Een voorbeeld van de verwijzingen naar haar vrouwelijke verwanten vinden we in een inscriptie opgericht ergens tussen 138 en 161 door de Suessani in Campanië, waar Matidia de Jongere als volgt wordt genoemd: “dochter van Augusta, kleindochter van de vergoddelijkte Marciana Augusta, zuster van de vergoddelijkte Sabina Augusta, tante van moederszijde van de keizer Antoninus Pius, Augustus, vader van het vaderland” (CIL X 4744). Gelijkaardig aan deze inscriptie vinden we zo goed als dezelfde verwijzingen terug bij inscripties CIL II 5807 en CIL

222 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 522 223 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 120 224 BOATWRIGHT, Matidia The Younger, pg. 25 225 Ibidem 226 Ibidem, pg. 26 227 Ibidem, pg. 20

42 V 3111. Deze nadruk op vrouwen uit de keizerlijke familie kan stammen van een nauwe associatie van de keizerlijke vrouwen in de periode van Trajanus-Hadrianus.228

Voor Matidia de Jongere werden standbeelden opgericht in Ephesus, Vicetia en in Suessa werden er zelfs vijf standbeelden voor haar opgericht. Dit lijkt overeen te komen met het vermoedelijk bezit van de dame in kwestie.229 Dat het erop lijkt dat de vrouwen van de keizerlijke familie met standbeelden werden bedacht omwille van hun (veronderstelde) invloed op de keizers, blijkt onder andere uit de manier waarop ze worden benoemd. Zo wordt Matidia de Jongere in bijna alle “dedications” matertera of tethis (tante van moederszijde) van Antoninus Pius genoemd, hoewel deze verwantschap niet wettelijk of genetisch was.230 Hoewel Matidia de Jongere misschien wel het verst verwijderd was van de mannen aan de macht, had ze volgens de attestaties de meeste bezittingen en sprong ze er ook het meest genereus mee om van alle keizerlijke vrouwen uit de Antonijnse dynastie. De relatieve zichtbaarheid van Matidia‟s rijkdom gedurende haar leven zou geassocieerd kunnen worden met haar verminderde banden met de keizers, of misschien ook wel met een evolutie in houding tegenover keizerlijke vrouwen. Het zou erop kunnen wijzen dat hoe verder een vrouw zich van de keizer bevond, hoe meer macht ze zichtbaar had.231

228 BOATWRIGHT, Matidia The Younger, pg. 21, 23 229 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 529 230 Ibidem, pg. 529-530 231 Ibidem, pg. 524, 535

43 3.5. Vibia Sabina

3.5.1. Chronologisch overzicht van het leven van Vibia Sabina

Omstreeks 85 kwam Vibia Sabina ter wereld als dochter van L. Vibius Sabinus en Matidia de Oudere.232 Nog voor het jaar 101, wellicht in het jaar 100, huwde ze met Hadrianus.233 Het was een huwelijk van de latere opvolger van de keizer met de dochter van de zuster van de keizer, dat volgens de Historia Augusta voornamelijk werd aangemoedigd door Plotina, maar weinig werd gewenst door keizer Trajanus zelf.234 Hadrianus werd door Trajanus geadopteerd enkele dagen voor deze laatste overleed.235 Dat het huwelijk niet bijster gelukkig was, blijkt onder meer uit een passage in de Historia Augusta, waar wordt verhaald dat in het jaar 121 Septicius Clarus, de van de wacht, en Tranquillus236, de keizerlijke secretaris, samen met vele anderen, uit hun functie werden ontzet door Hadrianus, omdat ze zonder diens toestemming zijn vrouw Sabina op minder formele wijze hadden benaderd dan het hof vroeg, en hier zou hij zelf aan hebben toegevoegd dat hij zijn vrouw ook zou hebben weggestuurd omwille van haar slechte humeur en prikkelbaarheid, indien hij een gewone burger was geweest.237 Deze aan Hadrianus toegewezen uitspraak over zijn echtgenote, indiceert volgens Boatwright het belang dat het huwelijk had voor de persona van de keizer.238 Het lijkt me inderdaad niet onlogisch te veronderstellen dat een echtscheiding voor een keizer, die toch een voorbeeldpositie diende in te nemen, veel minder evident was dan voor de gewone(re) mensen in het rijk. Het zou immers ernstig afbreuk doen aan het beeld van stabiliteit dat de keizer graag leek te willen uitstralen. Dat Sabina geen kinderen had voortgebracht, lijkt haar op het eerste zicht niet minder zeker van haar positie als keizerin te hebben gemaakt, indien de conclusie van Boatwright terecht is tenminste. Uiteraard kan de afstamming van Sabina, die geworteld was binnen de keizerlijke familie, en als dochter en kleindochter van een Augusta hier een bepalende factor in hebben gespeeld.

232 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 132 233 Ibidem 234 Historia Augusta, Hadrianus II. 10 “Denique statim suffragante Sura ad amicitian Traiani pleniorem rediit, nepte per sororem Traiani uxore accepta favente Plotina, Traiano leviter, ut Marius Maximus dicit, volente.” 235 Historia Augusta, Hadrianus IV. 6-7 “Quitum iduum Augustarum diem legatus Syriae litteras adotionis accepit; quando et natalem adoptionis celebrari iussit. Tertium iduum earundem, quando et natalem imperii statuit celebrandum, excessus ei Traiani nuntiatus est.” 236 Suetonius Tranquillus is de auteur van de de Vita Caesarum en de de Viris Illustribus (Bron : tekstuitgave Historiae Augustae) 237 Historia Augusta, Hadrianus XI. 3 “Septico Claro praefecto praetorii et Suetonio Tranquillio epistularum magistro multisque aliis, quod apud Sabinam uxorem iniussu eius familiarius se tunc egerant quam reverentia domus aulicae postulabat, successores dedit, uxorem etiam ut morosam et asperam dimissurus, ut ipse dicebat, si privatus fuisset.” 238 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 514

44 Verder hebben we nog informatie over een reis die keizer Hadrianus samen met zijn echtgenote en een hele schare volgelingen maakte in november van het jaar 130, kort na het overlijden van , waarbij de kolos van Memnon werd bezocht die rond 1400 was opgericht om Amenophis III te eren. De bovenkant van het beeld was in 26 v.o.t. naar beneden gevallen, wellicht door een aardbeving. Uit wat overbleef van de basis van het beeld, kwam er sindsdien een hoog geluid, vooral ‟s morgens vroeg. Velen interpreteerden dit als de begroeting van Memnon aan zijn moeder, de dageraad. Wellicht werd het geluid veroorzaakt door de vochtigheid die zich ‟s nachts had verzameld in het gekloofde gesteente; en met de opkomende zon zette de basis uit door de warmte. Julia Balbilla liet, net als vele anderen, na op het linkerbeen van Memnon, de plek waar de zon (de dageraad) het eerst op scheen. De gelegenheidsgedichten die ze naliet op het beeld vormden een Panegyricus voor Hadrianus en zijn vrouw Sabina. Ze zijn geschreven in het Aeolische Grieks dat ook werd gebruikt door , wat een verwijzing naar deze bekende dichteres uit de oudheid zou hebben ingehouden, aldus Brennan. Van de vier gedichten betreft het eerste Hadrianus‟ ontmoeting met Memnon op 20 november omstreeks 7h ‟s morgens. Het tweede is een uitgebreid gebed in de traditionele hymne-stijl, gericht aan het beeld, en een smeekbede opdat het beeld zou zingen voor keizerin Sabina. Het beeld praat echter niet, iets waarover in het derde gezicht gerationaliseerd wordt en er wordt tevens vastgelegd dat het beeld een geluid liet horen omstreeks 6h ‟s morgens tijdens het tweede bezoek van Sabina. De vierde inscriptie van Julia Balbilla dateert van 21 november, en geeft aan dat het beeld opnieuw geluid maakte wanneer Balbilla samen met Sabina aanwezig was.239 Hoe komt het dat Julia Balbilla zo nauw in contact stond met het keizerlijk koppel dat een geschatte entourage van 5000 mensen mee had op de reis naar Egypte?240 Er is haar dichtkunst, maar ook haar afstamming, had hier wellicht toe bijgedragen, merkt Brennan op.241 Hemelrijk gaat hier wat verder op in en vermeldt dat Julia Balbilla van niet-Romeinse afstamming was, maar wellicht werd geboren en opgevoed in Rome, waar haar grootvader vanaf ongeveer het jaar 72 als gijzelaar werd gehouden.242 Hoewel haar broer een consul was, was Julia Balbilla waarschijnlijk zelf niet van senatoriale rang, aangezien haar vader geen deel uitmaakte van de senaat had ze geen senatoriale waardigheid geërfd en we hebben geen informatie over een mogelijk huwelijk dat haar die status zou hebben verleend.243

239 BRENNAN, The Poets Julia Balbilla and Damo at the Colossus of Memnon, pg.216- 222 240 BRENNAN, The Poets Julia Balbilla and Damo at the Colossus of Memnon, pg. 233 241 Ibidem, pg. 233-234 242 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 170 243 Ibidem

45 Vaak wordt Julia Balbilla een vriend of hofdame van de keizerin genoemd, maar haar sociale status was te hoog voor de laatste en niet hoog genoeg voor de eerste. Een derde mogelijkheid wordt gesuggereerd door Hemelrijk: die van vrouwelijke dichteres-vriendin van de keizerin (of het keizerlijke koppel). De relatie tussen Sabina en Balbilla voldoet aan die van de definitie van literair patronage: de affectieve toon van Balbilla wanneer ze over de keizerin spreekt en haar overbodige lof aan zowel de keizer als de keizering suggereert een persoonlijke en ongelijke relatie en, zoals hofdichters normaal gesproken deden, vergezelde ze haar patroonvrouwe op haar reis naar Egypte waar ze haar bezoek aan de Kolos van Memnon in gedichten gedacht. Als een hofdichteres – indien ze dit was – behoorde ze waarschijnlijk tot het persoonlijke gevolg van de keizerin, wat haar aanwezigheid in Egypte zou verklaren, maar zekerheid over hun relatie kunnen we niet hebben, en andere mogelijkheiden, zoals dat ze een vriend of comes (gezelschap) van de keizerin was, kunnen niet worden uitgesloten. Voor deze laatste optie pleit het feit dat de vader en grootvader van Balbilla beiden comites van keizers waren geweest, het zou dus zowat een familietraditie kunnen zijn geweest, maar een dergelijke positie was hoogst ongewoon voor een vrouw en haar exacte relatie met het keizerlijke koppel kan niet worden opgemaakt.244

Sabina overleed in het jaar 136 en werd daarna geconsecreerd.245 Deze vergoddelijking wordt weergegeven in de muntslag en beeldende kunst (cfr. infra). In de Epitome de Caesaribus wordt gesteld dat Sabina tot zelfmoord werd gedreven.246 Haar slechte relatie met haar echtgenoot wordt in dezelfde paragraaf nog eens beklemtoond door Sabina de woorden in de mond te leggen dat ze omwille van het onmenselijke karakter van haar echtgenoot, geen kinderen van hem wenste.247 Deze Epitome de Caesaribus staat evenwel niet bekend om haar betrouwbaarheid en aangezien het de enige, bovendien niet- contemporaine, bron voor de mogelijke zelfmoord van Sabina is, kunnen we niet met zekerheid stellen dat ze correcte informatie biedt. Het kan evenwel gelden als indicator voor het beruchte slechte huwelijk, dat desondanks in stand werd gehouden.

244 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 119 245 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 84 246 Epitome de Caesaribus, 14. 8 "Huius uxor Sabina, dum prope servilibus iniuriis afficitur, ad mortem voluntariam compulsa. " 247 Epitome de Caesaribus, 14.8 "Quae palam iactabat se, quod immane ingenium probavisset, elaborasse, ne ex eo ad humani generis perniciem gravidaretur. "

46 3.5.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Vibia Sabina

Uit inscripties leidt Boatwright af dat Sabina een woning in Rome bezat, tussen het huidige Chiesa S. Eusebio en Piazza Vittorio Emanuele, waar een loden pijp werd aangetroffen die dit insinueert (CIL XV 7313, er zijn twee voorbeelden, één ervan is niet in situ gevonden) Er zou ook sprake zijn van figlinae rond Rome, zo stelt Boatwright op basis van een zegelstempel. Eventueel zou er sprake zijn van landbezit te Velleia, zo denkt Boatwright, die zich hiervoor baseert op een bijdrage van Vibia Sabina van 100.000 HS aan een onderhoudsprogramma van 98/102 (CIL XI 1147, lijn 52).248 Familia van Vibia Sabina kunnen we aantreffen in onder andere Rome (AE 1916, 53; CIL VI 11221, 33802, 28804, 28789), misschien te Tuder (Etrurië) (CIL XI 4657), en in Baetica (ILX 3563 = EE VIII 305).249 De informatie over de financiën van Sabina is relatief overvloedig wanneer we deze vergelijken met die van haar voorgangsters, maar er zijn voornamelijk bezittingen geattesteerd, enkel in Rome, Gabii en misschien Velleia kunnen we een spreiding van welvaart zien of vermoeden.250 Over de initiatieven van Sabina in publieke gebouwen en patronage hebben we niet veel informatie.251 We weten echter wel dat ze in Rome een structuur heeft opgericht voor het welzijn van de Romeinse matrones (CIL VI 997 = ILS 324, vermoedelijk oorspronkelijk opgericht op het Forum van Trajanus, na 119), wat een eeuw later gerestaureerd zou worden door Julia Domna.252 Hoewel we geen uitdrukkelijke bewijzen hebben voor haar politiek engagement, schijnt het aantal opschriften dat aan haar werd gewijd even groot te zijn geweest als die van de echtgenote van Augustus of van Septimius Severus, dit lezen we toch bij Alexandridis.253

Portretkunst

Restanten van verf op de beelden van Sabina tonen aan dat ze bruin haar en bruine ogen had.254 Qua kapsel kunnen er verschillende stijlen worden onderscheiden, waaronder ingewikkelde constructies zoals die van haar moeder en grootmoeder, Trajanus‟ zuster Marciana, maar ook eenvoudiger coiffures waarbij het haar in een staartje in de hals of een soort paardenstaartachtige vlecht bijeen werd gehouden vinden we terug.255 Haar gelaat op

248 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 523 249 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 523 250 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 524 251 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 129 252 Ibidem 253 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 12 254 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 125 255 Ibidem

47 munten en beelden geeft aan dat ze eerder kleine gelaatstrekken had, maar wel een prominente, enigszins gepunte neus.256

Sabina, hoofdtype Madrid, Museo del Prado257

In het totaal kunnen er vier portrettypes van de keizerin onderscheiden worden. Het meest verspreide portret, wellicht gemaakt ter gelegenheid van het ontvangen van de titel Augusta (tussen 119 en 128) vertoont niet langer een „toupet‟. Verder wordt het „nest‟ achterop haar hoofd nu gevormd door losjes gewikkeld haar. Het is een haarstijl die verwant, maar niet identiek is aan de tulbandstijl, en was nooit zo wijdverspreid als laatstgenoemde gedurende de periode van Hadrianus.258

256 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 125 257 Bron afbeelding: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/f/ff/Busto_de_Vibia_Sabina_(M._Prado)_01.jpg (geraadpleegd op 22 mei 2009) 258 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 42

48 Verdeling beeldtypes Sabina volgens echtheid

2%

32% 38%

28%

echt echt, maar reconstructies verkeerd toegeschreven moderne kopie

Bovenstaande grafiek, gebaseerd op het oordeel van Wegner259, toont aan dat er van de overgeleverde portretten van Sabina vijftien verkeerd zijn toegeschreven, en er zou sprake zijn van één moderne kopie.260 Er zijn éénendertig stukken die als echt worden beschouwd door onder andere Wegner, en hiervan zijn er dertien die in de loop van de tijd reconstructies hebben ondergaan.261 Fittschen stelt dat er van de ongeveer 30 portretten bekend zijn, een getal dat goed overeen komt met de cijfers van Wegner, en dat deze zich in vier verschillende portrettypes laten opdelen, zoals ook de algemeen aanvaarde opinie is.262 Discussies over de correcte toeschrijving vinden we bijvoorbeeld bij Fittschen die zijn twijfels uit over de toeschrijving van een beeld dat op Kreta werd gevonden en door Weber in een artikel van 1999 op basis van gelijkenissen met een muntportret aan Sabina werd toegewezen.263 Zijn onenigheid met deze toeschrijving spitst zich toe op de vergelijking met het muntportret, en hij stelt dat dergelijke muntbeeltenissen niet afgebeeld werden en dat er ook geen zijn die deze identificering ondersteunen.264 Bovendien wordt het diadeem, dat bij vroegere identificeringspogingen werd behandeld, niet genoemd door Weber. Het gaat om een portret dat meer recentelijk door onderzoekers aan Plotina wordt toegeewezen, maar ook dit is niet onbediscussieerd gebleven.265 In het gebruikte werk van Wegner om deze grafieken te maken, geeft deze uitdrukking aan zijn ernstige twijfels betreffende de toewijzing ervan aan Sabina, en stelt dat het wellicht foutief is toegeschreven, wegens afwijkende gezichtstrekken.266 De mening van Fittschen wordt dus gedeeld door Wegner.

259 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 126-131 260 Ibidem 261 Ibidem 262 FITTSCHEN, Nicht Sabina, pg. 511 263 Ibidem, pg. 507 264 Ibidem 265 Ibidem 266 WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, pg. 126

49 Ondanks het feit dat Sabina Hadrianus naar het Griekse oosten vergezelde in de periode 128-133, zijn maar weinig van haar standbeelden in de regio te dateren in die periode, merkt Boatwright op.267

Vergoddelijking van Sabina Rome, Museo del Palazzo dei Conservatori 268

Zoals reeds eerder werd vermeld, vinden we in de beeldende kunst een scene terug waarin we de vergoddelijking van Sabina aantreffen. Op dit reliëf zien we Sabina ten hemel stijgen op de rug van een vrouwelijke personificatie, wellicht Aeternitas. Het monument waarop dit reliëf zich bevond was vermoedelijk door Hadrianus besteld tussen de dood van zijn vrouw en zijn eigen dood, dus tussen 136 en 138. De keizer zelf verschijnt rechtsonder op het reliëf, gezeten en gebarend naar de rijzende figuur van zijn echtgenote. Bij de vergoddelijking van Sabina zoals die is weergegeven op munten wordt ze getoond op de rug van een adelaar.269

Numismatiek

Sabina, de echtgenote van Hadrianus, werd in 128 Augusta en kende een rijke muntslag. Wat haar portrettypes op de voorzijde betreft zijn er twee variaties die onderscheiden kunnen worden: op één ervan is haar haar hoog opgestapeld achter een tiara, en op de andere valt het in een staartje in de hals.270

267 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 529 268 Bron afbeelding: http://www.sandrashaw.com/AH1L26.htm (12 oktober 2008) 269 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 186 270 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 43

50 Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van de munten met op de voorzijde Sabina

Vesta

Venus

S.C. + adelaar

Pudicitia

PIETATI AUG + altaar

Pietas

Juno

Cybele

CONSECRATIO + Sabina

CONSECRATIO + adelaar

Concordia

Ceres

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18

Sabina op de voorzijde Diva Sabina op de voorzijde

Op de keerzijde is er een variëteit aan afbeeldingen die typisch gebruikt werden op de muntslag van keizerlijke vrouwen, zoals Concordia, Pudicitia en Juno Regina met haar pauw.271 Aanvankelijk zien we Pudicitia op de munten van Hadrianus zelf opduiken, maar dit evolueert naar een keerzijde die enkel voor vrouwen wordt gebruikt in de periode van Marcus Aurelius, en Commodus.272 Ook Juno, Venus en Vesta worden typisch voor vrouwen gebruikt.273 Enkele types die onder Sabina opduiken verwijzen naar het moederschap of zijn politiek van aard, zo stelt Keltanen vast.274 Onder de munten die wellicht politiek van aard zijn, kunnen we Concordia scharen, die inderdaad bijzonder prominent aanwezig is. De munten die wellicht verwijzen naar het moederschap zijn hoogstwaarschijnlijk Vesta en Juno, als echtgenote van de oppergod, wat tevens een politieke boodschap zou kunnen inhouden. Na Sabina‟s dood in 136 zien we in haar postume muntslag met het opschrift CONSECRATIO onder andere een nieuwe keerzijde waarop de keizerin hemelwaarts wordt gevoerd door de vleugels van een adelaar.275

271 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 43 272 SZAIVERT, Moneta Imperii Romani 18, pg. 71 273 Ibidem, pg. 69, 72 274 KELTANEN, The Public Image of the Four Empresses. pg. 145 275 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 43

51 Vibia Sabina, de echtgenote van Hadrianus, lijkt een minder onafhankelijke rol in het hofleven te hebben gehad dan sommige van haar voorgangsters, stelt Burns, wat volgens hem vermoedelijk de Griekse invloed op de keizer zijn houding betreffende “de plaats van de vrouw” reflecteerde.276 Gezien haar toch niet onbelangrijke muntslag en aanwezigheid in de portretkunst met meer dan één portrettype, lijkt me dit toch een conclusie waar ik me niet helemaal achter kan scharen.

3.6. Faustina Major

3.6.1. Chronologisch overzicht van het leven van Faustina Major

Annia Galeria Faustina de Oudere werd omstreeks 105 geboren als dochter van M. Annius Verus, een consul, en Rupilia Faustina.277 Haar huwelijk met Antoninus Pius zou hebben plaatsgevonden rond het jaar 110, maar net als haar geboortejaar is hier geen zekerheid over.278 Faustina Major had verschillende kinderen met haar man, waaronder twee zonen, M. Aurelius Fulvus Antoninus (CIL VI, 988) en M. Galerius Aurelius Antoninus (CIL VI, 989), die echter beide voor het jaar 138, wanneer haar echtgenoot keizer werd, overleden.279 Faustina Major werd Augusta zodra haar man keizer werd, dit na een formele stemming van de senaat die de goedkeuring van de keizer had gekregen. Ze kreeg meteen ook het bijhorende recht munten uit te vaardigen.280 Veel informatie over haar leven is niet bekend, wat wellicht te wijten is aan de korte tijd dat ze samen met haar man aan de top van het rijk stond. Toen ze drie jaar later, in 140/41 overleed, werd ze begraven in het mausoleum van Hadrianus. De senaat vergoddelijkte haar, er werden spelen uitgevaardigd ter gelegenheid van haar overlijden, een tempel met priesteressen ingesteld, en beelden van zilver en goud, wat werd goedgekeurd door de keizer, die bovendien toestemming gaf haar beeld in alle circussen te plaatsen en toen de senaat haar een gouden standbeeld stemde, liet hij het zelf oprichten, aldus de Historia Augusta.281 Hiernaast werd er een grote oplage aan munten geslaan in haar naam als godin.282

276 BURNS, Great Women of Imperial Rome, pg. 128 277 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 136 278 Ibidem 279 RAEPSAET-CHARLIER, Prosopographie des femmes de l‟ordre sénatorial, pg. 79 n° 62 280 BALSDON, Roman Women, pg. 142 281 Historia Augusta, Antoninus Pius VI. 7-8 “Tertio anno imperii sui Faustinam uxorem perdidit, quae a senatu consecrata est delatis circensibus atque templo et flaminicis et statuis aureis atque argenteis; cum etiam ipse hoc concesserit, ut imago eius cunctis circensibus poneretur. Statuam auream delatam a senatu positam suscepit.” 282 BALSDON, Roman Women, pg. 142

52 Nieuw bij de vergoddelijking van Faustina Major was de devotie van de keizer voor de doorwerking van deze idee en de volharding van die devotie. Normaal gesproken was er een grote inwijdingsceremonie om de nieuwe cultus te lanceren, gevolgd door de verdwijning ervan of minstens het verzinken in de achtergrond van het religieuze leven in Rome. Antoninus Pius liet echter niet toe dat de verering van Faustina wegdeemsterde, en na het toekennen van de gebruikelijke eerbewijzen ging hij, samen met de senaat, verder met het bedenken van nieuwe eerbewijzen. Een voorbeeld hiervan vinden we bijvoorbeeld in Ostia waar het, zo blijkt uit inscriptie CIL XIV. 5326 verplicht werd voor jonge koppels die trouwden om een handeling van verering te stellen aan de eminente vertegenwooridgs van Concordia, Antoninus en Diva Faustina.283 Mattingly verklaart deze uitzonderlijke eerbewijzen aan Faustina Major vanuit de grote liefde van haar echtgenoot, die door zijn positie in de maatschappij de mogelijkheid had om zijn overleden echtgenote door iedereen te laten eren en gedenken.284 Deze liefde van Antoninus Pius voor zijn vrouw blijkt ook uit diens tevreden reactie over de positieve opmerkingen betreffende Faustina, die Fronto naast de standaard lofuitingen aan het adres van de keizer uitsprak bij een rede.285 De keizer zou hebben opgemerkt dat de lofprijzingen over zijn vrouw even waar als welsprekend waren: “Want dit zijn de feiten: ik zou liever met haar op Gyara leven, dan in het paleis zonder haar.“286 Verder was Antoninus Pius in het algemeen en zoals zijn naam reeds doet vermoeden, gekend om zijn piëteit, zowel jegens de goden als jegens mensen, en hij had altijd een bijzondere interesse getoond in het vereren van de imperiale goden, de divi.287

3.6.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Faustina Major

Portretkunst

Drie gebeeldhouwde portrettypes van Anna Galeria Faustina, de echtgenote van keizer Antoninus Pius, zijn tot nog toe onderscheiden. Enkel in haarstijl verschillen de portrettypes van elkaar, hoewel de structuur zeer gelijkend is.288

283 MATTINGLY, The Consecration of Faustina the Elder and her Daughter, pg. 149 284 Ibidem, pg. 150 285 CHAMPLIN, Fronto and Antonine Rome, pg. 86 286 Ibidem 287 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 15 288 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44

53

Faustina Major

Rome, Museo Capitolino289

Bij het meest verspreide type is het haar helemaal weggekamd van het voorhoofd, vervolgens gevlochten en tot een “nest” bovenop het hoofd verwerkt. Vanuit vooraanzicht lijkt het “nest” torenvorming te zijn. Hoewel er een gelijkenis kan worden bemerkt in het “torenvormige” kapsel met de coiffure van de vroege Antonijnse periode, is de manier waarop de losse vlechten hiertoe werden samengebracht atypisch voor deze stijl en werd ze ook maar uiterst zelden overgenomen door andere vrouwen.290 Noch de exacte data, noch de gelegenheden voor de creatie van de portrettypen is gekend. Verder blijkt dat de afbeeldingen van de keizerin op de munten niet volledig overeenkomt met de sculpturen, maar de elementen van twee van de portrettypen worden gecombineerd, een fenomeen dat ook wel bekend staat als Typenklitterung.291

289 Bron afbeelding: http://en.museicapitolini.org/percorsi/percorsi_per_temi/ritratti_imperiali (20 november 2008) 290 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 291 Ibidem

54 Verdeling beeldtypes Faustina Major volgens echtheid

14%

33%

30%

23%

echt echt, maar reconstructies verkeerd toegeschreven moderne kopie

Bovenstaand cirkeldiagram292 geeft weer welke percentages van de overgeleverde portretten van Faustina Major in de beeldende kunst die bewaard zijn, echt of niet echt zijn. Van de overgeleverde portretten zijn er tien moderne kopieën (modern als in niet antiek, enkele hiervan zouden uit de Renaissance dateren), en éénentwintig stuks betreffen een foutieve toeschrijving. Bovendien zijn er een aantal stukken die zowel verkeerd zijn toegeschreven als een modern beeld blijken te zijn, deze zijn ondergebracht onder „verkeerd toegeschreven‟, aangezien ze ongeacht modern of antiek, niet Faustina Major betreffen. Van de echte stukken zijn er drieëntwintig waarvan Wegner stelt dat er restauraties op zijn uitgevoerd, maar van de overige zestien stukken dient te worden vermeld dat de onderzoeker niet de mogelijkheid had deze allemaal zelf te bestuderen.293 Voor het merendeel zijn de portretkoppen afkomstig van vindplaatsen in de stad Rome, ook wanneer vandaag de precieze aanwijzing ontbreekt.294 Zekere herkomstaanwijzingen verwijzen bovendien naar Timgad, Athene, Olympia, Ephesos en Sardes.295 Alexandridis maakt wat het aantal overgeleverde portretten betreft de opmerking dat het aantal groter is dan die van alle vrouwen van het keizershuis van Trajanus bijeengeteld.296 Gezien de korte tijdsspanne waarin Faustina Major Augusta was, is dit toch opmerkelijk.

292 gebaseerd op: WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 153-166 293 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 153-166 294 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 27 295 Ibidem 296 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 12

55

Vergoddelijking van Antoninus Pius en Faustina Major Voetstuk van de zuil van Antoninus Pius Vaticaan Museums, Cortile della Corraze 297

Ook van Faustina Major treffen we, net als bij Vibia Sabina, een reliëf aan dat haar vergoddelijking uitbeeldt, samen met die van haar man Antoninus Pius, hoewel ze 20 jaar eerder overleed.298 Hier is het (in tegenstelling tot bij de vergoddelijking van Sabina) een mannelijk figuur die het koppel naar de hemel brengt.299 De attributen van het koppel maken duidelijk dat ze vergoddelijkt zijn: Antoninus draagt de scepter met adelaar op het puntje van Jupiter, en Faustina is gesluierd als Juno.300 Deze assimilatie van het keizerlijk koppel met specifieke goden was in eerdere vergoddelijkingsscènes niet voorgekomen.301 Op de twee korte zijden van het monument zien we twee funeraire processies, één voor Antoninus Pius en één voor Faustina.302 Deze verwijzingen naar gezamenlijke vergoddelijking vinden we ook terug in inscripties (CIL VI 1005).

Numismatiek

De eerste muntslag van Augusta Faustina Major, vond in 139 plaats met types als IUNONI REGINAE, Juno, koningin van de goden, met haar pauw als symbool.303 Op de voorzijde van deze vroegste munten van Faustina Major vinden we de titel FAUSTINA AUG ANTONINI AUG., wat bijna meteen wordt opgevolgd door FAUSTINA AUG. ANTONINI AUG.P.P (of

297 Bron afbeelding: http://www.sandrashaw.com/AH1L26.htm (12 oktober 2008) 298 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 186 299 Ibidem 300 Ibidem 301 Ibidem 302 KLEINER, Women and Family Life on Roman Imperial Funerary Altars, pg. 546 303 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 47

56 AUG.PII P.P.). Mattingly en Sydenham vragen zich af of het wel toevallig kan zijn dat deze titel een exacte kopie is van de laatste titel van Sabina, SABINA AUGUSTA HADRIANI AUG.P.P. Net zoals de titel ANTONINUS AUG.PIUS P.P. een opvolging lijkt te zijn van de postume titel HADRIANUS AUGUSTUS P.P. voor Hadrianus, volgt Faustina Major in 139 Sabina op. In het jaar 138 werden er comparatief weinig munten voor zichzelf geslagen door Antoninus, en geen enkele voor zijn echtgenote, maar in plaats daarvan liet de keizer de muntproductie in de naam van Hadrianus en Sabina doorlopen. Het is inderdaad een opmerkelijke parallel in de gebruikte titulatuur, en zeker wanneer we het eren van het vorige keizerlijke koppel door het verder produceren van hun munten in rekening brengen, lijkt het allerminst ongeloofwaardig als theorie. 304 Vanaf 139 tot de dood van Faustina in 140 of 141 wordt er een tweede oplage geproduceerd met de titel FAUSTINA AUGUSTA. De munten die tijdens het leven van Faustina werden geslagen zijn veel geringer in oplage dan die na haar dood. We zien Concordia, die onder andere de harmonie tussen de keizer en keizerin uitdrukt, en hierbij duikt vaak een beeldje van Spes op, wat de gedachte aan opvolgers voor de troon weergeeft. Een dubbele hoorn des overvloeds die op enkele types voorkomt zou naar het gehuwde paar kunnen verwijzen. De kolom waar Concordia op leunt is een element dat ontleend is aan Securitas.305 Op de munten van Antoninus Pius zien we voor de eerste maal in de muntslag van het rijk een keizerlijk echtpaar in dextrarum iunctio.306 Er wordt een voorbeeld van dit symbool bij de muntslag ter gelegenheid van de verloving van Faustina Minor getoond en ook in de vergelijking van de beeldende kunst voor de vrouwen onderling zal dit nader worden behandeld. Goddelijke types – Juno Regina, Venus Augusta en Vesta – eren deze godinnen die bij uitstek modellen van de keizerin zelf zijn. Venus draagt de appel als een schoonheidsprijs en wordt, door het epitheton „Augusta‟ bijna geïdentificeerd met Faustina. De pulvinar, of het heilige kussen van Juno, wordt gerepresenteerd door een troon, met de pauw en scepter van Juno; een slinger die soms op de troon is gelegd, staat dan weer voor de godin zelf. Op de bronzen munten zien we een type van Salus, wat vermoedelijk onrust over de gezondheid van de keizerin suggereert, terwijl bij de types godinnen ook Ceres nu opduikt.307 Ceres is dan wel in de eerste plaats de godin van de landbouw, maar in latere tijden zien we haar meer algemeen voor de vruchtbaarheid opduiken en tot slotte ook als beschermster van het huwelijk en het is in deze hoedanigheid dat we haar als een voorkeurskeerzijde op de vrouwelijke munten aantreffen.308

304 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 3 305 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 3, 14 306 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 18 307 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 15 308 SZAIVERT, Moneta Imperii Romani 18, pg. 66

57 Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van de munten met op de voorzijde Faustina Major

Vrouw met bloem en scepter

Vrouw in biga

Victory

Vesta

Venus

Troon

Tempel (+evt. Faustina)

Ster

Salus

Puellae Faustinae

Providentia

Pauw

Mausoleum/brandstapel + Faustina Major in biga

Maan + 7 sterren

Juno

Isis

Fortuna

Fecunditas

Faustina Minor

Faustina Major + Antoninus, Faustina Minor + Marcus Aurelius

Faustina Major + Antoninus

Faustina Major in quadriga

Faustina Major in biga met olifanten

Diana

Cybele

Concordia

Ceres

Carpentum getrokken door twee muilezels

Aeternitas

Adelaar (+evt. Faustina)

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

Faustina Major op de voorzijde Diva Faustina Major op de voorzijde

De dood en vergoddelijking van Faustina Major in 141 vormde de aanleiding voor een muntslag met de gebruikelijke consecratiekeerzijden.309 De adelaar als algemeen type voor de onsterfelijkheid, maar ook de brandstapel die ons terug op de aarde brengt met het ritueel na de dood, duiken hier op.310 Verder zien we types, duidelijk geassocieerd met de namen van godinnen of deugden, die de identificatie met Faustina attesteren.311 Onder hen treffen

309 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 47 310 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 16 311 Ibidem

58 we Ceres en Juno aan, Cybele, Venus, met de pijl en boog van haar zoon Cupido, Vesta, Fecunditas en Pietas Augustas.312 Op een zeldzame as verschijnt Isis als een type van Faustina, hoewel zonder naam.313 Een ander zeldzaam stuk, hoewel van niet-Romeinse muntslag, met type en legende van „SALUS AUGUST.‟ Spreekt duidelijk over de „Eeuwige Verlossing‟ van de gezegende doden, waarbij maan en sterren opnieuw naar de hemelen verwijzen.314 De ceremonie van het toestaan van een charter aan een gilde van weesmeisjes, door Antoninus ter ere van Faustina opgericht, zien we in de munten gereflecteerd met PUELLAE FAUSTINANAE op de keerzijde.315 Er waren ook twee zeer uitgebreide series met op de keerzijde personificaties zoals Aeternitas en Ceres en godheden zoals Juno en Vesta en met het opschrift AETERNITAS of AUGUSTA.316 De normale muntslag voor vergoddelijkte personen kende afbeeldingen van een altaar, tempel, brandstapel of duif.317 We zien bij de vergoddelijkte familie ook keerzijden van speciale godinnen, zoals Juno, Ceres en Vesta, maar ook een speciale dedicatie van een tempel, eer die “ex s. c.” was toegewezen enzovoort.318 Deze tempel kan worden verklaard door het altaarmet de legende PIET. AUG. als gewijd aan de verering van de keizerin.319 Er zijn twee series van grote omvang en gelijkaardig karakter die elkaar vermoedelijk opvolgden in de tijd.320 Bij wat vermoedelijk de vroegste serie is, treft men op de keerzijde AETERNITAS aan, geïllustreerd met een serie van goddelijke personen of personificaties die attributen dragen gelijkaardig aan die van godinnen of deugden, maar die zelden overeenkomen met één van de gekende kerntypes.321 Verder zijn er ook types met een altaar, tempel of ster.322 Deze ster symboliseert een wereld die buiten de onze ligt, waar de onsterfelijke doden de sublieme bewegingen van de hemellichamen beschouwen, sterren onder de sterren, zo stellen Mattingly en Sydenham.323 De AUGUSTA serie is van een gelijkaardige compositie, met dat verschil dat er AUGUSTA staat in de plaats van AETERNITAS als sleuteltekst op de keerzijde.324 Mattingly stelt dat de AUGUSTA-serie wellicht van de jaren na AD 147 dateert, wanneer er een nieuwe Augusta, Faustina de Jongere, heerste op aarde en men aldus de aandacht vestigde op de andere Augusta die

312 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 16 313 Ibidem 314 Ibidem 315 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 47 316 Ibidem 317 MATTINGLY, The Consecration of Faustina the Elder and her Daughter, pg. 147 318 Ibidem 319 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 16 320 MATTINGLY, The Consecration of Faustina the Elder and her Daughter, pg. 147 321 Ibidem 322 Ibidem 323 MATTINGLY, SYDENHAM, The Roman Imperial Coinage, III, pg. 15 324 MATTINGLY, The Consecration of Faustina the Elder and her Daughter, pg. 147

59 zich reeds in het hiernamaals bevond.325 Volgens hem verwijzen de AUGUSTA en AETERNITAS serie immers allebei naar AUGUSTAE IN AETERNITATE, “de in eeuwigheid vereerde Augusta”.326

Naast de rijksmuntslag hebben we voor Faustina Major ook informatie over haar munten in de provincies. Antoninus Pius had zijn echtgenote Faustina geen muntrecht gegeven in de Alexandrijnse muntslag, zo lezen we bij Geissen. In Egypte werd ze enkel op de keerzijde van de munten van Antoninus Pius afgebeeld, en dan nog enkel in het vierde, vijfde en tweeëntwintigste jaar van zijn bewind. Het is een nieuwigheid uit de periode van Antoninus Pius dat de overleden echtgenote van een keizer in de Alexandrijnse muntslag als Diva wordt gewaardeerd. Deze nieuwe idee verklaart dan ook wellicht grotendeels de nog beperkte schaal waarop we munten aantreffen in de provincies van deze keizerin, die bovendien slechts kort van deze positie heeft geproefd. 327

Verdeling van het aantal numismatische vondsten per provincie voor Faustina I

14% 24% Achaea 3% Asia 3% Arabia 7% Cilicia, Isauria & Lycaonia Epirus Galatia 14% 21% Thracia Onbekende provincie 14%

De munten van Faustina die we aantreffen in de provincies, betreffen voor 70% munten geslaan voor de vergoddelijkte Faustina. Slechts 30% verwijst naar de levende vrouw. Het gaat ook om bijzonder kleine aantallen, om exact te zijn hebben we 7 munten gevonden van Faustina Major in Achaea, 6 in heel Azië, 4 in Arabië en een zelfde aantal in de provincie Cilicië, Isaurië en Lycaonië, voor Epirus gaat het om 2 stuks, Galatië en Thracië zijn elk goed voor slechts één exemplaar en 4 munten kunnen niet aan een specifieke provincie worden toegeschreven.

325 MATTINGLY, The Consecration of Faustina the Elder and her Daughter, pg. 148 326 Ibidem 327 GEISSEN, Die ältere Faustina auf alesandrinischen Tetradrachmen, pg. 178

60 Verschillende thematische verwijzingen op de keerzijde van provinciale munten met op de voorzijde Faustina Major

vrouwelijk figuur

Tyche

Sarapis

(laurier)krans

Hermes

Galerius Antoninus

Faustina Minor

Dionysos

Athena

Artemis

Apollo

amazone

Aktia

0 1 2 3 4 5 6

aantal keer voorkomen verschillend aantal provincies voorkomen

Met een dergelijk beperkt aantal munten is het onmogelijk hier statistische conclusies uit te trekken, we kunnen echter wel opmerken dat de gebruikte typologische verwijzingen verschillen van de verwijzingen die we aantroffen in de muntslag van Rome. Deze munten lijken eerder te verwijzen naar Griekse figuren dan naar Romeinse. Faustina Major kende een bijzonder uitgebreide muntslag, haar munten maakten een substantieel deel van de munten in circulatie onder het bewind van Antoninus uit en zelfs na zijn dood bleef dit het geval.328 Deze omvangrijke muntslag bleef echter duidelijk beperkt tot het centrum van het rijk, in de provincies treffen we haar veel minder aan.

328 MATTINGLY, The Consecration of Faustina the Elder and her Daughter, pg. 148

61 3.7. Faustina Minor

3.7.1. Chronologisch overzicht van het leven van Faustina Minor

Annia Galeria Faustina de Jongere werd op 16 februari van vermoedelijk het jaar 130 geboren.329 Als de dochter van Antoninus Pius en Faustina de Oudere, vormde Faustina Minor een belangrijke factor in het voortbestaan van de Antonijnse dynastie.330 Trajanus noch Hadrianus hadden kinderen, en hoewel Antoninus Pius vier kinderen had, twee jongens en twee meisjes, stierven de jongens nog voor Pius de heerser van het rijk werd.331 Op 25 februari van het jaar 138 werd Faustina Minor verloofd met Lucius Verus, een verloving die op 10 juli 138 werd afgebroken en vervangen door een verloving met Marcus Aurelius.332 Het afbreken van de verloving met Verus wordt in de Historia Augusta verklaard door het feit dat hij veel te jong leek voor haar, en in de plaats van met haar, huwde hij later met Lucilla, de dochter van Marcus Aurelius en Faustina Minor.333

Bij de verloving van Marcus Aurelius en Faustina Minor werd er een muntproductie gestart om de gebeurtenis te vieren, en dit vond volgens Baharal waarschijnlijk plaats nog voor de dood van Faustina Major in 141.334 Deze conclusie lijkt niet onwaarschijnlijk aangezien Faustina Major zelf ook wordt weergegeven op de munt, zonder verwijzing naar haar mogelijk overlijden.

Sestertius van Antoninus Pius, ca. AD 140-144335 Brons, geslagen bij de munt van Rome

329 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 141 330 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 334 331 Ibidem 332 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 141 333 Historia Augusta, Verus I, 2-4 “A quo Aurelio datus est adoptandus, cum sibi ille Pium filium Marcum nepotum esse voluisset posteritati satis providens, et ea quidem lege ut filiam Pii Verus acciperet, quae data est Marco idcirco quia hic adhuc impar videbatur aetate, ut in Marci vita exposuimus. Duxit autem uxorem Marci filiam Lucillam.” 334 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 334 335 Bron afbeelding: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/d/dc/VerlovingAureliusFaustina.jpg

62 De voorzijde van deze sestertius draagt het portret van Antoninus Pius.336 Het is echter de keerzijde die van belang is, daar zien we Antoninus Pius die een standbeeldje van de godin Concordia in zijn linkerhand draagt en met de rechterhand de rechterhand van Faustina Major vasthoudt.337 Dit is het symbool van dextrarum iunctio, een gegeven dat bij de vergelijking van de beeldende kunst voor de vrouwen onderling uitgebreider wordt behandeld (cfr. infra). Faustina Major houdt in haar linkerarm een scepter, wat eventueel een toespeling op de godin Juno zou kunnen zijn.338 Tussen hen in, en kleiner, staat aan de linkerzijde Marcus Aurelius die de hand van Faustina Minor vasthoudt, met centraal tussen het verloofde koppel een altaar.339 De tekst rond het geheel van de afbeelding luidt CONCORDIA.340 Met deze munt kondigt Antoninus Pius niet enkel zijn opvolger aan, maar drukt hij bovendien de hoop uit op een harmonieuze en vruchtbare toekomst voor zijn dochter en toekomstige schoonzoon. De aanwezigheid van Concordia tussen de keizer en keizerin, en tussen de opvolger en opvolgster, drukt volgens Baharal de hoop uit op zoons die in staat zullen zijn hun vader op te volgen, opdat de wereld van Rome van burgeroorlog gespaard zou blijven. Op deze manier belichaamt Concordia het concept van familieharmonie, maar ook van vrede en veiligheid.341

Het huwelijk van Marcus Aurelius met Faustina Minor werd in 145 gevierd met onder andere een muntslag waarop het opschrift HILARITAS prijkte.342 Andere munten ter gelegenheid van het huwelijk droegen op de voorzijde het portret van Marcus Aurelius en op de keerzijde Marcus, Faustina Minor en Concordia.343 Aan de verwachtingen op kinderen die het huwelijk met zich meebracht, werd uitdrukking gegeven met het portret van Spes.344 Die verwachtingen werden ingelost toen op 30 november 147 het eerste kind van Faustina Minor werd geboren, een dochter genaamd Domitia Faustina.345 Datzelfde jaar verwierf Marcus Aurelius het tribunicia potestas en werd Faustina de titel Augusta verleend.346 Dit wil zeggen dat ze nog voor haar man, de latere keizer Marcus Aurelius Augustus werd, al de titel Augusta verwierf.347 Met deze titel verwierf de keizerin het muntrecht en voor het eerst

336 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 334 337 Ibidem 338 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 18 339 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 334 340 Ibidem 341 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 334 342 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 47 343 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 334 344 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 22 345 Ibidem, pg. 22-23 346 Ibidem, pg. 23, hetzelfde jaartal treffen we ook aan bij KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 141 347 STEPPER, Zur Rolle der römischen Kaisering im Kultleben, pg. 68

63 verschijnt haar portret op munten.348 Het is mogelijk dat Faustina Minor reeds voor haar verering als Augusta werd weergegeven in portretten, suggereert Fittschen, die het jaar 145 als mogelijkheid hiervoor oppert.349 Naar de geboorte van het kind zelf verwijst de keerzijde van de munt met een voorstelling van Venus Genetrix met een bakerkind op de arm.350 Dat Annia Galeria Aurelia Faustina niet, zoals eerder werd aangenomen, in de lente van 146 werd geboren, maar wel op 30 november 147, leidt ertoe dat de geboorte van een volgend kind niet voor de winter van 148/149 kan worden gesitueerd, merkt Krier op. Een serie munten met op de keerzijde twee gekruisde hoorns des overvloeds, waarop we tussen de vruchten telkens een kinderbuste vinden en met de legende TEMPORUM FELICITAS COS IIII (S C) verwijst naar de geboorte van de gewenste opvolgers van Antoninus Piusop het einde van december 148 of in het begin van 149. Over het algemeen wordt aangenomen dat het om een mannelijke tweeling gaat, maar Strack denkt in het beeld op de sestertii een jongen en een meisje te zien. Omwille van het feit dat er hetzelfde jaar munten uitgegeven werden met twee duidelijk onderscheiden kinderen (Annia Galeria Aurelia Faustina en een nieuwgeborene), wordt er afgeleid dat er slechts één kindje van de tweeling overleefde, de rond die tijd geboren Annia Aurelia Galeria Lucilla.351 Behalve muntmateriaal is er ook een betekenisvolle epigrafische overlevering, betreffende een gemeenschappelijke standbeeldbasis voor T. Aelius Antoninus en Annia Galeria Faustina uit het Nymphaeum van Herodes Atticus in Olympia. Het beeld van beide kinderen van Marcus Aurelius en Annia Faustina staat op éénzelfde basis, en daarom moet het wel om de jongste, levende, kinderen in het huis van de troonopvolger gaan. Deze standbeeldbasis van het Nymphaeum van Herodes toont volgens Krier aan dat Annia Aurelia Galeria Lucilla, de tweede dochter van Marcus Aurelius, niet op 7.3.149 ter wereld gekomen kan zijn. De nieuwgeborene op de munten van 149 moet dus wel de eerste zoon van Marcus en Annia Faustina zijn, T. Aelius Antoninus. Of deze kleine Antoninus ook een onmiddellijk na de geboorte gestorven tweelingsbroer of tweelingszuster had, is zeer onzeker, het is immers zeer goed mogelijk dat de kinderen op de hoorns des overvloeds geen tweeling zijn, maar de éénjarige Annia Galeria Aurelia Faustina en haar nieuwe broertje T. Aelius Antoninus. Het heeft er alle schijn van dat de kleine Aelius Antoninus zelf overleed nog voor het einde van 149.352 Over de volgende geboorten kunnen we geen volledige zekerheid hebben.353 Het volgende kind dat werd geboren werd was Annia Aurelia Galeria Lucilla, de latere echtgenote van

348 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 23 349 Ibidem, pg. 39 350 Ibidem, pg. 23 351 KRIER, Zum Brief des Marcus Aurelius Caesar, pg. 451-452 352 Ibidem, pg. 452-453 353 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 26

64 Lucius Verus.354 Wat betreft het geboortejaar van deze dochter komen de jaren 150 en 151 in beeld, waarvan het eerste wellicht het meest waarschijnlijk is.355 Wellicht werd rond deze tijd ook een derde portrettype van Faustina Minor ontwikkeld, tenminste volgens de theorie van Fittschen. Deze geboorte zou bovendien de aanleiding zijn geweest voor een goudmuntslag van Faustina Minor met het nieuwe portrettype en als afbeelding een zittende Juno die een gekleed kind – en dus wellicht een meisje – vasthoudt op de schoot terwijl er voor haar een tweede, ouder meisje staat, dat de eerstgeborene Domitia Faustina voorstelt. De twee levende meisjes werden ook op de aurei van Antoninus Pius afgebeeld. Het oudste van de twee kindjes kwam echter kort nadien (wellicht begin 151) te overlijden, wat blijkt uit het feit dat er slechts één meisje overblijft op de munten. Nog datzelfde jaar dient waarschijnlijk de geboorte van Annia Galeria Faustina gesitueerd te worden. Haar geboorte lijkt niet meteen vastgelegd te zijn in munten, maar wellicht kan een portrettype van de moeder ermee in verband worden gebracht. Dit inmiddels vierde portrettype werd chronologisch gesitueerd tussen type 3 uit 150 en type 5 uit 152, wat een verband met de geboorte van het meisje niet onwaarschijnlijk zou maken. Op de keerzijde van de munten met dit portret zien we niet meteen een kinderthematiek naar voor komen, maar symbolen en allegorieën die vooral verwijzen naar de concordia tussen Faustina en Marcus. Op het mogelijke verband tussen de portretten van Faustina Minor en haar vele kinderen wordt uitgebreider ingegaan bij de bespreking van haar portretkunst (cfr. infra). 356 Het was in het jaar 152 dat de vrouw van Marcus Aurelius opnieuw een zoon ter wereld bracht, waarvan de identiteit opnieuw niet eenduidig vaststaat.357 Het zou echter zonder twijfel gaan om één van de zonen van Marcus Aurelius waarvan de grafinschriften (CIL 06. 993 van T. Aurelius Antoninus of CIL 06.994 van T. Aelius Aurelius) door een afschrift uit de 8ste of 9de eeuw bekend zijn.358 Hoewel ook dit jongetje kort na de bevalling kwam te overlijden, werd hij als potentiële troonopvolger gevierd, en Faustina zou volgens Fittschen andermaal een nieuw portrettype verwerven en bovendien wordt haar naam op de voorzijde kortweg Faustina Augusta, zonder de naam van haar vader nog te vermelden.359 Dit nieuwe portrettype bleef ook in de jaren 60 nog bijzonder populair, wat niet enkel kan verklaard worden met de geboorte van een potentiële troonopvolger, gezien het kindje bijna meteen erna kwam te overlijden.360 Op de keerzijde van (eerder zeldzame) munten van Faustina draagt Fecunditas Augsta(e) een naakt knaapje staand op de arm, of zittend op de schoot.361

354 KRIER, Zum Brief des Marcus Aurelius Caesar, pg. 454 355 Ibidem 356 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 26-27, 40 357 KRIER, Zum Brief des Marcus Aurelius Caesar, pg. 455 358 Ibidem 359 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 27 360 Ibidem, pg. 41 361 Ibidem, pg. 27-28

65 In beide versies wordt ze vergezeld door meisjes van duidelijk verschillende grootte; Lucilla en Annia Faustina. In de verdere jaren kunnen meer geboortes niet aangetoond worden. Er staat echter wel vast dat in 156 nog slechts twee meisjes in leven waren: Lucilla en Annia Faustina.362 De geboorte van opnieuw een dochter, , in 159, werd in 158 reeds aangekondigd op munten van Marcus Aurelius met de afbeelding van spes. Op de munten na de bevalling zien we een afbeelding die ons bekend voorkomt: een vrouw draagt op de ene arm een kind met kleertjes aan, en aan beide kanten staat een meisje, op de emissie van Antoninus Pius heet de vrouw Pietas en op die van Faustina Juno Lucina. Ook ditmaal lijkt de geboorte samen te gaan met de productie van een nieuw portrettype van de moeder van het kind. Dit type komt voor in combinatie met type 5, een gelijktijdigheid die moeilijk te verklaren valt. Mogelijk is de reden te situeren in het feit dat het zesde portrettype werd ontwikkeld voor de geboorte van een dochter, terwijl het vijfde werd geproduceerd om de geboorte van een zoon te vieren. Wat deze theorie ondersteunt is het feit dat er bij de geboorte van de daaropvolgende dochter geen nieuw portret werd geproduceerd.363 Ook het daaropvolgende jaar bracht Faustina een dochter ter wereld, wellicht Cornificia genaamd, een gebeurtenis die wederom werd aangekondigd met het beeld van Spes. Verwijzend naar de geboorte zelf zien we Pietas op de munten van Antoninus Pius en Fecuditas Augusta(e) op de munten van Faustina, met in elke arm een kind, terwijl de begeleidende meisjes hetzelfde zijn gebleven.364

Betreffende Faustina Minor kunnen we voor de periode na deze geboortes terugvallen op de bronnen van antieke auteurs. Volgens die verhalen had Faustina in 160 een liefdesrelatie met een gladiator.365 Ongeveer een jaar later, in 161, werd de tweeling Commodus en Antoninus geboren.366 De Historia Augusta leggen voor deze geruchten zelf de link met het gedrag van Commodus in latere tijden367, en het lijkt me dan ook niet onlogisch dat dergelijke roddels eerder door een afkeer voor de laatstvermelde keizer, dan voor diens moeder werden ingegeven. Ook al omdat bij het gebruik van de Historia Augusta rekening dient te worden gehouden met het feit dat het niet om een contemporaine bron gaat. Een verdere aanwijzing hiervoor lijkt me te vinden in het fragment van de Historia Augusta waar wordt verteld over een droom die Faustina zou hebben gehad toen ze zwanger was van

362 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 28 363 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 29, 41 364 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 29-30 365 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 337 366 Ibidem 367 Historia Augusta, Marcus Antoninus XIX. 6 “Quod quidem veri simile ex eo habetur quod tam sancti principis filius iis moribus fuit quibus nullus lanista, nullus scaenicus, nullus arenarius, nullus postremo ex omnium dedecorum ac scelerum conluvione concretus”

66 Commodus en diens broer, waarbij ze droomde dat ze het leven schonk aan twee slangen, waarvan er één onstuimiger was dan de ander.368 In de Historia Augusta zelf gaat men niet zo ver te stellen dat Commodus een buitenechtelijk kind was, maar wordt het toegeschreven aan de liefde van Faustina voor een gladiator die werd gestild door te baden in diens bloed en vervolgens met haar echtgenoot te slapen.369 Wel merken ze op dat veel schrijvers dit wel doen, aangezien het „algemeen geweten was dat Faustina, gedurende haar verblijf te Caieta, minnaars uitzocht onder de zeelui en gladiatoren‟.370 Bijzonder opmerkelijk is wat de Historia Augusta vervolgens vermelden als reactie van de keizer. Wanneer Marcus Antoninus ingelicht werd over dit gedrag van zijn echtgenote, met erbij de opmerking dat hij van haar kon scheiden of zelfs doden, zou hij hebben gezegd „als we onze vrouw wegsturen, moeten we haar ook haar bruidsschat teruggeven‟.371 Ze merken zelf op dat haar bruidsschat bestond uit het rijk, dat hij na te zijn geadopteerd door zijn schoonvader Antoninus Pius, zelf had verworven.372 Echtscheidingen in het Romeinse rijk hadden immers als financiële kant van de zaak dat wanneer een man van haar wou scheiden zonder ernstige gronden hiervoor, hij verplicht was haar bruidsschat terug te betalen.373 De regels voor echtscheidingen aan het eind van de republiek hielden in dat als de vrouw of haar vader de scheiding aanvroeg, de man een zesde van de bruidsschat mocht houden voor ieder kind van het huwelijk, en tot maximaal de helft van de bruidsschat.374 Indien er van de vrouw werd gescheiden omwille van overspel, mocht de man bovendien een zesde van de bruidsschat houden, indien het om minder ernstige misdragingen ging, zoals drinken, een achtste.375

Wat er ook van de geruchten van de Historia Augusta klopt, de tweeling Commodus en Antoninus overleefden beiden het moeilijke eerste levensjaar, maar de kleine Antoninus overleed vier jaar later alsnog in 165. De geboorte van de tweeling werd dienovereenkomstig uitgebreid gevierd, en concentreerde zich vooral op de moeder. Er werd alweer een nieuw beeldtype ontwikkeld dat volgens alweer Fittschen bijzonder duidelijk samenhangt met de tweeling. Dit zevende portrettype is meteen het meest verspreidde type dat werd gebruikt

368 Historia Augusta, Commodus Antoninus, I. 3. “Faustina cum esset Commodo cum fratre praegnans, visa est in somnis serpentes parere, sed ex his unum ferociorem.” 369 Historia Augusta, Marcus Antoninus, XIX. 2-3 “Faustina quondam, Pii filiam, Marci uxorem, cum gladiatores transire vidisset, unius ex his amore succensam, cum longa aegritudine laboraret, viro de amore confessam. Quod cum ad Chaldaeos Marcus rettulisset, illorum fuisse consilium, ut occiso gladiatore sanguine illius sese Faustina sublavaret atque ita cum viro concumberet.” 370 Historia Augusta, Marcus Antoninus, XIX. 7 “Multi autem ferunt Commodum omnino ex adulterio natum, si quidem Faustinam satis constet apud Caietam condiciones sibi et nauticas et gladiatorias elegisse.” 371 Historia Augusta, Marcus Antoninus XIX. 8 “De qua cum Antonino Marco, ut eam repudiaret, si non occideret, dixisse fertur „si uxorem dimittimus, reddamus et dotem‟. " 372 Historia Augusta, Marcus Antoninus XIX. 9 “Dos autem quid habebatur? Imperium, quod ille ab socero volente Hadriano adoptatus acceperat." 373 BALSDON, Roman Women, pg. 219 374 Ibidem, pg. 220 375 Ibidem

67 voor beelden. De munten met Faustina‟s beeltenis tonen op de keerzijde twee verschillende afbeeldingen: onder het opschrift TEMPORUM FELICITAS houdt een vrouw de (naakte) tweeling in de armen en wordt ze omgeven door vier dochters, van verschillende grootte, duidelijk een verdere ontwikkeling van het type uit de jaren 159/160. Nieuw is de afbeelding onder de tekst SAECULI FELICITAS: op een troon liggen de twee naakte jongetjes als in een hemelbed. Van beide afbeeldingen bestaan aanmuntingen waar boven ieder hoofdje van een helft van de tweeling een ster staat, en waar ze als Dioscuren gekenmerkt worden.376 In het jaar 162 wordt er nog een jongetje geboren: M. Annius Verus, wat volgens Fittschen aanleiding vormde tot een voorlaatste portrettype van de keizerin en voor een waardering van dit feit in de munten: Fecunditas draagt in haar uitgestrekte hand een baby, naakt en dus een jongetje.377 De datering van het laatste en negende portrettype van Faustina is bijzonder lastig te situeren, maar een samenhang met nog een geboorte valt niet uit te sluiten. Faustina kreeg immers nog twee kinderen: Hadrianus en Vibia Sabina. Fittschen vermoedt dat Hadrianus ten vroegste in de winter van 169/170 en ten laatste in de winter van 174/175 werd geboren, en Vibia Sabina ergens tussen 166/167 en 171/172.378

Nog meer negatieve verhalen over Faustina bereiken ons via de Historia Augusta en Cassius Dio. Zo krijgen we bij de Historia Augusta te horen van een rebellie in het oosten, gestart door Avidius Cassius, die zichzelf uitriep tot keizer, volgens sommigen op aansturen van Faustina die wanhopig zou zijn geweest over de gezondheid van haar man.379 Andere geruchten zouden hebben ingehouden dat hij zichzelf tot keizer uitriep na het valse gerucht van Antoninus‟ dood, wat zou worden bewezen door het feit dat hij deze laatste „de vergoddelijkte‟ noemde.380 Deze geruchten die in de Historia Augusta worden vermeld, vinden we ook terug bij Cassius Dio. Daar wordt gesteld dat het Faustina was die Cassius aanspoorde tot de rebellie, omdat haar man ziek was geworden en er werd verwacht dat hij elk moment zou komen te overlijden, waardoor ze bang was geworden dat de troon aan een buitenstaander ten prooi zou worden, omdat Commodus nog te jong was om hem op te volgen, en omwille hiervan bewoog ze Cassius ertoe zijn voorbereidingen te treffen, opdat wanneer Antoninus iets overkwam, hij zowel haar als de keizerlijke macht kon verwerven.381

376 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 30, 42 377 Ibidem, pg. 31 378 Ibidem, pg. 31, 42-43 379 Historia Augusta, Marcus Antoninus XXV. 5-6 “Voluit Marcomanniam provinciam, voluit etiam Sarmatiam facere et fecisset, nisi Avidius Cassius rebellasset sub eodem in Oriente ; atque imperatorem se appellavit, ut quidam dicunt, Faustina volente, quae de mariti valetudine desperaret.” 380 Historia Augusta, Marcus Antoninus XXV. 7 “Alii dicunt ementita morte Antonini Cassium imperatorem se appellasse, cum divum Marcum appellasset.” 381 Cassius Dio, LXXII.22

68 Terwijl deze dit project overwoog, bereikte volgens Cassius Dio het gerucht hem dat de keizer overleden was, en zonder dit te laten confirmeren, claimde hij de troon, op grond van het feit dat hij verkozen was geweest door de soldaten in Pannonië.382 De Historia Augusta maken bij de bespreking van Avidius Cassius melding van brieven die werden uitgewisseld tussen Faustina en haar echtgenoot die erop wijzen dat ze niet samenspande met Cassius, maar in tegendeel oprecht vroeg om zijn bestraffing.383 De zaak leidde echter tot niet veel ophef en de keizer nam geen zware maatregelen tegen de familie van Cassius, hoewel de senaat hem tot een publiek vijand verklaarde en zijn bezit confisqueerde en toevoegde aan de publieke schatkist.384 Wanneer de dood van Cassius hem werd gemeld, zou Marcus Antoninus zo bedroefd zijn geweest over het feit dat hij zelfs niet kon kijken naar het afgehouwen hoofd van zijn vijand, en nog voor het bij hem werd gebracht, de opdracht gaf het te begraven, zo meldt ons Dio.385 Schwarz concludeerde dat deze aantijgingen over Faustina‟s intriges afkomstig zijn van Marius Maximus, en dat er nu geen geloof meer aan dient te worden gehecht. Maar de mogelijkheid voor het circuleren van deze verhalen die Faustina linken met Avidius Cassius hing wellicht niet enkel samen met de reputatie die Faustina had als moeder en echtgenote, maar ook met haar titel als Mater Castrorum. Deze titel linkte haar expliciet en nauw met soldaten en het leger.386 De titel Mater Castrorum wordt zowel bij Cassius Dio als bij de Historia Augusta vermeld.387 Ze geven echter verschillende data voor de toewijzing ervan.388 Cassius Dio vermeldt in zijn boek 71 een gedetailleerde beschrijving van een gewelddadige ontmoeting tussen de Quadi en de Romeinse troepen, persoonlijk geleid door Marcus Aurelius.389 De Romeinen waren aan de verliezende hand en in de hitte verstoken van water, tot plots een regenstorm losbarstte die tegelijk water bracht aan de Romeinen en de Quadi bestookte met onweer.390 Dit „mirakel van de regengod‟ bezorgde de Romeinen de overwinning en de soldaten groetten Marcus Aurelius voor de zevende keer als imperator.391 Op het einde van deze lange uitwijding van Cassius Dio lezen we „ en bovendien kreeg Faustina de titel « moeder van het kamp »‟.392 Indien Xiphilinus393 deze zin correct situeert in dit fragment van het boek

382 Cassius Dio, LXXII.23.1 383 Historia Augusta, Avidius Cassius XI. 1 “Ex his litteris intellegitur Cassio Faustinam consciam non fuisse, quin etiam supplicium eius graviter exegiss, si quidem Antoninum quiescentem et clementiora cogitantem ad vindictae necessitatem impulit.” 384 Historia Augusta, Marcus Antoninus XXV. 8-9 “Et Antoninus quidem non est satis motus defectione Cassii nec in eius affectus saevit. Sed per senatum hostis est iudicatus bonaque eius proscripta per aerarium publicum." 385 Cassius Dio, LXXI. 28,1 386 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 255 387 Ibidem, pg. 250 388 Ibidem, pg. 258 389 Ibidem, pg. 258 390 Ibidem, pg. 258 391 Ibidem, pg. 258 392 Cassius Dio, LXXII. 5

69 van Cassius Dio, dateert Faustina‟s titel van 174, de datum van het gevecht en van de zevende toejuiching van Marcus Aurelius als imperator.394 Kienast sluit zich bij deze datering in 174 aan.395 Ietwat afwijkend is het leven van Marcus Aurelius in de Historia Augusta, waar de keizer de titel toekent aan Faustina « die hij bij zich had in het zomerkamp »396, wanneer de biografie een opsomming plaatst van de eer die Faustina werd toegekend na haar dood.397 Hoewel deze passage suggereert dat de titel postuum was, tonen de numismatische bewijzen aan dat ze haar verwierf tijdens haar leven (cfr. infra).398 Hoewel de precieze datum zonder verder bewijs niet kan worden gekend, is het zeker opvallend dat de twee passages Faustina situeren in een militaire context, stelt Boatwright.399 Gezien de titel Mater Castrorum zelf ook militair van aard is, lijkt het me echter niet zo opvallend dat de toekenning ervan wordt vermeld in een militair kader. Er zou één inscriptie (CIL XIV 40) zijn die melding maakt van de titel Mater Castrorum voor Faustina Minor, een titel die we in de numismatiek en bij de historiografen vaker zien terugkeren. Hoewel de inscriptie met de vermelding van de titel Mater Castrorum van een militair kamp, Carnuntum in Boven-Pannonië afkomstig is, is ze problematisch. Een altaar dat schijnbaar is opgedragen aan de gezondheid van Faustina, Mater Castrorum, werd in fragmenten gevonden samen met andere vernielde dedicaties aan Jupiter Optimus Maximus, gelijkaardig opgericht voor de gezondheid van leden van keizerlijke families. Dieter Knibbe, die de inscriptie publiceerde in 1983, construeerde het als een attestatie van de aanwezigheid van Faustina in Carnuntum in 172, en het verwerven van deze titel op die vroege datum. Dit zou zowel betekenen dat de keizerin haar echtgenoot vroeger vergezelde naar de noordelijke kampen dan meestal wordt aangenomen, en dat ze de titel van Mater Castrorum vroeger verwierf dan algemeen wordt aangenomen. De restauratie en datering van deze inscriptie zijn echter dubieus volgens Boatwright.400 De titel van Mater Castrorum toont de symbolische rol van de keizerlijke echtgenote als moeder van haar onderdanen, het Romeinse volk, en verwijst ook naar het feit dat ze haar man vergezelde op zijn campagnes.401 De toenmalige campagne was gericht tegen de trans- Donau stammen en hiertoe begaf de keizerlijke echtgenote zich samen met haar man naar

393 Xiphilinus was de neef van de gelijknamige patriarch van Constantinopel (1064-1075) die in opdracht van keizer Michael Dukas (1071-1078) een uittreksel uit het geschiedeniswerk van Cassius Dio opstelde. (Bron: Der Kleine Pauly, lemma „Xiphilinos‟) 394 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 258 395 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 141 396 Historia Augusta, Marcus Antoninus XXVI. 8 “Quam secum et in aestivis habuerat, ut matrem castrorum appellaret.” 397 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 258 398 Ibidem, pg. 258-259 399 Ibidem pg. 259 400 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 250, 257-258 401 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 165

70 Sirmium.402 Daarna reisde ze met haar man naar het oosten omwille van de opstand van Avidius Cassius.403 Faustina Minor overleed te Halala in Cappadocië in het jaar 175 aan een plotse ziekte, terwijl ze er met haar man mee was op campagne, iets wat ze tijdens haar leven frequent had gedaan.404 Van haar vele kinderen, overleefden er echter maar zes hun moeder, vijf meisjes en één jongen, Commodus.405 Na haar dood vroeg haar man aan de senaat om haar goddelijke eer en een tempel te verlenen, zo leert ons de Historia Augusta.406 Verder vertelt deze bron ons dat hij een nieuwe orde van Faustina‟s meisjes oprichtte ter ere van zijn overleden vrouw, en zijn genoegen voor haar vergoddelijking door de senaat uitdrukte.407 Naar deze novae puellae Faustinae verwijzen behalve de muntslag, ook een inscriptie (CIL VI, 10222). Het gaat om een groep jonge meisjes die keizerlijke steun verwierven ter nagedachtenis van Faustina Minor.408 Verdere postuume eerbewijzen die worden vermeld bij Cassius Dio omvatten onder andere een gouden beeld van Faustina dat in het theater diende te worden geplaatst iedere keer als de keizer toeschouwer was, en dit op de plaats waar de keizerin toen ze nog leefde zat om naar de spelen te kijken, en dat de meest invloedrijke vrouwen rond het beeld plaats dienden te nemen.409

3.7.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Faustina Minor

Het merendeel van de inscripties identificeert Faustina Minor als de dochter van Antoninus Pius (bijvoorbeeld CIL XI, 5931), de vrouw van Marcus Aurelius (bijvoorbeeld CIL VI 994) en/of de moeder van haar kinderen, in het bijzonder de zoons. Ook haar beelden duiken over het algemeen op in beeldgroepen of sites waar haar familie voorkomt. Dit is een fenomeen dat we ook al bij de andere keizerlijke dames aantroffen. 410 Voor zover Boatwright weet is er geen enkele inscriptie die melding maakt van een dedicatie door Faustina, een gebouw dat werd opgericht door haar tussenkomst of patronage, of iets soortgelijks.411

402 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 249 403 Ibidem 404 MATTINGLY, The Consecration of Faustina the Elder and her Daughter, pg. 148 405 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 252 406 Historia Augusta, Marcus Antoninus XXVI. 5 “Petiit a senatu ut honores Faustinae aedemque decernerent, laudata eadem cum impudicitiae fama graviter laborasset.” 407 Historia Augusta, Marcus Antoninus XXVI. 6-7 “Novas puellas Faustinianas instituit in honorem uxoris mortuae. Divam etiam Faustinam a senatu appellatam gratulatus est.” 408 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 253, voetnoot 27 409 Cassius Dio, LXXII.31.2 410 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 251 411 Ibidem, pg. 252

71 Portretkunst

Van Faustina de Jongere, de vrouw van Marcus Aurelius en dochter van Faustina de Oudere, zijn negen verschillende portrettypes onderscheiden.412 Dat is meer dan voor eender welke antieke persoonlijkheid, wat opmerkelijk is aangezien ze een vrouw is en bovendien tot een dynastie behoorde die, aldus Fittschen, zuinig omsprong met het produceren van verschillende beeldtypes in het openbaar.413 Dit laat ons toe de veranderingen in haar uiterlijk voor een periode van 30 jaar na te gaan, een uiterst zeldzame mogelijkheid in de gehele oudheid.414 De vele verschillende portrettypes van Faustina Minor kunnen voor de munten mede worden gedateerd door de bijschriften, zo zien we op de bijschriften van de eerste twee types de naam van de keizerin in datief (FAUSTINAE AUG.), terwijl deze op het vierde type uniform in de nominatief wordt weergegeven.415 Algemener gaat het om de verschillende types titel en afkortingen die worden gebruikt die ons ook een idee over de chronologie kunnen geven.416 De negen types laten zich verder op basis van het kapsel in twee groepen indelen: die met een groot, relatief hoog nest haar, en die met een lagere kleine knot.417 Type I toont haar als 15-17-jarige, de laatste als een matrone van een jaar of 40.418 De verschillen op basis van gelaatstrekken zijn moeilijker te bepalen, reeds bij het tweede type zien we volwassen trekken in het gezicht.419 De wissel in types op basis van het kapsel situeert zich met type 5, wier succes kan worden bepaald aan het uitzonderlijk wijd verspreidde gebruik ervan op munten.420 Binnen de portrettypes die gebruikt zijn voor beeldende kunst kunnen we verschillende varianten vaststellen, zo zijn er drie variaties op het eerste type drie variantes bekend volgens Fittschen.421

412 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 413 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 17 414 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 415 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 38-40 416 Ibidem, pg. 40-41 417 Ibidem, pg. 37 418 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 419 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 37 420 Ibidem 421 Ibidem, pg. 44-46

72

Faustina Minor, Type I Rome, Museo Capitolino 422

De twee vroegste portretten van Faustina Minor tonen haarstijlen die ietwat ongewoon waren voor de 2de eeuw. Ze combineren het tijdloze “meloen”-kapsel, dat erg populair was onder meisjes en jonge vrouwen, met rijen krullen die plat op het voorhoofd waren gedrukt. De portretten hierna vertonen variaties op het “toren”-kapsel van haar moeder. In 152 introduceerde Faustina Minor een totaal nieuwe, eenvoudige haardracht die in de erop volgende generatie het model voor de vrouwelijke kapsels doorheen het rijk zou worden. Het haar werd naar achter gekamd en in een kleine knot achterop het hoofd. Variaties op deze haarstijl kunnen inhouden dat het haar gekruld of recht is, dat het allemaal samen naar achter wordt genomen, of in delen wordt opgedeeld, en het knotje kan hoger of lager op het hoofd zitten. Na Faustina komen er niet veel veranderingen meer in het kapsel, er komt een zekere monotonie, waardoor er wel meer aandacht wordt besteed aan de gelaatstrekken.423 Zoals reeds eerder werd vermeld, ontwikkelde Fittschen de theorie dat enkele van deze portretten, indien niet allemaal, direct geassocieerd kunnen worden met de geboorte van kinderen.424 Fittschen kwam tot deze conclusie doordat hij twee bekende en wijd verspreide portrettypes van Faustina in verband kon brengen met munten die de geboorte van kinderen van het keizerlijk koppel vierden.425 Ook voor de andere portrettypes lukte het een dergelijke verbinding te achterhalen, waardoor het verband met de geboortes duidelijk kon worden gesteld.426

422 Bron afbeelding: http://www.museicapitolini.org/percorsi/percorsi_per_temi/ritratti_imperiali/ritratto_di_faustina_minore_giovane (12 oktober 2008) 423 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 424 Ibidem 425 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 18 426 Ibidem

73 Het meest verspreide portret, kan direct geassocieerd worden met de geboorte van de tweeling, waar de latere keizer Commodus de ene helft van was, aldus Kleiner en Matheson die zich aansluiten bij Fittschen.427 Het publiekelijk vieren van geboortes door een nieuw portret van de moeder te creëren is een unieke idee die mooi het belang illustreert dat werd gehecht aan het voortbestaan van de familie.428 Bij een bestuderen van de samenhang tussen de geboortes van haar kinderen en de verschillende portrettypes van Faustina Minor, stelt Ameling dat Fittschen van de premisse dient te zijn uitgegaan dat een muntslag met een geboortesymboliek, die een nieuw portrettype vertoont, in ieder geval ook de eerste muntslag van Faustina met een nieuw portrettype dient te zijn geweest. Deze munten met geboortesymboliek mogen onder de munten met hetzelfde portrettype geenszins een positie in het midden of einde van de reeks innemen. Tot nog toe is er echter nog geen bewijs voor deze premisse gevonden, en hiervoor dient een zeer uitvoerig onderzoek naar de stempelkoppelingen te worden gedaan, maar zolang dit bewijs er niet is, is er geen zekerheid om de muntslag daadwerkelijk aan de geboorten te koppelen. Een andere opmerking die Ameling maakt bestaat erin dat het een portrettype is dat met een geboorte wordt gekoppeld, en niet iedere geboorte met een portrettype. Het kan er volgens hem niet louter om gaan dat er nadat men met Commodus zekerheid had over het voortbestaan van de dynastie, aangezien er voor de geboorte van meisjes geen portrettypes meer werden gecreeërd, want voor de geboorte van een zoon in 157/8 werd er evenmin een nieuw type ontwikkeld.429 Betreffende de chronologie stelt Ameling dat Faustina na de dood van haar moeder in 141 de enige vrouw in de keizerlijke familie was, en in 145 huwde ze met de voorbestemde nieuwe keizer, Marcus Aurelius. Ten laatste dat jaar had ze een officieel portret nodig, een type dat na de geboorte van Domitia Faustina verder verspreid werd. Voor het portrettype van 148/149 komt als aanleiding naast de geboorte van Lucilla ook de viering van de decennalia van Antoninus Pius in aanmerking, analoog treffen we tien jaar later de vicennalia. Voor portrettypes III tot V kunnen de geboortes als aanleiding worden gezien. Type VI zou in het jaar 159 ter gelegenheid van de geboorte van Fadilla ontwikkeld zijn, maar een schatvondst uit Egypte bevat munten met dit portrettype, en wat betreft de datering van de schatvondst stamt de helft van de stukken uit het jaar 157, en geen enkel van de met zekerheid gedateerde stukken is later geslaan. In de winter van 157/158 werd er wel een zoontje geboren, maar dit stierf zeer snel nadien, waardoor het uitgesproken onwaarschijnlijk wordt dat dat de aanleiding vormde voor het nieuwe portret. Het ontstaan van dit portrettype

427 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 428 Ibidem 429 AMELING, Die Kinder des Marc Aurel und die Bildnistypen der Faustina Minor, pg. 161

74 kan echter niet exact meer worden bepaald, en kan wellicht niet met een geboorte in verband worden gebracht.430 Op 7 maart 161 overleed Antoninus, en in augustus werd de tweeling geboren, de munten vertonen portrettype VII van Faustina. Er is echter geen beter moment voor een nieuw portret dan de instelling van het nieuwe keizerspaar, en ook de “aristocratische, afstandscheppende atmosfeer” past in dit plaatje. De mate waarin een portret werd verspreid laat toe het belang ervan na te gaan en net portrettype VII is het meest verspreid doorheen het rijk, met op de tweede plaats type VIII dat dateert van 162 en type I op de derde stek. Het lijkt logisch dat het belangrijkste portret dat van de „troonsbestijging‟ betreft en het daaropvolgende type profiteerde hiervan mee, waarna een verzadiging inzette. Type VIII werd wellicht na de geboorte van Annius Verus geproduceerd, en type IX kan geenszins meer met hem in verband worden gebracht. Het is echter mogelijk dat de productie van types VIII en IX gelinkt kan worden aan de productie van een nieuw portrettype van Marcus Aurelius, en dat de concordia van het keizerspaar dus ook in de afbeeldingen werd weerspiegeld. Slechts voor de types III, IV, V en VIII erkent Ameling dus dat er geen andere plausibele verklaring voor kan worden gevonden dan de geboorten van de kinderen.431 De nadruk op fecunditas bij de munten van Faustina kan echter niet worden ontkend, zoals ook Ameling opmerkt. De portretten alleen volstonden echter niet om de fecunditas Augustae duidelijk te maken, de keerzijde herinnerde daar echter heel duidelijk aan, maar hierdoor had het nieuwe portrettype geen versterkende werking meer.432

Verdeling beeldtypes Faustina Minor volgens echtheid

9%

33%

36%

22%

echt echt, maar reconstructies verkeerd toegeschreven moderne kopie

Bovenstaande grafiek433 toont ons welk percentage beelden van Faustina Minor echt zijn en welk percentage dit niet is. Van de zevenendertig echte stukken hebben er vijftien

430 AMELING, Die Kinder des Marc Aurel und die Bildnistypen der Faustina Minor, pg. 162-163 431 Ibidem, pg. 163-164 432 Ibidem, pg. 165 433 gebaseerd op: WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 210-225

75 restauraties ondergaan. Er zijn zes moderne kopieën bij en niet minder dan vierentwintig stukken zouden, aldus Wegner, foutief zijn beoordeeld als een afbeelding van Faustina Minor.434

Triomf van Septimius Severus boog van Septimius Severus, Leptis Magna, Lybia, stone, c. 23.5‟ l x 4‟ h, Severan period, c. 203 A.D435

Faustina Minor dringt als eerste keizerlijke vrouw naar voor een omgeving die tot dan toe aan de mannen was voorbehouden: de militaire. Op de Attika van de Septimius-Severus- boog in Leptis Magna neemt ze zelfs deel aan de triomftocht, en kenmerkend is dat ze dit niet doet als echtgenote van de keizer of als moeder, maar in de gestalte van Victoria op de tegenoverliggende fries. Faustina Minor, die de titel Mater Castrorum droeg, wordt ook op de munten in militaire contexten afgebeeld. Het is een fenomeen dat we pas later, onder Julia Domna, frequenter zien terugkeren. De nieuwigheid in portrettering van de vrouwen van het keizershuis laat zich volgens Alexandridis slechts door de specifieke buitenlandse politieke crisissituatie verklaren, waarin het rijk onder Marcus Aurelius zich bevond, nadat de vijand reeds over de Alpen was getrokken. Deze uitleg klinkt bijzonder plausibel, en vermoedelijk zorgde het door Faustina Minor geschapen precedent in problematische tijden, voor een soepeler opnemen van de titel door een keizerlijke vrouw als Julia Domna. 436 De titel Mater Castrorum markeerde niet enkel een abrupte breuk met het huiselijk imago van de eerdere keizerlijke vrouwen uit de tweede eeuw, maar het brak ook met het diepgewortelde geloof over de onverenigbaarheid van vrouwen en het leger. De nieuwe titel

434 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 210-225 435 Bron afbeelding : http://www.sandrashaw.com/AH1L26.htm (12 oktober 2008) 436 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 24

76 toont de veranderende realiteit van het Romeinse leven in de tweede eeuw, maar ook onthult het hoe „privaat‟ in feite „publiek‟ was voor Romeinse vrouwen die verbonden waren met eminente mannen. Het was iets dat al eerder was voorgekomen dat met de traditionele scheiding tussen vrouwen en het leger werd gebroken, zo was er bijvoorbeeld Faustina Major die haar man Germanicus vergezelde in de legerkampen, maar het was de eerste maal dat een vrouw een dergelijke militaire titel had verworven. De titel Mater Castrorum is één deel van de sterke relatie die Septimius Severus nastreefde tussen de Romeinse troepen en het keizerlijke huis. Er was echter al langer een licht verband tussen Faustina en het leger, zo schonk haar vader Antoninus Pius een donativa aan de soldaten wanneer ze met Marcus Aurelius huwde. Het kan zijn dat deze titel in een zelfde dynastische context moet worden gezien, om door te wijzen op Faustina‟s moederlijke rol, de kansen te vergroten dat Commodus, de enige overlevende zoon van Faustina en Marcus Aurelius, de troon zou erven en de Antonijnse dynastie zou verderzetten.437

Numismatiek

Onder het bewind van haar echtgenoot, Marcus Aurelius, was er een uitgebreide muntslag gewijd aan Faustina Minor, en dit zowel tijdens haar leven als na haar dood en vergoddelijking in 175. Vermoedelijk was de muntslag van Faustina Minor tot haar dood voorzien van regelmatige oplagen, maar er is geen duidelijke indicatie voor een concrete datum vast te stellen op de meeste munten. Sommige keerzijden suggereren wel een datum, zoals een type met het opschrift TEMPOR FELIC met afbeelding van Faustina die twee kinderen vasthoudt en vergezeld is door andere kinderen, wat vermoedelijk verwijst naar de geboorte van de tweeling Commodus en Annius Verus in 161.438 Algemeen zien we bij een onderzoek van de munten van Marcus Aurelius die zijn echtgenote Faustina Minor weergeven een beeld van een harmonieus familie-ideaal, in lijn met het traditionele model van de Romeinse familie, zoals het werd beschreven in het begin van de tweede eeuw.439 In zijn Medititations (M. Aur. Med. 1.17.18) onderlijnt Marcus Aurelius volgens Boatwright ook de gehoorzaamheid, affectie en bescheidenheid van Faustina Minor.440 In de bronnen van de antieke historici komt Faustina evenwel een stuk minder positief naar voor.441 Wat daar naar voor komt strookt helemaal niet met het familie-ideaal en gaat van overspel en schandalen van ontucht tot een complot om de keizer te vermoorden.442

437 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 250-266 438 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 49-50 439 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 337 440 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 253 441 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 337 442 Ibidem

77 Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van munten met op de voorzijde Faustina Minor

Victory Vesta Venus

Troon, twee babies en twee sterren Troon, scepter en pauw Spes Salus Pulvinar met Commodus en Antoninus (+evt. sterren) Pudicitia Pietas

Pauw M inerva M ater Castrorum M aan en zeven sterren Laetitia Juno Indulgentia Hilaritas Funeraire brandstapel + biga

Fortuna Felicitas Fecunditas

Faustina M inor in biga (evt. met olifanten) Faustina M inor + kinderen Faustina M inor + dansende meisjes Faustina M inor + adelaar Duif Diana Cybele

Concordia Ceres Carpentum getrokken door 2 muilezels Altaar Aeternitas 3 priesters en 3 Vestaalse maagden, offerend

0 10 20 30 40 50 60 70

Faustina Minor op voorzijde Diva Faustina Minor op voorzijde

Verschillende godheden worden geëerd op de keerzijden van de medaillons van Faustina Minor.443 We zien Ceres, Diana en Venus uit het typisch Romeinse pantheon, maar ook bijvoorbeeld Cybele uit meer oosterse culten opduiken.444 Van de representaties van deugden zien we voornamelijk concordia (harmonie, eenheid), fecunditas (vruchtbaarheid),

443 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 52 444 Ibidem

78 felicitas (geluk en welvaart) en aeternitas (eeuwigheid) naar voor komen op de keerzijde van de munten van Faustina Minor.445 Hoewel in bovenstaande grafiek misschien minder duidelijk is dat er frequent naar de kinderen van Faustina Minor wordt verwezen, was dit wel degelijk het geval. In de grafiek wordt echter enkel melding gemaakt van de personificatie of godheid waar naar wordt verwezen. Het is echter zo dat er vijf van de types die bij Juno worden ondergebracht ook één of meerdere kinderen weergeven, bij de types van Venus betreft dit zeven gevallen, er is één type van Pudicitia en één type van Hilaritas met één of meerdere kinderen en tenslotte zijn er zestien verschillende types van keerzijden waar Fecunditas met één of meerdere kinderen wordt afgebeeld. In een aantal van deze gevallen is het bovendien niet helemaal zeker of het geen afbeelding van Faustina betreft in plaats van de toegewezen godheid/personificatie.

Drie munttypes beelden ofwel Faustina af als Mater Castrorum, ofwel gebruiken ze deze titel voor haar. Twee types, van aurei en sestertii, werden laat tijdens het leven van Faustina geslagen, het andere type is postuum. Eén van de emissies die tijdens haar leven werden geslagen toont op de voorzijde een buste van Faustina en op de keerzijde bevindt zich een staande Faustina, gesluierd en gedrapeerd, een plengoffer uit een offerschaal in haar rechterhand gietend over een lichtgevend, versierd altaar aan de linkerkant en in haar rechterhand een doos wierook vasthouden446 Links bevinden er zich drie standaarden, waarvan er één een overwinning draagt. Op de afsnede verschijnt er klein MATRI CASTRORUM S.C. De postume emissie, geslagen in aurei, denarii en sestertii, draagt zowel het opschrift DIVAE FAUSTINAE als MATRI CASTRORUM. De aureus lijkt het meest op de vroegere “issues”, hoewel Faustina hier eerder neerzit dan staat en een feniks in de rechterhand houdt. Andere varianten dragen het “epithet” Mater Castrorum op de keerzijde. Eén van deze varianten vervangt de afbeelding van Faustina in het kamp door een expliciete visuele referentie naar haar consecratie, zoals een funeraire brandstapel. Maar de titel MATR(I) CASTROR(ORUM) is duidelijk op de keerzijde. Over het algemeen werd Faustina de Jongere evenwel geëerd omwille van haar vruchtbaarheid en huiselijkheid. De titel „mater castrorum‟ is veel prominenter wanneer ze in een latere periode wordt toegekend aan Julia Domna en andere vrouwen van de Severische dynastie, die zowel op munten, verschillende inscripties als andere bronnen met deze titel worden vermeld.447

445 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 337 446 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 257 447 BOATWRIGHT, Faustina the Younger, Mater Castrorum, pg. 250, 257

79 Na haar dood in 175 werd ze waarschijnlijk tot het einde van het bewind van Marcus Aurelius herdacht in de muntslag. De gewone keerzijde bestond net als bij haar moeder uit het opschrift AETERNITAS met ofwel een type van Aeternitas ofwel van Ceres. De vergoddelijking van Faustina zien we op medaillons met op de keerzijde SIDERIBUS RECEPTA en een afbeelding van Diana met toorts.448

Ook voor Faustina Minor hebben we behalve de muntslag van Rome zelf, ook informatie over haar munten in de provincies tot onze beschikking.

Verdeling van het aantal numismatische vondsten per provincie voor Faustina II

Achaea 1% 1%1% Arabia 14% 16% Asia 6% Bithynia-Pontus 0% Cilicia, Isauria & Lycaonia

2% Egypte Epirus 2% 14% Galatia 2% Lycia-Pamphylia 1% Macedonia 1% 4% Mesopotamia Moesia Inferior -Palestina 35% Thracia Onbekende provincie

De muntslag van Faustina in de provincies vinden we met een overtuigende meerderheid terug in Egypte, maar ook Azië, Bithynië-Pontus en Thracië zijn duidelijk vertegenwoordigd. Het gaat hier om merkbaar grotere aantallen dan bij haar moeder het geval was. Zo zien we in Egypte 184 munten met haar beeltenis op de voorzijde, in Azië 81 en Bithynië-Pontus en Thracië zijn beide goed voor 70 exemplaren. Onder de minder vertegenwoordigde regionen hebben we Moesia Inferior met slechts één muntje, Epirus met 3 stuks en Achaea en Arabia met respectievelijk 4 en 5 munten. Wegens dit veel grotere aantal munten is ook de grafiek met thematische verwijzingen bijzonder groot uitgevallen en diende deze opgesplitst te worden in twee delen om het enigszins leesbaar en overzichtelijk te houden.

448 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 52

80 Verschillende thematische verwijzingen op de keerzijde van de provinciale muntslag met op de voorzijde Faustina Minor (deel 1)

Heracles Hera Helios havik Harpocrates handdruk Hades griffioen gorgoneon gallei Euthenia Eusebeia Elpis Eirene druiven dolfijn Dioscuren Dionysos Dikaiosyne Demeter Cybele cornucopia Canopus/i caduceus bliksemschicht met vleugels Athena Asclepius Artemis argonaut Apollo Aphrodite Ammon amazone altaar van Caesareum altaar Agathodaemon adelaar 3 gratiën 2 tonijnen, ertussen een dolfijn 2 tonijnen 2 speren

0 5 10 15 20 25 30 35 40

aantal keer voorkomen verschillend aantal provincies voorkomen

81 Verschillende thematische verwijzingen op de keerzijde van de provinciale muntslag met op de voorzijde Faustina minor (deel 2)

Zeus Wolvin met tweeling Vrouwelijk figuur vissen (3) Uraeus uil Tyche tweeling (Commodus & Antoninus) Triptolemos toorts omslingerd door slang tempel steenbok Sfinx Semasia Sarapis Roma riviergod Poseidon Pharos Pegasus panter palmboom Nilus Nike Nicaea Nemesis Mên mannelijk figuur mandje Macedonisch schild & 2 slangen Lucilla leeuw laurierkrans krukje met slangen Kore keizer kalathos met 5 graanaren kalathos met 3 klaprozen Isis Hygieia Homonoia Hestia Hermes

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

aantal keer voorkomen verschillend aantal provincies voorkomen

82 Opvallende uitschieters betreffende de thematische verwijzingen zijn Tyche, Artemis, Athena en Demeter, die logischerwijze ook in het meest verschillende provincies voorkomen. De verwijzingen zijn overwegend Grieks van aard, maar we zien ook enkele typische Egyptische verwijzingen naar voor komen, zoals Ammon en Nilus. De verwijzingen lijken eerder regionaal van aard te zijn dan echt aan te sluiten bij het model dat we in Rome zien, maar dit hoeft niet te verbazen aangezien deze munten provinciaal zijn. Ze lijken, toch minstens in het geval van Faustina, ook minder specifiek vrouwelijk van aard te zijn, zo blijkt bijvoorbeeld ook niet slecht vertegenwoordigd te zijn, en deze kunnen we toch wel als een minder typisch vrouwelijke godheid bestempelen.

83 3.8. Lucilla

3.8.1. Chronologisch overzicht van het leven van Lucilla

Annia Aurelia Galeria Lucilla was de zuster van de latere Commodus, en werd op 7 maart 149 geboren als dochter van keizer Marcus Aurelius en Faustina Minor.449 In 161 verloofde ze zich met Lucius Verus, de voormalige verloofde van haar moeder, en in 164 trouwde ze met hem .450 Onder het bestuur van haar vader verwierf ze na dit huwelijk de titel Augusta en een uitgebreide muntslag.451 Inscripties die verwijzen naar deze gebeurtenissen zijn onder andere AE 1978, 840 en CIL VIII 27777. Cassius Dio zegt over deze gebeurtenissen dat Marcus Aurelius bij de dood van Antoninus Pius, zijn adoptiefvader, meteen had besloten zijn macht te delen met Lucius Verus, de zoon van Lucius Commodus.452 “Dit omwille van zijn slechte gezondheid en omdat hij zich het grootste deel van de tijd bezighield met papierwerk.453 Lucius daarentegen was een jongere man, die meer geschikt was voor militaire ondernemingen, en omwille hiervan maakte Marcus Aurelius hem tot zijn schoonzoon door hem te laten huwen met Lucilla, alvorens hem de oorlog tegen de Parthen te laten leiden.454 ” Vijf jaar later overleed Lucius Verus echter en bleef Lucilla achter met een dochter455.456 Een inscriptie die gedateerd werd op de 10de dag van de kalenden van september 166 (CIL 06. 360), werd opgedragen aan Juno Lucina voor de twee keizerlijke huizen: pro salute domus Augustorum van Marcus Aurelius en Faustina, van Verus en Lucilla, en hun kinderen, liberorumque eorum.457 Bewijzen voor een eventuele zoon tussen Verus en Lucilla kunnen niet worden gevonden, maar dit blijft voor onder meer Aymard een mogelijke optie.458 Hij stelt dat er met zekerheid kan worden vanuitgegaan dat het keizerlijk koppel een meisje kreeg in 166, een zoon omstreeks 169 en mogelijk een eerste zoon in 165.459 Of er echt drie kinderen waren voortgekomen uit dit eerste huwelijk van Lucilla of niet, ze bleef bij de dood van haar echtgenoot over met een meisje, zoveel weten we. Lucilla was kleindochter en dochter van een keizer, weduwe van een medekeizer, draagster van de titel Augusta, en moeder van kinderen die dezelfde rechten op de troon konden

449 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 74 450 Ibidem 451 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 49 452 Cassius Dio, LXXI.1.1 453 Cassius Dio, LXXI.1.2 454 Cassius Dio, LXXI.1. 3 455 Cassius Dio, LXXII.4.4 456 BALSDON, Roman Women, pg. 148 457 AYMARD, Lucilla Augusta, pg. 59 458 Ibidem, pg. 63 459 Ibidem

84 opeisen als de zoon van Marcus Aurelius.460 Ze was met andere woorden een vrouw om rekening mee te houden. Commodus werd echter duidelijk voorbestemd om keizer te worden, op vijfjarige leeftijd was hij al Caesar, en op zestienjarige leeftijd was hij Augustus.461 In dit kader kan het tweede huwelijk van Lucilla met Tiberius Pompeianus beter worden begrepen.462 Het betrof wellicht, aldus Aymard, een „neutraliseren‟ van het gevaar dat een jonge ambitieuze patriciër als schoonbroer kon beteken voor de jonge Commodus.463 De keuze voor Pompeianus, een bewezen vriend, goede generaal, maar afkomstig van de ordo equester, leek dan ook een veilige.464 Uit dit huwelijk kwamen twee zonen voort, genaamd L. Aurelius Commodus Pompeianus en Claudius Pompeianus.465 Net als bij haar moeder lijkt er volgens Fittschen een samenhang te zijn tussen de portrettypes van Lucilla en de geboorte van haar kinderen. Nog meer dan bij Faustina Minor wordt het onderscheid tussen de verschillende types gemaakt op basis van het kapsel. Wat betreft de datering van de portretten is er geen eensgezindheid onder de onderzoekers, maar hier wordt uitgebreider op ingegaan bij de behandeling van de portretkunst. 466

Van de eerste samenzwering tegen Commodus, waaraan Lucilla zou hebben deelgenomen, vinden we verwijzingen bij Dio Cassius, Herodianus en de Historia Augusta.467 Over deze aanslag vermelden de Historia Augusta dat het de gedragingen van Commodus waren die voor Quadratus en Lucilla, met de steun van Tarrutenius Paternus, de prefect van de wacht, de aanleiding vormden om een plan te smeden waarbij de keizer vermoord zou worden.468 “De opdracht hem te vermoorden werd gegeven aan Claudius Pompeianus, die echter zodra hij de kans had zijn missie te vervullen, het plot verraadde en de woorden sprak „Deze dolk zendt de senaat u‟, waarop eerst Pompeianus en Quadratus werden geëxecuteerd, gevolgd door Norbana, Norbanus en Paralius, de moeder van deze laatste en Lucilla werden in ballingschap gestuurd. ”469 Het citaat “deze dolk zendt de senaat u” alsook de naam van de moordenaar treffen we eveneens aan bij Cassius Dio.470 Vervolgens geeft Dio als reden dat Lucilla haar man, Pompeianus, haatte, en dat dit de reden was dat ze hem overtuigde van de

460 AYMARD, Lucilla Augusta, pg. 59 461 Ibidem, pg. 64 462 Ibidem 463 Ibidem, pg. 64-65 464 Ibidem, pg. 65 465 RAEPSAET-CHARLIER, Prosopographie des femmes de l‟ordre sénatorial, pg. 69, n°54 466 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 69 467 AYMARD, La Conjuration de Lucilla, pg. 85 468 Historia Augusta, Commodus Antoninus, IV. 1 “Vita Commodi Quadratum et Lucillam compulit ad eius interfectionem consilia inire, non sine praefecti Tarrutenii Paterni consilio.” 469 Historia Augusta, Commodus Antoninus, IV. 2-4 “Datum autem est negotium peragendae necis Claudius Pompeiano propinquo. Qui ingressus ad Commodum destricto gladio, cum faciendi potestatem habuisset, in haec verba prorumpens „Hunc tibi pugionem senatus mittit‟ detexit facinus fatuus nec implevit, multis cum eo participantibus causam. Post haec interfecti sunt Pompeianus primo et Quadratus, dein Norbana atque Norbanus et Paralius ; et mater eius et Lucilla in exsilium exacta." 470 Cassius Dio, LXXIII.4.4

85 aanval op Commodus, maar dat het onvoorziene neveneffect hiervan was dat haar link met het complot werd ontdekt.471 Wat de datering betreft treffen we meestal het jaar 182 aan, hoewel Mattingly als bijna de enige het jaar 183 voorstaat. Voor het situeren in de tijd baseren de onderzoekers zich vrijwel allemaal op de muntslag, die grotendeels met het jaar 182 overeenstemt. De series met de legende SALUS AUG verschijnen met de vermelding TR P VII IMP IIII COS II, wat wil zeggen tussen 10 december 181 en een datum in 182, voorafgaand aan de vermelding van de vijfde keizerlijke groet. Dit is eveneens het geval in 183. De legende en het type verdwijnen echter met het vermelden van de 9de verwerving van de tribunica potestas van de keizer. Het lijkt zeer waarschijnlijk te zijn dat deze muntslag verwijst naar het gevaar waaraan Commodus ontsnapte in de loop van 182. Een verdere bevestiging van de datum kunnen we zoeken in het aannemen van de titel Pius, die, zo wordt algemeen aangenomen, verwijst naar de trouweloze samenzwering van Lucilla, of naar de familiale clementie (pietas) van Commodus, die zich aanvankelijk tevredenstelt met een verbanning van zijn zuster, en misschien verwijst het ook wel naar de pietas erga deos van de keizer, die doordat hij in de gunst staat bij de goden ontsnapt is aan het complot.472 Wat betreft de motieven voor het complot vinden we naast politieke doelen bij de antieke auteurs ook de klassieke paleisintriges terug.473 Lucilla zou jaloers zijn geweest op Crispina, omdat deze haar naar de tweede plaats had verdrongen.474 Aymard ziet dit als een plausibele verklaring en denkt dat het dan ook om een rivaliteit tussen vrouwen ging.475 Er zijn weinig aanwijzingen te vinden die het complot kunnen verklaren, maar rivaliteit tussen vrouwen lijkt me wel één van de minder geloofwaardige verklaringen. Het lijkt me dat als het een kwestie tussen de twee keizerlijke dames was, het logischer zou zijn om de andere vrouw uit te schakelen dan de keizer. Omwille hiervan alleen al zou ik geneigd zijn de hypothese van Aymard te verwerpen. Bovendien is er het gebrek aan bewijzen voor zijn bewering. Een tijdje nadat Lucilla naar Capri verbannen was geweest, liet Commodus haar om het te leven brengen, zo lezen we in de Historia Augusta.476

471 Cassius Dio, LXXIII.4.5 472 AYMARD, La Conjuration de Lucilla, pg. 86 473 Ibidem, pg. 87-88 474 Ibidem, pg. 88 475 Ibidem 476 Historia Augusta, Commodus Antoninus, V. 7 “Ipse autem Commodus Lucillam sororem, cum Capreas misisset, occidit.”

86 3.8.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Lucilla

Portretkunst

Van Lucilla, de tweede dochter van Faustina Minor, zijn twee portrettypes gekend in gebeeldhouwde kopieën.477 Wat het derde portrettype betreft dat we aantreffen bij de munten, is er geen enkel beeld dat met zekerheid aan Lucilla kan worden toegeschreven.478 Het eerste portrettype komt het frequentst voor en is het best overgeleverd.479 Aangezien de overeenstemming tussen de beelden en de munten van type 1 bijzonder groot is, kunnen de beelden makkelijk geïdentificeerd worden.480 Bij het tweede type maken overeenkomsten met het kapsel van haar moeder de zaak ietwat gecompliceerder.481 De verschillende types kapsels worden uitgebreider besproken onder de numismatische bronnen.

Verdeling beelden Lucilla volgens echtheid

15%

23% 62%

echt echt, maar reconstructies verkeerd toegeschreven

Bovenstaande grafiek482 laat zien dat een bijzonder groot percentage van de beelden van Lucilla volgens Wegner dienen te worden verworpen als zijnde onecht, en dat meer dan de helft van de echte stukken reconstructies heeft ondergaan.483 De exacte aantallen tonen echter aan dat het om minder spectaculaire percentages gaat, aangezien één nieuwe vondst reeds voor aanzienlijke verschuivingen zou kunnen zorgen. Het gaat om acht stukken die foutief toegeschreven zouden zijn, twee echte stukken en drie echte stukken die

477 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 478 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 81 479 Ibidem, pg. 75 480 Ibidem, pg. 77 481 Ibidem, pg. 78 482 gebaseerd op: WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 249-252 483 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 249-252

87 reconstructies hebben ondergaan.484 Dit is beduidend minder dan het aantal portretten dat we van de moeder en grootmoeder van Lucilla hadden.

Numismatiek

Bij de munten kan een relatieve ordening van de portrettypes worden gemaakt met behulp van de bijschriften. Er zijn echter verschillende invullingen van deze datering. Fittschen en Carson representeren hier elk een andere mening, hoewel ook anderen tot één van deze relatieve dateringen zijn gekomen. Het eerste portrettype komt volgens Fittschen uitsluitend voor met de legende LUCILLA AUG ANTONINI AUG F en het derde uitsluitend met het korte bijschrift LUCILLA AUGUSTA, terwijl het tweede portrettype met beide opschriften wordt aangetroffen.485 Dit eerste portrettype wou ontwikkeld zijn naar aanleiding van de verlening van de titel Augusta en het verwerven van het eremuntrecht.486 Dit eerste portrettype is meteen ook het meest verspreid geweest.487 Wanneer dit heeft plaatsgevonden is niet bekend.488 Een mogelijkheid bestaat erin dat dit automatisch volgde uit de verloving met Lucius Verus.489 Deze hypothese wordt aangehangen door Szaivert.490 Het is echter ook mogelijk dat er net als bij Faustina Minor gewacht is met het verlenen van deze eer tot de geboorte van een kind.491 Er zijn inderdaad munten die dit – volgens Fittschen – eerste portrettype van Lucilla op de keerzijde verbinden met een weergave die de geboorte van een kind vieren: een staande Juno Lacina houdt een kind dat omwikkeld is op de arm.492 Dit lijkt een analogie in te houden met het eerste kind van Faustina Minor, waar het om een staande Venus Genetrix gaat.493 Voor het jaar 166 is de geboorte van een kind, vermoedelijk opnieuw een dochter, bekend van een inscriptie.494 Het ziet er naar uit dat dit kind vroeg gestorven is, maar met het tweede portrettype zou een nieuwe geboorte worden gevierd: opnieuw zien we Juno Lucina met een ingebakerd kind, maar ditmaal zittend weergegeven.495 Over het bestaan van een dochter uit het huwelijk met Lucius Verus wordt ook bericht in de antieke literatuur (Cassius Dio 72,4,4).496 Het zou deze

484 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 249-252 485 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 72 486 Ibidem 487 FITTSCHEN, Bildnispropaganda der antoninischen Familie, pg. 186 488 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 72 489 Ibidem 490 SZAIVERT, Moneta Imperii Romani 18, pg. 38 491 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 72 492 Ibidem, pg. 72-73 493 Ibidem, pg. 73 494 Ibidem 495 Ibidem 496 Ibidem

88 geboorte zijn geweest van een meisje dat in leven bleef die aanleiding gaf tot de kortere en zelfstandige terminologie die we volgens Fittschen dan zien opduiken.497 Daarna zou Lucilla nog het leven hebben geschonken aan een zoon ook, want op munten die het derde portrettype weergeven, zien we op de keerzijde een tronende Fecunditas die een naakt kind op de schoot houdt (het zou dus om een jongetje gaan), en voor Fecunditas staat een meisje. Wellicht was de geboorte van dit jongentje de reden voor het produceren van een derde portrettype, aldus Fittschen.498 Moeilijkheden ontstaan echter door muntslagen verbonden met het derde portrettype waar een tweede meisje achter Fecunditas staat. Hiervoor biedt Fittschen drie mogelijke verklaringen: het eerstgeboren meisje is pas gestorven in het jaar waarin de geboorte van de jongen werd gevierd (indien dit klopt dient er wel afstand te worden gedaan van de beschrijving bij de geboorte van de tweede dochter), een tweede optie bestaat erin dat het het eerstgeboren en inmiddels overleden meisje alsnog werd afgebeeld, om de vruchtbaarheid van Lucilla in het algemeen te vieren, en een derde mogelijkheid stelt dat het niet om een dochter van Lucilla gaat, maar om een dochter van Faustina, die in hetzelfde jaar geboren is als het eerste of tweede meisje van Lucilla. In dat geval verkondigt de Fecunditas de vruchtbaarheid van de gezamenlijke keizerlijke familie.499 In ieder geval lijkt de zoon van Lucilla opnieuw snel te zijn overleden, en in de antieke literatuur worden er geen sporen van aangetroffen.500 Het lijkt erop dat Lucilla steeds in de schaduw van haar moeder is blijven staan door het vroegtijdig overlijden van haar kinderen en echtgenoot, maar dat er desondanks een link kan worden gelegd tussen haar vruchtbaarheid en de productie van portrettypes, zo stelt Fittschen.501 Dit verbinden van het baren van kinderen met de productie van portrettypes en het algemeen minder belangrijk worden geacht dan haar vruchtbaarder moeder, lijkt me een simplificatie te zijn van een situatie die complexer was dan de uitleg van Fittschen doet uitschijnen. Zo gaat hij voorbij aan de opkomst van Commodus en het tweede huwelijk van Lucilla met een minder belangrijk echtgenoot. Bovendien speelt het volgens mij ook een belangrijke rol dat Faustina dermate lang Augusta is geweest, terwijl dit voor haar dochter veel minder lang het geval was.

Een omgekeerde uitleg over de verschillende portretten van Lucilla op de voorzijde van de munten wordt aangetroffen bij onder andere Carson. De eerste muntslag van Lucilla verliep volgens hem van haar huwelijk met Lucius Verus in 164 tot aan zijn dood in 169. Deze

497 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 73 498 Ibidem, pg. 73-74 499 Ibidem, pg. 74 500 Ibidem, pg. 74-75 501 Ibidem, pg. 75

89 groep, die door de portretstijl wordt onderscheiden, heeft op de keerzijde de titulatuur LUCILLA AUGUSTA en omvat een aantal keerzijdetypes die standaard waren voor keizerlijke vrouwen, zoals Juno Regina, Venux Victrix, en een innovatie: Juno Lucina, de godin van de geboorte.502

Munt van Rome, 164-166 opschrift: LVCILLAE AVG[ustae]ANTONINI AVG[usti] F[ilia] Berlin, Pergamon Museum503

De vroegste types vertonen volgens Wegner, die de chronologie van Carson volgt, een meloenkapsel met diep nest. Het haar op het hoofd is vierledig meloenvormig. De onderverdelingen verlopen echter niet parallel met de scheiding in het haar, zoals bij Faustina Minor het geval is, maar loodrecht erop. In de nek is het haar gevlochten en in meerdere windingen tot een nest ineengestrengeld.504 Na de dood van Verus hertrouwde Lucilla met Pompeianus, één van de officieren van Marcus Aurelius, en op deze tweede groep munten verwijst haar titulatuur, LUCILLA AUG ANTONINI AUG F, enkel naar haar status als dochter van de keizer.505 Op deze munten zien we een terugkeer van het langestrengenkpasel (Langsträhnenfrisur) met het haar in een scheiding en in lichte golven naar de nek gekamd haar.506 Het nest bestaat uit de twee vlechtwindingen en is groter dan bij een gelijkaardig kapsel van Faustina.507 Zeldzamer dan de twee types die zojuist werden vermeld, is een driedelige haardracht met een sterke, touwvormig gedraaide streng haar die het voorhoofd omlijst. Opnieuw is de rest van het haar bijeengebracht in een knot in de hals. Een variant op dit laatste kapsel bestaat uit opgedraaide haar strengen die parallel verlopen met het voorhoofd naar achter toe. Verder wordt het kapsel gekenmerkt door alweer een touwvormig gedraaide streng haar die het voorhoofd omlijst en een knot in de hals.508

502 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 51 503 Bron afbeelding: http://www.vroma.org/images/mcmanus_images/indexcoins2.html (6 december 2008) 504 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 75 505 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 51 506 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 75 507 Ibidem 508 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 75-76

90 De theorie van Carson lijkt me de meest waarschijnlijke, aangezien Lucilla ten tijde van haar huwelijk met Lucius Verus een positie innam die sterk genoeg was om niet naar haar vader te hoeven verwijzen, en er dus kon worden volstaan met de vermelding van haar eigen titel van Augusta. Haar huwelijk met de minder belangrijke Pompeianus situeert zich in een tijd dat Commodus duidelijk naar voor werd geschoven als opvolger. Het lijkt dan ook vanzelfsprekend dat op de munten die dan werden geproduceerd, er wel verwezen zou worden naar haar vader. Lucilla nam immers een minder sterke positie in dan voordien het geval was geweest. Dat Lucilla de titel Augusta verwierf bij haar verloving met Lucius Verus lijkt me wel verdedigbaar, aangezien deze laatste als potentiële opvolger naar voor werd geschoven, en een verloving met een Augusta zou dit kunnen ondersteunen. Het lijkt me erop dat Fittschen het verband tussen eerbewijzen voor keizerlijke vrouwen en de geboortes van hun kinderen iets te ver doortrekt. Bovendien kan ik me niet van de indruk ontdoen dat de verklaringen die Fittschen biedt voor het derde portrettype met het tweede meisje achter Fecunditas redelijk vergezocht zijn.

Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van de munten met op de voorzijde Lucilla

Vota Publica Vesta Venus Salus Pudicitia Pietas Laetitia Juno Hilaritas Fecunditas Diana Cybele Concordia Ceres

0 5 10 15 20 25

De verschillende typologische verwijzingen op de munten van Lucilla in de Romeinse muntslag zijn gelijkaardig aan die van de eerder vermelde vrouwen en het gaat wederom overwegend om typisch vrouwelijke verwijzingen zoals Venus, Vesta, Juno en Fecunditas.

91 Er is ook voor Lucilla de muntslag in de provincies die behandeld kan worden, alweer met behulp van de Roman Provincial Coinage.

Verdeling van het aantal numismatische vondsten per provincie voor Lucilla

2% Achaea 5% 3% 5% Arabia 5% 15% Asia Bythinia-Pontus Cilicia, Isauria & Lycaonia 12% Egypte 6% Epirus Galatia 3% Lycia-Pamphylia 3% Macedonië 5% 17% Mesopotamië 2% Moesia Inferior Syrië & Palestina 17% Thracië

De vier voornaamste provincies betreffende numismatische vondsten van Lucilla zijn Azië, Cilicië, Isaurië & Lycaonië, Egypte en Mesopotamië. De exacte aantallen zijn minder overweldigend dan bij Faustina Minor het geval was geweest, maar nog steeds groter dan voor Faustina Major. In de grootste provincies zien we voor Azië 10 exemplaren, Cilicië, Isaurië & Lycaonië is net als Egypte goed voor 12 vondsten en Mesopotamië voor 8. Het gaat om niet zo‟n grote getallen, maar niettemin is Lucilla in evenveel provincies vertegenwoordigd als Faustina Minor. Qua spreiding lijken de dames dus aan elkaar gewaagd te zijn geweest.

92 Verschillende thematische verwijzingen op de keerzijde van provinciale munten met op de voorzijde Lucilla

Zeus

Vrouw met appel of wereldbol en cornucopia

Venus

Tyche

Triptolemos

tempel van Isis

Sarapis

Poseidon

Nilus

Nike

Nemesis

Mida

keizer

Juno

Hygieia

Homonoia

Genius

Gallei + dolfijn

Euthenia

Eirene

Dionysos

Dikaiosyne

Demeter

Cybele

Athena

Asclepius

Artemis

Apollo

Aphrodite

adelaar op altaar

2 tonijnen, ertussen dolfijn

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 aantal keer voorkomen verschillend aantal provincies voorkomen

Als voornaamste typologische verwijzingen in de provincies voor Lucilla vinden we Tyche, Demeter, Athena, Artemis en Dikaiosyne terug. Het merendeel van de munten wordt echter slechts éénmaal aangetroffen of éénmaal in iedere provincie waar ze werden aangetroffen, dus met conclusies dienen we voorzichtig te zijn. Hetzelfde patroon van voornamelijk Griekse verwijzingen, dat we ook al eerder hadden aangetroffen bij Faustina Minor en Major, zien we opnieuw bevestigd. Ook in concrete figuren is er een parallel met Faustina Minor, over Faustina Major kunnen we door het beperkte aantal gegevens maar weinig zeggen.

93 3.9. Crispina

3.9.1. Chronologisch overzicht van het leven van Crispina

Bruttia Crispina was de echtgenote van Commodus. Haar geboortedatum is ons onbekend, maar volgens Wegner was ze vermoedelijk even oud als haar echtgenoot die in 161 werd geboren.509 Ze was de dochter van C. Bruttius Praesens, een consul, en Laberia Marcia Hostilia Crispina Moecia Cornelia.510 In 178 huwde ze met de latere keizer Commodus.511 Dit huwelijk vond volgens Cassius Dio vroeger plaats dan de bedoeling was geweest, en de reden hiervoor zou te vinden zijn bij de Scythische situatie die op dat moment de aandacht van Marcus Antoninus vroeg.512 Onder andere de inscripties CIL III 12487 en CIL VIII 2366 verwijzen naar het huwelijk en het verwerven van de titel Augusta door Crispina. Het lijkt erop dat ze reeds door het huwelijk met Commodus de titel van Augusta verwierf, aangezien de keerzijde van haar munten uit de periode 178-180 stammen, kort na hun huwelijk. Het kan wellicht worden uitgesloten dat ze de titel pas verwierf na het krijgen van een kind, aangezien de keerzijden van de munten hier niet naar verwijzen en er ook geen ander bewijs voor te vinden is.513 De geboorte van een kind treffen we aan in de muntslag van Crispina. Op de voorkant zien we CRISPINA AUGUSTA als opschrift en op de keerzijde FECUNDITAS S C, de godin op de keerzijde draagt een scepter en een kind. Het is vooral de keerzijde van de munten die verwijst naar de geboorte, met LAETITIA S C, HILARITAS S C, IUNO LUCINA S C. De datum van deze gebeurtenis kunnen we echter niet exact bepalen, hoewel ze wellicht gesitueerd dient te worden na de dood van Marcus Aurelius, want de keerzijden met de legende CRISPINA AUGUSTA lokaliseren zich hoogstwaarschijnlijk na 180. De keerzijde met het legenda HILARITAS verschijnt voor het eerst in een emissie van 183, op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de geboorte van het kind wellicht dateert van de eerste maanden van het jaar 183.514

De muntslag van Crispina dateert van het begin van het bestuur van Commodus, voor ze uit de gratie viel, een gebeurtenis die volgens onder meer Carson hoogstwaarschijnlijk gelinkt kan worden met de samenzwering waarbij Lucilla betrokken was.515 Dat Crispina ook zou hebben deelgenomen aan de samenzwering van Lucilla tegen Commodus, is een theorie die

509 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 74 510 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 150 511 ZIEGLER, SONTHEIMER, Der Kleine Pauly, lemma ‘Commodus’ 512 Cassius Dio, LXXII.33.1 513 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 83 514 AYMARD, La Conjuration de Lucilla, pg. 88-89, 90-91 515 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 54

94 door antieke historici wordt aangehangen, en die ondersteund lijkt te worden door het afschaffen van de muntslag van Crispina in de Alexandrijnse muntslag vanaf 182.516 Maar de these dat ze niet deelnam aan het complot van Lucilla tegen Commodus wordt ondersteund door de vondst van onder meer inscriptie CIL VIII 16530 die werd gedateerd na 185, terwijl de samenzwering gewoonlijk omstreeks 182 of 183 wordt gesitueerd.517 De Historia Augusta maakt enkel melding dat de vrouw van Commodus werd betrapt op overspel, uit het huis werd verdreven, vervolgens verbannen en tot slot gedood.518 Bij Cassius Dio lezen we dat Crispina ter dood werd veroordeeld, nadat Commodus haar had betrapt op overspel, en dat ze voor haar executie plaatsvond, verbannen werd naar Capri, waar ook Lucilla eerder naartoe verbannen was geweest.519 Deze gebeurtenissen zouden in de herfst van 192 hebben plaatsgevonden en werden gevolgd door een Damnatio Memoriae.520 Raepsaet-Charlier stelt eveneens dat de dood van Bruttia Crispina omstreeks 191/2 dient te worden gesitueerd.521 Aangezien er geen sprake is van betrokkenheid bij de aanslag op Commodus bij de antieke auteurs, en er bovendien de bewuste inscriptie is die later gedateerd werd, wijst alles er volgens mij op dat Crispina inderdaad niet bij de zaak Lucilla was betrokken en vermoedelijk „gewoon‟ wegens overspel in ongenade viel. Eventueel zouden er andere motieven dan overspel kunnen zijn geweest, maar dit zou ons te ver in hypothetische, ononderbouwde overpeinzingen storten.

3.9.2. Representatie en algemene gegevens af te leiden over Crispina

Portretkunst

Van de twee portrettypes die we kennen van Crispina, de schoondochter van Faustina Minor, is het eerste kapsel een kopie van het meloen-type van Faustina en bij het tweede portrettype, dat van ca. 180 dateert, zien we een grotere knot op haar achterhoofd, wat een nieuw element is en een aankondiging van de nog ingewikkelder haarstijlen uit de Severische periode.522 Deze overeenkomst in kapsels met Faustina Minor maakt het echter moeilijk om de portretten te onderscheiden en correct te benoemen.523

516 AYMARD, La Conjuration de Lucilla, pg. 85 517 Ibidem, pg. 86 518 Historia Augusta, Commodus Antoninus V. 9 “Uxorem, quam deprehensam in adulterio exegit, exactam relegavit et postea occidit.” 519 CASSIUS DIO, LXXIII.4.6 520 KIENAST, Römische Kaisertabelle, pg. 151 521 RAEPSAET-CHARLIER, Prosopographie des femmes de l‟ordre sénatorial, pg. 150 n°149 522 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 44 523 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 74-75

95 Het gezicht zelf bestaat uit een gelijkmatige ovaalvorm. De kin en wangen zijn vast en vol. De wenkbrauwen zijn symmetrisch gebogen, de ogen amandelvormig en de mond klein en vol. Het vlakke, licht achteruitlopende voorhoofd is verhoudingsgewijs laag. Bij de portretten van een oudere Crispina zien we dat het gezicht voller is geworden en dat het meisjesachtige van het portret verdwijnt.524

Verdeling beelden Crispina volgens echtheid

9%

27%

37%

27%

echt echt, maar reconstructies verkeerd toegeschreven moderne kopie

Wanneer we bovenstaande grafiek525 bekijken, zien we dat toch iets meer dan de helft van de beelden die ooit aan Crispina zijn toegeschreven, echt blijken te zijn volgens Wegner. Betreffende de drie stukken die worden beschouwd als geldige toewijzingen, maar waarop reconstructies zijn uitgevoerd in de loop van de tijd, is er evenwel enige onenigheid. Bernoulli ziet bijvoorbeeld één van deze stukken, met name een hoofd op een moderne buste uit het Museo Torlonia in Rome, niet als een echt beeld van Crispina, maar dit is een mening die niet wordt gedeeld door Wegner.526 In de concrete cijfers gaat het duidelijk opniew om erg kleine aantallen, niet vergelijkbaar met die van een Faustina Minor.

Numismatiek

Twee groepen kunnen in de muntslag van Rome voor Crispina worden onderscheiden op basis van de tekst op de voorzijde, waarbij het eerste type CRISPINA AUG vermeldt en het tweede type CRISPINA AUGUSTA, wat vermoedelijk het onderscheid betekende tussen een vroegere en een latere groep, hoewel we op de aes enkel de lange versie terugvinden. Een

524 MEISCHNER, Zum Bildnis der Kaiserin Crispina, pg. 188-190 525 gebaseerd op: WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit 526 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 276

96 zeldzame, nog langere vorm, CRISPINA AUG IMP COMMODI AUG, dateert vermoedelijk van de laatste jaren van Marcus Aurelius, samen met een deel van de andere aes munten, maar ook van de muntslag in goud en zilver.527 Ook bij Crispina vertonen de vroegste munten een meloenkapsel met rollen op het hoofd, gelijkaardig aan dat van Faustina Minor en Lucilla. De driedelige haardracht met meloenvormige rollen parallel aan de scheiding zoals bij Faustina Minor heeft evenwel een groter vlechtennest in de nek en onderscheidt zich door een platgedrukte rol glad omhoog gestreken haren die het voorhoofd omkransen. Dat dit het vroegste afbeeldingstype is wordt geconcludeerd doordat het enkel op de dubbelafbeeldingen van Commodus en Crispina voorkomt. Deze conclusie lijkt me logisch aangezien het voorstellen van de echtgenote van een (toekomstige) keizer op munten het best kan worden gedaan door haar samen met haar echtgenoot weer te geven tot het gezicht genoeg gekend is om alleen geportretteerd te worden. Er kunnen ook nog andere kapsels worden onderscheiden die variaties zijn op de kapsels van Faustina Minor en Crispina en die steeds een knot in de hals vertonen met kleine verschillen in de uitvoering ervan.528 In totaal zijn er dus drie verschillende portrettypes die onderscheiden kunnen worden voor Crispina. Het lijkt erop dat de theorie van Fittschen voor Faustina en Lucilla, dat er een nieuw portrettype werd gecreërd bij de geboorte van een kind, niet werd gevolgd. Een exacte reconstructie van de verschillende fasen is evenwel nog niet gemaakt merkt Fittschen zelf op. Enkel voor de vroegste oplagen is een relatieve en absolute datering mogelijk. De vroegste munten dragen het opschrift CRISPINA AUG. IMP. COMMODI AUG., gevolgd door die met de kortere tekst CRISPINA AUG.529

527 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 54 528 WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, pg. 76 529 FITTSCHEN, Die Bildnistypen der Faustina minor und die Fecunditas Augustae, pg. 82-83

97 Verdeling hoeveelheid types per verschillende thematische verwijzing op de keerzijde van de munten met op de voorzijde Crispina

Venus Salus Roma Pudicitia Laetitia Juno Hilaritas Fecunditas Diana Concordia Ceres altaar

0 2 4 6 8 10 12

In toevoeging aan de traditionele keerzijdes voor keizerlijke dames, zoals Juno, Pudicitia en Venus, is er een nieuwigheidje die bij Crispina opduikt : een verlicht altaar gewijd aan de goden van het huwelijk en de geboorte.530 Het type verwijzing is hetzelfde, maar de invulling iets anders. Bij Crispina treffen we nog kleinere aantallen aan dan bij Lucilla het geval was geweest, maar dit is niet onlogisch gezien ze om te beginnen aangetrouwde keizerlijke familie was en bovendien in ongenade viel.

530 CARSON, Coins of the Roman Empire, pg. 54

98 Maar ook Crispina is vertegenwoordigd in The Roman Provincinal Coinage, en ondanks haar beperkte aanwezigheid in de Romeinse muntslag, is ze toch aanwezig in de provincies.

Verdeling van het aantal numismatische vondsten per provincie voor Crispina

1% 14% Arabia 4% Asia 3% Bithynia-Pontus 37% Cilicia, Isauria & Lycaonia Egypte 10% Epirus Lycia-Pamphylia 3% Macedonia Moesia Inferior Thracië 14% 8% 6%

De meerderheid van de numismatische vondsten van Crispina is afkomstig uit de provincie Azië. Aangezien dit een grote provincie was, zou dit niet verbazingwekkend hoeven te zijn, maar als we ons de andere provinciale muntslagen herinneren, nam Azië nooit een dergelijk groot percentage in. De twee andere belangrijke provincies voor de muntslag van Crispina zijn Thracië en Egypte. In concrete cijfers gaat het om 30 stukken uit de provincie Azië en 11 uit Thracië en Egypte. Door de kleine aantallen waar we noodgedwongen mee werken, kunnen we niet teveel gewicht toekennen aan het grote percentage munten uit Azië, één enkele schatvondst in een andere provincie die munten van Crispina zou bevatten, kan de grafiek immers helemaal van uitzicht doen veranderen.

99 Verschillende thematische verwijzingen op de keerzijde van provinciale munten met op de voorzijde Crispina

Zeus Tyche Trofee met gevangenen Stadspoort Slangen Selene Roma met Nikè Riviergod Priamus Myrina Mannelijk figuur

Lykos Krukje Krans Hygieia Homonoia Hermes Hekate Genius Everzw ijnenkop Eros Elpis

Dikaiosyne Demeter Cybele Commodus Man die beer aanvalt Athena Artemis Apollo Aphrodite 2 tonijnen, ertussen een dolfijn 3 gratiën

0 2 4 6 8 10 12

aantal keer voorkomen verschillend aantal provincies voorkomen

Waar we in de muntslag van Rome in de top drie van typologische verwijzingen Venus, Juno en Concordia zagen, zien we dat de voornaamste verwijzingen in de provinciale muntslag Tyche, Artemis, Athena en Zeus zijn. Concordia en Juno zien we zelfs helemaal niet terug in

100 de provincies. Bovenstaande grafiek toont ook duidelijk aan dat de meeste thematische verwijzingen slechts één maal worden aangetroffen. Erg veel conclusies kunnen er dan ook niet worden getrokken, behalve dat er een typologische verschil lijkt te zijn met de muntslag van Rome zelf, wat we ook bij de andere provinciale muntslagen reeds hebben opgemerkt.

101 4. Vergelijking van de keizerlijke vrouwen onderling

4.1. Algemeen

De weinige informatie die we hebben over de keizerlijke vrouwen van de vroege tweede eeuw wordt over het algemeen geconstrueerd als verhullend over de invloed die deze vrouwen op hun keizerlijke echtgenoten of verwanten zouden hebben gehad, zo constanteert Boatwright. Het onderzoek van epigrafisch en ander bewijs toont volgens haar evenwel aan dat deze vrouwen in werkelijkheid weinig macht en autonomie bezaten. Een vergelijking van het bewijs dat we hebben met dat van Livia en andere vrouwen toont volgens Boatwright bovendien aan dat de keizerlijke vrouwen uit de eerste helft van de tweede eeuw ondergeschikt en machteloos waren in vergelijking met hun tegenhangsters uit andere perioden. Alles lijkt er volgens Boatwright op te wijzen dat de keizerlijke vrouwen in het begin van de tweede eeuw een huiselijke en teruggetrokken rol hadden. Het is volgens haar het instituut van het keizerlijk huwelijk of het keizerlijk huis dat van belang was, maar dit resulteerde niet in persoonlijke macht voor de vrouw die figureerden in deze instituties tijdens het bewind van Trajanus of Hadrianus. Dat deze vrouwen van recent belangrijk geworden of onopvallende families afkomstig waren, kan volgens haar ook een doorslaggevende factor zijn geweest in hun relatief rustige rol.531 Het is echter niet omdat hun politieke macht en financiële autonomie veel minder groot was dan die de Julio-Claudische vrouwen, dat ze onzichtbaar waren. De vele standbeelden en “dedications”, de titel Augusta en het vergoddelijken na hun dood, hun numismatische aanwezigheid en dergelijke meer tonen aan dat ze wel degelijk manifest aanwezig waren.532

Er is volgens Boatwright evenwel niets dat erop wijst dat de vrouwen rond Trajanus en Hadrianus actief macht, invloed of autonomie hadden, dit in contrast tot de keizerlijke vrouwen uit eerdere en latere periodes. Het bewijs dat we hebben voor Matidia de Jongere lijkt er zelfs op te wijzen dat het in deze periode zo was, dat hoe verder de vrouw zich van de machtsbron – de keizer – bevond, hoe meer zichtbare macht ze had. Wat dit betreft lijkt er een verandering te komen wanneer we de periode na Hadrianus bekijken, de twee Faustina‟s blijken immers behoorlijk actief betrokken te zijn geweest bij politiek en het leger, wat onder meer duidelijk wordt uit de toekenning van de titel Mater Castrorum aan de jongste van de twee. Hoe we deze aparte positie van de vrouwen uit de beginperiode van de adoptiefkeizers kunnen verklaren, is door de veranderende politieke en sociale omstandigheden te beschouwen als de context voor de rol van de keizerlijke vrouwen.533

531 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 513, 518, 533 532 Ibidem, pg. 534 533 Ibidem, pg. 535-536

102

Het belangrijkste element vormde de breuk met een strikt dynastische monarchie. De mogelijkheid om de troon te erven door middel van adoptie verminderde de betekenis van de reproductieve rol van vrouwen in de overdracht van macht. Hierdoor zou ook de waargenomen dreiging van de actieve participatie van vrouwen aan de macht veel groter beginnen te lijken. Dat de keizerlijke vrouwen met de Faustinae opnieuw aan macht winnen, zou volgens Boatwright dan ook samenhangen met de vruchtbaarheid van de keizerlijke huwelijken. Een ander punt dat naar voor wordt gebracht is dat de vrouwen rond Trajanus en Hadrianus geen glorieuze Romeinse afstamming konden voorleggen, het enige waar ze op konden steunen was dat ze zich gedroegen zoals van ze werd verwacht.534

Roche is het niet eens met deze visie van Boatwright en stelt dat er een onderscheid dient te worden gemaakt tussen het publieke beeld en de feitelijke omstandigheden die verbonden waren met het deel uitmaken van de keizerlijke familie. Het beeld dat onder Trajanus naar buiten wordt gebracht is er één waarbij de familie ondergeschikt is aan de keizer, maar in werkelijkheid zullen, aldus Roche, de dames uit de omgeving van de keizer nog steeds enorm veel macht hebben gehad. Deze laatste conclusie lijkt me er één waar er geen twijfel over hoeft te bestaan. Als familieleden van de keizer zou het vreemd zijn dat ze totaal machteloos waren. 535 Ook Alexandridis stelt dat er geen twijfel bestaat dat de vrouwen van het keizerhuis in verschillende mate politieke invloed konden hebben en hadden.536 Ze stelt dat de functie van de vrouwen in de keizerlijke zelfrepresentatie – hun voorbeeldfunctie, hun rol als draagsters van een dynastie en als “stabilisatoren” – even constant bleef als het canon van vrouwelijke deugden: fecunditas, castitas, pulchritudo, pietas.537 Die constante lijkt me eerder fluctuerend en afhankelijk van de concrete positie, zoals we ook zien bij Faustina Minor die de titel Mater Castrorum krijgt toegewezen in een periode dat Rome het militair moeilijk heeft.

Het belang van kinderen binnen de Domus Augusta kan moeilijk overschat worden, aangezien iedere regeringswissel het gevaar van een omverwerping van het bewind en een vernieuwde burgeroorlog met zich meebracht, garandeerden kinderen het voortbestaan van de dynastie en daarmee ook de politieke stabiliteit van het rijk.538 Een voorbeeld hiervan is reeds eerder uitgebreider bewerkt bij de bespreking van de muntslag ter ere van de verloving tussen Faustina Minor en Marcus Aurelius met de symboliek van concordia (cfr. supra).

534 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 536-538 535 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 60 536 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 12 537 Ibidem, pg. 25 538 AMELING, Die Kinder des Marc Aurel und die Bildnistypen der Faustina Minor, pg. 147

103 Met een vreedzame opvolging werd over het algemeen de erfelijke opvolging van een erfgenaam door bloed of adoptie. Adoptie kon op verschillende manieren worden geregeld, zoals de adoptie van Trajanus door Nervo dat voor het volk plaatsvond, of de adoptie voor een consilium van vrienden, wat we zien bij de gecontesteerde adoptie van Hadrianus door Trajanus op zijn sterfbed.539 De dynastische continuïteit was sterk verbonden met het vrouw-moeder beeld, en het beeld van een verenigde familie, merkt Baharal op.540 Opvallend in dit kader lijkt me ook dat Antoninus Pius en Marcus Aurelius na het overlijden van hun echtgenote niet hertrouwden, maar in de plaats een daarvan een concubine namen.541 De concubine van Antoninus was Lysistrata542, een vrijgelatene van zijn vrouw, die van Marcus was de dochter van een procurator.543 Dit zou kunnen worden gezien als een eerbetoon aan hun vrouwen, volgens Marcus Antonius omdat hij dat zijn vele kinderen niet wou aandoen, dat ze een stiefmoeder zouden krijgen.544 Het kan volgens mij ook te maken hebben met het feit dat hun eerste echtgenote een sterke dynastische band met de voorgaande keizer had, terwijl een nieuwe echtgenote dit hoogstwaarschijnlijk veel minder zou hebben. Aangezien de keizers zelf geadopteerd waren en via hun huwelijk met de dochter van de vorige keizer in de stamboom waren beland, zou een tweede huwelijk hun rechten op de keizerlijke positie ideologisch kunnen ondermijnen. Het is heel erg duidelijk dat Faustina Minor uitdrukkelijk wordt gevierd om haar vruchtbaarheid, iets waar geen precedent voor te vinden is, maar er was dan ook geen precedent van een keizerin die dermate vruchtbaar was, noch was er na haar nog een keizerin die zoveel kinderen kreeg.545 Een ondubbelzinnige, zekere regeling van het opvolgersschap bereikte men het makkelijkst door het overdragen van de macht op een zoon. Kinderen, en in het bijzonder zonen van de keizer, betekenden bijgevolg voor de bevolking hoop op interne rust, ze verzekerden immers de securitas. Het grote belang dat werd gehecht aan het nageslacht, blijkt uit de vele eerbewijzen waar in de senaat en de steden van het rijk naar aanleiding van de geboorte van een kind toe werd besloten. Indien een keizer geen eigen kinderen had die de dynastische continuïteit konden verzekeren, dan bleef nog de mogelijkheid van adoptie over. Zo zien we hoe Hadrianus tot tweemaaltoe een „kroonprins‟ adopteerde, en zelfs de opvolger van zijn eigen opvolger reeds uitkoos, Antoninus Pius diende Marcus Aurelius en Lucius Verus te

539 HAMMOND, The Antonine Monarchy, pg. 1 540 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 330 541 BALSDON, Roman Women, pg. 145 542 CIL 06, 08972 (p 3891) = D 01836 (Rome): ]s Aug(usti) lib(ertus) Narcissus / [3] natione Parthus paedagogus / [puero]rum Imp(eratoris) et Papas Galeriae / [Aug(usti) liber]tae Lysistrates concubinae / [3] divi Pii / [appari]torium(?) fundi Paeligniani / [vetu]state dilapsum a solo impensa / [sua r]estituit / [m]aceriam a fundamentis exstru/[xit et] circumdedit 543 BALSDON, Roman Women, pg. 145 544 Ibidem 545 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 336

104 adopteren. Wellicht had dit ermee te maken dat Antoninus Pius bij de machtswissel reeds 52 jaar oud was en nog geen zoon had, door deze regeling van Hadrianus was de machtsbasis van Pius voorzien van een zekerder fundament. De aanspraak van Marcus Aurelius werd dan weer verzekerd door diens huwelijk met Faustina Minor, de dochter van de keizer. Deze verzekering van dynastische continuïteit werd nog versterkt door de talrijke kinderen van Marcus Aurelius en Faustina Minor. Het belang hiervan blijkt onder meer uit het feit dat Faustina Augusta werd en Marcus Aurelius de tribunicia potestas verwierf bij de geboorte van hun eerste kind.546

Dit brengt ons dan weer bij de verlening van de titels Augusta en Diva aan vrouwelijke familieleden. Door de vergoddelijking van overleden familieleden, werd de levende keizer familie van een divus of diva. Normaal gesproken werd er over deze vergoddelijking gestemd in de senaat, en werd dit proces in gang gezet door de levende keizer. De rechtvaardiging voor de vergoddelijking werd gezocht in een bewijs dat op de begrafenis de ziel ten hemel was opgestegen. We hebben gezien dat Trajanus zijn zuster Marciana liet vergoddelijken, Hadrianus vergoddelijkte op zijn beurt onder andere Trajanus, Matidia de Oudere (de moeder van zijn vrouw Sabina), Plotina (de echtgenote van de vorige keizer) en zijn vrouw Sabina. Verder zien we onder Hadrianus een verering van de overleden Antinous, die in 130 in de Nijl was verdronken, maar die kennelijk niet via de senaat is gegaan voor bevestiging, en dus geen „officiële‟ cultus kan worden genoemd, ongeacht het grote aantal representaties van Antinous die zijn overgeleverd. Bij de dood van Faustina Major stelde Antoninus Pius een uitgebreide cultus voor haar op in een tempel op het forum, maar een vergoddelijken van de zonen die voor hem waren gestorven ontbreekt. Hammond stelt dat dit mogelijk gebeurde als reactie tegen het overmatig gebruik van de vergoddelijking door voorgaande heersers. In 161 ontving Antoninus Pius zelf vergoddelijking van zijn zoon en de senaat na zijn overlijden, en de tempel voor Faustina werd voortaan aan hen beide opgedragen met een flamen en een sodalitas. In 176 werd Faustina Minor vergoddelijkt, en Marcus Antonius liet evenmin zijn overleden kinderen vergoddelijken. Hijzelf werd in 180 vergoddelijkt met de titels divus en Pius, en werd vermoedelijk toegevoegd aan de cultus die reeds bestond voor Antoninus, Verus en de Faustinae. Commodus stond niet bepaald op goede voet met zijn familie en consecreerde geen familieleden meer.547 De keizer verhoogde echter ook zijn eigen aanzien door zijn echtgenote een eervolle titel als Augusta te bezorgen. De voor dit doel bewerkstelligde maatregelen stonden tot op zekere hoogte in dienste van zijn propaganda. Stepper stelt dat een terughoudende houding van de keizer betreffende het eervol onderscheiden van zijn vrouw, zoals Hadrianus tegenover zijn

546 AMELING, Die Kinder des Marc Aurel und die Bildnistypen der Faustina Minor, pg. 147-148 547 HAMMOND, The Antonine Monarchy, pg. 203-207

105 vrouw Sabina die slechts zeer laat de titel van Augusta verwierf, samenhing met haar rol bij het voorzien van een nageslacht.548

4.2. Historiografie, antieke literatuur

De geschriften van de antieke auteurs beschrijven de levens van de keizerlijke families op een manier die bijzonder ver staat van de numismatiek.549 Ver van een familieideaal, zien we schandalen van overspel en zelfs plotten om de keizer te vermoorden opduiken.550 Algemeen wordt over de keizerlijke vrouwen slechts in de kantlijn een opmerking gemaakt en meestal gaat het om een negatief beeld dat naar voor wordt gebracht. Uit de concrete briefwisselingen Fronto en de Panegyricus van Plinius komt uiteraard een positiever beeld naar voor, zoals verwacht kan worden van bronnen die rechtstreeks onder ogen van de keizer zelf zouden komen. De negatieve historiografische bronnen betreffen meestal achteraf geschreven documenten, nadat de keizer is overleden. Een onderlinge vergelijking van de antieke geschreven bronnen voor de verschillende keizerlijke vrouwen is evenwel zinloos, aangezien bepaalde bronnen voorhanden zijn voor sommige vrouwen en niet voor andere en de informatie die ze bieden niet van het soort is dat vergelijkingen toestaat. Enkel algemene opmerkingen zoals bovenstaande kunnen worden gemaakt.

4.3. Numismatiek

Wat betreft het gebruik van titulatuur bij vrouwen zien we dat hoewel de vermelding “Augusta” aanvankelijk als cognomen werd gebruikt, was het onder Trajanus al tot een titel verworden. Met Faustina Major werd de zelfrepresentatie nog verder gesynchroniseerd: de echtgenote van Antoninus Pius verwierf kort na het aan de macht komen van haar echtgenoot in 138 de Augusta-titel en dadelijk werden er munten met deze titulatuur geslaan. Faustina Minor werd in 147 Augusta, op dezelfde dag als haar echtgenoot Marcus Aurelius de tribunica potestas verwierf op zijn weg naar de macht. Het is niet verwonderlijk, maar wel veelzeggend, dat sindsdien een Caesar als vrouw een Augusta had, die bovendien naaste familie van de vorige keizer was. In de propaganda werd de Augustus voortaan steevast met een Augusta verbonden, als hoogste vrouwelijke representatie van de res publica. Dat we daarna de titel van mater castrorum zien opduiken bij Faustina Minor in het jaar 174, is

548 STEPPER, Zur Rolle der römischen Kaisering im Kultleben, pg. 68 549 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 337 550 Ibidem

106 volgens Kuhoff dan ook een logisch gevolg van deze evolutie. Het zou mijns inziens eerder om een specifieke situatie gaan waarop werd gereageerd, dan om een echte evolutie, aangezien we na Faustina Minor toch een aanzienlijke tijd moeten wachten alvorens we de titel terug zien verschijnen. 551 Wat de voorzijdelegenden van de Augustae betreft gedurende de eerste en tweede eeuw zien we een eenvoudig systeem, er zijn drie legendetypes die kunnen worden onderscheiden (hier wordt het voorbeeld van Faustina Minor gebruikt): FAUSTINA AUG ANTONINI AUG PII F, FAUSTINA AUGUSTA met op de keerzijde AUGUSTI PII FIL, en FAUSTINA AUGUSTA.552

Keltanen is van mening dat de inhoud en het aantal types op de keerzijde van de munten van een keizerin, gerelateerd is met de rol en positie van de vrouw van de keizer. De identiteit van de vrouw uit de keizerlijke familie wordt volgens Keltanen getoond in haar relatie met de keizer, als vrouw, zus, nicht of dochter.553

Aantal verschillende thematische verwijzingen op de keerzijde van munten met vrouwen uit de keizerlijke familie op de voorzijde

35 30 25 Naam op de voorzijde 20 15 Diva + naam op de voorzijde 10 5 0

Plotina Matidia Sabina Lucilla Marciana Crispina

Faustina MajorFaustina Minor

Deze grafiek toont hoeveel verschillende thematische verwijzingen er zijn, dus niet het totaal aantal thematische verwijzingen, die werden in de afzonderlijke tabellen weergegeven.

De vrouwen uit de familie van Trajanus; Plotina, Marciana en Matidia, worden gepromoot in rollen die hen ofwel zijn toegeschreven om de status van Trajanus zelf te verhogen, ofwel

551 KUHOFF, Zur Titulatur der römischen Kaiserinnen, pg. 248, 250, 256 552 SZAIVERT, Moneta Imperii Romani 18, pg. 37-38 553 KELTANEN, The Public Image of the Four Empresses. pg. 106, 144

107 om de loyale ondergeschiktheid van de eerste familie te onderstrepen.554 Ze hadden algemeen genomen, zoals ook te zien is in bovenstaande grafiek, geen erg hoog numismatisch profiel. Marciana en Matidia hadden nog minder te betekenen op numismatisch vlak dan Plotina.555 Als uitschieters bemerken we de postume muntslag van Faustina Major en de muntslag bij leven van haar dochter Faustina Minor.

Algemeen stond de vrouwen van het keizerlijke huis een specifiek repertoire van portretdragers ter beschikking. Als we kijken om dewelke het gaat, kunnen we volgens het onderzoek van Alexandridis uit grafepigrammen of lijkenredenen al snel de volgende trefwoorden overhouden: fecunditas, castitas, pulchritudo, pietas. Deze kunnen zowel op keizerlijke vrouwen als op niet-keizerlijke vrouwen worden toegepast. De keizerlijke vrouwen werden evenwel verondersteld een voorbeeldfunctie voor hun geslachtsgenotes te vervullen. Daarenboven zijn ze door hun fecunditas de draagsters van de dynastie en dragen ze direct bij tot de stabilisering van de macht.556 De volgende personificaties zien we regelmatig opduiken op de Romeinse munten van vrouwen uit de keizerlijke familie: Concordia (harmonie, eenheid), Fecunditas (vruchtbaarheid), Pudicitia (bescheidenheid), Felicitas (geluk en welvaart), Fides (trouw), Fortuna (geluk), Hilaritas (vreugde en blijheid), Laetitia (blijdschap), en Aeternitas (eeuwigheid).557 Noreña kwam bij het nagaan van de relatieve frequentie op denarii van individuele keizerlijke deugden, uitgedrukt als een percentage van alle keizerlijke deugden voor de periode van het jaar 69 tot het jaar 235 Aequitas 24% en dus bijna een vierde van het geheel uitmaakte, Pietas goed was voor 20%, Virtus voor 13%, Providentia en Liberalitas elk voor 12% en om de top zes af te sluiten Pudicitia voor 11%.558 De anderen, met name Indulgentia, Clementia, Iustitia, Patientia en Munificentia variëren tussen de 4 en minder dan 1%.559 Op Pudicitia en Pietas na zien we nauwelijks overeenkomsten in de frequentst voorkomende keizerlijke deugden in het algemeen en de deugden die we bij de keizerlijke vrouwen naar voor zien komen. Bijgevolg kunnen we stellen dat er een verschillend patroon onderscheiden kan worden betreffende de toegeschreven deugden voor de keizerlijke vrouwen. Het merendeel van de vrouwelijke verwijzingen betreft de familiale context.

554 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 54 555 Ibidem 556 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 11 557 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 337 558 NOREÑA, The Communication of the Emperor‟s Virtues, pg. 156 559 Ibidem

108 Indien er kinderen worden afgebeeld op de munt samen met de vrouw in kwestie, dan kunnen we voor Faustina Major drie stukken aantreffen waar de kinderen naast haar staan, bij Faustina Minor betreft het drie types waar ze de kinderen in de armen houdt en nog eens tien waar ze naast haar staan. Voor Lucilla treffen we zes types aan met kinderen in haar armen en vijf waar ze naast haar staan en tot slot is er één stuk van Crispina waar er kinderen naast haar staan. Voor de besproken periode van de adoptiefkeizers zien we dat de munten waar er kinderen opduiken voor het overgrote deel kinderen betreft die naast een volwassen figuur worden afgebeeld. Indien er kinderen in de armen worden gehouden, is dit bij de muntslag van twee vrouwen; Faustina Minor en Lucilla, maar ook bij keizer Marcus Aurelius worden op twee types kinderen in de armen gehouden. Het is voornamelijk bij Faustina Minor dat we een piek in munttypes met kinderen kunnen onderscheiden. Dit is een normale situatie, gezien ze ook een duidelijke piek qua vruchtbaarheid vertoont. 560 De voornaamste types van vrouwen die één of twee kinderen in hun armen houden zijn die van Pietas en Fecunditas.561 Die waar vrouwen met één of meerdere kinderen op hun armen worden getoond in een zittende positie, zijn die van Fecunditas in een grote oplage en Pudiciatia in één monetair type.562 Hierbij moet wel in gedachten worden gehouden dat het materiaal van Centlivres Challet en Bähler Baudois een veel grotere periode beslaat en begint vanaf Vespasianus tot Theodora.

Na deze vergelijking van de muntslag in Rome voor de individuele vrouwen, gaan we nu over op de provinciale muntslag.

Aantal verschillende provincies waarin munten van de verschillende keizerinnen werden aangetroffen

Crispina

Lucilla

Faustina II

Faustina I

0 2 4 6 8 10 12 14 16

Van Faustina Major worden er munten aangetroffen half zoveel provincies als van haar dochter en kleindochter. Deze twee worden in niet minder dan 14 provincies aangetroffen.

560 CENTLIVRES CHALLET, BÄHLER BAUDOIS, Les femmes sur les monnaies imperials romaines, pg. 272 561 Ibidem, pg. 270,274 562 Ibidem

109 Ook van Crispina vinden we numismatische bronnen in maar liefst 10 verschillende provincies. Als aangetrouwde familie van de keizer is dit toch ook een aanzienlijke verspreiding, zeker gezien haar voortijdig in ongenade vallen bij haar echtgenoot.

Totaal aantal verschillende thematische verwijzingen voor de provincies per keizerin

Crispina 33

Lucilla 31

Faustina II 85

Faustina I 14

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

Net als bij de provincies is ook bij het aantal thematische verwijzingen Faustina Major het minst vertegenwoordigd. Crispina en Lucilla hebben beiden iets meer dan het dubbele aantal van Faustina Major. Faustina Minor is met een overweldigend aantal van 85 verschillende thematische verwijzingen bijzonder prominent aanwezig.

De muntslag van Faustina Major werd echter slechts geproduceerd vanaf het jaar 138, wanneer ze de titel Augusta verwierf, tot 141, en was grotendeels postuum van aard. Dit kan verklaren waarom ze minder wijd verspreid was in de provincies, maar wel belangrijk in de muntslag van Rome, die meer uitging van de keizer. De omvangrijke muntslag van haar dochter, Faustina Minor, dienen we te dateren van 147 tot 175, een tijdsspanne van niet minder dan 28 jaar, wat meteen ook het grote aantal verwijzingen en ook het grote aantal gevonden munten meer in perspectief plaatst. De voornaamste muntslag van Lucilla vond plaats tussen 164 en 169, ten tijde van haar huwelijk met Lucius Verus, maar liep door tot ten laatste 182 wanneer ze deelnam aan de samenzwering tegen haar broer Commodus. Ze was door haar huwelijk met een minder belangrijke tweede echtgenoot echter al eerder op een zijspoor gezet en hierdoor was haar muntslag in de provincies wellicht minder belangrijk dan die van een Faustina Minor. Niettemin is ze zichtbaar aanwezig. Haar schoonzuster Crispina zien we vanaf het jaar 178 en tot wellicht 187, als echtgenote van keizer Commodus.

110 4.4. Beeldende kunst

Het materiaal dat werd gebruikt voor de eremonumenten en standbeelden is in de regel marmer, maar af en toe ook in brons. In weinig inscripties komt verzilvering, en nog minder vergulding van beelden, portretten en imagines naar voor. Eén van deze uitzonderlijke gevallen vinden we in inscriptie CIL X, 7939 (zie bijlagen inscripties Faustina Minor) waar sprake is van een verzilvering. 563 Het merendeel van de eerbetonen aan Augustae, Divae en andere vrouwelijke leden van de keizerlijke familie in de driehonderd jaar tijd van de keizertijd werd in de regel uitgevaardigd door de stad en op openbare plaatsen of in openbare gebouwen in de stad geplaatst, maar zelden in een heiligdom opgericht.564

Als we nu concreet gaan kijken naar de weergave van de vrouwen, zien we dat de portretgroepen van de keizerlijke familie kunnen gelden als dynastische verklaringen die de keizer weergaven als de voornaamste borg voor Roma aeterna.565 In het begin van het principaat werd het vermeden om levende vrouwen van het keizershuis weer te geven in goddelijke gestalte. Tot de Flavische tijd is de stola als het statussymbool in de beeldhouwkunst van zowel keizerlijke als niet-keizerlijke vrouwen bijzonder talrijk aan te treffen. Hierbij wordt de stola graag met laatklassieke of hellenistische standbeeldtypen of met nieuwe werken in dezelfde stijl gecombineerd. Griekse klederen en poses lieten zich voor de vrouwen ogenschijnlijk zonder meer met het Romeinse standsbewustzijn in overeenstemming brengen, en moeten zelfs de kwaliteiten belichaamd hebben die zich algemeen met het beeld van een rechtschapen matrona verbonden (castitas, pudor, verecundia). In de Flavische tijd werd deze klederdracht tot op zekere hoogte vervangen door een godenattribuut dat steeds frequenter voorkwam: een bundel aren (of klaprozen). De arenbundel als teken van vruchtbaarheid en meer algemeen voor welbevinden was in de Julisch-Claudische periode slechts voor een aantal uitgekozen dames van het keizershuis voorbehouden. In de eerste eeuw vindt het echter zo‟n verbreding, ook in privéafbeeldingen, dat het niet meer ter onderscheiding van de keizerlijke beelden kan dienen. Of deze vervanging van de stola door een arenbundel echter eerst door het keizershuis werd gerealiseerd, of afkomstig is van privérepresentaties, kan niet meer achterhaald worden. Alexandridis stelt dat de parallel tussen de burgerlijke portretten en de keizerlijke portretten vanaf een bepaald tijdsstip niet anders dan bewust kan zijn geweest, en dat het verlies van de exclusiviteit minstens bewust „in het programma werd opgenomen‟.566

563 HORSTER, Ehrungen für weibliche Mitglieder des Kaiserhauses des 1.-3. Jhs, pg. 58 564 Ibidem 565 NOREÑA, The Communication of the Emperor‟s Virtues, pg. 146 566 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 13-15

111 Ook voor afbeeldingen van het keizerlijk echtpaar bediende men zich blijkbaar van niet- keizerlijke representatievormen. Veranderingen betreffen bijvoorbeeld het motief van dextrarum iunctio en laten zich zeer goed verduidelijken. De dextrarum iunctio staat als teken van verbondenheid en verstandhouding tussen twee personen of partijen in nauwe samenhang met de idee van concordia. Het gebaar heeft echter doorheen de tijd verschillende betekenissen of invullingen van betekenissen gekregen. In de periode van Augustus en tot in de late keizertijd verschijnt de dextrarum iunctio op munten en meerdere beelden en met verschillende slagwoorden: voornamelijk om de eendracht tussen keizer en heer of tussen twee heersers te demonstreren. Sedert Antoninus Pius speelt het gebaar echter ook een belangrijke rol voor het keizerlijke echtpaar. In de privérepresentaties zien we dat op portretreliëfs van grafbouwwerken uit de late republiek en vroege keizertijd veel echtparen zich in dextrarum iunctio laten afbeelden.567 In het vroege principaat was het onderscheid tussen leden van het keizerlijke huis en de andere matronae nog zeer klein. De afbeeldingen in godengestalte boden evenwel al een grotere mate van exclusiviteit. Hiermee hangt een legitimatie in hellenistische traditie samen van het keizershuis, dat zich voor haar leden, ook de vrouwelijke, beroept op ongewone, bovenmenselijke kwaliteiten en gaven. Aangezien echter in de claudische tijd reeds privépersonen van deze kunst van zelfrepresentatie gebruik maakten, voerde het verlangen naar exclusiviteit zichtbaar naar een bewuste toenadering bij oorspronkelijk niet-keizerlijke representatiewijzen. In deze vorm, die aansloot bij de burger, werd tenslotte het dynastische streven van de Antonijnen naar voor gebracht, die onder Trajanus en Hadrianus bewust geen thema van de officiële zelfrepresentatie waren geweest. De Severi bouwden hierop verder, met nadruk op het charisma van de keizersfamilie. In het verdere verloop van de derde eeuw speelden afbeeldingen in godengestalte geen rol van betekenis meer. De eigen machtsaanspraak had geen nood meer aan legitimering door bovenmenselijke bekwaamheden.568 Niettemin kunnen de onderscheiden in de afbeeldingen van de vrouwen van het keizershuis niet enkel en alleen worden herleid tot binnendynastische-ideologische overwegingen. Zo kan bijvoorbeeld de benoeming van Faustina minor tot mater castrorum – en daarmee het toegankelijk maken van het militaire element voor de vrouwelijke beeltenis – als concrete reactie op een crisissituatie in de buitenlandse politiek en dienovereenkomstige onzekerheid van de bevolking begrepen worden. Er kunnen echter ook algemenere maatschappelijke ontwikkelingen in acht worden genomen. Zo is er het opgeven van de specifieke klederdracht ten voordele van godenattributen, of de toenemende emotionalisering en erotisering in het huwelijksbeeld vanaf het einde van de eerste eeuw. Er wordt vanaf dan

567 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 17 568 Ibidem, pg. 25

112 veel meer waarde gehecht aan de persoonlijke kwaliteiten, ook wanneer deze volledig gestandaardiseerd waren.569

Standbeelden en dedicaties voor individuen dienden verschillende doeleinden, van het uitdrukken van dank voor ontvangen weldaden, tot een uitlaatklep voor evergetisme, tot het onder de aandacht brengen van de schenkers aan de persoon die geëerd wordt. Standbeelden van keizerlijke vrouwen zouden dus ook verband kunnen houden met het in de gunst trachten te komen bij de keizer. Maar hoewel de relatie tussen de geëerde vrouw en de regerende of vergoddelijkte keizer bijna altijd expliciet wordt gemaakt, kunnen we niet altijd deze conclusie trekken.570

Inscripties die getuigen van afbeeldingen van de keizerlijke vrouwen (vroege 2de eeuw)

45% 55%

keizerlijke schrijnen geïsoleerd

Bovenstaande grafiek, gebaseerd op de gegevens in het artikel van Boatwright, toont duidelijk hoe het merendeel van de inscripties die getuigen van standbeelden van keizerlijke vrouwen (tot en met Vibia Sabina) komen van herkenbare keizerlijke schrijnen. Het gaat om 48 van een mogelijk totaal van 87 gevallen en ze bevinden zich vaak in het oosten van het rijk.571 De meeste overgeleverde afbeeldingen van vrouwen die behoorden tot het keizershuis moeten we ons in groepscontext voorstellen, en meestal was dit „familiaal‟. Wanneer we kijken naar de groepssamenhang zoals die wordt weergegeven op staatsreliëfs, zien we de vrouwen uit keizershuizen opduiken binnen de familie en/of in samenhang met een religieuze ceremonie.572 Wat de keizerlijke familiegroepen betreft, is er een bijzonder mooi voorbeeld dat kan worden toegelicht aan de hand van een nieuwe inscriptie uit Ephesos die werd ontdekt door

569 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 25 570 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 525 571 Ibidem, pg. 528 572 ALEXANDRIDIS, Exklusiv oder bürgernah ? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, pg. 20

113 archivarisch onderzoek in de papieren van John Turtle Wood, de eerste persoon die opgravingen deed op de site. Wood groef op in Ephesos tussen 1863 en 1874. De nieuwe inscriptie die werd aangetroffen op de basis van het beeld van Marcus Aurelius, gecombineerd met twee eerder gepubliceerde basissen, tonen dat het bouleuterion van Ephesos een keizerlijke familiegroep tentoonspreidde die Lucius Verus, Marcus Aurelius, diens eerst geboren kind Domitia Faustina, en waarschijnlijk ook Faustina Minor en Antoninus Pius omvatte. Een gelijkaardige structuur werd aangetroffen te Nysa aan de Meander, waar we in de scaenae frons van het bouleuterion in de oudheid in de vier ingebouwde naiskoi telkens een beeld van een volwassen lid van de keizerlijke familie aantroffen, met name van Marcus Aurelius, Lucius Verus, Faustina Minor en Antoninus Pius. Een basis voor het meisje Domitia Faustina werd aangetroffen nabij de W pilaar van de parodos muur. Als er een parallel kan worden gelegd met Nysa, dateert de oprichting van deze beeldengroep te Ephesos van 148/149 of 149/150, wanneer Domitia Faustina het enige kind van Marcus en Faustina was.573 Betreffende de zelfpresentatie door middel van de portretkunst, zien we bij de keizers Antoninus Pius en Marcus Aurelius twee elementen die typisch terugkeren: de Pietas tegenover overleden verwanten en de propaganda voor de verschillende opvolgers. Ten grondslag van deze afbeeldingspropaganda, ligt een uitgesproken familiezin, die op de continuïteit van de hele familie gericht is.574

Percentage beelden, portretten en bustes per keizerin

5% 4% 8% 8% Plotina Marciana

24% 9% Matidia Sabina Faustina Major Faustina Minor 17% Lucilla Crispina 25%

Bovenstaande grafiek575 toont mooi aan hoeveel beelden er relatief gezien van elke vrouw uit de keizerlijke familie werden bewaard tot vandaag de dag. We zien er bijzonder duidelijk dat

573 KALINOWSKI & TAEUBER, A new Antonine inscription, pg. 351-357 574 FITTSCHEN, Bildnispropaganda der antoninischen Familie, pg. 185 575 gebaseerd op: WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina en op WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit

114 de twee Faustina‟s samen goed zijn voor bijna de helft van de overgeleverde beelden. Voor Faustina Minor hoeft dit niet te verbazen, gezien onder andere de lange tijd dat ze aan de top van het rijk stond en het grote aantal kinderen dat ze voortbracht, maar het is toch opvallend dat Faustina Major een dergelijk groot percentage van de overgeleverde beelden inneemt. Tenslotte heeft haar tijd aan de top slechts een drietal jaar geduurd. De grote toewijding van haar echtgenoot aan de nagedachtenis van zijn vrouw kan wat dit betreft wellicht een verklaring bieden. Als we het cirkeldiagram bekijken lijkt het erop dat we een toename doorheen de tijd kunnen zien in het aantal beelden dat overgeleverd is per vrouw. Lucilla en Crispina zijn als laatste vrouwen slechts goed voor een klein percentage van de beelden, maar aangezien ze in ongenade zijn gevallen kunnen we hen eigenlijk niet gebruiken om de evolutie doorheen de tijd na te gaan.

Aantal beelden, portretten en bustes per keizerin, met aanduiding van de types die volgens Weber dienen te worden behouden of verworpen

Crispina Lucilla Faustina Minor Faustina Major Sabina Matidia Marciana Plotina

0 10 20 30 40 50 60 70 80

Behouden Verworpen

Deze grafiek, evens gebaseerd op de werken van Wegner576, toont aan hoeveel portretten hij beschouwd als authentiek en afkomstig van de keizerin in kwestie, en hoeveel er dienen te worden verworpen, ofwel omdat het kopies uit latere periodes zijn, ofwel omdat ze verkeerd zijn toegeschreven volgens hem. We zien bij elk van de keizerlijke vrouwen een groot percentage van de beelden die wordt verworpen, maar niettemin blijven er grote verschillen in aantallen tussen de vrouwen. De twee Faustina‟s nemen met respectievelijk 39 en 37 exemplaren samen nog altijd het leeuwendeel van de portretten, bustes en beelden voor hun

576 gebaseerd op: WEGNER, Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina en op WEGNER, Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit

115 rekening, maar na aftrekking van de – volgens Wegner – foutief toegeschreven exemplaren, komt Sabina aardig in hun buurt met haar 31 exemplaren. Wat betreft het met de tijd gestadig toenemend aantal standbeelden en “dedications” van de groep keizerlijke vrouwen, wat volgens Boatwright vooral opvalt bij Matidia de Jongere en Sabina, komt overeen met een algemene toename van het aantal imperiale standbeelden die gedurende deze periode werd geattesteerd.577 Er dient evenwel te worden vermeld dat Boatwright in dit artikel de periode van de Faustinae en erna niet behandeld heeft.

Ook de vergoddelijking van de keizerin, de overgang van sterfelijke vrouw tot Diva Augusta, is een onderwerp dat we zien verschijnen in de beeldende kunst. De eerste keizerin die we in deze context terugvinden, is Sabina, de vrouw van Hadrianus. Ook van Faustina Major vinden we een dergelijke afbeelding weer. De godinnen in wier uiterlijk de keizerlijke vrouwen verschenen, belichaamden deugden die werden geassocieerd met huis en familie (Venus, Juno) en met welwillendheid en voorspoed (Ceres, Cybele, Fortuna). De publieke aard van de afbeeldingen waarin de keizerlijke vrouwen werden geassocieerd met godinnen, voornamelijk munten, staatsreliëf, tempels, en beelden op publieke plaatsen zoals marktplaatsen en pleinen, suggereert dat het eerder de rol van de vrouw, dan haar individuele persoonlijkheid was die haar linkte met goddelijkheid.578

4.5. Inscripties

Inscripties zoals die te Luna van omstreeks 104-105 die zijn opgedragen aan IMP.CAES.NERVAE TRAIANO AUG.GER.DACICO PONT.MAX.TR.POT.IX COX.V en links wordt geflankeerd door de woorden PLOTINAE AUGUST. En rechts met MAR[C]IANAE AUG zijn tekenend voor de periode van Trajanus.579 De vele titels van de keizer staan in scherp contrast met de vermelding van zijn vrouw en zuster, van wie de naam niet eens volledig wordt weergegeven.580 Het is afgezien van andere aanleidingen of oorzaken een steeds terugkerend motief, dat een groot deel van de ere-inscripties voor keizerinnen en vrouwelijke leden van het keizerhuis karakteriseert: ze worden als moeder, zuster, echtgenote, nicht van de keizer geëerd.581 Dit is zo pregnant en opmerkelijk, dat het in de meeste gevallen ook de oorzaak voor de huldigingen moet zijn geweest: de Augusta of Diva werd geëerd en vereerd, niet omwille van

577 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 529 578 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 186 579 ROCHE, The Public Image of Trajan‟s Family, pg. 59 580 Ibidem 581 HORSTER, Ehrungen für weibliche Mitglieder des Kaiserhauses des 1.-3. Jhs, pg. 58

116 haar eigen persoon en omwille van haar status als Augusta, maar in de eerste plaats omdat ze in nauwe betrekking met de keizer stond.582

De algemene afwezigheid van spectaculaire genereuze acties van de vrouwen rond Trajanus en Hadrianus vormt een scherp contrast met de ondernemingen van Livia en andere keizerlijke vrouwen uit de Augusteïsche periode. Dit kan niet verklaard worden door armoede of spaarzaamheid, waar we niets over horen, maar lijkt eerder een terughoudendheid in het laten aangroeien van gratia door publieke vrijgevigheid te reflecteren. In het begin van de tweede eeuw lijkt het erop dat de keizerlijke vrouwen meer associëren met andere vrouwen dan met mannen. Zo is de enige ontwijfelachtige schenking van een keizerlijke vrouw uit de omgeving en periode van Trajanus en Hadrianus afkomstig van Sabina en bedoeld voor de Romeinse matronae. Verder zagen we dit ook duidelijk in het testament van Matidia Minor. 583

Veel meer kunnen we niet zeggen over de vergelijking van de epigrafische bronnen die we hebben gebruikt voor de onderlinge vrouwen, aangezien deze niet kwantitief van aard was, in tegenstelling tot de veel uitgebreidere onderlinge vergelijking van de numismatiek en beeldende kunst.

582 HORSTER, Ehrungen für weibliche Mitglieder des Kaiserhauses des 1.-3. Jhs, pg. 58-59 583 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 524-525

117 5. Conclusies

Tot besluit kunnen we stellen dat het er inderdaad sprake lijkt te zijn van een evolutie in de aanwezigheid van de keizerlijke vrouwen in het publieke domein, hierbij hebben we het meer specifiek over de portretkunst en in het bijzonder de muntslag. Deze evolutie wordt bruusk afgebroken met het in ongenade vallen van Lucilla en Crispina bij Commodus, maar nog voor deze in ongenade vielen zagen we dat ook zij ruim vertegenwoordigd waren. In het bijzonder voor de muntslag en het steeds vroeger verlenen van de eretitels die hiermee samenhingen stellen we deze algemene evolutie vast. Het is ook mogelijk een verband te concluderen tussen de vruchtbaarheid van de keizerlijke vrouwen en de representatie en eer die ze verwierven. De vrouwen uit het begin van de tweede eeuw bleven kinderloos en zien we ondervertegenwoordigd in de grafieken, terwijl we met Faustina Minor een duidelijke piek in zowel vruchtbaarheid als eerbewijzen en numismatisch profiel en ook in portretvertegenwoordiging kunnen zien. Dit verband is echter minder sterk dan bepaalde onderzoekers wel zouden willen, want er dient ook rekening te worden gehouden met andere factoren die in deze een rol spelen, zoals de familiale context. Het waren vooral de laatste vrouwen die een dynastische functie leken te vervullen, terwijl hun voorgangsters uit de eerste helft van de periode van de adoptiefkeizers minder direct verwant waren met de keizerlijke familie. Verder is het ook niet onbelangrijk dat Faustina Minor ook wat de duur van haar periode als Augusta betreft, er een lange periode op heeft zitten. Het spreekt vanzelf dat iemand die dubbel zo lang recht op muntslag heeft als iemand anders, ook meer vertegenwoordigd zal zijn. Wat betreft de representatie en deugden die aan deze keizerlijke vrouwen werden toegeschreven op de muntslag zien we in de munt van Rome voornamelijk familiale waarden, die verband houden met de traditionele positie van de vrouw. In de provincies hebben we gezien dat het eerder gaat om lokale waarden, die minder specifiek vrouwelijk waren, zoals vaststellen bij het opduiken van Zeus, en die algemeen eerder Grieks of Egyptisch van oorsprong zijn. Aangezien deze regio‟s een sterkere monetaire traditie hadden dan andere gebieden in het Oosten van het rijk, ligt dit voor de hand. De monetarisering die de verovering van Alexander de Grote met zich had meegebracht was Grieks van aard geweest en dit liet nog lange tijd zijn sporen na in de muntslag van de provincies van het latere Romeinse Rijk, ook al omdat die provincies behoorlijk vrij werden gelaten in de aanmunting. Behalve deze grote evoluties, zijn er ook de persoonlijke accenten bij de verschillende Augustae. Zo zien we dat de numismatische aanwezigheid van Faustina Major grotendeels postuum is en te danken aan de devotie van haar echtgenoot tegenover haar nagedachtenis. Bij haar dochter, Faustina Minor, zien we dan weer een specifieke titel, die van Mater

118 Castrorum, opduiken, die haar in een militaire context situeert, waar we pas veel later terug vrouwen zullen zien opdoemen. Deze titel kan verklaard worden door de specifieke probleemsituatie waarin het rijk op dat moment verkeerde.

Het naast elkaar leggen van de verschillende bronnentypes maakte duidelijk dat de numismatiek en beeldende kunst elkaar mooi aanvullen en ongeveer hetzelfde beeld weergeven. De literaire bronnen deden hetzelfde, indien deze nog tijdens het leven van de keizer werden geproduceerd en hem onder de ogen kwamen, zoals de brieven van Fronto of de Panegyricus van Plinius. De werken die achteraf werden vervaardigd, zoals de Historia Augusta, geven een veeleer negatief beeld en spreken van overspel, slechte huwelijken en complotten. De inscripties werden vooral gebruikt als aanvullende bron van informatie, maar boden specifiek voor de eerste vrouwen informatie over de financiële positie en de mate waarin ze aan evergetisme deden. Dit kan als tegengewicht dienen voor de extra informatie betreffende de muntslag in de provincies die werd behandeld voor de laatste vier dames. Uit die inscripties bleek dat de naaste verwanten van Trajanus en Hadrianus ruime bezittingen hadden, zoals kan verwacht worden van de familie van de keizer, maar ook dat ze minder nadrukkelijk aanwezig waren in het evergetisch beeld dan bijvoorbeeld een Livia ten tijde van Augustus. Ook de invloed die de vrouwen konden uitoefenen op de keizer vinden we terug in de bronnen. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan Plotina die haar invloed aanwent ten gunste van de Epicuristische school van Athene. Dergelijke casussen tonen duidelijk aan dat zelfs de wellicht minder invloedrijke vrouwen uit de keizerlijke familie niettemin in staat waren hun eigen belangen of die van derden na te streven. Als conclusie kunnen we stellen dat de vrouwelijke leden van de keizerlijke familie beslist niet onbelangrijk waren. Ze vervulden een belangrijke dynastische rol, in het bijzonder ten tijde van de adoptiefkeizers, als schakel tussen de verschillende keizers en als potentiële moeder van een opvolger. In het kader hiervan werden ze ook zichtbaar naar voor gebracht, als Augusta, en na hun dood als Diva, omdat ze ten dele een legitimerende functie hadden, naast de traditionele vrouwelijke deugden die ze standaard hoorden uit te dragen.

119 6. Bibliografie

Antieke Bronnen, materiaal gebruikt voor statistische verwerking

Antieke auteurs - Brieven en Panegyricus van Plinius de Jongere, Uitgave Loeb: vertaling Betty Radice - Cassius Dio, Romeinse geschiedenis, Uitgave Loeb: vertaling Earnest Cary, gebaseerd op de versie van Herbert Baldwin Foster, Londen, - Epitome de Caesaribus, (Latijnse tekst, Franz Pichlmayr, Teubner, 1911, ingevoerd door Igor Makhankov, 2000: http://www.forumromanum.org/literature/victor_ep.html ) - The Institutes of Gaius, part 1, Francis de Zulueta, Oxford, 1946 - The Scriptores Historiae Augustae, vol.1, Uitgave Loeb: vertaling David Magie, London, 1967

Beeldende kunst - WEGNER (M.), Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, Berlijn, 1939 - WEGNER (M.), Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, Berlijn, 1956

Inscripties - Corpus Inscriptionum Latinarum - Epigraphische Datenbank Clauss-Slaby (http://www.manfredclauss.de/)

Numismatiek: - HOWGEGO & HEUCHERT, The Roman Provincial Coinage (http://rpc.ashmus.ox.ac.uk/), geraadpleegd op 13 maart 2009 - MATTINGLY (H.), SYDENHAM (E.A.), The Roman Imperial Coinage, Vol. II, to Hadrian, London, 1926 - MATTINGLY (H.), SYDENHAM (E.A.), The Roman Imperial Coinage, Vol. III, Antoninus Pius to Commodus, London, 1930

120 Secundaire literatuur

- ALEXANDRIDIS (A.), Exklusiv oder bürgernah? Die Frauen des römischen Kaiserhauses im Bild, in: KUNST (C.), RIEMER (U.), Grenzen der Macht. Zur Rolle der römischen Kaiserfrauen, Stuttgart, 2000, pp. 9-27 - AMELING (W.), Die Kinder des Marc Aurel und die Bildnistypen der Faustina Minor, In: Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik, 1992, Bd. 90, pp. 147-166 - AYMARD (J.), Lucilla Augusta, In: Revue Archéologique, Paris, 1950, pp.58-66 - AYMARD (J.), La Conjuration de Lucilla, In: Revue des Études Anciennes, Bordeaux, 1955, pp. 85-91 - BAHARAL (D.), Public Image and Women at Court in the Era of the Adoptive Emperors (A.D. 98-180): The Case of Faustina the Younger, In: Studies in Latin Literature and Roman History X. Ed. Carl Deroux, Brussel, 2000, pp. 328-344 - BALSDON (J.P.V.D.), Roman Women. Their History and Habits, London, 1962, pp. 351 - BARDON (H.), Le crépuscule des Césars. Scènes et visages de l‟Histoire Auguste, Monaco, 1964, pp. 316 - BICKERMAN (E.J.), Diva Augusta Marciana, In: The American Journal of Philology, Vol. 95, no. 4, 1974, pp. 362-376 - BIRLEY (A.R.), Hadrian, The Restless Emperor, 1997, pp. 424 - BOATWRIGHT (M.T.), Faustina the Younger, „Mater Castrorum‟, In: Etude de Lettres, 2003, pp. 249-268 - BOATWRIGHT (M.T.), Matidia the Younger, In: Echos du Monde Classique, XXXVI, 1992, pp. 19-32 - BOATWRIGHT (M.T.), The Imperial Women of the Early Second Century A.C., In: The American Journal of Philology, vol. 112, no.4, 1991, pp. 513-540 - BRAEMER (F.), Le portrait romain, son rôle dans la propaganda impériale et dans le maintien de la stabilité du gouvernement de l‟Empire, In: Wissenschaftliche Zeitschrift der Humboldt-Universität zu Berlin, 1982, 2/3, pp.163-165 - BRENNAN (T.C.), The Poets Julia Balbilla and Damo at the Colossus of Memnon, In: The Classical World, vol. 91, no. 4, 1998, pp. 215-234 - BURNS (J.), Great Women of Imperial Rome. Mothers and wives of the Caesars, London & New York, 2007, pp. 348 - CANCIK (H.) & SCHNEIDER (H.), Der Neue Pauly. Enzyklopädie der Antike, Stuttgart, 1998 - CARSON (R.A.G.), Coins of the Roman Empire, London & New York, 1990, pp.367

121 - CENTLIVRES CHALLET (C.-E.), BÄHLER BAUDOIS (M.), Les femmes sur les monnaies impériales romaines. Quelles influences à l‟origine de la monnaie de Fausta trônante ?, In : Les Femmes Antiques entre sphère privée et sphère publique, Lausanne, 2002, pp. 269-279 - CHAMPLIN (E.), Fronto and Antonine Rome, London, 1980, pp. 177 - D‟AMBRA (E.), Roman Women, Cambridge, 2007, pp. 215 - FAU (G.), L‟émancipation féminine dans la Rome Antique, Paris, 1978 - FITTSCHEN (K.), Bildnispropaganda der antoninischen Familie, In: Wissenschaftliche Zeitschrift der Humboldt-Universität zu Berlin, 1982, 2/3, pp. 185-186 - FITTSCHEN (K.), Die Bildnistypen der Faustina Minor und die Fecunditas Augustae, Göttingen, 1982, pp. 93 - FITTSCHEN (K.), Nicht Sabina, In: Archäologischer Anzeiger des Deutsches Archäologisches Institut, 2000, deel 4, pp. 507-514 - FORBIS (E.P.), Women‟s Public Image in Italian Honorary Inscriptions, In: The American Journal of Philology, Vol. 111, no. 4, 1990, pp. 493-512 - GEISSEN (A.), Die ältere Faustina auf alexandrinischen Tetradrachmen, In: Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik, Bd. 92, 1992, pp. 177-178 - HAMMOND (M.), The Antonine Monarchy, Rome, 1959, pp. 527 - HEMELRIJK (E.A.), Matrona Docta. Educated Women in the Roman Elite from Cornelia to Julia Domna, London, 1999, pp. 382 - HORNBLOWER (S.) & SPAWFORTH (A.) (ed.), The Oxford Classical Dictionary, Oxford, 1999 - HORSTER (M.), Ehrungen für weibliche Mitglieder des Kaiserhauses des 1.-3. Jhs., In: KUNST (C.), RIEMER (U.), Grenzen der Macht. Zur Rolle der römischen Kaiserfrauen, Stuttgart, 2000, pp.57-59 - KALINOWSKI (A.) & TAEUBER (H.), A new Antonine inscription and a new imperial statue-group from the bouleuterion at Ephesos. In: Journal of Roman Archaeology, vol. 14, 2001, pg. 351-357 - KELTANEN (M.), The Public Image of the Four Empresses. Ideal Wives, Mothers and Regents? In: Women, Wealth and Power in the Roman Empire. Acta Instituti Romani Finlandiae Vol. 25, Rome, 2002, pp. 105-146 - KEPPIE (L.), Understanding Roman Inscriptions, Baltimore, 1991, pp. 158 - KIENAST (D.), Römische Kaisertabelle. Grundzüge einer römischen Kaiserchronologie, Darmstadt, 1996, pp. 399 - KLEINER (D.E.E.), Women and Family Life on Roman Imperial Funerary Altars, In: Latomus 46, 1987, pp. 545-554

122 - KLEINER (D.E.E.), MATHESON (S.B.), I Claudia. Women in Ancient Rome, New Haven, 1996, pp. 227 - KRIER (J.), Zum Brief des Marcus Aurelius Caesar an den dionysischen Kultverein von Smyrna, In: Chiron, bd. 10, 1980, pp. 449-456 - KROH (P.), Lexicon der antiken Autoren, Stuttgart, 1972, pp. 675 - KUHOFF (W.), Zur Titulatur der römischen Kaiserinnen während der Prinzipatszeit, In: Klio 75, 1993, pp. 244-256 - MacMULLEN (R.), Women‟s Power in the Principate, In: Klio 68, pp. 434-443 - MATTINGLY (H.), The Consecration of Faustina the Elder and Her Daughter, In: The Harvard Theological Review, vol. 41, no. 2, 1948, pp. 147-151 - MATTINGLY (H.), SYDENHAM (E.A.), The Roman Imperial Coinage, Vol. II, Vespasian to Hadrian, London, 1926 - MATTINGLY (H.), SYDENHAM (E.A.), The Roman Imperial Coinage, Vol. III, Antoninus Pius to Commodus, London, 1930 - MEISCHNER (J.), Zum Bildnis der Kaiserin Crispina. Mit 8 Abbildungen, In: Jahrbuch des Deutschen Archäologischen Instituts, Bd. 76, 1961, pp. 188-192 - NOREÑA (C.F.), The Communication of the Emperor‟s Virtues, In: The Journal of Roman Studies, Vol. XCI, 2001, pp. 146-168 - RAEPSAET-CHARLIER (M.-T.), Prosopographie des femmes de l‟ordre sénatorial (Ier-IIe siècles), Lovanii, 1987, pp. 810 - ROCHE (P.A.), The Public Image of Trajan‟s Family, In: Classical Philology, Vol. 97, no. 1, 2002, pp. 41-60 - SZAIVERT (W.), Moneta Imperii Romani 18, Die Münzprägung der Kaiser Marcus Aurelius, Lucius Verus und Commodus (161/192), Wenen, 1986, pp. 336 - STEPPER (R.), Zur Rolle der römischen Kaiserin im Kultleben, In: KUNST (C.), RIEMER (U.), Grenzen der Macht. Zur Rolle der römischen Kaiserfrauen, Stuttgart, 2000, pp. 61-72 - WEGNER (M.), Die Herrscherbildnisse in antoninischer Zeit, Berlijn, 1939 - WEGNER (M.), Hadrian. Plotina, Marciana, Matidia, Sabina, Berlijn, 1956 - WISSOWA (G) & KROLL (W.), Paulys Real-Encyclopädie der classischen Altertumswissenschaft, Stuttgart - ZIEGLER (K.) & SONTHEIMER (W.), Der Kleine Pauly. Lexikon der Antike, München, 1979

123 Internetsites:

- HOWGEGO & HEUCHERT, The Roman Provincial Coinage (http://rpc.ashmus.ox.ac.uk/), geraadpleegd op 13 maart 2009 - Musei in comune, Musei Capitolini http://www.museicapitolini.org/percorsi/percorsi_per_temi/ritratti_imperiali/ritratto_di_f austina_minore_giovane (portretafbeelding Faustina Minor), geraadpleegd op 12 oktober 2008 - Roman Portrait Sculptures http://www.romancoins.info/port-matidia-louvre.JPG (portretafbeelding Matidia), geraadpleegd op 11 oktober 2008 - Sandra J. Shaw, Art History I, Lecture 25, portretkunst van Griekenland tot Rome, http://www.sandrashaw.com/AH1L25.htm (portretafbeelding Ulpia Marciana), geraadpleegd op 11 oktober 2008 - Sandra J. Shaw, Art History I, Lecture 26, the roman world in relief, http://www.sandrashaw.com/AH1L26.htm (reliëf vergoddelijking Sabina, reliëf vergoddelijking Antoninus Pius en Faustina, reliëf triomftocht Septimius Severus), geraadpleegd op 12 oktober 2008 - http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/d/dc/VerlovingAureliusFaustina.jpg (afbeelding verloving Faustina Minor en Marcus Aurelius), geraadpleegd op 3 december 2008 - VRoma, A Virtual Community for Teaching and Learning Classics, http://www.vroma.org/images/mcmanus_images/plotina_massimo.jpg (afbeelding Plotina, Museo Vaticano, afbeelding munt Lucilla), geraadpleegd op 6 december 2008

124