Bijlage 9 Nota Beantwoording Zienswijzen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Zijpe (met daarin verwerkt de amendementen d.d. 17-12-2013) 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1. Dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1.2. Omzetten van Agrarisch naar wonen/plattelandswoning 1.3. Aanlegvergunningenstelsel 1.4. Ontwikkelruimte voor de veehouderijen 1.5. Recreatie 1.6. Strandpaviljoens 2. Lijst van personen en instanties die een zienswijze hebben ingediend 3. Beantwoording zienswijzen 1 1. Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied Zijpe heeft voor een ieder ter inzage gelegen in de periode vanaf 9 juli tot en met 19 augustus 2013. In deze nota worden de zienswijzen die zijn ingediend op het ontwerpbestemmingsplan behandeld. Allereerst worden in een algemene reactie zaken besproken die in meerdere reacties ter sprake komen en/of waarvoor de behoefte bestaat om meer duidelijkheid te scheppen. Vervolgens worden de 198 ingekomen reacties besproken. Daarbij wordt in sommige gevallen verwezen naar de algemene reactie en/of naar eerdere beantwoording van afzonderlijke reacties. 1.1 Dubbelbestemming Waarde – Archeologie De opgenomen dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie (1 – 6) hebben tot een groot aantal reacties geleid. Indieners zijn het over het algemeen niet eens met de onderzoeksplicht (en de daarmee gepaard gaande kosten) die deze dubbelbestemming met zich meebrengt bij nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast wordt in een aantal reacties aangegeven dat gronden die in het recente verleden zijn geroerd niet van een dergelijke dubbelbestemming zouden moeten worden voorzien. Hieronder wordt een algemene reactie gegeven op de opgenomen dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Wettelijke grondslag In 1992 is het ‘Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed’ ondertekend door diverse landen, waaronder Nederland. Een van de uitgangspunten van dit verdrag is dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen moeten betalen. Dit principe van ‘de verstoorder betaalt’ is opgenomen in de Monumentenwet. Verder geeft de Monumentenwet aan dat in het belang van de archeologische monumentenzorg verplichtingen kunnen worden opgenomen bij bouw-, sloop-, en aanlegvergunningen. Gemeenten hebben ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte toegewezen gekregen om belangenafwegingen te maken. De Monumentenwet geeft voor gemeenten het volgende aan: Voor alle bodemverstoringen binnen de archeologische contouren op de bestemmingsplankaart geldt een vergunningstelsel; De vergunningaanvrager is financieel en operationeel verantwoordelijk; De gemeente stelt eisen en handhaaft ze. Totstandkoming categorieën In het belang van een goede archeologische monumentenzorg worden ten aanzien van archeologie verschillende regimes gehanteerd in het bestemmingsplan. Deze komen voort uit de ‘Beleidsnota Archeologie gemeente Zijpe’. In deze nota wordt een indeling gehanteerd in verschillende categorieën ‘Archeologisch waardevol gebied’, elk met eigen criteria. Beneden de in de criteria genoemde omvang hoeft met archeologische waarden geen rekening te worden gehouden. Volledig archeologievrije gebieden zijn binnen de voormalige gemeente Zijpe niet vastgesteld. Indien uit archeologisch onderzoek blijkt wat de daadwerkelijke archeologische waarde van een gebied is, kunnen de regimes worden bijgesteld. Zienswijzen Meerdere indieners stellen dat ten onrechte de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ is toegekend omdat de archeologie in de bodem al is verstoord in gebieden van het bestemmingsplan. Verder stellen meerdere indieners dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de archeologie in het gebied. 2 Voor het toekennen van de waarden aan de gebieden is gebruik gemaakt van de ‘Beleidsnota Archeologie gemeente Zijpe’. De nota bevat een archeologische beleidskaart die aan gebieden een waarde toekent. Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State reeds in haar uitspraak van 20 juni 2012 (2010009225/1/R2) heeft overwogen, is bij het opnemen van een beschermingsregeling niet vereist dat de aanwezigheid van de archeologische sporen ter plaatse vast staat, doch dat aannemelijk is dat dergelijke sporen in het gebied voorkomen. Gelet op de totstandkoming van de voornoemde nota, en de bronnen die daarbij zijn geraadpleegd, is de gemeente van mening dat de mogelijke aanwezigheid van archeologische sporen in dit geval voldoende aannemelijk is gemaakt en aldus de gebieden op juiste gronden een waarde toegekend hebben gekregen. Zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2011 (200908508/1/R4) betekent roering van de gronden niet automatisch dat nergens meer op de percelen archeologische waarden kunnen worden verwacht. Conclusie De opgenomen archeologische regimes die zijn opgenomen in het bestemmingsplan zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen en de mogelijke aanwezigheid van sporen is voldoende aannemelijk gemaakt. Wel wordt bij de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ in de planregels toegevoegd dat er geen (relatief) bouwverbod geldt en dat geen omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, indien kan worden aangetoond dat in het verleden de gronden dusdanig zijn geroerd dat geen archeologische waarden meer kunnen worden verwacht. 1.2 Omzetten van Agrarisch naar Wonen/plattelandswoning Gebleken is dat meerdere agrarische bedrijfswoningen in het plangebied worden gebruikt als burgerwoning. Vaak zijn deze situaties ontstaan doordat het agrarisch bedrijf is beëindigd of doordat de bedrijfswoning is afgesplitst van het agrarisch bedrijf. In dat laatste geval wordt het agrarisch bedrijf nog wel uitgeoefend, maar hebben de bewoners van de bedrijfswoning geen functionele binding meer met het bedrijf. Omdat het gebruik van een bedrijfswoning als ‘burgerwoning’ in strijd is met de agrarische bestemming, wordt in meerdere zienswijzen gevraagd om de agrarische bestemming om te zetten in een woonbestemming, dan wel de woning als ‘plattelandswoning’ aan te merken. Het omzetten van een agrarische bestemming naar een woonbestemming is niet zonder meer mogelijk. Het agrarische bedrijf waar de woning bij hoorde, kan hierdoor worden beperkt, omdat voor burgerwoningen strengere milieunormen gelden. Bij de beoordeling van dergelijke verzoeken betrekt de gemeente de volgende aspecten: 1. Is het agrarisch bedrijf gestopt en is een melding van beëindiging gedaan? 2. Is in de nabijheid een agrarisch bedrijf aanwezig of op grond van de regels van het bestemmingsplan toegestaan? 3. Wordt voldaan aan de richtafstanden met betrekking tot bedrijven en milieuzonering? Voor agrarische bedrijven gelden richtafstanden van 30 meter (akkerbouwbedrijven) en 100 meter (veehouderijen). 4. Wordt het agrarische bedrijf waar de woning bij hoorde door de omzetting beperkt? Na beoordeling van deze aspecten wordt uiteindelijk een conclusie getrokken of omzetten wel/niet mogelijk is. Zwaarwegend daarbij is het milieuaspect. Als blijkt dat een woonbestemming niet mogelijk is, bestaat nog de mogelijkheid om de woning als ‘plattelandswoning’ aan te merken. Een ‘plattelandswoning’ is een voormalige bedrijfswoning die door een derde wordt bewoond, maar niet de (milieu)bescherming geniet van een burgerwoning. Een aanduiding ‘plattelandswoning’ wordt slechts toegekend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de bedrijfswoning gelegen is binnen het agrarische bouwvlak; 3 b. binnen het agrarische bouwvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen, is een landbouwinrichting aanwezig of is een landbouwinrichting op grond van de regels van het bestemmingsplan toegestaan; c. het toekennen van de aanduiding ‘plattelandswoning’ leidt er niet toe dat binnen het agrarische bouwvlak, waarin de bedrijfswoning is gelegen, een andere bedrijfswoning kan worden gerealiseerd. 1.3 Aanlegvergunningenstelsel Door LTO en diverse agrariërs is verzocht het verbod op het permanent omzetten in bollengrond langs de Grote Sloot (IIb-gebied) en het aanlegvergunningenstelsel (IIa- gebied, scheuren van grasland langs de Westfriese Zeedijk) uit het bestemmingsplan te verwijderen. Daarbij wordt in sommige gevallen verwezen naar gerechtelijke uitspraken uit het verleden. IIb-gebieden: Het gaat hier om de gebieden langs de Grote Sloot en ten zuiden van de Pettemerweg. Deze gebieden liggen buiten het bollenconcentratiegebied. In het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord is vastgelegd dat de vigerende bestemmingsplannen, waarin de mogelijkheid voor omzettingen voor permanente bollenteelt zijn opgenomen, worden gerespecteerd. Voor de IIb-gebieden zijn hierover bestuurlijke afspraken gemaakt met de provincie. De provincie heeft aangegeven dat deze afspraken kunnen worden vastgelegd in de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. In 2009/2010 is er een nieuwe Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PVRS) gekomen. De provincie is in een zienswijze gewezen op bovengenoemde afspraak. In de Nota van Beantwoording is toen als reactie gegeven dat de begrenzing van het bollenconcentratiegebied zal worden aangepast aan de begrenzing van het Ontwikkelingsbeeld NHN. De gemeente heeft geconstateerd dat dit nog niet heeft plaatsgevonden op het kaartmateriaal bij de Provinciale Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Het bovenstaande betekent dat de IIb-gebieden in het bestemmingsplan geen aanduiding als bollenconcentratiegebied konden krijgen. Wel zijn de bestaande afspraken met provincie, maar ook met de landbouwsector