De Vrouwen Van De Adoptiefkeizers
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Aurora Van Hamme Stamnr. 20041753 DE VROUWEN VAN DE ADOPTIEFKEIZERS masterscriptie ingediend voor het behalen van het diploma van master in de geschiedenis Promotor: Prof. Dr. K. Verboven Academiejaar 2008-2009 1. Inleiding Gender in de klassieke oudheid past binnen een hiërarchisch systeem waarbij de man superieur werd geacht en de vrouw inferieur, zoals ook niet-Romeinen, jongeren, en ongetemde dieren, die allen de stevige hand van een Romeinse mannelijke autoriteit nodig hadden.1 De jurist Gaius schreef in de tweede eeuw, in zijn richtlijnen tot Romeins recht, de instituten, dat vaders in hun testamenten voogden dienden aan te wijzen voor hun kinderen: voor mannen zolang deze niet volwassen waren, en voor vrouwen op elke leeftijd, zelfs indien getrouwd.2 Hij vervolgt dat er naar zijn mening geen rechtvaardiging bestaat voor het aanwijzen van een voogd voor een volwassen vrouw, omdat hij de algemeen aanvaarde claim dat het oordeel van een vrouw niet betrouwd kan worden, verdacht vindt, vrouwen regelden hun zaken toendertijd immers zelf, en het aanwijzen van een voogd was enkel nog een formaliteit, waarbij de voogd soms zelfs tegen diens wil werd aangesteld.3 Gaius was er zich met andere woorden van bewust dat ongeacht wat de wet zei, vrouwen in werkelijkheid met groot succes hun eigen zaken regelden en dit door gebruik te maken van hun eigen vaardigheden en mogelijkheden, aldus Baharal.4 Romeinse vrouwen hadden niet de mogelijkheid te stemmen of publieke functies te bekleden, maar speelden niettemin een actieve rol in zowel publiek als privaat leven, zeker wanneer we de vergelijking met hun Griekse geslachtsgenotes maken.5 Na het huwelijk werd er van Romeinse vrouwen uit de hogere klassen verwacht dat ze deelnamen aan het sociale leven. Echtgenotes dienden de gasten van hun echtgenoot te entertainen en hun man te vergezellen bij sociale bezoeken en diners. Achter de schermen kon een vrouw betrokken worden bij de zaken van haar man, het beheer van zijn bezittingen en zijn politieke carrière. Vanaf Tiberius was het vrouwen toegestaan om hun man te vergezellen wanneer deze als magistraat naar de provincies trok, en het lijkt erop dat velen dit ook deden.6 1 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 12 2 Gaius, Institutiones I, 144 “Permissum est itaque parentibus liberis, quos in potestate sua habent, testamento tutores dare: Masculini quidem sexus inpuberibus, feminini vero inpuberibus puberibusque, vel cum nuptae sint..” 3 Gaius, Institutiones I, 144 “Veteres enim voluerunt feminas, etiamsi perfectae aetatis sint, propter animi levitatem in tutela esse.” Gaius, Institutiones I, 190-191 " Feminas vero perfectae aetatis in tutela esse fere nulla pretiosa ratio suasisse videtur: Nam quae vulgo creditur, quin levitate animi plerumque decipiuntur et aequum erat eas tutorum auctoritate regi, magis speciosa videtur quam vera; mulieres enim, quae perfectae aetatis sunt, ipsae sibi negotia tractant, et in quibusdam causis dicis gratia tutor interponit auctoritatem suam; saepe etiam invitus auctor fieri a praetore cogitur. Unde cum tutore nullum ex tutela iudicium mulieri datur: At ubi pupillorum pupillarumve negotia tutores tractant, eis post pubertatem tutelae iudicio rationem reddunt." 4 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 332 5 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28 6 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 9-10 1 Het was voor Romeinse vrouwen mogelijk om bezit te hebben, vastgoed te erven, en familiezaken te beheren, ze waren grotendeels verantwoordelijk voor de opvoeding en voor de keuze van echtgenoot voor hun kinderen. Ze waren, in tegenstelling tot de Griekse vrouwen, niet in hun bewegingsvrijheid beperkt tot hun huizen, maar konden vrij naar de markt, het theater of amfitheater en de thermen gaan.7 Hun rol in de politiek hing af van de status van hun vaders of echtgenoten en de activiteiten en invloed van vrouwen was grotendeels indirect en vond plaats achter de schermen.8 Het mannelijk ideaal van vrouwelijk gedrag werd reeds in de 2de eeuw v.o.t. geformuleerd in Mostellaria, een komedie van Plautus. In de lijnen 186-228 brengt de held drie basisidealen voor een gehuwde Romeinse vrouw naar voor: ten eerste, uniuira – ze heeft slechts één echtgenoot, ten tweede, aeternus en sempiternus – de huwelijksbanden zijn eeuwig, dat wil zeggen levenslang. De band kan enkel door de dood worden verbroken, en dit betekent de dood van de echtgenote, niet van de man. Het derde ideaal is morem gerere – de totale gehoorzaamheid van de vrouw aan de man. Deze drie idealen kunnen worden uitgedrukt in de dextrarum iunctio ceremonie, het schudden van de rechterhand, ten teken van de band van het huwelijk, wat vaak naar voorkomt op grafstenen en munten. De ideale Romeinse vrouw was, en bleef, bescheiden, gehoorzaam, onderworpen, bij voorkeur mooi, en mengde zich niet met zaken die werden gezien als behorend tot het domein van de mannen. Haar activiteiten waren grotendeels beperkt tot het huis en de familie, en haar voornaamste rol bestond in het baren en opvoeden van wettelijke kinderen.9 Geachte matrones konden voorgesteld worden met mannelijke karakteristieken in literaire en visuele representaties om aan te geven dat enkel uitzonderlijke vrouwen de waardigheid, discipline, en adellijkheid van het mannelijk ideaal konden verwerven. Het huwelijk vervolledigde de vrouw, bekleedde haar met een sociale tegenwoordigheid, en redde haar van haar aangeboren incompetentie.10 Hoewel keizerlijke vrouwen, zo lijkt het, macht via hun echtgenoten verwierven, had deze macht belangrijke vertakkingen en werd ze verworven door verschillende vrouwen in de keizerlijke kringen.11 Vrouwen uit de hoogste klasse namen een onzekere positie in: als leden van de heersende klasse maar tegelijk van de ondergeschikte sekse deelden ze in de prestige en onderscheidingen van hun klasse, maar tegelijk werden ze gezien als sociaal inferieur aan de man van hun klasse, of werden ze bij de minderjarigen geschaard. Deze contradictorische positie werd veroorzaakt door de ambigue manier waarop vrouwen uit de 7 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28 8 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 142 9 BAHARAL, Public Image and Women at Court, pg. 330-331 10 D‟AMBRA, Roman Women, pg. 12-13 11 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28 2 hogere klasse verbonden waren met de senatoriale, equestoriale of decuriale orden. Terwijl mannen tot deze klassen behoorden door hun geboorte, welvaart en politieke carrière, waren vrouwen er slechts indirect mee verbonden: ze ontvingen bij hun geboorte de rang van hun vader en namen bij het huwelijk die van hun echtgenoot over. Vanaf de periode van Augustus vormde de senatoriale rang hier evenwel een uitzondering op, doordat ze ook erfelijk werd voor dochters.12 Soms verwierven vrouwen zelfs wat als echte politieke macht kon gelden, wat evenwel inconsistent was met de normale sociale constructies in Rome.13 Ze zorgden voor zichzelf op een typisch Romeinse manier: voor betaling in cash of krediet konden ze praetorische prefecturen, consulaten, gouverneurschappen, procuratorschappen, lagere functies, gunsten, gratie en gerechtelijke beslissingen die soms neerkwamen op moord ten voordele van hun aanhangers voorzien.14 Afstamming, belangrijke connecties en geld vormden de belangrijkste ingrediënten voor macht en prestige van een Romeinse vrouw. Deze drie karakteristieken zijn echter moeilijk waar te nemen voor de vrouwen rond Trajanus en Hadrianus. De keizerlijke vrouwen rond Trajanus en Hadrianus zijn grotendeels afkomstig uit families die pas recentelijk belangrijk waren geworden, zoals Marciana en Matidia de Oudere, of van onopvallende families, zoals Plotina en Domitia Paulina, de moeder van Hadrianus. Financiële onafhankelijkheid vormde een ander essentieel element voor macht en autonomie. Hoewel vrouwen in theorie niet financieel onafhankelijk waren en steeds onder officieel toezicht van een vader, echtgenoot of voogd stonden, werd dit in de tweede eeuw niet meer zo strikt in de praktijk omgezet als de wettelijke normen doen denken. Niettemin was complete vrijheid van financieel handelen eerder ongewoon en onder de vrouwen van de hoogste klasse in Rome enkel mogelijk voor Vestaalse Maagden en voor vrouwen die, volgens de Augusteïsche wetgeving, dit recht hadden verworven door minstens drie kinderen te hebben gebaard. Een buitengewone dispensatie had Livia en alle andere Augusteïsche keizerlijke vrouwen ook publiekelijk dit privilege toegekend. In 35 v.o.t. verkregen Livia en Octavia, de zuster van Octavianus, via wet, senatus consultum of triumviraal edict, zowel vrijheid van handelen als de onschendbaarheid van tribunen toebedeeld. Deze financiële vrijheid was dus ook van toepassing op de keizerlijke dames die behandeld zullen worden. Van de keizerlijke vrouwen uit het begin van de tweede eeuw treffen we echter zo goed als geen grote bouwwerken aan, dit in contrast met bewijzen van publieke bouwactiviteiten door onder andere Octavia en Polla, de zuster van Agrippa, en de uitgebreide economische activiteiten van Livia.15 12 HEMELRIJK, Matrona Docta, pg. 11-12 13 KLEINER & MATHESON, I Claudia, pg. 28 14 MacMULLEN, Women‟s Power in the Principate, pg. 434 15 BOATWRIGHT, The Imperial Women of the Early Second Century, pg. 515, 518-520 3 Wat betreft het religieuze kader zien we voor de keizer een hele resem priesterambten, die stammen uit de republikeinse tijd en geïntegreerd werden in het nieuwe systeem. Wat zijn echtgenote betreft, is dit een sector waarin ze actief naar voor kan komen, zonder de traditionele rollenpatronen in vraag te stellen, aldus Stepper, aangezien bezigheden als opperbevelhebber