BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK

PROJECTNUMMER V14 | STEENHUISMEURS VENNEBROEK | JANUARI 2020 Voorpagina: Zuiderzeemuseum, 2018 [The Flying Dutchmen]

2 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM INHOUD

INLEIDING 5 4. REALISATIEFASE 45 Gebouwen 1. VOORGESCHIEDENIS 7 Buitenruimte De Hindelooperkamer Omgeving Fragmentengebouw Programmering en beheer Nederlands Openluchtmuseum, Zaanse Schans 5. ZUIDERZEEMUSEUM BEELDIMPRESSIE 58 Zuiderzeemuseum Conclusie 6. WAARDERING 73 Kernwaarden 2. VOORGESCHIEDENIS BUITENMUSEUM 13 Cultuurhistorische waarde Monumentendag, 1942 Museologische waarde Het rapport van de Rijkscommissie voor Advies inzake de Musea, 1943 Landschappelijke waarde Commissie van advies van een Zuiderzeemuseum in , 1943 Stedenbouwkundige en ensemblewaarden Besluitvorming Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 1948 Architectonische waarde

3. PLANVORMING BUITENMUSEUM 1946-1968 25 Ontwerpen voor het Buitenmuseum: Bouma 1946-1955 BRONNEN EN EINDNOTEN 89 Uitgangspunten voor het Buitenmuseum, 1956 Literatuur Ontwerp Buitenmuseum: Fleddérus, 1958 Geraadpleegde archieven De bouwcommissie, 1965 Eindnoten Opslagloods en kapel , 1965-66 Beplantingsplan Kelder, 1965-66 COLOFON 93 Op zoek naar oude panden, 1966-67 Dijkaanleg en andere gewijzigde omstandigheden, 1967 Schetsontwerp buitenmuseum, Janse 1967 Van Bouwcommissie naar Commissie Buitenmuseum Structuurvisie Buitenmuseum: Heijligenberg, 1968

STEENHUISMEURS 3 4 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM INLEIDING

Het Nederland van vóór de is tegenwoordig niet haven niet meer bereiken. Tussen 1650 en 1850 daalde Het Zuiderzeemuseum is een rijksmuseum en is als zodanig meer goed voor te stellen. De en de Waddenzee de bevolking van 22.000 naar 5.400 inwoners. Nadat onderdeel van de collectie Nederland. Het leeuwendeel van liepen in elkaar over en vormden een (voor Nederlandse de Afsluitdijk in 1932 was voltooid, lag Enkhuizen niet de Rijkscollectie (collectie Nederland) wordt beheerd door begrippen) enorme binnenzee. De invloed van die zee langer aan zee. De stad was meer dan bereid om het de voormalige Rijksmusea, die in 1994 zijn verzelfstandigd. was tot in het hart van het land voelbaar. De provincies Zuiderzeemuseum, waar de verloren cultuur van de dorpen De musea hebben de collecties in bruikleen van de Gelderland, Overijssel en Utrecht lagen aan zee. De en stadjes rond de Zuiderzee in vol bedrijf zou worden staat. De verantwoordelijkheid voor de Rijkscollectie ligt Zuiderzee had vier eilanden: Urk, Schokland, Marken en getoond, welkom te heten. grotendeels bij de minister van Onderwijs, Cultuur en . De grote centrale watervlakte vormde een Wetenschap. Net als in het Openluchtmuseum in Arnhem is barrière van jewelste tussen het noorden en het westen Het Zuiderzeemuseum trekt jaarlijks 300.000 bezoekers en er voor gekozen om deze museumstatus niet te combineren van het land. De landschappelijke en culturele verschillen bestaat uit een Binnenmuseum en een Buitenmuseum. Het met de aanwijzing van rijksmonumenten of een beschermd tussen Friesland, Noord-Holland en de Veluwe waren Binnenmuseum richt zich op het systematisch opbouwen, dorpsgezicht. Dat maakt dat het Buitenmuseum in een groot. Maar de zee verbond ook al deze gebieden, dankzij onderzoeken en presenteren van een cultuurhistorische planologisch ‘zwart gat’ is beland, omdat niet precies vastligt de visserij, de scheepsbouw en het vervoer over water. collectie. Het is gevestigd in een reeks historische wat tot de rijkscollectie moet worden gerekend en wat niet – De aanleg van de Afsluitdijk (1932) betekende het einde panden aan de Wierdijk, met uitzicht op de haven. Het en hoe zich dat verhoudt tot ruimtelijke ontwikkelingen in de van de Zuiderzeecultuur, zoals die zich in de loop van Buitenmuseum, geopend in 1983, ligt op de zuidelijke omgeving. De huidige planvorming voor het Enkhuizerzand eeuwen had gevormd. Met een visserijtentoonstelling in punt van het Enkhuizer Zand. Dit is een buitendijks heeft deze vraag actueel gemaakt en was de concrete Enkhuizen (1930), wetenschappelijke expedities, publicaties recreatiegebied, direct ten noorden van de historische aanleiding om een cultuurhistorische verkenning van het en documentaires werd deze cultuur onderzocht en onder binnenstad van Enkhuizen. Hier komt de Zuiderzeecultuur museum op te stellen. Het doel is om de cultuurhistorische de aandacht gebracht. Het leidde kort na de Tweede tot leven, in de setting van een museumdorp aan de zee. waarde van het Buitenmuseum expliciet te maken, op de Wereldoorlog tot de oprichting van het Zuiderzeemuseum in Vanuit het Buitenmuseum is het zicht op Enkhuizen en het schaal van landschap, stedenbouw, museumaanleg en Enkhuizen. ‘gevoel van de zee’ te ervaren. Andersom is het museum de opzet van de buurtjes. Het onderzoek is gebaseerd een deel van de skyline van Enkhuizen en van de kustlijn op archiefmateriaal, literatuur en veldwerk. Ook is de De komst van het Zuiderzeemuseum was een enorme van het IJsselmeer geworden. Het idee was om een ontwerper van het museum, de stedenbouwkundige Kees opsteker voor Enkhuizen. In de zeventiende eeuw was compact museumdorp te maken dat op het water was Heijligenberg uitgebreid geïnterviewd. Enkhuizen de derde stad van het huidige Noord-Holland. georiënteerd. Het juiste ‘milieu’ voor dit museum zou alleen Van dat roemrijke verleden restte in de jaren dertig langs de oevers van de voormalige Zuiderzee gevonden SteenhuisMeurs Vennebroek alleen het decor. Sinds 1700 kampte de stad met krimp, kunnen worden en de ‘echtheid’ van het museumdorp Januari 2020 veroorzaakt door de oorlogen met Engeland, de opkomst bestond er uit dat in het museum een alledaagse van Amsterdam en het verzanden van de havenmond (door werkelijkheid werd geschapen. het beruchte Enkhuizer Zand). Grote schepen konden de

STEENHUISMEURS 5  Historische tentoonstelling Oude Manhuispoort, Amsterdam 1976 [Rijksmuseum Amsterdam]

6 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Hindelooper Kamer, Leeuwarden 1877 [Collectie Fries genootschap; De Jong 2001, 76] 1. VOORGESCHIEDENIS  Rijksmuseum Amsterdam, Fragmentengebouw in 1971 [Rijksmuseum Amsterdam]

Gedurende de negentiende eeuw kwam de volkscultuur totaalbeeld ervaren. De echte vernieuwing vond volgens in Europa in de belangstelling te staan. Het begon met het hem een jaar later in Leeuwarden plaats, waar op de in kaart brengen van oude gewoonten en tradities op het oudheidkundige tentoonstelling een Hindelooper kamer platteland, wat leidde tot publicaties en tentoonstellingen. was gemaakt. Het was maar een samenraapsel van oude Rond 1900 ontstonden de eerste openluchtmusea. De meubels, op karton geschilderde tegels en vier poppen Scandinavische landen liepen hierin voorop. In 1873 stichtte in klederdracht, maar de impact op de bezoekers was Artur Hazelius bij Stockholm het Nordiska Museet, waar enorm. Voor hen kwamen de aangeklede poppen over als op zijn initiatief in 1891 het openluchtmuseum Skansen ‘virtual reality’. Gezien door ogen van anderhalve eeuw bij kwam. Andere openluchtmusea volgden in Noorwegen geleden leek het of de houten klazen ieder ogenblik in (Bygdøy 1894, Maihaugen 1904), Finland (Seurasaari beweging konden komen. De Hindelooper kamer werd het 1909), Denemarken (Arhus 1914), Nederland (Arnhem jaar erop in Parijs op de wereldtentoonstelling getoond en 1918) Duitsland (Unteruhldingen 1928, Cloppenburg 1934) had ook daar, ondanks de bescheiden opzet, veel succes. en Roemenië (Boekarest 1936). De museumterreinen Bijzonder aan de Hindeloper kamer was dat de bezoekers hadden een parkaanleg, waarin oude bouwwerken werden erin rond konden lopen en dus opgingen in de presentatie. gereconstrueerd en samen een historische collectie Die ervaring werd niet geboden in de groots opgezette vormden. Ze boden het decor om de traditionele levenswijze Zweedse inzending van Artur Hazelius. Hij liet de bezoeker op het platteland aan de hand van gebruiksvoorwerpen nagebouwde scenes uit het Zweedse volksleven in groot en interieurs te etaleren. In Nederland ontstonden uitgevallen kijkdozen (‘taferelen’) zien, maar hier bleef de gedurende de twintigste eeuw verschillende private bezoeker een letterlijke buitenstaander.2 en publieke openluchtmusea, met een meer of minder wetenschappelijk onderbouwde collectie. De totstandkoming FRAGMENTENGEBOUW van de belangrijkste openluchtmusea laat prachtig zien De stap van stijlkamer naar bouwkundige collectie werd in hoe de ideevorming en de ruimtelijke concepten van Nederland door P.J.H. Cuypers gezet in het Rijksmuseum te openluchtmusea zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld. Amsterdam, dat in 1885 zijn deuren opende. Het museum bestond aanvankelijk uit een reeks van (apart toegankelijke) DE HINDELOOPERKAMER collecties op het gebied van kunst, kunstnijverheid en Halverwege de negentiende eeuw vonden in Nederland geschiedenis. Bouwkunst was een van de thema’s, oudheidkundige tentoonstellingen plaats, onder meer in waarbij het niet zozeer om de plattelandscultuur, maar Utrecht (1857), Delft (1863), Middelburg (1870), Zaandam om kerkelijke en burgerlijke bouwkunst ging. Cuypers (1874) en Amsterdam (1876). In de Oude Manhuispoort ontwierp sommige museumzalen in aansluiting op de Amsterdam richtte architect P.J.H. Cuypers in 1876 daarin geëtaleerde objecten, zodat historische ensembles stijlkamers uit de zeventiende en de achttiende eeuw in. ontstonden. Zo werden in de gotische zaal (in de De historicus Ad de Jong noemde ze de eerste museale kelder) replica’s van historische kolommen, nagemaakte ensembles in Nederland.1 Hier kon de bezoeker een muurschilderingen, plafonds en afgietsels van gips uit

STEENHUISMEURS 7  Nederlands Openluchtmuseum Arnhem, schooltje uit Lhee [Openluchtmuseum, Arnhem]  Plattegrond Nederlands Openluchtmuseum Arnhem, 1919 [NOB 12 (1919) 68]

8 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Zaanse Schans in 1965 [H.J. Janse, RCE]

kerken in Zwolle, Maastricht en Venlo opgenomen. In de interieurs en bouwfragmenten uit het museum verwijderd. oorspronkelijke ruimtelijke context. De landschappen (waar schepenzaal werd een kopie van een schoorsteenstuk Bij de laatste grote verbouwing door architecten Cruz y de uitgestalde objecten oorspronkelijk deel van uitmaakten) uit het Markiezenhof in Bergen op Zoom verwerkt. Een Ortiz en Van Hoogevest werden de Aduardkapel en de ontbreken in het museum. De bezoeker wandelt door het hoekkamer op de eerste verdieping veranderde in een kerkkolommen gerestaureerd; maar bleven er nauwelijks bos alsof het een ‘gewoon’ museum is, van ‘vitrine’ naar nauwgezette replica van de kloosterkapel in Aduard. relicten in de museumzalen over. Na oplevering heeft ‘vitrine’. De objecten zijn min of meer regionaal geordend, Ook een (nagebouwde) protestantse kerkzaal uit de vervolgens het museum, tijdens de inrichting van het maar vormen, met uitzondering van de Zaanse Buurt, geen zeventiende eeuw maakte deel uit van de collectie. In de interieur, de Aduardkapel achter voorzetwanden laten historisch verantwoorde ensembles. overige zalen werden interieurdelen van stadhuizen en verdwijnen. Het Fragmentengebouw en de bouwwerken in woonhuizen opgenomen. Naast reconstructies ging het de museumtuin zijn behouden. Het Openluchtmuseum is onderdeel van de collectie hierbij ook om authentieke bouwfragmenten, onder meer Nederland. De objecten en het museum zelf hebben geen uit Zaltbommel en Brouwershaven. Zelfs een plafond NEDERLANDS OPENLUCHTMUSEUM, ARNHEM status als rijksmonument of beschermd dorpsgezicht, van een zaal uit het Haagse Binnenhof kreeg een plaats Het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem werd met uitzondering van het hekwerk rondom de kruidentuin in het Rijksmuseum.3 De bouwkundige collectie van in 1912 gesticht en in 1918 geopend. De collectie richt (afkomstig van de buitenplaats Hulkestein aan de het Rijkmuseum werd in 1898 fors uitgebreid met de zich op de Nederlandse volkskunst en volkscultuur. De Utrechtseweg in Arnhem). toevoeging van het Fragmentengebouw. Deze uitbouw werd kern van het openluchtmuseum bestaat uit bouwwerken, van buiten voorzien van een collage van (nagebouwde) die vanuit het hele land naar Arnhem kwamen en in het historische gevels en bouwdelen. Zo werd de geschiedenis museum zijn herbouwd. Ze werden gemeubileerd en van de Nederlandse bouwkunst letterlijk overzichtelijk ingericht tot volledige ensembles, die het leven in de gepresenteerd. In de tuin van het Rijksmuseum kwamen negentiende eeuw beleefbaar maakten. Daarnaast bracht (originele) bouwwerken, zoals stadspoorten uit Deventer het museum een grote collectie volkskunst, klederdrachten en Groningen. De verzameling als geheel bood een greep en gebruiksvoorwerpen bijeen. Het museum geeft een uit de Nederlandse bouwkunst: interieurdelen, een enkel beeld van het traditionele volksleven op het platteland, compleet interieur, gevelfragmenten, gevels en complete maar is in een voor het Nederlandse platteland allerminst gebouwen. Authentieke delen en reconstructies stonden representatief landschap gevestigd: de bossen op de lukraak door elkaar. glooiende uitlopers van de Veluwe. Er lag dan ook een ander idee aan ten grondslag: het openluchtmuseum is niet Het Rijksmuseum is een beschermd rijksmonument. Het als een landschap maar als een museum opgezet: open gebouw is tevens als object nummer 1 in de beschrijving plekken in het bos vormen als het ware de museumzalen van de collectie van het Rijksmuseum opgenomen of vitrines waarin de bouwwerken staan uitgestald. De en behoort dus tot de Collectie Nederland. Bij latere boerderijen en andere objecten zijn voorzien van een tuin verbouwingen en restauraties zijn veel historische en een erf, maar zijn verder volledig losgeweekt uit hun

STEENHUISMEURS 9  Zuiderzeemuseum in aanbouw [Zuiderzeemuseum, Enkhuizen]

ZAANSE SCHANS De Zaanse Schans (1959) werd in de naoorlogse periode opgebouwd met oude panden en molens uit de Zaanstreek. De aanleiding was de grootschalige sloop van historische bebouwing als gevolg van industrialisatie en verstedelijking. Op een grotendeels braakliggende locatie aan de Zaan werden slooppanden bijeen gebracht tot een ruimtelijk samenhangend Zaans dorp, zoals het er in 1850 uit had kunnen zien: een dijklint, achterpaden, een molenpanorama en de polder erachter. De Zaanse Schans is, met andere woorden, een simulatie van eeuwen dorpsontwikkeling, volgens een structuurplan van architect Jaap Schipper (1915-2010) uit 1955. De realisatie van de eerste fase vond tussen 1959 en 1972 plaats. In het authentieke landschap langs de Zaan ontstond een historisch verantwoorde dorpsstructuur, waarin de panden in een logische ruimtelijke samenhang werden herbouwd. In Zaandam werd de principiële keus gemaakt om van de Zaanse Schans geen museum te maken, maar een ‘houtbouw reservaat’: een ‘normaal’ stukje stad, openbaar toegankelijk en (deels) bewoond. Er wordt nog steeds geen entree geheven en er staat geen hek omheen.

Gedurende ruim vijftig jaar heeft de Zaanse Schans een turbulente ontwikkeling doorgemaakt, waarin de authenticiteit (en geloofwaardigheid) continue onder druk stond. Met de keuze om de Zaanse Schans deel van de stad te maken, sloop het moderne leven de wereld van 1850 binnen. Zo zijn de Zaanse huisjes van binnen ingericht als huurwoningen en voorzien van modern comfort. Het toerisme manifesteert zich op een manier, die in Volendam of Marken niet zou misstaan. Veel van de attracties van de Zaanse Schans hebben weinig tot niets met de Zaanstreek van doen, zoals het klompenmuseum

10 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM (souvenirwinkel), de kaasboerderij (souvenirwinkel) en de De ambitie was om de sfeer van de plaatsen rondom de en tuinen, gebouwen en interieurs de essentie van de diamanthandel (onderdeel van een souvenirwinkel). Bij Zuiderzee voelbaar te maken. Het Buitenmuseum is geen collectie vormt. Vergeleken met de Zaanse Schans vallen latere (commerciële) ontwikkelingen werd de authentieke levend museum, in de zin dat er hedendaagse woningen twee zaken op. Ten eerste is de Zaanse Schans als een dorpstypologie losgelaten, zoals met de aanleg van het en toeristenwinkels zijn gevestigd, zoals op de Zaanse eenduidig dorp opgezet, zoals het er in 1850 uit had kunnen Schipperplein en de situering van een carré oude en Schans. Wel komt het museum tot leven door acteurs, zien. Het Zuiderzeemuseum is daarentegen een collage nieuwgebouwde schuren met souvenirwinkels daaromheen. ambachtslieden en vrijwilligers. Het Buitenmuseum biedt van zeer uiteenlopende stads- en dorpsfragmenten, die De relatie van de Zaanse Schans met het omringend ‘living history’: grotere en kleinere mis-en-scenes van het het Zuiderzeegebied van rond 1900 laat zien. Het tweede landschap en de belangrijke zichtlijnen verrommelden door dagelijks leven rond 1900. Terloops ontrolt zich voor de verschil is dat de Zaanse Schans een openbaar toegankelijk toevoegingen in de openbare ruimte. De enorme toestroom ogen van de bezoekers een dagelijks leven, dat buiten het houtbouwreservaat is, dat als een ‘living museum’ is aan toeristen (drie miljoen per jaar) wordt voor zover museum niet meer bestaat. Kinderen gaan naar school, de te typeren. Het Zuiderzeemuseum is daarentegen een mogelijk in goede banen geleid, waarvoor ingrepen in de was wordt gedaan, de vis wordt gerookt, de netten getaand, museum met ‘living history’. Het moderne leven heeft bezit paden- en bruggenstructuur onvermijdelijk waren. de boeven opgepakt en de stoep geboend. genomen van de Zaanse Schans en er is onvoldoende De Zaanse Schans hoort niet tot de Collectie Nederland, regie op het bewaken van de ruimtelijke authenticiteit. Het maar is het resultaat van publiek-private samenwerking Het Zuiderzeemuseum is, net als het Nederlands Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum is een museum op gemeentelijk niveau. De (25) rijksmonumenten Openluchtmuseum in Arnhem, onderdeel van de met een hek eromheen. ’s-Avonds en in de winter is het hebben bij verplaatsing naar de Zaanse Schans hun Collectie Nederland. De panden hebben niet de status gesloten. Het is een perfecte tijdmachine, waar de illusie monumentenstatus behouden. Daardoor konden de destijds van rijksmonument maar zijn Rijkscollectie. In de van 1900 bijna compromisloos kon worden gerealiseerd. bestaande subsidieregelingen voor restauraties worden beheeroverdracht bij de verzelfstandiging van de rijksmusea Het Buitenmuseum geeft een achtergrond aan mis- gebruikt. Sinds 2010 is de Zaanse Schans een gemeentelijk in 1994 werd deze als volgt omschreven: ‘de rijkscollectie, en-scenes van het dagelijks leven van rond 1900, met beschermd dorpsgezicht, vanwege de cultuurhistorische te herkennen in de inventaris aan de codering “ZZM”. Het bijpassende geuren, geluiden, beelden en mensen. Binnen waarde van het ensemble en de manier waarop in de betreft hier de zogenaamde kerncollectie van het Museum, de grenzen van het terrein heeft het museum totale regie wederopbouwperiode met identiteit, geschiedenis en waartoe ook behoren de historische panden, opstallen over de opzet, inrichting en programmering. Zelfs het verval, monumentenzorg werd omgegaan. en de bijbehorende erven en erfscheidingen, alsmede de een kenmerkend onderdeel van het Zuiderzeegebied rond authentieke bruggen die een onderdeel vormen van het 1900, maakt hier deel van uit. Voor ieder object is in het ZUIDERZEEMUSEUM Buitenmuseum, alsmede de in die panden ondergebrachte onderhoudsplan het patina en de mate van sleetsheid in De reeks van Hindelooper Kamer (1876), voorwerpen, die te herkennen zijn in de inventaris aan de detail gedefinieerd. Fragmentengebouw (1898), Nederlands Openluchtmuseum codering “QA pand”.4 (1918) en de gesimuleerde dorpsgeschiedenis van de Zaanse Schans (1972) is verder doorgetrokken naar het CONCLUSIE Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum, het onderwerp Anders dan de Hindelooper Kamer, het Fragmentengebouw van deze studie. Het structuurplan dateert uit 1968 en en het Openluchtmuseum in Arnhem, biedt het in 1983 werd het Buitenmuseum geopend. In Enkhuizen Zuiderzeemuseum een reconstructie van een reeks ontstond een Zuiderzeedorp, dat bestaat uit een collage van cultuurlandschappen, waarin het geheel van zee, stads- en dorpsfragmenten die tot een geheel zijn gemaakt. landschap, verkavelingspatronen, buitenruimte, erven

STEENHUISMEURS 11  Zuiderzeewerken, Plan Lely 1891.

12 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Prinses Emma bezoekt de Zuiderzee-Visscherij Tentoonstelling in Enkhuizen, 1930. Dit initiatief liep op de stichting van het 2. VOORGESCHIEDENIS Zuiderzeemuseum vooruit [Rijksmuseum, Amsterdam] BUITENMUSEUM

Het Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum kent een Wereldoorlog leidde dat tot een carrièreswitch, mede lange voorgeschiedenis. Tussen het eerste idee en de ingegeven doordat er nauwelijks nog werk voor architecten officiële opening door koning Beatrix in 1983 zat meer dan was. Bouma werd in 1942 directeur van het Nederlands veertig jaar tijd. Er werden vele ontwerpen en varianten voor Openluchtmuseum in Arnhem. Enkele maanden later hield het museum bedacht. Dat maakt dat de ideevorming en hij op de 18e Monumentendag in Amsterdam (16 september uitvoering van dit onderdeel van de rijkscollectie goed is te 1942) een gloedvol betoog voor de oprichting van een volgen. De locatiekeuze, opzet en ruimtelijke uitwerking van Zuiderzeemuseum.8 Het was Bouma opgevallen hoeveel er het museum zijn gedurende die stichtingstijd nauwkeurig tien jaar na de bouw van de Afsluitdijk al was veranderd in overwogen, verfijnd en gemotiveerd. de dorpen en steden rondom de voormalige Zuiderzee. In hoog tempo verdwenen de klederdrachten, de volkskunst, Een interessant aspect, maar voor dit onderzoek slechts de traditionele bedrijvigheid en complete woonbuurten zijdelings relevant is, is het feit dat de planvorming over van vissers en ambachtslieden. Volgens hem zou de het Zuiderzeemuseum deels in de oorlogsjaren tot stand Zuiderzeecultuur weldra helemaal tot het verleden behoren. kwam. Het onderwerp paste bij de ideeën van de Duitse bezetter over Heimatschutz en binnen de doelstellingen Bouma pleitte in zijn rede voor een grootscheepse van het Departement van Opvoeding, Wetenschap inventarisatie, documentatie en waar mogelijk conservering en Cultuurbescherming, dat tijdens de oorlog in de van die Zuiderzeecultuur. Er moest een Zuiderzeemuseum plaats van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en komen, dat zich op meer dan een geconserveerde collectie Wetenschappen was gekomen. Maar het Zuiderzeemuseum diende te richten. Het zou de cultuur van de Zuiderzee was (zo maken de stukken wel duidelijk) allerminst een ook naar het grote publiek moeten overbrengen, waarbij nationaalsocialistisch project. De burgers, bestuurders en het, in woorden van nu, om ‘beleving’ draaide. Dit vergde specialisten die tijdens de oorlog aan het initiatief werkten een juiste ‘omlijsting’, die volgens Bouma alleen in een 5 hadden weinig tot niets met de bezetter op. Na de oorlog openluchtmuseum gestalte kon krijgen: ‘Is er ergens een ging het werk op dezelfde voet verder en nam het Ministerie cultuurvorm denkbaar, die zich in zijn rijke uiterlijke vorm, in van OK&W en later CRM op vanzelfsprekende wijze de rol zijn kleurigheid en in zijn schilderachtigheid hiervoor beter van het oorlogsdepartement over. leent? Openluchtmusea zijn er meerdere in Europa, maar waar vindt men een openluchtmuseum dat op het water MONUMENTENDAG, 1942 georiënteerd is?’9 De geestelijk vader van het Zuidermuseum was S.J. Bouma 6 (1899-1959). Deze architect bouwde in de jaren twintig Bouma had, architect als hij was, ook over de opzet en dertig in dienst van zijn geboortestad Groningen een nagedacht. Hij stelde zich het Zuiderzeemuseum als imposant oeuvre van onder meer scholen en volkswoningen groepering van gebouwen rond een havenkom voor, met op. Allengs kreeg hij interesse in (de documentatie van) de schilderachtige samenhang van de kustplaatsjes langs 7 landelijke bouwkunst en volkskunst. Tijdens de Tweede de Zuiderzee: ‘[Het] moet een levend dorp worden met

STEENHUISMEURS 13 werkende mensen, met in- en uitvarende schepen, waar Zuiderzeecultuur: visserij en ambacht de zaagramen van de molen op en neer gaan, waar de Het Zuiderzeemuseum volgens S.J. Bouma, 1942 De Rijkscommissie ging uitgebreid in op wat er bijzonder scheepstimmerman de houten flanken van een botter • Openluchtmuseum aan de (voormalige) aan de Zuiderzeecultuur was en waar het museum zich wel bewerkt, waar de smid op het aambeeld klopt, waar Zuiderzee gelegen en op het water georiënteerd; en niet op diende te richten. Het rapport beschreef hoe de de vissers op de rand van de kade bezig zijn met het • Een levend en bewoond dorp; Zuiderzee een Nederlandse binnenzee met een nationaal tanen van netten en zeilen, waar de rokerij haar pikante • Een havenkom met daaromheen een karakter was, die liefst vijf provincies verbond. Eigenlijk was geuren vermengt met die van teer en harpuis tot dat schilderachtige groepering van gebouwen; zij een grote zee-inham, moeilijk bevaarbaar en daarom als ondefinieerbare parfum, dat iedere vakantieganger in de • Zilte lucht en pikante geuren van visrokerij, teer geheel een veilige haven voor wie ermee vertrouwd was. 10 Zuiderzeeplaatsen tot verrukking heeft gebracht’. en harpuis (het ‘ondefinieerbare parfum van de Langs de kusten ontstond in de middeleeuwen een reeks Het was voor Bouma evident dat het bestaande Zuiderzeeplaatsen’), met op de achtergrond de handelssteden, elk met een eigen achterland. De stadjes Openluchtmuseum zich niet voor dit initiatief leende: ‘In zee. kwamen tot bloei met de zeehandel. Vanaf het moment het Openluchtmuseum in Arnhem staat een Hindelooper dat die internationale handel zich in de zeventiende eeuw huis onder de beukebomen en een Marker huis tussen de op Amsterdam richtte, was het snel met de welvaart van larixen; rondom zijn heuvels, terwijl de zeewind er ontbreekt HET RAPPORT VAN DE RIJKSCOMMISSIE VOOR plaatsen als Enkhuizen, Medenblik, of Stavoren met de op hun vleugels drijvende meeuwen. Hier is geen ADVIES INZAKE DE MUSEA, 1943 gedaan. Ze krompen en raakten in verval. Voor deze vroege leven, geen bedrijf, geen scheepvaart, geen visserij en Het pleidooi van Bouma voor oprichting van een bloeiperiode was geen nieuw Zuiderzeemuseum nodig, het kan er niet komen óók. (..) Wij missen hier de van Zuiderzeemuseum werd opgepakt door de ‘Rijkscommissie omdat al veel was geconserveerd of lang geleden verloren waterdamp doortrokken en van zeelucht zilte atmosfeer, voor advies inzake de musea’. Dat was niet verwonderlijk, ging. wij missen hier de kliewende meeuwen, de vislucht en want Bouma maakte als lid deel uit van de commissie en de prikkelende geur van de visrokerijen, wij missen het schreef het advies over het Zuiderzeemuseum samen met Later ontwikkelde zich langs de Zuiderzee een cultuur van volk op de kaden en de vrouwen in de huizen, en wat medelid H.E. van Gelder en topambtenaar ir. J.K. van der visserij, scheepvaart en kleinschalige handel. Het was de het voornaamste is: de achtergrond van de zee. Hier zal Haagen. 12 Het rapport was in het voorjaar van 1943 gereed wereld van vissers en ambachtslieden. De meeste bedrijven het eigenlijke bruisende leven ontbreken, hier gaat geen en werd aan de Secretaris Generaal van het Departement hadden een link met de zee: scheepswerven, mast- en ademtocht en geen harteklop, hier is alles dood … Het zal van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming blokmakerijen, zeilmakerijen, taanderijen, houtzagerijen, een Zuiderzeemausoleum zijn.’11 (prof. dr. J. van Dam) uitgebracht.13 Het eerdere pleidooi kuiperijen, mandenmakerijen en rokerijen. Rond 1900 van Bouma was (op onderdelen letterlijk) overgenomen. beschikte de visserij in het Zuiderzeegebied over meer dan De conclusie was dat de Zuiderzeecultuur uniek was voor 2.000 schepen, waarop ongeveer 10.000 vissers actief Nederland, maar wel op het punt stond te verdwijnen. Voor waren.14 De Rijkscommissie van advies inzake de musea de Rijkscommissie was het een uitgemaakte zaak dat de beschreef de vissers van de Zuiderzee als een exotisch oprichting van een Zuiderzeemuseum dringend noodzakelijk volk, dat: ‘vrijwel geheel een gesloten “clan” vormde’. was. Dit museum diende zich te richten op het conserveren ‘[Er] heeft zich langs de Zuiderzee in onze bevolking een van alles wat door de afsluiting van de Zuiderzee gedoemd merkwaardig scherp gescheiden groep menschen met was te verdwijnen, maar wel cultuurhistorisch van waarde een eigen cultuurleven ontwikkeld’. Behalve om vissers, was. ging het ook om de plattelandsbevolking, die meer dan

14 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM elders de tradities in ere hield. Zo leefde de volks- en museum. Mogelijke vestigingsplaatsen waren: Enkhuizen, COMMISSIE VAN ADVIES VAN EEN handwerkkunst langs de boorden van de Zuiderzee voort. Harderwijk en wellicht Amsterdam-Noord (Durgerdam). ZUIDERZEEMUSEUM IN ENKHUIZEN, 1943 De taal, klederdrachten, zeden en gebruiken bleven Volgens de commissie lagen alle opties nog open, maar had Enkele weken na de rapportage van de Rijkscommissie hier springlevend, totdat met de Afsluitdijk in 1932 een Harderwijk de beste papieren. Deze stad lag relatief dicht bij van advies inzake de musea, nam de directeur van nieuwe tijd begon. Voor al deze cultuuruitingen was het het Openluchtmuseum in Arnhem en zou van het toerisme Gemeentewerken in Enkhuizen, D. Ybema, het initiatief Zuiderzeemuseum bedoeld. Het zwaartepunt lag daarbij op de Veluwe kunnen profiteren. Over Enkhuizen schreef om te onderzoeken hoe de stad voor de vestiging van het rond 1900. de adviescommissie dat een prima terrein was te verkrijgen museum in aanmerking kon komen.15 Hij wilde daartoe een door buitendijks land op te spuiten. Wellicht zou het burgercommissie instellen, die op 8 mei 1943 daadwerkelijk De opzet van het museum Peperhuis als museumgebouw kunnen worden verworven. werd opgericht. VVV-directeur P. Sijbrandy werd voorzitter. Behalve de essentiële oriëntatie op het water zou het Vanuit zee zou een schilderachtig beeld ontstaan, maar de Twee dagen later lag er al een rapport, met alle argumenten museum ook een compact karakter moeten hebben, om afgelegen ligging in een ‘uithoek van Noord-Holland’ werd vóór Enkhuizen op een rij.16 Het belangrijkste was de de sfeer van de Zuiderzeeplaatsen over te brengen. Dat als een nadeel gezien. geprivilegieerde ligging van de stad aan de Zuiderzee. In impliceerde dat de objecten niet vrij in de ruimte, maar het rapport werd Dr. P.H. Ritter Jr. geciteerd uit zijn boek als een gesloten eenheid opgesteld dienden te worden. ‘Het land van wind en water’ (1921): ‘Wie in Enkhuizen De bouwkunst langs de Zuiderzee was vaak provisorisch binnenkomt, ziet vóór alles de Zee. Die ligt om heel het of primitief van karakter. Daar kwam bij dat voorafgaand stadje heen als een groote ruimte van zilverig licht. (..) De aan de aanleg van de Afsluitdijk veel onderhoud was Zee lijkt hier niets op de stille, vreemde Zuiderzee, zooals opgeschort. Er bestond een reëel gevaar dat pandjes die elders met haar zilverige golfjes tegen zachte oevers tijdens de demontage voorafgaand aan verplaatsing spoelt, ze is het groote Water, ze is een ruig en levend naar het Zuiderzeemuseum van ellende in elkaar zouden wezen, dat door hooge havenweringen bedwongen wordt. Het Zuiderzeemuseum volgens de storten. Daarom meende de commissie dat ‘reconstructieve Er is een levendig verkeer van groote witte stoomers en Rijkscommissie van advies inzake de musea, restauratie’ de geëigende methode was, waarbij de duizende visschersvaartuigen omzwermen met al hun 1943: oorspronkelijke en nog bruikbare bouwelementen met bruine zeilen als watervogels de wallen en torens der • Richten op de Zuiderzeecultuur die door de zorgvuldige reconstructie zouden worden aangevuld. kloeke, tierige stad.’17 Weliswaar schreef De Ritter over de Afsluitdijk verdwijnt: visserij, ambachten, zee van vóór de Afsluitdijk, maar volgens de commissie zou volkskunst; Het belangrijkste criterium voor de locatiekeuze van het de band van Enkhuizen met het water altijd zo blijven: ‘Hier • Referentiejaar voor het museum: de cultuur van museum was dat het karakter van kustplaats bewaard zal men niet te zoeken hebben naar de illusie van een zee, rond 1900; moest blijven, ook na voltooiing van de Zuiderzeepolders. hier is de zee, wild en levend en zo wijd dat geen oog haar • Openluchtmuseum op het water georiënteerd, Er diende, met andere woorden, een watervlakte van kan overzien’. met de ‘illusie “zee”’; voldoende omvang te zijn, om de illusie van ‘zee’ te geven. • Compacte opstelling van gebouwen in een Verder was een goede bereikbaarheid gewenst, het liefst Met de fraaie ligging aan het water onderscheidde gesloten eenheid; ook per spoor. De Rijkscommissie vond het belangrijk dat Enkhuizen zich van Hoorn, Durgerdam en de Veluwezoom: • Aanpak van ‘reconstructieve restauratie’. de plaatselijke bevolking het initiatief zou ondersteunen ‘Van het Hoornsche Hop blijft slechts een klein restantje en daadwerkelijk zou meewerken aan realisatie van het over; vóór Edam alleen een breed kanaal; Amsterdam en

STEENHUISMEURS 15  Enkhuizen met de zandbanken. Gravure van Jan Belkmeer, uitgegeven door Gerard van Keulen in 1721 [Rijksmuseum, Amsterdam]

Muiden komen aan het IJ-meer, dat de Friesche meren in grootte nauwelijks overtreffen zal; en langs de Veluwekust zal zich een smalle, ondiepe boezem rekken, waarop van scheepvaart anders dan met de kleinste schepen nauwelijks sprake wezen kan. Smalle boezems, stille meren: ze zullen slechts een armelijke illusie geven van wat eenmaal de Zuiderzee geweest is.’18 Naast de ligging aan een grote watervlakte en de mogelijkheid om een aantrekkelijk terrein aan het Kooizand op te spuiten, was de commissie ervan overtuigd dat de steun van de plaatselijke bevolking een andere troefkaart voor de stad opleverde. De eigenaar van het Peperhuis had al aangegeven onder redelijke voorwaarden afstand van dit monument te willen doen.

Tot het moment dat de locatie werd gekozen (in 1948) bleef de Enkhuizer commissie lobbyen. Gedurende de hele oorlog werd geregeld vergaderd. Zo bezocht een delegatie van de Rijkscommissie van advies inzake de musea de stad in de zomer van 1943. Er bleek zich toen nog een kandidaat locatie te hebben gemeld: de regio Marken, Volendam, Edam en Monnikendam. De leden van de Rijkscommissie gingen er echter van uit dat het tussen Enkhuizen of Amsterdam-Noord zou gaan.19 Volgens hen zou Enkhuizen zelfs op de komst van het museum mogen rekenen, wanneer de stad met een redelijk aanbod kwam. Concreet was dat: schenking door de burgerij van het Peperhuis en vijf belendende gebouwen en van de gemeente een eenmalige bijdrage van een ton voor de verbouwing en een jaarlijkse subsidie voor de exploitatie van het museum.

Eind 1943 kregen de plannen voor het museum in Enkhuizen meer vorm. Bouma maakte een schets, die hij aan de leden van de Rijkscommissie presenteerde.20 Hij liet zien hoeveel mogelijkheden de panden aan de

16 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Enkhuizen in 1940 [NIMH]

Wierdijk voor de huisvesting van de wetenschappelijke collectie boden. Ongeveer tegenover deze gebouwen zou de toegang tot het Buitenmuseum komen. Bouma had een terrein van zo’n negen hectare voor ogen, dat naadloos op het silhouet van de Enkhuizer binnenstad aansloot. De Rijkscommissie kreeg de toezegging dat de inpassing in het stadsbeeld met fotomontages zou worden onderbouwd en de verzekering dat het aanzicht van Enkhuizen en het vrije uitzicht vanuit de stad op zee niet zouden worden geschaad. Voorts meldde Ybema dat de Dienst der Zuiderzeewerken zijn medewerking had toegezegd. Het idee bestond toen al (november 1943) om op de locatie van het Buitenmuseum eerst een werkhaven voor de Zuiderzeewerken aan te leggen, die zonder grote wijzigingen een tweede leven als haven en bouwterrein voor het museum kon krijgen.

De Enkhuizer adviescommissie startte in december 1943 een (in de woorden van nu) crowdfunding om de gewenste panden te kunnen verwerven. In een brochure werd de bevolking van Enkhuizen om een financiële toezegging voor het Zuiderzeemuseum gevraagd. Het museum werd voorgespiegeld als een museumgebouw en ‘een op grootsche wijze aangelegd complex in het IJsselmeer, omvattende één of meer havens, een visschersdorp, waarin de visschersbevolking uit de verschillende Zuiderzeeplaatsen zal wonen in haar oude klederdrachten en behuizingen, waar allerlei bedrijfjes zullen worden herbouwd, zoals een scheepswerf, een zeilmakerij, een tanerij, enz. en waar de sinds eeuwen beoefende visscherij in haar ouden, typischen vorm met de gebruikelijke hulpmiddelen zal blijven uitgeoefend.‘21 Gedurende het jaar 1944 stroomden de toezeggingen van de Enkhuizer bevolking binnen: oplopend van 10.00 gulden in januari tot ruim 32.000 gulden in april. In februari 1945 werd besloten

STEENHUISMEURS 17  Adviescommissie van het Nationale Plan (1943), afb. I: bestaande toestand Enkhuizen [WFA Hoorn, inv. 0402 56]  Adviescommissie van het Nationale Plan (1943), afb. II: 1e ontwerp Bouma [WFA Hoorn, inv. 0402 56]  Adviescommissie van het Nationale Plan (1943), afb. III, 2e ontwerp Bouma [WFA Hoorn, inv. 0402 56]

om tot inning van deze bedragen over te gaan, wegens de onzekere situatie van de oprukkende geallieerde troepen. Voor alle duidelijkheid: in de notulen van de commissie werd de nadere bevrijding als zeer gewenst en positief voorgesteld.

De troeven van de Enkhuizen commissie voor een Zuiderzeemuseum, 1943-44 • Een gegarandeerde vrije ligging van het museum aan een grote watervlakte; • Aansluiting van het museum op het stadssilhouet van Enkhuizen; • Een complex historische gebouwen aan de haven t.b.v. de wetenschappelijke collectie; • Ombouw van een werkhaven van de Zuiderzeewerken tot locatie van het Buitenmuseum; • Publiek-private samenwerking tussen het gemeentebestuur en de bevolking van Enkhuizen; • Actieve steun van de Enkhuizer bevolking, succesvolle crowdfunding in het laatste oorlogsjaar.

18 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Adviescommissie van het Nationale Plan (1943), afb. IV: plan commissie [WFA Hoorn, inv. 0402 56]

DE ADVIESCOMMISSIE VAN HET NATIONALE PLAN, 1944 De mogelijk negatieve impact van het Buitenmuseum op het stadsgezicht van Enkhuizen was een punt van zorg dat niet direct kon worden weggenomen. Dat bleek vooral toen P.K. van Meurs van de Provinciale Planologische Dienst (PPD) van Noord-Holland op 8 december 1944 naar Enkhuizen kwam. De PPD had een (wettelijke) adviestaak aan Gedeputeerde Staten met betrekking tot stedenbouwkundige plannen. In de praktijk waren de PPD’s overal in het land de kwaliteitsbewakers van de ruimtelijke ordening, die er niet voor schroomden om een gemeente tot de orde te roepen. Van Meurs gooide tijdens zijn bezoek meteen de knuppel in het hoenderhok. Volgens hem was de bouw van het Buitenmuseum in Enkhuizen onwenselijk omdat het bestaande stadsbeeld vanuit zee er zeer door werd geschaad. Hij was ervan overtuigd dat in Hoorn de omstandigheden gunstiger waren en hij meende zelfs (heel profetisch) dat het nog maar de vraag was of de inpoldering van het IJsselmeer bij Hoorn (de Z.W.-polder, later Markerwaard genoemd) wel door zou gaan. 22 Hoewel deze uitspraken nog lang geen definitief advies van de PPD betekenden, zaten de Enkhuizer commissieleden en Bouma er wel mee in hun maag. Ze besloten de Commissie voor het Nationale Plan om advies te vragen.

Eind januari kreeg de Enkhuizer commissie bericht van Bouma dat Van Meurs in de vergadering van het Nationale Plan zijn bezwaren tegen het Buitenmuseum had herhaald. Bemoedigend was wel dat F. Bakker Schut, de directeur van de Rijksdienst voor het Nationaal Plan, positief was over vestiging van het museum in Enkhuizen. Omdat hij het advies van Van Meurs niet zomaar naast zich neer wilde leggen, kwam er een commissie om de

STEENHUISMEURS 19  Adviescommissie van het Nationale Plan (1943), afb. V: 3e ontwerp Bouma [WFA Hoorn, inv. 0402 56]

20 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Adviescommissie van het Nationale Plan (1943), afb. VIa: plan Zeil- en Roeivereniging [WFA Hoorn, inv. 0402 56]  Adviescommissie van het Nationale Plan (1943), afb. afb. VIb: plan Zeil- en Roeivereniging [WFA Hoorn, inv. 0402 56]

stedenbouwkundige aspecten van het Buitenmuseum in was dat de Adviescommissie enthousiast was over de relatie tot het stadsgezicht van Enkhuizen te onderzoeken. vestiging van het museum in Enkhuizen. Het slechte nieuws De commissie bestond uit prof. M.J. Granpré Molière (Delft), was dat beide ontwerpen van Bouma waren verworpen. architect Ir. J.J.M. Vegter (Leeuwarden) en Jhr. E.O.M. Architect Vegter had ter plekke een voorstel geschetst dat van Nispen tot Sevenaer (Den Haag), de directeur van wel aanvaardbaar zou zijn, maar waar Bouma niets in zag. de Monumentenzorg. De vraag aan de heren was of de Er gloorde wel hoop: ‘De Heer Granpré Molière, die wel de voorgestelde positie van het Buitenmuseum het stadsbeeld grootste stem in het kapittel schijnt te hebben, verzekerde van Enkhuizen in gevaar zou brengen en of er wellicht den Heer Bouma dat hij het hem niet te lastig zou maken’.25 betere mogelijkheden in Enkhuizen bestonden. Het was niet de bedoeling ook naar andere steden te kijken. De Adviescommissie stuurde haar bevindingen op 16 augustus 1944 naar de Vaste Commissie van Bouma wachtte het advies van deze deskundigen niet af. den Rijksdienst voor het Nationale Plan.26 De drie Hij stuurde in januari 1944 een tekenaar naar Enkhuizen adviseurs vonden het vraagstuk lastig, omdat naast om alvast een Plan B te bedenken. Volgens hem kon het Buitenmuseum een jachthaven zou komen, die het Buitenmuseum gemakkelijk worden verschoven voor de exploitatie van het museum cruciaal werd naar een ideale positie: zo ver mogelijk uit het centrum genoemd. De interventie werd hierdoor erg ingrijpend. De om het bestaande stadsgezicht te sparen en tegelijk zo adviescommissie had contact gezocht met de initiatiefnemer dicht mogelijk bij het centrum om op de panden aan de van de jachthaven, de Koninklijke Nederlandsche Zeil- Wierdijk aan te sluiten.23 In april legde hij bij de Enkhuizer en Roeivereeniging, en sprak daarnaast met het Hoofd commissie zijn alternatief plan neer, voor het geval dat van den Dienst der Zuiderzeewerken, Ir. V.J.P. de Blocq nodig mocht blijken. Het Buitenmuseum zou bijna 400 van Kuffeler, over de waterbouwkundige aspecten. In het meter opschuiven en 500 meter in zee komen liggen. De rapport kwamen drie schetsen van Bouma, twee schetsen bezoekers konden er met een bootje vanaf het Peperhuis van de zeil- en roeivereniging en het eigen voorstel van de naar toe varen.24 commissie aan de orde. In een bijlage waren tekeningen van de bestaande toestand en deze zes alternatieven De commissie Granpré Molière bezocht Enkhuizen op opgenomen. De conclusie was dat er op deze kostbare 21 en 22 april 1944, in het gezelschap van de Vaste plaats eigenlijk niets mogelijk was, tenzij het zou gaan om Commissie van de Rijksdienst voor het Nationale Plan en een ontwerp dat aan de hoogst mogelijke esthetische eisen in het bijzijn van Mr. J.K. v.d. Haagen van het departement zou voldoen. van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming. Ook Bouma was present. Na afloop van het werkbezoek Het eerste plan van Bouma vond de adviescommissie sprak Bouma direct met enkele leden van de Enkhuizer bezwaarlijk. De binnenstad van Enkhuizen werd al commissie af, om de uitkomsten van de vertrouwelijke eeuwenlang aan de oostzijde door de historische beraadslagingen aan hen door te geven. Het goede nieuws zeemuur afgesloten, met daarin het Staverse Poortje.

STEENHUISMEURS 21 Door het museum hier pal voor te leggen zou de zeemuur vanaf het water gezien achter het Buitenmuseum Conclusies van de Adviescommissie van het verdwijnen: ‘Aan den voet van de stad zou het eenigszins Nationale Plan, 1944: onsamenhangende complex van museum-objecten • Enkhuizen is geschikt als vestigingsplaats voor verrijzen, ook de stadssilhouet zou worden aangetast, en het Zuiderzeemuseum; vanuit de stad gezien zou men een eenigszins rommelig • De (drie) schetsen van Bouma zijn beeld verkrijgen’.27 In het alternatieve voorstel van Bouma onaanvaardbaar; maakte het museum zich optisch los van de stad, waardoor • Aansluiting van het Buitenmuseum op het het helemaal een vreemde indruk zou maken, zowel vanuit historische waterfront is alleen denkbaar met de stad als vanaf het water gezien. Daarom besloot de behoud van het ‘open venster’ vanuit de stad op commissie zelf een variant te schetsen, waarbij het museum de open watervlakte (dus: museumterrein begint minder ver de stad uit was geschoven. De opspuiting begon voorbij de knik in de zeemuur); dan even voorbij de knik in de zeemuur. De jachthaven • De combinatie van museum en jachthaven op kon (als zij echt nodig was) aan de zuidzijde, dus vlakbij een groot schiereiland is ongewenst, hooguit de stad komen te liggen. Het museum zou met enkele zou vestiging van een haven ten zuiden van het grote elementen dienen te worden ingekaderd, om de museumterrein onderzocht kunnen worden; ‘rommeligheid’ van de bebouwing teniet te doen. Voor die • Verbinding van de haven met het museum kan inkadering dacht de commissie aan een glooiend grasveld met een loopsteiger langs de kademuur; aan de oostzijde en de bouw van een fors (maar ingetogen) • Op de kade is ruimte voor een nieuw element, botenhuis. Ook zou een hotel-restaurant op de stadsmuur zoals een hotel-restaurant; kunnen komen, in de nabijheid van de grasvlakte. • Bij de uitwerking en uitvoering is supervisie nodig, want alleen het allerbeste is hier Naar aanleiding van de schets van Vegter (de variant van toelaatbaar. de commissie), stuurde Bouma een derde idee na, voor een nog groter schiereiland, dat opnieuw erg los van de stad lag en met een pier werd ontsloten. Dat zou echter een onaanvaardbaar obstakel tussen de oude stad en het water opleveren. Over de beide schetsen van de roei- en zeilvereniging kon de commissie kort zijn. Het ene alternatief was een verbeterde versie van het tweede plan van Bouma, maar het complex was nog steeds te groot, te onoverzichtelijk en zou het zicht vanuit de stad op het water wegnemen. Het tweede alternatief leek op het ontwerp dat de adviescommissie zelf had gemaakt.

22 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM BESLUITVORMING MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, 1948 Argumenten om het Zuiderzeemuseum in Door alle commissies werd gedurende de oorlog toegewerkt Enkhuizen te vestigen: naar besluitvorming over het Zuiderzeemuseum. Er was • De (blijvende) vrije ligging aan een grote open een museumlocatie bepaald, die het silhouet van Enkhuizen watervlakte; en de zichtlijnen vanuit de stad op de watervlakte (en • De vele historische monumenten en de v.v.) intact liet. In Enkhuizen was er steun van burgerij bijzondere sfeer van de stad; en gemeentebestuur, ook in financiële zin. En er waren • De schenking van een aaneengesloten afspraken met andere belanghebbenden gemaakt. In gebouwencomplex, inclusief het Peperhuis, een lange brief aan de Minister van Onderwijs, Kunsten dat geschikt is voor het Binnenmuseum en en Wetenschappen van 10 december 1945 zette de goed aansluit op de beoogde locatie voor het Commissie van Advies voor een Zuiderzee-Museum Buitenmuseum; te Enkhuizen de resultaten uit de oorlogsjaren op een • De toezegging van het gemeentebestuur (onder rij. De vraag aan de minister was om tot stichting van voorbehoud van goedkeuring van hogerhand) een Zuiderzeemuseum over te gaan en Enkhuizen als voor een eenmalige bijdrage voor de verbouwing vestigingsplaats te kiezen.28 en een jaarlijks subsidie voor de exploitatie; • De toezegging van de Rijkdienst voor de De schenking van een aaneengesloten gebouwencomplex, Zuiderzeewerken om de werkhaven voor de inclusief het Peperhuis, dat geschikt is voor het Z.W.polder (Markerwaard) zo aan te leggen dat Binnenmuseum en goed aansluit op de beoogde locatie hier later het openluchtmuseum kon komen;. voor het Buitenmuseum; • Het besluit van de Koninklijke Nederlandsche De toezegging van het gemeentebestuur (onder Zeil- en Roeivereeniging om in Enkhuizen zijn voorbehoud van goedkeuring van hogerhand) voor een jachthaven aan te leggen, gunstig voor de eenmalige bijdrage voor de verbouwing en een jaarlijks bezoekersaantallen; subsidie voor de exploitatie; • De belangstelling en steun van de burgers van De toezegging van de Rijkdienst voor de Zuiderzeewerken Enkhuizen, waardoor het mogelijk werd de om de werkhaven voor de Z.W.polder (Markerwaard) zo aan panden te verwerven. te leggen dat hier later het openluchtmuseum kon komen;. Het besluit van de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging om in Enkhuizen zijn jachthaven aan te leggen, gunstig voor de bezoekersaantallen; De belangstelling en steun van de burgers van Enkhuizen, waardoor het mogelijk werd de panden te verwerven.

STEENHUISMEURS 23  S.J. Bouma, schetsontwerp Buitenmuseum, Enkhuizen. 1944 [Walsmit 2018, 55]

24 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  S.J. Bouma, ontwerp Buitenmuseum, Enkhuizen. Mei 1946 [Walsmit 2018, 59] 3. PLANVORMING  S.J. Bouma, definitief ontwerp Buitenmuseum, Enkhuizen. Mei 1947 [Walsmit 2018, 60]  S.J. Bouma, schetsontwerp Buitenmuseum in zijn omgeving. Mei BUITENMUSEUM 1946-1968 1946 [WFA Hoorn, inv. 0402 56]

ONTWERPEN VOOR HET BUITENMUSEUM: BOUMA Urk en Velp, alsmede de directeuren van het Rijksmuseum, 1946-1955 het Amsterdamse Scheepvaartmuseum, het Fries Museum Vooruitlopend op een definitief besluit kreeg Bouma, die en het Trippenhuis (P. Meertens). De vereniging was op 14 na de oorlog niet zou terugkeren als directeur van het december 1946 een feit en kreeg (later) de leiding over de Openluchtmuseum in Arnhem, van de Rijkscommissie bouw van het museum..32 van advies inzake de musea en met medeweten van de minister, eind december 1945 de opdracht om een Bouma presenteerde zijn opzet voor het Zuiderzeemuseum concreet voorstel voor het Zuiderzeemuseum uit te werken. in november 1946.33 Het plan bood voldoende vertrouwen Het ging om een exploitatieopzet, een procesvoorstel, voor de minister om het Zuiderzeemuseum op 14 januari een bibliografie, een expositieplan en een bouwkundig 1948 daadwerkelijk groen licht te geven.34 Bouma werd ontwerp.29 Minister J.C. Haspels van Onderwijs, Kunsten de eerste directeur. 35 Het Binnenmuseum opende op en Wetenschap bezocht Enkhuizen op 15 januari 1946. 1 juli 1950 zijn deuren. Voor het Buitenmuseum maakte Het gemeentebestuur kon melden dat de bevolking het Bouma nog twee ontwerpaanpassingen, in mei 1948 en Peperhuis en een bedrag van 35.000 gulden aanbod. Hierin in mei 1955.36 De opzet bestond uit een groepering van was Enkhuizen uitzonderlijk, want in Amsterdam, Hoorn gebouwen rondom drie havenkommen: een vissershaven, en Harderwijk had de burgerij op geen enkele manier blijk een binnenhaven en een werkhaven. In de collage van gegeven van enthousiasme voor het Zuiderzeemuseum. In panden had Bouma opvallend veel aandacht voor tuinen, Enkhuizen werd er van uitgegaan dat het Binnenmuseum openbare ruimten en groen. Hij ging van een bewoond op redelijk korte termijn open zou kunnen gaan. Voor het Buitenmuseum uit, met ‘echte’ bedrijvigheid. De bewoners Buitenmuseum was het wachten op de aanleg van de zouden hun dagelijks leven uit het verleden in het museum werkhaven voor de Zuiderzeewerken, wat nog enkele jaren kunnen voortzetten. Of dit een reëel en op termijn houdbaar zou duren. Inmiddels had de roei- en zeilvereniging besloten uitgangspunt was, vroeg Bouma zich niet af.37 Hetzelfde zich uit het project terug te trekken.30 gold voor de niet-geringe omvang van het museum en de ambitie om allerlei belangrijke monumenten uit het Tijdens een bijeenkomst op het ministerie op 6 juni 1946 Zuiderzeegebied naar het Buitenmuseum te halen, zoals werd bekend dat Enkhuizen ‘in principe’ als vestigingsplaats het stolpkerkje Volendam, de leugenbank van Hindeloopen van het Zuiderzeemuseum was gekozen.31 Zodra er een en signaalkanonnen uit Blankenheim en Blokzeil. Het aannemelijk plan met exploitatieopzet op tafel lag, zou museumontwerp bevatte buurten uit Marken, Urk en definitieve besluitvorming volgen. Enkhuizen was nu de Volendam, maar het ging Bouma vooral om de suggestie. enig overgebleven locatie. Dat betekende dat het werk Hij ontwierp een (eigen) ruimtelijke samenhang van voor de Commissie van Advies in Enkhuizen er op zat. Er objecten uit alle windstreken rondom de Zuiderzee.38 kwam een breder opgezette Vereniging Vrienden van het Zuidermuseum voor terug, waarin ook mensen van buiten In 1955 kwam een einde aan het directeurschap van de stad zaten, zoals de dijkgraaf, de burgemeesters van Bouma. Tijdens de oorlog was hij cruciaal geweest

STEENHUISMEURS 25 bij de ideevorming over het Zuiderzeemuseum. Zijn UITGANGSPUNTEN VOOR HET BUITENMUSEUM, 1956 39 ‘showprenten’ hadden goede diensten bewezen voor de Met de aanleg van de werkhaven voor de Zuiderzeewerken De commissie tot bestudering van het Plan- besluitvorming op het Ministerie en mensen enthousiast in 1955 begon de realisatie van het Buitenmuseum. Dat jaar Buitenmuseum kwam op 9 april 1956 met de gemaakt voor het idee van een openluchtmuseum. Hij bleek schreef de Commissie van Bijstand van het Ministerie van volgende uitgangspunten: echter niet de geëigende persoon voor de consolidatie van O.K. en W. dat het tijd werd de plannen concreet te maken. • Het Zuiderzeemuseum is een nationaal het Binnenmuseum en de realisatie van het Buitenmuseum. De vriendenvereniging kreeg van het ministerie de vraag monument van de Zuiderzee; Na zijn vertrek kwam Lunsingh Scheurleer vanuit het hoe het museum zou moeten worden: bewoond of niet, • Het Buitenmuseum richt zich op de wooncultuur ministerie als interim directeur aan het roer. Bouma ging de met bedrijvigheid of niet. Gezien de hele voorgeschiedenis, in het Zuiderzeegebied en de conservering van omgekeerde weg en trad in dienst bij het ministerie om zich zal het geen verbazing wekken dat er een commissie de bouwtrant van woningen, bedrijfsgebouwen te wijden aan de inventarisatie van bouwkunst ten behoeve werd geformeerd om deze vragen te beantwoorden: de en openbare gebouwen; van de eerste monumentenlijst. Commissie tot bestudering van het Plan-Buitenmuseum, • Het Zuiderzeemuseum wordt opgebouwd met bestaande uit D.F. Lunsingh Scheurleer, K. Boonenburg, gesloten bebouwing van straatjes en buurten; 40 D. Fleddérus. Dr. A. Wassenbergh en S. Spoelstra. Waar • Losse huizen uit bepaalde dorpen volstaan niet, Ontwerp Buitenmuseum, Bouma: in de adviezen uit de oorlogstijd de relatie tussen het het gaat er om steeds huizen van een bepaald • Levend museum: bewoond en met werkende museum en zijn omgeving centraal stond, verschoof nu de type samen te voegen om een idee van de bedrijven; focus naar de ruimtelijke opbouw en samenhang op het bebouwingsstructuur te geven. • Collectie met de belangrijke monumenten uit het museumterrein. • Het Buitenmuseum wordt niet uit collectie panden Zuiderzeegebied; maar uit buurten opgebouwd, met ruimte voor • Opzet rondom drie havens; vissershaven, latere toevoegingen. binnenhaven en werkhaven; • Het ontwerp van het Buitenmuseum moet • Presentatie van gebouwen in hun ruimtelijke worden aangepast aan de actuele plannen voor context met tuinen, openbare ruimte en groen; de werkhaven van de Zuiderzeewerken, de ontwerpen van Bouma passen niet bij de huidige situatie; • Het Buitenmuseum is geen bewoond dorp, maar een museum dat de woonomstandigheden van omstreeks 1900 laat zien. De historische interieurs blijven intact en in de toekomst hoeft er niet te worden gezocht naar mensen die anachronistisch willen leven en oude klederdrachten dragen; • Eventueel kunnen de supposten tijdens de openingsuren in klederdracht gekleed gaan.

26 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  R.H. Fleddérus, ontwerp Buitenmuseum Enkhuizen. 1958. Ten zuiden van het museum is een afbeelding van het Zuiderzeegbied in een park verwerkt. Het museum zelf bestaat uit vier klusters. [Walsmit 2018, 65]

ONTWERP BUITENMUSEUM: FLEDDÉRUS, 1958 Met het vertrek van Bouma als directeur kwam er ook een einde aan zijn rol als ontwerper van het Buitenmuseum. Eind 1957 schreef de net benoemde directeur van het Zuiderzeemuseum, G.R. Kruissink, een rapport over diens ontwerp uit 1955. Hij concludeerde dat het in de praktijk niet te verwezenlijken was, vanwege de grootte en de opzet als ‘levend’ museum.41 Nu de werkhaven van de Rijksdienst voor de Zuiderzeewerken bovendien anders van vorm was geworden dan eerder gedacht, veranderde het grondplan van het Buitenmuseum en werd een herziening van de opzet noodzakelijk. Zo kwam de weg vrij voor een nieuwe ontwerper. Begin 1958 kreeg Rein (R.H.) Fleddérus (1910-1970) de opdracht. Hij had naam gemaakt als hoofdarchitect van het A.S.R.O. (Adviesbureau Stadsplan Rotterdam), dat de wederopbouw van Rotterdam verzorgde. Sinds 1956 dreef hij een stedenbouwkundig bureau met B.C. van Gent en daarnaast had hij ook een eigen architectenbureau. Ogenschijnlijk had Rein Fleddérus niet veel met historische bouwkunst op. Zijn aanstelling in Enkhuizen had hij ongetwijfeld aan zijn oudere broer Dik Fleddérus (1908-2002) te danken, die als architect in Enkhuizen werkte en vanaf 1943 bij de komst van het museum was betrokken.42 Bij het startgesprek met bestuursleden van de vriendenvereniging zei Rein Fleddérus zin in de creatieve uitdaging te hebben om buurtjes met een eigen leven te scheppen.43

In de toelichting op het eerste ontwerp van Fleddérus, gedateerd 30 mei 1958, nam de ontwerper afstand van het idee om een museumdorp te maken.44 Hij zag niets in een collage van historische buurten. Volgens hem werd het Zuiderzeegebied door steden en stadjes gekenmerkt. Hij wilde daarom een stedelijk karakter

STEENHUISMEURS 27 / R.H. Fleddérus, ontwerp Buitenmuseum Enkhuizen. 1958. Ten zuiden van het museum is een afbeelding van het Zuiderzeegbied in een park verwerkt. Het museum zelf bestaat uit vier klusters. [Walsmit 2018, 65]

28 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Situatie Buitenmuseum met jachthaven, Gemeentewerken Enkhuizen, 10 mei 1962 [WFA inv. 0131 4097]  Recreatieplan, 1966 (met daarin een verder uitgewerkt plan Fleddérus, als fantasie Gemeentewerken, 1962-63) [WFA inv. 0131 4097]  Maquette aangepast plan Fleddérus, 1966 [Het Peperhuis 1983, 23] realiseren en gaf het museum drie thematische kernen: aanval op het drie-kernenplan van Fleddérus en greep 1) ambacht en bedrijf, 2) stedelijke objecten, 3) landbouw terug op de uitgangspunten van het museum uit 1956. De en buitengebied. Een vierde zone werd gereserveerd auteurs wezen naar het Openluchtmuseum in Arnhem, om voor objecten waar in de drie kernen geen plek voor aan te geven dat een willekeurige spreiding van gebouwen was. Zo werd de traditionele bouwkunst onderwerp van grote bezwaren opleverde. Ze pleitten voor een regionaal functiescheiding en een modernistische opzet. In het hart verantwoorde opbouw, zoals die ook met succes in van de opstelling situeerde Fleddérus twee scheepshallen, Scandinavische, Duitse en Belgische openluchtmusea was omringd door vissers- en schokkershuizen. Met dit ontwerp toegepast. werd dat het Buitenmuseum een modern museumpark met grote hallen, kleine oude gebouwen en een enkel vissersbuurtje. Een opmerkelijk detail was de op schaal Het Buitenmuseum volgens Rein Fleddérus: uitgevoerde plattegrond van het Zuiderzeegebied, die als • Stedelijke sfeer; een waterbassin ten zuiden van het museum in de haven • Thematische organisatie met drie kernen: was gedacht. Fleddérus had in 1962 contact met juffrouw stedelijk, landelijk en ambachtelijk; Elze van den Ban, de stedenbouwkundig adviseur van de • Esthetische compositie van expohallen en oude gemeente Enkhuizen. Met haar stemde hij het ontwerp op gebouwen. het naastgelegen recreatiegebied Enkhuizerzand af.

Zeven jaar nadat Rein Fleddérus bij het museum betrokken raakte, kwam de ontwikkeling van het Buitenmuseum eindelijk in een stroomversnelling. Het werd menens op het moment dat het Ministerie in 1964 geld voor de bouw van het Buitenmuseum op de rijksbegroting reserveerde.45 Dat najaar verscheen er een rapport van J. Janse (Rijksdienst voor de Monumentenzorg) en de archeoloog G.D. van der Heide (hoofd oudheidkundig bodemonderzoek IJsselmeerpolders), gericht aan de commissie van Bijstand van het museum. Beide heren zaten in het bestuur van de Vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum. Ze onderscheidden elf regio’s in het Zuiderzeegebied en pleitten ervoor deze regionale indeling als basis van het museumontwerp te nemen.46 Mogelijk zouden sommige regio’s om praktische redenen kunnen worden samengevoegd. Deze zienswijze was een regelrechte

STEENHUISMEURS 29  Voorstel landschappelijke indeling Zuiderzeegebied [Bjilage notulen Bouwcommissie, 28 februari 1967, ZZM]

DE BOUWCOMMISSIE, 1965 en het omringende landschap hun betekenis kregen. Van Om slagvaardig te kunnen opereren, stelde de Vereniging der Heide benadrukte dat in het ontwerp van Fleddérus een Vrienden van het Zuiderzeemuseum een Bouwcommissie landschappelijke aanleg ontbrak. Daarom voldeed volgens in, naar het voorbeeld van de Zaanse Schans. Op 19 hem het drie-kernen-plan niet, ook al was het ‘esthetisch februari was de eerste vergadering. Aan tafel bekende ongetwijfeld verantwoord’.48 Voor de geografische indeling gezichten: voorzitter Sybrandy en als leden de professionals stelde hij nu zeven gebieden voor: 1. West-Friesland en het H. Janse (monumentenzorg), G.D. van der Heide zuidelijk gedeelte van Noord-Holland; 2. de Gooise kust; 3. (archeologie), G.R. Kruissink (directeur Zuiderzeemuseum) de Veluwse kust; 4. de IJssel- en Vechtdelta; 5. Noordwest- en D.F. Lunsingh Scheurleer (Rijkscommissie voor de Overijsel; 6. de Friese kust en 7. het Waddengebied.49 Musea). Secretaris was P.M. Rooker, een medewerker van Met zo’n indeling zouden alle gebouwen in een passende het museum.47 De eerste jaren was het jongleren voor context kunnen worden geplaats. Bovendien werd het de bouwcommissie, want terwijl ze midden in een heftige mogelijk om per gebied kenmerkende beplanting aan discussie over opzet en ontwerp van het Buitenmuseum zat, te brengen, later aan te vullen met detailbeplantingen moesten hele praktische beslissingen worden genomen – van erven en tuintjes. Sybrandy en Kruissink waren het waarvoor eigenlijk een al vastgesteld ontwerp nodig was. roerend met Van der Heide eens. Kruissink benadrukte nogmaals dat de centrale grote gebouwen niets met het Het museumontwerp werd in september 1965 met Zuiderzeegebied van doen hadden. Voor Fleddérus zat er Fleddérus besproken. De ontwerper vond een eensgezinde weinig anders op dan zich te bezinnen op een grondige commissie tegenover zich. Janse hamerde op het belang herziening van zijn ontwerp. van een geografische indeling, waarbij het museum uit buurtjes zou moeten bestaan, die elk een ander deel van het Zuiderzeegebied vertegenwoordigden. Het openluchtmuseum van Bokrijk, in België was hier een Het Buitenmuseum volgens de bouwcommissie, goed en recent voorbeeld van. Janse had net Kolhorn 1965: bezocht, een dorp in de kop van Noord-Holland met een • Geografische indeling, inbedding van objecten karakteristieke bebouwing langs de dijk. Volgens hem liet in een getrouwe omgeving en het omringende dit dorp, net als Volendam en Onderdijk, goed zien dat de landschap; huizen rondom de Zuiderzee in de context van de omgeving • Opzet met zeven buurtjes: Noord-Holland, Gooi, Veluwe, IJssel- en Vechtdelta, Overijssel, Friesland en Waddengebied; • Kenmerkende beplanting, aangevuld met streekgebonden inrichting van erven en tuinen.

30 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Gasthuiskapel in Den Oever voor demontage, 1962 [G.Th. Delamarre, RCE]

OPSLAGLOODS EN KAPEL DEN OEVER, 1965-66 De vergadering van de bouwcommissie in september 1965 ging behalve over de opzet van het museum ook over de bouw van een loods en de verwerving van een middeleeuwse kapel. Er was dringend behoefte aan tijdelijke opslagmogelijkheid voor slooppanden op het museumterrein. Al eerder was hiertoe besloten.50 Het was de vraag of de loods een historisch gebouw moest worden of iets eigentijds. Architect Cornelis de Jong (1930-2019) uit De Rijp onderzocht in 1965 twee wierschuren, maar die bleken voor dit doel ongeschikt. Als alternatief bedacht hij een gestileerde loods, met geteerde houten beschieting en een dak van rode pannen.51 De bouwcommissie vond dat de loods tijdelijk moest zijn om op termijn voor een uitbreiding van de museumbuurtjes plaats te kunnen maken. Het liefst zag ze de loods in een hoekje van het terrein verscholen, zodat het gevaarte niet zou detoneren tussen de oude gebouwen. Fleddérus was hier echter faliekant tegen.52 Hij was bang dat dit zou leiden tot jarenlange ontsiering door een provisorisch bouwsel. Voor hem bood de nu broodnodige loods een uitgelezen kans om een groot expositiegebouw te realiseren. Hij wilde een mooie hal, centraal in het Buitenmuseum. Hij had geen bezwaar tegen het ontwerp van De Jong, maar wel tegen de situering.53 Zo kwam de discussie over de loods weer terug bij het concept van het museum. Zoals Janse het verwoordde: ‘Vanwege de geografische opzet mag de loods niet in het landschap domineren’.54

De kapel was een ander praktisch punt voor de bouwcommissie. Er waren aanvankelijk meerdere kerken in beeld, onder meer in Kolhorn. De urgentie om de zeer bouwvallige middeleeuwse Gasthuiskapel in Den Oever te slopen, maakte dat het Zuiderzeemuseum in 1965

STEENHUISMEURS 31  Gerealiseerd landschapsplan SBB luchtfoto 1968

voor 2.500 gulden eigenaar van kerk, kansel, koorhek, klokkentoren en klok kon worden.55 Opslag van deze kerk was geen optie. Het voordeel van directe plaatsing in het Buitenmuseum was dat het Buitenmuseum al een beetje zichtbaar zou worden. Nadeel was natuurlijk dat het ontwerp van het museum nog moest worden gemaakt en de herbouwde kapel de mogelijkheden daartoe beperkte.

Tijdens de vergadering van de bouwcommissie in december 1965 tekende Fleddérus een alternatieve terreinindeling, waarbij hij de loods schuin achter de kapel situeerde, redelijk uit het zicht. Hieromheen schetste hij acht kernen, zoals de bouwcommissie wilde. Hij stelde voor om een maquette van het nieuwe ontwerp te maken, zodat iedereen de kwaliteiten van het plan kon zien. Ondanks de hoge kosten, werd hiermee ingestemd.56 De commissie ging in juni 1966 akkoord met de positie van loods en kapel en gaf opdracht voor sloop, vervoer en herbouw van de kapel.57 Directeur Kruissink liet echter in de notulen optekenen dat hij bezwaar tegen de positionering van beide gebouwen had. Eerder had ook architect De Jong zich kritisch over de korte afstand tussen beide gebouwen uitgelaten.58 De loods werd door de gemeente als tijdelijk gebouw aangemerkt en kreeg door vijfjaarlijkse verlengingen de status van een semipermanent gebouw.59

Besluiten bouwcommissie, 1965: • Centrale positie voor de middeleeuwse Gasthuiskapel uit Den Oever; • Een ‘tijdelijke’ loods voor opslag van slooppanden, schuin achter de kapel;

32 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM ∕ Offerte B.J.F. van Woudenberg, gericht aan Piet Kelder. 7 febr. 1966 [WFA 0402 81]

STEENHUISMEURS 33  Offerte B.J.F. van Woudenberg, gericht aan Piet Kelder. 7 febr. 1966 [WFA 0402 81]

34 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM BEPLANTINGSPLAN KELDER, 1965-66 Basis beplanting Kelder, 1966 Tegelijk met de eerste concrete stappen voor het Brede strook met bomen en struiken, als afscheiding naar verplaatsen van gebouwen naar het museum, kwam ook recreatieterrein en groen decor Buitenmuseum; de inrichting van de buitenruimte aan de orde. Van der Hierin opgenomen: een kweekstrook met iepen ten behoeve Heide opperde in 1965 om hier de landschapsarchitect van de latere parkaanleg, Piet Kelder bij te betrekken. Vanuit Dronten werkte hij voor Staatsbosbeheer aan de Zuiderzeepolders. OP ZOEK NAAR OUDE PANDEN, 1966-67 Hij kreeg van zijn baas toestemming om werktijd aan Met de loods op komst kon de bouwcommissie van start het Zuiderzeemuseum te besteden en zitting in de met de acquisitie van gebouwen in het Zuiderzeegebied. Bouwcommissie te nemen. Het museum hoefde alleen zijn Er werden twee sporen gevolgd: a) systematische reiskosten te vergoeden.60 Het advies van Kelder was om inventarisatie van bouwkunst in het gebied, met als doel allereerst de achterzijde van het museumterrein met een een weloverwogen selectie te kunnen maken en b) de brede strook bomen en struiken te beplanten. Zo zou het actieve verwerving van panden die op de nominatie achterliggende recreatieterrein worden afgeschermd en stonden te worden gesloopt. Vooral langs dit tweede spoor kreeg het Buitenmuseum een groen decor. De groenstrook kwamen hele sloopbuurten tegelijk binnen bereik. Architect zou tevens als kweekstrook dienst doen, om iepen ‘op te Cornelis de Jong kreeg in 1966 de opdracht om, met een leiden’ voor een toekomstige rol in de beplanting van de proeftijd van drie maanden, een jaar lang twee dagen per verschillende buurten van het museum. week op pad te gaan om bouwkunst te inventariseren en gemeentebesturen te benaderen over voorgenomen sloop- Kelder becijferde dat er 800 stuks plantgoed nodig en saneringsplannen.64 waren, waarvoor hij de kosten op f. 1.760,- raamde.61 Zijn voorstel had als grote voordeel, dat het groene casco Begin 1967 deed De Jong verslag van zijn eerste kon worden aangelegd, voordat de precieze thematische bevindingen. De timing van zijn onderzoek was gunstig, of geografische indeling was bepaald.62 De offerte van want overal in het gebied werden waardevolle objecten kwekerij B.J.F. Woudenberg uit 1966 liet de samenstelling gesloopt, onder meer in Kuinre, Vollenhove, Harderwijk van de initiële terreinbeplanting van het terrein zien: 750 en Zoutkamp. Bij de inventarisatie lette De Jong ook op meidoorn, 500 witte els, 250 grijs wilde, 1.250 veldiep bouw- en bestratingsmaterialen, beplanting en details in (driejarig), 250 grauwe abeel, 750 inlandse eik (tweejarig) de buitenruimte. Hij had met 72 gemeentes contact gelegd. en 250 hondsroos.63 In juni 1966 was al dit groen In de commissie suggereerde kunsthistoricus R.C. Hekker, daadwerkelijk geplant. Volgens Kelder kon de volgende stap die voor monumentenzorg werkte aan inventarisaties voor het beplantingsplan pas gezet worden zodra de grootte van landelijke bouwkunst, om van alle verworven panden van de buurten van het museum was bepaald. kadastrale minuutkaarten te verzamelen, teneinde hun ruimtelijke setting in beeld te krijgen: ‘Op deze wijze werkend, zouden groepen zijn samen te stellen van een

STEENHUISMEURS 35  Publicatie van P. Kelder over zijn onderzoek naar de beplantingen in het Zuiderzeegebied [Kelder 1984]

gelijksoortige structuur zonder de landschappelijke indeling de bouwcommissie een besluit voor zich uitgeschoven te laten prevaleren. Het gaat (..) om het uiteindelijke en gewacht tot de kostbare ‘flexibele maquette’ van het totaalbeeld; de details zijn van secundaire aard.’65 aangepaste ontwerp van Fleddérus klaar was. Dit was in juni 1966 het geval. Het duurde vervolgens tot maart Aanpak verwerving: 1967 eer de Subcommissie onroerende zaken het ontwerp • Actieve acquisitie van slooppanden in het besprak. Fleddérus was hierbij niet aanwezig.67 Het verslag Zuiderzeegebied; begon met een opsomming van punten waar Fleddérus • Documentatie van panden in hun ruimtelijke structuur, niet in had voorzien: 1) het opnemen van terreinhoogtes met behulp van de kadastrale minuuttekeningen. en grondsoorten, 2) de toekomstige waterstand van de Markerwaard, 3) de rangschikking van de museumobjecten DIJKAANLEG EN ANDERE GEWIJZIGDE volgens een historisch aanvaardbaar patroon en 4) de OMSTANDIGHEDEN, 1967 noodzakelijke parkeervoorzieningen voor 300 auto’s. In de bouwcommissie bleek in februari 1967 dat de drainage van het museumterrein niet afdoende was. De De te verwachten waterstanden van het IJsselmeer mogelijke verhoging van het waterpeil in het IJsselmeer maakten volgens de subcommissie de aanleg van een zou de situatie verder verslechteren. De eerste maatregel ringdijk om het museum noodzakelijk. Ook de overgang was om de loods 60 cm hoger aan te laten leggen. Voor naar het belendende recreatieterrein diende te worden de kapel was al in een soort terpje voorzien, net als op zijn bedijkt, omdat dit gebied mogelijk niet ingepolderd zou oorspronkelijke plaats. De subcommissie onroerende zaken worden. Voor de werkhaven van de Zuiderzeewerken werd gevraagd onderzoek naar aanvullende maatregelen stonden baggerwerkzaamheden gepland, die mogelijk voor het Buitenmuseum te doen. Hierin zaten de heren konden worden aangegrepen om een dijklichaam op Fleddérus, Janse, Kruissink en U.E.E. Vroom. Van der te spuiten. Zo zou het museum in een polder van drie Heide werd aan dit gezelschap toegevoegd. à vier hectare komen te liggen, die met een historische windmolen, eventueel in combinatie met een hulpaggregaat, De noodzakelijke herziening van het ontwerp werd zou worden bemalen. Een bijkomend voordeel was uiteindelijk de aanleiding om van Rein Fleddérus af te dat het museumterrein kon worden uitgerust met een komen. Hoewel hij eind 1965 nog een schets had gemaakt waterstructuur van sloten en grachten, passend bij de met een geografische indeling van het museum, was hij kenmerkende landschappen van het Zuiderzeegebied. daar korte tijd later alweer van teruggekomen. Fleddérus hield vast aan het ‘streven naar een stedelijk karakter met Volgens de subcommissie waren er drie mogelijkheden enkele landschappelijke elementen’.66 Door categorisch om het museumontwerp aan te passen. Allereerst een te weigeren zich aan de uitgangspunten van het museum bijstelling van het esthetische plan, zoals uitgewerkt te conformeren, maakte hij zichzelf voor de overige leden door Fleddérus. Met de benaming ‘esthetisch plan’ werd van bouw- en subcommissie onmogelijk. Aanvankelijk had eigenlijk al duidelijk dat deze aanpak niet zou leiden tot

36 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM representatieve bebouwings- en landschapsstructuren uit het Zuiderzeegebied. De tweede optie was een structuurplan, zoals voor de Zaanse Schans ontwikkeld. Ook dat bood geen soelaas voor de opgave van het Zuiderzeemuseum, omdat in het Zuiderzeegebied meerdere structuren voorkwamen die in onderlinge samenhang gebracht moesten worden. Dat vergde een specifiek ruimtelijk ontwerp. Ten derde was er het geografische plan, zoals steeds door de bouwcommissie was aanbevolen.68 Omdat het terrein niet zo groot was, zouden wel samenvoegingen van gebieden nodig zijn.

Aanpassingen opzet Buitenmuseum, 1967: • Toevoegen ringdijk rondom; • Ontwikkelen van het museum als polder, met waterstructuur en windbemaling;

STEENHUISMEURS 37 SCHETSONTWERP BUITENMUSEUM, JANSE 1967 VAN BOUWCOMMISSIE NAAR COMMISSIE voor de Monumentenzorg en was een paar maanden Op verzoek van de subcommissie had commissielid Janse BUITENMUSEUM eerder door Hekker aangeraden vanwege zijn ervaring met zich in de problematiek verdiept en kwam hij met een Op 18 januari 1968 stelde Dik Fleddérus in de historische stedenbouw.74 Het idee voor de werkgroep was alternatieve opzet voor het museum. Deze werd op 22 bouwcommissie dat stedenbouwkundige begeleiding afkomstig van Dik Fleddérus. Op zijn suggestie om ook maart 1967 in de subcommissie besproken. Een maand (door zijn broer Rein) bij de totstandkoming van het de stedenbouwkundige aan de werkgroep toe te voegen later stond dit schetsontwerp ook in de bouwcommissie Buitenmuseum noodzakelijk zou zijn.70 Hekker, Janse werd niet ingegaan. Janse gaf er de voorkeur aan ‘deze geagendeerd.69 Janse maakte een indeling in een soort en Lunsingh Scheurleer zagen daar niets in. Twee aangelegenheid binnen de overheidssfeer te houden’.75 schotsen (compartimenten), die landschappelijk met maanden later stuurde Janse wel zijn schetsontwerp elkaar verbonden dienden te worden. De compartimenten voor het Buitenmuseum naar Rein Fleddérus, met de Drie maanden later ontstond vrij plotseling een konden uit verschillende stads- of dorpsfragmenten aankondiging dat het bestuur van de Vereniging Vrienden bestuurscrisis in de Vereniging Vrienden van het worden opgebouwd, om de diversiteit en rijkdom van het hem waarschijnlijk zou vragen op basis van deze schets het Zuiderzeemuseum. De minister werd op de hoogte gebracht Zuiderzeegebied zichtbaar te maken. In beide commissies structuurplan uit te werken.71 Een reactie van Fleddérus dat zich ‘in het hoofdbestuur enkele moeilijkheden hebben werd benadrukt hoezeer dit voorstel van het ontwerp van bleef uit. Maandenlang was er binnen de geledingen van voorgedaan’.76 Die moeilijkheden en andere bezwaren Fleddérus afweek. Het zou uiteindelijk het vertrekpunt voor de bouwcommissie en de subcommissie onduidelijkheid leidden ertoe dat voorzitter Sybrandy zich niet meer het uitgevoerde ontwerp van het museum worden. over de positie van Rein Fleddérus. Janse meende dat herkiesbaar stelde en secretaris Dik Fleddérus zelfs per de opdracht na het uittekenen van het structuurplan zou direct zijn functie neerlegde. Wat de aanleiding voor deze Het voorstel van Janse bestond uit de volgende punten: eindigen. Scheurleer vond dat raar en wilde per direct opschudding was, maken de geraadpleegde archiefstukken • Bedijking rondom (ook langs het belendende van Fleddérus af, met dank voor bewezen diensten.72 niet helemaal duidelijk. De reden kan worden gezocht in de recreatieterrein); Volgens Hekker was er geen stedenbouwkundig werk twijfel of de Vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum • Ambachtsbuurtje aan de haven, zoals in het ontwerp meer te doen, in de zin van een esthetisch ontwerp. In de opdracht van de minister om het Buitenmuseum te van Fleddérus; plaats daarvan diende een collage van dorps-, stads- en realiseren wel aankon. Het ging om een complexe en • Dorpskern rondom de kapel, gebaseerd op bijvoorbeeld landschapsstructuren uit het Zuiderzeegebied te worden financieel riskante onderneming. In de zomer van 1968 de kern van Hindeloopen, omgeven door een sloot met gemaakt. Dit kwam er op neer panden op hun oude locatie overlegde de vriendenvereniging met het museum en het enkele bruggetjes; te documenteren en met inbegrip van hun ruimtelijke ministerie over een reorganisatie van taken. Het interim • Kernloos dorp, geïnspireerd op Urk, Marken of context in het museum in te passen. Hier zou de Rijksdienst bestuur dat na het vertrek van voorzitter en secretaris Volendam; voor de Monumentenzorg voor kunnen zorgen. aantrad, gaf direct de opdracht voor de bouw van het • Stadsgracht tussen beide dorpen in; Buitenmuseum aan de minister terug.77 Natuurlijk zal bij • Objecten uit het glaciale landschap op het hoogste deel In de bouwcommissie kwam op 16 mei 1968 de vraag Dik Fleddérus ook hebben meegespeeld dat in augustus van het terrein (in het zuidoosten); aan de orde of de ontwerpschets van Janse afdoende zijn broer Rein per brief te verstaan was gegeven dat • Elementen uit het weide- en veenlandschap in de strook was voor de verdere uitwerking van het museum of dat zijn opdracht als ontwerper van het Buitenmuseum was langs het recreatiegebied. er nog een verdiepingsslag nodig was. De conclusie was beëindigd.78 om een werkgroep voor een structuurplan in te stellen, bestaande uit Janse, Vroom, Van der Heide / Kelder en N. Vanaf oktober 1968 werd het Zuiderzeemuseum zelf Heijligenberg.73 Laatstgenoemde werkte voor de Rijksdienst verantwoordelijk voor de bouw van het museum, waartoe

38 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Ontwerpschets J. Janse, 1967 [WFA inv. 0131 4097]

de staf moest worden uitgebreid. Ogenschijnlijk veranderde er weinig aan de inhoudelijke gang van zaken: de bouwcommissie kreeg een andere naam, eerst werd het Werkgroep Buitenmuseum en vanaf 3 september 1968 Commissie Buitenmuseum. Maar het was oude wijn in nieuwe zakken, de commissie ging in praktisch dezelfde samenstelling verder. De werkelijke verandering was dat vanaf dit moment het Zuiderzeemuseum vooral een ambtelijke rijksaangelegenheid werd. Het museum, het ministerie en de rijksdiensten van Monumentenzorg en Zuiderzeewerken maakten de dienst uit. Voor de perfectie van de uitvoering van het Buitenmuseum kwam dit goed uit. Wel stonden de burgerij en de gemeente Enkhuizen, die ruim 25 jaar lang de kar hadden getrokken, vrij plotseling aan de kant.

STEENHUISMEURS 39  Kees Heijligenberg, vastgelegd door de fotograaf bij de entree van het Zuiderzeemuseum [archief Heijligenberg, Bergen NH]

STRUCTUURVISIE BUITENMUSEUM: HEIJLIGENBERG, De ontwerpschets van Janse voor het Zuiderzeemuseum 1968 vormde het vertrekpunt voor het structuurplan. Heijligenberg Augustus 1968 was voor de totstandkoming het richtte zich op twee aspecten: a) het preciseren van de Buitenmuseum de beslissende maand. Na de bestuurscrisis dorps- en stadsstructuren tot een natuurgetrouw geheel van de vereniging, het teruggeven van de bouwopdracht en b) het inpassen van reeds verworven panden in het en het ontslag van stedenbouwkundige Fleddérus, volgde museum.79 Hij reisde veel in het Zuiderzeegebied, op zoek dezelfde maand een nieuwe organisatorische opzet voor de naar representatieve structuren en slooppanden voor het bouw van het museum en maakte Heijligenberg het ontwerp verwezenlijken van de structuurvisie. Net als in Orvelte en structuurplan. Bourtange gebruikte hij kadastrale minuutkaarten uit de periode rond 1830. De opgave in het Zuidermuseum was Nelis (roepnaam: Kees) Heijligenberg (1931) had zijn om fragmenten van verschillende historische dorpen en opleiding aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam steden logisch op elkaar aan te laten sluiten. De ambitie genoten en trad daarna in dienst van de gemeente van Heijligenberg ging nog verder: hij wilde dat alle Hoorn. Begin jaren zestig werd hij door de Rijksdienst fragmenten samen het karakter en de intieme sfeer van een voor de Monumentenzorg benaderd om daar de afdeling oude Zuiderzeeplaats zouden opleveren. De collage van stedenbouw op te zetten. De Monumentenwet 1961 kadastrale kaarten gaf het Buitenmuseum het historisch schiep de mogelijkheid om stads- en dorpsgezichten te getrouwe weefsel, dat in de plannen van Bouma, Fleddérus beschermen. Heijligenberg werd met de uitvoering van en Janse had ontbroken. dit instrument belast: aanwijzing en stedenbouwkundige planvorming, die vervolgens in (wettelijk verplichte) Op het moment dat Heijligenberg met zijn werk begon, conserverende bestemmingplannen zijn beslag kreeg. stonden de kapel uit Den Oever en de loods al op het Zo werkte hij aan de ruimtelijke visie voor het Drentse museumterrein. In de toelichting beschreef hij stap voor dorp Orvelte. Op de kadastrale minuutkaart uit 1832 stap hoe hij de lijnen voor het museum had uitgezet. bleken verschillende boerderijen en schuren te staan, die Heijligenberg begon met een selectie van geschikte inmiddels waren verdwenen. De visie voorzag in het vullen stads- en dorpsfragmenten voor de collage: ‘Het was nl. van de opengevallen plekken met te slopen gebouwen noodzakelijk juist die delen te nemen, die ten opzichte van uit de omgeving, mits zij natuurlijk in het geheel pasten. elkaar na samenvoeging een zo natuurlijk mogelijk plan Zo bleven deze panden behouden en werd de historische zouden vormen.’80 Hij koos delen van Edam, Stavoren, structuur van Orvelte versterkt. Voor de reconstructie van de Hindeloopen, Kolhorn, Zoutkamp, Urk, Westerland vesting van het Groningse Bourtange (ijkjaar 1742) maakte (Wieringen), Zuiderwoude, Marken en Nes (Ameland). Heijligenberg in 1965 met behulp van historische kaarten en Uitgangspunt voor de ruimtelijke compositie was het veldwerk een ontwerp, dat de basis voor de aanwijzing en gegeven dat de kapel en de loods betrekkelijk dicht bij reconstructie van dit stadje werd. elkaar stonden. Het was de bedoeling om de grote loods uit beeld te houden en de bescheiden kapel dominant te

40 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Structuurplan Heijligenberg, augustus 1968 [archief Heijligenberg, Bergen NH]

maken. Dit kon door ertussen een doorlopende gevelwand te situeren. Deze strook aaneengesloten panden hoorde bij de ‘kerksituatie’, waar Hindeloopen model voor stond: een dorp waar rond de kerk zowel vrijstaande als aaneengesloten bebouwing voorkwam, met daar omheen een smal grachtje met een bochtig beloop. De situatie van Hindeloopen werd iets verschaald om in het Zuidermuseum te passen. De inrichting van het erf rondom de kerk bestond uit een hoger gelegen grasveld (kerkhof) met grafstenen, dat werd ommuurd en voorzien van een haag (meidoorn, vlier en iep) en een ring van geknotte lindenbomen, gebaseerd op het kerkhof van Oostereind (Texel).

Ten zuidoosten van de kerksituatie kwam een dijk met bebouwing, gebaseerd op Kolhorn. Aan de noordoostzijde had Janse een stedelijke gracht bedacht. Deze kreeg aan de kerkzijde de gedaante van een Noord-Hollands stadsbeeld, gebaseerd op Edam, en aan de overzijde van een Fries stadsbeeld met overtuinen, gebaseerd op Stavoren. Over de gracht werd een oudhollandse basculebrug geprojecteerd, die aansloot op een straatje met uitzicht op de kapel. De gracht liep in de richting van het belendende recreatieterrein. Heijligenberg situeerde bebouwing op de kop van de gracht om het historische stadsbeeld passend af te sluiten. Dit pand werd onderdeel van een strook met elementen uit de weide- en veenlandschappen (West-Friese buurt), met op de achtergrond de ringdijk en de brede groenstrook op de grens met het recreatieterrein. Voor de visuele afsluiting van de stadsgracht aan de zijde van de haven bedacht Heijligenberg een waterpoort, met de Boerenboom in Enkhuizen als voorbeeld.

STEENHUISMEURS 41  Kadastrale minuutplan Hindeloopen [Vroom 1971, 45]  Kadastrale minuutplan Kolhorn [Vroom 1971, 43]  Kadastrale minuutplan Edam [Vroom 1971, 47]

Achter de Friese grachtenpanden bleef een groenstrook vrij, als tussenruimte naar het vissersdorp (Urk). Door het gekromde verloop en de diagonale zichtlijn richting molen en IJsselmeer, zou hier ‘lucht’ en een suggestie van landschap ontstaan. Heijligenberg: ‘Visueel zal dit open gedeelte door beplanting en enigszins gebogen slootverloop zo ruim mogelijk moeten schijnen’.81 En de Commissie Buitenmuseum: ‘Langs de dijk voortgaande heeft men aan de linkerzijde een landschappelijk element dat aan de achterzijde afgesloten wordt door een boerderijtje. Op deze wijze wordt, op beperkte schaal een zekere ruimtelijkheid gecreëerd.’82 Het buurtje uit Urk werd als een hoger liggend eiland vormgegeven. Aan de zuidzijde was een eveneens verhoogd terrein voor een wierschuur gedacht. Hier was ook ruimte voor een groot fragment van het dorp Zoutkamp. De haven, gelegen aan de Wierdijk bij de Enkhuizer binnenstad, was opgezet als een verkleind fragment van Marken (situatie 1837). Hier zouden paalwoningen uit de buurten Moskou en Siberië komen. Naast de grote loods tekende Heijligenberg een waddendorp, naar het voorbeeld van Nes (Ameland). Op termijn moest volgens hem de grote loods verdwijnen en kon dit buurtje logisch op de rest van het museum worden aangesloten.

42 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Kadastrale minuutplan Stavoren [Vroom 1971, 49]  Kadastrale minuutplan Zoutkamp [Vroom 1971, 53]  Kadastrale minuutplan Urk [Vroom 1971, 51]  Kadastrale minuutplan Marken [Vroom 1971, 42]

Structuurplan Heijligenberg, 1968: • Een collage van natuurgetrouwe dorpsfragmenten, gebaseerd op de kadastrale minuutplannen 1830; • Een ‘vanzelfsprekende’ aaneenschakeling van fragmenten tot een samenhangend geheel, waarin de kenmerkende sfeer en intimiteit van de oude Zuiderzeeplaatsen te ervaren zou zijn; • Inpassing van de verworven panden in de verkavelingsstructuur; • Kerksituatie, gebaseerd op Hindeloopen en het kerkhof van Oostereind; • Dijkdorp, gebaseerd op Kolhorn; • Stadsgracht, gebaseerd op Edam en Stavoren (overtuinen); • Groenstrook met een open, landschappelijke opzet; • Vissersbuurt, gebaseerd op Urk en Zoutkamp; • West-Friese buurt, met een landschappelijke opzet. • Nes (Ameland); • Bijpassende beplanting, plaveisel, straatmeubilair, beschoeiingen, bruggen e.d.

STEENHUISMEURS 43  Definitief structuurplan Heijligenberg, 1969 [archief Heijligenberg,  Definitief structuurplan Heijligenberg, 1969 [Zuiderzeemuseum] Bergen NH]

44 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM 4. REALISATIEFASE  Veldschets van het Urkerpandje in 1977 [Peperhuis 1983]

Heijligenberg paste het Structuurplan Buitenmuseum in Vanaf 1970 stond jaarlijks ongeveer een half miljoen gulden GEBOUWEN 1969 op onderdelen aan en voegde er profielen aan toe. op de rijksbegroting gereserveerd voor de realisatie van Bij elk te verplaatsen pand werd volgens een vast protocol Voorzien van een begroting en een buitenruimteplan ging het Buitenmuseum. Hiermee konden in Enkhuizen mensen en met de precisie van een militaire operatie gewerkt. het de besluitvorming in, onder meer bij de Commissie worden aangenomen en kwam een gestage bouwstroom Op de oorspronkelijke locatie vond een gedetailleerde Buitenmuseum (Zuiderzeemuseum), de Commissie van op gang. Met de bouw van een handvol kleine panden per opmeting en fotografische documentatie plaats. Ook de bijstand van het Zuiderzeemuseum en de Rijkscommissie jaar ging de opbouw van het Zuidermuseum gestaag voort. tuin en de directe omgeving kwamen hierbij aan bod; vaak voor de Monumentenzorg.83 Laatstgenoemde commissie In het Monumentenjaar 1975 werd het budget verhoogd was het nog mogelijk om (oud) bewoners te interviewen. besprak het structuurplan op 9 januari 1970 en was vol tot ruim acht ton per jaar.85 Twee jaar later stonden er Daarnaast werd er archiefonderzoek naar de bouw- en lof over de opzet. Wel werd opgemerkt dat met het grote 34 panden verspreid over het Buitenmuseum. Er zouden bewoningsgeschiedenis gedaan. Met deze documentatie contingent woningen uit Zoutkamp de mogelijkheid om dit nog minstens 64 huizen bij moeten voordat het museum kon het ontwerp voor inpassing in het museum worden dorp ooit nog de status van een beschermd dorpsgezicht te open zou kunnen gaan.86 Met een grote slotcampagne gemaakt. De panden gingen in zo groot mogelijke stukken geven voorgoed verkeken zou zijn. Bij Nes (Ameland) was en extra geld van het ministerie, werd het denkbaar om op transport, richting de grote loods of nog liever naar hun de kanttekening dat te zijner tijd de vraag gesteld diende te het Buitenmuseum in 1982 te openen, precies 50 jaar na definitieve bestemming in het museum. Bij wijze van proef worden of deze buurt uit oorspronkelijke Amelander huisjes de afsluiting van de Zuiderzee. Om zo snel mogelijk een werd een gemetseld vissershuisje uit het Friese Paessens of kopieën diende te worden opgetrokken. De eindconclusie volwaardige nederzetting te krijgen, stelde Heijligenberg in 1970 als het ware in een paar grote stukken gezaagd was dat de commissie met het ontwerp instemde, maar voor om een aantal panden als façade op te bouwen en en naar Enkhuizen getransporteerd, zodat de bouw- en vond dat de verwezenlijking van het museum niet ten het interieur pas later toe te voegen. Uiteindelijk zou het gebruikssporen en daarmee het patina van het pand intact koste van het behoud van stads- en dorpsbeelden zou Zuiderzeemuseum met een jaar vertraging, in 1983, door bleven. Uit deze geslaagde test ontstond een techniek van mogen gaan. De prioriteit zou altijd bij behoud op de Koningin Beatrix worden geopend. onbedoelde prefab, waarbij oude panden in hun geheel oorspronkelijke locatie moeten liggen.84 werden verstevigd en ingepakt om over de weg of het water

Ministerie CRM andere 1965-1969 f. 161.021 1970 f. 465.000,- 1971 f. 400.000,- 1972 f. 328.000,- 1973 f. 344.000,- 1974 f. 837.300,- f. 950.000,- (DACW) 1975 f. 973.000,- f. 150.000,- (VRO) 1976 f. 751.900,- f. 320.000,- (DACW) f. 4.260.221,- f. 1.420.000,-

Publieke investeringen in het Buitenmuseum, 1965-1976112

STEENHUISMEURS 45 / Gereedmaken voor transport, de afbraak en het heropgebouwde  Opbouw van het huisje uit Paessens [Peperhuis 1983] huisje uit Paessens [Peperhuis 1983]

naar het museum te reizen. Al in 1971 ging het eerste pand in zijn geheel op transport (per schip): een vissershuis uit Vollenhove. Uiteraard bleek er met de verworven panden van alles mis: houtrot, verzakkingen, bouwvalligheid en ongewenste aanpassingen. De restauraties waren vaak ingrijpend: een combinatie van herstel, vervanging en reconstructie van verdwenen onderdelen. Op de vergaderingen van de Commissie Buitenmuseum in de jaren zeventig werd steeds weer besloten tot aankoop van partijtjes oude bakstenen, dakpannen, kloostermoppen, plavuizen, veldkeien of sloopmaterialen ten behoeve van de restauraties.

In het dagelijks bedrijf van realisatie van het museum (selectie, verwerving, transport en herstel), stond de museale kwaliteit van het Buitenmuseum constant op het spel. Bij ieder detail was de geloofwaardigheid en de (visuele) authenticiteit van het geheel in het geding. Hoe serieus de Commissie Buitenmuseum haar taak opvatte, bleek uit discussies over ogenschijnlijk onbeduidende bijzonderheden. Zo wees Heijligenberg op het verschil tussen veldkeien uit Harderwijk en veldkeien uit Hindeloopen. De keitjes in Hindelopen waren afkomstig van de Deense kust, terwijl ze in Harderwijk hun oorsprong in het Rijn- en Maasgrint vonden.87 Hij wilde coûte-que- coûte voorkomen dat deze nuances in het museum verloren zouden gaan. Deze nauwgezetheid is terug te vinden in alle aspecten van de ruimtelijke inrichting. Bij de bouw van het gotische huis, die grotendeels op een reconstructie neerkwam, werden over allerlei dilemma’s uitgebreide discussies gevoerd tussen de architect C. de Jong en H. Janse van monumentenzorg. Er werd door de commissie Buitenmuseum besloten om in een publicatie al deze keuzes te verantwoorden.88 Een ander

46 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Aankomst van het Vollenshoofse huisje in Enkhuizen [Peperhuis 1983] / Vervoer van Kaaspakhuis uit Landsmeer in 1980 over weg, water en met twee hijskranen [Peperhuis 1983]

voorbeeld dat aanleiding voor discussie gaf was de in 1970 Ten tijde van de opening van het museum waren tientallen aanstaande sloop van het Noord-Zuid Hollands Koffiehuis in museumpanden gerealiseerd. Ondanks alle ad hoc Amsterdam. Het moest voor de aanleg van de metro wijken. besluiten over plotseling beschikbare panden in het Na het aanvankelijke enthousiasme over deze buitenkans, Zuiderzeegebied, is het opvallend hoe vanzelfsprekend werden de verwachtingen getemperd op het moment dat het structuurplan van Heijligenberg alles kon opnemen. De bleek dat het pand zo groot als de geplande Marker haven opzet met buurten die samen een geheel vormen, bleef te zijn. Afhankelijk van de herbouwlocatie zou het koffiehuis overeind en is zeer herkenbaar. Alleen de Waddenbuurt, de Marker buurt doen ‘verdwergen’ of een volledig vreemd ten westen van de grote loods, kwam niet tot stand. Het element op de Wierdijk introduceren.89 Direct werden de vissersdorp kon worden samengesteld uit fragmenten van pogingen om dit gebouw te verwerven gestaakt. vijf dorpen: Urk, Zoutkamp, Vollenhove en Monnickendam en de Schokkersbuurt Brunnepe (bij Kampen). De collectie Tegen de tijd dat het museum eind jaren zeventig aan de objecten in het museum werd divers, niet alleen wat betreft afronding toekwam, was het lastig om nog geschikt erfgoed herkomst en functie, maar ook in mate van (materiële) te vinden. Resterende oude panden werden doorgaans op authenticiteit. Sommige panden waren volledig authentiek, hun historische locatie bewaard, zeker als het beschermde andere combineerden oorspronkelijke fragmenten met dorpsgezichten betrof. In het museum ontbraken met name gereconstrueerde onderdelen. Een enkele keer werd een openbare gebouwen, zoals een school, een klein raadhuis pand geheel gereconstrueerd, zoals hierboven beschreven. of een vermaning. Die waren nauwelijks beschikbaar en Andere voorbeelden van replica waren de paalwoningen uit zeker niet in de voor het museum geschikte maten en de buurt Siberië (Marken) en het koetshuis uit Hoorn. Ook uitvoeringen. Er zat weinig anders op dan te zoeken naar de interieurinrichting van de museumpanden varieerde. alternatieve panden of het maken van replica’s. Voor het Waar mogelijk werd het historische interieur gerestaureerd. raadhuis kwam een polderhuis in Heerhugowaard in beeld, Een aantal panden kreeg een inrichting tot winkel of dat in zeer slechte staat bij een autosloperij stond.90 Het werkplaats, als onderdeel van de museumattractie; waarbij pand paste echter qua schaal en sfeer goed in de kerkbuurt, vaak een los historische interieur in een museumpand tussen de kerk uit Den Oever en het grachtenpand uit werd ingebouwd. Daarnaast zijn er ook veel gebouwen Hoorn in. Het was al eerder in detail opgemeten en zou zonder specifieke museale inrichting, deze werden als als kopie worden gerealiseerd, met uitzondering van expositieruimte, werkruimte voor het museum of (tijdelijke) een later toegevoegde vleugel.91 De reconstructie stokte woning ingericht. echter nadat de fundering was gelegd. Een ander pand uit deze periode, het schooltje naast de kerk, werd wel gerealiseerd. Lang werd er getwijfeld tussen de scholen uit Wier en Kollum, de laatste werd gekozen en als kopie in het Buitenmuseum uitgevoerd.

STEENHUISMEURS 47  Overtuinen met geschoren leilinden te IJlst. [[Walsmit 2019, coll.  Ontwerpplan voor een West-Friese boomgaard in het museum. ZZM F045912]. Tekening Piet Kelder [Walsmit 2019, Coll. ZZM BT003017].  Planten van bomen op de Urker bult en het bomendepot bij het natuurgebied [Walsmit 2019, Coll. ZZM F031637]

BUITENRUIMTE De buitenruimte van het Buitenmuseum werd met gevoel voor detail en ruimtelijke samenhang van bebouwing, buitenruimte en groen uitgewerkt. Landschapsarchitect Kelder ontwierp een groenstructuur, op basis van kenmerkende inrichtingselementen, groenstructuren en beplantingen uit het Zuiderzeegebied. De hoofdgroenstructuur van het museum werd met voornamelijk iepen en linden uitgevoerd. Kelder legde zijn keuze in 1979 aan de Commissie Buitenmuseum uit. Volgens hem had de iep vanouds een grote betekenis voor het Zuiderzeegebied, tot in het midden van de twintigste eeuw de ondergang van de iep begon. Ondanks de iepziekte wilde Kelder een ‘lans breken voor de iep’ in het Zuiderzeemuseum, omdat hij bij het landelijke beeld van het gebied hoorde. De linde zag hij als karakteristiek voor de stad, al dan niet in geschoren of geleide vorm.92

In de verschillende buurten was ruimte voor regionale verbijzondering. Zo kreeg de Markerbuurt een schrale groenaanleg, vanwege de overstromingen waar Marken (voor 1932) jaarlijks mee te maken had. Urk lag op een hoge kleirug en liep niet het gevaar overstroomd te worden. In de woonbuurten groeiden bomen, zoals populieren, wilgen en linden. De buitenruimte van de Friese stadsgracht met overtuinen, waarvoor Heijligenberg de kadastrale minuut van Stavoren had gebruikt, werd door Kelder uitgewerkt aan de hand van voorbeelden uit IJlst en Hindeloopen. Opvallend aan de overtuinen in Hindelopen was dat zij als gemeenschappelijk bezit werden gezien en dus niet met hagen waren onderverdeeld. In IJlst daarentegen waren de overtuinen wel met hagen afgeschermd en in privé gebruik. Aan de overzijde van de gracht, met de Edamse verkaveling, kwam een bestrating

48 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Plattegrond Zaanse tuin in het Zuiderzeemuseum [Walsmit 1991, 48]  Moestuin in Zoutkamp [Walsmit 1991, 51]

STEENHUISMEURS 49  Bijzondere tuinen in Buitenmuseum [Walsmit 1991, 52-53]

50 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Moestuin Harderwijk in het Zuiderzeemuseum [Walsmit 1991, 8]  Erven van woningen aan de Pannenkoekedijk in de Schokkerbuurt te Brunnepe bij Kampen. Deze foto heeft model gestaan voor de inrichting van de erven op het Buitenmuseum [[Walsmit 2019, Coll. ZZM F038056].  Beplantingsplan siertuintje moestuin Harderwijk [Walsmit 2019, Coll. ZZM BT001955]. van stenen en keien. Opvallend element aan deze zijde met Erik Walsmit (Zuiderzeemuseum) in 1984 over zijn waren de boenstoepen langs het water, waar de was onderzoek naar de landschappen rondom de Zuiderzee.94 werd gedaan. Aan de rand van het museum werd een Walsmit voegde daar in 1991 een gids over de groenaanleg eendenkooi aangelegd, naar een voorbeeld op het eiland (en de levende have) van het Zuiderzeemuseum aan toe.95 Wieringen. OMGEVING Eigenlijk kwam in het zoete milieu van Enkhuizen alleen Gedurende de bouw van het Buitenmuseum richtte het de zilte teelt uit het Zuiderzeegebied niet uit de verf: contact met de gemeente Enkhuizen zich vooral op zeeraket, zeealsem, blauwe zeedistel, zeekraal en Engels ontwikkelingen in de nabijheid van het buitenmuseum. Eind gras. Voor de paden, straten en bruggen waren foto’s jaren zestig wilde het museum bij de planvorming van een van rond 1900 een belangrijke bron. Het ging dan om nieuwe jachthaven betrokken worden, omdat het pal aan plaveisel, materiaalkeuze, straatmeubilair en groenaanleg. het Buitenmuseum grensde. Volgens museumdirecteur Een bijzonder onderwerp waren de hekken uit het Vroom beschouwde de gemeente het museum te eenzijdig Zuiderzeegebied. Uit de documentatie bleek de grote als onderdeel van het recreatiegebied, ‘waardoor het toch variatie, de regionale bijzonderheden en de ontwikkeling te kleine terrein gevaar loopt, ingekapseld te worden als door de tijd. Aanvankelijk waren overal houten hekken, een soort speeltuin.96 Hoezeer het museum de gemeente soms gemaakt van afvalhout (Urk) en in verschillende ook trachtte te overtuigen om afstand tot het museum motieven, zoals verticale latten, horizontale planken, het te bewaren, hield de gemeente aan de locatie van de palissade hek. Later kwam er het smeedijzeren hek bij, jachthaven vast. In 1971 presenteerde C. Heuvelman, soms voorzien van (uitbundige) decoratie. directeur Gemeentewerken, een tekening van een jollensteiger aan de Bouwcommissie, die doorliep tot het Op het niveau van de tuinen en erven ontstond Staversche Poortje en de Markerhaven van het museum. een museale collectie, deels als reconstructie van De commissie reageerde onthutst dat de essentie van oorspronkelijke erven en tuinen, deels als nieuw ontwerp, het structuurplan hiermee zou worden aangetast. Het op basis van onderzoek in het Zuiderzeegebied. Bijzondere open karakter van de haven ging verloren, het zorgvuldig tuinen in het Zuiderzeemuseum zijn de gereconstrueerde gecomponeerde beeld van netten, een rietkraag, een moestuin uit de Vuldersstraat in Harderwijk, een Zaanse watervlakte bij de havenbuurt, een nettendroogveld kralentuin, een West-Friese boomgaard gebaseerd op de en taanderij zou hierdoor in een klap grondig worden boomgaarden de Bangert bij Blokker, met daarnaast een verstierd.97 Uiteindelijk werd de jachthaven gerealiseerd tot gereconstrueerde (en verschaalde) pottenkas uit Aalsmeer. pal naast de Markerhaven, maar de impact beperkte zicht De windsingel rondom de boomgaard werd naar West-Fries tot de zuidelijke uitloper van het Buitenmuseum. gebruik van hazelaar en kroospruim gemaakt.93 Achter het gotisch huis uit Edam, werd een kruidentuin aangelegd. In Voor het realiseren van parkeergelegenheid in de nabijheid Zoutkamp kwam een bolle groentetuin. Kelder publiceerde van het Buitenmuseum was het Zuiderzeemuseum

STEENHUISMEURS 51  Ontwerp Nico de Jonge voor het recreatieterrein, 1968. Het  Gerealiseerd landschapsplan SBB luchtfoto 1968.2 Buitenmuseum (rechts) is door een dichte groengordel van het recreatiegebied afgescheiden [HNI]  Uitbreidingsplan jachthaven, Gemeentewerken Enkhuizen 1972. Aan de bovenzijde van de tekening is te zien hoe dicht de jollensteiger bij het Staversche Poortje en de entree van het Zuiderzeemuseum komt. [WFA inv. 0131 4097]

van de medewerking van de gemeente afhankelijk. De communicatie verliep stroef, hoewel Heuvelman regelmatig als toehoorder bij de vergaderingen van de Commissie Buitenmuseum aanwezig was. De insteek van het museum was om Heuvelman lid van de commissie te maken, in de hoop dat hij gevoelig voor de belangen van het museum zou worden.98 Die aanpak werkte echter niet, omdat in Enkhuizen de angst bestond dat het museum en het belendende recreatieterrein voor verkeersoverlast in de binnenstad zouden zorgen. Daarbij ging het dus niet zozeer om de parkeerplaatsen, maar om de route er naartoe. Deze zorg werd versterkt door de aanleg van de dijk naar Lelystad (eind jaren zeventig), die de recreatiedruk op Enkhuizen mogelijk zou doen toenemen. De gemeente en het museum onderzochten een aantal alternatieven voor het parkeren: aan de Wierdijk (buiten de Zeemuur), op de locatie van de oude gasfabriek of (op termijn) ter plekke van de betonfabriek. Daarnaast bood het recreatieterrein Enkhuizer Zand voldoende ruimte voor een groter parkeerterreinen, waarbij varianten op meer of minder grote afstand van het Buitenmuseum waren gedacht. Het idee was dat het verkeer zoveel mogelijk buiten het centrum, via het Enkhuizerzand zou worden geleid.99

In Enkhuizen werden eind jaren zeventig de plannen voor herontwikkeling van het recreatiegebied met een groot kampeerterrein kritisch bekeken, vanwege de verkeersoverlast. In 1977 stelde de gemeente een verkeerssituatieplan voor de binnenstad op, dat in ‘hearings’ met de bevolking werd besproken.100 De reacties waren helder, namelijk dat toename van het autoverkeer in de binnenstad onbespreekbaar was. Hier viel aan tegemoet te komen met een verkeersontsluiting buiten de binnenstad om. Al in 1974 was er echter al gesproken over een

52 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM // Varianten voor het parkeren in het recreatiegebied (het Zuiderzeemuseum ligt aan de noordzijde, nummer 20). Het derde alternatief laat de mgelijkheden voor parkeren op afstand en een shuttle service per boot zien. Concept toelichting Bestemmingsplan Enkhuizer Zand, 11 november 1980 [HNI, archief Zandvoort]

compleet andere aanpak van het parkeren, door een groot logisch; maar de ervaring van de Zuiderzee daarentegen parkeerterrein bij het station of bij de aanlanding van de werd maximaal; op de boot, bij de entree en wandelend dijk naar Lelystad aan te leggen en de bezoekers per boot over de dijk in de richting van het vissersdorp. naar het Buitenmuseum over te brengen.101 Naarmate het moment van oplevering van het Buitenmuseum naderde, PROGRAMMERING EN BEHEER werd een integrale verkeersoplossing minder realistisch.102 Met de verplaatsing van ruim honderd panden naar het Het negatieve sentiment in de stad bleek uit een motie die in terrein van het Buitenmuseum was een representatieve en november 1981 door de gemeenteraad werd aangenomen gevarieerde collectie gebouwen, in een natuurgetrouwe om per bezoeker tien gulden toeristenbelasting te heffen. setting ontstaan. Dat leverde echter nog niet een Daarmee zou een toegangskaartje f. 13,50 gaan kosten. aantrekkelijk museum op, waarin het Zuiderzeeleven Met de opbrengst wilde de raad de geraamde kosten (35 van bijna een eeuw geleden voor de bezoekers te miljoen) voor het aanpassen van de toegangswegen en beleven en te ontdekken zou zijn. Er was een invulling en de aanleg van parkeerruimte voor het museum op het rijk programmering van het museum nodig, die bovendien verhalen.103 door het bestemmingsplan mogelijk moesten worden. Net als met het parkeren bleek ook bij het bestemmen van de Hoe lastiger en duurder de parkeeroplossing bij het panden de dialoog met de gemeente moeizaam. In 1977 Zuiderzeemuseum werd, des te aantrekkelijker werd het mopperde Heuvelman bij de Commissie Buitenmuseum bootmodel als alternatief. Eind 1981 viel het besluit om dat Bouw- en Woningtoezicht in Enkhuizen nergens bij het museum niet in 1982 maar een jaar later te openen. betrokken was, omdat met een eerder verstrekte collectieve In de communicatie ontstond het beeld dat dit met de bouwvergunning alles op voorhand was geregeld.105 parkeerproblematiek te maken had. Dat was echter niet het geval, er bestond inmiddels consensus over het bootmodel. In 1980 stelde J.J. Schilstra, in zijn rol als voorzitter van Het besluit tot uitstel werd veroorzaakt door het feit dat er de commissie Buitenmuseum, dat openluchtmusea veelal op de begroting van het ministerie slechts ruimte was om een wat doods karakter hadden. Hij zag kansen om in in 1982 twintig mensen in dienst te nemen, terwijl er voor Enkhuizen een positieve uitzondering te maken, door het functioneren van het museum zeventig arbeidsplaatsen bezoekers meer te begeleiden en te investeren in de nodig waren.104 Met de aanleg van het parkeerterrein bij educatieve-museale presentatie en een juiste beleving.106 de dijk naar Lelystad kreeg het museum de beschikking Het museum maakte een indeling van de panden in zes over een ruime parkeergelegenheid en een spectaculaire categorieën: 1) museumwoningen, 2) werkplaatsen en ontsluiting over het water. De bezoekers kwamen het winkels, 3) woonhuizen (te bewonen door medewerkers), museum niet via het Staversche Poortje en de Marker 4) woningen voor tijdelijk verblijf en onderzoekers, 5) haven binnen, maar precies aan de andere kant van het expositieruimte en 6) inrichting ten behoeve van het museumdorp, naast de kalkovens uit Akersloot. De routing museumonderhoud.107 Bij de verdere uitwerking kreeg naar het museumdorp werd hierdoor wellicht iets minder deze indeling een vertaling naar de beleving van het

STEENHUISMEURS 53  Voorstel programmering panden ten behoeve van het Nestemmingsplan, Bouwcommissie 1980 [Zuiderzeemuseum Enkhuizen]

museum door de bezoekers. Zo werd bij de eerste categorie het interieur gereconstrueerd en gemeubileerd (kijkhuizen). Werkplaatsen en winkels volgden deels dezelfde aanpak en werden als stillevens ingericht. Deels kwamen zij ook echt tot leven door een programmering met pachters of eigen personeel, die oude ambachten demonstreerden of oude producten (snoep, souvenirs) aan de man te brachten. De voor de bezoekers ontoegankelijke huizen kregen het predicaat coulisse-panden – waarbij alleen de buitenzijde een museale kwaliteit werd nagestreefd. Een tussenvorm waren de expositiepanden, waarbij de interieurs op het niveau van het casco werden afgewerkt en voor wisselende tentoonstelling geschikt gemaakt.

Na opening van het Buitenmuseum maakte het museum naam met ‘living history’, waarbij figuranten het leven en de ambachten van rond 1900 in beeld brachten. Zo werd het droombeeld van Bouma uit 1942 werkelijkheid: ‘een levend dorp (..)met werkende mensen, met in- en uitvarende schepen, (..) waar de smid op het aambeeld klopt, waar de vissers op de rand van de kade bezig zijn met het tanen van netten en zeilen, waar de rokerij haar pikante geuren vermengt met die van teer en harpuis tot dat ondefinieerbare parfum’.108 De sfeer van het Zuiderzeegebied van rond 1900 is het ijkpunt voor het Buitenmuseum. Per pand werd de historische ontwikkeling onderzocht en is een ‘fixeerdatum’ bepaald; een bepaalde fase in die ontwikkeling waar in het museum aan wordt vastgehouden. Dat betekent dat pand voor pand de ‘gewenste onderhoudsuitstraling’ vastligt. Hiermee kan de rauwheid en de toenmalige verloedering van het gebied worden omgezet in protocollen voor beheer en onderhoud. Zo kunnen schilders in de onderhoudsprogrammering zelfs het uiterlijk van een

54 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM zekere verveloosheid nastreven, waardoor een (kunstmatig) patina ontstaat. De interne notitie over het onderhoud: European Museum of the Year ‘Het is duidelijk dat het suggereren van een matige onderhoudstoestand geen sinecure is. Er is zeker ook nog 1977 Gorge Museum, Ironbridge (Verenigd Koninkrijk) 2000 Museo Guggenheim, Bilbao (Spanje) enig verschil in de wijze waarop de Moddergatters hun 1978 Städtisches Museum Schloss Rheydt, 2001 National Railway Museum, York (Verenigd pandjes onderhielden tegenover de Grootebroekers, al was Mönchengladbach (Duitsland) Koninkrijk) het maar omdat de zoute zeewind in Moddergat het pand 1979 Musée de la Camargue, Arles (Frankrijk) 2002 Chester Beatty Library, Dublin (Ierland) 109 sneller deed verweren.’ 1980 Museum Het Catherijneconvent, Utrecht 2003 Victoria and Albert Museum: British Galleries, 1981 The V. Papantoniou Folk Art Museum, Nafplion Londen (Verenigd Koninkrijk) Enkele ambities uit het Structuurplan van Heijligenberg zijn (Griekenland) 2004 MARQ, Museo Arqueológico Provincial de niet uitgevoerd, zoals het voorstel om de opslagloods, waar 1982 Musée d’art et d’histoire, Saint0Denis (Frankrijk) Alicante, Alicante (Spanje) alles mee begon, na realisatie van het museum af te breken. 1983 Regional Museum Sarganserland, Sargans 2005 Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem De loods is omgebouwd tot restaurant voor de bezoekers (Zwitserland) 2006 CosmoCaixam, Barcelona (Spanje) en voorzien van een open pui aan de zuidzijde. In het 1985 Zuiderzeemuseum Enkhuizen 2007 Deutsches Auswandererhaus, Bremerhafen interieur van het restaurant is de houten draagstructuur 1987 Beamish, North of England Open Air Museum, (Duitsland) van een Amsterdams Middeleeuws pand ingebouwd. Het Fourmies (Verenigd Koninkrijk) 2008 Kumu Art Museum, Tallinn (Estland) is afkomstig van een achtererf van de Prins Hendrikkade 1988 Brandts Klaedefabrik, Odense (Denemarken) 2009 Salzburg Museum, Salzburg (Oostenrijk) 110 en moest wijken voor uitbreiding van het Victoriahotel. 1989 Sundsvall Museum, Sundsvall (Zweden) 2010 Ozeaneum, Stralsund (Duitsland) Voor deze inpassing is op de loods een toren van glazen 1990 Écomusée de Avesnois à Fourmies, Fourmies 2011 Gallo-Romeins Museum, Tongeren (België) bouwstenen verrezen. Omdat de Waddenbuurt uit het (Frankrijk) 2012 Museo Madinat al-Zahra, Cordoba (Spanje) structuurplan van Heijligenberg niet werd gerealiseerd, 1991 Leventis Museum of Nicosia, Nicosia (Cyprus) 2013 Riversite Museum: Scotland Museum of Transport is deze hoek van het museum geheel door (niet bij de 1992 Technoseum, Mannheim (Duitsland) and Travel, Glasgow (Verenigd Koninkrijk) Zuiderzee anno 1900 passende) dienstgebouwen ingevuld. 1993 Alta Museum, Alta (Noorwegen) 2014 Museum of Innocence, Istanboel (Turkije) 1994 Nationalmuseet, Kopenhagen (Denemarken) 2015 Rijksmuseum, Amsterdam Na de opening in 1983 werd het Zuiderzeemuseum in 1985 1995 Musée Olympique, Lausanne (Zwitserland) 2016 Polin Museum of the Historiy of Polish Jews, uitgeroepen tot ‘European Museum of the Year’. Hieraan 1996 Museum of the Romanian Peasant, Boekarest Warschau (Polen) was de Henry Moore trofee en een geldprijs van ruim (Bulgarije) 2017 Musée d’ethnography (MEG), Genève 111 10.000 gulden verbonden. 1997 Museum of Anatolian Civilizations, Ankara (Zwitserland) (Turkije) 2018 The Design Museum, Londen (Verenigd 1998 The Conservation Centre, Liverpool (Verenigd Koninkrijk) Koninkrijk) 2019 Museum Boerhave, Leiden 1999 Musée Français de la Carte à Jouer, Issy-les- Moulineaux (Frankrijk)

STEENHUISMEURS 55 Het buitenmuseum, [G.J. Dukker 1987, RCE]

56 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM Het buitenmuseum, [G.J. Dukker 1987, RCE]

STEENHUISMEURS 57 58 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Zeemuur langs de Wierdijk, richting Staverse Poortje  Zicht op museumdorp vanaf Marker haven 5. ZUIDERZEEMUSEUM  Vanaf Marker haven richting kalkovens Akersloot BEELDIMPRESSIE

STEENHUISMEURS 59  Zicht voor het museumdorp langs richting kalkovens Akersloot en de zee  Dijkbebouwing Kolhorn  Zicht langs zeemuur richting Marker haven

60 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Stadgracht, met buffergroen langs het recreatieterrein

STEENHUISMEURS 61  Stadsgracht, Friese zijde  Landschap vanaf stadsgracht richting molen  Urker bult

62 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Schoorsteen wasserij IJsselmuiden  Woonhuisinterieur  Moestuin Harderwijk  Westfries weidegebied en groene buffer langs recreatieterrein  Tot restaurant verbouwde opslagloods

STEENHUISMEURS 63  Postkantoor, achter de kerk  Groene buffer langs recreatieterrein  Tuin  Zicht vanaf Urker bult richting recreatiegebied

64 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Zicht langs weidegebied richting molen

STEENHUISMEURS 65  Vissersdorp  Vissersdorp en landschapsfragment  De was, Urk  Patina

66 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Zicht vanaf kalkovens Akersloot  De was, vissersdorp  Kerksituatie

STEENHUISMEURS 67  Dijk langs vissersdorp

68 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Vuldersstraat, Harderwijk  Dijk langs museumdorp  Interieur loods, met houtconstructie gotisch huis, Amsterdam

STEENHUISMEURS 69  Visrokerij bij buffer recreatieterrein  Rand recreatieterrein bij Zuiderzeemuseum  Zicht op Zuiderzeemuseum vanaf recreatieterrein

70 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Kustlijn Enkhuizer Zand / Kustlijn Enkhuizer Zand

STEENHUISMEURS 71 72 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM 6. WAARDERING

De culturele en cultuurhistorische waarde van het Buitenmuseum is als een compact museumdorp ontwikkeld, terreinaanleg, met sloten en een kunstmatig reliëf. Piet Zuiderzeemuseum uit zich op verschillende ruimtelijke dat op het water is georiënteerd (de ‘illusie zee’). Hier Kelder, de landschapsarchitect die vanuit Staatsbosbeheer schaalniveaus, van de grote schaal van het landschap via wordt de Zuiderzeecultuur zichtbaar en beleefbaar, van de verantwoordelijk was voor de stoffering van de nieuwe alle tussenschalen tot de kleine schaal van gebouwen en schaal van het landschap en de stads- en dorpsstructuur, polders, maakte de inrichtingsplannen voor de buitenruimte hun interieurs. Daarnaast heeft het Buitenmuseum een tot de buurten en buitenruimtes, gebouwen, erven, tuinen van het Buitenmuseum. Monumentenzorg was immateriële (associatieve) waarde. Hieronder worden en interieurs. De Zuiderzeecultuur komt tot leven met verantwoordelijk voor het ontwerp van het structuurplan deze aspecten belicht. Ze worden voorafgegaan door vier ambachtelijke bedrijvigheid en ‘living history’. en het begeleiden van selectie, documentatie, herbouw kernwaarden, waarmee de essentiële kwaliteiten en de en reconstructie van de objecten in het museum. Het achterliggende intenties van het Buitenmuseum kunnen Het Buitenmuseum is van waarde als nationaal monument resultaat is van waarde als een bijzonder icoon van de worden uitgedrukt. Het zijn er vier: voor de Zuiderzee. Het museum ontstond als uitvloeisel Zuiderzeewerken en kan ook als ‘gemeenschappelijk van de Zuiderzeewerken en hun (desastreuze) impact cultureel erfgoed’ worden geïnterpreteerd, waarin de oude 1. Nationaal monument voor de Zuiderzee, op de dorpen en stadjes rondom de Zuiderzee met wereld van de Zuiderzee en de nieuwe wereld van de 2. De sublimatie van historische dorpen en steden tot een hun cultuur van visserij, ambachten en handel. Deze Zuiderzeewerken en IJsselmeerpolders samenkomen. samenhangend dorpsgezicht inmiddels grotendeels verdwenen cultuur is in het museum 3. Een reis naar een andere tijd samengebracht en ontsloten. In het Buitenmuseum wordt de Deze kernwaarde is zichtbaar in: 4. Spiegelstad van het moderne leven alledaagse werkelijkheid van de Zuiderzee van rond 1900 • Prominente ligging aan het open water; gepresenteerd en (voor een breed publiek) toegankelijk • Buitendijkse locatie, op een opgespoten stuk land bij KERNWAARDEN gemaakt. Het Buitenmuseum houdt hiermee de herinnering een voormalige werkhaven van de Zuiderzeewerken; aan een belangrijke episode van de Nederlandse • Eenduidige opzet met een samenhangend tijds- en 1. Nationaal monument voor de Zuiderzee geschiedenis levend. De Zuiderzeecultuur was vanwege ruimtebeeld (rond 1900); De aanleg van de Afsluitdijk (1932) luidde het einde van de enorme omvang en centrale ligging van het gebied van • Duidelijk herkenbaar gebied, begrensd door de Zeemuur de Zuiderzeecultuur in, zoals die zich in de loop van grote betekenis voor Nederland en de vorming van een van Enkhuizen, een afgesloten groenstrook langs het eeuwen had ontwikkeld. Met wetenschappelijke expedities, nationale identiteit. Enkhuizer Zand en de watervlaktes van de haven en het publicaties en documentaires werd deze cultuur in de IJsselmeer; jaren na de afsluiting onderzocht en onder de aandacht Het Buitenmuseum is behalve een eerbetoon aan een • Opzet als een collectie buurten, gebouwen, gebracht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam S.J. cultuur die met de Zuiderzeewerken verdween, ook een terreinaanleg en beplantingen uit het hele Bouma, directeur van het Openluchtmuseum in Arnhem, (exotisch) project van diezelfde Zuiderzeewerken. Het Zuiderzeegebied; het initiatief voor het Zuiderzeemuseum: een museum museum kreeg vorm vanuit de samenwerking van drie en openluchtmuseum bedoeld om het ‘Zuiderzeebeeld’ rijksdiensten: Zuiderzeewerken, Monumentenzorg en voor het nageslacht levend te houden. Het accent lag op Staatsbosbeheer. Zuiderzeewerken spoot het terrein op, visserij, ambachten en de volkscultuur van rond 1900. Het legde dijken aan (met baggerspecie), en verzorgde de

STEENHUISMEURS 73 2. De sublimatie van historische dorpen en steden tot Deze kernwaarde is zichtbaar in: ervaring van een reis door het Zuiderzeegebied. De ervaring een samenhangend dorpsgezicht • De opzet van het museum als montage van stads- wordt gekleurd door geuren, geluiden en personages van De ruimtelijke opzet van het Buitenmuseum is bijzonder, en dorpsfragmenten, die met behulp van kadastrale rond 1900, die met een terloopse vanzelfsprekendheid vanwege de prominente ligging in het cultuurlandschap kaarten (1830) tot een geheel zijn samengebracht; het museum bevolken en tot leven brengen. Deze waar het uit is voortgekomen: aan zee, met een zicht • Landschapsinrichting en groenaanleg met voor het museale opzet is van waarde, vanwege de manier op havens, de oude binnenstad van Enkhuizen en de Zuiderzeegebied kenmerkende sortimenten (zoals iep waarop de Zuiderzeecultuur gepresenteerd wordt. Het watervlakte van het IJsselmeer. Het belangrijkste argument en linde), met regionale verfijning en verbijzondering in Zuiderzeemuseum vormt de apotheose van de ontwikkeling om het museum in Enkhuizen te vestigen, was de sublieme de afzonderlijke buurten; van openluchtmusea in Nederland, waarin schalen, sferen kwaliteit van de locatie in relatie tot het open water en • Het landschapsontwerp, waarin verschillende en ervaringen in samenhang worden gebracht. de historische binnenstad (naast het enthousiasme landschappen uit het Zuiderzeegebied (in van de gemeente en de bevolking). Uniek aan het geconcentreerde vorm) verwerkt zijn: veenweide, Deze kernwaarde is zichtbaar in: Zuiderzeemuseum is de verweving van vele steden, dorpen polders met hun beplanting, eilanden, havens, dijken. • Ontsluiting van het Buitenmuseum via twee routes: via en landschappen tot een samenhangend geheel, met de het water (de oversteek van het nu naar het toen) of sfeer van de vroegere plaatsen rondom de Zuiderzee. Dit 3. Een reis naar een andere tijd door de eeuwenoude Zeemuur; is doorgevoerd vanaf de grote schaal van het omringende Door de opzet, ligging en ontsluiting biedt het • De gesublimeerde werkelijkheid van het museum, landschap, via de terreinaanleg (dijken, sloten, grachten, Zuiderzeemuseum zijn bezoeker de sublieme ervaring van omgeven door een overgangszone (buffer) naar de reliëf, beplanting), naar de buurten, straten, tuinen en een tijdreis. Vanuit de moderne wereld (station Enkhuizen, omringende, moderne wereld. erven tot aan de gebouwen en interieurs. Het omringende parkeerterrein aan de Krabbersplaat) wordt, per boot, de • Presentatie in het museum van de alledaagse landschap (zeemuur, havens, silhouet Enkhuizen, oversteek naar de wereld van 1900 gemaakt. De overgang werkelijkheid van het Zuidergebied, op vele manieren: watervlakte, groen decor Enkhuizer Zand) vormt het casco, van de ene wereld naar de andere gebeurt geleidelijk en zintuigelijk, verhalend, visueel, participatief. waarin de gesublimeerde wereld van het Zuiderzeemuseum over het water van de voormalige Zuiderzee. De onthaasting • Oriëntatie van het museum op het landschap (zee, tot stand kon komen. Dit landschap geeft context aan het van de bootreis bereidt de bezoekers voor op die andere groenstructuur), waarbij de moderne tijd (schepen, museum en is er een onderdeel van. Daarnaast zorgt het tijd. Vanuit de stad zelf is er ook een duidelijke scheidslijn verstedelijking) alleen op de achtergrond aanwezig is. voor een overgangszone (buffer) tussen de wereld van tussen toen en nu, namelijk de Zeemuur, zij het dat de hedendaags Enkhuizen en de wereld van de Zuiderzee van overgang hier abrupter gebeurt. De wandeling door het rond 1900. Buitenmuseum is door de herkomst van de objecten en de opzet in buurtjes en mise-en-scenes een cinematografische

74 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM 4. Spiegelstad van het moderne leven Deze kernwaarde is zichtbaar in: Het museum is van waarde als spiegelstad van het • De nabijheid van het Zuiderzeemuseum en de moderne leven. De Zuiderzeecultuur wordt gepresenteerd binnenstad, als tegenpolen in tijd en ruimte; in het cultuurlandschap van de voormalige Zuiderzee, dat • De overgangszone (buffer) tussen het museum en zijn zelf dynamisch is. Door de nabijheid van de havens en omgeving, waarbij de impact van het moderne leven het oude Enkhuizen wordt (visueel) contact tussen het afneemt, naarmate de afstand tot het museum kleiner Buitenmuseum en het hedendaagse cultuurlandschap wordt; van het IJsselmeer mogelijk. Zo houdt het verleden de • Het spanningsveld tussen de vrij statische wereld van moderne tijd een spiegel voor en vice versa. Het contrast het museum (1900) en zijn dynamische omgeving; tussen het museum (een wereld op zich, afgekeerd van • De haat-liefdeverhouding van Enkhuizen (bestuur, de moderne tijd) en zijn dynamische omgeving zorgt voor burgers) met het Buitenmuseum. Het is een icoon voor spanning zodra de moderne tijd te dicht bij het museum de stad, maar was ook het speeltje van de rijksdiensten komt. Het bestaan van deze verschillende werelden in die het maakten. Het museum sluit zich, vanuit zijn elkaars nabijheid is van waarde. Hierbij hoort: een heldere missie, gemakkelijk af van zijn omgeving, maar legt er begrenzing (Zeemuur, groenzone en kustlijn) en een wel beslag op. overgangszone. Het omringende landschap is voor het museum van waarde, als onderdeel van de gesublimeerde wereld van het museum en als een overgangs- of bufferzone, die de integriteit van het museum (de authentieke ervaring) waarborgt.

STEENHUISMEURS 75 Ideeëngeschiedenis : de vele vaders van het gemeentebestuur en de bevolking van Enkhuizen; voegen (een verzameling losse huizen volstaat niet); Buitenmuseum • Actieve steun van de Enkhuizer bevolking, • Opbouw van het Buitenmuseum uit buurten en niet succesvolle crowdfunding in het laatste oorlogsjaar. uit een collectie panden, met ruimte voor latere S.J. Bouma, 1942: toevoegingen. • Openluchtmuseum aan de (voormalige) Zuiderzee, op Adviescommissie van het Nationale Plan, 1944: • Geen bewoond dorp, maar een museum dat de het water georiënteerd (met de ‘illusie “zee”’); • Aansluiting van het Buitenmuseum op het historische woonomstandigheden van omstreeks 1900 toont, • Een levend dorp, bestaande uit een havenkom en een waterfront met behoud van het ‘open venster’ vanuit inclusief historische interieurs (geen modern schilderachtige groepering van gebouwen; de binnenstad van Enkhuizen op de open watervlakte wooncomfort inbouwen); • Zilte lucht en pikante geuren van visrokerij, teer (dus: het museumterrein begint voorbij de knik in de • Eventueel supposten in klederdracht laten werken. en harpuis (het ‘ondefinieerbare parfum van de zeemuur); Zuiderzeeplaatsen’), met op de achtergrond de zee. • Ruimte voor een nieuw element op de kade, zoals Bouwcommissie, 1965: een hotel-restaurant; • Geografische indeling, inbedding van objecten in een Rijkscommissie van advies inzake de musea, 1943: • Uitwerking en uitvoering onder strenge supervisie; getrouwe omgeving en het omringende landschap; • Focus op de Zuiderzeecultuur die door de Afsluitdijk alleen het allerbeste is hier toelaatbaar. • Opzet met zeven buurtjes: Noord-Holland, Gooi, verdwijnt: visserij, ambachten, volkskunst; Veluwe, IJssel- en Vechtdelta, Overijssel, Friesland en • Referentiejaar: de cultuur van rond 1900; S.J. Bouma, 1946: Waddengebied; • Compacte opstelling van gebouwen in een gesloten • Collectie met belangrijke monumenten uit het • Kenmerkende beplanting, aangevuld met eenheid; Zuiderzeegebied; streekgebonden inrichting van erven en tuinen. • Aanpak van ‘reconstructieve restauratie’. • Presentatie van gebouwen in hun ruimtelijke context met inbegrip van tuinen, openbare ruimte en groen; P. Kelder, 1966 • Enkhuizen commissie voor een Zuiderzeemuseum, • Brede strook met bomen en struiken, als afscheiding 1943-44 Commissie tot bestudering van het Plan- naar recreatieterrein en groen decor Buitenmuseum; • Een gegarandeerd vrije ligging van het museum aan Buitenmuseum, 1956: • Hierin opgenomen: een kweekstrook met iepen ten een grote watervlakte; • Het Zuiderzeemuseum opvatten als nationaal behoeve van de latere parkaanleg, • Aansluiting van het museum op het stadssilhouet van monument van de Zuiderzee; Enkhuizen; • Focus op de wooncultuur in het Zuiderzeegebied en Bouwcommissie, 1965-67 • Een complex historische gebouwen aan de de conservering van de bouwtrant van woningen, • Centrale positie voor de middeleeuwse Gasthuiskapel haven t.b.v. de wetenschappelijke collectie bedrijfsgebouwen en openbare gebouwen; uit Den Oever; (‘Binnenmuseum’); • Opbouw Buitenmuseum met gesloten bebouwing van • Een ‘tijdelijke’ loods voor opslag van slooppanden, • Ombouw van een werkhaven van de Zuiderzeewerken straatjes en buurten; schuin achter de kapel; tot locatie van het Buitenmuseum; • Suggestie van de bebouwingsstructuur, door steeds • Actieve acquisitie van slooppanden in het • Publiek-private samenwerking tussen het meerdere huizen van een bepaald type samen te Zuiderzeegebied;

76 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM • Documentatie van panden in hun ruimtelijke • Stadsgracht, gebaseerd op Edam en Stavoren structuur, met behulp van de kadastrale (overtuinen); minuuttekeningen. • Groenstrook met een open, landschappelijke opzet; • Bedijken en bemalen van het museumterrein (liefst • Vissersbuurt, gebaseerd op Urk en Zoutkamp; met windbemaling); • West-Friese buurt, met een landschappelijke opzet. • Nes, Ameland (optie); J. Janse, 1967: • Bijpassende beplanting, plaveisel, straatmeubilair, • Ambachtsbuurtje aan de haven, zoals in het ontwerp beschoeiingen, bruggen e.d. van Fleddérus; • Dorpskern rondom de kapel, gebaseerd op bijvoorbeeld de kern van Hindeloopen, omgeven door een sloot met enkele bruggetjes; • Kernloos dorp, geïnspireerd op Urk, Marken of Volendam; • Stadsgracht tussen beide dorpen in; • Objecten uit het glaciale landschap op het hoogste deel van het terrein (in het zuidoosten); • Elementen uit het weide- en veenlandschap in de strook langs het recreatiegebied.

N. Heijligenberg, 1968: • Een collage van natuurgetrouwe dorpsfragmenten, gebaseerd op de kadastrale minuut 1830; • Een ‘vanzelfsprekende’ aaneenschakeling van fragmenten tot een samenhangend geheel, waarin de kenmerkende sfeer en intimiteit van de oude Zuiderzeeplaatsen te ervaren is; • Inpassing van de verworven panden in de verkavelingsstructuur; • Kerksituatie, gebaseerd op Hindeloopen en het kerkhof van Oostereind; • Dijkdorp, gebaseerd op Kolhorn;

STEENHUISMEURS 77 CULTUURHISTORISCHE WAARDE verloren ging. Het Buitenmuseum is, hoewel (aanvankelijk) Heijligenberg), is zijn plan vooral het resultaat van de gehele Het Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum is ondersteund door het gemeentebestuur en de bevolking voorgeschiedenis. Het Buitenmuseum groeide gedurende cultuurhistorisch van waarde, als nationaal monument voor van Enkhuizen, vooral het resultaat van initiatieven van de ideeënfase organisch toe naar zijn uiteindelijke de Zuiderzee en het volksleven in het Zuiderzeegebied in het rijk. De Rijksdienst voor de Zuiderzeewerken en de opzet. Het Zuiderzeemuseum is cultuurhistorisch van de periode vóór de aanleg van de Afsluitdijk. Het museum Rijksdienst voor de Monumentenzorg verzorgden de aanleg, waarde, als het resultaat van een gemeenschappelijke is ook van waarde als een ‘exotisch’ product van de in opdracht van de minister van Cultuur (OK&W, CRM). inspanning en volharding van vele betrokkenen: burgers Zuiderzeewerken en als apotheose van de ontwikkeling van De grondwerken en havenaanleg werden uitgevoerd door en bestuurders van Enkhuizen, ambtenaren van het openluchtmusea in Nederland. de Rijksdienst voor de Zuiderzeewerken. De Rijksdienst ministerie, het Zuiderzeemuseum en de rijksdiensten van voor de Monumentenzorg maakte het structuurplan en Monumentenzorg, Zuiderzeewerken, Staatsbosbeheer De betekenis van het museum als nationaal monument van bewaakte de kwaliteit tijdens de realisatie. Staatsbosbeer en enkele externe adviseurs (stedenbouwkundige Rein de Zuiderzee kom tot uiting in de status van Rijkscollectie (Piet Kelder, de ontwerper van het landschap van de Fleddérus, architect Cornelis de Jong). (Collectie Nederland). De verzameling gebouwen, IJsselmeerpolders) verzorgde de groenaanleg. Het interieurs, verkavelingspatronen, erfinrichtingen, tuinen, Buitenmuseum is van waarde als een uniek voorbeeld van Het Buitenmuseum is van cultuurhistorische waarde … dorps- en landschapsfragmenten en buitenruimtes het maakbaarheidsdenken, dat aan de Zuiderzeewerken .. als een nationaal monument voor de Zuiderzee en de geeft een representatief beeld van de bouwtraditie, de ten grondslag lag. In het Zuiderzeegebied was de toekomst Zuiderzeecultuur, die door de Zuiderzeewerken verdween; voorkomende gebouwtypologieën en soorten buitenruimtes maakbaar (waterhuishouding, landschap, samenleving). In .. als voorbeeld van het maakbaarheidsdenken van de in het Zuiderzeegebied. In het museum wordt het dagelijks het Buitenmuseum werd ook het verleden maakbaar. Dit Zuiderzeewerken, waarin ook het verleden, het verval en leven van rond 1900 geconserveerd en voor het publiek uit zich in het Structuurplan van Heijligenberg, waarin een het alledaagse leven van rond 1900 maakbaar bleek; toegankelijk gemaakt. Dit cultuurlandschap sterkt zich collectie stads- en dorpsfragmenten tot een kenmerkende .. als plan met vele vaders, dat in een periode van veertig tot zijn omgeving uit, in de vorm van zichtrelaties met de Zuiderzeeplaats aaneen is gesmeed en tevens in het jaar vorm kreeg en steeds verder werd verfijnd en havens en het stadssilhouet van Enkhuizen, alsmede het beheer en de programmering. Zelfs het verval, een gedetailleerd. vrije uitzicht op zee. De combinatie van het museumdorp en kenmerkend onderdeel van het Zuiderzeegebied rond .. als apotheose van de ontwikkeling van openluchtmusea zijn landschappelijke inbedding vormt een afspiegeling van 1900, werd in het Buitenmuseum maakbaar. Voor ieder in Nederland; waarbij de verzameling verplaatste objecten het cultuurlandschap van de Zuiderzee, zoals zich dat in object is in het onderhoudsplan het patina en de mate van met tuinen en erven is opgenomen in een samenhangend de loop van eeuwen uit de interactie van de mens met zijn sleetsheid in detail gedefinieerd. In de programmering heeft cultuurlandschap, met landschapselementen, natuurlijke omgeving vormde. de ‘maakbaarheid’ van het verleden invulling gekregen in de verkavelingen, openbare ruimten en het omringende vorm van demonstraties van ambachten en ‘living history’, landschap (de watervlakte van de voormalige Zuiderzee, de Het Zuiderzeemuseum is tevens van waarde als een waarbij scenes uit het verleden worden nagespeeld. havens en het stadsbeeld van Enkhuizen); uitzonderlijk product van de Zuiderzeewerken. Het doel … als sublimatie van verschillende landschappen, van deze werken was waterveiligheid, landwinning Het Buitenmuseum is het resultaat van veertig jaar steden en dorpen tot het samenhangend geheel van een en zoetwaterberging. Met de stichting van het planvorming, waarbij architecten, stedenbouwkundigen, Zuiderzeeplaats aan de Zuiderzeekust; Zuiderzeemuseum kwam daar nog een doelstelling bij: het landschapsarchitecten, monumentenzorgers, museologen .. als magische tijdreis voor bezoekers, die (per boot) inventariseren, documenteren, verzamelen en ontsluiten en andere deskundigen waren betrokken. Hoewel de oversteek naar een andere tijd maken en in een van de cultuur, die als gevolg van de Zuiderwerken de structuurvisie een duidelijke auteur had (Kees gesublimeerd cultuurlandschap een totaalervaring van rond

78 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM 1900 kunnen beleven. Op afstand is de moderne tijd te zien, drogen van de was, het drogen van de netten), en allerlei maar tussen beide wereld zit een ruimtelijke barrière: de mis-en-scenes van het dagelijks leven. De ‘living history’ zeemuur, de zee en de haven, het bos. is interactief, de acteurs betrekken de bezoekers in hun verhaal. Kinderen kunnen zich in klederdracht steken, MUSEOLOGISCHE WAARDE klompbootjes maken en kind in een andere wereld zijn. De Het Buitenmuseum heeft een gelaagd en bijzonder consistentie en samenhang van de museale presentatie museumconcept. Vanaf de late negentiende eeuw kende (ruimtelijk, zintuigelijk en immaterieel) is van grote Europa een ontwikkeling, waarbij stijlkamers in stappen waarde. De bouwkunst vormt het decor voor de levende evolueerden tot openluchtmusea. In Nederland is die geschiedenis van visserij en ambacht; inclusief rook, lawaai ontwikkeling te zien in de reeks: Hindelooper Kamer, en stank. Met de oriëntatie op zee en de kwaliteit van Fragmentengebouw Rijksmuseum, Openluchtmuseum het stedenbouwkundige ontwerp in het cultuurlandschap Arnhem, Zaanse Schans, Zuiderzeemuseum. Het van Zuiderzee/IJsselmeer is het Buitenmuseum ook voor Zuiderzeemuseum vormt de apotheose van de Europa uitzonderlijk. ontwikkeling van openluchtmusea in Nederland. Anders dan de Hindelooper Kamer, het Fragmentengebouw Juist omdat het Zuiderzeemuseum zicht richt op en het Openluchtmuseum in Arnhem, biedt het een volkscultuur, die (destijds) op het punt stond te Zuiderzeemuseum een reconstructie van een reeks verdwijnen, is de beleving een cruciaal onderdeel van dorps- en stadsfragmenten, die tot een samenhangend het museumconcept. Het wordt al in het eerste manifest cultuurlandschap zijn samengesteld. De ligging aan het voor de oprichting van het museum uitgebreid beschreven water en de zichtlijnen zowel binnen het museumdorp als (Bouma, 1942). In het Buitenmuseum werd deze ambitie naar de omgeving toe zijn hier een integraal en essentieel als een gesublimeerde totaalervaring uitgewerkt. Een onderdeel van. Vergeleken met de Zaanse Schans is bezoek aan het museum is opgezet als een magische het Zuiderzeemuseum geen simulatie van een oud tijdreis. Vanuit het heden reist de bezoeker per boot vanuit dorp, maar samengesteld uit structuren van een dozijn de wereld van het IJsselmeer naar de wereld van de verschillende dorpen en steden. Door het Buitenmuseum Zuiderzee. Met de passage over het water wordt de afstand niet als ‘levend museum’ op te vatten, bleef het museum in de tijd overbrugd. In het museum wordt de alledaagse (anders dan de Zaanse Schans) gevrijwaard van de werkelijkheid van 1900 op een vanzelfsprekende en eroderende werking van hedendaags gebruik (toerisme, participatieve manier voorgesteld, als een zintuigelijke en woningbouw). Het museum biedt ‘living history’, waarbij caleidoscopische ervaring van de Zuiderzeecultuur. De met figuranten en ambachtslieden het Zuiderzeeleven voor bezoeker kan zich onderdeel van die andere tijd en cultuur bezoekers aanschouwelijk wordt gemaakt. Behalve door wanen, zonder het zicht op de moderne wereld te verliezen. re-enactment, uit zich dit in geuren (tanen, roken van de vis, De opzet van het Zuiderzeemuseum als gesublimeerd stoommachine), geluiden (smederij, apparaten, mensen, cultuurlandschap dat bezoekers de ervaring van een de fluit van de stoomwasserij), beelden (het bleken en tijdreis geeft, is van grote waarde. Cruciaal hierbij zijn de

STEENHUISMEURS 79 80 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM duidelijke afbakening in tijd en ruimte van het museum en de transitiezone daaromheen. De moderne tijd is duidelijk Internationale betekenis van het Buitenmuseum veel nieuwe openluchtmusea in Europa opgericht, aanwezig, maar wel op afstand. Tussen de werelden van In internationaal verband geldt het Zuiderzeemuseum vooral in Duitsland. Er ontstond een nieuwe generatie toen en nu ligt een overgangszone (buffer), die bestaat uit als een uniek en geslaagd openluchtmuseum. Thomas van openluchtmusea van het dorpstype. Het een watervlakte, de Zeemuur en een groenstructuur op de Bloch Ravn, directeur van het vermaarde ’Den Gamle Zuiderzeemuseum onderscheidt zich binnen deze grens van het museum en het Enkhuizer Zand. By’ in Aarhus, noemt het Zuiderzeemuseum een groep door de dichtheid en intimiteit van de bebouwing van zijn favoriete openluchtmusea in de wereld: ’The binnen de ensembles, waardoor je je meer opgenomen De grote museale kwaliteit van het Zuiderzeemuseum Zuiderzeemuseum is a both professional and a poetic voelt en het is alsof je werkelijk door een plaats uit het (collectie, presentatie, ervaring) vond erkenning van de recreation of an important period in Dutch history, and I verleden loopt. (..) Het is bovenal de combinatie van de Raad van Europa, die het Zuiderzeemuseum in 1985 tot look upon it as an unspoilt setting where the sea overlap landschappelijke inbedding en het dorpstype, die het ‘Museum of the Year’ uitriep. Wat betreft de internationale with the coastal landscape’.113 Zuiderzeemuseum uniek maakt. Ballenberg bijvoorbeeld betekenis van het Zuiderzeemuseum, zijn in het bijgaande mist de dorpsstructuren. In het Zuiderzeemuseum kader enkele observaties van specialisten opgenomen. Prof. dr. Ad de Jong, specialist op het gebied van voel je je verplaatst in een dorpsgemeenschap openluchtmusea, stelt dat het Zuiderzeemuseum om uit het verleden met op de achtergrond de steeds Het Buitenmuseum is van museologische waarde … twee redenen een bijzondere plaats inneemt onder aanwezige kust en het water: een samenspel, dat voor .. als apotheose van de ontwikkeling van openluchtmusea in de Europese openluchtmusea. Allereerst is het een de vissersgemeenschappen levensbepalend, voor Nederland; voorbeeld van een perfecte landschappelijke inbedding schilders sfeerbepalend en voor toeristen ‘typical Dutch’ van een museum in zijn omgeving. Ten tweede vormt was. Hierdoor krijgt de bezoeker de evocatie van een .. vanwege de beleving van de Zuiderzeecultuur als tijdreis het een markant voorbeeld van een openluchtmuseum totaalbeeld, waarin je voortdurend kunt inzoomen binnen naar 1900, die als een totaalervaring is opgezet (overtocht, van het dorpstype (met een samenhangende een plaats en zelfs tot in het kleinste visserskamertje landschap, ensemble, geluiden, geuren, living history); stedenbouwkundige en landschappelijke structuur). Voor en dan weer uitzoomen tot de verste einder op zee. De .. vanwege de kwaliteit van de collectie en presentatie; De Jong maakt de combinatie van deze twee punten het eenvoudige voorwerpen uit het dagelijks leven van de .. als internationaal uniek voorbeeld van een Buitenmuseum uniek in Europa. vissersgemeenschappen en de emotionele verhalen uit openluchtmuseum van het dorpstype (stedenbouwkundig de living history zijn hier niet vervreemd, want het water en landschappelijk ensemble), ingebed in zijn De Jong: ‘Er zijn meer openluchtmusea in Europa dat voor deze mensen middel van bestaan was, is nooit landschappelijke omgeving; waarbij de landschappelijke omgeving een grote ver weg, ook niet voor de museumbezoeker van nu.’114 meerwaarde oplevert. Een mooi voorbeeld is het nationale Zwitserse openluchtmuseum Ballenberg, gelegen boven Brienz, dat een perfecte omgeving biedt voor de prachtige collectie historische chalets: je ziet er de bergen, zoals in Enkhuizen de zee, je ervaart het geaccidenteerde terrein en ademt de berglucht (..) Na de Tweede Wereldoorlog worden

STEENHUISMEURS 81 82 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM LANDSCHAPPELIJKE WAARDE haven en het museumdorp, in de groenstrook tussen stadsgracht en vissersdorp; In het ontwerp voor het Buitenmuseum zijn de • Zorgvuldige erf- en tuinaanleg in de verschillende landschappen van de Zuiderzee in gesublimeerde buurten; vorm opgenomen. Dit is manifest in de groene buffer • Inrichting buitenruimtes in de verschillende buurten. naar het recreatieterrein, de landschapszone tussen kerkbuurt en vissersbuurt, alsmede in de beplanting en Deze waarde is teven manifest in de volgende inrichting langs de waterstructuur, bij de haven en in de zichtlijnen en panorama’s: verschillende buurten. Het Buitenmuseum is opgezet als • Vanuit de binnenstad van Enkhuizen naar het een samenhangend cultuurlandschap, dat zich tot in zijn Buitenmuseum omgeving uitstrekt en doorloopt richting Enkhuizens, langs • Vanaf de Marker haven naar de kerkbuurt het Enkhuizerzand en naar de havens en het IJsselmeer. • Vanaf de haven van Marken, via de kakovens naar de De uitwerking van de buurten is gebaseerd op onderzoek (voormalige) Zuiderzee in het gehele Zuiderzeegebied, voor wat betreft beplanting, • Langs het museumdorp naar de kalkovens en de zee opzet van de buitenruimte, erfafscheidingen en tuin- en • Vanaf de stadsgracht via landschapszone naar de molen erfinrichting. en de zee; • Vanaf de stadsgracht naar de groene buffer langs het De landschappelijke waarde is herkenbaar aan: recreatieterrein • Landschappelijke inbedding van het Zuiderzeemuseum • Vanaf de Urker bul richting recreatieterrein met een duidelijke bufferzone naar zijn omgeving • Over de dijk langs het vissersdorp richting (havens, zeemuur, groene bufferzone) Enkhuizerzand en Zee • Kenmerkende sortimenten voor het Zuiderzeegebied • Vanaf het uitzichtpunten op de dijk bij de molen over de (met uitzondering van de brakke gewassen), zee • Beplanting van de buurten, in het tussengebied en in de • Vanaf de molen en de dijk ernaast langs de groene groene buffer naar het recreatiegebied buffer bij het recreatieterrein • Zichtlijnen langs de zeemuur, de zeedijken en de groene buffer op de overgang naar het recreatieterrein • Gesublimeerde landschappen tussen de Marker

STEENHUISMEURS 83 84 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM  Voormalige opslagloods  Waterspeeltoestellen bij de veersteiger en de kalkovens  Voormalige eendenkooi

STEDENBOUWKUNDIGE EN ENSEMBLEWAARDEN Fricties (intern) Het Zuiderzeemuseum is opgezet als een samenhangende • Voormalige opslagloods (nu restaurant) detoneert in het collage van dorps- en stadsfragmenten, gebaseerd ensemble; op de kadastrale minuutkaarten uit de eerste helft • Waterspeeltoestellen bij de veersteiger en de kalkovens, van de negentiende eeuw. De collage van stads- en passen niet in het beeld 1900;. dorpsfragmenten geeft de indruk van een samenhangend • Voormalige eendenkooi is een onduidelijk element in het geheel, waarin de sfeer en het karakter van de oude historisch ensemble geworden. Zuiderzeeplaatsen herkenbaar is. Voor iedere sfeer zijn de kenmerkende verkavelingen, opzet en materialisatie van de ARCHITECTONISCHE WAARDE buitenruimte, beknotting, erfafscheidingen en inrichting van De kwaliteit en betekenis van afzonderlijke panden het maaiveld. in het Zuiderzeemuseum valt buiten de strekking van het onderzoek. Wel kan worden geconstateerd dat de Deze waarde is teven manifest in de volgende collectie objecten als geheel van grote waarde is, als zichtlijnen en panorama’s: representatief en authentiek relict van de verdwenen • Kenmerkende verkavelingspatronen in de verschillende Zuiderzeecultuur. Het gaat hierbij om bouwkunst, die in een buurten; representatieve stedenbouwkundige setting en inclusief • Historische erfafscheidingen en tuinrichtingen; de historische interieurs is bewaard. De panden worden, • Historische bestratingen, afwerking en beplanting dankzij de verplaatsing, reconstructie en onderhoud in een openbare ruimte; representatieve staat van rond 1900 bewaard. • Zichtlijnen op de kerktoren van de kerkbuurt • Zichtlijnen over de stadsgracht, zowel richting haven als Deze waarde is herkenbaar in richting recreatieterrein • Verzameling karakteristieke panden en typologieën voor • Zichtlijnen langs de dijk ten zuiden van het museumdorp het gehele Zuiderzeegebied; richting kalkovens en zee; • Opzet, indeling en inrichting van de afzonderlijke panden • Zichtlijnen over het gesublimeerde landschap, • Hoogwaardige en unieke interieurs tussen stadsgracht, Urker bult, poldermolen/dijk en • Nauwgezet onderhoudsprogramma waarin de weidegebied van West-Friesland gebrekkige staat van conservering van rond 1900, die in • Zichtlijnen richting de schoorsteen van de wasserij uit onderhoudsprotocollen is vastgelegd. IJsselmuiden; • Zichtlijnen vanuit het museumdorp op de Marker haven; • Zichtlijnen op de molen en achterliggende dijk; • Zichtlijnen richting muziekkapel,

STEENHUISMEURS 85 A. ZICHT OP DE KERK B. ZICHT OP DE MOLEN C. ZICHT OP DE KALKOVENS

86 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM D. ZICHT OP DE WASSERIJ E. ZICHT OP MARKEN F. ZICHT OP DE MUZIEKKAPEL

STEENHUISMEURS 87 LITERATUUR EINDNOTEN Bouma, S.J., Voorlopig plan voor het oprichten van een Vroom, Udo, Stoomwasserij en kalkbranderij, 1. De Jong 2001, 71. museumdorp, als onderdeel van het Zuiderzeemuseum buitenmuseum Zuiderzeemuseum, Bussum 1983 2. De Jong 2001, 99. te Enkhuizen, mei 1955 Walberg, Ferry, ‘Herbouwd verleden, ontstaan van het 3. Van der Ham 2000, 184. Hekkema, Herma, S.J. Bouma 1899-1959, Groningen 1992 Buitenmuseum’, 1942-1983, Het Peperhuis, 1983 4. Beheeroverdracht Zuiderzeemuseum, 1994 [ZZM]. Jong Ad de, De dirigenten van de herinnering, Walsmit, Erik, De Groene Gids, de levende planten en 5. Herma Hekkema, ‘In en na de oorlog’, in: Hekkema 1992,132- musealisering van de volkscultuur in Nederland 1815- dieren in het Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 1991 155. 1940, Nijmegen 2001 Walsmit, Erik, ‘Siebe Bouma en zijn museumdorp op het 6. Hekkema 1992. Ham, Gijs van der, 200 jaar Rijksmuseum, Zwolle 2000 Kooizand’, Het Peperhuis, 2018, 52-67; ook verschenen 7. ‘S.J. Bouma overleden’, Leeuwarder Courant, 11 december Kelder, Piet, met medewerking ban Erik Walsmit, in: Caert Tresoor, 37 (2018) 1959. Bouma werd in deze necrologie omschreven als ‘Landschappen rondom de Zuiderzee’, Het Peperhuis Walsmit, Erik, ‘De landschappelijke inrichting van het architect van Gemeentewerken Groningen, ontwerper 1984 Buitenmuseum’, Het Peperhuis, 2019, 52-67 van Madurodam en als directeur van het Nederlands Meurs, Paul en Mirjam van Herpen, ‘De Nieuwe Houttuinen; Wieringa, Frouke, Een cultuur valt droog, over het ontstaan Openluchtmuseum en het Zuiderzeemuseum (vanaf 1948), Bijzondere ontdekking achter Prins Hendrikkade 35 en van het Zuiderzeemuseum 1916-1950, z/d (1998). alsmede als hoofdambtenaar bij O.K. en W (vanaf 1956), 36’, Ons Amsterdam 12-1987, 340-344 Zijp, Robert, ‘Een halve eeuw verzamelen, Vijftig-jarig belast met de voorbereiding van de monumentenlijst. Bouma Vroom, U.E.E., ‘De afdeling Buitenmuseum van het jubileum dient zich aan’, Het Peperhuis (1996) 3, 3-4. was voorts bestuurslid van de Stichting Boerderijonderzoek, Rijksmuseum “Zuiderzeemuseum”, ideeën, ontwerpen, Bond Heemschut, en Vereniging de Hollandse Molen, het definitief structuurplan, detaillering en uitvoering’,Uit GERAADPLEEGDE ARCHIEVEN Nederlands Volkskundig Genootschap, de volkskunde het Peperhuis, (1971) 3 (oktober 1971). HNI Het Nieuwe Instituut, Rotterdam commissie van de Koninklijke Academie van Wetenschappen Vroom, U.E.E., Rijksmuseum Zuiderzeemuseum Enkhuizen, NA Nationaal Archief, Den Haag en lid van de Fryske Akademy. het Buitenmuseum, een beeld van de opbouw en NH Archief N. (Kees) Heijligenberg, Bergen NH 8. Walsmit 2018, 53. inrichting, Enkhuizen, 1983 NHA Noord-Hollands Archief, Haarlem 9. Toespraak van Bouma op de 18e Monumentendag, geciteerd Vroom, Udo, De Buurtjes, buitenmuseum WFA West-Fries Archief, Hoorn in: Vroom 1971, 17. Zuiderzeemuseum, Bussum 1983 ZZM Zuiderzeemuseum 10. Toespraak van Bouma op de 18e Monumentendag, geciteerd Vroom, Udo, Het Marker Haventje, buitenmuseum in: Vroom 1971, 17. Zuiderzeemuseum, Bussum 1983 11. Rapport van de Commissie van Advies voor een Zuiderzeemuseum te Enkhuizen, 1943 [WFA, 0402 29]. 12. De rijkscommissie werd in 1919 opgericht. Mr. J. van Kuyk bekleedde het voorzitterschap vanaf 1943. Enkhuizen had vooral te maken met S.J. Bouma (lid), H. E. van Gelder (lid en vanaf 1945 voorzitter), J.K. van der Haagen (chef Kunsten en Wetenschappen) en D.F. Lunsingh Scheurleer (secretaris). 13. [WFA, 5028]. 14. Mededeling Kees Hendriks, Zuiderzeemuseum.

88 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM BRONNEN EN EINDNOTEN

15. Brief Ybema, directeur gemeentewerken, 23 april 1943 [WFA, Bouma op 28 december 1945 [WFA, 0402 29]. en S. Spoelstra, 9 april 1956 [WFA, 0402 39]. 5028]. 30. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzeemuseum te 41. G.R. Kruissink, Rapport betreffende het voorlopig plan voor 16. Rapport van de Commissie van Advies voor een Enkhuizen, 8 mei 1946 [WFA, 0402 29]. een Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum, december Zuiderzeemuseum te Enkhuizen [WFA, 0402 29]. 31. Notulen Vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum, 19 1957 [WFA, 0402 81]. 17. Rapport van de Commissie van Advies voor een juni 1946 [WFA, 0402 29]. 42. De familieband blijkt uit een overlijdensadvertentie van hun Zuiderzeemuseum te Enkhuizen [WFA, 0402 29]. 32. Notulen Vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum, 15 vader Hermannus Fleddérus, Algemeen Handelsblad, 14 18. Rapport van de Commissie van Advies voor een november 1946 [WFA, 0402 29]. november 1953. Zuiderzeemuseum te Enkhuizen [WFA, 0402 29]. 33. Locatievoorstellen Bouma, voorlopig plan II voor de inrichting 43. Overleg DB Vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum, 19. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzeemuseum te van het ZZM te Enkhuizen, mei 1948 [WFA, 0402 56]. met Rein H. Fleddérus, architect te Voorburg over een ontwerp Enkhuizen, 3 juli 1943. Van Gelder is met Bouma en Lunsingh 34. Zijp 1996, 3-4. plan voor het Buitenmuseum, d.d. 11 februari 1958 [WFA, Scheurleer op bezoek geweest in Enkhuizen [WFA, 0402 29]. 35. De voordracht van Bouma voor de positie van directeur van 0402 82]. 20. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzeemuseum te het Zuiderzeemuseum werd in 1947 vertraagd, omdat zijn 44. R.H. Fleddérus, Toelichting op het ontwerp Buiten-museum bij Enkhuizen, 4 december 1943 [WFA 0402 29]. zuiveringsrapport op zich liet wachten. Resumé (vertrouwelijk) het ZZM te Enkhuizen, juli 1958 [WFA, 0402 82]. 21. Concept circulaire, Commissie van Advies voor een van het onderhoud dat enkele Bestuursleden van de 45. Brief van de Vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum Zuiderzeemuseum te Enkhuizen, december 1943 [WFA, 0402 Vereniging “Vrienden van het Zuiderzeemuseum” met de Heer aan de Staatssecretaris van OKW, 15 januari 1964 [WFA, 29]. S.J. Bouma gehad hebben op Donderdag 24 Juli 1947 in 0402 81]. 22. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzeemuseum te Hôtel Die port van Cleven, te Enkhuizen [WFA, 0402 29]. 46. J. Janse en G.D. van der Heide, Rapport betreffende de Enkhuizen, 11 december 1943 [WFA, 0402 29]. 36. Bouma 1955. bouw van het buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum 23. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzee-museum 37. Locatievoorstellen Bouma, 28 november 1946 [WFA, 0402 56]. te Enkhuizen [WFA, 0402 81]. De auteurs stellen voor te Enkhuizen, 16 februari 1944 [WFA, 0402 29]. 38. G.R. Kruissink, Rapport betreffende het voorlopig plan voor te focussen op de periode vanaf het einde van de late 24. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzee-museum een Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum, december Middeleeuwen tot de afsluiting (1932). Daarnaast stellen ze te Enkhuizen, 26 april 1944; 30 maart nieuw bezoek van 1957 [WFA, 0402 81]. In dit rapport schreef Kruissink, die net een groepsgewijze indeling van ‘karakterstreken’, gebaseerd Bouma. [WFA, 0402 29]. directeur van het Zuiderzeemuseum was geworden, kritisch op landschapsonderscheiding en het geologisch/geografisch 25. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzee-museum over het laatste ontwerp van Bouma. Daarmee werd de weg milieu: Wieringen; West-Friese kust; Waterlandse kust te Enkhuizen, 26 april 1944 [WFA, 0402 29]. vrijgemaakt voor de aanstelling van een nieuwe ontwerper. (Edam, Monnikendam, Volendam, Durgerdam); Eilanden 26. Adviescommissie van het Nationale Plan, eindrapportage, 39. Voorzitter P. Sybrandy deed de schetsen van Bouma als (Marken, Urk, Schokland); Gooise Kust (Huizen); Eemsmond 1944 [Afschrift in: WFA, 0402 29]. zodanig af, tijdens een overleg van het DB van de Vereniging (Bunschoten/Spakenburg, Eemdijk); Veluwse Kust (Harderwijk, 27. Adviescommissie van het Nationale Plan, eindrapportage, Vrienden van het Zuiderzeemuseum met Rein H. Fleddérus, Elburg, Doornspijk); IJssel- en Vechtdelta (Kampereiland, 1944 [Afschrift in: WFA, 0402 29]. architect te Voorburg, over een mogelijke opdracht aan hem Genemuiden, Zwartsluis); Kust NW Overijssel (Vollenhove, 28. Concept brief aan minister van OKW, opgesteld door de voor een ontwerp plan voor het Buitenmuseum, d.d. 11 Blokzijl, Blankenham, Kuinre); Zuid Friese Kust (Lemmer, Commissie van Advies voor een Zuiderzee-Museum te februari 1958 [WFA, 0402 82]. Gaasterland, Stavoren); Westkust Friesland (Hindeloopen, Enkhuizen, 5 december 1945 [WFA, 0402 29]. 40. Rapport van de Commissie tot bestudering van het Plan- Workum, Makkum, Piaam). 29. Notulen Commissie van Advies voor een Zuiderzeemuseum te Buitenmuseum, bestaande uit de Heren D.F. Lunsingh 47. Notulen Bouwcommissie, 19 februari 1965 [WFA, 0402 39]. Enkhuizen, 3 januari 1946; mededelingen over het bezoek van Scheurleer, K. Boonenburg, D. Fleddérus. Dr. A. Wassenbergh 48. Notulen Bouwcommissie, 17 september 1965 [WFA, 0402 39].

STEENHUISMEURS 89 49. Notitie van G.D. van der Heide, bijlage bij de notulen dijklandschap, 4. De dorpen, met kern (kerkdorpen) en zonder 94. Kelder 1984. Bouwcommissie, 17 september 1965 [WFA, 0402 39]. kern (Urk, werfjes van Marken, Doolhof van Volendam), en 5. 95. Walsmit 1991. 50. Bespreking van de Bouwcommissie, d.d. 5 januari 1962, De kleine stadjes. 96. Notulen Commissie Buitenmuseum, 16 november 1967, bijlage waarin wordt ingestemd met het plan om een expohal te 69. Notulen Bouwcommissie, 20 april 1967 [WFA 0402 39]. [ZZM]. bouwen [WFA, 0402 82]. 70. Notulen Bouwcommissie, 18 januari 1968 [ZZM]. 97. Notulen Commissie Buitenmuseum, 14 april 1971 [ZZM]. 51. Het grondvlak van de loods was 36x20 meter, met een 71. Brief 23 maart 1968, van J. Janse aan R.H. Fleddérus [ZZM]. 98. Notulen Commissie Buitenmuseum, 14 mei 1975 [ZZM]. goothoogte van vijf meter en een nokhoogte van tien meter. 72. Notulen Bouwcommissie, 16 november 1967 [WFA 0402 39]. 99. Notulen Commissie Buitenmuseum, 31 maart 1977 [ZZM]. Notulen bouwcommissie, 24 juni 1965 [ZZM]. 73. Notulen Bouwcommissie, 16 mei 1968 [WFA 0402 39]. 100. Notulen Commissie Buitenmuseum, 18 januari 1977 [ZZM]. 52. Brief R.H. Fleddérus aan het bestuur van de Vereniging 74. Notulen Bouwcommissie, 18 januari 1968 [WFA 0402 39]. 101. Notulen Commissie Buitenmuseum, 2 oktober 1974 [ZZM]. Vrienden van het Zuiderzeemuseum, 8 september 1961 [WFA, 75. Notulen bouwcommissie, 16 mei 1968 [WFA 0402 39]. 102. Notulen Commissie Buitenmuseum, 7 mei 1980 [ZZM]. 0402 82]. 76. Concept brief J.J. Schilstra aan de minister van CRM 103. Het Parool, 10 november 1981. 53. Notulen Bouwcommissie, 17 september 1965 [WFA 0402 39]. (ongedateerd, augustus 1968) [WFA 0402 81]. 104. Notulen Commissie Buitenmuseum, 18 december 1981 54. Notulen Bouwcommissie, 17 september 1965 [WFA 0402 39]. 77. Werkgroep Buitenmuseum, 6 augustus 1968 [ZZM]. [ZZM]. 55. Notulen Bouwcommissie, 17 september 1965 [WFA 0402 39]. 78. Notulen bestuursvergadering Vereniging Vrienden van het 105. Notulen Commissie Buitenmuseum, 9 juni 1977 [ZZM]. 56. Nieuw ontwerp Fledderus, 21 september 1965 [WFA 0402 39]. Zuiderzeemuseum, 19 augustus 1968 [WFA 0402 39]. 106. Notulen Commissie Buitenmuseum, 10 september 1980 57. Notulen Bouwcommissie, 8 juni 1966 [WFA 0402 39]. 79. Structuurplan Heijligenberg, 27 juni 1968 [WFA 4097]. [ZZM]. 58. Notulen Bouwcommissie, 10 december 1965 [WFA 0402 39]. 80. Toelichting van Heijligenberg op het Structuurplan [WFA 4097]. 107. Interne nota over bestemmingen- en inrichtingsplan voor de 59. Notulen Bouwcommissie, 26 augustus 1966 [WFA 0402 39]. 81. Toelichting van Heijligenberg op het Structuurplan [WFA 4097]. panden, ingebracht stuk op de vergadering van de Commissie 60. Notulen Bouwcommissie, 24 juni 1965 [WFA 0402 39]. 82. Notulen Commissie Buitenmuseum, 3 september 1968 [ZZM]. Buitenmuseum, 25 november 1980 [ZZM]. 61. Notulen Bouwcommissie, 17 september 1965 [WFA 0402 39]. 83. Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, advies d.d. 6 108. Toespraak van Bouma op de 18e Monumentendag, geciteerd 62. Brief van de Rijksdienst IJsselmeerpolders aan de Vereniging februari 1970 aan de minister van C.R.M. op grond van een in: Vroom 1971, 17. Vrienden van het Zuiderzeemuseum, 1 oktober 1965 [WFA bespreking op 9 januari 1970 [NH]. 109. Erik Walsmit, ‘Uitgangspunten onderhoud bouwkundige 0402 81]. 84. Advies van de Rijkscommissie aan de minister van CRM, 6 objecten Buitenmuseum’ (versie 03), Enkhuizen 2016 (interne 63. Offerte B.J.F. van Woudenberg, gericht aan Piet Kelder, 7 febr. februari 1970 [NH]. notitie). 1966 [WFA, 0402 81]. 85. Notulen Commissie Buitenmuseum, 19 september 1975 [ZZM]. 110. Paul Meurs en Mirjam van Herpen, ‘De Nieuwe Houttuinen; 64. Notulen Bouwcommissie, 26 augustus 1966 [WFA 0402 39]. 86. Notulen Commissie Buitenmuseum, 29 september 1977 [ZZM]. Bijzondere ontdekking achter Prins Hendrikkade 35 en 36’, 65. Notulen Bouwcommissie, 28 februari 1967 [WFA 0402 39]. 87. Notulen Commissie Buitenmuseum, 12 februari 1970 [ZZM]. Ons Amsterdam 12-1987, 340-344. 66. Notulen Bouwcommissie, 4 februari 1966 [WFA 0402 39]. 88. Notulen Commissie Buitenmuseum, bespreking gotisch huis 111. Trouw, 26 juni 1985. 67. Rapport aan de bouwcommissie betreffende de resultaten Edam, 31 oktober 1979 [ZZM]. 112. Notulen Commissie Buitenmuseum, 18 januari 1977 [ZZM]. van de bespreking van de subcommissie onroerende 89. Notulen Commissie Buitenmuseum, 4 november 1970 [ZZM]. 113. Email van Thomas Bloch Ravn, ’museumsdirektør’ Den Gamle zaken, gehouden op 22 maart 1967 in het Rijksmuseum – 90. Notulen Commissie Buitenmuseum, 25 november 1980 [ZZM]. By, Aarhus aan het Zuiderzeemuseum, 20 december 2019 Zuiderzeemuseum – te Enkhuizen [WFA 0402 39]. 91. Notulen Commissie Buitenmuseum, 20 mei 1981 [ZZM]. [ZZM]. 68. De volgende indeling werd aangehouden: 1. Het glaciale 92. Notulen Commissie Buitenmuseum, 8 juni 1979 [ZZM]. 114. Email van Ad de Jong aan Paul Meurs, 2 januari 2020 [ZZM]. landschap, 2. Het weide- en veenlandschap, 3. Het 93. Notulen Commissie Buitenmuseum,: 8 juni 1979 [ZZM].

90 BUITENMUSEUM ZUIDERZEEMUSEUM COLOFON

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Zuiderzeemuseum Enkhuizen (Stephan Warnik, Kees Hendriks en Edwin den Heijer).

Projectteam Steenhuismeurs: Prof. dr. Ir. Paul Meurs, dr. Marinke Steenhuis, Jelle Hettema MSc MA

Met dank aan: Thomas Bloch Ravn (Aarhus), Kees Heijligenberg (Bergen) en Ad de Jong (Den Haag).

SteenhuisMeurs BV, Paterswolde - Rotterdam Hoofdweg 255 9765 CH Paterswolde 050 3080100 www.steenhuismeurs.nl

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SteenhuisMeurs. Let op: Op de afbeeldingen in deze rapportage kunnen auteursrechten van toepassing zijn. Wij zijn niet aansprakelijk voor schade die voortkomt uit het ongeoorloofd gebruik van het beeldmateriaal in deze uitgave.

Wij hebben ons best gedaan om alle rechthebbenden met betrekking tot het beeldmateriaal in dit rapport te achterhalen. Als u denkt dat uw materiaal zonder voorafgaande toestemming is gebruikt, neem dan contact met ons op.

© SteenhuisMeurs BV, Paterswolde - Rotterdam 2020

STEENHUISMEURS 91 V14 | JANUARI 2020