DE ZAAK-DUTROUX IN DE VLAAMSE EN WAALSE PERS: DE INVLOED VAN DE ZAAK-DUTROUX OP DE JUSTITIËLE EN POLITIONELE HERVORMINGEN IN BELGIË

Aantal woorden: 51.329

Sien Vercruyssen Studentennummer: 01303797

Promotor: Prof. dr. Dirk Heirbaut, Commissaris: Prof. dr. Georges Martyn

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master of Laws in de Rechten

Academiejaar: 2019 - 2020

Voorwoord

Deze masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma Master in de Rechten. Tijdens mijn opleiding Geschiedenis aan de Universiteit van Gent, besliste ik om ook het rechtenparcours te bewandelen, met voorliggende masterproef als eindproduct.

Het onderzochte thema is een amalgaam van zowel rechtskundige als historische topics, en vormt als het ware een mooie symbiose van beide opleidingen.

COVID-19 gooide echter aanzienlijk wat roet in het af te leggen parcours en maakte het op een gegeven moment onmogelijk om het krantenonderzoek in archieven en bibliotheken verder te zetten. Gelukkig kon het onderzoek vanaf midden juni worden verder gezet, weliswaar met een latere indieningsdatum als gevolg. Het was een onderzoek van heel lange adem, vermits geen beroep kon worden gedaan op gerobotiseerde zoekmachines of ‘hightech’ toepassingen, en alles op de ouderwetse manier in kaart diende te worden gebracht. Ik heb getracht om dit onderzoek tot zo een goed mogelijk einde te brengen.

Graag wil ik een bijzonder woord van dank richten aan mijn promotor Prof. Dr. Dirk Heirbaut om mij de kans te geven onderzoek te mogen verrichten naar dit onderwerp, en tevens voor zijn begeleiding. Natuurlijk ook een woord van dank aan mijn ouders, zus en vriend voor hun onvoorwaardelijke steun en de vele aanmoedigingen gedurende deze vaak emotionele en stressvolle periode. Tenslotte wil ik ook mijn medestudente en beste vriendin Charlotte Pluym bedanken voor de talloze dagen die we samen doorbrachten in diverse bibliotheken en archieven. Jullie maakten het werk een heel stukje lichter.

Na 7 jaar studeren, een liefde voor geschiedenis én rechten, sla ik de pagina als studente eindelijk om. Het is tijd voor een volgend hoofdstuk.

Ik wens u veel leesplezier.

Sien Vercruyssen

Gent, augustus 2020.

1

Inhoudstafel

Voorwoord ...... 1 Inhoudstafel ...... 2 Lijst Figuren en Tabellen ...... 5 Inleiding ...... 8 Deel 1: Theoretisch luik ...... 11 1. Onderzoeksopzet ...... 11 1.1. Stand van zaken ...... 11 1.2. Probleemstelling ...... 15 1.3. Relevantie ...... 15 1.4. Beperkingen ...... 16 2. Onderzoeksvraag ...... 19 3. Van Dutroux tot het Octopusakkoord ...... 21 3.1. Marc Dutroux, een Spaghetti-arrest, en een Witte Mars ...... 21 3.2. De parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux: van aanbevelingen tot sancties ...... 23 3.3. De ontsnapping van Dutroux en het ontslag van twee ministers en de rijkswachtcommandant ...... 27 3.4. Een Octopusakkoord over hervormingen bij politie en justitie ...... 28 4. De relatie tussen pers, politie en justitie ...... 32 4.1. De media, een vierde macht ...... 32 4.2. Toenemende media-aandacht voor politie en justitie ...... 33 4.3. Negatieve media-aandacht voor politie en justitie ...... 36 5. Situering van de Vlaamse en Waalse kranten ...... 39 5.1. De Standaard ...... 39 5.2. Het Laatste Nieuws ...... 41 5.3. Le Soir ...... 42 5.4. La Dernière Heure ...... 43 6. Onderzoeksmethode ...... 45 Deel 2: Empirisch luik ...... 49 1. Chronologisch overzicht ...... 51 1.1. 23 april - Ontsnapping van Dutroux: De vlucht van de eeuw ...... 52 1.2. 23 april - Ontslag ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken ...... 52 1.3. 24 april – Twee nieuwe ministers...... 53

2

1.4. 28 april – Rijkswachtcommandant stapt op ...... 54 1.5. 28 april - Vertrouwensstemming ...... 54 1.6. 5 mei – Bekendmaking rapport over het onderzoek naar de ontsnapping Dutroux ...... 55 1.7. 6 mei – Reconstructie ontsnapping Dutroux ...... 56 1.8. 11 mei – Start Octopusoverleg ...... 56 1.9. 14 mei 1998 – ‘Vrijlating’ Dutroux ...... 57 1.10. 23 mei – Octopusakkoord ...... 58 2. Resultaten van de kwantitatieve inhoudsanalyse ...... 59 2.1. Aantal artikels ...... 60 2.2. Auteurs ...... 65 2.3. Plaats in de krant ...... 67 2.4. Soort artikel ...... 70 2.5. Het gebruik van beelden ...... 72 2.6. Tussenbesluit ...... 75 3. Resultaten van de kwalitatieve inhoudsanalyse ...... 76 3.1. De (kritische) berichtgeving over politie en justitie ...... 77 3.1.1. Algemeen ...... 77 3.1.2. De instellingen ...... 79 3.1.3. De actoren van politie en justitie ...... 87 3.1.4. Tussenbesluit ...... 96 3.2. De (kritische) berichtgeving over politie en justitie ...... 97 3.2.1. De noodzaak tot hervormingen ...... 97 3.2.2. De reacties op het Octopusakkoord over hervormingen bij politie en justitie ...... 103 3.2.3. De ontsnapping van Dutroux: de échte katalysator? ...... 108 3.2.4. Octopus vertaald ...... 110 3.2.4.1. Reorganisatie politie ...... 110 3.2.4.2. Hoge Raad voor de Justitie ...... 112 3.2.4.3. Gerechtelijke reorganisatie ...... 113 3.2.5. Tussenbesluit ...... 116 Besluit ...... 118 Bibliografie ...... 120 Primaire bronnen ...... 120 Wetgeving ...... 120 Rechtspraak ...... 122 Boeken ...... 122 Bijdragen in tijdschriften en kranten ...... 126 3

Doctoraatsproefschriften en masterproeven...... 127 Onlinebronnen ...... 128 Bijlagen ...... 131

4

Lijst Figuren en Tabellen

Figuur 1. Vrouwe Justitia. Overgenomen uit De Standaard, 15 oktober 1996, 12. Figuur 2. Onderzoeksperiode. Figuur 3. Tijdlijn. Figuur 4. Totaal aantal artikels per krant. Figuur 5. Totaal aantal artikels per dag in de 4 kranten – 24 april t.e.m. 31 mei 1998. Figuur 6. Aantal artikels per dag per krant - 24 april t.e.m. 31 mei 1998. Figuur 7. Top 3 auteurs per krant. Figuur 8. Plaats van de artikels in De Standaard. Figuur 9. Plaats van de artikels in Het Laatste Nieuws. Figuur 10. Plaats van de artikels in Le Soir. Figuur 11. Plaats van de artikels in La Dernière Heure. Figuur 12. Aantal beelden per krant. Figuur 13. Aantal artikels met negatieve of kritische berichtgeving in de 4 kranten. Figuur 14. Première oeuvre hyper surréaliste typiquement belge. Overgenomen uit Le Soir, 16 en 17 mei 1998. Figuur 15. ‘Verantwoordelijkheidskwestie’. Overgenomen uit Le Soir, 30 april en 1 mei 1998, 2. Figuur 16. Percentage artikels waarin hervorming politie en/of justitie vermeld is. Figuur 17. Percentage artikels waarin specifieke hervorming vermeld is - onderverdeeld in drie luiken. Figuur 18. Aantal artikels met negatieve of kritische berichtgeving omtrent justitie in de 4 kranten - 24 april t.e.m. 31 mei 1998. Figuur 19. Aantal artikels met negatieve of kritische berichtgeving omtrent politie in de 4 kranten - 24 april t.e.m. 31 mei 1998.

Tabel 1. Geselecteerde kranten personderzoek. Tabel 2. Gemiddeld aantal artikels per dag per krant. Tabel 3. Aantal voorpagina's en speciale bijlagen per krant. Tabel 4. Soort artikel per krant. Tabel 5. Aantal lezersbrieven en aantal opinies per krant. Tabel 6. Inhoud van de beelden opgedeeld in categorieën. Tabel 7. Categorieën die aan het woord werden gelaten in de berichtgeving. Tabel 8. Aantal artikels waarin actoren van justitie vermeld zijn.

5

Dieper dan diep

“Dieper kunnen een gerecht, een politie, een land niet meer vallen. De psychopaat die het kopstuk is in de rechtszaak die het land op zijn grondvesten deed daveren, duwt een rijkswachter omver, neemt zijn pistool af, loopt het gerechtshof uit, steelt een auto en rijdt weg. Op een ogenblik dat almaar minder burgers nog geloven in de beloofde hervormingen van gerecht en politie. Hoe kan dat? Degenen die hem bewaakten, lieten vijf seconden de aandacht verslappen. Dat kon tot de ontsnapping leiden omdat hun chefs en de chefs van hun chefs onvoldoende incalculeerden dat dit kon gebeuren. Hen was ontgaan wat voor burgers al lang duidelijk was: zelfs superblunders worden hier niet ernstig genomen, de verantwoordelijkheid daarvoor wordt toch steevast afgewenteld. Het systeem straft niet, maar beschermt wie fouten maakt. Er is meer aandacht voor de wensen van de misdadigers en van degenen die fouten maakten, dan voor hun slachtoffers [...]” 1

De Redactie, De Standaard, 24 april 1998.

1 DE REDACTIE, “Dieper dan diep”, De Standaard, 24 april 1998, 1. 6

Figuur 1. Vrouwe Justitia. Overgenomen uit De Standaard, 15 oktober 1996, 12.

7

Inleiding

Ongeveer 24 jaar geleden, in de zomer van 1996, brak in ons land de zaak-Dutroux los. Op 15 augustus 1996 werden Laetitia Delhez en Sabine Dardenne in het huis van Marc Dutroux in Marcinelle ontdekt. Dutroux was twee dagen eerder gearresteerd en gaf toe hen beiden misbruikt te hebben. Het bleek al snel dat hij ook verantwoordelijk was voor de ontvoering van vier andere meisjes: Julie Lejeune, Mélissa Russo, An Marchal en Eefje Lambrecks. Zij werden allen dood aangetroffen.2

Naast deze gruwelijke feiten kwamen ook de blunders van politie en justitie in het onderzoek naar de verdwenen meisjes aan het licht. Dutroux bleek namelijk in 1989 al eerder veroordeeld te zijn door het Hof van Beroep van Bergen tot dertien jaar en zes maanden gevangenisstraf voor de verkrachting van vijf minderjarige meisjes, diefstal met geweld en verboden wapenbezit.3 Ondanks deze zwaarwichtige feiten werd Dutroux in 1992 in het kader van de Wet-Lejeune reeds voorwaardelijk in vrijheid gesteld, en kon hij ongestoord nieuwe wreedheden plegen zonder dat de politie hem in het vizier kreeg.4 Het wantrouwen in de politie, het gerecht en de politiek dat reeds jaren aansleepte werd nog groter toen bleek dat de onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte, die de bewijzen verzamelde tegen Dutroux, werd gewraakt wegens een schijn van partijdigheid.5 Dit gaf aanleiding tot het Spaghetti-arrest van het Hof van Cassatie: de onderzoeksrechter werd van de zaak gehaald.6 De volkswoede was groot en resulteerde in de Witte Mars - de grootste demonstratie in de geschiedenis van het land – die op 20 oktober 1996 door de straten van Brussel trok.7 De eis van de bevolking was klaarduidelijk: er werd gepleit voor ingrijpende hervormingen bij politie en justitie.

Vlak voor de Witte Mars werd de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux opgericht met als doel de dwalingen bij politie en justitie bloot te leggen. De commissie pleitte voor radicale hervormingen, maar deze lieten op zich wachten. Ondertussen wist Dutroux op 23 april 1998 kortstondig te ontsnappen aan twee rijkswachters in het gerechtsgebouw van Neufchâteau tijdens het inkijken van zijn dossier. Dit betekende het ontslag voor minister van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte, minister van Justitie Stefaan De Clerck en commandant van de Rijkswacht Willy Deridder.8 Opnieuw werd een dieptepunt in de zaak-Dutroux bereikt. Dutroux’ ontsnapping dompelde ons land onder in diepe schaamte. Toch bleek deze kortstondige ontsnapping uiteindelijk een invloed gehad te hebben.

2 L. INDEHERBERGE, “De erfenis van de zaak-Dutroux”, VRT Nieuws, 2016, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2016/08/13/de_erfenis_van_dezaak-dutrouxliesbethindeherberge-1-2738564/. 3 W. WINCKELMANS, Het rapport: De Commissie-Dutroux (met commentaar), Antwerpen, Uitgeverij van Halewyck, 1997, 24. 4 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 16. 5 F. TANGHE, Het Spaghetti-arrest: Recht en democratie, Antwerpen, Hadewych, 10. 6 Cass. 14 oktober 1996, AR P.96.1267.F. 7 J. MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 2. 8 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 223. 8

Meerderheid en oppositie sloten namelijk op 23 mei 1998 samen het Octopusakkoord.9 De politie en justitie zouden grondig veranderen.

De zaak-Dutroux liet niemand in ons land en zelfs ver daarbuiten onberoerd en wekt ook vandaag nog uiteenlopende reacties op bij brede lagen van de bevolking. Bovendien kreeg het dossier ook enorm veel aandacht van de pers, zowel in binnen- als in buitenland.10 Bovenstaand artikel van De Redactie van De Standaard, is daar een sprekend voorbeeld van: “Dieper kunnen een gerecht, een politie, een land niet meer vallen.”11 Dit opiniestuk verscheen een dag na de ontsnapping van Dutroux in 1998 op de voorpagina van De Standaard, en was een openlijke aanklacht tegen het falen van politie en justitie, en de hervormingen die reeds jaren op zich lieten wachten. Ook bovenstaande cartoon uit De Standaard is er één van de velen die gepubliceerd werden in de kranten gedurende de zaak-Dutroux.12 Op deze illustratie is te zien hoe een geblinddoekte Vrouwe Justitia, afgebeeld met haar gekende zwaard en weegschaal, op het punt staat om in de kelder van Dutroux te tuimelen. Justitia staat symbool voor de rechterlijke macht, en wordt altijd afgebeeld met een weegschaal en een zwaard. Soms is Justitia ook geblinddoekt; dit staat normaal gezien symbool voor haar onpartijdigheid. Hier staat dit echter symbool voor de ‘blindheid van justitie’ in de zaak-Dutroux. Ook deze illustratie vormt een open kritiek t.o.v. de rechterlijke macht.

Het onderwerp dat in deze rechtshistorische masterproef behandeld wordt is de zaak-Dutroux. In dit onderzoek wordt getracht om de invloed van de zaak op de justitiële en politionele hervormingen in België te analyseren. En meer bepaald welke rol de (geschreven) pers hierin heeft gespeeld. Er wordt dan ook een krantenonderzoek gevoerd. Het onderwerp wordt aldus vanuit een juridische en mediatieve invalshoek benaderd.

Deze rechtshistorische masterproef wordt opgebouwd in twee delen. Het eerste deel vormt het ‘Theoretische luik’ en kan beschouwd worden als een inleidend deel waar in eerste instantie de onderzoeksopzet en onderzoeksvraag worden verduidelijkt. Daarnaast worden de achtergronden van de justitiële en politionele hervormingen, en de relatie tussen pers, politie en justitie geschetst door middel van bestaande literatuur om zich zo beter te kunnen oriënteren in het onderwerp. Er volgt ook een stuk waarin het bronnenmateriaal, nl. de kranten die geselecteerd werden voor het eigenlijke onderzoek, worden toegelicht en verantwoord. Op het einde van dit theoretische luik – net voor het empirische luik van start gaat - wordt tenslotte de onderzoeksmethode verduidelijkt.

Het tweede deel vormt het ‘Empirische luik’, waarin het eigenlijke onderzoek van deze masterproef wordt gevoerd. Hierin wordt de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende justitiële en politionele hervormingen onder de loep genomen. Meer specifiek gaat het over de periode van 24 april tot en met 31 mei 1998. In deze periode vond o.a. de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord plaats. Deze berichtgeving wordt onderzocht in vier verschillende kranten, waarvan telkens een Vlaamse en een Waalse kwaliteits- en populaire krant. Het gaat over De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir, en La Dernière Heure. Via een

9 G. TEGENBOS, “De oorlog tussen gerecht en politiek”, Panopticon 1999, (86) 92. 10 C. ELIAERTS, “Naar een justitie voor de 21ste eeuw?” in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 30. 11 DE REDACTIE, “Dieper dan diep”, De Standaard, 24 april 1998, 1. 12 Zie Figuur 1., overgenomen uit De Standaard, 15 oktober 1996, 12. 9 kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse wordt de wijze waarop de Vlaamse en Waalse pers over de zaak bericht heeft in kaart gebracht. De berichtgeving wordt vanuit rechtshistorisch perspectief bekeken. Uiteraard volgt er ook een besluit.

10

Deel 1: Theoretisch luik

1. Onderzoeksopzet

1.1. Stand van zaken

In dit onderdeel wordt er beknopt ingegaan op enkele bijdragen die reeds verschenen zijn rond de zaak-Dutroux in de literatuur. Veel mensen kropen in hun pen naar aanleiding van deze gruwelijke feiten. Zo verschenen er talrijke ophefmakende boeken over Dutroux. Denk maar aan de getuigenis Ik was twaalf en ik fietste naar school13 van het ontvoerde meisje Sabine Dardenne of het boek Mijn zoon Marc Dutroux14 waarin de vader van Dutroux op zoek ging naar ‘de wortels van het kwaad’, enz. Logischerwijs worden deze werken hier buiten beschouwing gelaten. Er wordt een blik geworpen op de wetenschappelijke literatuur. In dit onderdeel wordt er een korte stand van zaken geschetst: wat is er reeds verschenen over het onderwerp? Het is echter niet de bedoeling dat hier een uitgebreide en exhaustieve literatuurstudie wordt weergegeven. Slechts enkele werken worden besproken die relevant kunnen zijn voor het onderwerp, nl.: De invloed van de zaak-Dutroux op de justitiële en politionele hervormingen in België, en de rol die de pers hierin speelde. Op basis van deze stand van zaken kan er vervolgens een probleemstelling en een onderzoeksvraag worden geformuleerd.

De vaststelling dat er een aanslepende politie- en justitiecrisis was - toen de onthutsende misdrijven van Dutroux aan het licht kwamen - werd niet ontkend in de literatuur. Dit blijkt uit o.a. de bijdragen van Eliaerts en De Clerck die gepubliceerd werden in 1997 naar aanleiding van de verschillende gebeurtenissen die in de zomer van ’96 hadden plaatsgevonden. Zo werd er in de bijdrage Naar een justitie voor de 21ste eeuw door Eliaerts – gewoon hoogleraar Criminologische Wetenschappen aan de VUB – vooral kritiek geleverd op de werking van justitie en wie daar verantwoordelijk voor was. Zij stelde dat er een gebrek was aan visie en beleid, en dat voor het verlies aan legitimiteit van het justitieel apparaat in de eerste plaats de politici een verpletterende verantwoordelijkheid droegen.15 Ze pleitte dan ook voor politie- en justitiehervormingen.16 Ook toenmalig minister van Justitie De Clerck erkende de pijnpunten in zijn bijdrage Het bos en de bomen: justitie hervormen, maar trachtte tegelijkertijd repliek te geven op de kritische stemmen van de burger. Hij poogde te verduidelijken dat de regering van justitie een prioriteit zou maken, en er aldus snel veranderingen zouden komen.17 In beide bijdragen werd aldus het disfunctioneren van justitie vastgesteld, en tevens werden er interessante perspectieven bloot gelegd. Vermeldenswaardig is dat beide werken reeds verschenen in

13 S. DARDENNE en M. T. CUNY, Ik was twaalf en ik fietste naar school: tachtig dagen in de kelder van Dutroux, Amsterdam, Uitgeverij Truth & Dare, 2005. 14 V. DUTROUX en G. VAN GESTEL, Mijn zoon: Marc Dutroux: de speurtocht van een vader naar de wortels van het kwaad, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2003. 15 C. ELIAERTS, “Naar een justitie voor de 21ste eeuw?” in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 43. 16 C. ELIAERTS, “Naar een justitie voor de 21ste eeuw?” in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 43. 17 S. DE CLERCK, Het bos en de bomen, justitie hervormen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 1997, 9. 11

1997, d.w.z. op een moment dat de zaak-Dutroux nog volop aan de gang was. Een reeks van belangrijke evenementen hadden op dat moment zelfs nog niet plaatsgevonden, zoals bv. de ontsnapping van Dutroux uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau op 23 april 1998 met daaropvolgend het ontslag van minister van Justitie De Clerck, en het Octopusakkoord dat op 23 mei 1998 tot stand kwam.

Nog een werk dat in deze context vermeld kan worden is Meisjes verdwijnen niet zomaar: de zaak- Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie uit 1996 van de journalist Vandenbussche.18 Net zoals vele anderen trachtte hij antwoorden te zoeken op de vragen: Hoe kon het zover komen? Waardoor bleven de Belgische justitie, politie en politiek bij herhaling in gebreke? Hij plaatste de zaak- Dutroux tegen het decor van het uitgeholde rechtssysteem in België en liet de vertwijfeling zien waarmee het gerechtelijke en politieke establishment probeerden hun geloofwaardigheid te herstellen, terwijl het onderzoek onfrisse gegevens boven water haalde.19 Het Franstalige werk L’affaire Dutroux: La Belgique malade de son système uit 1997 ligt in dezelfde lijn maar gaat nog een stap verder. Hierin wordt niet alleen het rechtssysteem in twijfel getrokken, maar het geheel van de Belgische instellingen. De Dutroux-affaire wordt hierin beschouwd als een symptoom van de disfuncties van het gehele ‘Belgische systeem’. Zowel juristen, criminologen, sociologen, politicologen, filosofen als journalisten worden hierin aan het woord gelaten en lichtten elk de problemen vanuit hun eigen vakgebied toe. De zaak-Dutroux staat in deze bijdrage aldus symbool voor het falen van het gehele Belgische systeem.20 Ook deze twee werken werden reeds gepubliceerd op een moment dat de zaak-Dutroux nog volop in beweging was.

De politie- en justitieproblemen bleken ook werkelijk uit de parlementaire onderzoekscommissie- Dutroux21, waarin vastgesteld werd dat het onderzoek naar de verdwenen meisjes grondig fout was gelopen, doordat politiemensen en magistraten talloze fouten hadden gemaakt. De commissie pleitte aldus voor een hertekening van het politie- en justitielandschap.22 Uiteraard verschenen er hier verscheidene bijdragen over. In Het rapport: De Commissie-Dutroux zijn de belangrijkste delen van het commissieverslag terug te vinden, aangevuld met commentaar van de journalist Winckelmans van De Standaard die de werkzaamheden van de commissie op de voet volgde.23 Een ander voorbeeld hiervan is Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie ‘Dutroux’: genese en krachtlijnen24 van professor De Ruyver die als expert fungeerde in de commissie, en later ook wel eens ‘de architect van de politiehervorming’ werd genoemd.25

18 Fred Vandenbussche werkte als verslaggever voor het dagblad Het Volk. Hij rapporteerde voor deze krant uitgebreid over de zaak-Dutroux en haar achtergronden. 19 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 2. 20 Y. CARTUYVELS, F. DELPEREE en P. DELWIT, L’affaire Dutroux: La Belgique malade de son système, Bruxelles, Editions Complexe, 1997, 9-13. 21 Op 17 oktober 1996, kort voor de Witte Mars, werd de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux, Nihoul en consorten, opgestart. Er werd onderzocht naar de wijze waarop het onderzoek door de politie en het gerecht werd gevoerd in de zaak. 22 B. DE RUYVER, “Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie ‘Dutroux’: genese en krachtlijnen”, Panopticon 1998, (223) 225. 23 W. WINCKELMANS, Het rapport: De Commissie-Dutroux (met commentaar), Antwerpen, Uitgeverij van Halewyck, 1997, 17. 24 B. DE RUYVER, “Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie ‘Dutroux’: genese en krachtlijnen”, Panopticon 1998, (223) 225. 25 Professor De Ruyver zag, nadat de politiehervorming in wetteksten omgezet was, in 1999 als adviseur Politie en Veiligheid van premier Verhofstadt toe op de uitwerking op het terrein. 12

Die hervormingen lieten nog een hele poos op zich wachten tot de totstandkoming van het Octopusakkoord op 23 mei 1998. Dat er ingrijpende hervormingen doorgevoerd werden naar aanleiding van het Octopusakkoord staat vast. Zo kwam er een reorganisatie van de politiediensten en werd tevens de rechterlijke organisatie hervormd. Er werden nieuwe organen zoals de Hoge Raad voor de Justitie, het federaal parket, enz. opgericht. Logischerwijs zijn er werken verschenen die handelen over het Octopusakkoord en de hervormingen. Zo kunnen enkele publicaties van De Ruyver hier vermeld worden.26 Daarnaast geeft het werk van Ponsaers en De Kimpe de achtergronden van de politiehervorming weer.27 Ook verschenen er kritische artikels over de perceptie van de hervormingen, zoals bv. Trekt Octopus recht wat krom was? 28 door Van Gerven in 1998, en over het functioneren van nieuwe organen die werden opgericht, zoals het werk van Dupré en Van Nuffelen De Hoge Raad voor de Justitie: het nieuwe huis van vertrouwen? 29 of De hervorming van het openbaar ministerie: Een rechtsvergelijkend commentaar op de totstandkoming, inhoud en draagwijdte van het Octopus- akkoord door Fijnaut, Van Daele en Verstraeten.30 Ook algemene werken verschenen, een illustratie hiervan is Justitie hervormd; de auteurs van het boek beperkten zich daarbij niet tot de loutere beschrijving van de regelgeving, maar onderwierpen ook telkens de wetteksten aan een kritisch, maar constructief onderzoek.31 Merkwaardig is dat er in vele bijdragen i.v.m. het Octopusakkoord aangenomen wordt dat de talrijke hervormingen zijn doorgevoerd in nasleep van de zaak-Dutroux, zonder dat dit in concreto wordt aangetoond of onderzocht.32 Daarbij wordt de rol van de pers ook meestal buiten beschouwing gelaten.

Welke wetenschappelijke bijdragen werden er dan wel al geleverd over de pers en de zaak-Dutroux? Dat zijn er slechts enkele. In eerste instantie kan het rapport van Voorhoof, getiteld De Relatie tussen Media en Justitie genoemd worden. Voorhoof deed hier enkele zeer interessante vaststellingen over de relatie tussen de twee in het licht van de zaak-Dutroux. Deze stellingen worden verder in deze masterproef besproken.33 In Populair en/of kwaliteit: De Vlaamse pers over de zaak Dutroux wordt door Manssens en Walgrave getracht om het onderscheid tussen de zogenaamde populaire en kwaliteitskranten in Vlaanderen te definiëren.34 Daarbij wordt de zaak-Dutroux als case genomen,

26 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (43) 55. 27 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 223. 28 W. VAN GERVEN, “Trekt Octopus recht wat krom was?”, Vl. Jurist 1998, afl. 7-8, (11) 16. 29 I. DUPRE en R. VAN NUFFELEN, “De Hoge Raad voor de Justitie: het nieuwe huis van vertrouwen”, Panopticon 1999, (20) 21. 30 C. FIJNAUT, D. VAN DAELE en R. VERSTRAETEN, “De hervorming van het openbaar ministerie. Een rechtsvergelijkend commentaar op de totstandkoming, inhoud en draagwijdte van het Octopus-akkoord” in C. FIJNAUT en D. VAN DAELE (eds.), De hervorming van het openbaar ministerie, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (271) 311. 31 J. LAENENS en S. RAES, Justitie hervormd, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2000, 11. 32 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 55. 33 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998. 34 J. MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 3. 13 meer bepaald vanaf het moment van het terugvinden van de meisjes t.e.m. na de Witte Mars.35 Dit is dus allerminst - ook al doet de titel misschien anders vermoeden - een diepgaande inhoudelijke analyse van de berichtgeving over de zaak-Dutroux. De zaak-Dutroux; en meer precies de invloed hiervan op de hervormingen wordt hier volledig buiten beschouwing gelaten. Deze bijdrage kan dus geen inhoudelijke inzichten leveren, maar geeft wel interessant cijfermateriaal weer over hoeveel er werd gepubliceerd over de zaak-Dutroux en in welke Vlaamse kranten. In een ander artikel van Manssens en Walgrave, nl. De Witte Mars als product van de media, wordt beschreven hoe de Vlaamse pers op 20 oktober 1996 de klassieke mobilisatietheorie in de wind zette en er mee voor zorgde dat 300.000 mensen in de Witte Mars door Brussel door stapten. Hierin wordt gesteld dat de persaandacht voor de zaak-Dutroux enorm was en dat indien de krantenverdelers gestaakt zouden hebben in de periode net voor de Witte Mars, er lang niet van zoveel witte marcheerders sprake zou zijn geweest.36 Hierin wordt enkel de berichtgeving in Vlaamse kranten vóór de Witte Mars behandeld. Een Waalse bijdrage die handelt over de pers en de zaak-Dutroux is L’affaire Dutroux et les medias: une ‘révolution blanche’ des journalistes? dat geschreven werd door verschillende journalisten. Daarin wordt geponeerd dat de Dutroux-affaire een belangrijk media-evenement en een onmiskenbare mijlpaal in de geschiedenis van de juridische wereld en media is.37 Verder wordt er echter enkel gefocust op het beroep van journalisten en over hoe het journalistiek systeem functioneert sinds de zaak-Dutroux. Hierin wordt enkel Franstalige berichtgeving uit het jaar 1996 en 1997 in kranten zoals Le Soir, La Dernière Heure, La Nouvelle Gazette, La Libre Belgique, La Meuse, enz. onderzocht. Deze bijdragen behandelen dus niet de zaak-Dutroux en de hervormingen, en de rol van de pers daarin. Verder valt ook op dat ofwel enkel de Nederlandstalige pers onderzocht is, ofwel enkel de Franstalige pers. Deze worden nooit samen onderzocht.

In Kritische reflecties omtrent de zaak-Dutroux, dat bestaat uit meerdere bijdragen, wordt een blik geworpen op de zaak-Dutroux en de media. Enkele interessante beschouwingen worden aangereikt. Zo wordt er in de bijdrage van Stouthuysen38 De nieuwe burger en de crisis van de oude politiek gesteld dat de rol van de media belangrijk was met betrekking tot de Witte Mars. Zo zou de media voor uitvergroting hebben gezorgd en zou ze in de cruciale week voor de betoging de mobilisatie op gang gebracht hebben.39 Ook Verstraeten, directeur van het centrum voor Mediasociologie, stelt in De media tussen publieke sfeer en macht dat de media een invloed had op de publieke sfeer en uiteindelijk op de Witte Mars van 20 oktober 1996.40 Bovendien wordt aangenomen dat de media een belangrijke verantwoordelijkheid droegen ten tijde van de zaak-Dutroux: zo beïnvloedden zij in sterke mate de beeldvorming van de burger over justitie en criminaliteit. Anderzijds werd de ‘vierde macht’ noodzakelijk geacht om controle op de andere machten te verzekeren, om geregeld aan de vloedgolf

35 J.MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 5. 36 S. WALGRAVE en J. MANSSENS, “De Witte Mars als product van de media. De pers als mobilisatiealternatief voor bewegingsorganisaties.”, De Sociologische Gids 1998, (340) 367. 37 B. GREVISSE (ed.), L’affaire Dutroux et les médias: une Révolution blanche des journalistes?, Louvain-la-Neuve, Academia, 1999, 7-11. 38 Patrick Stouthuysen was als hoofddocent verbonden aan het Centrum voor Politicologie van de VUB. 39 P. STOUTHUYSEN, “Naar een justitie voor de 21ste eeuw?” in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 65. 40 H. VERSTRAETEN, “De zaak Dutroux: De media tussen publieke sfeer en markt.” in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 85. 14 van huidige beloften te herinneren.41 Beide publicaties leveren aldus interessante inzichten over de rol van de pers op de totstandkoming van de Witte Mars, maar niet op de hervormingen. Wat ook logisch is want beide publicaties werden geschreven in 1997, d.w.z. op het moment dat de zaak-Dutroux nog volop aan de gang was en de hervormingen nog dienden plaats te vinden.

Tot slot moet nogmaals worden opgemerkt dat deze stand van zaken de bestaande literatuur omtrent het onderwerp niet exhaustief weergeeft. Er zijn enkele belangrijke werken aangekaart, maar daarnaast bestaan er nog andere werken die hier niet vermeld zijn.

1.2. Probleemstelling

Uit de stand van zaken blijkt dat er reeds onderzoek gevoerd is naar de justitiële en politionele problemen in België in de nasleep van de zaak-Dutroux. Opvallend is dat veel werken geschreven werden op het moment dat de zaak-Dutroux nog volop aan de gang was; en er nog een hele reeks belangrijke evenementen – zoals bv. de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie - dienden plaats te vinden. Ook verschenen er algemene werken over het Octopusakkoord en de hervormingen. Hierin wordt vaak aangenomen dat de hervormingen gebeurden in de nasleep van de zaak-Dutroux. Ook is er al personderzoek geweest naar de zaak-Dutroux, maar niet met een juridische invalshoek. Wetenschappelijk onderzoek over het onderwerp - nl. de invloed van de zaak-Dutroux op de justitiële en politionele hervormingen in België en de rol van de pers hierin – is quasi onbestaande. Daarom lijkt dit het ideale onderwerp om een masterproef over te schrijven. Er is bovendien nergens een studie voor handen die de Vlaamse én Waalse pers m.b.t. de zaak onderzoekt. Dat is nog niet eerder gedaan in België. Bijgevolg wordt in dit onderzoek getracht om de zaak vanuit dit vernieuwend perspectief te bekijken.

In deze masterproef wordt de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie onder de loep genomen. Meer specifiek gaat het over de periode van 24 april tot en met 31 mei 1998. In deze periode vond o.a. de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord plaats. De afbakening van deze onderzoeksperiode wordt verder in de methodologie verduidelijkt.42

1.3. Relevantie

De vraag zou hier kunnen rijzen waarom een zaak van ondertussen bijna 24 jaar geleden vandaag nog onderzocht dient te worden. Het is echter niet omdat het een zaak is uit het verleden dat het ons geen nieuwe inzichten meer kan bieden vandaag. Dat is ook de bedoeling van rechtshistorisch onderzoek:

41 C. ELIAERTS, “De nieuwe burger en de crisis van de oude politiek” in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 43. 42 Zie Deel 1 – 6. Onderzoeksmethode. 15 de bestudering van recht in het verleden. Een analyse van het verleden kan ons helpen om een beter begrip te hebben van het heden en de toekomst. Zelfs vandaag is het onderwerp nog actueel.

Zo is er nog regelmatig kritiek in de pers over het politie- en justitieapparaat. Zo klonken bv. de kritische stemmen na de aanslagen in Parijs over een gebrek aan informatie-uitwisseling weer luider. Zo stelde het Comité P, dat de politiediensten in ons land controleert, vragen naar de manier waarop de informatie over de terreurverdachten van de Brusselse federale politie naar de diverse lokale politiediensten werd verspreid.43 Ook kwam er ernstige kritiek in de pers op de werking van justitie n.a.v. de moord op Julie van Espen.44 Zij werd vermoord door Steve Bakelmans die vrij rondliep nadat hij in beroep ging tegen zijn veroordeling voor verkrachting.45 Uiteraard zijn dit totaal andere kwesties dan de zaak-Dutroux. Maar het zijn voorbeelden van hoe zowel de pers als de burgers n.a.v. een ‘ramp’ een enorme aandacht en kritiek leveren op de werking van politie en justitie. Het lijkt alsof wanneer er een ramp gebeurt de blikken meteen gericht worden op het politie- en justitieapparaat, en er pas dan aan veranderingen of hervormingen wordt gedacht. Dit onderwerp is dus wel degelijk maatschappelijk en wetenschappelijk relevant.

1.4. Beperkingen

Logischerwijs bevat het onderzoek een aantal beperkingen, deze worden bijgevolg toegelicht. In eerste instantie is het onderzoek afgebakend in de tijd. Het is onmogelijk om alle berichtgeving over de volledige zaak-Dutroux te analyseren en te verwerken aangezien deze zaak - vanaf het aan het licht komen van de gruwelijke feiten medio augustus 1996 tot en met de veroordeling op 22 juni 2004 – ongeveer acht jaar geduurd heeft. Daarbij kende de zaak ook een lange nasleep; waardoor het niet haalbaar is om dit volledig te onderzoeken. In deze masterproef wordt de periode rond de ontsnapping van Dutroux onderzocht. Waarom juist dit evenement? Er wordt gekeken of (de berichtgeving over) dit evenement een invloed had op de totstandkoming van het Octopusakkoord. De berichtgeving hierover wordt onderzocht en vergeleken in de Vlaamse/Waalse en kwaliteits-/populaire pers.

Het is echter zo dat ook andere gebeurtenissen in de zaak-Dutroux voor veel ophef zorgden zoals het Spaghetti-arrest (14 oktober 1996), de Witte Mars (20 oktober 1996), en de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux. Aanvankelijk was het plan om ook de berichtgeving over deze

43 L. INDEHERBERGE, “De erfenis van de zaak-Dutroux”, VRT Nieuws, 13 augustus 2016, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2016/08/13/de_erfenis_van_dezaak-dutrouxliesbethindeherberge-1-2738564/. 44 AGY, “Politici reageren op moord Julie: “Wie als minister van Justitie zo faalt in zijn kerntaak kan niet aanblijven”, Het Nieuwsblad, 7 mei 2019, https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20190507_04381517.; P. BLOMME, “Heeft justitie gefaald in de zaak-Julie van Espen?”, De Tijd, 7 mei 2019, https://www.tijd.be/politiek- economie/belgie/federaal/heeft-justitie-gefaald-in-zaak-julie-van-espen/10124454.html. 45 De moordenaar van Julie van Espen, Steve Bakelmans, liep vrij rond na een veroordeling in 2017 voor verkrachting. Het proces moest in 2019 – op het moment dat hij de moord pleegde op Julie van Espen – nog steeds behandeld worden door het Hof van Beroep. In afwachting van het proces in hoger beroep was de dader vrijgelaten. De trage afhandeling komt volgens het Hof van Beroep door de besparingen van minister van Justitie .; DE CONINCK D., “In 2017 kreeg Steve Bakelmans vier jaar voor verkrachting, toch liep hij vrij rond.”, De Morgen, 7 mei 2019, https://www.demorgen.be/nieuws/in-2017-kreeg-steve-bakelmans-vier-jaar-voor- verkrachting-toch-liep-hij-vrij-rond~b6a19a66/. 16 gebeurtenissen te onderzoeken. Na een eerste onderzoek van de krantenartikels bleek duidelijk dat dit binnen het bestek van deze masterproef niet mogelijk was. Daarom is er bewust voor gekozen om de onderzoeksperiode af te bakenen van 24 april tot en met 31 mei 1998. Dit is de periode waarin de ontsnapping van Dutroux plaatsvond en het Octopusakkoord tot stand kwam. De ontsnapping van Dutroux vond plaats op 23 april 1998, maar op die dag was er nog geen berichtgeving over deze gebeurtenis in de kranten waardoor de dag na de ontsnapping, namelijk 24 april als begindatum van de onderzochte periode is geselecteerd. Het Octopusakkoord werd gesloten op 23 mei 1998. Als einddattum van de onderzochte periode is 31 mei 1998 gekozen, een week na het Octopusakkoord toen de berichtgeving hierover merkbaar uitdoofde. Na een eerste lezing van de artikels voor deze periode in de vier verschillende kranten werd namelijk snel duidelijk dat dit in totaal ging over 948 artikels: nl. 214 artikels in De Standaard, 242 artikels in Het Laatste Nieuws, 280 artikels in Le Soir, en 212 arikels in La Dernière Heure. Bovendien bleek na deze eerste lezing dat de onderzoeksperiode van de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen voldoende interessant en relevant was voor het verdere onderzoek. Uiteraard zou het natuurlijk ook interessant geweest zijn om de andere gebeurtenissen – meer bepaald de periode van het Spaghetti-arrest, de Witte Mars en de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux – te onderzoeken en te vergelijken, maar het tijdsbestek van deze masterproef liet dit niet toe. Ook het strafproces van Dutroux in 2004 wordt achterwege gelaten.

De keuze voor deze onderzoeksperiode – nl. 24 april t.e.m. 31 mei 1998 – valt eveneens te verantwoorden op basis van de eerder gevoerde ‘stand van zaken’.46 Daaruit blijkt immers dat er wel al personderzoek gevoerd is omtrent de zaak-Dutroux, maar daarbij werd voornamelijk de periode in 1996 onderzocht vanaf de vondst van de meisjes tot en met de Witte Mars.47 De ontsnapping van Dutroux is nog niet onderzocht in de pers.

Bovendien moet opgemerkt worden dat dit eventueel wel nog mogelijkheden biedt voor verder onderzoek in de toekomst. Zo is voor deze masterproef alle berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen uit de vier verschillende kranten (948 artikels) uitvoerig gearchiveerd, samengevat en geanalyseerd in Excel-bestanden.48 Dit kan een basis vormen voor verder onderzoek; dit kan vergeleken worden met de andere bovenstaande evenementen in de geschiedenis van de zaak-Dutroux.

Een andere beperking van het onderzoek situeert zich in de context van het geselecteerde bronnenmateriaal. De geschreven pers vormt in deze masterproef de voornaamste bron. Dat wil zeggen dat de audiovisuele media (tv en radio) – die ongetwijfeld ook uitvoerig verslag uitbrachten over deze zaak49 – buiten beschouwing worden gelaten. Volgende kranten zijn geselecteerd voor het onderzoek: De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure. Deze vier kranten vertegenwoordigen slechts een deel van de volledige Belgische dagbladpers. Ook dit kan als een

46 Zie Deel 1 – 1.1. Stand van Zaken. 47 Zie de bijdragen van Manssens en Walgrave: J. MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 5.; S. WALGRAVE en J. MANSSENS, “De Witte Mars als product van de media. De pers als mobilisatiealternatief voor bewegingsorganisaties.”, De Sociologische Gids 1998, 367. 48 Zie BIJLAGEN; Zie Deel 1 - 6. Onderzoeksmethode. 49 H. VERSTRAETEN, “De zaak Dutroux: De media tussen publieke sfeer en markt.” in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, (77) 89. 17 beperking beschouwd worden. Niettemin is de keuze voor deze vier kranten gemaakt op basis van verschillende factoren, zoals bijvoorbeeld: het bereik (oplage- en verkoopcijfers) van deze kranten in het jaar 1998, zo’n gespreid mogelijk lezerspubliek, enz. De keuze voor deze kranten wordt verder toegelicht en verantwoord.50 Toch moet men er zich van bewust zijn dat er ook nog een heel aantal andere Vlaamse en Waalse kranten bericht hebben over de zaak-Dutroux in 1998. Ook de buitenlandse pers heeft uitgebreid verslag uitgebracht over deze gebeurtenissen. Maar het spreekt voor zich dat het bronnenmateriaal in deze masterproef geografisch wordt afgebakend tot het Belgische terrein. Het gaat immers nog steeds over justitie- en politiehervormingen in België.

50 Zie Deel 1 - 5. Situering van de Vlaamse en Waalse kranten 18

2. Onderzoeksvraag

Het hoofddoel van deze masterproef is te beschrijven hoe, en op welke manier, en waarom de zaak- Dutroux een invloed gehad heeft op de justitiële en politionele hervormingen in België. De centrale onderzoeksvraag kan dus als volgt worden geformuleerd: Wat was de impact van de zaak-Dutroux op de justitiële en politionele hervormingen in België? En in welke mate heeft de berichtgeving in de Vlaamse en Waalse pers hiertoe bijgedragen? Er zal gefocust worden op de totstandkoming van het Octopusakkoord. Er zal gekeken worden in welke mate de zaak-Dutroux, en meer specifiek de ontsnapping van Dutroux, een invloed heeft gehad op het bewerkstelligen van het Octopusakkoord, en in welke mate de Vlaamse en Waalse geschreven pers daartoe heeft bijgedragen. In welke mate is het Octopusakkoord een gevolg geweest van de verslaggeving? Zou zich dat ook op dezelfde manier zonder die verslaggeving hebben voorgedaan? Kon de media ten tijde van de gebeurtenissen beschouwd worden als een vierde macht? Was de (berichtgeving over de) ontsnapping van Dutroux een katalysator voor de hervormingen? De berichtgeving omtrent de zaak-Dutroux wordt dus van uit een juridische invalshoek benaderd. De centrale onderzoeksvraag zal de rode draad doorheen het onderzoek vormen. Het doel van deze masterproef is dan ook om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden.

In het empirisch luik van deze masterproef worden verschillende deelvragen gesteld. Deze deelvragen vormen de bouwstenen om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden. Om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden moet er gekeken worden naar de manier waarop de kranten bericht hebben over deze gebeurtenissen. In het empirisch luik wordt er aldus vertrokken vanuit de volgende vraag:

- Hoe verliep de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie in de Vlaamse/Waalse en kwaliteits-/populaire kranten?

Deze vraag wordt opgedeeld in drie onderdelen:

- Hoeveel aandacht is er besteed aan het onderwerp door de kranten? - Op welke wijze is er bericht over politie en justitie? - Op welke wijze is er bericht over de hervormingen?

In eerste instantie wordt nagegaan hoeveel aandacht er is besteed aan het onderwerp door de pers. De hoeveelheid persaandacht kan namelijk iets zeggen over de mate van belangrijkheid van het onderwerp. Hoe meer aandacht er wordt gegeven, hoe meer invloed dit uiteindelijk kan hebben. Dit wordt onderzocht aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse.

Ten tweede wordt onderzocht op welke wijze er is bericht over politie en justitie gedurende deze periode. Bestond dit uit negatieve berichtgeving waarin veel kritiek werd geuit? Vervolgens wordt onderzocht op welke wijze er is bericht over de hervormingen. Voor welke hervormingen is er gepleit in de kranten, en zijn deze dan ook effectief tot stand gekomen? Was de ontsnapping de echte katalysator? Deze twee vragen worden onderzocht aan de hand van een kwalitatieve inhoudsanalyse. 19

Tijdens het behandelen van bovenstaande vragen in het empirische luik van deze masterproef wordt er bovendien telkens nagegaan of er verschillen zijn vast te stellen tussen de kranten onderling:

- Is er een onderscheid in de berichtgeving tussen de Vlaamse en Waalse kranten? - Is er een onderscheid in de berichtgeving tussen de populaire en kwaliteitskranten?

Het empirische luik van deze masterproef wordt opgebouwd aan de hand van deze vragen.

20

3. Van Dutroux tot het Octopusakkoord

In dit deel worden enkele belangrijke momenten vanaf het losbarsten van de zaak-Dutroux medio augustus 1996 tot en met de totstandkoming van het Octopusakkoord geschetst. Dit is noodzakelijk voor een goed begrip van het empirische luik van deze masterproef waarin de berichtgeving over de zaak onderzocht wordt. Dit dient voornamelijk als achtergrond. Het is niet de intentie om een uitvoerige historiek van politie en justitie weer te geven. Er volgt ook geen verslag over hoe de organen die zijn ontstaan naar aanleiding van het Octopusakkoord (vandaag) functioneren; het is geen evaluatierapport. Hiervoor kan immers verwezen worden naar andere masterproeven.51

3.1. Marc Dutroux, een Spaghetti-arrest, en een Witte Mars

De ontdekking van de gruwel van Dutroux liet België in de zomer van 1996 op zijn grondvesten daveren.52 Sinds 1995 hadden er zich een aantal onrustwekkende verdwijningen van jonge meisjes voorgedaan in het land. De politiediensten vonden echter geen enkel spoor, en ook politici ondernamen niets. Op dat moment was er nog een drieledige organisatie van het politiewezen. Zo hadden de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie elk hun eigen bevoegdheden.53 Op vrijdag 9 augustus vond er nogmaals een onrustwekkende verdwijning plaats; de veertienjarige Laetitia Delhez verdween in het Waalse stadje Bertrix.54 Een gouden tip van een ooggetuige – die zich de nummerplaat van een witte bestelwagen herinnerde die doelloos rondreed op de avond van de verdwijning – bracht de speurders tot bij Dutroux.55 Hij werd op 13 augustus gearresteerd samen met zijn echtgenote Michèle Martin en de ‘huisvriend’ Michel Lelièvre.56

Twee dagen later sprak hij de onvergetelijke woorden “Je vais vous donner deux filles” uit aan de speurders.57 Laetitia werd uiteindelijk samen met Sabine Dardenne teruggevonden in het huis van Dutroux in Marcinelle.58 De ondervraging van Dutroux bracht vervolgens nog meer wreedheden aan het licht. Op 17 augustus ontdekten de speurders de stoffelijke resten van Julie Lejeune en Melissa

51 C. DE COUVREUR, Tien jaar hervormingen bij justitie: waar staan we?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2013, 119.; A. BOOY, De Octopushervorming: 10 jaar later (Luik Politie en Luik Gerecht), onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009, 147.; S. VAN LANCKER, De invloed van de parlementaire onderzoekscommissies op het strafrechtelijke beleid in België., onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017, 100. 52 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 7. 53 W. BRUGGEMAN, E. DEVROE en M. EASTON (eds.), Evaluatie van 10 jaar politiehervorming: Terugkijken in het verleden en vooruitkijken in de toekomst., Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2010, 12. 54 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 16. 55 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 16. 56 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 20. 57 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 20. 58 Sabine Dardenne, afkomstig uit Kain, zat reeds drie maanden opgesloten in het huis in Marcinelle. 21

Russo in een ander huis van Dutroux in Sars-la-Buissière.59 Tevens werd het lijk van Bernard Weinstein, de handlanger van Dutroux, gevonden in de tuin.60 Het speurwerk ging verder en op 3 sepember 1996 werden ook de lichamen van An Marchal en Eefje Lambrecks bij de chalet van Weinstein in Jumet ontdekt.61

Al snel bleek dat er in het onderzoek naar de verdwenen meisjes massaal fouten waren begaan door politie en gerecht. Bovendien bleek Dutroux reeds in 1989 veroordeeld te zijn door het Hof van Beroep van Bergen tot dertien jaar en zes maanden gevangenisstraf voor de verkrachting van vijf minderjarige meisjes. Ondanks deze zwaarwichtige feiten werd Dutroux in 1992 in het kader van de Wet-Lejeune voorwaardelijk in vrijheid gesteld en kon hij ongestoord nieuwe wreedheden plegen zonder dat de politie hem in het vizier kreeg. De ex-minister minister van Justitie, , werd voor deze blunder verantwoordelijk gesteld.62

De zaak-Dutroux werd breed in de media uitgesmeerd. Er heerste onvrede onder de bevolking; toch kwam dit ongenoegen er niet van de ene op de andere dag. De aanslagen van de Bende van Nijvel, het Heizeldrama, enz. had de bevolking reeds opgewarmd voor een ware revolte.63 Die onvrede werd nog versterkt naar aanleiding van het zogenaamde Spaghetti-arrest. De advocaat van Dutroux, Julien Pierre, spande eind september 1996 bij het Hof van Cassatie een procedure van gewettigde verdenking in tegen onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte van Neufchâteau. De onderzoeksrechter had samen met procureur des konings Michel Bourlet ter ere van het goede doel een spaghetti-avond bijgewoond van de vzw Marc et Corine, een organisatie die de families van de slachtoffers bijstond.64 Uiteindelijk heeft het Hof van Cassatie, met zijn op 14 oktober gevelde Spaghetti-arrest, de tot de volksheld uitgegroeide onderzoeksrechter wegens partijdigheid aan het onderzoek onttrokken.65 Met deze uitspraak volgde het Hof van Cassatie het advies van Eliane Liekendael, de toenmalige procureur- generaal bij het Hof.66 Deze beslissing werd zowel onder juristen als bij het brede publiek op zeer gemengde gevoelens onthaald.67

Dit zorgde voor een golf van protest en extreem ongenoegen bij de bevolking. Uiteindelijk mondde dit uit in een Witte Mars te Brussel op 20 oktober 1996 met meer dan 300.000 deelnemers. Dit was niet

59 Julie Lejeune en Melissa Russo waren verdwenen op 24 juni 1995 in Grâce-a-Hollogne. 60 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 40. 61 An Marchal en Eefje Lambrecks waren in de nacht van 22 op 23 augustus 1995 door Dutroux en Lelièvre ontvoerd in de buurt van Oostende.; F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 65. 62 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 16. 63 C. FIJNAUT, “Tien jaar (discussie over de) reorganisatie van het politiewezen” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (13) 14-15. 64 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 48. 65 Cass. 14 oktober 1996, AR P.96.1267.F. 66 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 49. 67 C. VAN DEN WYNGAERT, “De naweeën van het Spaghetti-arrest van 14 oktober 1996.”, Panopticon 1997, (72) 72.; P. TRAEST, “Spaghetti-arrest: Zijn gevoel en recht niet met elkaar te verzoenen?”, Panopticon 1997, (75) 75. 22 zomaar een reactie van de bevolking op de uitspraken van Cassatie in het Spaghetti-arrest. Er was een woede aanwezig die zich richtte tegen het algeheel falen van het justitiële en politionele apparaat.68

3.2. De parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux: van aanbevelingen tot sancties

Op 17 oktober 1996, enkele dagen voor de Witte Mars, stelde de Kamer een parlementaire onderzoekscommissie in ‘naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak Dutroux, Nihoul en consorten’. Het voorstel werd ingediend door Patrick Dewael, Didier Reynders en . Ook de ouders van de slachtoffers hadden meermaals opgeroepen tot het invoeren van een parlementaire onderzoekscommissie. Het voorzitterschap werd toegekend aan Marc Verwilghen.69 De opdracht van de commissie bestond er uit na te gaan hoe het onderzoek naar de verdwenen meisjes door politie en gerecht gevoerd werd. Vervolgens zou de commissie enkele voorstellen tot aanpassing in de organisatie en werking van het gerechtelijk- en politieapparaat formuleren.70

In het licht van de gruwelijke gebeurtenissen lag er een enorme druk op de onderzoekscommissie. Bovendien was ook nog de herinnering aan de Bende Van Nijvel bij de bevolking aanwezig, die in de jaren tachtig een reeks bloedige overvallen op supermarkten pleegde waarbij in totaal 28 mensen om het leven kwamen. Naar aanleiding hiervan was destijds een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld; ook wel de Bendecommissie genoemd.71 De zaak bleef echter onopgelost waardoor de bevolking geloofde in een doofpot-operatie.72 In juni 1996 – nog voor het losbarsten van de zaak- Dutroux – was er zelfs nog een tweede Bendecommissie ingesteld omdat er allerlei vragen onbeantwoord bleven over de wijze waarop het onderzoek van de Bende van Nijvel werd gevoerd.73 Dit plaatste extra druk op de ketel. De werkzaamheden van de parlementaire onderzoekscommissie-

68 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 50. 69 Voorstel tot instelling van een parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak „Dutroux-Nihoul en Consorten‟, Parl. St. Kamer 1996-97, nr. 713/1, 2. 70 Voorstel tot instelling van een parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak Dutroux-Nihoul en consorten, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 713/1. 71 Voorstel tot instelling van een onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar het bestaan van een of meerdere groeperingen die er op gericht zijn onze democratische instellingen te ontwrichten of de werking ervan te destabiliseren, de betrokkenheid van deze groeperingen bij recente zware misdaden, ondermeer bij deze toegeschreven aan de zogenaamde Bende van Nijvel en de wijze waarop de onderzoeken naar deze misdaden worden gevoerd, Parl.St. Kamer 1987-1988, nr. 59/6.; H. COVELIERS, Twee jaar Bendecommissie. Een schimmengevecht., Antwerpen, Hadewych, 1992, 13. 72 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 52. 73 Deze commissie werd voorgezeten door en rondde haar werkzaamheden af op 8 december 1998. ; T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019- 2020, 29. 23

Dutroux verliepen bovendien openbaar, waardoor de media en de burger alles op de voet konden volgen. Er rustte aldus een grote druk op de commissie.74

Het hoogtepunt van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux staat in het collectieve geheugen gegrift: “L’un de vous ne dit pas la vérité; Een van u vertelt de waarheid niet, beseft degene die dit doet wel waar hij mee bezig is.” Deze befaamde woorden sprak voorzitter Marc Verwilghen uit op de hoorzitting tijdens de confrontatie tussen de rijkswachtadjudant Jean Lesage en de Luikse onderzoeksrechter Martine Doutrèwe.75 Wellicht voor het eerst in de Belgische gerechtelijke geschiedenis kon iedereen op televisie volgen hoe een lid van de rijkswacht en een lid van de magistratuur, die boven elke verdenking horen te staan, onder ede verklaringen aflegden die onmiskenbaar met elkaar in tegenspraak waren.76 De inzet van het conflict was het trachten te achterhalen wie verantwoordelijk was voor de fouten in het onderzoek naar de verdwenen meisjes. Was het de rijkswacht, die met haar geheime operatie Othello al een jaar voor het losbarsten van de zaak observaties van Dutroux had uitgevoerd en zelfs een huiszoeking had gedaan in de woning van Dutroux terwijl Julie en Melissa levend in zijn kelder zaten opgesloten? Of was het gerecht verantwoordelijk omdat het te weinig interesse had getoond en te weinig leiding had gegeven in het onderzoek?77 Tot op vandaag is nog steeds niet duidelijk wie er de waarheid sprak.

Op 14 april 1997 legde de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux een eerste verslag neer. Op 16 februari 1998 werd daar nog een aanvullend verslag aan toegevoegd.78 In deze verslagen werden enkele vaststellingen en aanbevelingen bewerkstelligd. De vaststellingen waren echter niet verrassend, aangezien de pijnpunten bij politie en justitie al langer gekend waren. Eerdere parlementaire onderzoekscommissies, zoals de Bendecommissie, hadden deze problemen reeds blootgelegd en hadden ook aanbevelingen geformuleerd om hieraan tegemoet te komen.79 Verwilghen poneerde zelfs dat indien er werk was gemaakt van wat in 1990 in de Bendecommissie werd voorgedragen, de onderzoekscommissie Dutroux waarschijnlijk niet nodig was geweest.80

De vaststellingen van de onderzoekscommissie werden opgesplitst in twee delen. Met betrekking tot het politionele luik werd vastgesteld dat er sprake was van een enorme rivaliteit tussen de politiediensten. Deze ‘guerre des polices’ had een negatieve invloed op het onderzoek.81 Verder waren

74 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 47. 75 W. WINCKELMANS, Het rapport: De Commissie-Dutroux (met commentaar), Antwerpen, Uitgeverij van Halewyck, 1997, 11. 76 W. WINCKELMANS, Het rapport: De Commissie-Dutroux (met commentaar), Antwerpen, Uitgeverij van Halewyck, 1997, 12. 77 G. TIMMERMAN, “Waarom de onderzoekscommissie-Dutroux overbodig was.”, De Morgen, 25 augustus 2007, 40. 78 Aanvullend verslag van de onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak "Dutroux-Nihoul" en consorten, Parl. St. Kamer 1996- 1997, nr. 713/8. 79 B. DE RUYVER, “Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie ‘Dutroux’: genese en krachtlijnen”, Panopticon 1998, (223) 224. 80 T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 31. 81 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 51. 24 er ook problemen in verband met het aanwenden van bijzondere opsporingsmethodes en informanten.82 Aangaande het justitieel luik kwam de commissie tot de vaststelling dat het slachtoffer onvoldoende erkend werd, en dat er een slechte communicatie was tussen de verschillende schakels van het gerechtelijk apparaat. Zo waren de rechten van slachtoffers uiterst beperkt: zij hadden geen recht tot inzage van het dossier, er was onvoldoende slachtofferbejegening, enz. Daarnaast was er ook een slechte organisatie van het gerechtelijk apparaat. Er was een segmentering van de strafrechtsbedeling; verschillende echelons opereerden los van elkaar. Ook de interne organisatie van de parketten liet te wensen over, enzovoort.83

De onderzoekscommissie was er van overtuigd dat men zich in het licht van de gebeurtenissen niet kon beperken tot een zoveelste vaststelling van de pijnpunten bij politie en justitie, gevolgd door een zoveelste oproep tot meer samenwerking tussen en binnen politie en justitie.84 Bijgevolg werden er enkele aanbevelingen voorgesteld die voor een ingrijpende reorganisatie bij politie en justitie zouden moeten zorgen.85

De aanbevelingen van de onderzoekscommissie werden opgesplitst in drie luiken: een politioneel onderdeel, een onderdeel voor de slachtoffers en een justitieel onderdeel. Met betrekking tot het politioneel onderdeel kwam de onderzoekscommissie met een aanbeveling om een geïntegreerde politiezorg op twee niveaus, een federaal en een zonaal/lokaal niveau, uit te werken. Er werd aangedrongen op een wettelijke regeling van de bijzondere opsporingsmethoden, het opsporingsonderzoek, enz.86 Wat betreft de aanbevelingen omtrent de slachtoffers kan dit samengevat worden als een voorstel tot uitbreiding van de bijstand aan slachtoffers en de versterking van hun positie in het strafproces. Zo werd er o.a. gepleit voor een recht tot inzage in het dossier, enz.87 Ook op justitieel vlak werden er verscheidene maatregelen aanbevolen: een audit naar de efficiëntie en de middelen voor de gerechtelijke diensten, een aanpassing van het strafrechtelijk beleid, de oprichting van een federaal parket, een betere opleiding van magistraten, de modernisering van parketten, een betere opleiding en selectie van de korpschefs van de hoven en de rechtbanken, enz.88 Dit zijn slechts enkele aanbevelingen uit het 310 pagina’s tellende rapport van de parlementaire

82 T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 32. 83 T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 32. 84 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 53. 85 T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 31-32. 86 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 53. 87 T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 34. 88 T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 34. 25 onderzoekscommissie.89 Uiteindelijk werden de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux in de Kamer met unanimiteit goedgekeurd.90

Vermeldenswaardig is het feit dat naast de aanbevelingen die werden gedaan ter verbetering van het justitie- en politieapparaat, de onderzoekscommissie in hetzelfde verslag namen noemde van de verschillende actoren die in fout gingen tijdens het onderzoek. Men wou als het ware verantwoordelijken aanwijzen. Dit was ook wat de bevolking verlangde. Nooit eerder werden er door een parlementaire onderzoekscommissie op die schaal namen van verantwoordelijken genoemd. In totaal wees de onderzoekscommissie op de verantwoordelijkheid van een dertigtal rijkswachters, politieagenten en magistraten.91 Zo werd ex-minister van Justitie Melchior Wathelet verantwoordelijk gesteld voor het niet herroepen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van Dutroux. Zoals reeds eerder vermeld werd Dutroux in 1989 veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaar en zes maanden, desondanks werd hij al in 1992 in vrijheid gesteld.92 Verder werden voornamelijk Franstalige magistraten, procureurs en onderzoeksrechters uit Brussel, Luik en Charleroi genoemd. De magistraten van het parket van Brugge – die het onderzoek naar de verdwijning van An en Eefje voerden – bleven gespaard. Er werd een tuchtprocedure ingesteld tegen de genoemde verantwoordelijken.93 De magistratuur beschouwde dit als een rechtstreekse aanval tegen haar instelling.94

Uiteindelijk bleef er van de grote politieke unanimiteit, die zo typerend was voor de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux, niet veel meer over. Ondanks het harde labeur en de vele aanbevelingen, bleven de grote hervormingen zowel op politioneel als justitieel gebied uit. De onderzoekscommissie had met haar aanbeveling tot een geïntegreerde politiedienst op twee niveaus enkel een ruwbouw van een nieuwe organisatie van het politielandschap uitgetekend. Het voorstel behoefde nog heel wat invulling. In de praktijk kwamen er na het rapport een hele reeks voorstellen vanuit de politieke wereld. Evenwel zou de toekomst van het politielandschap uitmonden in een kakafonie van voorstellen.95 Het politieke debat zat muurvast. Er restte uiteindelijk enkel nog de overtuiging dat er werk moest gemaakt worden van een vorm van integratie van de drie politiediensten in één structuur.96 Ook op justitieel gebied bleef men achterophinken. Er was reeds werk gemaakt van een verscherping van het toezicht op de voorwaardelijke invrijheidstelling97 en van

89 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 77. 90 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 54. 91 M. Lamensch, “Des recommandations aux sanctions”, Le Soir, 27 april 1998, 3. 92 F. VANDENBUSSCHE, Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 16. 93 M. LAMENSCH, “Des recommandations aux sanctions”, Le Soir, 27 april 1998, 3. 94 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 76. 95 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 53. 96 T. VANDER BEKEN, “De Weg naar Octopus” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 34. 97 Wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, BS 2 april 1998. 26 een uitbreiding van de rechten van het slachtoffer a.d.h.v. de Wet Franchimont98, doch bleven de grote vooropgestelde hervormingen uit.99

Naast de hervormingen kwamen ook de sancties tegen de verantwoordelijken er niet door. Ex-minister van justitie Melchior Wathelet nam zijn verantwoordelijkheid niet op. De regering-Dehaene herbenoemde hem zelfs tot rechter aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Aangezien Wathelet buiten schot bleef, volgden er ook geen sancties voor de andere rijkswachters, politieagenten en magistraten die fouten hadden gemaakt.100

Had de commissie-Dutroux dan niets bereikt? Er heerste nu wel een politiek klimaat waarin zaken aan de orde werden gesteld die vroeger onbespreekbaar bleven. Politie en justitie beseften dat hervormingen noodzakelijk waren.101 Er kan gesteld worden dat op een paar maanden tijd de unanimiteit rond het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux had plaatsgemaakt voor een chaotisch verhaal.102 Onder druk van de publieke opinie en de media was er een consensus ontstaan die naderhand een schijnconsensus bleek te zijn.103

3.3. De ontsnapping van Dutroux en het ontslag van twee ministers en de rijkswachtcommandant

Op 23 april 1998 werd Marc Dutroux vanuit de gevangenis in Aarlen naar het gerechtsgebouw van Neufchâteau gebracht. Hij kwam er al weken, dag na dag, zijn dossier inkijken. Dutroux werd bewaakt door twee rijkswachters. Terwijl een van de rijkswachters een deel van het dossier bij de griffie ging ophalen, overmeesterde Dutroux de achtergebleven bewaker en ontwapende hem. Vervolgens bedreigde hij de andere rijkswachter met het gestolen dienstwapen, dat daarenboven ongeladen was. De publieksvijand nummer 1 slaagde er vervolgens in om naar buiten te vluchten en een auto te kapen. Er werd een heuse klopjacht ingezet waarin bijna 5000 politiemensen werden gemobiliseerd.104 Het is

98 Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998. 99 D.J. EPPINK, “Vernieuwingsklimaat verzandt deels in lange mars door instituties. Mentale revolutie kent beperkte gevolgen.”, De Standaard, 11 augustus 1997, https://www.standaard.be/cnt/dma02022004_039. 100 D.J. EPPINK, “Vernieuwingsklimaat verzandt deels in lange mars door instituties. Mentale revolutie kent beperkte gevolgen.”, De Standaard, 11 augustus 1997, https://www.standaard.be/cnt/dma02022004_039. 101 D.J. EPPINK, “Vernieuwingsklimaat verzandt deels in lange mars door instituties. Mentale revolutie kent beperkte gevolgen.”, De Standaard, 11 augustus 1997, https://www.standaard.be/cnt/dma02022004_039. 102 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 55. 103 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 79. 104 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 6. 27 uiteindelijk een boswachter, Stéphane Michaux, die Dutroux een paar uur later kon vatten in het bos van Herbeumont.105

Ondanks het feit dat deze spectaculaire vlucht maar enkele uren heeft geduurd ging er een heuse schokgolf door het land. Het kwaad was geschied. De pers volgde alles op de voet en de volkswoede kwam tot een nieuw hoogtepunt sinds de ontdekking van de gruwel in 1996. Op het moment van de ontsnapping was er net een vergadering aan de gang in de Kamer. Na deze vergadering werd het ontslag van de minister van Binnenlandse zaken en de minister van Justitie aangekondigd door Premier Jean-Luc Dehaene. Op die manier hadden Johan Vande Lanotte en Stefaan De Clerck hun politieke verantwoordelijkheid genomen voor wat was gebeurd. Zij werden respectievelijk vervangen door Tony Van Parys en Louis Tobback.106 Door zowel de politici als de bevolking werd op dat moment verwacht dat de top bij politie en justitie het voorbeeld zou volgen van de twee ministers. Tijdens de regeringsverklaring in het parlement deed premier Dehaene zelfs openlijk een oproep aan de verantwoordelijken bij politie en justitie om zelf spontaan ‘een stap opzij te zetten’.107 Een aantal individuen onder hen lagen stevig onder vuur omdat, zelfs nadat hun fouten in de rapporten van de parlementaire onderzoekscommissie waren vastgesteld, zij hun verantwoordelijkheid niet opnamen.108 Uiteindelijk nam de rijkswachtcommandant Willy De Ridder onder druk, voor de fouten die de rijkswacht had gemaakt bij de ontsnapping van Dutroux, ontslag.109

Hoewel de legitimiteit van de regering ingevolge de ontsnapping van Dutroux in vraag werd gesteld, zou de oppositie uiteindelijk toch de hand uitreiken naar de meerderheid. Zo zouden uiteindelijk acht politieke partijen (CVP, SP, PSC, PS, VLD, VU, PRL en FDF) samenwerken aan een akkoord over de hervormingen van politie en justitie. De achtarmige octopus was geboren. De zoektocht naar een moeizaam compromis kon van start gaan.110

3.4. Een Octopusakkoord over hervormingen bij politie en justitie

Na de spectaculaire ontsnapping van Dutroux beseften de politieke partijen dat de hervormingen van politie en justitie hoogstnoodzakelijk waren. Reeds jarenlang werd om deze hervormingen gevraagd. Van de aanbevelingen in het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux – dat

105 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 223.; M. PETIT en M. VANDERMEIR, “La demi-heure du forestier”, Le Soir, 25-26 april 1998, 8. 106 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 40. 107 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 229. 108 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 6. 109 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 228. 110 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 40. 28 maanden voordien unaniem werd goedgekeurd – was hoegenaamd niets terecht gekomen. Bijna twee jaar na de ontdekking van de gruwel van Dutroux waren de beloofde hervormingen er nog steeds niet. De ontsnapping van Dutroux zou het tij doen keren. Dit evenement was de uitgelezen kans voor Premier Jean-Luc Dehaene om meerderheid en oppositie te mobiliseren voor een samenwerking aan de hervormingen van politie en justitie.111 De hervormingen kwamen bovenaan op de politieke agenda te staan.

Zowel meerderheid (CVP, SP, PSC, PS) als oppositie (VDL, VU, PRL, FDF) besloten hun onderlinge meningsverschillen terzijde te schuiven, en stonden ditmaal open voor onderhandelingen.112 Agalev, Ecolo en Vlaams Blok werden niet betrokken bij de onderhandelingen. Voor de hervormingen binnen justitie was een grondwetswijziging noodzakelijk. Om dit te kunnen doorvoeren was bijgevolg een tweederdemeerderheid vereist in de Kamer. Voor de hervormingen binnen politie was dit niet nodig. Het uittekenen van een nieuwe politiestructuur kon bij gewone wet. Politiek gezien was de hervorming van de politie eenvoudiger dan deze van justitie.113 De meerderheid was zich hiervan bewust en diende aldus een aantal partijen te vinden die bereid waren hun medewerking hiervoor te verlenen. De oppositie zag haar kans en stelde een ultimatum: “Meedoen met justitie is meedoen met politie”.114 Zij was enkel bereid tot medewerking aan de hervorming van justitie, indien zij ook zeggenschap zou hebben in het akkoord over de hervorming van politie. De politieke deal werd gesloten, en het dossier aangaande de hervorming van justitie werd aan dat van de politiehervorming gekoppeld.115 Het doel was om tot een gezamenlijk plan te komen.

Gedurende de maand mei 1998 gingen de acht partijen in overleg. Het octopusoverleg verliep in grote geheimhouding.116 Er was een overeenstemming nodig op drie punten. In eerste instantie was er een akkoord noodzakelijk over de toekomstige politiestructuur. Er diende beslist te worden over de lokale integratie van de politiediensten en de invulling van de band tussen het federale en lokale niveau. Een tweede punt betrof de oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie tegen politieke benoemingen in de magistratuur. De toegang tot het beroep van magistraat was fel gepolitiseerd.117 Deze politisering van justitie werd reeds jaren aangeduid als één van de oorzaken van het falen van justitie. De oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie zou hieraan tegemoetkomen, door in te staan voor de benoemingen en bevorderingen binnen justitie. Ten derde was de hervorming van de gerechtelijke organisatie aan de orde. Een verticale herstructurering (met o.a. een oprichting van een federaal

111 C. FIJNAUT, “Tien jaar (discussie over de) reorganisatie van het politiewezen” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (13) 29.; M. ROELS, Men zou in dit land bijna om een ramp smeken: Justitie- en politiehervorming naar aanleiding van de zaak-Dutroux…, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009, 74. 112 G. TEGENBOS, “De oorlog tussen gerecht en politiek”, Panopticon 1999, (86) 92. 113 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 7. 114 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 242. 115 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 40.; W. BRUGGEMAN, “De politiehervorming: een (de) grote (grootste) uitdaging in de Belgische politiegeschiedenis”, Panopticon 2001, 215. 116 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 247. 117 L. VAN OUTRIVE, “Het falen van de Belgische justitie: Verklaringen én lessen.”, Samenleving en politiek 1997, (40) 42. 29 parket) en een horizontale integratie (op het niveau van de parketten en rechtbanken) zou een antwoord moeten bieden op de vraag naar een adequaat functioneren van het Openbaar Ministerie. Daarnaast zou het ook een oplossing moeten vormen voor onderzoeken die de arrondissementen overschrijden en/of een complexe vorm van criminaliteit tot voorwerp hebben.118

Op 23 mei 1998 werd het Octopusakkoord – op amper een maand tijd – bereikt. Van de tegenstellingen en discussies die voorheen bestonden bleef niets meer over. Het werd meteen bestempeld als een historisch akkoord. Het was uniek in de geschiedenis dat er een akkoord werd bereikt tussen acht partijen, en dit zelfs met een driekwart meerderheid.119 Met het ‘Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en van de gerechtelijke organisatie’ kwam er eindelijk een antwoord op de aanslepende politie- en justitiecrisis.120

Het Octopusakkoord valt uiteen in drie luiken. Het eerste luik betreft de reorganisatie van de politiediensten. Het tweede handelt over de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie, terwijl het laatste de gerechtelijke organisatie betreft.121

Op politioneel gebied kondigde het akkoord o.m. een reorganisatie van de politiediensten aan. Het akkoord heeft het over een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. Het Octopusoverleg heeft toegelaten tot een compromis te komen dat zowel de integratie van de federale als de lokale diensten impliceert. Het ging om een nieuwe politiestructuur waarbinnen een lokale politie enerzijds, en een federale politie anderzijds werkzaam zijn. Het federale niveau bracht de voormalige centrale diensten van de rijkswacht en de voormalige gerechtelijke politie bij de parketten samen. Het lokaal niveau verenigde de voormalige territoriale brigades van de rijkswacht en de voormalige korpsen van de gemeentepolitie.122 Tussen beide niveaus werd geen hiërarchische band voorzien, maar wel een functionele band.123 Het Belgische politielandschap werd aldus hertekend: het onderscheid tussen rijkswacht, gemeentepolitie en gerechtelijke politie verdween.

Ten tweede voorzag het akkoord in de oprichting van een onafhankelijke Hoge Raad voor de Justitie, met als doelstelling het objectiveren van de benoemingen en de bevorderingen en het invoeren van externe controle op de werking van de rechterlijke organisatie.124

118 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 8. 119 G. TEGENBOS, “De oorlog tussen gerecht en politiek”, Panopticon 1999, (86) 95. 120 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en van de gerechtelijke organisatie, Parl. St. Kamer 1997-1998, nr. 1568/2.; Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 121 I. DUPRE en R. VAN NUFFELEN, “De Hoge Raad voor de Justitie : het nieuwe huis van wantrouwen”, Panopticon 1999, (20) 21.; M. ROELS, Men zou in dit land bijna om een ramp smeken: Justitie- en politiehervorming naar aanleiding van de zaak-Dutroux…, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009, 77. 122 Voorstel tot resolutie betreffende de hervorming van politiediensten en van de gerechtelijke organisatie, Parl. St. Kamer 1997-1998, nr. 1568/4. 123 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 40. 124 I. DUPRE en R. VAN NUFFELEN, “De Hoge Raad voor de Justitie: het nieuwe huis van vertrouwen. “, Panopticon 1999, (20) 20. 30

Het derde luik, de hervorming van de gerechtelijke organisatie, beoogde o.m. de oprichting van een federaal parket, de invoering van een mandaatsysteem voor korpschefs, een uitbreiding van het College van procureurs-generaal, de verticale en horizontale integratie van het Openbaar Ministerie, enz.125

In het empirische luik van deze masterproef wordt dieper ingegaan op de hervormingen. Er wordt onderzocht op welke wijze er is bericht over deze bovenstaande hervormingen. Er wordt nagegaan voor welke van deze hervormingen er gepleit werd in de kranten, en naar wat hiervan uiteindelijk effectief tot stand is gekomen. En schreven de kranten de hervormingen toe aan (de ontsnapping van) Dutroux? De hervormingen worden aldus besproken aan de hand van de berichtgeving in de kranten De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure.

125 G. BOURGEOIS, “Vlaming heeft baat bij goede justitie”, De Standaard, 30-31 mei 1998, 13. 31

4. De relatie tussen pers, politie en justitie

In dit deel wordt de relatie geschetst tussen pers, politie en justitie ten tijde van de zaak-Dutroux. Er komt enkel informatie aan bod die belangrijk is voor een beter begrip van het empirische luik van deze masterproef. Uiteraard worden hier niet alle aspecten behandeld van de relatie tussen pers, politie en justitie. Dit zou namelijk veel te ver leiden. Er worden voornamelijk een aantal belangrijke stellingen van Voorhoof toegelicht.

Voorhoof schreef een rapport op vraag van de Koning Boudewijnstichting in het kader van de commissie ‘Burger, Recht en Samenleving’ over De Relatie tussen Media en Justitie eind jaren negentig.126 ‘Justitie’ moet hier echter zeer ruim geïnterpreteerd worden; ook de taken van de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie moeten hiertoe gerekend worden, aldus Voorhoof.127 Het rapport werd opgesteld in 1998 nog vóór de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord.128 Dit rapport handelt over de moeilijke relatie op dat moment tussen media en justitie. Deze moeilijke relatie tussen de twee was er altijd al geweest, maar was naar aanleiding van o.a. de zaak-Dutroux nog complexer geworden.129 In het rapport werden enkele stellingen geformuleerd, zoals: Er is ten eerste een toenemende media-aandacht voor politie en justitie n.a.v. de zaak-Dutroux. Ten tweede is deze media-aandacht negatief en zal dit zo voortduren tot er grondige hervormingen worden doorgevoerd. Bij het onderzoek van de berichtgeving in het empirische luik van deze masterproef wordt nagegaan of deze stellingen kloppen. Deze stellingen worden uiteindelijk getoetst aan de hand van de berichtgeving over de zaak-Dutroux.

4.1. De media, een vierde macht

Naast de traditionele wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht wordt de pers vaak de vierde macht genoemd. Ondanks het gegeven dat de media niet deelnemen aan het overheidsgezag, kan hun feitelijke macht in een democratische rechtstaat niet miskend worden. De media putten hun macht uit de grondwet.130 Een onbevangen gerechtelijke verslaggeving getuigt van persvrijheid, een van de belangrijkste waarden van de democratie.

126 De Koning Boudewijnstichting richtte de commissie ‘Burger, Recht en Samenleving’ op. De opdracht van de commissie bestond er uit om de Stichting een rapport voor te leggen met aanbevelingen over de relatie tussen Recht en Samenleving. 127 Bij de begripsomschrijving stelt Voorhoof dat tot ‘justitie’ ook taken van politie, rijkswacht, gerechtelijke politie, enzovoort moeten gerekend worden. Justitie dekt een zeer brede lading.; D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 13. 128 Het rapport werd meer specifiek uitgegeven in mei 1998, maar aangezien er geen enkele melding wordt gemaakt van de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van de hervormingen kan er aangenomen worden dat het rapport werd opgesteld vóór deze gebeurtenissen. Het rapport maakt namelijk wel melding van alle andere gebeurtenissen in de zaak-Dutroux: van het losbarsten van de zaak-Dutroux tot en met de commotie over de X-dossiers begin 1998. 129 C. LAPORTE, “Sur les relations entre les médias et la Justice, et son rapport sur ce thème pour la Fondation Roi Baudouin”, Le Soir, 29 mei 1998, 2. 130 S. DE CLERCK, Het bos en de bomen. Justitie hervormen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 1997, 50. 32

Zowel justitie als media leveren binnen een democratische rechtstaat fundamentele ‘diensten’ aan de bevolking. Enerzijds staat justitie in voor de bescherming van de burgers tegen een aantasting van hun rechten en vrijheden. Anderzijds staan de media in voor het informeren van de burgers over de werking van justitie. De media maken het functioneren van justitie verstaanbaar voor de burger. De media hebben bovendien een rol als waakhond. Want indien justitie er niet in slaagt om haar taken naar behoren uit te oefenen, dan is het aan de media om willekeur, onrecht of disfuncties bij justitie te signaleren.131 De media, en meer in het bijzonder de gerechtelijke verslaggeving, hebben als het ware een controlerende functie op de werking van politie en justitie. Op die manier levert de gerechtelijke verslaggeving ook bij tot de goede werking van justitie.132 Maar de media moeten echter ook bepaalde rechtsregels in acht nemen, anders kan zij ter verantwoording worden geroepen door justitie. Media en justitie kunnen als het ware beschouwd worden als elkaar bewakers.133

Omwille van de verschillende functies en doelstellingen die media en justitie hebben, zal er altijd sprake zijn van een onvermijdelijk spanningsveld. De media is er namelijk op gericht om snel informatie openbaar te maken en aan het publiek ter beschikking te stellen. Deze informatie wordt geduid, becommentarieerd, en geopinieerd. Justitie werkt daarentegen traag, discreet en op een geformaliseerde manier. Rechtvaardigheid is de doelstelling, en niet de snelheid en de publieke belangstelling. Beiden hebben aldus een heel andere finaliteit. Het spreekt voor zich dat dit leidt tot bepaalde spanningen en conflicten.134 Voorhoof stelt dat dit spanningsveld op zich niet problematisch is. Een bepaalde mate van conflict zou zelfs nodig zijn, opdat zowel media als justitie hun functie naar behoren zouden kunnen vervullen.135

4.2. Toenemende media-aandacht voor politie en justitie

Terwijl de pers in de 19de eeuw te weinig aandacht schonk aan justitie, veranderde dit helemaal in de 20ste eeuw. Er lijkt zich een Copernicaanse revolutie voorgedaan te hebben in de verhouding tussen media en justitie. Het was voornamelijk de reeks schandalen in de politieke, economische en justitiële sfeer van de jaren tachtig en negentig waardoor justitie in de mediaschijnwerpers terecht kwam. De moord op André Cools, de Bende Van Nijvel, het Agusta-dossier en vele andere zaken werden uitgebreid door de pers behandeld. Het hoogtepunt kwam echter na de arrestatie van Dutroux in 1996.136

Iedere Belg herinnert zich waarschijnlijk nog de berichtgeving van toen. De beelden en foto’s van Laetitia Delhez en Sabine Dardenne die uit de kelder van Dutroux werden bevrijd en herenigd met hun ouders, Dutroux die de trappen van het justitiepaleis van Neufchâteau afdaalde en door een woedende

131 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 11. 132 A. LUYTEN, Pers, Politie & Justitie: een haat-liefde verhouding, Brussel, VUB Press, 1998, 131. 133 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 11. 134 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 14. 135 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 15. 136 R. LESAFFER, “De justitie en de media.” in D. HEIRBAUT, X. ROUSSEAUX, K. VELLE, De politieke en sociale geschiedenis van justitie in België: van 1830 tot heden., Brugge, Die Keure, 2004, 363. 33 menigte werd opgewacht, enz. werden overvloedig in de media getoond.137 Betreffend nieuws staat nog steeds in het collectieve geheugen gegrift. Voorhoof stelt dan ook dat nooit eerder in de Belgische geschiedenis justitie zo gemediatiseerd is als toen. Het begon met het Spaghetti-arrest van het Hof van Cassatie op 14 oktober 1996. De reacties hierop maakten duidelijk hoe ontvlambaar de publieke opinie was ten opzichte van het gerecht.138 Daaropvolgend vormde de parlementaire onderzoekscommissie- Dutroux voor een permanente en overvloedige bron van media-aandacht voor justitie.139

In België ging één van de grootste publiciteitsgolven ooit van start. Maandenlang overheerste de zaak de voorpagina’s van de Belgische kranten. Niet alleen in de kranten, maar ook in de audiovisuele media werd uitgebreid verslag gedaan over de zaak. Bovendien werd de zaak ook opgepikt in het buitenland en kon ze op heel wat media-aandacht rekenen.140

Voorhoof stelt in het rapport van 1998 over De relatie tussen Media en Justitie dat er aan de berichtgeving in verband met justitie maar geen einde komt. De werking van justitie werd uitgebreid in de verf gezet door de pers n.a.v. de zaak-Dutroux. Verschillende onderwerpen kwamen hierbij aan bod: de disfuncties bij justitie; de berichtgeving over het al dan niet nemen van sancties tegen de ex- minister van justitie Melchior Wathelet en de discussies inzake de individuele tekortkomingen en de verantwoordelijkheden van de bevoegde parketmagistraten en onderzoeksrechters in het onderzoek naar de verdwenen meisjes, lekken uit gerechtelijke dossiers; berichtgeving over controversiële rechterlijke uitspraken; voorbeelden van gerechtelijke achterstand; tegenstrijdige berichtgeving over de ontwikkelingen in het onderzoek in de zaak-Dutroux, enz. Voorhoof merkt daarbij op dat ook de hervormingsinitiatieven binnen politie en justitie een veelvuldig behandeld thema waren in de berichtgeving tussen 1996 en 1998. Hierbij werd ook de afweerreactie vanuit justitie tegen deze externe controle extra beklemtoond in de pers.141

Deze berichtgeving over de zaak-Dutroux ging ook gepaard met een grensverleggende journalistiek. Niet alleen de hoeveelheid media-aandacht nam toe, ook de manier waarop bericht werd door de pers wijzigde. Zo volgden er o.a. speciale edities en bijlages van kranten, een bijna dagelijkse berichtgeving over de zaak, uitgebreide citaten uit getuigenverklaringen en gerechtelijke dossiers, interviews van slachtoffers, getuigen en verdachten, sensationele verhalen, enz.142 Daarbij was er ook een toenemend belang van beelden in de pers. Er ging zeer veel aandacht uit naar foto’s in kranten. Dit waren o.a. beelden van slachtoffers, getuigen, en verdachten, de aanhouding van Dutroux, zittingen van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux, enz. Daarnaast verschenen er ook veelvuldig foto’s van politiemedewerkers, parketmagistraten en onderzoeksrechters in de pers. Hierin werd soms heel ver gegaan; waardoor bepaalde rechten werden geschonden. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er eind jaren negentig af en toe veroordelingen volgden wegens het ontoelaatbaar publiceren van foto’s.143 Een voorbeeld hiervan was de veroordeling in 1997 van een journalist van Le Soir Illustré

137 H. VERSTRAETEN, “De zaak Dutroux: De media tussen publieke sfeer en markt.”, in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 89. 138 R. LESAFFER, “De justitie en de media.” in D. HEIRBAUT, X. ROUSSEAUX, K. VELLE, De politieke en sociale geschiedenis van justitie in België: van 1830 tot heden., Brugge, Die Keure, 2004, 363. 139 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 7-8. 140 P. VASTERMAN, Mediahype, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2004, 175. 141 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 7-8. 142 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 24. 143 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 25. 34 ingevolge een fotoreportage van Martine Doutrèwe met onder andere foto’s in badpak.144 Deze Luikse onderzoeksrechter werd namelijk fel bekritiseerd omwille van haar rol in het onderzoek naar de verdwijning van Julie en Melissa.145 Zoals reeds eerder vermeld werd zij ook gehoord op een zitting van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux door voorzitter Marc Verwilghen. De pers en publieke opinie wezen haar voortdurend met de vinger na.146

Deze toenemende media-aandacht voor de zaak-Dutroux en het falen van politie en justitie bleef niet zonder gevolgen. Voorhoof becijferde dat dit in de loop van 1996 tot een dagelijkse meerverkoop geleid had van gemiddeld 27.000 Franstalige en 11.000 Vlaamse kranten. Meer nog, in de maand augustus van 1996 – op het moment van het losbarsten van de zaak-Dutroux – lag de meerverkoop voor de nationale dagbladpers op 80.000 exemplaren per dag. Het was ook zo dat in de zomer van 1997, een jaar na de ontdekking van de gruwel van Dutroux, er opnieuw uitgebreide media-aandacht was voor de zaak.147 Verder ging er in de eerste maanden van 1998 ook veel media-aandacht uit naar de X-dossiers die in verband werden gebracht met Dutroux.148 De media werden er dan ook af en toe van beschuldigd de zaak-Dutroux commercieel te exploiteren.149

Er kan bijgevolg aangenomen worden dat er een aanzienlijke media-aandacht uitging naar de zaak- Dutroux. In eerste instantie ging er een grote interesse uit naar de zaak zelf. Maar daarnaast werd ook de (slechte) werking van politie en justitie hiermee in verband gebracht en uitgebreid behandeld en becommentarieerd door de pers. Er kwam als het ware maar geen einde aan de berichtenstroom i.v.m. justitie. Ook het thema over de hervormingen binnen politie en justitie kwam aan bod in de berichtgeving. Deze vaststelling – dat er een toenemende media-aandacht uitging naar politie en justitie n.a.v. de zaak-Dutroux – werd door Voorhoof gedaan in het rapport De Relatie tussen Media en Justitie.150 Dit rapport werd echter uitgegeven in mei 1998 en maakt geen enkele melding van de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen binnen politie en justitie. Er kan aangenomen worden dat het rapport samengesteld werd vóór deze gebeurtenissen. In het empirisch luik van deze masterproef wordt aldus nagegaan of deze vaststelling ook opgaat voor de berichtgeving in de kranten over de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervormingen van politie en justitie. Ging er hier ook een grote media-aandacht naar uit? En was

144 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 10. 145 De Luikse onderzoeksrechter Martine Doutrèwe had de leiding over het onderzoek naar de verdwijning van Julie en Melissa. Pers en publieke opinie wezen haar constant na. Doutrèwe zou zich weinig ingelaten hebben met het onderzoek, ging zelfs met vakantie direct nadat ze met het dossier was belast. Ze zou de ouders harteloos hebben behandeld. Ze zou hebben verhinderd dat de ouders inzage kregen in het strafdossier en ze verbood dat ze de lichamen van hun vermoorde kinderen nog te zien kregen.; W. WINCKELMANS, Het rapport: De Commissie- Dutroux (met commentaar), Antwerpen, Uitgeverij van Halewyck, 1997, 291. 146 W. WINCKELMANS, Het rapport: De Commissie-Dutroux (met commentaar), Antwerpen, Uitgeverij van Halewyck, 1997, 291. 147 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 23. 148 In de nasleep van de zaak-Dutroux werd het Belgische gerecht op het einde van de jaren negentig overspoeld met tips over pedofilienetwerken. In 1998 werden in sommige kranten onder de namen X1, X2, X3 en X4 getuigen opgevoerd die verklaarden slachtoffer te zijn geweest. Regina Louf, alias getuige X1 was één van die vele getuigen. Het was zij die beweerde dat Michel Nihoul en Marc Dutroux ook tot dit netwerk behoorden. Hoewel Regina Louf’s getuigenis vals bleek zijn er nog steeds ‘believers’ en ‘disbelievers’. Zie: A. BULTE, D. DE CONINCK en M.-J. VAN HEESWYCK, De X-dossiers: Wat België niet mocht weten over de zaak-Dutroux, Antwerpen, Uitgeverij Houtekiet, 1999, 543. 149 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 24. 150 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 7-8. 35 dit hetzelfde voor zowel de Vlaamse als de Waalse kranten? Waren er verschillen merkbaar tussen de kwaliteits- en populaire kranten? Dit wordt verder onderzocht in het empirisch luik.

4.3. Negatieve media-aandacht voor politie en justitie

Zoals reeds eerder aangegeven is het omwille van de verschillende finaliteit van media en justitie onvermijdelijk dat er een spanningsveld ontstaat tussen de twee. Desondanks stelt Voorhoof – in het rapport voor de Koning Boudewijnstichting – dat er eind jaren negentig sprake was van een verstoorde relatie tussen media en justitie. Er zouden een aantal tendenzen of maatschappelijke ontwikkelingen geweest zijn op dat moment die mede aanleiding gaven tot deze problematische relatie tussen media en justitie.

Zo onderstelt Voorhoof dat ‘het openbaren van een aantal disfuncties binnen justitie en het maatschappelijk debat over de hervorming van justitie’ een van de tendenzen was die voeding gaf aan de problematische relatie tussen media en justitie.151 Zoals reeds eerder aangegeven dekt het begrip ‘justitie’ een zeer brede lading. Voorhoof rekent hiertoe ook de taken van de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie.152 Met deze stelling wordt aldus bedoeld dat de pers zich bezighield met het openbaren van de disfuncties binnen politie en justitie. De pers gaf veel kritiek op politie en justitie en openbaarde daarmee ook het debat over de hervormingen van politie en justitie. Overigens stelde Voorhoof begin 1998 het volgende: “Zolang intern binnen justitie geen grondige hervorming zal plaatsvinden waardoor structurele en individuele tekortkomingen effectief worden geremedieerd, zal justitie in de toekomst negatieve media-aandacht blijven ondergaan.”153 De pers zou bijgevolg kritiek blijven geven op politie en justitie, zolang er geen hervormingen zouden plaatsvinden.

Een vaststelling betrof het feit dat politie en justitie steeds vaker het voorwerp waren geworden van expliciete kritiek, en dit kwam ook steeds nadrukkelijk aan bod in de media.154 Er was aldus sprake van een negatieve media-aandacht. Er hing als het ware een ‘scandalitis-sfeer’, en dit was mede het gevolg van de berichtgeving.155 Er werden verschillende kritieken geuit. Enkele kritieken worden hier als volgt toegelicht:

In eerste instantie werd er stevige kritiek gegeven op het functioneren van het justitieapparaat in het algemeen of op de afhandeling van concrete zaken. Zo werden er in die periode veel blunders begaan in diverse gerechtelijke dossiers en de media zagen het als hun taak om de bevolking hiervan kritisch op de hoogte te stellen. Vooral de zaak-Dutroux had pijnlijk duidelijk gemaakt wat er zoal verkeerd liep binnen politie en justitie.156 Politieke benoemingen in de magistratuur, gerechtelijke achterstand, het

151 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 15. 152 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 13. 153 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 22. 154 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 155 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 9.; R. LESAFFER, “De justitie en de media.” in D. HEIRBAUT, X. ROUSSEAUX, K. VELLE, De politieke en sociale geschiedenis van justitie in België: van 1830 tot heden., Brugge, Die Keure, 2004, 363. 156 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 9. 36 archaïsch functioneren van justitie, enz. werden herhaaldelijk bediscussieerd en bekritiseerd. Bovendien werd vastgesteld dat de pers niet louter berichtte over deze structurele tekortkomingen, maar daarbij ook zeer concrete voorbeelden aanreikte.157

Ook bepaalde rechterlijke uitspraken of de wijze waarop een gerechtelijk onderzoek gevoerd werd kon leiden tot heftige reacties in de Belgische dagbladpers. Het was dus niet zo dat deze commentaren enkel te vinden waren in de toen bestaande juridische tijdschriften. Zo gaven bv. het Spaghetti-arrest van 14 oktober 1996 en het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux aanleiding tot een groot aantal reacties.158 Zo verschenen er n.a.v. de uitspraak van het Hof van Cassatie in De Standaard verscheidene kritische artikels: “De wet is niet zo hard als Liekendael zegt”159, “Let’s kill all the lawyers”160, enz. Ook Le Soir gaf hevige kritieken n.a.v. het Spaghetti-arrest en kopte: “La Justice est contre le peuple”.161

Een andere kritiek aan het adres van justitie was het gebrek aan transparantie. Zo hield justitie de media altijd op een veilige afstand. Van communicatie met de pers of voorlichting naar de publieke opinie toe was weinig sprake. Verschillende actoren van justitie en politie – zoals magistraten, leden van de gerechtelijke politie, enz. – dienden zich dan ook in bepaalde mate af te schermen van de pers omwille van hun wettelijke en statutaire beroepsplichten. Justitie werd beschouwd als een gesloten systeem.162 Meer nog, omwille van die geslotenheid waren de problemen binnen justitie ook lange tijd niet duidelijk voor de buitenwereld.163 Voorhoof schreef dat er een zaak-Dutroux en een Spaghetti- arrest nodig waren om in te zien dat er dringend behoefte was aan een betere communicatie vanuit justitie. Een eerste initiatief om dit probleem op te lossen was de installatie van persrechters in rechtbanken.164

Niet alleen het falen van politie en justitie in het algemeen werd bekritiseerd in de pers, ook actoren van politie en justitie kwamen in opspraak.165 Naast de structurele tekortkomingen, werden aldus ook individuele tekortkomingen aan de kaak gesteld. Voorhoof stelde vast dat magistraten steeds meer in de schijnwerpers kwamen te staan in de media. Justitie kreeg als het ware een gezicht. Dat politici bekritiseerd werden door de pers was een vertrouwd gegeven, maar dat ook parketmagistraten en rechters regelmatig op hun onderzoek, hun beleid en hun rechtsvinding werden beoordeeld was een volledig nieuw gegeven. Terwijl justitie in het verleden net heel gedepersonaliseerd was, verwierven verschillende magistraten nu publieke bekendheid via de media. Dit was ook voor een groot stuk te wijten aan de zaak-Dutroux. De meeste magistraten verwierven hierdoor bekendheid: onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte, procureur des konings Michel Bourlet, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie Eliane Liekendael, enz. En ook ingevolge de Parlementaire

157 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 158 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 20. 159 C. VAN DEN WYNGAERT, “Wet is niet zo hard als Liekendael zegt”, De Standaard, 14 oktober 1996, 9. 160 B. BOUCKAERT, “Let’s kill all the lawyers”, De Standaard, 14 oktober 1996, 9. 161 M. VANDEMEULEBROUCKE, “La Justice est contre le peuple”, Le Soir, 15 oktober 1996, 1. 162 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 16. 163 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 17. 164 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 16. 165 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 37 onderzoekscommissie-Dutroux werden verschillende actoren van justitie onder de media-aandacht geplaatst.166

Zoals reeds eerder aangegeven stelde Voorhoof tenslotte dat zolang er zich geen grondige hervormingen binnen politie en justitie zouden voordoen, dat de negatieve media-aandacht zou blijven bestaan.167 Het maatschappelijk debat over de hervormingen werd dan ook behandeld door de pers. Het zou dankzij de media zijn – volgens Voorhoof – dat de problemen van politie en justitie uiteindelijk op de politieke agenda zijn verschenen.168 Ook andere auteurs zijn dezelfde mening aangedaan. Zo poneert Verstraeten dat de media zonder enige twijfel een belangrijke rol hebben gespeeld, zoals bv. in het weergeven van de feitelijke gebeurtenissen van de zaak-Dutroux, maar vooral ook in het op de politieke agenda plaatsen van het falen van het gerechtelijk apparaat.169

In het empirische luik van deze masterproef wordt nagegaan op welke wijze er bericht werd over politie en justitie en de hervormingen. Er wordt nagegaan of dit op een negatieve wijze was.

166 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 167 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 22. 168 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 17. 169 H. VERSTRAETEN, “De zaak Dutroux: De media tussen publieke sfeer en markt.”, in C. ELIAERTS (red.), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, (77) 85. 38

5. Situering van de Vlaamse en Waalse kranten

Zoals reeds eerder vermeld wordt de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende justitiële en politionele hervormingen onderzocht. Concreet komt het neer op de volgende onderzoeksperiode: 24 april tot en met 31 mei 1998. De belangrijkste bron hiervoor is de pers. Waarom wordt er een personderzoek gevoerd? Omdat de zaak-Dutroux op enorm veel aandacht kon rekenen van de pers. Meer bepaald wordt de geschreven pers onderzocht: De Vlaamse en Waalse kranten. Daarvan wordt telkens een kwaliteitskrant en daarnaast ook een populaire krant onderzocht. Volgende kranten zijn geselecteerd voor het onderzoek: De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure. Als verantwoording hiervoor geldt dat De Standaard en Le Soir zich profileren als kwaliteitskranten, terwijl Het Laatste Nieuws en La Dernière Heure gezien worden als populaire kranten. Er wordt bewust gekozen voor zowel kranten uit Nederlandstalig als Franstalig België. Zoals reeds eerder aangegeven is het de bedoeling om onderlinge verschillen tussen deze kranten op te sporen. Deze krantenartikels uit 1998 werden allen op papier geraadpleegd in het krantenarchief van de Universiteitsbibliotheek van Gent (Boekentoren) en de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Er moet ook opgemerkt worden dat naast de kranten in het onderzoek ook gebruik werd gemaakt van andere bronnen: relevante wetgeving (bv. wetgeving die naar aanleiding van het Octopusakkoord werd genomen), rechtsleer, rechtspraak, enz.

Voor het onderzoek is het tevens noodzakelijk dat de achtergrond van de verschillende kranten geschetst wordt. Daarom worden bedoelde kranten hierna beknopt besproken. Tegelijkertijd wordt toegelicht waarom deze kranten het meest geschikt zijn voor een analyse van de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen. Zo is het o.a. belangrijk dat de geschreven pers die onderzocht wordt, uit verschillende krantengroepen komt. Zo niet is de kans reëel dat de berichtgeving in de onderzochte kranten identiek is of een vertaling blijkt. Er is ook rekening gehouden met het bereik, nl. met de oplage en betaalde verspreiding, van deze kranten in het jaar 1998 in België.

Tabel 1. Geselecteerde kranten personderzoek.

Geselecteerde kranten Kwaliteit Populair personderzoek 24 april – 31 mei 1998 Vlaams De Standaard Het Laatste Nieuws Waals Le Soir La Dernière Heure

5.1. De Standaard

De Standaard werd in het jaar 1998 – het jaar van de ontsnapping van Dutroux, en tevens de onderzochte periode - uitgegeven door de ‘Vlaamse Uitgeversmaatschappij’ (vandaag: Mediahuis).

39

Het eerste nummer van dit Nederlandstalig Belgisch dagblad verscheen reeds in 1918.170 De Standaard werd in Vlaanderen gedurende lange tijd beschouwd als het enige, algemeen kwaliteitsblad.171 Hoewel de krant een katholieke signatuur kent, wordt dit niet breed over de pagina’s uitgesmeerd. Deze christelijke ideologie is eerder een achterliggend kenmerk dan een levensvisie. De Standaard stelt zich veeleer modern op.172 Uit het doctoraal proefschrift van K. Van Nieuwenhuyse: ‘Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed: 1947-1967’ kan afgeleid worden dat de verbondenheid met de politieke partij CVP173 slechts zeer sterk was tot 1976.174 Nadien zou de krant zich meer distantiëren van de CVP. De Standaard stelde zich in de jaren negentig ingevolge de nieuwe politieke cultuur, net zoals andere media, onafhankelijker op tegenover politieke partijen.175

De Standaard is echter steeds een uitgesproken Vlaamsgezinde krant geweest. De krant speelde een voorname rol in de Vlaamse beweging. Zo valt ook op te merken dat op elke voorpagina van de krant voor de onderzochte periode in deze masterproef – namelijk 24 april tot en met 31 mei 1998 – nog steeds het logo van de IJzertoren prijkte: AVV/VVK (‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus’).176 Later zou dit Vlaams-nationalistische karakter van de krant wat getemperd worden, maar in het verder onderzoek zal blijken dat gedurende de affaire-Dutroux in 1998 dit karakter nog heel duidelijk merkbaar was.177 In het algemeen kan De Standaard vormelijk beschouwd worden als een eerder sobere krant met een gering aantal foto’s en weinig kleur. De hoofdredacteur in 1998 was Dirk Achten.178

Uit de bereikcijfers van het Centrum voor Informatie over de Media (CIM)179 van eind jaren negentig blijkt dat De Standaard het meest gelezen kwaliteitsblad in Vlaanderen was.180 De exacte oplage- en betaalde verspreiding-cijfers ontbreken.181 Er dient opgemerkt te worden dat het effectieve bereik

170 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 287. 171 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 310. 172 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 310. 173 De voormalige Belgisch politieke partij ‘Christelijke Volkspartij (België)’ was de directe rechtsvoorganger van Christen-Democratisch en Vlaams (CD&V). 174 K. VAN NIEUWENHUYSE, Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed: 1947-1967, onuitg. Doctoraatsproef Geschiedenis Katholieke Universiteit Leuven, 2002. 175 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 315. 176 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 313. 177 Dit was zo voor alle kranten die onderzocht zijn van vrijdag 24 april tot en met de krant van zaterdag en zondag 30 en 31 mei. 178 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 315. 179 Centrum voor Informatie over de Media (vanaf hier: CIM) 180 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 317. 181 De exacte oplage- en betaalde verspreiding-cijfers voor De Standaard ontbreken echter. Het Centrum voor Informatie over de Media werd gecontacteerd. Aangezien deze cijfers enkel op papier beschikbaar zijn en door COVID-19 geen personeel aanwezig is op de diensten van het CIM, konden deze cijfers niet meegedeeld worden. De overige oplagen en verkoopcijfers waren beschikbaar in het werk van de E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, 40 van De Standaard in 1998 waarschijnlijk nog iets groter werd, aangezien de krant vanaf dit jaar beschikte over een site waar het nieuws online en gratis werd aangeboden. De Standaard was een pionier in de online activiteiten van de dagbladen in België.182 Toch moet de impact op het bereik hiervan genuanceerd worden, aangezien er aangenomen kan worden dat het gebruik van internet in het jaar 1998 beperkt was.

De Standaard is steeds in de verschillende Vlaamse provincies, met uitzondering van de provincie Limburg, goed ingeburgerd geweest.183 De krant is het meest vertegenwoordigd bij gezinnen met hogere inkomens. Daarnaast kent de krant een relatief goede spreiding over verschillende leeftijden.184

Omwille van het feit dat De Standaard eind jaren 90 beschouwd werd als het enige en het meest gelezen kwaliteitsblad in Vlaanderen werd ervoor geopteerd om deze krant te onderzoeken in de masterproef.

5.2. Het Laatste Nieuws

Het Laatste Nieuws maakt deel uit van het multimediaconcern ‘De Persgroep’.185 Dit Nederlandstalig Belgisch dagblad heeft van oorsprong een liberale en vrijzinnige signatuur, en werd in 1888 als Vlaams- liberaal dagblad opgericht. Hoewel de krant het liberale gedachtegoed onderschrijft, is het niet zo dat het echt fungeert als spreekbuis voor de VLD.186 Het Laatste Nieuws wordt beschouwd als een populair blad met een bijzondere aandacht voor nationaal nieuws, human interest, regionaal nieuws en sport. Daarnaast was Het Laatste Nieuws reeds rond 1998 een gestructureerd en zeer kleurrijk blad, en kan het gekwalificeerd worden als tabloid.187

Er dient opgemerkt te worden dat Het Laatste Nieuws steeds verschenen is - ook in 1998 – in verschillende regionale edities. Dit vormde echter geen probleem voor het eigen onderzoek, aangezien deze regionale edities steeds verschenen zijn met hetzelfde katern met nationaal en beperkt internationaal nieuws. Enkel het nieuws uit de verschillende Vlaamse regio’s verschilt. De berichtgeving over de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen verscheen steeds in het katern met nationaal nieuws, waardoor het regionale nieuws voor dit onderzoek

De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 352 (Het Laatste Nieuws), 426 (Le Soir) en 463 (La Dernière Heure). 182 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 307. 183 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 319. 184 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 320. 185 J. MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 3. 186 Vlaamse Liberalen en Democraten. Nu: Open VLD. 187 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 351. 41 irrelevant was en buiten beschouwing werd gelaten. Het feit dat er verschillende regionale edities bestaan van Het Laatste Nieuws heeft dus geen enkele invloed gehad op het onderzoek van deze masterproef.

Het Laatste Nieuws was in 1998 de krant met de hoogste oplage en verspreiding in Vlaanderen en kan omwille van die reden niet ontbreken in het onderzoek.188 Uit de gegevens van het CIM blijkt dat de krant in 1998 een dagelijkse oplage van 316.849 exemplaren had, voor een betaalde verkoop van 264.011 stuks.189 In 1998 was er nog geen sprake van de nieuwssite ‘hln.be’; er bestond nog geen online activiteit. Digitaal kende de krant aldus geen bereik.190

Het Laatste Nieuws was toen in alle Vlaamse provincies erg populair, met uitzondering van de provincie Limburg. Eind jaren negentig lag het profiel van de lezer meer uitgesproken bij de lagere sociale groepen. Bovendien kent ook deze krant een evenwichtige spreiding over de verschillende leeftijdscategorieën, met een toch iets sterkere aanwezigheid bij de jongere leeftijdsgroepen.191

Aangezien uit bovenstaande gegevens blijkt dat Het Laatste Nieuws in de periode van de zaak-Dutroux de meest verkochte Vlaamse populaire krant was lijkt deze geschikt voor een analyse van de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen.

5.3. Le Soir

Le Soir behoort tot de groep ‘Rossel’. In 1887 verscheen het eerste nummer van dit Franstalig Belgisch dagblad.192 In tegenstelling tot bijna alle grote Belgische kranten stond Le Soir nooit in verbinding met een politieke of levensbeschouwelijke zuil. De krant was onafhankelijk van een partij en stond ook niet onder invloed van de kerk. Hoewel Le Soir zich als een neutrale krant beschouwd, heeft het in bepaalde aangelegenheden toch duidelijke politieke standpunten ingenomen (o.m. in de Dreyfuszaak, tegen Leopold III in de Koningskwestie, in geval van communautaire problemen, enz.).193 De soms anti- Vlaamse en vrijzinnige houding van Le Soir is niet echt neutraal te noemen. In het empirische luik van deze masterproef zal blijken dat deze houding ook duidelijk aanwezig was ten tijde van de berichtgeving over de zaak-Dutroux. Er kan dan ook gesteld worden dat Le Soir beter gekwalificeerd wordt als een krant met een onafhankelijk label in plaats van een neutraal label. Hiermee wordt bedoeld dat de krant in feite geen bindingen geeft met politieke partijen of financiële groepen, maar

188 J. MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 12. 189 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 352. 190 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 357. 191 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 353. 192 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 416. 193 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 423. 42 wel degelijk bepaalde standpunten kan innemen.194 Door de jaren heen werden er wel enkele initiatieven genomen tot modernisering met als bedoeling om aantrekkelijker over te komen bij de lezers; zo werd er o.a. gesleuteld aan de vormelijke aspecten: meer kleur, grotere foto’s, meer bijlagen, enz. Maar over het algemeen kan Le Soir in de jaren negentig vormelijk beschouwd worden als een eerder sobere krant. In 1998 was Guy Duplat hoofdredacteur.195

Le Soir was en is nog steeds de meest gelezen krant in Wallonië.196 De bereikcijfers van het CIM geven aan dat Le Soir in 1998 een dagelijkse oplage van 169.123 exemplaren had, en een betaalde verspreiding van 137.358 stuks.197 Het effectieve bereik van Le Soir in 1998 was waarschijnlijk nog iets groter, aangezien er sinds 1996 een online nieuwsaanbod was. De impact op het bereik hiervan moet echter genuanceerd worden, vermits er aangenomen kan worden dat het gebruik van internet in het jaar 1998 beperkt was. Bovendien is het zo dat het online nieuwsaanbod op ‘lesoir.be’ pas volledig geënt is op de papieren krant sinds 2009.

Le Soir wordt in alle provincies van de Franstalige gemeenschap verspreid maar heeft toch de meeste lezers in Brussel, en vervolgens in Henegouwen en Luik. Le Soir scoort hoog in de hogere socio- economische groepen. Le Soir heeft een zeer gevarieerd leeftijdsprofiel.198

Omdat Le Soir in 1998 de meest gelezen kwaliteitskrant van Wallonië was, wordt deze geschikt geacht voor het verdere onderzoek in deze masterproef.

5.4. La Dernière Heure

La Dernière Heure behoort tot de krantengroep ‘IPM’ (Information et Production Multimedia). In 1906 verscheen het eerste nummer van dit Franstalig Belgisch dagblad, waarvan de naam verwees naar de wens van de initiatiefnemers om steeds nieuws heet van de naald te brengen.199 La Dernière Heure profileerde zich steeds als een liberale krant: voor maximale vrijheden, tegen etatisme, tegen zware overheidsbemoeienissen, enz. Hoewel de krant in het verleden meermaals haar onafhankelijkheid van politieke en financiële groepen beklemtoonde, was de verbondenheid met de standpunten van de Waalse liberalen van de PRL200 meer dan eens zichtbaar.201 De krant profileerde zich in de jaren negentig als een boulevardblad, met meer nationaal en regionaal nieuws en minder internationaal

194 Tegenwoordig ziet Le Soir zich ook als een onafhankelijke en progressieve krant. Het wil volgens eigen zeggen actueel, populair en een tegenmacht zijn. 195 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 424. 196 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 425. 197 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 426. 198 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 427. 199 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 466. 200 De ‘Parti Réformateur Libéral (PRL) was een Belgische Franstalige liberale politieke partij, zij ging in 2002 op in de Mouvement Réformateur (MR). 201 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 468. 43 nieuws. Ook was er een grote aandacht voor sportnieuws. De redactionele stijl werd gekenmerkt door korte berichtjes, een vlotte schrijfstijl zonder al te veel commentaar, en eenvoudige, beschrijvende titels. In 1998 was La Dernière Heure beschikbaar op de markt in tabloidformaat met veel kleurenfoto’s.202 Daniel Van Willyck was op dat ogenblik hoofdredacteur. De krant openbaarde zich als een populaire krant, die vooral jongere mensen wou bereiken die belangstelling hebben voor sport en emotie.203

Net zoals Het Laatste Nieuws verscheen La Dernière Heure in 1998 in verschillende regionale edities. Maar ook hier vormt dit geen probleem voor het eigen krantenonderzoek, aangezien deze regionale edities steeds verschenen zijn met hetzelfde katern met nationaal en beperkt internationaal nieuws. De berichtgeving over de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen verscheen steeds in het katern met nationaal nieuws.

Vanaf de jaren negentig gingen de oplagecijfers van La Dernière Heure omhoog.204 Uit de gegevens van het CIM blijkt dat La Dernière Heure in 1998 een dagelijkse oplage van 97.121 exemplaren had, en een betaalde verspreiding van 68.454 stuks.205 De reden dat er in dit onderzoek voor La Dernière Heure wordt geopteerd is omwille van het feit dat andere populaire kranten niet zo’n groot bereik hadden. Zo beschikt het IPM ook nog over een andere populaire krant, namelijk La Libre Belgique. Maar hiervan zijn de bereikcijfers (oplage en betaalde verspreiding) in het jaar 1998 ten tijde van de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen veel lager.206

Net zoals Le Soir wordt La Dernière Heure in alle Waalse provincies verspreid, maar de concentratie van lezers bevindt zich vooral in de provincies Henegouwen, Luik en Brussel. De krant heeft tevens een zeer gevarieerd lezersprofiel: bijna in alle sociale groepen treft men La Dernière Heure-lezers aan. De grote belangstelling voor sport speelt hier waarschijnlijk een rol. Daarnaast wordt het ook gelezen door mensen van alle leeftijden.207

La Dernière Heure leek als populair Franstalig dagblad het meeste geschikt voor het verdere onderzoek.

202 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 468. 203 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 468. 204 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 469. 205 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 470. 206 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 463. 207 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 471. 44

6. Onderzoeksmethode

Om een beperking te kunnen aanbrengen in de onderzoeksperiode zijn tijdens een eerste leesronde artikels gelezen tussen respectievelijk:

 augustus en oktober 1996 (de periode van de aanhouding van Dutroux, de vondst van de verdwenen meisjes, het Spaghetti-arrest, en de Witte Mars);  en april en mei 1998 (de periode van de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende justitiële en politionele hervormingen).

Na het lezen van deze artikels bleek duidelijk dat het voldoende was om het onderzoek te beperken tot de vijf weken vanaf 24 april tot en met 31 mei 1998. Dit is de periode waarin de ontsnapping van Dutroux plaatsvond en het Octopusakkoord tot stand kwam. De ontsnapping van Dutroux vond plaats op 23 april 1998, maar op die dag was er nog geen berichtgeving over deze gebeurtenis in de kranten waardoor de dag na de ontsnapping, namelijk 24 april als begindatum van de onderzochte periode is geselecteerd. Het Octopusakkoord werd gesloten op 23 mei 1998. Als einddattum van de onderzochte periode is 31 mei 1998 gekozen, een week na het Octopusakkoord toen de berichtgeving hierover merkbaar uitdoofde. Deze periode bevat ongeveer 5 weken, of meer specifiek 38 dagen. Gedurende deze 38 dagen verschenen er exact 30 edities van zowel De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir als La Dernière Heure.208 In totaal werden er aldus 120 krantenedities onderzocht met daarin 948 artikels omtrent de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervormingen van politie en justitie.

Ontsnapping Dutroux Octopusakkoord •23 april 1998 •Begindatum onderzoek: 24 •23 mei 1998 april •Einddatum onderzoek: 31 mei

Figuur 2. Onderzoeksperiode.

De Vlaamse en Waalse krantenartikels omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende justitiële en politionele hervormingen (24 april tot en met 31 mei 1998) zijn allen op papier geraadpleegd. De Standaard, Het Laatste Nieuws en Le Soir zijn in de eerste plaats geraadpleegd in

208 Op zater- en zondagen verscheen telkenmale één editie (weekendkrant). Idem dito m.b.t. donderdag 30 april en vrijdag 1 mei (omwille van de Dag van de Arbeid), alsook m.b.t. woensdag 20 en donderdag 21 mei (omwille van Hemelvaartsdag). 45 het krantenarchief van de Universiteitsbibliotheek van Gent (Boekentoren). La Dernière Heure is enkel beschikbaar in het krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel, en is aldus daar geconsulteerd. Deze krantenartikels uit het jaar 1998 konden niet geraadpleegd worden via ‘Gopress Academic’, de online persdatabank van de Belgische kranten- en magazineuitgevers.209 Ook was het niet mogelijk om de krantenartikels te consulteren via de websites en de archieven van de desbetreffende kranten. Enkel Le Soir beschikt over een online archief voor betalende abonnees dat artikels beschikbaar stelt vanaf het jaar 1989. Daarnaast beschikt De Standaard in principe ook over een online archief voor betalende abonnees vanaf het jaar 1998, maar al snel bleek duidelijk dat betreffend aanbod210 summier was en niet overeenstemde met de papieren versie van de krant die veel meer artikels bevatte. Het digitaal aanbod voor het jaar 1998 bleek dus verrassend genoeg – met uitzondering van Le Soir – zeer beperkt te zijn. Om die reden werd er noodgedwongen beslist om alle kranten op papier te raadplegen in de bovenvermelde archieven.

Het onderzoek van de vier verschillende kranten werd reeds tijdig gestart. Het verzamelen en onderzoeken van de artikels bleek een zeer tijdrovend werk. Medio maart brak echter het Coronavirus (COVID-19) uit waardoor ook het krantenarchief van de Universiteitsbibliotheek te Gent en de Koninklijke Bibliotheek te Brussel voor onbepaalde tijd hun deuren sloten. Op dat moment waren er al een groot aantal artikels onderzocht, maar de (kwalitatieve) analyse was nog niet vervolledigd. Het onderzoek van de kranten moest aldus abrupt worden stopgezet. Zoals reeds vermeld was het niet mogelijk, met uitzondering van Le Soir, om de kranten digitaal te raadplegen. Er werd tevens contact opgenomen met de verschillende redacties van de kranten met de vraag of er eventueel toch een digitaal aanbod mogelijk was. Helaas bleek dit geen optie. Aangezien de masterproef staat of valt met het krantenonderzoek, en er toch al veel werk besteed was aan het onderzoeken van een groot aantal artikels, is beslist om het onderzoek te onderbreken tot de heropening van de archieven. Uiteindelijk kon er eind juni een beperkte toelating worden verkregen om de kranten te consulteren in de Universiteitsbibliotheek van Gent. Op die manier konden de ontbrekende gegevens voor het onderzoek verder worden aangevuld. Het krantenonderzoek was aldus een werk van (heel) lange adem.

Bij het onderzoek van de kranten is als volgt te werk gegaan: alle berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende justitiële en politionele hervormingen is onder de loep genomen. Het gaat om de afgebakende periode van 24 april tot en met 31 mei 1998. Dit moet ruim worden geïnterpreteerd: dit omvat alle berichtgeving omtrent (de ontsnapping van) Dutroux, de verantwoordelijkheid voor de ontsnapping, kritiek op de justitiële en politionele instellingen n.a.v. de ontsnapping, en de totstandkoming van het Octopusakkoord. Aangezien de artikels niet digitaal consulteerbaar zijn kon er geen gebruik gemaakt worden van een zoekmachine waarin op bepaalde trefwoorden kon worden gezocht. Daarom is volgende zoekstrategie gehanteerd: er is gezocht naar artikels die bovenstaande onderwerpen behandelden. Zo is er gezocht naar artikels die handelen over (de ontsnapping van) Dutroux, de hervormingen, enz. Er is getracht om zo consequent mogelijk te zijn. De keuze om ruim te gaan kan verantwoord worden door het feit dat het de bedoeling was om zo een

209 Hoewel dit soms verkeerdelijk wordt aangegeven op internetsites, is het niet mogelijk om De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir of La Dernière Heure te raadplegen voor het jaar 1998 via de persdatabank ‘Gopress- Academic’. Voor dit jaar zijn geen krantenartikels online beschikbaar in de databank. 210 Hier wordt specifiek het digitaal aanbod van De Standaard voor het jaar 1998 bedoeld. Voor latere jaartallen is het digitaal aanbod wel volledig. 46 volledig mogelijk beeld te krijgen over de totale berichtgeving gedurende deze periode. Er wordt immers onderzoek gevoerd naar de invloed van (de berichtgeving over) de ontsnapping van Dutroux op de totstandkoming van het Octopusakkoord. Indien er een invloed geweest zou zijn – wat in het empirisch deel besproken wordt – dan zal dit voornamelijk een gevolg zijn geweest van de totale berichtgeving over het onderwerp.

De volledige kranten zijn aldus doorzocht: binnenlandpagina’s, buitenlandpagina’s, speciale bijlages (over de ontsnapping van Dutroux of de hervormingen), opinies, lezersbrieven, enzovoort. Het regionaal nieuws is echter buiten beschouwing gelaten. Zoals reeds eerder aangegeven verschenen Het Laatste Nieuws en La Dernière Heure in 1998 in verschillende regionale edities, waardoor een bijzondere waakzaamheid vereist was. Zo is veiligheidshalve nog een vergelijking gemaakt voor Het Laatste Nieuws tussen de editie ‘Gent en zijn regio’ en ‘Brussel en de ring’, en voor La Dernière Heure tussen de ‘Edition Bruxelloise’ en de editie ‘Brabant Wallon’. Hieruit kon afgeleid worden dat deze regionale edities steeds verschenen zijn met hetzelfde katern aan nationaal en internationaal nieuws. Enkel het regionaal nieuws verschilt. De berichtgeving over de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen verscheen voornamelijk in het katern met nationaal nieuws, waardoor het regionale nieuws voor dit onderzoek irrelevant was en buiten beschouwing is gelaten. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de berichtgeving omtrent de ‘X-dossiers’ tijdens de onderzoeksperiode buiten beschouwing is gelaten, aangezien dit beschouwd wordt als een aparte zaak.211

In het empirische luik van deze masterproef wordt er zowel een kwantitatieve als kwalitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd op de geselecteerde berichtgeving. Een kwantitatieve inhoudsanalyse is voornamelijk gericht op het analyseren en verwerken van numerieke gegevens, terwijl een kwalitatieve inhoudsanalyse betrekking heeft op de analyse van beschrijvende gegevens.212

Het empirisch onderzoek wordt opgedeeld in twee delen. In eerste instantie wordt er een kwantitatieve analyse uitgevoerd op de berichtgeving. De bedoeling is om aan te tonen in welke mate er persaandacht was voor de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord. In het bovenstaande hoofdstuk ‘Pers, politie en justitie’ werd immers door Voorhoof gesteld dat er eind jaren negentig een toenemende media-aandacht was voor politie en justitie n.a.v. de zaak- Dutroux.213 Deze stelling wordt getoetst aan de berichtgeving. Er wordt getracht om een antwoord te formuleren op de volgende vraag: Hoeveel aandacht wordt er geschonken door de Vlaamse en Waalse pers aan de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord? Zijn er onderlinge verschillen merkbaar? De kwantitatieve inhoudsanalyse is hiervoor de meest geschikte methode. Zo wordt er o.a. nagegaan hoeveel artikels er verschenen zijn, hoeveel artikels de voorpagina

211 In de nasleep van de zaak-Dutroux werd het Belgische gerecht op het einde van de jaren negentig overspoeld met tips over pedofilienetwerken. In 1998 werden in sommige kranten onder de namen X1, X2, X3 en X4 getuigen opgevoerd die verklaarden slachtoffer te zijn geweest. Regina Louf, alias getuige X1, was één van die vele getuigen. Het was zij die beweerde dat Michel Nihoul en Marc Dutroux ook tot dit netwerk behoorden. Hoewel Regina Louf’s getuigenis vals bleek, zijn er nog steeds ‘believers’ en ‘disbelievers’. Zie: A. BULTE, D. DE CONINCK en M.-J. VAN HEESWYCK, De X-dossiers: Wat België niet mocht weten over de zaak-Dutroux, Antwerpen, Uitgeverij Houtekiet, 1999, 543. 212 C. BRAL, De representatie van slachtoffers van seksuele delicten in Vlaamse kranten. Een inhoudsanalyse naar de berichtgeving rond de slachtoffers van Marc Dutroux en Abdallah Ait Oud., onuitg. masterproef communicatiewetenschappen UGent, 2013, 40. 213 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 7-8. 47 haalden, het aantal foto’s en ander beeldmateriaal, enzovoort. Deze gegevens gelden namelijk als een indicator voor het belang dat de media hechtte aan de zaak. Hoe meer aandacht de pers heeft, hoe meer invloed de pers kan uitoefenen. Deze kwantitatieve analyse wordt verder gespecifieerd in het empirisch luik van deze masterproef.

Teneinde een grondig inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de kranten bericht hebben, wordt er in tweede instantie een kwalitatieve inhoudsanalyse verricht op de berichtgeving. Er bestaan verschillende soorten kwalitatieve methodes, maar in deze masterproef wordt de kwalitatieve analyse beperkt tot een eenvoudige lezing en interpretatie van de inhoud van de berichten. In het bovenstaande hoofdstuk ‘Pers, politie en justitie’ werden er enkele stellingen van Voorhoof besproken. Zo maakte Voorhoof de vaststelling dat er eind jaren negentig een toenemende negatieve media-aandacht was voor politie en justitie. Deze negatieve media-aandacht zou ook blijven aanhouden, zolang er geen grondige hervormingen zouden doorgevoerd worden. 214 Deze stellingen worden getoetst aan de berichtgeving. Er wordt getracht een antwoord te formuleren op volgende vragen: Op welke wijze werd er bericht over justitie en politie? Was dit op een negatieve wijze? En op welke wijze werd er bericht over de hervormingen? Deze kwalitatieve analyse wordt verder gespecifieerd in het empirische luik van deze masterproef.

Een grondige en herhaalde lezing van de krantenartikels vormde een eerste stap in het onderzoek. Daarbij zijn voor ieder artikel aantekeningen en een korte samenvatting gemaakt, die in een latere fase de analyse vereenvoudigde. Vervolgens zijn alle kranten(artikels) aan de hand van een Excel-bestand onder de loep genomen en inhoudsanalytisch onderzocht. Dit Excel-bestand bevat enkele variabelen of vragen. Het Excel-bestand bevat een kwantitatief gedeelte dat focust op de hoeveelheid aandacht die er aan het onderwerp – nl. de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord – is besteed, en een kwalitatief gedeelte over de aard en de inhoud van de berichtgeving (verwijzingen naar bepaalde gebeurtenissen, actoren, hervormingen, enz.).215 De gegevens in dit Excel-bestand zijn nadien verwerkt aan de hand van grafieken en tabellen. Deze worden geïnterpreteerd en toegelicht in het empirische luik van deze masterproef.

214 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 22. 215 Zie Bijlagen: VRAGENLIJST 48

Deel 2: Empirisch luik

In dit luik wordt de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie nader belicht. Het onderzoek loopt meer in het bijzonder over de periode van 24 april tot en met 31 mei 1998. Deze periode omvat ongeveer 5 weken, of meer specifiek 38 dagen. Gedurende deze 38 dagen verschenen er 30 edities van zowel De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir als La Dernière Heure.216 In totaal zijn er 120 krantenedities onderzocht.

De resultaten van de kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse worden hierna uiteengezet. Er wordt getracht om aan de hand van de resultaten een antwoord te formuleren op de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen. Er is daarbij telkens gekeken naar verschillen tussen de Vlaamse/Waalse en kwaliteits-/populaire pers.

Zoals reeds eerder aangegeven in het theoretisch luik wordt er vertrokken vanuit de centrale onderzoeksvraag: Wat was de impact van de zaak-Dutroux op de justitiële en politionele hervormingen in België? En in welke mate heeft de berichtgeving in de Vlaamse en Waalse pers hiertoe bijgedragen?

Om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden moet er gekeken worden naar de manier waarop de kranten bericht hebben over deze gebeurtenissen. Er wordt aldus vertrokken vanuit de volgende vraag: - Hoe verliep de berichtgeving omtrent de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie in de Vlaamse/Waalse en kwaliteits-/populaire kranten?

Deze vraag is opgedeeld in drie onderdelen:

- Hoeveel aandacht is er besteed aan het onderwerp door de kranten? - Op welke wijze is er bericht over politie en justitie? - Op welke wijze is er bericht over de hervormingen?

Het empirisch luik is opgebouwd aan de hand van bovenstaande vragen. In het eerste hoofdstuk wordt een chronologisch overzicht weergegeven van de onderzochte periode. In deze periode – 24 april tot en met 31 mei – vonden er enkele gebeurtenissen plaats. Deze worden kort verduidelijkt. Op die manier kunnen de resultaten van de inhoudsanalyse geïnterpreteerd worden a.d.h.v. deze gebeurtenissen.

In het tweede hoofdstuk wordt besproken hoeveel aandacht er is besteed aan het onderwerp door de pers. De hoeveelheid persaandacht kan namelijk iets zeggen over de mate van belangrijkheid van het

216 Op zater- en zondagen verscheen telkenmale één editie (weekendkrant). Idem dito m.b.t. donderdag 30 april en vrijdag 1 mei (omwille van de Dag van de Arbeid), alsook m.b.t. woensdag 20 en donderdag 21 mei (omwille van Hemelvaartsdag). 49 onderwerp. Hoe meer aandacht er wordt gegeven, hoe meer invloed dit uiteindelijk kan hebben. Dit is onderzocht aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse.

In het derde hoofdstuk wordt weergegeven op welke wijze er is bericht over politie en justitie. Bestond dit uit negatieve berichtgeving waarin veel kritiek werd geuit? Vervolgens wordt de wijze waarop er bericht is over de hervormingen in kaart gebracht. Voor welke hervormingen is er gepleit in de kranten, en zijn deze dan ook effectief tot stand gekomen? Was de ontsnapping de echte katalysator? Deze vragen zijn onderzocht aan de hand van een kwalitatieve inhoudsanalyse.

50

1. Chronologisch overzicht

In de maanden april en mei 1998 vonden er enkele – toch wel bijzondere – gebeurtenissen plaats. Er wordt hierna een beknopt chronologisch overzicht geschetst van de belangrijkste evenementen gedurende deze dagen. Dit overzicht draagt bij tot een betere interpretatie van de resultaten van de inhoudsanalyse.

•Ontsnapping Dutroux 23 april •Ontslag minister van Justitie De Clerck en minister van Binnenlandse Zaken Vande Lanotte

•Twee nieuwe ministers: Louis Tobback (Binnenlandse 24 april Zaken) en Tony Van Parys (Justitie)

•Ontslag Rijkswachtcommandant Deridder 28 april •Vertrouwensstemming in Parlement

•Bekendmaking rapport verantwoordelijkheid 5 mei ontsnapping Dutroux

6 mei •Reconstructie ontsnapping Dutroux

11 mei •Start Octopusoverleg

14 mei •"Vrijlating" Dutroux

23 mei •Octopusakkoord

Figuur 3. Tijdlijn.

51

1.1. 23 april - Ontsnapping van Dutroux: De vlucht van de eeuw

De grote media-aandacht rond Dutroux – die in de zomer van 1996 het land op zijn grondvesten deed daveren – was na maanden gevangenis zo goed als gaan liggen.217 Toch speelde Dutroux het klaar om het land op 23 april 1998 opnieuw in beroering te brengen. Dutroux was op die dag onder bewaking van twee rijkswachters bezig met de lezing van zijn dossier 87/96 inzake autozwendel in het gerechtsgebouw van Neufchâteau. Terwijl één van de twee rijkswachters een ander deel van het dossier ging ophalen in een aanpalend lokaal, slaagde Dutroux er in om de andere rijkswachter te overmeesteren en te ontwapenen. Later zou zelfs blijken dat dit ging om een ongeladen pistool. Dutroux slaagde er in om uit het gerechtsgebouw te vluchten. Eenmaal buiten zette hij het op een lopen, kaapte vervolgens een Renault Mégane, en ging er van door.218 Ruim vijfduizend rijkswachters en leden van de gemeente- en gerechtelijke politie werden in een recordtijd gemobiliseerd voor een nooit eerder geziene klopjacht. Aangezien gevreesd werd dat Dutroux zou ontsnappen naar het buitenland, werden tevens de Duitse Bundesgrenzschutz, de Franse grenspolitie en de Nederlandse Marechaussee ingeschakeld.219 Koning Albert, die op vakantie vertoefde in Frankrijk, keerde inderhaast terug naar België.220

Het nieuws werd rond 15:30 uur de wereld ingestuurd en zette het land in rep en roer. Vermeldenswaardig is het feit dat persagentschap Belga omstreeks 17:00 uur meldde dat Dutroux aangehouden was, maar dat nieuws bleek onjuist te zijn. De verwarring was compleet.221 Uiteindelijk eindigde zijn vlucht in het Waalse bos van Herbeumont, waar hij gesignaleerd werd door de boswachter Stéphane Michaux.222 Omstreeks 18:29 uur kwam het verlossend bericht waarop heel het land zat te wachten. De vlucht van de eeuw duurde uiteindelijk slechts 3 uur.

1.2. 23 april - Ontslag ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken

217 De Redactie, “Dieper dan diep”, De Standaard, 24 april 1998, 1. 218 PLA, “Dutroux vlucht met een ongeladen pistool”, De Standaard, 24 april 1998, 1.; M. VANDERMEIR en M. PETIT, “L'ivresse de la liberté n'a pas étreint Marc Dutroux pendant longtemps Fuyant par la rue des Enfers, il est repris près du défilé du Paradis.”, Le Soir, 25-26 april 1998, 7.; C. DU BRULLE, “Mobilisation générale pour la chasse à l'homme”, Le Soir, 25-26 april 1998, 7. 219 HEC, “Ruim vijfduizend agenten in nooit geziene klopjacht”, De Standaard, 24 april 1998, 4.; E. BURGRAFF en J.-C. VANTROYEN, “Cinq mille policiers sur la piste de l’évadé”, Le Soir, 24 april 1998, 17. 220 D.J. EPPINK en F. VERHOEST, “Het diskrediet van België: ontslag De Clerck en Vande Lanotte als zoenoffer”, De Standaard, 24 april 1998, 1.; M.L. en R. Hq., “Trois ministrables pour deux portefeuilles.”, Le Soir, 24 april 1998, 19.; X, “Albert II rentre d'urgence. Dehaene n'a plus répété l'erreur de 1996 et a accepté qu'il interrompe ses vacances.”, La Dernière Heure, 24 april 1998, 5. 221 SVB/MVW, “Dutroux zaait verwarring op tv”, De Standaard, 24 april 1998, 2. 222 M. PETIT en M. VANDERMEIR, “La demi-heure du forestier”, Le Soir, 25-26 april 1998, 8. 52

De parlementsleden waren aanvankelijk niet op de hoogte van de ontsnapping van Dutroux. Het wekelijks vragenuurtje in de Kamer was aan de gang. Het nieuws trof de Kamer als een politieke bom. Premier Jean-Luc Dehaene (CVP) riep de voltallige regering samen voor een crisisberaad. Die dag werd de minister van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte en de minister van Justitie Stefaan De Clerck noodlottig.223 Nog voor het nieuws bekend raakte dat Dutroux opnieuw was aangehouden, hadden de twee ministers al spontaan hun ontslag aangeboden. Daarmee werd de politieke verantwoordelijkheid voor de ontsnapping opgenomen. Na de arrestatie van Dutroux kon premier Dehaene de schade beperken door het aftreden van de ministers als politieke prijs te betalen. Hij kondigde hun vertrek in een korte verklaring in de Kamer aan.224

1.3. 24 april – Twee nieuwe ministers

De ex-ministers Vande Lanotte en De Clerck dienden te worden vervangen.225 Uiteindelijk werden Louis Tobback (SP) en Tony Van Parys (CVP) benoemd als opvolgers.226 Tobback nam daarmee zijn vertrouwde stoel op Binnenlandse Zaken terug in. In de Vlaamse pers werd de opvolging door Tobback beschouwd als een sterk signaal dat de regering haar ambtstermijn wou voltooien. De Standaard schreef dat het ‘span Dehaene-Tobback’ extra vaart wou zetten achter de voorstellen voor de hervorming van politie en justitie.227 Ook Het Laatste Nieuws omschreef Tobback als de man die Premier Dehaene moest redden.228 Van Parys werd de nieuwe minister van Justitie. De aanstelling van deze twee nieuwe ministers werd in de Waalse pers minder goed onthaald.229 Van Parys had namelijk eerder aan de pers gecommuniceerd dat hij voorstander was van een regionalisering of splitsing van justitie. 230 Hij had de Waalse partijen namelijk verweten dat zij niet mee wilden werken aan de hervorming van politie en justitie. Ook de benoeming van Tobback werd niet echt als positief beschouwd. Tobback had in het verleden reeds gepleit voor het ontslag van enkele vooraanstaande Franstalige magistraten, zoals de Luikse procureur-generaal Anne Thily en de Brusselse procureur des konings Benoit Dejemeppe. Er werd aldus een communautaire snaar geraakt.231

223 D.J. EPPINK en F. VERHOEST, “De ontsnapping van Dutroux treft de Kamer als een politieke bom”, De Standaard, 24 april 1998, 2. 224 D.J. EPPINK en F. VERHOEST, “Het diskrediet van België: ontslag De Clerck en Vande Lanotte als zoenoffer”, De Standaard, 24 april 1998, 1.; Ch. C. en V.L., “Un seul mot: "Démission!" Consternation absolue dans tous les partis politiques”, La Dernière Heure, 24 april 1998, 4. 225 H. Vsb., “Les excuses du ministre. Johan Vande Lanotte reconnaît avoir "raté quelque chose"”, La Dernière Heure, 25-26 april 1998, 4. 226 V.L., “Dehaene sacrifie deux ministres. Le premier ministre promet une enquête. Vote mardi sur la confiance.”, La Dernière Heure, 24 april 1998, 4. 227 D.J. EPPINK, “Span Dehaene-Tobback trekt kar weer op gang”, De Standaard, 25 april 1998, 1.; P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 226. 228 X, “De man die Dehaene moet redden”, Het Laatste Nieuws, 25 en 26 april 1998, 1.; A. BATS, “Dehaene en Tobback worden weer regeringspartners: Tandem die ons land moet redden, Het Laatste Nieuws, 25 en 26 april 1998, 2. 229 M. DUBUISSON, “Tobback-Van Parys: des démissions et une enquête.”, Le Soir, 27 april 1998, 4. 230 A. BATS, “Dehaene en Tobback worden weer regeringspartners: Tandem die ons land moet redden, Het Laatste Nieuws, 25 en 26 april 1998, 2. 231 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 228. 53

1.4. 28 april – Rijkswachtcommandant stapt op

In de politieke wereld hadden Vande Lanotte en De Clerck reeds hun verantwoordelijkheid opgenomen. Hetzelfde werd verwacht van de leidinggevende personen van politie en justitie. Niet alleen de politieke wereld, maar ook de publieke opinie was van mening dat de politici niet alleen verantwoordelijk waren voor de fouten die begaan waren tijdens de ontsnapping van Dutroux. De politici waren er zich van bewust dat ze noch de top van de politie, noch de top van de magistratuur (snel) zouden kunnen ontslaan. Daarom werd er opgeroepen tot een gebaar ‘om het vertrouwen te herstellen’.232 Met de leidinggevende personen van politie en justitie werden een aantal specifieke personen bedoeld.

Zo kwam o.a. rijkswachtcommandant Willy Deridder onder vuur te liggen.233 Hij werd verantwoordelijk beschouwd voor de blunders van de twee rijkswachters die Dutroux lieten ontsnappen. Deridder wou aanvankelijk enkel een stap opzij zetten nadat een onderzoek had vastgesteld wie verantwoordelijk was voor de ontsnapping van Dutroux.234 Maar de druk van buitenaf werd te hoog. Er werd zelfs een comité opgericht dat pleitte voor zijn ontslag. Dit comité kampeerde in een tent voor de Generale Staf van de rijkswacht in Brussel.235 Uiteindelijk besliste Deridder om een stap opzij te zetten, om zo bij te dragen tot het herstel van het vertrouwen in de rijkswacht.236 Zijn ontslag werd door premier Dehaene bekend gemaakt tijdens zijn vraag aan het Parlement om hemzelf en zijn regeringsploeg opnieuw het vertrouwen te willen schenken.237 Bij de magistratuur zette niemand een stap opzij.

1.5. 28 april - Vertrouwensstemming

Naar aanleiding van de ontsnapping van Dutroux diende de oppositie (VLD, PRL, VU, FDF, Agalev, Ecolo en Vlaams Blok) een motie van wantrouwen in om het ontslag van de regering te eisen.238 De oppositie pleitte aldus voor nieuwe verkiezingen. Premier Dehaene trachtte echter hoe dan ook een val van de

232 X, “Tobback vraagt een gebaar van goede wil”, Het Laatste Nieuws, 27 april 1998, 2. 233 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 227.; M. DE MEULENAERE, “Willy Deridder: La gendarmerie, c'est moi!”, Le Soir, 27 april 1998, 3.; B.V., “Le VLD tire sur Dehaene, Wathelet et Deridder”, Le Soir, 27 april 1998, 3. 234 G. FONTEYN en I. VAN DORSSELAER, “Ontslagen bij rijkswacht en gerecht verwacht”, De Standaard, 27 april 1998, 1.; CN en PLA, “Rijkswachtgeneraal Deridder wijkt niet”, De Standaard, 25-26 april 1998, 4.; R.D., “Rijkswachtbaas vecht tot het einde. De politici eisen vertrek van generaal Willy Deridder”, Het Laatste Nieuws, 27 april 1998, 1.; X, “Tobback vraagt een gebaar van goede wil”, Het Laatste Nieuws, 27 april 1998, 2. 235 E. VERHOEVEN, “Comité tegen rijkwachtsbaas stelt tent op voor Generale Staf: Kamperen om Deridder te ontslaan”, Het Laatste Nieuws, 28 april 1998, 3.; X, “Manif pour dire non!”, La Dernière Heure, 29 april 1998, 4. 236 W. DERIDDER, “Letterlijk: Brief van Deridder aan de regering”, De Standaard, 29 april 1998, 3. 237 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 230. 238 D.J. EPPINK en F. VERHOEST, “Het diskrediet van België: ontslag De Clerck en Vande Lanotte als zoenoffer”, De Standaard, 24 april 1998, 1. 54 regering te vermijden. Het zoenoffer van de twee ministers was een politieke zet die meer inhield dan het voorkomen van het ontslag van de regering. Dehaene wou na al die jaren de hoogstnoodzakelijke hervorming van politie en justitie doorvoeren.239 Hij riep de Kamer op om ‘geen tijd te verprutsen’.240 Nieuwe verkiezingen zouden het proces van de hervorming nog meer vertragen. Er moet echter worden opgemerkt dat op dat moment de geplande hervormingen zich nog steeds in een zeer primair stadium bevonden. Een nieuwe regering kon met andere woorden nog alle kanten uit.

Uiteindelijk doorstond Premier Dehaene de regeringscrisis. De motie van wantrouwen tegen zijn regering werd op dinsdag 28 april 1998 verworpen met 81 tegen 64 en één onthouding. 241Deze onthouding kwam van Marc Verwilghen, de ex-voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie- Dutroux.242

1.6. 5 mei – Bekendmaking rapport over het onderzoek naar de ontsnapping Dutroux

Op dinsdag 5 mei brachten de nieuwe ministers Van Parys en Tobback in de kamercommissie Justitie- Binnenlandse Zaken verslag uit over het rapport van het onderzoek naar de omstandigheden waarin Dutroux uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau kon ontsnappen. Deze rapporten waren opgesteld door de Luikse procureur-generaal Anne Thily en de inspecteur-generaal Luc Closset van de rijkswacht.243 Blijkens de rapporten lag hier een samenspel van factoren aan ten grondslag, onder meer de primitieve organisatie van de betrokken griffie en inschattingsfouten van de rijkswacht.244 Bovendien werden door de twee ministers aan enkele magistraten ‘beoordelingsfouten’ verweten bij de inzage door Dutroux van diens dossier. Daarmee gingen de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verder dan het rapport van de procureur-generaal die zich beperkte toch een feitenrelaas.245 Tegen acht leden van het rijkswachtkorps – waaronder de twee rijkswachters die Dutroux lieten ontsnappen – werd een tuchtprocedure ingesteld. Voor de rijkswacht bestond ter zake een

239 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 225. 240 D.J. EPPINK, “Dehaene zet Kamer in hogere versnelling. Verwilghen onthoudt zich bij motie van wantrouwen”, De Standaard, 29 april 1998, 3.; X, “TEXTO «La dignité du geste...»”, Le Soir, 29 april 1998, 5.; C. CARPENTIER, “Quels autres fusibles? Déclaration sans âme de Jean-Luc Dehaene”, La Dernière Heure, 29 april 1998, 2. 241 D. VAN OVERBEKE, “Les partis libéraux, le FDF et... la Volksunie présentent leur plate-forme commune de réformes de police et de justice à réaliser dans l'urgence. L'opposition tend la main à la majorité”, Le Soir, 30 april-1mei 1998, 3. 242 D.J. EPPINK, “Dehaene zet Kamer in hogere versnelling. Verwilghen onthoudt zich bij motie van wantrouwen”, De Standaard, 29 april 1998, 3. 243 F. VERHOEST, “Kamer in hogere versnelling na aanbod oppositie”, De Standaard, 2 en 3 mei 1998, 3.; M. DUBUISSON en J.-C. VANTROYEN, “La majorité accepte de réformer la Justice avec l'opposition. L'évasion de Dutroux? Les ministres épinglent gendarmes et magistrats”, Le Soir, 6 mei 1998, 1.; M. Pe., “Le juge Connerotte se défend”, La Dernière Heure, 7 mei 1998, 3. 244 C. FIJNAUT, “Tien jaar (discussie over de) reorganisatie van het politiewezen” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (13) 29. 245 X, “Regering wijst magistratuur terecht: Minister van Justitie Van Parys dringt aan op ‘gebaar’”, De Standaard, 6 mei 1998, 1. 55 tuchtreglement. Tegen de magistraten werd geen enkele disciplinaire stap genomen, omdat het bestaande tuchtrecht dat niet toeliet. Sancties waren aldus niet mogelijk.246

1.7. 6 mei – Reconstructie ontsnapping Dutroux

Op woensdag 6 mei 1998 vond de reconstructie van de ontsnapping van Dutroux plaats in Neufchâteau. Dutroux liet zien op welke wijze hij op 23 april uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau kon ontsnappen. De reconstructie vond plaats onder leiding van onderzoeksrechter Jacques Langlois.247 Neufchâteau leek een versterkte burcht. Waar er op de dag van de ontsnapping maar twee rijkswachters aan de zijde van Dutroux werden gelaten, werden ditmaal maar liefst 200 rijkswachters en gerechtsdienaren ingezet om de reconstructie in goede banen te leiden.248 De reconstructie kon de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van Dutroux en de twee rijkswachters niet ophelderen.249 Door het geheim van het onderzoek werd er weinig nieuws over deze reconstructie meegedeeld aan de media.250

1.8. 11 mei – Start Octopusoverleg

Aanvankelijk haalde de oppositie fel uit naar de regering, maar na enige tijd leken zij toch van mening te veranderen. Nadat Marc Verwilghen zijn hand had uitgestoken – door zich te onthouden bij de motie van wantrouwen – leek de rest dit ook te willen doen.251 De oppositie werd er zich van bewust dat het beter was om op de hoge snelheidstrein van premier Dehaene te springen en mee de richting er van te bepalen, dan deze tegen te houden 252 De VLD, PRL-FDF en VU klikten zich aan elkaar voor de hervorming van politie en justitie. “De oppositie speelt de bal terug naar Dehaene: VLD, PRL-FDF en VU sluiten politiek akkoord over de hervormingen justitie en politie” stond er in De Standaard te lezen.253 Premier Dehaene startte op 11 mei 1998 de onderhandelingen met 8 democratische partijen - CVP,

246 D.P.V., “De zondebok: Connerotte wordt verantwoordelijk gesteld voor ontsnapping Dutroux”, Het Laatste Nieuws, 6 mei 1998, 1.; D.P.V., “Connerotte maakte ‘beoordelingsfout’: Man die Dutroux pakte, wordt nu belaagd”, Het Laatste Nieuws, 6 mei 1998, 2. 247 B. FRANCHIMONT, “Le récit de l'évasion. Le gendarme Angelinus frappé à la pomme d'Adam, son collègue désarmé”, La Dernière Heure, 7 mei 1998, 3. 248 M. METDEPENNINGEN en M. PETIT, “Dutroux a revécu la cavale qu'il avait préméditée”, Le Soir, 7 mei 1998, 1.; M. PETIT, “Marc Dutroux s'est évadé: retour sur images”, Le Soir, 7 mei 1998, 19.; X, “Quel cinéma!”, La Dernière Heure, 7 mei 1998, 1.; B.F. en M. Pe., “200 gendarmes pour escorter Dutroux. Réconstitution à grand spectacle de l'évasion de l'ennemi public numéro 1”, La Dernière Heure, 7 mei 1998, 2. 249 P. LEFELON, “Tegenstrijdigheden blijven overeind: Reconstructie ontsnapping Dutroux biedt geen opheldering”, De Standaard, 7 mei 1998, 4. 250 J.M., “We kunnen niets zeggen”, Het Laatste Nieuws, 7 mei 1998, 2. 251 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 236. 252 G. TEGENBOS, “Begrepen”, De Standaard, 30 april en 1 mei 1998, 13. 253 F. VERHOEST, “Oppositie speelt bal terug naar Dehaene: VLD, PRL-FDF en VU sluiten politiek akkoord over hervormingen justitie en politie”, De Standaard, 30 april en 1 mei 1998, 4. 56

SP, PSC, PS, VLD, VU, PRL en FDF - over het knelpunt van België: de hervorming van politie en justitie. Agalev, Ecolo en Vlaams Blok zaten niet mee aan deze onderhandelingstafel.254 Aan het hoofd van deze Octopus stond Premier Jean-Luc Dehaene. Vermeldenswaardig is dat de onderhandelingen plaats vonden in het grootste geheim.255 De diepe crisis waarin de Dutroux-blunder het land onderdompelde zorgde voor een adrenalinestoot om het overleg- en compromisinstrumentarium nog eens tevoorschijn te halen.256 “Dit is mijn grootste uitdaging ooit”, getuigde Premier Jean-Luc Dehaene.257

1.9. 14 mei 1998 – ‘Vrijlating’ Dutroux

De raadkamer van Neufchâteau besliste op 14 mei 1998 dat Dutroux niet langer in voorhechtenis diende te blijven voor de ontvoering van Sabine en Laetitia (dossier 86/96), noch voor de moord op zijn compaan Bernard Weinstein (dossier 87/96). Er was geen sprake van een echte vrijlating. Zo verbleef Dutroux nog steeds in de gevangenis van Aarlen, waar hij zou blijven tot 2002 op grond van zijn eerdere veroordeling. In 1989 werd hij namelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaar en zes maanden. Zoals reeds eerder vermeld kwam Dutroux voorwaardelijk vrij in 1992. Vanwege zijn arrestatie in de zomer van 1996 diende hij uiteraard zijn eerste straf helemaal uit te zitten.

Zijn ‘vrijlating’ bestond dus enkel op papier. Op die manier werd hem het inzagerecht in deze dossiers ontnomen. Maar deze ‘symbolische vrijlating’ – drie weken na zijn ontsnapping – zinderde even sterk na als zijn vlucht uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau. Deze beslissing leidde tot grote verontwaardiging bij de politici en de bevolking.258 De Luikse procureur-generaal Anne Thily gaf de opdracht aan procureur des konings Michel Bourlet om beroep aan te tekenen tegen deze beslissing.259

254 M. DUBUISSON, “Justice et police: la volonté politique testée aujourd'hui”, Le Soir, 11 mei 1998, 1.; M. VANESSE, “En souplesse, Dehaene et le club des huit présidents viennent de franchir le premier obstacle. Accord sur une fusion des polices au niveau loc”, Le Soir, 13 mei 1998, 1. 255 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 245; M. DUBUISSON en E. LAMBERT, “Majorité et opposition tentent de s'accorder sur la réforme des polices et de la justice. Huit partis entre optimisme feutré et ferme volonté.”, Le Soir, 11 mei 1998, 3. 256 G. TEGENBOS, “Octopus moet regime uit het slijk trekken: Dehaene houdt nu roer van regering én parlement in handen”, De Standaard, 9 en 10 mei 1998, 3. 257 J. RASKING en G. TEGENBOS, ““Dit is mijn grootste uitdaging ooit”: Eerste minister Jean-Luc Dehaene spreekt verzoenende taal aan vooravond van Octopus-overleg met oppositie”, De Standaard, 11 mei 1998, 2. 258 E. VERHOEVEN, Raadkamer ontneemt Dutroux inzagerecht dossiers over Sabine en Laetitia en over Weinstein: Boulevard naar Straatsburg?, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 2.; X, “Gerecht schokt het land: Vrij voor ontvoering van Sabine en Laetitia”, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 1.; R. HAQUIN, “Neufchâteau règle le «problème Dutroux»”, Le Soir, 15 mei 1998, 17.; J.-C. VANTROYEN, “Les juges aux abois, entre principes et efficacité “, Le Soir, 15 mei 1998, 17.; X, “Justice aveugle: Dutorux libéré!”, La Dernière Heure, 15 mei 1998, 1.; M. Pe., “La justice s'enfonce dans le ridicule. La chambre du conseil a libéré Dutroux pour les dossiers de Neufchâteau… Il reste en prison pour une condamnation de 1989!”, La Dernière Heure, 15 mei 1998, 2. 259 F. VERHOEST, ““Vrijlating” Dutroux veroorzaakt naschok: Raadkamer Neufchâteau faalt in communicatie”, De Standaard, 15 mei 1998, 1. 57

1.10. 23 mei – Octopusakkoord

Het Octopusoverleg over de hervormingen van politie en justitie gingen van start op 11 mei. Reeds op de eerste dag van de onderhandelingen werd er een akkoord over de Hoge Raad voor de Justitie bereikt. 260Het Laatste Nieuws kopte op die dag “Eerste akkoord bereikt: Historisch overleg Justitie- en politiehervorming boekt succesje”. Over de inhoud van het ‘akkoord’ over de Hoge Raad voor de Justitie was echter niks bekend. De acht partijen waren namelijk overeengekomen om niks te openbaren over de inhoud van de gesprekken.261 Vervolgens deelde De Standaard op 20 mei mee dat ook de contouren voor een volledig akkoord over de politiehervorming waren vastgelegd.262 Het Laatste Nieuws schreef zelfs “Eerste politiek mirakel: Door affaire-Dutroux komt politiehervorming veel sneller dan verwacht”.263 Op 22 mei was er even een terugval, het Octopusoverleg lag in de knoop.264 Het volledige akkoord werd uiteindelijk in de nacht van zaterdag 23 op zondag 24 mei bereikt.265 Veel sneller dan verwacht werd er door de meerderheid en de oppositie een overeenkomst bereikt over zowel de hervormingen binnen politie als justitie. “Wat normaal jaren zou hebben geduurd, blijkt door de ontsnapping van Dutroux plots op enkele weken tijd te kunnen”, oordeelde Het Laatste Nieuws.266 Het akkoord werd meteen bestempeld als historisch. De concrete afspraken werden in een tekst gegoten. Het grote werk diende echter nog van start te gaan: het uitdokteren van wetteksten, de parlementaire debatten, het opstellen van een timing en het uitwerken overgangsbepalingen. En vooral: het verkopen van het akkoord aan iedereen die het aanbelangde: de korpsen, de burgemeesters, de burgers.267

260 M. VANDUBUISSON en E. LAMBERT, “Majorité et opposition tentent de s'accorder sur la réforme des polices et de la justice. Huit partis entre optimisme feutré et ferme volonté”, Le Soir, 12 mei 1998, 3. 261 D.P.V., “Eerste akkoord bereikt: Historisch overleg Justitie- en politiehervorming boekt succesje”, Het Laatste Nieuws, 12 mei 1998, 2.; M. VANDUBUISSON en E. LAMBERT, “Majorité et opposition tentent de s'accorder sur la réforme des polices et de la justice. Huit partis entre optimisme feutré et ferme volonté”, Le Soir, 12 mei 1998, 3. 262 F. VERHOEST en B. VAN PETEGHEM, “Octopus-overleg rondt klip politiehervorming: “Contouren zijn vastgelegd voor volledig akkoord”, De Standaard, 20 en 21 mei 1998, 1. 263 R. DRIESMANS, Eerste politiek mirakel: Door affaire-Dutroux komt politiehervorming veel sneller dan verwacht, Het Laatste Nieuws, 20 en 21 mei 1998, 1. 264 R. DRIESMANS, “Octopus-overleg raakt in de knoop”, Het Laatste Nieuws, 23 en 24 mei 1998, 2. 265 Het Octopusakkoord werd bereikt in de nacht van zaterdag 23 mei op zondag 24 mei 1998. Dat is ook meteen de reden waarom in bepaalde literatuur 23 mei aangenomen wordt als de effectieve datum van het akkoord, en in andere literatuur dan weer 24 mei beschouwd wordt als de officiële datum; B. VANPETEGHEM, “Octopus- akkoord versterkt politiek als eerste macht: Kamer en Senaat zullen vergelijk plechtig bezegelen / Tegenwind verwacht van magistratuur en politie”, De Standaard, 25 mei 1998, 1.; G. DEPLAT, “Editorial: Un miracle”, Le Soir, 25 mei 1998, 1; H. VAN SLEMBROUCK, “Notre nouvelle police enfin sur les rails. La gendarmerie est enterrée. Voici le FBI à la belge et les polices locales”, La Dernière Heure, 25 mei 1998, 2. 266 R. DRIESMANS, Eerste politiek mirakel: Door affaire-Dutroux komt politiehervorming veel sneller dan verwacht, Het Laatste Nieuws, 20 en 21 mei 1998, 1. 267 D. VOLCKAERTS en R. DRIESMANS, “De octopus is bevallen: Historisch akkoord vergt vele uren nachtwerk”, Het Laatste Nieuws, 25 mei 1998, 2. 58

2. Resultaten van de kwantitatieve inhoudsanalyse

Bij de bespreking van de relatie tussen pers, politie en justitie in het theoretische luik van deze masterproef werd aangegeven dat er naar aanleiding van de zaak-Dutroux een toenemende media- aandacht was voor politie en justitie. Deze vaststelling maakte Voorhoof in het rapport De Relatie tussen Media en Justitie, dat opgesteld werd begin 1998 vóór de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord. In dit onderdeel wordt nagegaan of deze stelling ook opgaat voor de berichtgeving in de kranten omtrent de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie. Ging er hier ook een grote media- aandacht naar uit? En was deze dezelfde voor zowel de Vlaamse als de Waalse kranten? Zijn er verschillen merkbaar tussen de kwaliteits- en populaire kranten?

Dit wordt onderzocht a.d.h.v. een kwantitatieve inhoudsanalyse op een aantal specifieke elementen van de berichtgeving. Zo wordt er nagegaan hoeveel artikels er verschenen over het onderwerp, welke journalisten de berichtgeving opvolgden, op welke plaats de artikels in de kranten verschenen (bv. voorpagina), welke soort artikels er verschenen (bv. opinies, lezersbrieven), en hoeveel beeldmateriaal er verscheen. Deze gegevens kunnen immers als een indicator gelden voor het belang dat de pers hechtte aan het onderwerp. De bedoeling is aldus om met enkele cijfers aan te tonen hoeveel aandacht er was voor het onderwerp in De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure.

59

2.1. Aantal artikels

Figuur 4. Totaal aantal artikels per krant.

Uit bovenstaande Figuur 4. blijkt meteen duidelijk dat er een aanzienlijke aandacht uitging naar het onderwerp: nl. de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie. Gedurende de onderzochte periode – 24 april t.e.m. 31 mei – verschenen er in totaal 948 artikels in de vier kranten. Le Soir berichtte het meest over het onderwerp met 280 artikels. Daarna komt Het Laatste Nieuws met 242 artikels. De Standaard en La Dernière Heure zitten ongeveer op gelijke hoogte met respectievelijk 214 en 212 artikels.

Alle kranten schonken ruim aandacht aan het onderwerp, maar toch zijn er onderling verschillen merkbaar. Voor de Vlaamse kranten is het zo dat de populaire krant Het Laatste Nieuws het meest berichtte over het onderwerp, terwijl het voor de Waalse kranten net de kwaliteitskrant Le Soir is die het meest berichtte. In de literatuur wordt vaak gesteld dat een kwaliteitskrant zich eerder kenmerkt door een breed nieuwsvizier en haar overige nieuws niet laat wegdrukken in de mediastorm.268 Toch blijkt duidelijk uit de analyse van de berichtgeving dat Le Soir gedurende de gehele bestudeerde periode een enorme belangstelling had voor het onderwerp. Dit kan ook afgeleid worden uit het gegeven dat Le Soir maar liefst 38 artikels meer publiceerde dan Het Laatste Nieuws die op de tweede plaats komt.

Men kan dus stellen dat er – in aantal artikels – veel aandacht uitging naar de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie. Daarbij was de persaandacht aan Waalse zijde nog net iets groter dan aan Vlaamse zijde.

Bovenstaande cijfers geven aldus het aantal artikels weer omtrent ‘de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie’. Er moet in het

268 J.MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 13, 17. 60 achterhoofd gehouden worden dat – zoals reeds eerder vermeld in de methodologie – hieronder artikels moeten begrepen worden over de ontsnapping van Dutroux, de verantwoordelijkheid voor de ontsnapping, kritiek op de politionele en justitiële instellingen n.a.v. de ontsnapping en de totstandkoming van het Octopuskoord. Er is bewust voor gekozen om ruim te gaan; en aldus de volledige berichtgeving omtrent deze kwestie in kaart te brengen. Na een analyse van de berichtgeving bleek namelijk duidelijk dat het topic van de problemen en hervormingen binnen politie en justitie al vanaf de eerste dag na de ontsnapping kwam bovendrijven. Dat is meteen de reden om dit te beschouwen als één onderwerp, en niet los van elkaar te behandelen. In het volgende hoofdstuk – bij de bespreking van de hervormingen – wordt aangegeven hoeveel artikels handelden over de hervormingen binnen politie en justitie.

Tabel 2. Gemiddeld aantal artikels per dag per krant.

Ook bovenstaande Tabel 2. – die het gemiddeld aantal artikels besteed aan het onderwerp per dag per krant weergeeft – getuigt van een enorme persaandacht. Le Soir schiet de hoofdvogel af met een indrukwekkend gemiddelde van 9,33 artikels per dag gedurende de gehele periode. Het Laatste Nieuws haalt een gemiddelde van 8,06 artikels per dag, wat ook hoog is. De Standaard en La Dernière Heure zitten quasi op gelijke hoogte met een gemiddelde van achtereenvolgens 7,13 en 7,06 artikels per dag.

Vervolgens is het interessant om een blik te werpen op de spreiding van het aantal gepubliceerde artikels in de tijd:

61

Figuur 5. Totaal aantal artikels per dag in de 4 kranten – 24 april t.e.m. 31 mei 1998.

Figuur 5. visualiseert het totaal aantal artikels per dag in de vier kranten gedurende de onderzochte periode. Meteen valt het op dat er zich enkele pieken van nieuwsaandacht voordoen op de grafiek. Deze pieken zijn te verklaren a.d.h.v. van de gebeurtenissen die plaatsvonden. Deze – toch wel belangrijke – gebeurtenissen werden in het vorige hoofdstuk toegelicht.269

Zo ging de berichtgeving de hoogte in op vrijdag 24 april 1998. Dit is een dag na de ontsnapping van Dutroux en het ontslag van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat de geschreven pers steeds een dag later bericht over een nieuwsfeit dat zich heeft voorgedaan. Ook de dagen na 24 april lag de berichtgeving hoog. De pers bleef berichten over de ontsnapping zelf, het falen van politie en justitie n.a.v. de ontsnapping, enz.. Op 29 april nam de berichtgeving terug wat toe. Een verklaring hiervoor is het gegeven dat op 28 april rijkswachtcommandant Deridder zijn vertrek bekend maakte en er vervolgens een regeringsverklaring en een vertrouwensstemming plaats vond in de Kamer n.a.v. de regeringscrisis veroorzaakt door de ontsnapping van Dutroux.270

269 Zie Deel 2 -1. Chronologisch overzicht. 270 D.J. EPPINK, “Dehaene zet Kamer in hogere versnelling. Verwilghen onthoudt zich bij motie van wantrouwen”, De Standaard, 29 april 1998, 3. 62

Daarna neemt de berichtgeving terug af, maar op 6 en 7 mei doet er zich weer een piek voor. Een uitleg hiervoor kan gevonden worden in het feit dat op 5 mei het rapport over het onderzoek naar de verantwoordelijkheid voor de ontsnapping van Dutroux werd bekend gemaakt271, en op 6 mei de reconstructie van de ontsnapping plaatsvond. Deze evenementen lokten heel wat (negatieve) berichtgeving uit in de pers over politie en justitie.272

Na 7 mei nam de berichtgeving terug af, maar het is niet zo dat er geen artikels meer gepubliceerd werden gedurende deze dagen. De pers bleef namelijk berichtten over het Octopusoverleg inzake de hervormingen van politie en justitie dat van start zou gaan op 11 mei.273

Op 15 mei doet er zich weer een piek voor. Dit is een dag na de beslissing van de raadkamer van Neufchâteau om de voorlopige hechtenis van Dutroux niet langer te handhaven. N.a.v. deze beslissing kwam er een golf van negatieve berichtgeving in de pers over justitie.274

Na 15 mei daalde het aantal artikels terug. Maar het was niet zo dat er totaal geen artikels meer werden gepubliceerd. Er werd nog steeds bericht n.a.v. de octopusonderhandelingen. Dit resulteert in een laatste hoge piek op maandag 25 mei. In het weekend, meer specifiek in de nacht van zaterdag 23 op zondag 24 mei, werd namelijk het Octopusakkoord over de hervorming van politie en justitie gesloten tussen acht democratische partijen (CVP, SP, PSC, PS, VLD, VU, PRL en FDF).275 Naar aanleiding van dit akkoord volgde een hele reeks aan artikels in de kranten. Daarna nam de berichtgeving terug af.

Uit Figuur 6. kan bijgevolg afgeleid worden dat het aantal artikels zich verspreidde over de gehele onderzochte periode, maar dat er zich wel een aantal piekmomenten voordeden. Dit kan verklaard worden a.d.h.v. de voornoemde gebeurtenissen.

271 X, “Regering wijst magistratuur terecht: Minister van Justitie Van Parys dringt aan op ‘gebaar’”, De Standaard, 6 mei 1998, 1. 272 P. LEFELON, “Tegenstrijdigheden blijven overeind: Reconstructie ontsnapping Dutroux biedt geen opheldering”, De Standaard, 7 mei 1998, 4. 273 J. RASKING en G. TEGENBOS, ““Dit is mijn grootste uitdaging ooit”: Eerste minister Jean-Luc Dehaene spreekt verzoenende taal aan vooravond van Octopus-overleg met oppositie”, De Standaard, 11 mei 1998, 2. 274 F. VERHOEST, ““Vrijlating” Dutroux veroorzaakt naschok: Raadkamer Neufchâteau faalt in communicatie”, De Standaard, 15 mei 1998, 1. 275 B. VANPETEGHEM, “Octopus-akkoord versterkt politiek als eerste macht: Kamer en Senaat zullen vergelijk plechtig bezegelen / Tegenwind verwacht van magistratuur en politie”, De Standaard, 25 mei 1998, 1.

63

Figuur 6. Aantal artikels per dag per krant - 24 april t.e.m. 31 mei 1998.

Figuur 6. geeft het aantal gepubliceerde artikels per dag per krant weer tijdens de bestudeerde periode. De hiervoor besproken pieken van nieuwsaandacht rond de bijzondere gebeurtenissen zijn nog steeds zichtbaar. Toch kunnen er een aantal verschillen tussen de kranten onderling worden vastgesteld. Zo kent de berichtgeving in De Standaard een vlakker, gelijkmatiger profiel. In de literatuur wordt gesteld dat dit een kenmerk is van een kwaliteitskrant, nl. dat de berichtgeving een vlakker profiel kent dan die in populaire kranten. Populaire kranten daarentegen werken meer met pieken van nieuwsaandacht rond spectaculaire evenementen.276

De overige drie kranten vertonen meer aandachtsschommelingen. Zo springt in het oog dat Le Soir heel wat artikels publiceerde de dagen na de ontsnapping van Dutroux. Verder vertonen de populaire kranten Het Laatste Nieuws en La Dernière Heure duidelijk pieken en dalen van nieuwsaandacht. Dit wordt in de literatuur beschreven als kenmerkend voor populaire kranten die meer evenementsgevoelig zijn.

Ondanks de onderlinge verschillen toont Figuur 6. aan dat de vier kranten een piek van nieuwsaandacht kenden rond de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord. Bovenstaande grafiek gaat namelijk voor alle kranten de hoogte in op de dag na de ontsnapping (24 april) en de dag na de totstandkoming van het Octopusakkoord (25 mei).

Vermeldenswaardig is het feit dat er iedere dag gedurende de onderzochte periode artikels bleven verschijnen. Hierop is slechts één uitzondering: op vrijdag 29 mei publiceerde La Dernière Heure geen enkel artikel over het onderwerp. In de overige kranten De Standaard, Het Laatste Nieuws en La

276 J.MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 13.

64

Dernière Heure verscheen er elke dag – over de gehele periode van 30 krantendagen – één artikel i.v.m. deze materie. Na de bijzondere gebeurtenissen – zoals de ontsnapping, de ontslagen, enz. – bleven de kranten analyses, achtergrondstukken, opinies enz. publiceren. Uit de analyse van de berichtgeving blijkt duidelijk dat het topic van de hervormingen binnen politie en justitie zich meteen opdrong n.a.v. de ontsnapping van Dutroux. In de berichtgeving over de ontsnapping van Dutroux werd de noodzaak tot hervormingen onmiddellijk beklemtoond. Dit moet in de context geplaatst worden van een reeds jarenlange vraag naar justitiële en politionele hervormingen. Zo waren er in oktober 1996 nog 300.000 mensen op straat gekomen om te betogen voor een beter werkend gerecht. Ondanks de vele aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux lieten de hervormingen op zich wachten. Ten gevolge van de ontsnapping van Dutroux werd het zoveelste falen van de politionele en justitiële instellingen opnieuw pijnlijk duidelijk. Die context maakt het aannemelijk dat het thema van de hervormingen zich meteen opdrong doorheen de berichtgeving over de ontsnapping. Het Octopusoverleg ging dan ook reeds van start op 11 mei, slechts twee weken na de ontsnapping. Nog eens twee weken later werd het Octopusakkoord gesloten. Dat er gedurende deze zeer bewogen weken een grote persaandacht uitging naar deze kwestie is dan ook niet verwonderlijk.

2.2. Auteurs

Figuur 7. Top 3 auteurs per krant.

De auteurs van de verschillende artikels worden even onder de loep genomen. Figuur 7. visualiseert een top 3 van auteurs die het meest aan bod kwamen. De auteurs in kaart brengen, kan interessante informatie opleveren. Een auteur die verschillende artikels over eenzelfde case schrijft, is vaak beter op de hoogte van de feiten, wat de kwaliteit van de artikels en de correctheid van de informatie alleen

65 maar kan bevorderen. Hebben de kranten gespecialiseerde of vaste auteurs ingezet? Krantenredacties zijn onderverdeeld in verschillende secties met eigen journalisten zoals binnenland, politiek, ..

Uit het onderzoek bleek duidelijk dat De Standaard voornamelijk werkte met dezelfde auteurs. Zo zijn Filip Verhoest en Guy Tegenbos vaste waarden. De eerste voornamelijk als journalist, de tweede ook vaak als colmunist of commentator. Tegenbos schreef regelmatig opiniestukken over het onderwerp. Dat toont de mate van belangrijkheid van het onderwerp aan. Er is bij De Standaard niet echt een dominante auteur aanwezig, maar de meeste artikels worden wel door dezelfde journalisten geschreven.

Verder kan uit bovenstaande Figuur 7. worden afgeleid dat bij het merendeel (ruim 80) van de artikels in Het Laatste Nieuws geen auteur vermeld staat. Het gaat hier dan ofwel om berichtgeving aangeleverd door Belga, ofwel om eigen berichtgeving. In de bewuste artikels staat immers niet expliciet vermeld of het om Belga-berichtgeving dan wel om eigen berichtgeving gaat. Bij La Dernière Heure stelt men dezelfde tendens vast als bij Het Laatste Nieuws: er wordt niet duidelijk vermeld of de artikels door eigen journalisten zijn geschreven of niet. Bij maar liefst 55 artikels van La Dernière Heure staat geen auteur vermeld.

Een belangrijke naam bij Het Laatste Nieuws is wel Luc Van Der Kelen. Hij was van 1991 tot 1995 hoofdredacteur van de krant, en vanaf 1998 chef van de politieke redactie en politiek commentator. Luc Van Der Kelen schreef in de onderzochte periode bijna dagelijks een opiniestuk over de toestand binnen politie en justitie n.a.v. de ontsnapping van Dutroux. Ook dit toont wel de mate van belangrijkheid van het thema aan.277

In Le Soir werden de meeste artikels geschreven door Jean-Claude Vantroyen, die al sinds 1973 werkzaam is bij de redactie van Le Soir en het nog steeds is.278 Hoofdredacteur Guy Duplat schreef zelf minder artikels.

In tegenstelling tot de vooropgestelde verwachtingen, zien we bij de analyse van de onderzochte artikels geen doorslaggevende constante m.b.t. de auteurs. We zien in de scope van de onderzochte kranten wel enkele vaste auteurs opduiken, maar dit valt eigenlijk te minimaliseren. De vaste auteurs treffen we dan voornamelijk aan bij de zgn. kwaliteitskranten De Standaard en Le Soir, en in veel mindere mate bij de populaire kranten Het Laatste Nieuws en La Dernière Heure. Door het relatief gebrek aan vaste auteurs zou men kunnen poneren dat met onvoldoende expertise over het thema bericht is. Wellicht is dergelijke stelling wat kort door de bocht. Men kan evenzeer stellen dat het thema – omwille van de variatie aan auteurs en/of het niet gekend zijn van de auteurs – op relatief onafhankelijke wijze in kaart is gebracht, vermits het niet steeds uitgaat van een select clubje vaste journalisten.

277 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 351. 278 “Jean-Claude Vantroyen. Responsable des “Livres du Soir””, https://plus.lesoir.be/12643/dpi-authors/jean- claude-vantroyen.

66

2.3. Plaats in de krant

De plaats in de krant waar een artikel verschijnt kan gezien worden als een indicator van het belang dat de pers hecht aan de materie. Er is aldus nagegaan in welke afdelingen of rubrieken de artikels verschenen.279 Deze rubrieken verschillen per krant; iedere krant heeft namelijk haar eigen soort rubrieken.

Onderstaande Figuren 8., 9., 10. en 11. tonen aan dat de vier kranten veel belang hechtten aan de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord. Bij het overschouwen van de plaats van de artikels in de kranten, springen de ‘speciale bijlagen of rubrieken’ over het onderwerp in het oog. Drie van de vier kranten doorbraken in de onderzochte periode hun gangbare opmaak door gebruik te maken van ‘speciale bijlagen of rubrieken’ gewijd aan de bijzondere gebeurtenissen. Het gebruik hiervan getuigt over hoe uitzonderlijk deze periode was voor de Vlaamse en Waalse berichtgeving. Bij een verdere vergelijking tussen de kranten, kan besloten worden dat er er ook heel wat artikels op de voorpagina verschenen.

Volgende Figuren 8., 9., 10. en 11. geven de plaats weer van de artikels in de vier kranten:

Figuur 8. Plaats van de artikels in De Standaard.

Hoewel De Standaard minder artikels publiceerde dan Le Soir en Het Laatste Nieuws, werd 14,49 % van deze artikels teruggevonden op de voorpagina. Bovendien verscheen 22,43 % van de artikels in een ‘speciale bijlage’. Zo verscheen er bv. de dag na de ontsnapping een bijlage vooraan in de krant van 3 pagina’s, getiteld ‘Dutroux’. Ook op 25 mei verscheen er vooraan in de krant een bijlage van 3 pagina’s getiteld ‘Het Octopusakkoord’. Daarnaast bevonden 17,29 % van de artikels zich in de opinierubriek. Daarin verschenen voornamelijk opiniestukken en lezersbrieven.

279 Hier moet nogmaals in herinnering worden gebracht dat de volledige kranten werden doorzocht, maar het regionieuws werd telkens buiten beschouwing gelaten. 67

Figuur 9. Plaats van de artikels in Het Laatste Nieuws.

Zoals reeds eerder vermeld verschenen er 242 artikels in Het Laatste Nieuws. Hiervan verscheen 12,40 % op de voorpagina. Daarnaast kon 30,58 % van de artikels teruggevonden worden in een speciale bijlage of rubriek. Zo pakte Het Laatste Nieuws de dag na de ontsnapping uit met een 7 pagina’s lange bijlage vooraan in de krant, getiteld ‘Schande en Schaamte’. Ook de daaropvolgende dagen maakte de krant gebruik van speciale rubrieken: ‘Crisis in de Wetstraat’, ‘Zoeken naar schuldigen’, enz. Verder verscheen ook 17,35 % van de artikels in de rubrieken ‘Dialoog’, ‘Onze opinie’, en ‘Uw mening’, waar er voornamelijk opiniestukken en lezersbrieven over het onderwerp verschenen.

Figuur 10. Plaats van de artikels in Le Soir.

Ook in Le Soir werden heel wat artikels op de voorpagina of in een speciale bijlage gepubliceerd: respectievelijk 8,57 % en 38,21 %. Noemenswaardig is het feit dat Le Soir gedurende vijf krantendagen gebruik maakte van een speciale bijlage, nl. ‘L’évasion de Dutroux’. In de afdeling ‘Débats’ vielen voornamelijk opiniestukken, lezersbrieven en interviews met experts te lezen over het onderwerp.

68

Figuur 11. Plaats van de artikels in La Dernière Heure.

La Dernière Heure publiceerde ‘slechts’ 212 artikels. Hiervan bevond zich 6,6 % op de voorpagina van de krant. La Dernière Heure is de enige krant die geen speciale bijlagen of rubrieken aan het onderwerp wijdde. Meer dan de helft van de artikels bevonden zich in de afdeling ‘Evènement’, nl. 53,77 %. In de afdeling ‘Détente’ verschenen opiniestukken en lezersbrieven.

Tabel 3. Aantal voorpagina's en speciale bijlagen per krant.

In bovenstaande Tabel 3. wordt in absolute aantallen weergegeven hoeveel voorpagina’s en speciale bijlagen er gewijd werden aan het onderwerp gedurende de periode van 24 april t.e.m. 31 mei 1998. Deze periode bevatte 38 dagen, waarin er 30 edities verschenen per krant.

Indrukwekkend is het gegeven dat er op 24 van de 30 krantendagen in De Standaard een voorpagina was waaraan één of meerdere artikels besteed werden aan het onderwerp. Hoewel De Standaard ‘slechts’ 214 artikels publiceerde, kan uit het aantal voorpagina’s worden afgeleid dat de krant ook een bijzondere belangstelling vertoonde voor de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord. Ook Het Laatste Nieuws en Le Soir besteedden heel wat voorpagina’s aan het onderwerp, respectievelijk 21 en 16 voorpagina’s. La Dernière Heure komt op de laatste plaats met ‘slechts’ 13 voorpagina’s. Zoals reeds eerder aangegeven verschenen er in drie van de vier kranten – nl. De Standaard, Het Laatste Nieuws en Le Soir – afdelingen exclusief besteed aan het onderwerp.

Uit het aantal voorpagina’s en speciale bijlagen kan geconcludeerd worden dat zowel de Vlaamse als de Waalse pers belang hechtte aan de materie.

69

2.4. Soort artikel

Vervolgens wordt een blik geworpen op het soort artikels die verschenen in de Vlaamse en Waalse pers. Het aantal achtergrondstukken/analyses, opiniestukken, lezersbrieven, enz. over het onderwerp kan als een indicator beschouwd worden voor het belang dat de pers hecht aan de materie.

Tabel 4. Soort artikel per krant.

Tabel 5. Aantal lezersbrieven en aantal opinies per krant.

Tabel 4. toont aan dat de kwaliteitskranten De Standaard en Le Soir zich onderscheiden van de andere kranten door de grote aanwezigheid van achtergrondstukken of analyses. In de populaire kranten werd dit genre minder aangewend.

Uit Tabel 5. kan afgeleid worden dat er zowel in de Vlaamse als in de Waalse kranten veel lezersbrieven gepubliceerd werden inzake het onderwerp.280 Het Laatste Nieuws steekt daarbij ver boven de rest uit met maar liefst 78 gepubliceerde lezersbrieven. Zo schreef Het Laatste Nieuws op zaterdag 25 april “U reageerde massaal op het nieuws van de ontsnappingspoging van Dutroux en de politieke gevolgen daarvan. […] Helaas was het aantal brieven zo groot, dat we verplicht waren om een selectie te maken.”281 In deze lezersbrieven werd voornamelijk kritiek geuit door de burger op de regering en de justitiële en politionele instellingen. De burgers hadden een uitgesproken mening omtrent deze

280 Bij de analyse van de berichtgeving werd een lezersrubriek gekwalificeerd als 1 artikel. Maar onder een lezersrubriek verschenen soms meerdere lezersbrieven. Dat is dan ook de reden dat Tabel 4. en Tabel 5. verschillen. In Tabel 5. wordt het absolute aantal lezersbrieven over het onderwerp weergegeven per krant. 281 X, “Uw mening: Dutroux”, Het Laatste Nieuws, 25 en 26 april 1998, 10. 70 aangelegenheid, en de kranten aarzelden niet om deze te publiceren. Ook in de overige kranten verschenen heel wat lezersbrieven.

Niettegenstaande het gegeven dat er in De Standaard het minst aantal lezersbrieven verschenen, werd er bijna dagelijks een opiniestuk gepubliceerd. Het was voornamelijk Guy Tegenbos die zijn kritische stem uitte over de ontsnapping van Dutroux en de noodzaak tot justitiële en politionele hervormingen. Ook de hoofdredacteur Dirk Achten kroop af en toe in zijn kritische pen n.a.v. de gebeurtenissen. In Het Laatste Nieuws was het de politiek commentator Luc Van Der Kelen die er bijna dagelijks in slaagde om het debat rond de hervormingen pittig te kruiden.282 Ook in La Dernière Heure verschenen er geregeld opiniestukken.

In Le Soir verschenen het minst aantal opiniestukken, wat toch opmerkelijk is aangezien de krant het hoogst aantal artikels publiceerde. Een verklaring hiervoor kan zijn dat Le Soir zich eerder profileert als een neutrale krant.283 Toch moet dit genuanceerd worden. Bij het lezen van de berichtgeving in Le Soir werd duidelijk dat – hoewel de artikels niet de ‘vorm’ hadden van een opiniestuk – er in de verslaggeving van de gebeurtenissen toch duidelijke standpunten werden ingenomen door de betrokken journalisten. Eerder werd in het theoretische luik (situering van de kranten) al aangegeven dat Le Soir als neutrale krant in bepaalde aangelegenheden toch duidelijke politieke standpunten inneemt.284 Hoewel er aldus minder opiniestukken aanwezig waren, drong de mening van de redactie af en toe door in de overige berichtgeving.

Naast analyses, lezersbrieven en opiniestukken verschenen er ook reacties en interviews in de kranten. Onder een reactie wordt een stuk verstaan over de impact van een gebeurtenis op een persoon (politicus, man in de straat, enz.) zonder dat dit een interview is.285

Er kan geconcludeerd worden dat er verschillende journalistieke genres werden aangewend in de Vlaamse en Waalse berichtgeving. Het feit dat er in elke krant analyses, opiniestukken en lezersbrieven verschenen omtrent de ontsnapping van Dutroux en de daaropvolgende hervormingen getuigt van een bijzondere persaandacht voor deze zaak.

282 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 351. 283 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 423. 284 E. DE BENS en K. RAEYMAECKERS, De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 423. 285 Dit kan beschouwd worden als een ‘human interest-stuk’. 71

2.5. Het gebruik van beelden

In De Relatie tussen Media en Justitie werd door Voorhoof gesteld dat er een toenemende media- aandacht was voor politie en justitie n.a.v. de zaak-Dutroux.286 Tegelijkertijd zou er ook een toenemend gebruik van beelden geweest zijn in de pers.287 Het aantal beelden (foto’s, illustraties, cartoons) kan daarbij ook een indicator zijn voor de aandacht die de pers hecht aan het onderwerp.

Om die reden is het gebruik van beelden in de berichtgeving over de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord nagegaan.

Figuur 12. Aantal beelden per krant.

286 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 19988, 7-8. 287 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 25.

72

Bij het observeren van het beeldmateriaal in de berichtgeving werd het gebruik van foto’s, illustraties en cartoons vastgesteld. Bovenstaande Figuur 12. visualiseert het aantal beelden per krant. Onder ‘beelden’ moeten dus zowel foto’s, illustraties als cartoons begrepen worden. Met een illustratie wordt geen foto of cartoon bedoeld. Het gaat om een schema, een plan, enz. Een voorbeeld hiervan is een schema in de krant van de nieuwe justitie- en politiestructuur n.a.v. het Octopusakkoord. Met een cartoon wordt een humoristische tekening bedoeld waarin de spot wordt gedreven met personen of situaties.

Figuur 12. toont meteen de indrukkwekkende prestatie van Het Laatste Nieuws die er in slaagde om gedurende de bestudeerde periode 246 beelden over het onderwerp te publiceren. De krant drukte gemiddeld elke dag meer dan 7 beelden af, en hield dit bovendien 5 weken vol. In Het Laatste Nieuws verschenen er aldus meer beelden (246) dan het totaal aantal artikels (242). Sommige artikels in Het Laatste Nieuws bevatten dan ook meerdere foto’s. Naast Het Laatste Nieuws maakte La Dernière Heure vooral gebruik van beelden, doch in mindere mate. In totaal verschenen er 137 beelden. Het veelvuldig gebruik beelden is een typisch kenmerk van populaire kranten.288

Het contrast met de kwaliteitskranten De Standaard en Le Soir is groot. Hier worden respectievelijk slechts 76 en 119 beelden geteld. Dit is evenwel typerend voor kwaliteitskranten, die zich kenmerken door het gebruik van een gering aantal foto’s en een sobere look . Vermeldenswaardig is het feit dat er in alle vier de kranten cartoons werden gepubliceerd. Vooral Le Soir publiceerde enkele spraakmakende cartoons.

Tabel 6. Inhoud van de beelden opgedeeld in categorieën.

288 J.MANSSENS en L. WALGRAVE, Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak-Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 14. 73

Voorhoof stelde aldus dat er eind jaren negentig een toenemend belang van beelden was in de pers. Dit waren dan voornamelijk beelden van slachtoffers, ooggetuigen, Dutroux, enz. Maar ook politiemedewerkers, parketmagistraten en onderzoeksrechters werden veelvuldig afgebeeld.289

Om na te gaan of dit ook zo was voor de berichtgeving tussen 24 april en 31 mei 1998, werd de inhoud van de beelden in de vier kranten onderzocht. Wie werd er afgebeeld? Bovenstaande Tabel 6. geeft de inhoud van de beelden weer opgedeeld in categorieën. Er werd een relatieve maat gehanteerd: het aandeel van de verschillende categorieën in de totale groep wordt weergegeven.

Een eerste vaststelling is dat voornamelijk politici werden afgebeeld in de kranten. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat dit het resultaat is van de gebeurtenissen n.a.v. de ontsnapping: het ontslag van de minister van Justitie De Clerck en minister van Binnenlandse Zaken Vande Lanotte, de regeringscrisis, de start van het Octopusoverleg, en het sluiten van het Octopusakkoord. Tijdens de onderhandelingen over de hervormingen werd er voornamelijk gebruik gemaakt van foto’s van politici.

Ook de dader, Dutroux, werd herhaaldelijk afgebeeld door zowel Het Laatste Nieuws, Le Soir als La Dernière Heure. De Standaard publiceerde opvallend minder beeldmateriaal van Dutroux. Enkele beelden kwamen steeds terug: Dutroux die na zijn ontsnapping terug naar de gevangenis getransporteerd wordt, Dutroux al glimlachend tijdens zijn reconstructie, enz.

Aan de slachtoffers van Dutroux werd nog maar weinig aandacht geschonken. Alleen Het Laatste Nieuws publiceerde nog af en toe foto’s van Julie, Melissa, An, Eefje, Sabine en Laetitia. Het lijk logisch dat deze slachtoffers minder ‘in the picture’ kwamen dan in 1996, net na de ontdekking van de vermoorde meisjes. Maar het is toch opvallend hoe weinig aandacht hier nog naar uitging. In De Standaard en Le Soir werd zelfs geen enkele foto van één van de meisjes teruggevonden.

Hoe zit het dan met politie en justitie? De politiediensten – gemeentepolitie, rijkswacht en gerechtelijke politie – werden veel afgebeeld in de kranten. Er werd voornamelijk belang gehecht aan de rijkswacht. Voorbeelden van beelden zijn: rijkswachtcommandant Deridder, rijkswachters bij de aanhouding van Dutroux, rijkswachters bij de reconstructie van de ontsnapping, hervorming van de politie, enz. Vooral La Dernière Heure publiceerde veel beelden hierover. Ook justitie werd in beeld gebracht. Onder de categorie ‘gerecht’ moeten foto’s begrepen worden van magistraten. Vooral La Dernière Heure (met 10,5 %) en Le Soir (met 9,24 %) publiceerden beelden hieromtrent. Voorbeelden van beelden in de berichtgeving zijn: Europees rechter (en tevens ex-minister van justitie) Wathelet, procureur-generaal Thily, onderzoeksrechter Connerotte, onderzoeksrechter Langlois, procureur des konigs Bourlet, enz. Dit zijn allen magistraten die gerelateerd zijn aan de zaak-Dutroux. Deze magistraten kregen heel wat kritiek te verduren. Dit wordt in het volgend hoofdstuk verder behandeld. De overige categorieën uit Tabel 6. zijn minder belangrijk voor deze masterproef.

Er kan gesteld worden dat er veel gebruik gemaakt werd van beelden, maar dan voornamelijk in de populaire kranten. De beelden geven daarbij voornamelijk politici weer. Vervolgens werden ook Dutroux, en de justitiële en politionele gezagsdragers regelmatig afgebeeld in de vier kranten.

289 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 24.

74

2.6. Tussenbesluit

Aan de hand van verschillende factoren zoals bv. het aantal artikels, de plaats in de krant, het soort artikel, enz. kan besloten worden dat er een grote persaandacht uitging naar de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord over de hervorming binnen politie en justitie. De cijfers spreken voor zich. De krantenlezende Belg kreeg in april en mei 1998 ongetwijfeld te maken met artikels die over het onderwerp handelden.

Er zijn evenwel onderlinge verschillen merkbaar tussen De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure. Le Soir publiceerde het meest aantal artikels. Hierna volgde Het Laatste Nieuws. De Standaard en La Dernière Heure publiceerden ongeveer evenveel artikels.

Toch kan gesteld worden dat alle vier de kranten gedurende deze periode – 24 april t.e.m. 31 mei 1998 – ruim aandacht schonken aan dit onderwerp. Hoewel de ene krant meer artikels publiceerde dan de ander, kan ook uit andere gegevens worden afgeleid dat er een grote aandacht uitging naar het onderwerp. Een voorbeeld hiervan is De Standaard die minder artikels publiceerde, maar dan wel het meeste voorpagina’s aan het onderwerp besteedde.

De stelling van Voorhoof in het rapport De Relatie tussen Media en Recht, nl. dat er eind jaren negentig een toenemende persaandacht was voor justitie en politie naar aanleiding van de zaak Dutroux, kan bevestigd worden. Deze persaandacht was echter niet altijd even positief. Meteen na de ontsnapping klonken er stemmen over het falen van politie en justitie. Dit wordt verder behandeld in het kwalitatieve deel van de masterproef.

75

3. Resultaten van de kwalitatieve inhoudsanalyse

In het vorige hoofdstuk kwam tot uiting dat er een enorme persaandacht was. Maar dit zegt natuurlijk nog niets over de aard van de berichtgeving. In dit hoofdstuk wordt in eerste instantie nagegaan op welke wijze er is bericht over politie en justitie. Bestond dit uit negatieve berichtgeving waarin veel kritiek werd geuit? Vervolgens wordt de wijze waarop er bericht is over de hervormingen in kaart gebracht. Voor welke hervormingen is er gepleit in de kranten, en zijn deze dan ook effectief tot stand gekomen? Schreven de kranten de hervormingen toe aan (de ontsnapping van) Dutroux?

Deze vragen zijn onderzocht a.d.h.v. een kwalitatieve inhoudsanalyse van de berichtgeving. De bedoeling is aldus om aan te tonen op welke wijze er bericht werd over politie, justitie en de hervormingen. Er bestaan verschillende soorten kwalitatieve methodes, maar in deze masterproef is de analyse beperkt tot een eenvoudige lezing en interpretatie van de inhoud van de berichten.290 Bij de bespreking van de relatie tussen pers, politie en justitie in het theoretische luik van deze masterproef werden er enkele stellingen van Voorhoof gepresenteerd. Voorhoof stelde in De Relatie tussen Media en Justitie dat de pers zich eind jaren negentig bezighield met het openbaren van een aantal disfuncties binnen politie en justitie en het maatschappelijk debat over de hervormingen.291 Er was aldus sprake van een zeer negatieve persaandacht voor politie en justitie. Bovendien poneerde Voorhoof dat deze negatieve perceptie zou blijven duren zolang er binnen politie en justitie geen grondige hervormingen zouden plaatsvinden.292 Deze stelling wordt getoetst aan de berichtgeving in de kranten tussen 24 april en 31 mei 1998. Er wordt m.a.w. nagegaan of er op negatieve wijze werd bericht over politie en justitie.

De wijze waarop de Vlaamse en Waalse pers berichtte over politie, justitie en de hervormingen in de periode van 24 april t.e.m. 31 mei 1998 wordt hierna in kaart gebracht.

290 Zo is er van elk artikel een samenvatting gemaakt. Er werd naar specifieke elementen in een artikel op zoek gegaan. Zoals: “Werd er kritiek gegeven op politie of justitie?”, “Werd er geschreven over de hervormingen?”, “Over welke hervormingen werd er specifiek geschreven?”, “Werden er actoren van justitie vermeld?”, enz. De resultaten hiervan worden weergegeven in grafieken en tabellen. 291 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 15. 292 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 22. 76

3.1. De (kritische) berichtgeving over politie en justitie

3.1.1. Algemeen

Op welke wijze is er nu bericht in de kranten over politie en justitie gedurende de periode van 24 april t.e.m. 31 mei 1998? Bij een eerste lezing van de artikels viel meteen op hoeveel er geschreven werd in de kranten over het ‘falen’, het ‘disfunctioneren’, de ‘fouten’, en de ‘blunders’ van politie en justitie. In de Vlaamse pers verschenen er koppen als “Rijkswacht maakt fout na fout”293, en ook de Waalse pers sprak over “Les fautes des gendarmes et des juges”294. Daarnaast werd ook menigmaal rechtstreeks kritiek geuit: “De magistratuur is een ‘dwalend lijk’”295, “Dieper kunnen een gerecht, een politie, een land niet meer vallen”296, enz. Deze negatieve berichtgeving deed zich voor na de ontsnapping van Dutroux, en bleef ook daarna een hele poos aanhouden. Er werd niet alleen kritiek geuit op politie en justitie als instituut, maar ook op de actoren ervan.

Om het aandeel van deze negatieve of kritische berichtgeving in kaart te brengen, is per artikel nagegaan of er gesproken werd over het falen, het disfunctioneren, de fouten, de blunders, enz. van politie en justitie.297 Er werd ook rekening gehouden met rechtstreekse kritiek op de instellingen en de actoren van politie en justitie.298

Volgende Figuur 13. geeft de resultaten per krant weer:

293 D.P.V., “Rijkswacht maakt fout na fout”, Het Laatste Nieuws, 6 mei 1998, 2. 294 J.-C. VANTROYEN, “Les fautes des gendarmes et des juges”, Le Soir, 6 mei 1998, 18. 295 L. VAN DER KELEN, “De magistratuur is een ‘dwalend lijk’”, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 2. 296 DE REDACTIE, “Dieper dan diep”, De Standaard, 24 april 1998, 1. 297 In de Franstalige berichtgeving werd nagegaan per artikel of er gesproken werd over ‘les fautes’, ‘les dysfonctionnements’, ‘les erreurs’, enz.. 298 Dit kan als een subjectieve methode beschouwd worden. Een kwalitatieve methode is echter altijd subjectief, aangezien het gaat over de interpretatie van berichtgeving. Toch is getracht om zo consequent mogelijk te werk te gaan. Een twijfelgeval werd nooit meegeteld. 77

Figuur 13. Aantal artikels met negatieve of kritische berichtgeving in de 4 kranten.

Figuur 13. toont aan dat er in de Vlaamse en Waalse pers behoorlijk wat negatieve of kritische berichtgeving aanwezig was over politie en justitie. Onder de politie moeten de drie verschillende diensten verstaan worden: nl. de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie. Toch was het voornamelijk de rijkswacht die bekritiseerd werd in de kranten. Het was immers de rijkswacht die Dutroux had laten ontsnappen uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau.

Het disfunctioneren van politie en justitie werd gedurende de bestudeerde periode – nl. 24 april t.e.m. 31 mei 1998 – ruim onder de aandacht van de lezers gebracht. Uit bovenstaande Figuur 13. kan afgeleid worden dat er meer bericht werd over het falen van justitie dan over het falen van politie. Deze trend deed zich voor in alle kranten. In ongeveer één op vier artikels werd er gesproken over het geblunder van de politiediensten. Voor justitie liggen de verschillen tussen de kranten onderling groter: In De Standaard werd het meest kritiek geuit op justitie, en in La Dernière Heure het minst.

Deze waarneming komt overeen met wat Voorhoof vooropstelt. Zijn vaststelling betrof het feit dat politie en justitie in de jaren negentig steeds vaker het voorwerp waren geworden van expliciete kritiek, kritiek die ook in de pers steeds nadrukkelijk aan bod kwam.299 Als deze stelling getoetst wordt aan de onderzochte berichtgeving, dan kan gesteld worden dat deze kritiek ook expliciet terug te vinden was in De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure. Er werden verschillende kritieken geuit, deze worden hierna toegelicht.

299 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 78

3.1.2. De instellingen

De reacties op de ontsnapping van Dutroux uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau waren in het noorden en het zuiden van het land gelijkaardig.300 De fouten van politie en justitie werden zowel in de Vlaamse als in de Waalse pers meteen benadrukt. Dutroux was uiteraard de schuldige in heel het verhaal, maar daarnaast werd ook de slechte werking van het politie- en justitieapparaat als oorzaak beschouwd. De ontsnapping werd als het ware als symptomatisch beschouwd voor het niet functioneren van de instellingen. Er werd aldus een brug geslaan tussen tussen enerzijds de zaak- Dutroux en anderzijds het algeheel falen van politie en justitie.

Verschillende kritieken werden geuit. Er worden hier enkele voorbeelden toegelicht a.d.h.v. de onderzochte berichtgeving voor zowel politie als justitie:

De dag na de ontsnapping werd in de kranten de spot gedreven met de twee rijkswachters die Dutroux lieten ontsnappen. Het bleek namelijk dat Dutroux gevlucht was met een ongeladen dienstwapen. “Hoe kunnen rijkswachters die weten dat hun wapens niet geladen zijn, zich laten intimideren door een gevangene die hun ongevaarlijk pistool inpikt?”, vroeg De Standaard zich af.301 Voor de publieke opinie was het meteen duidelijk dat de rijkswacht zwaar geblunderd had in de hele ontsnappingsaffaire. Zowel in de Nederlandstalige als Franstalige kranten werd dit bestempeld als het zoveelste blunderboek van de rijkswacht, waarin al een hele reeks aan fouten stond opgelijst.302

De rijkswacht werd nog meer het doelwit van expliciete kritiek nadat bekend werd dat er op de dag van de ontsnapping miscommunicatie was geweest tussen de verschillende politiediensten.303 Zo had de rijkswacht verzuimd om het plaatselijk politiekorps van Herbeumont in te lichten. Dutroux was nochtans op de vlucht in het in Herbeumont gelegen bos van Saint-Médard. Deze laatsten protesteerden in Le Soir dat zij niet op de hoogte waren gebracht van de ontsnapping van Dutroux, en het nieuws zo nodig langs andere kanalen hadden moeten vernemen. “Pas besoin”, reageerde de rijkswacht hierop. Le Soir bekritiseerde heel deze affaire en schreef dat het uiteindelijk niet eens de politiediensten waren die Dutroux terug gevonden hadden: “Moralité? C'est un garde forestier qui a repéré Marc Dutroux”.304 Uit de berichtgeving valt aldus af te leiden dat de samenwerking tussen de verschillende politiediensten – gemeentepolitie, rijkswacht, en gerechtelijke politie – nog steeds niet verliep zoals het hoorde. ‘La guerre des polices’ waar reeds eerder op geduid was in zowel de Bendecommissie als de Dutrouxcommissie was nog steeds volop aan de gang.305

300 J.-P. STROOBANTS, “Pas de nouvelles au pays de Magritte”, Le Soir, 27 april 1998, 2. 301 PLA, “Dutroux vlucht met een ongeladen pistool”, De Standaard, 24 april 1998, 1. 302 D.P.V., “Rijkswacht maakt fout na fout”, Het Laatste Nieuws, 6 mei 1998, 2.; M. DE MUELENAERE, B. VAES en M. VANESSE, “Premier ministre et premier gendarme au pied du mur”, Le Soir, 27 april 1998, 1. 303 PLA/MP, “Rijkswacht vergeet veldwachters te bellen”, De Standaard, 27 april 1998, 4.; X, “Rijkswacht verwittigde politie niet”, Het Laatste Nieuws, 27 april 1998, 3. 304 M. PETIT en J.-C. VANTROYEN, “En lançant son «alerte police», la gendarmerie a négligé d'avertir des polices rurales. Celles-ci protestent. Marc Dutroux s'est évadé et des policiers l'ignoraient”, Le Soir, 27 april 1998, 5. 305 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Universitaire Pers, Leuven, 1999, (43) 51. 79

Het was voornamelijk de rijkswacht die onder vuur kwam te liggen na de ontsnapping. Zowel de Vlaamse als de Waalse pers speelden hier gretig op in. Zo werd een paar dagen na de ontsnapping van Dutroux in alle vier de kranten ‘onthuld’ dat ook Michelle Martin, de vrouw van Dutroux, al eens eerder op de ‘vrije loop’ was gegaan in het gerechtsgebouw van Neufchâteau.306 Op welke bronnen deze beweringen gebaseerd werden, of wanneer dit voorval had plaatsgevonden is niet duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat de pers dit koppelde aan de gebrekkige werking van de rijkswacht. Het was blijkbaar de rijkswacht die Michelle Martin alleen had gelaten in het gerechtsgebouw.307 Volgens de berichtgeving waren de rijkswachters die haar escorteerden onoplettend, waardoor Martin er in slaagde alleen de lift te nemen naar de benedenverdieping vlak bij de uitgang. Toen een personeelslid van Neufchâteau voorbijkwam, zou ze geantwoord hebben “J’attends mon escorte”.308 Opvallend is dat het niet alleen de populaire kranten waren die dit soort sensationele artikels publiceerden, ook de kwaliteitskranten De Standaard en Le Soir maakten hier handig gebruik van om de rijkswacht in een slecht daglicht te stellen.

Ook tijdens de reconstructie van de ontsnapping van Dutroux werd de rijkswacht, naast het gerecht, het doelwit van spot. Zo schreef politiek commentator Luc Van Der Kelen in Het Laatste Nieuws: “In Neufchâteau hielden tweehonderd rijkswachters en gerechtsdienaren zich bezig met de heropvoering van de ontsnapping van Marc Dutroux. Behalve het feit dat de rijkswacht het wapen van de ontsnapping vergeten was, liep er niets dramatisch mis.[…] Hoeveel dit feestje heeft gekost, ik zou het eens graag weten. Dit had natuurlijk allemaal kunnen voorkomen worden, als gerecht en rijkswacht hun job hadden gedaan.” 309

Hoewel er in de kranten regelmatig kritiek werd geuit op de werking van de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie, en dan voornamelijk op de oorlog die nog steeds aan de gang was tussen deze politiediensten, was het toch vooral het imago van de rijkswacht die een flinke dreun kreeg. Na enkele slechte jaren, die het gevolg waren van de sfeer gecreëerd door de Bende Van Nijvel, de CCC, het Heizeldrama, en de Dutroux-affaire, was het voornamelijk de rijkswacht die persona non grata was geworden. In de kranten werd meer en meer kritiek geuit op de rijkswacht als instelling zelf. Zo leed de rijkswacht volgens Le Soir aan het ‘Titanic-syndroom’, en zou een politiehervorming een historische kans zijn om van dit log orgaan af te komen: “On pourrait dire que la gendarmerie souffre du syndrome Titanic. Un énorme jouet avec une machinerie superbe qui ne pouvait pas couler, croyait- on. Pourtant, au premier écueil, le voilà en train de sombrer. La réforme est une chance historique de nous débarrasser d'une pyramide trop pesante. Encore faudra-t-il que cette réforme soit bien menée.”310 Ook De Standaard gaf aan dat het hoogstnoodzakelijk was om de politiediensten aan te pakken, waarbij tevens een grondige mentaliteitswijziging binnen de diensten nodig was.311

306 M. PETIT, “La guéguerre s'est installée à Neufchâteau”, Le Soir, 27 april 1998, 5.; M. Pt., “Martin seule dans l'ascenseur!”, La Dernière Heure, 27 april 1998, 2.; J.M., “Martin liep vrij rond in gerechtshof”, Het Laatste Nieuws, 28 april 1998, 3. 307 PLA, “Rijkswachters laten vrouw Dutroux alleen”, De Standaard, 27 april 1998, 1. 308 M. PETIT, “La guéguerre s'est installée à Neufchâteau”, Le Soir, 27 april 1998, 5. 309 L. VAN DER KELEN, “Onze opinie: een drukke, dure dag”, Het Laatste Nieuws, 7 mei 1998, 2.; J.M., “Nepwapen vergeten voor reconstructie”, Het Laatste Nieuws, 7 mei 1998, 1. 310 P. LEPRINCE, “Le syndrome du Titanic s’abat sur la gendarmerie”, Le Soir, 30 april en 1 mei 1998, 4. 311 W. VAN GEET, “Mentaliteitswijziging is broodnodig”, De Standaard, 26 mei 1998, 11. 80

Bij het lezen van de berichtgeving valt aldus een trend waar te nemen. Na de ontsnapping lag de focus voornamelijk op de specifieke fouten die de politiediensten hadden begaan bij de ontsnapping. Maar al snel werd dit, terecht of onterecht, gekoppeld aan een hele reeks andere fouten. Geleidelijk aan resulteerde dit in een berichtgeving waar er gesproken werd over de slechte (samen)werking van de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie zelf. De berichtgeving in de vier kranten concentreerde zich hierbij vooral op de tekortkomingen van de rijkswacht.

Diezelfde trend valt tevens waar te nemen in de berichtgeving over justitie. In eerste instantie lag, zowel in de Vlaamse en Waalse pers, de nadruk op de specifieke fouten van het gerecht bij de ontsnapping van Dutroux. Zo werd bijvoorbeeld in De Standaard de vraag gesteld waarom Dutroux zijn dossier niet kon inkijken in de gevangenis, zodanig dat hij niet telkens vervoerd moest worden naar het gerechtsgebouw van Neufchâteau en er op die manier geen veiligheidsrisico ontstond. Het parket van Neufchâteau had een specifieke vraag daartoe in de herfst van 1996 afgewezen, omwille van de grote omvang van het dossier. “Bevreemdend als je bedenkt dat Neufchâteau een van de eerste gerechtelijke arrondissementen was om de kopieën van strafdossiers in de gevangenis ter beschikking te stellen”, reageerde De Standaard.312 “Gelukkig is dame Justitia geblinddoekt, anders zou ze van schaamte weglopen.”313 Gerechtsverlaggever José Masschelin schreef in Het Laatste Nieuws dat het gerecht opnieuw een onvergeeflijke fout had gemaakt.314

Maar al snel werd de kortstondige ontsnapping van Dutroux in de berichtgeving gekoppeld aan het algeheel disfunctioneren van het justitieapparaat zelf. Zo was de ontsnapping volgens Le Soir niets anders dan een onthulling van de disfuncties binnen justitie die reeds eerder bestonden: “Cette cavale n'est qu'un révélateur d'un dysfonctionnement qui existait déjà antérieurement, de la même manière que les dysfonctionnements de l'appareil judiciaire étaient bien antérieurs aux événements tragiques de 1996.”315 In De Standaard werd de ontsnapping van Dutroux als een “‘demystificatie’ van Neufchâteau” bestempeld: “het gerechtelijk geweten dat het gerechtsgevoel leek te verbeelden.”316 Voor La Dernière Heure was “Le monde de la Justice à nouveau en ébullition”.317

Voorhoof stelde eind jaren negentig – zoals reeds eerder aangegeven in het theoretisch luik – dat de pers het als haar taak zag om de bevolking op de hoogte te stellen van het disfunctioneren van het justitieapparaat. Zo waren er steeds terugkerende thema’s in de pers te bespeuren waarin structurele tekortkomingen in de verf werden gezet: politieke benoemingen in de magistratuur, gerechtelijke achterstand, het archaïsch functioneren, enz.318 Als deze stelling getoetst wordt aan de onderzochte berichtgeving dan wordt het duidelijk dat deze thema’s ook herhaaldelijk bediscussieerd en bekritiseerd werden in de vier kranten.

312 LVE, “Onderzoek naar verantwoordelijken voor ontsnapping begint pas”, De Standaard, 25 en 26 april 1998, 4. 313 AF/PLA, “Slachtoffers Bende: “Ontsnapping was opgezet spel””, De Standaard, 25 en 26 april 1998, 4. 314 J. MASSCHELIN, “Gerecht zonder mensenkennis”, Het Laatste Nieuws, 24 april 1998, 5. 315 D. VAN OVERBEKE, “Sur la manière de sortir d'une crise de régime générée par un phénomène généralisé de déresponsabilisation”, Le Soir, 27 april 1998, 2. 316 D.J. EPPINK en F. VERHOEST, “Ontsnapping Dutroux treft Kamer als politieke bom: De dag die zo gewoon leek, werd ministers Vande Lanotte en De Clerck noodlottig”, De Standaard, 24 april 1998, 2. 317 F. DELEPIERRE, “Le monde de la Justice à nouveau en ébullition. Tony Van Parys a présenté ses priorités. Il a aussi demandé une enquête à Anne Thily.”, La Dernière Heure, 28 april 1998, 4. 318 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 81

De politieke benoemingen in de magistratuur waren een veelvoorkomend thema. Dit was voornamelijk zo in de kwaliteitskranten De Standaard en Le Soir. Zo werd de politisering van de magistratuur in Le Soir aangeduid als één van de oorzaken van het justitiële débacle.319 Het werd gezien als een belangrijk op te lossen probleem.320 In De Standaard werd er meermaals voor gepleit om een eind te maken aan de politieke inmenging in de promoties van magistraten.321 Ook het thema van de gerechtelijke achterstand kwam herhaaldelijk aan bod in de kranten. Vermeldenswaardig zijn enkele artikels waarin de Franstalige magistraten van het Brusselse gerecht zelf aan het woord werden gelaten i.v.m. de gerechtelijke achterstand. Ze kwamen in opstand tegen een tekort aan middelen en personeel, waardoor deze gerechtelijke achterstand gecreëerd werd. Sinds de ontdekking van de Dutroux-affaire in 1996 was er, behalve mooie intentieverklaringen, weinig of niets verholpen aan de structurele problemen.322 De Franstalige Brusselse magistraten haalden daarbij uit naar het parlement dat weigerde het ‘absurde taalquotum’ te wijzigen, wat volgens hen het probleem was van het personeelstekort. Twee derde van de Brusselse magistraten diende verplicht tweetalig te zijn, wat voor veel Franstalige kandidaat-rechters een struikelblok vormde.323 Er was weinig begrip voor de oproep van de magistraten, De Standaard reageerde bijvoorbeeld bikkelhard op deze kwestie: “Dat de Franstalige Brusselse magistraten het bijvoorbeeld aandurven de volkswoede over hún falen om te buigen tot een middel om minder Nederlands te moeten leren, zegt genoeg.”324

Naast het aan de kaak stellen van de structurele tekortkomingen binnen justitie, ging ook de Dutroux- soap verder in de Vlaamse en Waalse pers. Zoals reeds eerder vermeld besliste de raadkamer van Neufchâteau op 14 mei 1998 dat Dutroux niet langer in voorhechtenis diende te blijven voor de ontvoering van Sabine en Laetitia (dossier 86/96), noch voor de moord op Weinstein (dossier 87/96). Er was evenwel geen sprake van een echte vrijlating. Dutroux zou in de gevangenis blijven op basis van zijn eerdere veroordeling. Door de opheffing van de hechtenis hoefde het gerecht Dutroux geen inzage meer te verlenen in zijn gerechtelijke dossiers, en hoefde hij ook niet meer maandelijks voor de raadkamer te verschijnen.325 Deze beslissing werd echter niet goed ontvangen door de politici en de bevolking. 326 Zelfs binnen de juridische wereld heerste er onenigheid. Zo was de Luikse procureur- generaal Anne Thily ervan overtuigd dat de publieke opinie deze beslissing nooit zou begrijpen, waarna ze procureur des konings Michel Bourlet de opdracht gaf om bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling beroep aan te tekenen tegen deze beschikking.327

319 B. VAES, “Sur les impacts de l'évasion de Dutroux et la crise de confiance qui mine la politique”, Le Soir, 24 april, 2.; L. VAN OUTRIVE, “Het falen van de Belgische justitie: Verklaringen én lessen”, Samenleving en politiek, 1997, (40) 42. 320 G. DUPLAT, “Demain, mardi, dernière chance”, Le Soir, 27 april 1998, 2. 321 F. VERHOEST, “Hoge raad zonder wijziging grondwet is lege doos”, De Standaard, 5 mei 1998, 3. 322 X, “Brussels gerecht voert opnieuw protestactie”, Het Laatste Nieuws, 30 april en 1 mei 1998, 2. 323 P. LEFELON, “Brusselse rechters bijten terug”, De Standaard, 30 april en 1 mei 1998, 4.; M. VANESSE en D. VANOVERBEKE, “Le CVP et le SP font monter la pression sur Wathelet. L'opposition réplique à Dehaene”, Le Soir, 30 april en 1 mei 1998, 1. 324 DE REDACTIE, “Dieper dan diep”, De Standaard, 24 april 1998, 1. 325 F. VERHOEST, ““Vrijlating” Dutroux veroorzaakt naschok: Raadkamer Neufchâteau faalt in communicatie”, De Standaard, 15 mei 1998, 1. 326 E. VERHOEVEN, Raadkamer ontneemt Dutroux inzagerecht dossiers over Sabine en Laetitia en over Weinstein: Boulevard naar Straatsburg?, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998,2.; X, “Gerecht schokt het land: Vrij voor ontvoering van Sabine en Laetitia”, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 1. 327 M.Pe. en B.F., “La justice s'enfonce dans le ridicule. La chambre du conseil a libéré Dutroux pour les dossiers de Neufchâteau… Il reste en prison pour une condamnation de 1989!”, La Dernière Heure, 15 mei 1998, 2.; F. 82

Uiteraard speelden De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure hier gretig op in. De verschillende commentaren van deze kranten op de beschikking van de raadkamer van Neufchâteau kunnen gekoppeld worden aan de stelling van Voorhoof, nl. dat eind jaren negentig bepaalde rechterlijke uitspraken of de wijze waarop een gerechtelijk onderzoek gevoerd werd vaak aanleiding gaven tot heftige reacties in de Belgische dagbladpers. Voorhoof gaf hierbij het Spaghetti- arrest en het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie als voorbeeld.328 Ook de ‘vrijlating’ van Dutroux past hier in het rijtje.

Deze ‘vrijlating’ van Dutroux zinderde namelijk even sterk na in de pers als zijn vlucht door de bossen van Neufchâteau. Met name de populaire kranten reageerden hier heel heftig op. Zo stond er op de voorpagina van La Dernière Heure te lezen: “Justice aveugle: Dutroux libéré! Scandaleux, révoltant, surréaliste!”329 Vermeldenswaardig is dat er op de voorpagina enkel een groot wit (uit te knippen) vierkant te zien was met de tekst "Envoyez vos commentaires sur cette nouvelle décision surréaliste de notre justice", waarmee rechtstreeks de opinie van de burger gevraagd werd i.v.m. deze kwestie. In het opiniestuk van die dag schreef Benoît Franchimont: “Dutroux n’avait pas besoin de chercher à s’évader, la justice se charge de le remettre dehors…”330 Ook Het Laatste Nieuws gebruikte een sensationele – toch wel misleidende – kop op deze dag: “Gerecht schokt het land: Vrij voor ontvoering van Sabine en Laetitia”.331 Bovendien titelde het opiniestuk van die dag: “De magistratuur is een dwalend lijk”.332 De vaste commentator Luc Van Der Kelen stelde zich de vraag: “Kan de conclusie nu nog anders luiden dan de wetenschap dat alles mogelijk is? Dat ooit ook de daadwerkelijke vrijlating van Dutroux denkbaar is?”333 De populaire kranten uitten aldus rechtstreeks kritiek op de beslissing van de raadkamer, en zagen dit als het bewijs van de totale wereldvreemdheid van justitie. Het maakte justitie volledig ongeloofwaardig als instrument om recht te bekomen.334

Ook kwaliteitskranten Le Soir en De Standaard bekritiseerden deze beschikking, maar de reacties verschilden toch met die van de populaire kranten. Op de voorpagina van Le Soir stond de ironische zin te lezen “Dutroux est libéré pour mieux rester en prison”.335 De raadkamer van Neufchâteau gebruikte een vreemde juridische tactiek om Dutroux niet meer uit zijn cel te laten komen, aldus Le Soir. Le Soir leek de beslissing wel te begrijpen, maar keurde ze toch duidelijk af: “Dutroux doit rester arrêté dans les dossiers tout simplement parce que c'est la loi, parce qu'il le mérite et parce que, sinon, cela troublerait l'ordre public.”336 Tevens werd er een spraakmakende cartoon gepubliceerd over deze vrijlating (Figuur 14.). Op deze cartoon was een surrealistisch schilderij te zien ‘Première oeuvre hyper surréaliste typiquement Belge”, waarop de ‘vrijlating’ van Dutroux werd afgebeeld.337

VERHOEST, ““Vrijlating” Dutroux veroorzaakt naschok: Raadkamer Neufchâteau faalt in communicatie”, De Standaard, 15 mei 1998, 1. 328 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 20. 329 X, “Justice aveugle: Dutroux libéré!”, La Dernière Heure, 15 mei 1998, 1. 330 B. FRANCHIMONT, “Symboliquement catastrophique…”, La Dernière Heure, 15 mei 1998, 3. 331 X, “Gerecht schokt het land”, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 1. 332 L. VAN DER KELEN, “De magistratuur is een dwalend lijk”, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 2. 333 L. VAN DER KELEN, “De magistratuur is een dwalend lijk”, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 2. 334 L. VAN DER KELEN, “De magistratuur is een dwalend lijk”, Het Laatste Nieuws, 15 mei 1998, 2. 335 J.-C. VAN TROYEN, “Dutroux est libéré pour mieux rester en prison”, Le Soir, 15 mei 1998, 1. 336 J.-C. VAN TROYEN, “Les juges aux abois, entre principes et efficacité”, Le Soir, 15 mei 1998, 17. 337 M. LAMENSCH, “Sur les implications philosophiques et morales de la levée de détention préventive de Marc Dutroux”, Le Soir, 16 en 17 mei 1998, 2. 83

Figuur 142. Première oeuvre hyper surréaliste typiquement belge. Overgenomen uit Le Soir, 16 en 17 mei 1998.

84

In De Standaard werd de ‘vrijlating’ bestempeld als een onschuldig besluit dat voor veel deining zorgde bij de politici en de bevolking.338 Toch werd deze ook ernstig bekritiseerd, niet per se omdat het een verkeerde beslissing was, maar wel omdat de raadkamer had gefaald in haar communicatie.339 De Standaard reageerde niets ontziend: “De raadkamer oordeelde het niet nodig dit uit te leggen. Het is haar nochtans niet verboden een communiqué uit te geven met enige uitleg. Dat ze dit niet deed, is een fout, maar is geen toeval. Het gerecht communiceert haast nooit. Het is specialist van de niet- communicatie. De taal die het gebruikt, is ook geen Nederlands, geen Frans, geen Duits. Het is Rechters en alleen rechters begrijpen dat. De domme aardbewoners niet.”340

Daarmee kwam men tot een andere kritiek aan het adres van justitie: nl. het gebrek aan transparantie. De ‘vrijlating’ van Dutroux werd in de berichtgeving bijgevolg ook bestempeld als een gebrek aan transparantie binnen justitie. Zo werd door minister van Justitie Van Parys in De Standaard gesteld dat door de afwezigheid van een goede communicatie of een persrechter er zoveel heisa was ontstaan rond de beslissing van de raadkamer.341

Dit kan gekoppeld worden aan het theoretische luik van deze masterproef, waarin aangegeven werd dat Voorhoof in 1998 stelde dat justitie gebrek aan transparantie vertoonde. Zo hield zij de media altijd op een veilige afstand. Van communicatie met pers of voorlichting naar de publieke opinie toe was weinig sprake. 342

Om deze stelling – nl. dat justitie transparantie mist – te kunnen toetsen aan de berichtgeving van 24 april t.e.m. 31 mei 1998 werd nagegaan in de artikels wie aan het woord gelaten werd. Dit werd opgedeeld in verschillende categorieën. Volgende Tabel 7. geeft de resultaten weer:

338 F. VERHOEST, “Onschuldig besluit zorgt voor deining: politieke wereld verslikt zich in emoties”, De Standaard, 15 mei 1998, 3. 339 F. VERHOEST, ““Vrijlating Dutroux” veroorzaakt naschok: Raadkamer Neufchâteau faalt in communicatie”, De Standaard, 15 mei 1998, 1. 340 G. TEGENBOS, “Jansen en Janssen”, De Standaard, 15 mei 1998, 12. 341 PLA/FVH, “Van Parys verbaasd over reacties na vrijlating Dutroux”, De Standaard, 16 en 17 mei 1998, 5. 342 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 16. 85

Tabel 7: Categorieën die aan het woord werden gelaten in de berichtgeving.

Uit bovenstaande Tabel 7. kan geconludeerd worden dat zowel de justitiële als politionele gezagsdragers aan het woord werden gelaten in de berichtgeving. De justitiële gezagsdragers of het gerecht kwamen echter minder aan het woord. Een verklaring hiervoor is dat gedurende de onderzochte periode er nog geen verplichting was tot het aanstellen van een persrechter. Eind 1996 werd nochtans het bericht ‘persrechter’ geïntroduceerd.343 Dit hield in dat een rechtbank een magistraat kon aanduiden bij wie journalisten meer uitleg konden bekomen over een uitspraak, een juridische procedure, enz. Maar de aanduiding van een persrechter gebeurde echter op vrijwillige basis. Geen enkele rechtbank kon daartoe verplicht worden.344 Bij de politiediensten werd meer gebruik gemaakt van woordvoerders. Zo had de Brusselse politie in 1995 reeds twee perswoordvoerders en ook de gerechtelijke politie had sinds 1997 een nationale perswoordvoerder. Bij de Generale Staf van de rijkswacht nam Els Cleemput in 1996 de functie over van de toenmalige perswoordvoerder. 345 Uit een analyse van de berichtgeving blijkt dat Els Cleemput veelvuldig de pers te woord stond telkens wanneer er kritiek werd geleverd op de rijkswacht.346 Dit staat toch wel in schril contrast met justitie, die de pers – zoals blijkt uit de analyse – bijna nooit te woord stond. Justitie vertoonde inderdaad een gebrek aan transparantie. De berichtgeving toonde dan ook aan dat er nood was aan een betere communicatie vanuit justitie. Het gebrek aan transparantie van justitie werd meermaals bekritiseerd in de berichtgeving van de vier kranten.

Ingevolge de ontsnapping van Dutroux werden bijgevolg zowel de politionele als justitiële instellingen bekritiseerd in de pers. Uit een analyse van de berichtgeving in de vier kranten kan echter

343 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 16. 344 PLA/FVH, “Van Parys verbaasd over reacties na vrijlating Dutroux”, De Standaard, 16 en 17 mei 1998, 5. 345 A. LUYTEN, Pers, politie en justitie: een haatliefdeverhouding, Brussel, VUB Press, 1998, 151. 346 X, “Cleemput: "Rijkswachters zijn ook maar mensen””, Het Laatste Nieuws, 25 en 26 april 1998, 3.; M. De Muelenaere, B. VAES en M. VANESSE, “Premier ministre et premier gendarme au pied du mur”, Le Soir, 27 april 1998,1. 86 geconcludeerd worden dat justitie nog net iets meer in de aandacht stond dan de politiediensten. Binnen de politiediensten was het voornamelijk de rijkswacht die bekritiseerd werd. Uiteraard werd er in de berichtgeving ook veelvuldig kritiek geleverd op het feit dat de hervormingen van politie en justitie er niet door kwamen. Dit thema wordt echter verder behandeld.

3.1.3. De actoren van politie en justitie

Voorhoof constateerde in 1998 – zoals aangegeven in het theoretisch luik - dat niet alleen het disfunctioneren van het justitie- en politieapparaat in het algemeen werd bekritiseerd door de pers, maar dat ook de actoren van politie en justitie steeds meer in opspraak kwamen.347 Naast de structurele tekortkomingen, werden aldus ook de individuele tekortkomingen aan de kaak gesteld. Dat politici bekritiseerd werden door de pers was een vertrouwd gegeven, maar dat nu ook leden van politie en justitie regelmatig op hun werkzaamheid werden beoordeeld was een volledig nieuw fenomeen. Voorhoof merkte daarbij op dat het voornamelijk magistraten waren die steeds meer in de schijnwerpers kwamen te staan in de media. Dit werd als bijzonder ervaren, aangezien justitie in het verleden eerder gedepersonaliseerd was. De zaak-Dutroux was een van de oorzaken van deze publieke bekendheid. Zo waren er ingevolge de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux verschillende actoren van politie en justitie onder de media-aandacht geplaatst.348

Wanneer deze stelling van Voorhoof getoetst wordt aan de bestudeerde berichtgeving van 24 april t.e.m. 31 mei 1998, kan geconcludeerd worden dat heel wat actoren van politie en justitie centraal stonden in de vier kranten. Een verklaring hiervoor is dat er gedurende deze weken een ‘verantwoordelijkheidskwestie’ aan de gang was. Wie was er verantwoordelijk voor de ontsnapping van Dutroux? De politie (meer specifiek de rijkswacht) of de magistratuur? En welke personen van politie en justitie? Deze vragen drongen zich op na de ontsnapping van Dutroux.

Zoals reeds eerder vermeld hadden in de politieke wereld twee ministers hun ‘politieke verantwoordelijkheid’ opgenomen, door hun ontslag te geven na de ontsnapping van Dutroux. Hetzelfde werd verwacht van de leidinggevende personen van politie en justitie.349 Zo hadden de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken Tobback en de nieuwe minister van Justitie Van Parys een oproep gedaan in het VRT-programma ‘De zevende dag’ aan de verantwoordelijken van politie en justitie om vrijwillig een stap opzij te zetten.350 Uiteraard werd er gedoeld op een aantal specifieke personen. Ook premier Jean-Luc Dehaene had in het Parlement een oproep gedaan aan de top van politie en justitie om een stap opzij te zetten. Het probleem was echter dat de regering wettelijk niemand kon dwingen.351

347 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 348 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 349 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 228. 350 G. FONTEYN en I. VAN DORSSELAER, “Ontslagen bij rijkswacht en gerecht verwacht”, De Standaard, 27 april 1998, 1.; R.D., “Rijkswachtbaas vecht tot het einde. De politici eisen vertrek van generaal Willy Deridder”, Het Laatste Nieuws, 27 april 1998, 1. 351 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 228.; X, “Tobback vraagt een gebaar van goede wil”, Het Laatste Nieuws, 27 april 1998, 2. 87

Uiteraard speelde de pers hier op in. Zo pleitte Guy Tegenbos in zijn column in De Standaard: “Om het vertrouwen te herstellen na de blunder van donderdag, volstaat het niet dat twee ministers de politieke verantwoordelijkheid ervan op zich nemen. […] Degenen die direct verantwoordelijk waren voor de blunder, moeten gestraft worden. […] Degenen die goed betaald waren om dit soort blunders te voorkomen en om te zorgen dat rijkswacht en gerecht goed functioneren, moeten toegeven dat ook zij gefaald hebben. Een aantal van hen moet een stap opzij zetten. De oproep daartoe van Tobback en Van Parys kan niet lang onbeantwoord blijven.”352

Deze vraag om verantwoordelijkheid op te nemen werd sterk uitvergroot in de pers. De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure behandelden dit thema voortdurend in de berichtgeving over de ontsnapping van Dutroux. Het werd in sommige gevallen zelfs als een voorwaarde gesteld om de hervormingen binnen politie en justitie eindelijk te kunnen doorvoeren.353 Uiteindelijk resulteerde dit in een soort van heksenjacht. Niet alleen de politici, maar ook de bevolking wou koppen zien rollen.

Uit de analyse van de berichtgeving kan bovendien vastgesteld worden dat de ontslagen van bepaalde actoren van politie en justitie niet per se geëist werden omdat deze een persoonlijke fout werd aangewreven, maar gewoon omdat deze ontslagen door de pers en de publieke opinie geëist werden.354 De pers ging zich hierbij zelfs gedragen als een veroordelend rechter. Het waren bijgevolg niet enkel de individuele tekortkomingen van de actoren van politie en justitie die bekritiseerd werden in de pers; zoals Voohoof stelde. Het ging veel verder dan dat, het was haast symbolisch. Opvallend is hoe de pers gedurende heel deze periode woorden gebruikte zoals ‘een stap opzij zetten’, ‘een signaal geven’, ‘een sterk gebaar maken’, ‘un geste fort’, ‘un signal fort’, enz.

Zo was het luitenant-generaal Deridder van de rijkswacht die als eerste onder vuur kwam te liggen. Hij werd als verantwoordelijk beschouwd voor het geblunder van de twee rijkswachters die Dutroux lieten ontsnappen. Deze eis tot ontslag werd door de pers nog extra uitvergroot. Een voorbeeld hiervan is La Dernière Heure die zelf een opiniepeiling liet uitvoeren door een wetenschappelijk bureau. Daarin werd gevraagd of rijkswachtcommandant Deridder op post mocht blijven na de zoveelste blunder in de zaak-Dutroux. Bijna 60 % van de ondervraagde personen vond van niet. Wallonië (61,8 %) drong daarbij sterker aan op het ontslag van Deridder, dan het ‘mildere’ Vlaanderen, waar toch nog 52,9 % Deridder weg wou. De meeste tegenstanders van Deridder woonden echter in Brussel, waar 66,4 % voor zijn ontslag pleitte.355 Deridder wou aanvankelijk geen ontslag nemen, maar de zaak dreigde uit de hand te lopen.356 Zo werd er zelfs een comité opgericht dat zijn ontslag eiste door te kamperen in een tent voor de Generale Staf van de rijkswacht in Brussel.357 Zowel in de Vlaamse als de Waalse pers

352 G. TEGENBOS, “Tonen”, De Standaard, 27 april 1998, 7. 353 B. VAN PETEGHEM, “Coalitie zoekt heil in snelheid: ontslagen bij politie en gerecht zijn moeilijk te realiseren”, De Standaard, 28 april 1998, 1. 354 R. SENELLE, België moet echte federale staat worden, De Standaard, 12 mei 1998, 11. 355 C. CARPENTIER, “Un nouveau séisme pour l’équipe Dehaene”, La Dernière Heure, 25 en 26 april 1998, 2.; ASC, “Eén op drie Belgen wil ontslag regering-Dehaene”, De Standaard, 27 april 1998, 2. 356 G. FONTEYN en I. VAN DORSSELAER, “Ontslagen bij rijkswacht en gerecht verwacht”, De Standaard, 27 april 1998, 1; CN en PLA, “Rijkswachtgeneraal Deridder wijkt niet”, De Standaard, 25 april 1998, 4. 357 E. VERHOEVEN, “Comité tegen rijkswachtsbaas stelt tent op voor Generale Staf: Kamperen om Deridder te ontslaan”, Het Laatste Nieuws, 28 april 1998, 3. 88 werd hier uitgebreid over bericht. Uiteindelijk is Deridder moeten gaan in het verlengde van dat verhaal: onder druk van de politieke wereld, de bevolking en de pers. Ook andere actoren van de politie werden gedurende deze periode bekritiseerd in de pers. Een voorbeeld hiervan was De Vroom, de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie.358 Zijn naam was reeds eerder gevallen in het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux.359 Toch was het rijkswachtcommandant Deridder die het meest in de berichtgeving opdook.

Waar de heksenjacht zich bij de politiediensten voornamelijk beperkte tot het hoofd van rijkswachtcommandant Deridder, was dit bij justitie een compleet ander verhaal. Toen de politici – Tobback, Van Parys en Dehaene – aan het gerecht vroegen om een stap opzij te zetten werden daar uiteraard specifieke personen mee bedoeld; doch werden deze niet met naam en toenaam genoemd.360

De pers zag het als haar taak om de magistratuur hier op te wijzen. Zo bekritiseerde De Standaard het feit dat nog geen enkel magistraat de verantwoordelijkheid op zich had genomen voor het falen van zijn korps.361 De pers beperkte zich echter niet tot een algemene vraag aan de magistratuur om een stap opzij te zetten; er werden ook expliciet actoren van justitie aangeduid. De pers nam als het ware de rol van rechter op zich. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Le Soir. Zo werd een hele nieuwsanalyse uitgevoerd over wie nu verantwoordelijk was voor de ontsnapping; waarbij verschillende magistraten op de rooster gelegd werden: “Nous examinons les éléments à charge (…) des magistrats. Transfert, consultation du dossier, évasion: qui est responsable?”362

In de vier kranten werden een hele reeks aan namen genoemd; doch kwamen dezelfde namen steeds terug. Het ging allemaal om topmagistraten. Zo werd de Luikse procureur-generaal Anne Thily fel bekritiseerd.363 Het Laatste Nieuws kopte op de voorpagina: “Anne Thily moet weg”.364 Na rijkswachtcommandant Deridder was ook zij het doelwit geworden van een comité dat haar ontslag eiste, door in een witte tent voor het Luikse Gerechtshof te kamperen.365 Ook de Brusselse procureur- generaal André Van Oudenhove en de Brusselse procureur des konings Benoît Dejemeppe werden terechtgewezen door de pers. Beide namen waren reeds genoemd in het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux.366 De fel belaagde Dejemmeppe reageerde hier zelfs op in La Dernière Heure: “Au nom du parquet, je tiens à insister sur notre volonté à tous de prendre nos responsabilités,

358 C. LAPORTE, “Le ministre change, les sanctions demeurent”, Le Soir, 28 april 1998, 5. 359 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 228.; R.D., “Erdman wil dat ook Dejemeppe en Van Oudenhove stap opzij doen”, Het Laatste Nieuws, 30 april en 1 mei 1998, 2. 360 M. DE MUELENAERE, B. VAES en M. VANESSE, “Premier ministre et premier gendarme au pied du mur”, Le Soir, 27 april 1998, 1. 361 G. TEGENBOS, “Dubbeltest”, De Standaard, 29 april 1998, 10. 362 J.-C. VAN TROYEN, “Nous examinons les éléments à charge des gendarmes, des magistrats et des hommes politiques. Transfert, consultation du dossier, évasion: qui est responsable?”, Le Soir, 28 april 1998, 5. 363 X, “Nouvelles attaques contre Anne Thily”, La Dernière Heure, 14 mei 1998, 14. 364 X, “Anne Thily moet weg”, Het Laatste Nieuws, 4 mei 1998, 1. 365 E. VERHOEVEN, “Comité voor Ontslag wil nu Thily weg”, Het Laatste Nieuws, 30 april en 1 mei 1998, 3.; C. DU BRULLE en J.-C. VANTROYEN, “Landuyt: «Démissionnons tous les procureurs!»”, Le Soir, 2 en 3 mei 1998, 5. 366 R.D., “Erdman wil dat ook Dejemeppe en Van Oudenhove stap opzij doen”, Het Laatste Nieuws, 30 april en 1 mei 1998, 2.; G. FONTEYN en I. VAN DORSSELAER, “Ontslagen bij rijkswacht en gerecht verwacht: Ex-minister Vande Lanotte adviseerde stafchef Willy Deridder stap opzij te doen”, De Standaard, 27 april 1998, 1. 89 ce qui n’est pas toujours facile à un moment où l’on use et abuse du lynchage médiatique. Nul n’a intérêt à voir s’écrouler les bases de nos institutions”.367 Daarnaast werden ook andere namen genoemd: onderzoeksrechter Jacques Langlois368, procureur des konings Michel Bourlet369, en ex- minister van Justitie/Europees rechter Melchior Wathelet.370 De ex-minister van Justitie Stefaan De Clerck reageerde hier zelfs op in Le Soir en waarschuwde voor een gevaarlijk dominospel dat aan de gang was; het was niet de bedoeling dat er een heksenjacht ontstond.371

Maar wat was nu de verklaring voor deze kritische houding van o.a. de pers tegenover deze magistraten? Het gegeven dat de magistratuur niet gesanctioneerd kon worden. In eerste instantie was er de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux geweest, waar verschillende magistraten genoemd waren. Zo was Van Parys een tuchtdossier aan het opmaken over de verantwoordelijkheden in de magistratuur naar aanleiding van de Dutroux-affaire in 1996.372 Van Parys had in het kader van dit onderzoek reeds vier van de vijf procureurs-generaal gehoord; een ontmoeting met Dejemeppe stond nog op de agenda. Maar aangezien Van Parys onverwachts minister van Justitie was geworden kon hij geen eind meer breien aan dit tuchtdossier, waardoor het dossier werd overgedragen. Uiteraard werd dit afgekeurd door de pers. Le Soir bekritiseerde het feit dat er een jaar na de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux nog steeds geen sancties waren gevolgd: “Pour ce qui est des sanctions, par contre, aucune procédure disciplinaire n'a encore abouti après un an.”373

Ten tweede was er het rapport van het onderzoek naar de ontsnapping van Dutroux. Hierin werd nagegaan welke fouten er gemaakt werden, en wie de verantwoordelijkheid voor de ontsnapping droeg. Zoals reeds eerder vermeld was het de taak van de Luikse procureur-generaal Thily en de inspecteur-generaal van de rijkswacht Closset om deze rapporten op te stellen.374 Van Parys en Tobback brachten hierover verslag uit in de kamercommissie Justitie-Binnenlandse Zaken.375 Blijkens de rapporten was de ontsnapping het gevolg van onder meer de primitieve organisatie van de betrokken griffie en inschattingsfouten van de rijkswacht.376 Bovendien waren de twee ministers van mening dat enkele magistraten ‘beoordelingsfouten’ hadden gemaakt. Daarmee gingen de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verder dan het rapport van de procureur-generaal die zich beperkte toch een feitenrelaas.377 Zo vond Van Parys dat onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte een ‘beoordelingsfout’ had gemaakt door Dutroux zijn gerechtelijk dossier in het gerechtsgebouw van Neufchâteau te laten inzien, en niet in de gevangenis van Aarlen.378 Zijn opvolgers, de

367 F. DE BACKER, “Le magistrature refuse de porter le chapeau”, La Dernière Heure, 30 april en 1 mei 1998, 4.; P. LEFELON, “Brusselse rechters bijten terug”, De Standaard, 30 april en 1 mei 1998, 4. 368 J.M. en K.W.,“Russo haalt zwaar uit naar Langlois”, Het Laatste Nieuws, 9 en 10 mei 1998, 5. 369 CN, “Procureur Bourlet ontloopt verantwoordelijkheid niet”, De Standaard, 25 en 26 april 1998, 1. 370 M. DE MUELENAERE, B. VAES en M. VANESSE, “Premier ministre et premier gendarme au pied du mur”, Le Soir, 27 april 1998, 1. 371 D. VAN OVERBEKE, “De Clerck: gare à la chasse aux sorcières”, Le Soir, 9 en 10 mei, 3. 372 GL, “Vermoeide Stefaan De Clerck weet niet wat de toekomst brengt”, De Standaard, 25 en 26 april 1998, 2. 373 M. LAMENSCH, “Des recommandations aux sanctions”, Le Soir, 27 april 1998, 3. 374 X, “Anne Thily levert rapport af over ontsnapping Dutroux”, Het Laatste Nieuws, 3 mei 1998, 10. 375 F. VERHOEST, “Kamer in hogere versnelling na aanbod oppositie”, De Standaard, 2 en 3 mei 1998, 3. 376 C. FIJNAUT, “Tien jaar (discussie over de) reorganisatie van het politiewezen” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (13) 29. 377 X, “Regering wijst magistratuur terecht: Minister van Justitie Van Parys dringt aan op ‘gebaar’”, De Standaard, 6 mei 1998, 1. 378 D.P.V., “De zondebok: Connerotte wordt verantwoordelijk gesteld voor ontsnapping Dutroux”, Het Laatste Nieuws, 6 mei 1998, 1. 90 onderzoeksrechters Jacques Langlois en Dominique Gérard hadden deze beleidslijn ten onrechte voortgezet. Daarnaast had ook Francis Moinet, voorzitter van de rechtbank van Neufchâteau, het personeel van de griffie op een onvoldoende actieve wijze ingezet.379 Tegen acht leden van het rijkswachtkorps – waaronder de twee rijkswachters die Dutroux lieten ontsnappen – werd een tuchtprocedure ingesteld. Voor de rijkswacht bestond ter zake een tuchtreglement. Maar tegen de voornoemde magistraten werd geen enkele disciplinaire stap genomen, omdat het bestaande tuchtrecht dat niet toeliet.380 Sancties waren aldus niet mogelijk.381 Er was sprake van een quasi- straffeloosheid.382

Aangezien magistraten derhalve moeilijk gesanctioneerd konden worden, nam de pers graag de rol van rechter op zich. Op die manier werden verschillende actoren van justitie publiekelijk aan de kaak gesteld. Vermeldenswaardig in deze context is de ex-minister van Justitie Melchior Wathelet die gedurende de gehele onderzochte periode – 24 april t.e.m. 31 mei 1998 – een druk besproken figuur was in de berichtgeving. Zo publiceerde De Standaard een foto van een groot spandoek, dat op een brug over de snelweg in de buurt van Luik hing, waarop de tekst “Dormez-vous bien Mr. Wathelet?” te lezen stond.383 Een verwijzing naar het feit dat hij Marc Dutroux in 1992 vervroegd liet vrijkomen. Wathelet had nooit de politieke verantwoordelijkheid voor de vervroegde invrijheidsstelling op zich genomen. Zelfs na de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux – waar hij in het deel over de individuele verantwoordelijkheden van het commissieverslag genoemd werd – vielen er geen sancties.384 Meer nog, hij was ondertussen door regering-Dehaene benoemd tot rechter bij het Europees hof van Justitie in Luxemburg. Op deze politieke benoeming kwam uiteraard kritiek; en ook de pers speelde hierop in. De heisa rond Wathelet werd na de ontsnapping opnieuw tot een hoogtepunt gedreven; in verschillende artikels in de vier kranten werd hem gevraagd om een ‘stap opzij’ te doen.385 Dit was niet omdat hem enige schuld trof voor de ontsnapping van Dutroux, maar omdat hij nog steeds verantwoordelijk werd gesteld voor de vervroegde invrijheidsstelling van Dutroux, en de jarenlange verwaarlozing van justitie.386 Daarnaast zou zijn ‘ontslag’ als voorbeeld moeten dienen. “Zolang Wathelet geen gebaar zou stellen, zouden alle magistraten zich achter de rug van Wathelet proberen verschuilen”, stond in De Standaard te lezen.387

Uit een analsye van de berichtgeving kan bijgevolg afgeleid worden dat deze kritiek op individuele tekortkomingen of de ‘verantwoordelijkheidskwestie’ zich niet langer beperkte tot de ontsnapping van Dutroux. Het ging hier om de volledige zaak-Dutroux, die het disfunctioneren van de instellingen en

379X, “Regering wijst magistratuur terecht: Minister van Justitie Van Parys dringt aan op ‘gebaar’, De Standaard, 6 mei 1998, 1. 380 J.-C. VANTROYEN, “Les fautes des gendarmes et des juges”, Le Soir, 7 mei, 18. 381 D.P.V., “De zondebok: Connerotte wordt verantwoordelijk gesteld voor ontsnapping Dutroux”, Het Laatste Nieuws, 6 mei 1998, 1.; D.P.V., “Connerotte maakte ‘beoordelingsfout’: Man die Dutroux pakte, wordt nu belaagd”, Het Laatste Nieuws, 6 mei 1998, 2. 382 F. VERHOEST, ““Mensen voelen hervormingen nog niet”: minister van Justitie Van Parys zet vaart achter modern tuchtrecht voor magistraten”, De Standaard, 28 april 1998, 2. 383 W. WINCKELMANS, “Wathelet torst zonden van België: Oud-minister van Justitie kwam contract met de burger niet na”, De Standaard, 2 en 3 mei 1998, 5. 384 W. WINCKELMANS, “Wathelet torst zonden van België: Oud-minister van Justitie kwam contract met de burger niet na”, De Standaard, 2 en 3 mei 1998, 5. 385 P. MASSON, “Une démission à retardement”, La Dernière Heure, 6 mei 1998, 3. 386 B.F., “Wathelet invité à démissioner”, La Dernière Heure, 6 mei 1998, 3. 387 G. TEGENBOS, “Dubbeltest”, De Standaard, 29 april 1998, 10. 91 actoren van justitie had blootgelegd. Belangrijk is dat deze vooropgestelde ‘ontslagen’ ook gekoppeld werden aan de hervormingen binnen politie en justitie. In de berichtgeving werden deze namelijk voorgesteld alsof ze dienden bij te dragen aan een snellere doorvoering van de hervormingen.388

Of ze nu bekritiseerd werden of niet, het is duidelijk dat – na een diepgaandere analyse van de berichtgeving – de magistraten in de schijnwerpers stonden in de onderzochte kranten. Zoals reeds eerder vermeld maakte Voorhoof deze vaststelling in 1998 in het rapport De Relatie tussen Media en Justitie: nl. dat magistraten steeds meer in de schijnwerpers kwamen te staan in de berichtgeving. 389 Om deze stelling te staven werd voor elk artikel nagegaan of de naam van een magistraat vermeld werd. Onderstaande Tabel 8. geeft de resultaten weer per krant:

Tabel 8. Aantal artikels waarin actoren van justitie vermeld zijn

Het is duidelijk dat, losstaand van het feit of ze bekritiseerd werden of niet, veel magistraten bijna dagelijks in de kranten genoemd werden.390 Zo was bv. de Luikse procureur-generaal Thily een vaak besproken persoon; zij werd in het meest aantal artikels vermeld. Verder werden ook Europees rechter Wathelet, onderzoeksrechter Langlois, procureur des konings Bourlet, onderzoeksrechter Connerotte, enz. regelmatig genoemd in de artikels. Uiteraard zijn de verschillen in aantal per krant niet veelzeggend. Maar deze Tabel 8. dient dan ook voornamelijk om voornoemde stelling van Voorhoof te kunnen staven.391 Dat magistraten - met naam en toenaam – zoveel in de berichtgeving voorkwamen kan als bijzonder worden beschouwd, aangezien justitie voor de jaren negentig eerder

388 B. VAN PETEGHEM en F. VERHOEST, “Coalitie zoekt heil in snelheid: ontslagen bij politie en gerecht zijn moeilijk te realiseren”, De Standaard, 28 april 1998, 1. 389 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 390 Er is nagegaan per artikel of een actor van justitie vermeld werd. In de uiterst rechtse kolom van Tabel 8. wordt aangegeven in hoeveel artikels in totaal een actor van justitie aangehaald werd (voor de vier kranten). Zoals reeds eerder vermeld, werden in totaal 948 artikels onderzocht in de vier verschillende kranten. 391 Er moet opgemerkt worden dat er nog andere magistraten vermeld werden in de onderzochte artikels, maar in bovenstaande Tabel 8. werden enkel de meest genoemde vermeld. 92 gedepersonaliseerd was. De actoren van justitie kregen via de pers steeds meer een gezicht.392 Bovenstaande magistraten verkregen – gewild of ongewild – publieke bekendheid vanwege de zaak- Dutroux

Maar waren er dan verschillen merkbaar tussen de Vlaamse en Waalse berichtgeving? Waar zowel de Vlaamse als Waalse pers het unaniem over eens waren, was het feit dat de politionele en justitiële instellingen disfunctioneerden. In alle vier de kranten werden beide instellingen bekritiseerd. Wat betreft de de actoren van politie en justitie lag dit toch net iets anders. Deze ‘verantwoordelijkheidskwestie’ raakte namelijk communautair gekleurd.

Het was immers zo dat net na de ontsnapping twee ontslagen aan Vlaamse zijde waren gevallen, voor een gebeurtenis die zich tenslotte toch op Waals gebied had voorgedaan. Dit bracht de Franstaligen in een onzekere positie.393 Le Soir voelde dit de dag na de ontsnapping al aan: “L'évasion de Dutroux pourrait être, elle-même, communautarisée. En Flandre, on pourrait incriminer des incompétences ou des magouilles en Wallonie.”394 Het feit dat de ontsnapping zich had voorgedaan op Waals gebied, en dat hiervoor geen Walen ‘gestraft’ waren, zou kunnen leiden tot communautaire conflicten in het land.395 Ook La Dernière Heure rapporteerde dat dit eventueel tot problemen zou leiden. Twee Vlaamse ministers hadden ontslag genomen voor een monumentale fout van de rijkswacht in het zuiden van het land.396

Toen wat later ook het ontslag van rijkswachtcommandant Deridder viel, werd nog meer benadrukt dat er geen enkele Franstalige beleidsverantwoordelijke of leidinggevende persoon van justitie of politie zijn ontslag had aangeboden voor deze kwestie. De Vlamingen beten bijgevolg op de onderlip.397 Vooral De Standaard liet zijn kritische en Vlaamsgezinde stem horen in deze kwestie: “Dutroux ontsnapt opnieuw, twee Vlaamse ministers en een Vlaamse generaal stappen op, maar geen enkele Vlaming mag controleren wat er in Wallonië fout is gegaan. In die logica had men ook de commissie-Dutroux moeten opsplitsen, waarbij de Vlamingen hun taak beperkt gezien zouden hebben tot het dossier van An en Eefje.”398 Ook enkele lezersbrieven in De Standaard getuigden van deze communautair gekleurde kwestie. Zo schreef een lezer naar De Standaard: “Als Wathelet, Thily en Dejemeppe zoals onze drie Vlamingen een stap opzij doen, dan ontstaat er een Belgisch evenwicht dat schittert door zijn veelzijdigheid. (…) En de magistratuur volgt hiermee het voorbeeld van de politiek en de rijkswacht.”399

392 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 21. 393 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 227. 394 B. VAES, “Sur les impacts de l'évasion de Dutroux et la crise de confiance qui mine la politique”, Le Soir, 24 april 1998, 2. 395 M. DE MUELENAERE, B. VAES en M. VANESSE, “Premier ministre et premier gendarme au pied du mur”, Le Soir, 27 april 1998, 1. 396 C. CARPENTIER, “La reddition francophone”, La Dernière Heure, 25 en 26 april, 1998, 3. 397 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 230. 398 B. LAEREMANS, “Vlaanderen betaalt mee voor justitie in Wallonië”, De Standaard, 22 mei 1998, 11. 399 J. VAN ESBROECK, “Waarde Redactie: Stap opzij”, De Standaard, 12 mei 1998, 11. 93

Le Soir merkte op dat alle vooropgestelde ‘verantwoordelijke’ magistraten voor de ontsnapping van Dutroux – zelfs al hadden ze geen specifieke fout begaan – Waals waren. Dat blijkt ook uit bovenstaande Tabel 8. waarin voornamelijk Franstalige magistraten terug te vinden zijn. Procureur- generaal Thily, onderzoeksrechter Connerotte, procureur des konings Bourlet, enz. waren allen Franstalige magistraten. Daarnaast werden ook procureurs des konings Dejemeppe en voormalig minister van Justitie Wathelet aangeduid, die eveneens Franstalig waren.400 Voor Le Soir leek het erop alsof ze langs Vlaamse zijde de scores vereffend wilden zien. Verder keurde de krant ook af dat de Vlaamse kranten het ontslag van hun twee Vlaamse ministers zo ophemelden.401

Uit een meer diepgaande analyse van de berichtgeving kan besloten worden dat het ‘communautair conflict’ voornamelijk aangehaald werd in de kwaliteitskranten De Standaard en Le Soir. Zo werd in elk artikel van De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure nagegaan of melding gemaakt werd van deze communautaire kwestie.402 Zo blijkt dat het in 15 % van de artikels van De Standaard voorkwam, en in 18 % van de artikels van Le Soir. La Dernière Heure maakte er slechts gering melding van, nl. in 4 procent van de artikels. In Het Laaste Nieuws werd dit conflict haast nooit aangehaald: het werd slechts in 1 % van de artikels waargenomen.

Uit het onderzoek van de berichtgeving blijkt dat De Standaard openlijk kritiek uitte op de Franstaligen. Het Vlaamsgezinde karakter – waarop werd gewezen bij de situering van de kranten – kwam dus meer dan eens naar boven in de berichtgeving over de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord inzake de hervormingen. Ook de anti-Vlaamse houding van Le Soir was vaak in de berichtgeving te bespeuren. In Le Soir werd zelfs in bepaalde gevallen expliciet verwezen naar de té ‘Vlaamsgezinde’ berichtgeving van Guy Tegenbos in De Standaard.403

Dat dit thema in de Waalse pers gevoelig lag blijkt ook duidelijk aan een cartoon die gepubliceerd werd in Le Soir kort na de ontsnapping (Figuur 15.).404 Deze cartoon stelde de ‘verantwoordelijkheidskwestie’ voor de ontsnapping van Dutroux aan de kaak. Premier Jean-Luc Dehaene wordt afgebeeld op de Grote Markt van Brussel. Naast hem staat een beul klaar op het schavot om nieuwe ‘verantwoordelijken’ te onthoofden. Onderaan de cartoon is een mand zichtbaar waarin zich de drie Vlaamse hoofden van De Clerck, Vande Lanotte en Deridder bevinden. In een tekstballon valt te lezen hoe de beul zegt: “Maintenant c’est au tour des francophones”. Le Soir bespotte hiermee de kwestie, nl. dat de Vlamingen Franstalige koppen wilden zien rollen voor de ontsnapping van Dutroux. Er zijn ook enkele mooie details te bespeuren op de cartoon. Zo is te zien hoe de mensen rondom het schavot witte ballonnen vasthouden, waarmee verwezen wordt naar de Witte Mars. Ook Paul Marchal, de vader van één van de slachtoffers van Dutroux, is rechts van het schavot te zien. Onderaan rechts is een man zichtbaar die een rol papier vasthoudt waarop ‘Circulaire Peeters’ te lezen staat. Hiermee werd verwezen naar de taalkwestie die op dat moment aan de gang was in de faciliteitengemeenten. De anti-Vlaamse houding van Le Soir komt aldus duidelijk aan bod in deze cartoon.

400 M. DE MUELENAERE, B. VAES en M. VANESSE, “Premier ministre et premier gendarme au pied du mur”, Le Soir, 27 april 1998, 1. 401 J.-P. STROOBANTS, “Pas de nouvelles au pays de Magritte”, Le Soir, 27 april 1998, 2. 402 Voor elk onderzocht artikel van De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure werd nagegaan of melding gemaakt werd van dit ‘communautair conflict’. Dit werd opgeteld en in procenten uitgedrukt op het totaal aantal artikels per krant. 403 J.-P. STROOBANTS, “Pas de nouvelles au pays de Magritte”, Le Soir, 27 april 1998, 2. 404 X, “Courrier: L'«affaire» Dutroux: encore une salve de commentaires critiques sur les effets politico-judiciaires induits par la brève évasion de Marc Dutroux”, Le Soir, 30 april en 1 mei 1998, 2. 94

Figuur 3.’ Verantwoordelijkheidskwestie’. Overgenomen uit Le Soir, 30 april en 1 mei 1998, 2.

95

3.1.4. Tussenbesluit

Op welke wijze werd er nu bericht over politie en justitie? Na een kwalitatieve analyse van de berichtgeving in De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure, voor de periode van 24 april t.e.m. 31 mei 1998 kan besloten worden dat er heel wat negatieve of kritische berichtgeving aanwezig was omtrent deze instellingen. De vaststelling van Voorhoof in 1998, nl. dat politie en justitie steeds meer het doelwit vormden van expliciete kritiek in de media, kan gestaafd worden. De pers zag het duidelijk als haar taak om de disfuncties binnen politie en justitie te openbaren aan de bevolking. Er werden dan ook verschillende kritieken geuit op beide diensten.

Zowel bij de berichtgeving over politie als justitie was een trend vast te stellen. In eerste instantie lag zowel in de Vlaamse als de Waalse pers, de nadruk op de specifieke fouten van politie en gerecht bij de ontsnapping van Dutroux. Maar al snel werd dit gekoppeld aan een hele reeks andere fouten. Bij de politiediensten resulteerde dit in kritische berichtgeving over de slechte (samen)werking van de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie. Het was daarbij voornamelijk de rijkswacht die het doelwit vormde van de kritieken. Ook wat betreft justitie werd de ontsnapping van Dutroux meteen gekoppeld aan het algeheel disfunctioneren van het justitieapparaat zelf. Verschillende thema’s kwamen herhaaldelijk aan bod in de berichtgeving: de politisering van de benoemingen binnen de magistratuur, de gerechtelijke achterstand, het gebrek aan transparantie, enz.. Uit een analyse van de berichtgeving in de vier kranten kan echter geconcludeerd worden dat justitie nog net iets meer in de aandacht stond dan de politiediensten.

Daarnaast kan besloten worden dat ook heel wat actoren van politie en justitie bekritiseerd werden in de pers. Vanuit de politiek was een oproep gedaan aan de top van politie en justitie om een ‘stap opzij’ te doen ingevolge de ontsnapping van Dutroux. De pers speelde hier gretig op in. Heel wat actoren van politie en justitie stonden in de media-schijnwerpers na de ontsnapping van Dutroux. Een verklaring hiervoor was de ‘verantwoordelijkheidskwestie’ die zich afspeelde. Uiteindelijk zou rijkswachtcommandant Deridder effectief een stap opzij doen onder druk van de politici, publieke opinie, de pers, enz. De top van de magistratuur bleef echter onaantastbaar, wat breed uitgesmeerd werd in de pers. Aangezien magistraten moeilijk gesanctioneerd konden worden, nam de pers graag de rol van rechter op zich. Op die manier werden verschillende actoren van justitie publiekelijk aan de kaak gesteld. Figuren zoals procureur-generaal Thily, Europees rechter/ex-minister van Justitie Wathelet, enz. kregen het zwaar te verduren. Uit een analyse van de berichtgeving kan bijgevolg afgeleid worden dat de kritiek op de verschillende actoren van justitie zich niet langer beperkte tot de ontsnapping van Dutroux. Het ging hier om de volledige zaak-Dutroux, die het disfunctioneren van de instellingen en actoren van justitie had blootgelegd. Belangrijk is dat deze vooropgestelde ‘ontslagen’ ook gekoppeld werden aan de hervormingen binnen justitie en politie. In de berichtgeving werden deze namelijk voorgesteld alsof ze dienden bij te dragen aan een snellere doorvoering van de hervormingen. Er moet tenslotte worden opgemerkt dat wat betreft de negatieve berichtgeving over de actoren van politie en justitie er toch wat verschillen merkbaar waren binnen de Vlaamse en Waalse pers. Communautaire twistpunten traden op, dit was voornamelijk merkbaar in De Standaard en Le Soir.

96

3.2. De (kritische) berichtgeving over politie en justitie

3.2.1. De noodzaak tot hervormingen

Op welke wijze is er nu bericht over de hervormingen in De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure? Voorhoof stelde in het rapport De Relatie tussen Media en Justitie dat zolang er zich binnen justitie en politie geen grondige hervormingen zouden voordoen, dat de negatieve persaandacht zou blijven bestaan.405 Het maatschappelijk debat over de hervormingen werd dan ook behandeld door de pers. Het zou dankzij de media zijn – volgens Voorhoof – dat de problemen van politie en justitie uiteindelijk op de politieke agenda zijn verschenen.406

Werd het thema van de hervormingen effectief behandeld in de kranten? Om dit na te gaan is per artikel onderzocht of er melding gemaakt werd van de hervormingen binnen politie en/of justitie. De resultaten worden hierna weergegeven:

Figuur 16. Percentage artikels waarin hervorming politie en/of justitie vermeld is.

Figuur 16. visualiseert het percentage artikels per krant waarin de hervormingen binnen politie en/of justitie expliciet vermeld werden. Zoals reeds eerder aangegeven werden in het kader van dit

405 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 22. 406 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 17. 97 onderzoek de artikels in vier verschillende kranten – van 24 april t.e.m. 31 mei 1998 – over de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord onderzocht.

Uit bovenstaande figuur kan opgemaakt worden dat het thema van de hervormingen veelvuldig aan bod kwam in de kranten. Toch zijn er onderlinge verschillen merkbaar. De Standaard besteedde het meeste aandacht aan het thema; in maar liefst 59,35 % van de onderzochte artikels werden de hervormingen van politie en/of justitie expliciet vermeld. Daarna volgt Le Soir met 55,71 %. In Het Laatste Nieuws werden in 38,43 % van de artikels de hervormingen van politie en/of justitie vermeld. La Dernière Heure schonk het minst aandacht aan de hervormingen. Het is duidelijk dat de kwaliteitskranten meer interesse toonden voor het thema dan de populaire kranten. Verder valt op te merken dat de hervormingen van politie net iets meer behandeld werden in De Standaard, Het Laatste Nieuws en La Dernière Heure, terwijl Le Soir meer aandacht schonk aan de hervormingen van justitie. Doch zijn hier geen grote verschillen merkbaar; de hervormingen binnen politie en justitie kregen in elke krant ongeveer evenveel aandacht. Er kan besloten worden dat het thema herhaaldelijk behandeld werd in zowel de Vlaamse als Waalse pers. Zelfs in de populaire kranten werd het thema van de hervormingen in een niet verwaarloosbaar aandeel van de artikels behandeld. De stelling van Voorhoof – nl. dat het maatschappelijk debat over de hervormingen binnen politie en justitie behandeld werd door de pers – kan bijgevolg bevestigd worden.

Uit een analyse van de berichtgeving kan vastgesteld worden dat het thema van de hervormingen meteen na de ontsnapping van Dutroux opdook in de berichtgeving van de vier verschillende kranten. Zoals eerder aangegeven werd er ingevolge van de ontsnapping van Dutroux bericht over het disfunctioneren van politie en justitie. Deze kritische berichtgeving werd echter ook gekoppeld aan de vraag tot hervormingen. Zo werd er o.a. kritiek gegeven op het feit dat deze lang beloofde hervormingen nog steeds niet doorgevoerd waren. De ontsnapping van Dutroux – of beter gezegd, het falen van politie en justitie – werd in verband gebracht met de noodzaak tot hervormingen. Een opiniestuk van Guy Tegenbos in De Standaard, getiteld “Excuses weg” getuigt hiervan: “Premier Jean- Luc Dehaene heeft geen keuze. Hij moet, na de vertoning van donderdag407, op zeer korte termijn een minimum aan vertrouwen proberen te herwinnen bij de burgers: vertrouwen in justitie en politie, en vertrouwen in de capaciteit van de politiek om die instellingen drastisch te verbeteren. […] Nu valt elk excuus weg. De crisis loopt open en bloot. Niet alleen snelle, krachtige hervormingen zijn nodig, zaken die blijkbaar niet of nauwelijks kunnen. Ook een regering die toont dat ze nog enige invloed heeft in het staatsapparaat. Een regering die regeert.”408 Uit dit opiniestuk, gepubliceerd kort na de ontsnapping, kan afgeleid worden dat De Standaard niet louter berichtte over de hervormingen, maar er ook daadwerkelijk voor pleitte.

Vermeldenswaardig is het gegeven dat op 24 april 1998 – de dag na de ontsnapping – het thema van de hervormingen reeds in alle vier de kranten aan bod kwam.409 De kranten publiceerden aldus

407 Hiermee wordt de ontsnapping van Dutroux bedoeld, die plaatsvond op donderdag 23 april 1998. 408 G. TEGENBOS, “Excuses weg”, De Standaard, 25 en 26 april 1998, 15. 409 DE REDACTIE, “Dieper dan diep”, De Standaard, 24 april 1998, 1.; L. VAN DER KELEN en A. BATS, “Wetstraat geschokt na ontsnapping: “Het ondenkbare is gebeurd””, Het Laatste Nieuws, 24 april 1998, 2.; M. VANESSE en J.-C. VANTROYEN, “Dutroux: quatre heures de cavale qui ont bouleversé la Belgique Dutroux s'évade, Dutroux est repris”, Le Soir, 24 april 1998, 1.; V.L., “Dehaene sacrifie deux ministres. Le premier ministre promet une enquête. Vote mardi sur la confiance”, La Dernière Heure, 24 april 1998, 4. 98 verschillende artikels waarin de hervormingen van politie en justitie in het algemeen werden aangehaald. Maar bovendien werden in een groot aantal artikels deze hervormingen ook verder gespecifieerd.

Over welke soort hervormingen werd er dan precies bericht? Om deze vraag te kunnen beantwoorden werd per artikel nagegaan of er over een specifieke hervorming binnen politie en justitie bericht werd. Uiteindelijk werd dit verder gecategoriseerd in drie luiken; nl. de drie luiken van het Octopusakkoord.410 Zoals reeds eerder vermeld in het theoretische luik van deze masterproef bestond het Octopusakkoord – dat gesloten werd op 23 mei – uit drie luiken. Een eerste luik betreft de reorganisatie van de politie, het tweede luik betreft de Hoge Raad voor de Justitie, en het derde luik betreft de reorganisatie van het gerecht waaronder verschillende zaken vallen, zoals bv. de oprichting van een federaal parket, de verticale en horizontale integratie van het Openbaar Ministerie, enz.

Volgende figuur geeft de resultaten weer:

Figuur 17. Percentage artikels waarin specifieke hervorming vermeld is - onderverdeeld in drie luiken.

Figuur 17. visualiseert het percentage artikels per krant waarin de drie specifieke hervormingen of luiken expliciet vermeld werden. Op deze manier wordt zichtbaar over welke soort hervormingen (het meest) bericht werd.411 Bovenstaande Figuur 18. toont aan dat in alle vier de kranten het meest over

410 Zo werd per artikel nagegaan of er over een specifieke hervorming gesproken werd. Dit werd genoteerd en vervolgens werd dit onderverdeeld in één van de drie luiken. Bijvoorbeeld: Indien er over de reorganisatie van de politiediensten werd geschreven, dan werd dit geklasseerd onder het eerste luik. Indien er over de Hoge Raad voor de Justitie gesproken werd, dan werd dit geklasseerd onder het tweede luik. Indien er over de reorganisatie van het gerecht (federaal parket, horizontale en verticale integratie, tijdelijke mandaten, justitiehuizen, magistratenscholen, enz.) gesproken werd, dan werd dit geklasseerd onder het derde luik. 411 Er moet opgemerkt worden dat in een aantal artikels de hervormingen binnen politie en justitie niet verder gespecifieerd werden. In andere artikels werden de hervormingen wel gespecifieerd. Figuur 17. toont bijgevolg aan over welk soort hervormingen bericht werd, indien deze gespecifieerd werden in het artikel. 99 de reorganisatie van de politiediensten en de Hoge Raad voor de Justitie bericht werd. Opvallend daarbij is dat de kwaliteitskranten meer aandacht schonken aan de Hoge Raad voor de Justitie, terwijl de populaire kranten meer oog hadden voor de reorganisatie van de politiediensten. Er kan gesteld worden dat de eerste twee luiken – nl. de reorganisatie van de politiediensten en de Hoge Raad voor de Justitie – het meest besproken werden in de kranten. Over het derde luik, nl. de reorganisatie van het gerecht, werd heel wat minder bericht. Dit is toch wel opmerkelijk, aangezien onder dit derde luik een heel aantal zaken vallen: bv. de oprichting van een federaal parket, de verticale en horizontale integratie van het Openbaar Ministerie, magistratenscholen, enz. Overigens kan nog vermeld worden dat de kwaliteitskranten meer interesse toonden in de verschillende soorten hervormingen, dan de populaire kranten.

Dat de reorganisatie van de politiediensten en de Hoge Raad voor de Justitie het meest besproken werden in de kranten kan gekoppeld worden aan de kritische berichtgeving over het disfunctioneren van de politiediensten en de politieke benoemingen binnen de magistratuur.

Zoals reeds eerder vermeld bestond er heel wat berichtgeving over het disfunctioneren van de politiediensten. Zo werd er voornamelijk kritiek geuit over de samenwerking van de politiediensten onderling, en de rijkswacht als instelling zelf.412 Bij deze kritische berichtgeving bleef het niet; er werd tegelijkertijd gepleit voor hervormingen. Vooral de kwaliteitskranten namen deel aan het debat over de reorganisatie van de politiediensten. Zo zag Le Soir een hervorming van de politie als een unieke kans om af te geraken van de rijkswacht als slecht werkend orgaan. Een voorwaarde was echter dat deze hervorming naar behoren zou worden uitgevoerd.413 Een ander voorbeeld hiervan is een opiniestuk in De Standaard van een burgemeester waarin een krachtig pleidooi gehouden werd voor een eenheidspolitie: “Eenheidspolitie is enige oplossing.”414 In Le Soir verscheen dan weer een opinie van een magistraat die geen voorstander was van één enkele politiemacht met één enkele chef.415 Verschillende meningen kwamen aan bod in de kranten. Er werd gediscussieerd over o.a. een fusie tussen de lokale politiediensten, een hiërarchische of functionele band tussen de politiediensten, enz.

Aan de Hoge Raad voor de Justitie werd heel wat aandacht besteed. Dit kan gekoppeld worden aan de berichtgeving waarin er kritiek geuit werd op de politisering van de benoemingen binnen de magistratuur. In vorig hoofdstuk werd aangetoond dat dit thema meermaals in de berichtgeving van de kranten kwam opduiken n.a.v. de ontsnapping van Dutroux. Deze politieke benoemingen werden als een echt probleem gezien. Dit kan ook in verband gebracht worden met de eerder besproken berichtgeving over de ‘heksenjacht’ op magistraten. Zo werden er na 23 april 1998 hoofden geëist van verschillende magistraten: Europees rechter Wathelet, procureur des konings Dejemeppe, procureur- generaal Thily, enz.416 Deze werden namelijk als hét voorbeeld gezien van de politisering van benoemingen binnen de magistratuur; de eerste twee hadden banden met de politieke partij PSC, de laatste met PS.417

412 W. VAN GEET, “Mentaliteitswijziging is broodnodig”, De Standaard, 26 mei 1998, 11. 413 P. LEPRINCE, “Le syndrome du Titanic s'abat sur la gendarmerie”, Le Soir, 30 april en 1 mei 1998, 4. 414 L. LATOIR, “Eenheidspolitie is enige oplossing”, De Standaard, 7 mei 1998, 12. 415 V. PAULUS, “Un autre projet pour réformer les polices”, Le Soir, 11 mei 1998, 2. 416 R.D., “Erdman wil dat ook Dejemeppe en Van Oudenhove stap opzij doen”, Het Laatste Nieuws, 30 april en 1 mei 1998, 2. 417 J. VAN ESBROECK, “Waarde Redactie: Stap opzij”, De Standaard, 12 mei 1998, 11. 100

Het bleef niet bij kritische berichtgeving over deze praktijken; er werd voor een objectivering van benoemingen gepleit. Een diepgaander debat over een Hoge Raad voor de Justitie werd voornamelijk gevoerd in de kwaliteitskranten. Zo publiceerde Le Soir een opiniestuk van een advocaat die pleitte voor de oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie, omdat er sprake was van politisering van benoemingen binnen de magistratuur: “La source de tous les maux, c'est la politisation des nominations et promotions. […] La couleur politique des juges doit perdre son importance. La seule manière d'y arriver est de tout prévoir pour que cette couleur n'ait plus la moindre espèce d'influence pour la carrière des intéressés.” 418 Er werd te veel rekening gehouden met de politieke overtuiging van de magistraat, terwijl deze eigenlijk vooral een onafhankelijk en onpartijdig jurist behoorde te zijn.419 Er werd ook aangestipt door De Standaard dat het belangrijk was dat er een Hoge Raad voor de Justitie zou komen met grondwetswijziging, waarvoor een samenwerking tussen meerderheid en oppositie noodzakelijk was. Zo werd er door Filip Verhoest in De Standaard gepleit voor een Hoge Raad met grondwetswijziging. Een Hoge Raad zonder wijziging van de grondwet zou immers een lege doos zijn.420 Deze grondwetswijziging was noodzakelijk om daadwerkelijk een eind te maken aan de politieke inmenging in de promoties van magistraten. Volgens toenmalig artikel 151 GW droegen namelijk, naast magistraten, ook provincieraden rechters naar voor, voor een promotie tot raadsheer in één van de vijf hoven van beroep. Voor het Hof van Cassatie deden de Kamer en de Senaat dan weer afwisselend voordrachten. Die inmenging van politiek verkozen instellingen werd in De Standaard, sinds de zaak-Dutroux, beschouwd als hét voorbeeld van politieke benoemingen in de magistratuur. Hieraan diende een einde te komen, aldus De Standaard. Een Hoge Raad voor de Justitie zou dit dan ook moeten verhelpen; zo zouden de kandidaten gerangschikt moeten worden volgens diploma’s en verdiensten, wat promoties objectiever zou maken.421

Over de zaken die onder het luik van de reorganisatie van het gerecht vallen, werd minder gepubliceerd in de kranten. Het betreft o.a. de oprichting van een federaal parket ter bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit, een doelmatig gecoördineerd beleid voor slachtofferzorg, de oprichting van een Nederlandstalige en Franstalige magistratenschool, een verticale en horizontale integratie van het Openbaar Ministerie, de oprichting van een arrondissementsrechtbank, enz.422 Toch is het niet zo dat er helemaal niet voor gepleit werd; er werd gewoon minder over geschreven in vergelijking met de twee andere hervormingen. Het is duidelijk dat de reorganisatie van de politiediensten en de Hoge Raad voor de Justitie als prioritair werden aanzien. In de kwaliteitskranten werd het onderwerp van de reorganisatie van het gerecht zeker en vast wel aangehaald; het was voornamelijk in de populaire kranten dat dit niet veel aan bod kwam. Wel dient opgemerkt te worden dat het soms beperkt bleef tot een loutere opsomming van deze hervormingen, waarbij een diepgaandere uitleg ontbrak.423 Zo werd er bv. wel af en toe gesproken over de oprichting van een

418 L. MISSON, “Le Conseil supérieur de la Justice”, Le Soir, 6 mei 1998, 2. 419 L. MISSON, “Le Conseil supérieur de la Justice”, Le Soir, 6 mei 1998, 2.; R. HAQUIN, “Conseil supérieur de la justice: il y a des terrains d'entente”, Le Soir, 2 en 3 mei 1998, 30. 420 F. VERHOEST, “Hoge raad zonder wijziging grondwet is lege doos”, De Standaard, 5 mei 1998, 3. 421 F. VERHOEST, “Hoge raad zonder wijziging grondwet is lege doos”, De Standaard, 5 mei 1998, 3. 422 G. BOURGEOIS, “Vlaming heeft baat bij goede justitie”, De Standaard, 30 en 31 mei 1998, 13.; X, “Centrale rechtbank in elk arrondissement”, De Standaard, 20 en 21 mei 1998, 3. 423 G. BOURGEOIS, “Vlaming heeft baat bij goede justitie”, De Standaard, 30 en 31 mei 1998, 13. 101 federaal parket.424 De eerste Bendecommissie benadrukte al de noodzaak tot dergelijk parket, waardoor een grensoverschrijdende aanpak van de misdaad mogelijk zou worden. Het bleef echter bij een aanbeveling, die overgenomen werd door de Dutrouxcommissie en de tweede Bendecommissie.425

Er kan gesteld worden dat de verschillende soorten hervormingen het meest besproken werden in de kwaliteitspers. Maar waren er dan verschillen merkbaar tussen de Vlaamse en Waalse pers? Na een analyse van de berichtgeving werd vastgesteld dat ook hier af en toe communautaire twistpunten kwamen bovendrijven. Zo werd er in De Standaard meer dan eens kritiek geuit op Wallonië. Er werd gesteld dat Vlaanderen meebetaalde voor justitie in Wallonië en dat vooral in het zuiden van het land gebruik werd gemaakt van een gepolitiseerd en nefast benoemingsbeleid.426 Er klonken bij gelegenheid stemmen voor een regionalisering of splitsing van justitie, omdat elke vooropgestelde hervorming botste op de grote cultuurverschillen tussen Vlaanderen en Wallonië.427 Verder werd ook vernoemd dat Wallonië zich verzette tegen de politiehervormingen.428 Le Soir liet de afkeuring omtrent het idee van een splitsing van justitie duidelijk merken.429 Daarnaast werd ook af en toe vermeld dat het communautaire conflict opgeborgen zou moeten worden, indien men wou dat de hervormingen zouden slagen.430 Ook in La Dernière Heure werden de communautaire twistpunten i.v.m. de hervormingen af en toe eens aangehaald.431 In Het Laatste Nieuws kwam dit haast nooit aan bod.

Na een analyse van de kranten kan gesteld worden dat het thema van de hervormingen binnen politie en justitie na de ontsnapping van Dutroux veelvuldig aan bod kwam. Daarbij werd het meest gepleit voor een reorganisatie van de politiediensten en een Hoge Raad voor de Justitie; wat gekoppeld kan worden aan de negatieve berichtgeving omtrent het disfunctioneren van de politiediensten en de politisering van de benoemingen. Voornamelijk de kwaliteitskranten debatteerden over deze hervormingen. Verder kan ook opgemerkt worden dat er communautaire twistpunten i.v.m. de hervormingen kwamen opduiken in de kranten. Dit was dan voornamelijk in De Standaard en Le Soir. Het enerzijds Vlaamsgezind karakter van De Standaard, en de anderzijds anti-Vlaamse houding van Le Soir waren hier merkbaar.

424 CH. C., “Négociez, y'a rien (encore) à voir! On ne saura que ce mardi soir si la négociation Justice/polices est sur les bons rails”, La Dernière Heure, 12 mei 1998, 6.; R. HAQUIN, “Tony Van Parijs, l'ex-fan d'une justice régionalisée”, Le Soir, 25 en 26 april 1998, 3. 425 F. VERHOEST,“”Federaal parket” tweede doorbraak Octopus-overleg”, De Standaard, 22 mei 1998, 1. 426 B. LAEREMANS, “Vlaanderen betaalt mee voor justitie in Wallonië”, De Standaard, 22 mei 1998, 12. 427 F. VERHOEST, “Splitsing van justitie is onvermijdelijk”, De Standaard, 14 mei 1998, 3. 428 L. LATOIR , “Eenheidspolitie is enige oplossing”, De Standaard, 7 mei 1998, 12. 429 R. HAQUIN, “Tony Van Parys, l’ex-fan d’une justice régionalisée”, Le Soir, 25 en 26 april 1998, 3. 430 B. VAES en J.-C. VANTROYEN, “Ce mardi, le gouvernement ne peut plus s'évader”, Le Soir, 28 april 1998, 1. 431 C. CARPENTIER, “La reddition francophone”, La Dernière Heure, 25 en 26 april 1998, 3. 102

3.2.2. De reacties op het Octopusakkoord over hervormingen bij politie en justitie

Op 23 mei 1998 werd het Octopusakkoord – ongeveer een maand na de ontsnapping van Dutroux – tussen meerderheid en oppositie gesloten. Het Octopusakkoord valt uiteen in drie luiken. Een eerste luik betreft de reorganisatie van de politie. Het akkoord heeft het over een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. Tussen beide niveaus werd een functionele band voorzien.432 Een tweede luik handelt over de wijziging van artikel 151 van de Gecoördineerde Grondwet en de oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie, terwijl een laatste luik de rechterlijke organisatie betreft.433 Dit laatste luik beoogt o.m. de oprichting van een federaal parket, de invoering van een mandaatsysteem voor korpschefs, een uitbreiding van het College van procureurs-generaal, de verticale en horizontale integratie van het Openbaar Ministerie, enz.434

Hoe werd dit akkoord ontvangen in de pers? In zowel de Vlaamse als Waalse pers werd dit meteen bestempeld als een historisch akkoord. Van de (communautaire) tegenstellingen en discussies die voorheen bestonden bleef niets meer over.

Het Laatste Nieuws kopte: “Eindelijk een goed rapport: Historisch akkoord over justitie en politie.”435 Le Soir sprak over een “Union sacrée” die het politie- en justitielandschap had hertekend.436 Hoofdredacteur Guy Duplat reageerde met een opiniestuk op de voorpagina, getiteld “Un Miracle”: “L'accord sur les polices et sur la Justice est à marquer d'une pierre blanche dans l'histoire de la Belgique. Pour la première fois depuis 1830, ces deux pans essentiels de notre Etat de droit seront réformés. Ils entreront de plain-pied dans l'ère moderne.”437 Volgens Duplat werden de disfuncties binnen politie en justitie die zo vaak aan de kaak waren gesteld eindelijk aangepakt. Deze keer werd er gereageerd op de verwachtingen van de bevolking; verwachtingen die sinds de ontdekking van de vermiste en vermoorde kinderen in 1996 waren ontstaan.438 Daarnaast reageerde La Dernière Heure wat ludiek: “Notre nouvelle police enfin sur les rails. La gendarmerie est enterrée. Voici le FBI à la belge et les polices locales.”439 Ook De Standaard sprak over een historische dimensie van het akkoord over politie en justitie.440

432 B. VAN PETEGHEM, “Octopus-akkoord versterkt politiek als eerste macht: Kamer en Senaat zullen vergelijk plechtig bezegelen / Tegenwind verwacht van magistratuur en politie”, De Standaard, 25 mei 1998, 1. 433 I. DUPRE en R. VAN NUFFELEN, “De Hoge Raad voor de Justitie: het nieuwe huis van vertrouwen”, Panopticon 1999, (20) 21. 434 G. BOURGEOIS, “Vlaming heeft baat bij goede justitie”, De Standaard, 30 en 31 mei 1998, 13. 435 X, “Eindelijk een goed rapport: Historisch akkoord over hervorming justitie en politie”, Het Laatste Nieuws, 25 mei 1998, 1. 436 J.-P. BORLOO, A. LALLEMAND, D. VAN OVERBEKE en M. LAMENSCH, “Une «union sacrée» redessine les polices et la Justice”, Le Soir, 25 mei 1998, 1. 437 G. DUPLAT, “Un miracle”, Le Soir, 25 mei 1998, 1. 438 G. DUPLAT, “Un miracle”, Le Soir, 25 mei 1998, 1. 439 H. VANSLEMBROUCK, “Notre nouvelle police enfin sur les rails. La gendarmerie est enterrée. Voici le FBI à la belge et les polices locales”, La Dernière Heure, 24 mei 1998, 2. 440 B. VAN PETEGHEM, “Octopus-akkoord versterkt politiek als eerste macht: Kamer en Senaat zullen vergelijk plechtig bezegelen / Tegenwind verwacht van magistratuur en politie”, De Standaard, 25 mei 1998, 1. 103

Het woord ‘historisch’ viel meermaals in de berichtgeving van de vier kranten over het Octopusakkoord.441 Vermeldenswaardig is het gegeven dat premier Jean-Luc Dehaene tijdens een persconferentie een oproep deed aan de pers – de vierde macht, naast de klassieke drie – om het akkoord positief te benaderen, en om op die manier het juiste signaal door te geven aan de bevolking. “Het monnikenwerk van uitleg en overtuiging”, kon op die manier van start gaan. Deze boodschap werd in de Standaard verder verspreid.442

Zoals eerder werd aangetoond in deze masterproef was er meteen na de ontsnapping van Dutroux een negatieve of kritische berichtgeving omtrent politie en justitie aanwezig in de vier verschillende kranten. Men kan zich de vraag stellen of die negatieve of kritische berichtgeving afnam met de aankondiging van het Octopusakkoord. Voorhoof stelde immers dat de negatieve persaandacht zou blijven aanhouden zolang er geen grondige hervormingen binnen justitie en politie zouden plaatsvinden.443 Deze stelling wordt aan de berichtgeving van 24 april t.e.m. 31 mei getoetst.444

Volgende twee figuren geven het aandeel negatieve of kritische berichtgeving omtrent justitie en politie in de vier kranten weer, en dit gespreid over de periode van 24 april t.e.m. 31 mei:

441 H. VSB., “Un accord historique pour la justice: Naissance du parquet fédéral et du Conseil supérieur de la justice”, La Dernière Heure, 25 mei 1998, 4. 442 B. VAN PETEGHEM, “Octopus-partners kwistig met wierook: Onderhuids blijft strijd woeden om gunst kiezer”, De Standaard, 25 mei 1998, 3. 443 D. VOORHOOF, De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 22. 444 Zoals reeds eerder vermeld: Om het aandeel van deze negatieve of kritische berichtgeving in kaart te brengen, is nagegaan per artikel of er gesproken werd over het falen, het disfunctioneren, de fouten, de blunders, enz. van justitie en politie. Er werd ook rekening gehouden met rechtstreekse kritiek op de instellingen en de actoren van politie en justitie. 104

Figuur18. Aantal artikels met negatieve of kritische berichtgeving omtrent justitie in de 4 kranten.

24 april t.e.m. 31 mei 1998.

105

Figuur 19. Aantal artikels met negatieve of kritische berichtgeving omtrent politie in de 4 kranten –

24 april t.e.m. 31 mei 1998.

De figuren 18 en 19 tonen aan dat de negatieve of kritische berichtgeving omtrent justitie en politie voornamelijk aanwezig was na de ontsnapping van Dutroux. Deze grafieken liggen dan ook in de lijn van de verwachtingen. Het is dan ook logisch dat de felste kritieken klonken na de ontsnapping van Dutroux. Daarna neemt de kritische of negatieve berichtgeving omtrent justitie en politie wel af, maar het is niet dat ze volledig verdwijnt. Ook in de week van 25 t.e.m. 31 mei 1998 – na de aankondiging van het Octopusakkoord – verdwijnt deze negatieve of kritische berichtgeving niet volledig.

Uiteraard kan hier de opmerking worden gemaakt dat de onderzochte berichtgeving slechts op een korte periode van vijf weken betrekking heeft. Een onderzoek van berichtgeving verspreid over een groter aantal maanden zou uiteraard een genuanceerder resultaat opleveren. Toch is het interessant om uit bovenstaande figuren vast te stellen dat de negatieve of kritische berichtgeving omtrent justitie en politie niet volledig verdween bij de aankondiging van het Octopusakkoord inzake de hervormingen. Hoe kan het dat deze negatieve of kritische berichtgeving niet volledig uitdoofde, ondanks het feit dat de vier kranten heel positief reageerden op de totstandkoming van het Octopusakkoord?

Een verklaring hiervoor zijn de reacties binnen politie en justitie op de aangekondigde hervormingen. Binnen politie en justitie werd er namelijk niet altijd even positief gereageerd op het Octopusakkoord.

106

De verschillende kranten speelden hier uiteraard gretig op in; het waren immers ‘alweer’ politie en justitie die tegenwerkten. Dit werd door de verschillende kranten zelfs als ‘corporatisme’ bestempeld.445

De Standaard meldde reeds op 25 mei dat “er tegenwind verwacht werd van de magistratuur en de politie”. Beide instanties waren immers amper geraadpleegd bij het Octopusoverleg; het was een zuiver politiek akkoord.446 Hierna worden enkele reacties weergegeven, doch niet allemaal aangezien dit te ver zou leiden:

In het kader van de vooropgestelde politiehervorming klonk er voornamelijk kritiek op het feit dat Brussel niet zou deelnemen aan deze hervorming. Aanvankelijk was het zo dat de politiehervorming voor het hele Belgische grondgebied zou gelden, maar niet voor de hoofdstad. Een paar dagen later werd echter toch beslist dat Brussel zou meedoen. Deze kritieken waren slechts van korte duur.447 Binnen de rijkswacht waren de meningen verdeeld. Zo reageerde een ex-rijkswachter in La Dernière Heure betreurenswaardig: "On a assassiné la gendarmerie!”. De rijkswacht hield namelijk na 201 jaar op te bestaan.448 Maar over het algemeen werd er in de kranten bericht dat de rijkswacht ‘klaar’ was voor de hervorming.449 Luc Van Der Kelen van Het Laatste Nieuws merkte echter op dat er zich een paradox voordeed: “Ik vraag me af of iemand het gevaar van de paradox heeft gezien: om de politieoorlog te stoppen, worden de verschillende diensten gefusioneerd tot twee nieuwe politiediensten, die onvermijdelijk op elkaars terrein zullen belanden en dwingend een nieuwe politieoorlog zullen uitlokken.”450

Er werd voornamelijk kritiek geuit aan het adres van de magistratuur. Het probleem was de Hoge Raad voor de Justitie.451 “De top van de magistratuur had alweer zijn pluimen gelaten”, aldus De Standaard.452 De eerste voorzitter en de procureur-generaal van het Hof van Cassatie, meer specifiek Pierre Marchal en Eliane Liekendael, hadden namelijk een plechtige brief geschreven aan de eerste minister om hem te wijzen op de gevaren van ‘de octopus’.453 In die brief werd er op aangedrongen dat de hogere magistraten hun collega’s en korpschefs zelf zouden kunnen blijven aanwijzen. Het Hof van Cassatie vroeg met andere woorden een uitzonderingsstatuut. Uiteraard werd dit breed uitgesmeerd in de pers.454 Zo kopte Het Laatste Nieuws bijvoorbeeld: “Eliane Liekendael wil geen

445 J. RASKING, “Breed politiek front moet weerstand korpsen opvangen”: CVP-voorzitter Van Peel vaart uit tegen corporatisme bij politie en gerecht”, De Standaard, 9 en 10 mei 1998, 1. 446 B. VAN PETEGHEM, “Octopus-akkoord versterkt politiek als eerste macht: Kamer en Senaat zullen vergelijk plechtig bezegelen / Tegenwind verwacht van magistratuur en politie”, De Standaard, 25 mei 1998, 1. 447 D. ACHTEN, “Ultiem antwoord”, De Standaard, 25 mei 1998, 2. 448 B.F., “Après 201 ans de vie, adieu à la gendarmerie”, La Dernière Heure, 26 mei 1998, 2. 449 J. RASKING, “Rijkswacht ‘klaar’ voor hervorming: Top magistratuur blijft hindernissen opwerpen”, De Standaard, 16 en 17 mei 1998, 1. 450 L. VAN DER KELEN, “Onze opinie: De paradox”, Het Laatste Nieuws, 13 mei 1998, 2. 451 J. RASKING, “Rijkswacht ‘klaar’ voor hervorming: Top magistratuur blijft hindernissen opwerpen”, De Standaard, 16 en 17 mei 1998, 1. 452 F. VERHOEST, “Winst en verlies bij Octopus-overleg: Premier Jean-Luc Dehaene sprak namens CVP én hele coalitie”, De Standaard, 26 mei 1998, 2. 453 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 77. 454 F. VERHOEST, “Winst en verlies bij Octopus-overleg: Premier Jean-Luc Dehaene sprak namens CVP én hele coalitie”, De Standaard, 26 mei 1998, 2.; B. VAN PETEGHEM, “Octopus-akkoord versterkt politiek als eerste macht: Kamer en Senaat zullen vergelijk plechtig bezegelen / Tegenwind verwacht van magistratuur en politie”, 107 vernieuwing.”455 Verder stelde de krant dat andere magistraten wel positief waren over de veranderingen bij justitie.456 Hoofdredacteur Dirk Achten concludeerde tenslotte in een opiniestuk in De Standaard: “De hoop is groot dat de Hoge Raad voor de Justitie de politieke benoemingen uit de wereld helpt, maar het is wachten op de praktijk om het echt te geloven.”457

3.2.3. De ontsnapping van Dutroux: de échte katalysator?

Voor deze masterproef is de berichtgeving in vier verschillende kranten onderzocht tussen de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord. In de (rechts)literatuur wordt vaak gesteld dat de zaak-Dutroux een invloed had op de justitiële en politionele hervormingen. Bovendien wordt de ontsnapping van Dutroux vaak gezien als de échte katalysator. Zo is het de overtuiging van De Ruyver dat de Octopushervorming er nooit gekomen zou zijn, indien Dutroux niet was ontsnapt op 23 april 1998 uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau.458 Twee weken na de ontsnapping zaten immers acht partijen – bereid tot samenwerking - aan de onderhandelingstafel. In ruim een maand tijd werd het Octopusakkoord tot stand gebracht. Voordien was het blijkbaar niet mogelijk geweest om tot een akkoord te komen over politie en justitie.459

Schreven De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure het akkoord over de hervormingen toe aan de ontsnapping van Dutroux? Uit een analyse van de berichtgeving blijkt in eerste instantie duidelijk dat de ontsnapping van Dutroux meteen in verband werd gebracht met het disfunctioneren van politie en justitie, waarbij er ook gepleit werd voor hervormingen. De ontsnapping van Dutroux en de eis tot hervormingen werden dus vaak in één adem genoemd. Bovendien legden de vier kranten, op het moment dat het Octopusakkoord effectief tot stand kwam, een link tussen de ontsnapping en de hervormingen.

Hoofdredacteur Guy Duplat van Le Soir schreef in een opiniestuk de hervormingen rechtstreeks toe aan de ontsnapping van Dutroux. Reeds jarenlang was er niks gewijzigd op vlak van politie en justitie. De ontsnapping was dé katalysator die de hervormingen mogelijk maakte: “Certes, la manière de laquelle cet accord a été signé est étonnante: il a fallu l'évasion grotesque de Dutroux, apparemment, pour rendre possible ce qui traînait depuis des années dans les cartons. En quelques jours à peine, tout

De Standaard, 25 mei 1998, 1.; B. FRANCHIMONT, “Le droit, rien que le droit. Eliane Liekendael s'explique devant les caméras de télévision”, La Dernière Heure, 30 en 31 mei 1998, 15. 455 X, “Eliane Liekendael wil geen vernieuwing”, Het Laatste Nieuws, 26 mei 1998, 1. 456 A. BATS, “Magistraten bijna unaniem positief over veranderingen bij justitie: Liekendael staat allen”, Het Laatste Nieuws, 26 mei 1998, 2. 457 D. ACHTEN, “Ultiem antwoord”, De Standaard, 25 mei 1998, 2. 458 B. DE RUYVER, “De reorganisatie van de reguliere politiediensten in het licht van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Dutroux’ en ‘Bende van Nijvel’” in C. FIJNAUT, B. DE RUYVER en F. GOOSSENS (eds.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, (43) 55.; B. DE RUYVER, “De witte ridder en de octopus”, De Standaard, 22 maart 2007, https://www.standaard.be/cnt/ob19rtbk?&articlehash=5A6E9CB07C20055362FC0827E1D9DB948B8F68AC385 CFEEE0B0C4BA6BE433CEF743BA0885E49C84CBC6101BB0039F26E476E56A17009A4DC861A873E3075088F. 459 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 238. 108 un plan de réformes fondamentales a été décidé. Nous avions, au lendemain de l'évasion de Dutroux, évoqué un rêve: celui de voir majorité et opposition s'unir pour réformer Justice et polices. L'utopie s'est réalisée. Applaudissons l'exploit. […] Il fallait un catalyseur pour faciliter l'accouchement: en Belgique, tous les accords difficiles ne naissent que dans des situations de crise.460 Duplat stelde dat moeilijke overeenkomsten in België steeds uit crisissituaties voortkwamen. Ook in La Dernière Heure werd de ontsnapping van Dutroux met de hervormingen in verband gebracht, doch minder expliciet.461

Guy Tegenbos van De Standaard maakte het in eerste instantie aan de lezer duidelijk dat het niet de Witte Mars was die tot de beloofde hervormingen had geleid: “De Witte Mars dreef de politiek naar de actie. Er kwam eindelijk beweging in het dossier van de politie en de justitie. Helaas niet genoeg. En te kortstondig. Na enige tijd stak de inertie weer de kop op. Vertragingsmechanismen allerhande werden ingeschakeld. […] En de verontwaardigde burgers? Die konden onmogelijk zo lang de druk hoog houden.” 462 Ook na de totstandkoming van het Octopusakkoord werd de link gelegd tussen de ontsnapping en de hervormingen. Waar ettelijke onderzoekscommissies niet in geslaagd waren, had de ontsnapping van Dutroux wel bewerkstelligd: een geïntegreerde politie, een federaal parket, enz.463

Redacteur Dirk Volckaerts maakte een ontgoochelende vaststelling in Het Laatste Nieuws: “Een gevangene, weze het volksvijand nummer één, die drie uur lang in een modderig bos rondwaart, heeft dus meer kunnen bereiken dan een hardwerkende, parlementaire onderzoekscommissie. Dit is een schande, dit is minachting voor het parlement. Kort en krachtig.”464 Bovendien verscheen de verbitterde uitspraak van Marc Verwilghen, de voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie Dutroux, in verschillende kranten: “In 17 maanden kon mijn commissie niet bereiken wat Dutroux wel kon.”465

Zowel de Vlaamse als de Waalse pers koppelden – de ene al wat explicieter dan de andere - de beruchte ontsnapping van Dutroux aan de totstandkoming van het Octopusakkoord. Dat blijkt duidelijk uit het onderzoek van de berichtgeving. Over de communautaire grenzen heen waren ze eensgezind dat de ontsnapping de hervormingen had teweeggebracht.

De zaak-Dutroux bracht inderdaad een schok teweeg bij de publieke opinie. Het reeds jarenlange disfunctioneren van politie en justitie werd hierdoor pijnlijk duidelijk. Men kan stellen dat de Witte Mars en de parlementaire onderzoekscommissies weinig teweeg hadden gebracht. Van de vooropgestelde aanbevelingen in de Dutrouxcommissie kwam weinig terecht. Het duurde effectief tot aan de ontsnapping alvorens er een akkoord bereikt werd waarin grote hervormingen werden

460 G. DUPLAT, “Un miracle”, Le Soir, 25 mei 1998, 1.; M. DUBUISSON, “Huit partis en quête de réforme: there is no way back”, Le Soir, 13 mei 1998, 3. 461 H. VANSLEMBROUCK, ““La donne a été redistribuée" Didier Reynders revient sur les accords polices/justice”, La Dernière Heure, 28 mei 1998, 8. 462 G. TEGENBOS, “Excuses weg”, De Standaard, 25 en 26 april 1998, 15. 463 F. VERHOEST, “Politie autonoom en toch samen: Federale en lokale niveaus gescheiden, met functionele band”, De Standaard, 25 mei 1998, 2. 464 D. VOLCKAERTS, “Onze opinie: En plots kan het wel ”, Het Laatste Nieuws, 28 april 1998, 2. 465 D.P.V., “Kamerdebat brengt hoop: gaat er dan toch wat veranderen? Dehaene steekt hand uit naar opositie”, Het Laatste Nieuws, 29 april 1998, 2.; D. GHESQUIERE, “La motion a été rejetée par un vote classique majorité contre opposition et l'abstention de Marc Verwilghen. L'équipe Dehaene a gagné la non-méfiance de la Chambre”, Le Soir, 29 april 1998, 3. 109 vooropgesteld. Doch was het niet zo dat de politiek had stilgezeten sinds de Dutrouxcommissie: wetsontwerpen werden opgesteld, hervormingen voorbereid, enz.466

Besluiten dat (de ontsnapping van) Dutroux de enige oorzaak is van de totstandkoming van het Octopusakkoord zou onvoorzichtig zijn. Ook andere factoren hebben ongetwijfeld een rol gespeeld: de publieke opinie, de pers, enz.467 Toch kan men zich de vraag stellen, indien de ontsnapping niet had plaatsgevonden, hoe lang het nog zou geduurd hebben tot er een akkoord over politie en justitie zou bereikt worden. In die zin kan de ontsnapping wel degelijk als een katalysator worden beschouwd.

Of de zaak-Dutroux effectief zoveel verwezenlijkt heeft moet ook in het licht van de doorgevoerde hervormingen bekeken worden. Hierna wordt een blik geworpen op de inhoud van het Octopusakkoord. Welke van deze vooropgestelde hervormingen zijn effectief tot stand gekomen?

3.2.4. Octopus vertaald

Uit een analyse van de berichtgeving in De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure blijkt duidelijk dat er herhaaldelijk over de hervormingen bericht werd. Daarnaast schreven de kranten de totstandkoming van het Octopusakkoord ook toe aan de ontsnapping van Dutroux. Maar kwamen deze vooropgestelde hervormingen van het Octopusakkoord ook effectief tot stand? Het Octopusakkoord heeft al het voorwerp uitgemaakt van talloze analyses en commentaren. Grosso modo kan de draagwijdte van het akkoord als een drieluik worden samengevat en in kaart gebracht: De reorganisatie van de politie, de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie en de gerechtelijke reorganisatie.

Er wordt een blik geworpen op deze drie luiken. Wat is nu tot stand gekomen? Gegeven het tijdsbestek van deze masterproef is het echter niet de bedoeling om elk vooropgestelde maatregel uitvoerig te bespreken. Een aantal onderdelen van dit akkoord brengen immers zoveel stof met zich mee dat zij het voorwerp kunnen vormen van een onderzoek op zich.

3.2.4.1. Reorganisatie politie

Het Octopusakkoord stelde de reorganisatie van de politie voor als een lokale integratie van politiediensten, met daarnaast een “link” tussen het federale en het lokale niveau. Dit leidde tot de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.468 Hiermee werd een einde gesteld aan het onderscheid tussen de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie.

466 W. WINCKELMANS, “"Dehaene hoort in de galerij der groten"”, De Standaard, 29 mei 1998, 2. 467 P. PONSAERS en S. DE KIMPE, Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 238. 468 Wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 110

Volgens artikel 3 van voornoemde wet moet de lokale politie (op regionaal niveau) de basispolitiezorg verzekeren, alsook sommige politieopdrachten van federale aard vervullen.469 De invulling van de lokale politie geschiedt via regionaal afgebakende politiezones. 470 De federale politie daarentegen verzekert over het gehele grondgebied gespecialiseerde en supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, alsook ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden.471 De twee niveaus, het federale en lokale, zijn autonoom en hangen van verschillende overheden af, maar er zijn functionele banden tussen deze twee niveaus.472 Op die manier garanderen de overheden een minimale gelijkwaardige dienstverlening voor de burgers op het gehele grondgebied. 473

De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie zijn belast met het coördineren van het algemeen politiebeleid, evenals met de coördinatie van het beheer van de federale politie en van de lokale politie. Om de vier jaar wordt een nationaal veiligheidsplan opgesteld. Dit plan waarborgt een globale en geïntegreerde aanpak van de veiligheid en verzekert de samenhang van het optreden van de politiediensten. De zonale veiligheidsplannen houden er rekening mee.474

Door voornoemde wet werd het voorstel uit het Octopusakkoord overgenomen. De start was wat moeizaam475, maar momenteel kan men uitgaan van een model dat werkt. Er is een goede basisstructuur en de uitwisseling van informatie is behoorlijk verbeterd. Weliswaar zijn er af en toe toch nog werkwijzen die vragen oproepen. Zo stelde het Comité P., dat de politiediensten in ons land controleert, n.a.v. de aanslagen in Parijs vragen naar de manier waarop de informatie over de terreurverdachten van de Brusselse federale politie naar de diverse lokale politiediensten is verspreid.476 Andere kritische factoren die af en toe opduiken zijn het te veel aan politiezones, en het feit dat de zones nog te veel afzonderlijk (van onder de eigen kerktoren) werken.477

469 Art. 3 wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 470 Art. 9 wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 471 Art. 3 wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 472 Art. 3 wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 473 Art. 3 wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 474 Art. 4 wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 475 B. DE RUYVER, “De witte ridder en de octopus”, De standaard, 22 maart 2007, https://www.standaard.be/cnt/ob19rtbk?&articlehash=5A6E9CB07C20055362FC0827E1D9DB948B8F68AC385 CFEEE0B0C4BA6BE433CEF743BA0885E49C84CBC6101BB0039F26E476E56A17009A4DC861A873E3075088F. 476 L. INDEHERBERGE, “De erfenis van de zaak-Dutroux”, VRT Nieuws, 2016, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2016/08/13/de_erfenis_van_dezaak-dutrouxliesbethindeherberge-1-2738564/. 477 L. DEPREZ, “Wie bespaart op justitie, oogst criminaliteit.”, sp.a Rood 2.0, 2019, https://socialistischepartijrood.com/2019/05/13/wie-bespaart-op-justitie-oogst-criminaliteit/. 111

3.2.4.2. Hoge Raad voor de Justitie

Een tweede cruciaal punt uit het Octopusakkoord betreft de oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie. Deze onafhankelijke Raad kreeg als opdracht om objectieve benoemingen te bevorderen en om een externe controle in te voeren op de werking van de rechterlijke macht.478

Na een wijziging van artikel 151 van de Grondwet werd op 1 januari 2000 de Hoge Raad voor de Justitie geïnstalleerd. De Hoge Raad ging feitelijk van start op 26 februari van datzelfde jaar.479 Artikel 151 van de Grondwet waarborgt de onafhankelijkheid van de rechters en het openbaar ministerie.480 De Hoge Raad voor de Justitie moet deze onafhankelijkheid respecteren.481

De Hoge Raad voor de Justitie bestaat uit een Nederlandstalig en een Franstalig college. Elk college telt evenveel leden en is paritair samengesteld uit enerzijds rechters en ambtenaren van het openbaar ministerie, en uit anderzijds andere leden benoemd door de Senaat.482

De Hoge Raad voor de Justitie is voornamelijk bevoegd om:  kandidaten voor te dragen voor de benoemingen in de magistratuur;  de vorming te waarborgen van rechters en ambtenaren van het openbaar ministerie;  standaardprofielen op te stellen van de kandidaten;  adviezen en voorstellen te formuleren inzake de algemene werking en de organisatie van de rechterlijke orde;  algemeen toezicht te houden op de bevordering van het gebruik van de interne controlemiddelen, met uitsluiting van enige tuchtrechtelijke en strafrechtelijke bevoegdheid;  klachten te ontvangen en op te volgen inzake de werking van de rechterlijke orde en onderzoeken in te stellen naar de werking van de rechterlijke orde.483

Op deze manier moeten politieke benoemingen worden vermeden. Rechters worden op een professionele manier geselecteerd en niemand kan vandaag nog magistraat worden zonder te slagen voor de examens van de Hoge Raad, die ook een externe controle uitoefent op rechtbanken en magistraten. De band met de politiek is er officieel niet meer, maar in de wandelgangen hoort men dat de politieke kleur van de leden niet helemaal weg is.484

Dat de Hoge Raad voor de Justitie zijn taken ernstig neemt, kan onder meer worden afgeleid uit het jaarverslag 2019 waarin een ruime opsomming is terug te vinden van de activiteiten, de bereikte

478 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 13. 479 K. KLOECK, “De Hoge Raad voor de Justitie, één jaar ver. Hoop doet leven.”, Panopticon 2000, (44) 44. 480 Art. 151, §1, eerste lid Gw. 481 Art. 151, §2, eerste lid Gw. 482 Art. 151, §2, tweede lid Gw. 483 Art. 151, §3, eerste lid Gw. 484 L. INDEHERBERGE, “De erfenis van de zaak-Dutroux”, VRT Nieuws, 2016, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2016/08/13/de_erfenis_van_dezaak-dutrouxliesbethindeherberge-1-2738564/. 112 resultaten en het uitgestippelde beleid.485 Zo heeft de Hoge Raad voor de Justitie onder meer een lange termijn projectenplan uitgewerkt, het zgn. krokusplan, dat een geheel van activiteiten groepeert die tot doel heeft de dienstverlening van justitie aan de burger verbeteren en het vertrouwen van de burger in justitie versterken.486 De sinds 2000 regelmatig terugkerende “justitiebarometer” is één van de onderdelen van voornoemd plan.

Daarnaast keurde de Hoge Raad voor de Justitie op 25 april 2019 een memorandum goed voor een betere werking van justitie, waarbij “aan de politiek” het volgende wordt gevraagd:  Zorg ervoor dat het gerecht zijn organisatie efficiënt en goed in handen kan nemen en er verantwoording voor aflegt.  Zorg voor een betere dienstverlening aan de burger door hem te onthalen in onderhouden gerechtsgebouwen en door gebruik te maken van performante informatica.  Hervorm het volledige strafrecht op basis van het werk dat al is opgestart.  Maak justitie toegankelijker, onder andere door financiële drempels te verlagen en eenvoudiger te communiceren.  Zorg ervoor dat het aantrekkelijker wordt om voor justitie te (gaan) werken.487

3.2.4.3. Gerechtelijke reorganisatie

De gerechtelijke reorganisatie en meer in het bijzonder de hervorming van het openbaar ministerie wordt beheerst door de wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings.488

Het Octopusakkoord wou de parketten drastisch reorganiseren met het oog op een meer efficiënte werking.489 Via een verticale integratie wou men komaf maken met het oude beginsel waarbij de procureur-generaal beschouwd werd als de spilfiguur van de strafrechtsbedeling.490 Overeenkomstig artikel 150 Ger. W. werd een ruime bevoegdheid toegekend aan de procureur des Konings. De magistraten van de parketten van eerste aanleg zouden instaan voor de strafvordering zowel in eerste aanleg als in hoger beroep (integrale afhandeling).491 De rol van de parketten-generaal werd geherdefinieerd en zij kregen er enkele nieuwe functies bij. Voortaan zouden de hoofdtaken van de procureur-generaal bestaan uit de coördinatie van het strafrechtelijk beleid, de ondersteuning van de parketten van eerste aanleg, de integrale kwaliteitszorg en het uitvoeren van een permanente doorlichting.492 Door sterke tegenwind van de parketmagistraten zelf zou de verticale integratie

485 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Jaarverslag 2019 Hoge Raad voor de Justitie, Brussel, 2020, 65. 486 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Jaarverslag 2019 Hoge Raad voor de Justitie, Brussel, 2020, 5 en 61-65. 487 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Jaarverslag 2019 Hoge Raad voor de Justitie, Brussel, 2020, 6. 488 Wet 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings, BS 10 februari 1999. 489 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 17. 490 J. VAN DEN HEUVEL, “De verticale integratie van het openbaar ministerie”, RW 1999-00, afl. 23, (765) 766. 491 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 17. 492 Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-1998, nr. 1568/2, 39. Art.138 e.v. Ger.W.. 113 uiteindelijk worden bijgestuurd door de wet van 12 april 2004.493 De integrale afhandeling van de strafzaken door de magistraten van de parketten van eerste aanleg (die zowel zouden instaan voor de strafvordering in eerste aanleg als in hoger beroep) werd hierdoor aangepast. De magistraten van de parketten-generaal bleven de strafvordering uitoefenen in hoger beroep.494

Het Octopusakkoord had ook nog een horizontale integratie op het oog, met name de integratie van de arbeidsauditoraten in de parketten van gemeen recht. Door hevig protest van de betrokken arbeidsauditoraten is deze integratie nooit doorgevoerd. 495

Hoger vernoemde wet van 22 december 1998 voorzag tevens in de oprichting van een federaal parket. Een aantal bepalingen uit voornoemde wet werden herschreven en opgeheven bij wet van 21 juni 2001.496 Onder de leiding van een federaal procureur ging op 1 mei 2002 uiteindelijk het federaal parket van start.

De wet van 22 december 1998 zorgde tevens voor de invoering van artikel 150bis Ger. W. , waarbij een raad van procureurs des Konings in het leven is geroepen. Deze raad heeft tot taak het college van procureurs-generaal ambtshalve of op diens verzoek te adviseren over de harmonisatie en de uniforme toepassing van de regels en over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie.

Ook het mandaatsysteem werd via de wet van 22 maart 1998 bij justitie ingevoerd. Hierdoor zijn een aantal ambten binnen de magistratuur omgevormd tot in de tijd beperkte mandaten, zgn. tijdelijke functies. Dit werd binnen justitie aanvaard en ingevoerd.497

Het Octopusakkoord maakte ook melding van andere topics, zoals de magistratenschool, het justitiemanagement, slachtofferzorg, de justitiehuizen, de éénheidsrechtbank en de informatisering van justitie.

De magistratenschool werd gezien als een opleidingsinstelling per gemeenschap onder de vorm van een universitair centrum. Door de wet van 31 januari 2007 werd het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) opgericht.498 Op 1 januari 2009 ging het IGO effectief van start met een brede waaier aan opleidingen 499. De wet van 25 april 2014 500 wijzigt de wet van 31 januari 2007 zodat de commissies voor de evaluatie van de gerechtelijke stage een onafhankelijk adviesorgaan worden van het IGO.

493 Wet 12 april 2004 houdende verticale integratie van het openbaar ministerie, BS 7 mei 2004. 494 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 17. 495 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 17. 496 Wet 21 juni 2001 tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket, BS 2 juli 2001.; T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 15. 497 T. VANDER BEKEN, “Nieuwe kaders voor een integraal en geïntegreerd beleid” in T. VANDER BEKEN, Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020, 17-18. 498 Wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, BS 2 februari 2007. 499 https://www.igo-ifj.be/nl/content/geschiedenis. 500 Wet 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, BS 14 mei 2014. 114

Daarnaast krijgt het IGO via de Potpourri V-wetgeving501 nog een bijkomende wettelijke taak als kennis- en documentatiecentrum. De gerechtelijke stage onderging tevens een gedaantewisseling: er kwam een eenvormige stage van twee jaar.502

Uit het verslag van de Commissie Dutroux503 was al gebleken dat een beter management voor het gerechtelijk apparaat wenselijk was met het oog op een betere taak- en dienstverlening en responsabilisering.504 Men heeft hiervoor al inspanningen geleverd, maar blijkbaar kon het nog beter.505

Er diende ook aandacht uit te gaan naar het slachtoffer. Hier werd onder meer werk van gemaakt via de wet Franchimont, waarbij de slachtoffers en hun nabestaanden het strafdossier kunnen inkijken en kunnen gebruik maken van het recht op inspraak bij de beslissing over de vervroegde invrijheidstelling van de dader. 506 Verder is er ook nog de klachtenbehandeling bij de Hoge Raad voor de Justitie.507

Voor de werking van de justitiehuizen is vrijwel onmiddellijk wetgevend initiatief genomen 508, zodat ze hun taken van eerstelijnswerking en slachtofferonthaal verder konden uitbouwen.

Met de éénheidsrechtbank of arrondissementsrechtbank wou men op niveau van eerste aanleg één rechtbank realiseren met verschillende gespecialiseerde afdelingen om zodoende de efficiëntie te vergroten. Initiatieven hiertoe bleven tot nu toe zonder succes.509

Ook van de informatisering van de justitie werd werk gemaakt, maar het is algemeen geweten dat op dit gebied ook nog niet alles vlekkeloos verloopt.510

Ofschoon voorgaande reorganisaties lovenswaardig zijn, liggen nog heel wat voorstellen en scenario’s voor die niet gerealiseerd zijn.511 Zo wou men ook een hervorming van de rechtbanken en de

501 Wet 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017. 502 Art. 250 Wet 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie., Art. 259octies, §1, eerste lid. 503 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak Dutroux-Nihoul en consorten. Aanvullend verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heer Renaat Landuyt en mevr. Nathalie T’Serclaes, Parl.St. Kamer 1996-97, nr.713/8, 26. 504 W. VAN GERVEN, “Trekt Octopus recht wat krom was?”, VL. Jurist, 1998, afl. 7-8, (11) 17. 505 K. GEENS, “Conferentie ‘Beter management van justitie: ook beter voor de burger.”, 1 februari, https://www.koengeens.be/news/2017/02/10/conferentie-beter-management-van-justitie-ook-beter-voor-de- burger. 506 S. DE CLERCK, Het bos en de bomen. Justitie hervormen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 1997, 58-60. 507 HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Jaarverslag 2019 Hoge Raad voor de Justitie, Brussel, 2020, 43 e.v.. 508 MB 23 juni 1999 tot vaststelling van de basisinstructies voor de justitiehuizen, BS 29 juni 1999. 509 I. NAUDTS, “2 jaar na de ontsnapping van Marc Dutroux: “Ontslag was de enige mogelijkheid””, 19 april 1918, de krant van West-Vlaanderen, https://kw.be/nieuws/criminaliteit/20-jaar-na-de-ontsnapping-van-marc- dutroux-ontslag-was-de-enige-mogelijkheid/article-longread-313661.html. 510 Court of the Future. ICT, “De informatisering van Justitie”, https://www.koengeens.be/policy/de- informatisering-van-justitie. 511 K. GEENS, “Justitie in transitie. Stand van zaken na vierenhalf jaar hervormen”, 25 april 2019, https://www.koengeens.be/policy/justitie-in-transitie. 115 strafprocedure. Deze plannen bestaan nog steeds. Minister van Justitie slaagde er in 2014 wel in om het aantal gerechtelijke arrondissementen terug te schroeven van 27 naar 12 .512 De huidige Minister van Justitie Koen Geens heeft eveneens behoorlijk werk geleverd. Het is ook zijn verdienste dat drie ontwerpen van wetboeken (strafrecht, strafprocedure en strafuitvoering, die coherent op mekaar zijn afgestemd, klaar zijn om in de volgende legislatuur te worden besproken.513 Het blijft echter wachten op een nieuwe regering om ook dit belangrijk luik te kunnen aanpakken.

3.2.5. Tussenbesluit

Op welke wijze is er nu bericht over de hervormingen in De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure? Uit een analyse van de berichtgeving kan vastgesteld worden dat het thema van de hervormingen meteen na de ontsnapping van Dutroux opdook in de vier verschillende kranten. De kritische berichtgeving over politie en justitie werd gekoppeld aan de vraag tot hervormingen. De stelling van Voorhoof kan opnieuw bevestigd worden, nl. dat het maatschappelijk debat over de hervormingen ook in de pers gevoerd werd.

In alle kranten werd het meest gepleit voor een reorganisatie van de politiediensten en een Hoge Raad voor de Justitie; wat gekoppeld kan worden aan de negatieve berichtgeving omtrent het disfunctioneren van de politiediensten en de politisering van de benoemingen. Voornamelijk de kwaliteitskranten debatteerden over deze hervormingen. Verder kan ook worden vastgesteld dat er communautaire twistpunten i.v.m. de hervormingen kwamen opduiken in de kranten. Dit was dan voornamelijk in De Standaard en Le Soir. Het enerzijds Vlaamsgezind karakter van De Standaard, en de anderzijds anti-Vlaamse houding van Le Soir waren hier merkbaar.

Het Octopusakkoord werd uiteindelijk in zowel de Vlaamse als Waalse pers goed ontvangen. Het akkoord werd meteen bestempeld als historisch. Voorhoof stelde dat de negatieve persaandacht voor politie en justitie zou blijven aanhouden, zolang er geen grondige hervormingen zouden plaatsvinden. Uit het onderzoek blijkt dat de negatieve of kritische berichtgeving bij de totstandkoming van het Octopusakkoord wel wat afnam in vergelijking met het moment vlak na de ontsnapping van Dutroux, doch verdween deze kritische berichtgeving niet helemaal. Een verklaring hiervoor zijn de reacties binnen politie en justitie op de aangekondigde hervormingen. Binnen politie en justitie werd er namelijk niet altijd even positief gereageerd op het Octopusakkoord. De verschillende kranten speelden hier uiteraard gretig op in; het waren immers ‘alweer’ politie en justitie die tegenwerkten. Dit werd door de verschillende kranten zelfs als ‘corporatisme’ bestempeld.

Zowel de Vlaamse als de Waalse pers koppelden – de ene al wat explicieter dan de andere - de beruchte ontsnapping van Dutroux aan de totstandkoming van het Octopusakkoord. Dat blijkt duidelijk

512 L. INDEHERBERGE, “De erfenis van de zaak-Dutroux”, VRT Nieuws, 2016, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2016/08/13/de_erfenis_van_dezaak-dutrouxliesbethindeherberge-1-2738564/. 513 K. GEENS, Justitie in transitie. Stand van zaken na vierenhalf jaar hervormen., 25 april 2019, https://www.koengeens.be/policy/justitie-in-transitie, 30-31.

116 uit het onderzoek van de berichtgeving. Over de communautaire grenzen heen waren ze eensgezind dat de ontsnapping de hervormingen had teweeggebracht.

Indien we vandaag kijken daar de effectieve vertaling van het Octopusakkoord, dan kan opgemerkt worden dat niet alle punten uit dit akkoord integraal zijn uitgevoerd. Toch zijn een groot aantal punten wel effectief uitgevoerd. De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn de geïntegreerde politiediensten op twee niveaus, de Hoge Raad voor de Justitie en het Federaal Parket.

117

Besluit

Wat was nu de impact van de zaak-Dutroux op de justitiële en politionele hervormingen in België? En in welke mate heeft de berichtgeving in de Vlaamse en Waalse pers hiertoe bijgedragen?

Er kan met enige zekerheid gesteld worden dat de zaak-Dutroux, en meer bepaald de ontsnapping, een invloed heeft gehad op de totstandkoming van het Octopusakkoord. Er waren reeds jarenlang problemen binnen zowel justitie als politie. Hoewel er reeds talloze pogingen geweest waren duurde het effectief tot de ontsnapping van Dutroux alvorens er echte grote hervormingen werden doorgevoerd.

Maar welke rol speelde de pers hier dan in? Uit de analyse van de berichtgeving van De Standaard, Het Laatste Nieuws, Le Soir en La Dernière Heure kan duidelijk worden afgeleid dat:

 Er heel veel aandacht besteed werd aan de ontsnapping van Dutroux en de hervormingen (cf. totaal aantal onderzochte artikels)  Er voornamelijk negatief bericht werd over justitie en politie  Er deelgenomen werd aan het maatschappelijk debat over de hervormingen; er werd voor gepleit.

Op basis hiervan zou gesteld kunnen worden dat de aandacht, de kritieken en de commentaren in de pers n.a.v. de zaak-Dutroux hebben aangezet tot hervorming van justitie en politie. De pers heeft ongetwijfeld een rol gespeeld in de Dutroux-affaire. Zo heeft ze ingespeeld op de publieke opinie en de politici, die er ook vaak gretig gebruik van maakten. Maar het is te scherp gesteld om te concluderen dat de pers een invloed heeft uitgeoefend op de totstandkoming van de hervormingen. De pers heeft misschien wel macht, maar die macht is ook beperkt. Zo kan ze zelf geen zaken, zoals de ontsnapping van Dutroux, creëren. Ze heeft in ieder geval meer gedaan dan louter verslag uitgebracht over de gebeurtenissen. De pers heeft een grote druk uitgeoefend, door het openbaren van disfuncties binnen justitie en politie. Zonder de pers was de zaak-Dutroux ook wellicht nooit verworden tot wat ze vandaag is.

Er kan besloten worden dat reeds in 1998 heel wat hervormingsplannen voorlagen, maar dat het de memorabele ontsnapping was die de doorslag gaf om tot effectieve hervormingen over te gaan. Het feit dat niet alle punten uit het Octopusakkoord integraal zijn uitgevoerd, hoeft niet per se als een minpunt gekwalificeerd te worden. Het is vooral cruciaal te kunnen stellen dat een groot aantal punten wél effectief zijn gerealiseerd en uitgevoerd. Even belangrijk en lovenswaardig is te kunnen vaststellen dat de organisatie en structuren van justitie en politie sindsdien permanent in beweging zijn en aan een constante kritische reflectie onderworpen blijven, ook via eigen interne structuren (zoals bv. Hoge Raad voor de Justitie, audits, managementgerichte aanpak, ….). Het is een stap vooruit in de democratie en de elementaire beginselen van een behoorlijk functionerend justitie- en politie- apparaat, waarbij de grondrechten van de burgers beter gerespecteerd worden dan in de oude statische structuren, toen weinig of geen verantwoording moest worden afgelegd, en kritische

118

(zelf)reflectie niet aan de orde was. Waar vroeger enkel de pers als “waakhond” fungeerde, zijn er nu ook voldoende interne/officiële instanties om toe te zien op een behoorlijke werking van justitie en politie. Vandaag zijn justitie en politie een redelijk normaal functionerend geheel geworden. Uiteindelijk ligt niemand nog wakker van de heisa rond de ontsnapping van Dutroux en de totstandkoming van het Octopusakkoord. Toch werd het nodig geacht om hier een masterproef over neer te pennen. Ook de geschiedenis heeft zo haar rechten…

119

Bibliografie

Primaire bronnen

De Standaard – 214 geconsulteerde artikels voor de periode 24 april t.e.m. 31 mei 1998; zie Excel-bestand 1. als bijlage.

Het Laatste Nieuws – 242 geconsulteerde artikels voor de periode 24 april t.e.m. 31 mei 1998; zie Excel-bestand 2. als bijlage.

Le Soir – 280 geconsulteerde artikels voor de periode 24 april t.e.m. 31 mei 1998; zie Excel- bestand 3. als bijlage.

La Dernière Heure – 212 geconsulteerde artikels voor de periode 24 april t.e.m. 31 mei 1998; zie Excel-bestand 4. als bijlage.

Wetgeving

Wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, BS 2 april 1998.

Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998.

120

Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999.

Wet 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings, BS 10 februari 1999.

Wet 21 juni 2001 tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket, BS 2 juli 2001.

Wet 12 april 2004 houdende verticale integratie van het openbaar ministerie, BS 7 mei 2004.

Wet 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017.

Voorstel tot instelling van een onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar het bestaan van een of meerdere groeperingen die er op gericht zijn onze democratische instellingen te ontwrichten of de werking ervan te destabiliseren, de betrokkenheid van deze groeperingen bij recente zware misdaden, ondermeer bij deze toegeschreven aan de zogenaamde Bende van Nijvel en de wijze waarop de onderzoeken naar deze misdaden worden gevoerd, Parl.St. Kamer 1987-1988, nr. 59/6.

Voorstel tot instelling van een parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak Dutroux- Nihoul en consorten, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 713/1.

Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak Dutroux-Nihoul en consorten. Aanvullend verslag namens de onderzoekscommissie uitgebracht door de heer Renaat Landuyt en mevr. Nathalie T’Serclaes, Parl.St. Kamer 1996-97, nr.713/8.

121

Aanvullend verslag van de onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak "Dutroux-Nihoul" en consorten, Parl. St. Kamer 1996-1997, nr. 713/8.

Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van de politiediensten en de gerechtelijke organisatie, Parl.St. Kamer 1997-1998, nr. 1568/2.

Voorstel van resolutie betreffende de hervorming van politiediensten en van de gerechtelijke organisatie, Parl. St. Kamer 1997-1998, nr. 1568/4.

Rechtspraak

Cass. 14 oktober 1996, AR P.96.1267.F.

Boeken

BRUGGEMAN, W., DEVROE, E. en EASTON, M. (eds.), Evaluatie van 10 jaar politiehervorming: Terugkijken in het verleden en vooruitkijken in de toekomst., Antwerpen/Apeldoorn, Maklu, 2010, 285 p.

BULTE, A., DE CONINCK, D. en VAN HEESWYCK, M.-J., De X-dossiers: Wat België niet mocht weten over de zaak-Dutroux, Antwerpen, Uitgeverij Houtekiet, 1999, 543 p.

CARTUYVELS, Y., DELPEREE, F. en DELWIT, P., L’affaire Dutroux: La Belgique malade de son système, Bruxelles, Editions Complexe, 1997, 285 p.

122

COVELIERS, H., Twee jaar Bendecommissie. Een schimmengevecht., Antwerpen, Hadewych, 1992, 237 p.

DARDENNE, S. en CUNY, M.T., Ik was twaalf en ik fietste naar school: tachtig dagen in de kelder van Dutroux, Amsterdam, Uitgeverij Truth & Dare, 2005, 221 p.

DE BENS, E. en RAEYMAECKERS, K., De Pers in België: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2010, 523 p.

DE CLERCK, S., Het bos en de bomen, justitie hervormen, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 1997, 184 p.

DELTOUR, P. en GALLEZ, L., Pers en gerecht: vademecum voor journalisten, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2004.

DUTROUX, V. en VAN GESTEL, G., Mijn zoon: Marc Dutroux: de speurtocht van een vader naar de wortels van het kwaad, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2003, 159 p.

ELIAERTS, C. (red), Kritische reflecties omtrent de Zaak Dutroux: ouders, justitie, nieuwe burger en media, Brussel, VUB press, 1997, 126 p.

FIJNAUT C., DE RUYVER B. en GOOSSENS F., De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers, 1999, 277 p.

GREVISSE, B. (ed.), L’affaire Dutroux et les médias: une Révolution blanche des journalistes?, Louvain-la-Neuve, Academia, 1999, 198 p.

HEIRBAUT, D., ROUSSEAUX, X. en VELLE, K., De politieke en sociale geschiedenis van justitie in België: van 1830 tot heden., Brugge, Die Keure, 2004, 444 p.

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE, Jaarverslag 2019 Hoge Raad voor de Justitie, Brussel, 2020, 65 p.

123

LUST, S. en LUYPAERS, P., Recht en media in een democratische rechtsstaat: wie bewaakt de waakhond, Brugge, Die Keure, 2010, 109 p.

LUYTEN, A., Pers, Politie en Justitie: een haat-liefde verhouding, Brussel, VUB Press, 1998, 213 p .

MANSSENS, J. en WALGRAVE, L., Populair en/of kwaliteit: de Vlaamse pers over de zaak- Dutroux, Antwerpen, UIA. Departement politieke en sociale wetenschappen, 1998, 30 p.

MEERSCHAUT, F., VAN DER HULST, M. en VAN DER JEUGHT, S., Parlementair Onderzoeksrecht. Theorie en praktijk, Gent, Mys & Breesch, 1998, 210 p.

PONSAERS, P. en DE KIMPE, S., Consensusmania. Over de achtergronden van de politiehervorming, Leuven, Acco, 2001, 283 p.

TANGHE, F., Het spaghetti-arrest: Recht en democratie, Antwerpen, Hadewych, 1997, 179 p.

VANDENBUSSCHE, F., Meisjes verdwijnen niet zomaar. De zaak-Dutroux: het falen van de Belgische justitie en politie, Antwerpen, Kosmos, 1996, 143 p.

VANDER BEKEN, T., Syllabus Strafrechtelijk Beleid, 2019-2020.

VASTERMAN, P., Mediahype, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2004, 317 p.

VERSTRAETEN, H., Pers en Macht. Een dossier over de geschreven pers in België, Leuven, Kritak, 1980, 176 p.

VOORHOOF, D., De Relatie tussen Media en Justitie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1998, 40 p.

WINCKELMANS, W., Het Rapport: De Commissie-Dutroux: (met commentaar), Antwerpen, Van Halewyck, 1997, 333 p.

124

125

Bijdragen in tijdschriften en kranten

BOUCKAERT, B., “Let’s kill all the lawyers”, De Standaard, 14 oktober 1996, 9. BRUGGEMAN, W., “De politiehervorming: een (de) grote (grootste) uitdaging in de Belgische politiegeschiedenis”, Panopticon 2001, 215-219.

DEKKERS, C. “Enige beschouwingen bij de voorstellen tot hervorming van justitie”, Orde dag 1999, 57-63.

DE RUYVER, B., “Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie ‘Dutroux’: genese en krachtlijnen”, Panopticon 1998, 223-230.

DUPRE, I. en VAN NUFFELEN, R. “De Hoge Raad voor de Justitie: het nieuwe huis van vertrouwen”, Panopticon 1999, 20-55.

HUYSE L. en VERDOODT A., “Dertig jaar justitiebeleid. Kroniek van een aangekondigde crisis”, Panopticon 1999, 8-19.

TEGENBOS, G., “De oorlog tussen gerecht en politiek”, Panopticon 1999, 86-102.

TIMMERMAN, G., “Waarom de onderzoekscommissie-Dutroux overbodig was”, De Morgen, 25 augustus 2007, 40.

TRAEST, P. “Spaghetti-arrest: Zijn gevoel en recht niet met elkaar te verzoenen?”, Panopticon 1997, 75-77.

VANDEMEULEBROUCKE, M., “La Justice est contre le peuple”, Le Soir, 15 oktober 1996, 1.

VAN DEN WYNGAERT, C., “Wet is niet zo hard als Liekendael zegt”, De Standaard, 14 oktober 1996, 9.

126

VAN DEN WYNGAERT, C., “De naweeën van het Spaghetti-arrest van 14 oktober 1996.”, Panopticon 1997, 72-74.

VAN GERVEN, W., “Trekt Octopus recht wat krom was?”, Vl. Jurist 1998, afl. 7-8, 11-22.

VAN OUTRIVE, L., “Het falen van de Belgische justitie: Verklaringen én lessen.”, Samenleving en politiek 1997, nr. 8, 40-48.

WALGRAVE, S. en MANSSENS, J. “De Witte Mars als product van de media. De pers als mobilisatiealternatief voor bewegingsorganisaties.”, De Sociologische Gids 1998, 340-375.

Doctoraatsproefschriften en masterproeven

ANNÉ, C., Justitie en media, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2011, 124.

BOOY, S., De Octopushervorming: 10 jaar later (Luik Politie en Luik Gerecht), onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009, 147.

BRAL, C., De representatie van slachtoffers van seksuele delicten in Vlaamse kranten. Een inhoudsanalyse naar de berichtgeving rond de slachtoffers van Marc Dutroux en Abdallah Ait Oud., onuitg. masterproef communicatiewetenschappen UGent, 2013, 124.

DE COUVREUR, C., Tien jaar hervormingen bij justitie: waar staan we?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2013, 119.

ROELS, M., Men zou in dit land bijna om een ramp smeken: Justitie- en politiehervorming naar aanleiding van de zaak-Dutroux…, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009, 125.

SELHORST, K. en ROBBERECHT P., Something rotten in the state of ?: a critical study of English-language newspaper articles about Belgium in the aftermath of the Dutroux case and 127 other scandals, onuitg. masterproef Mercator Hogeschool Departement Vertaalkunde, 1999, 224.

VAN LANCKER, S., De invloed van de parlementaire onderzoekscommissies op het strafrechtelijke beleid in België., onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017, 100.

Onlinebronnen

AGY, “Politici reageren op moord Julie: “Wie als minister van Justitie zo faalt in zijn kerntaak kan niet aanblijven”, Het Nieuwsblad, 2019, https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20190507_04381517.

BLOMME, P., “Heeft justitie gefaald in de zaak-Julie van Espen?”, De Tijd, 2019, https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/federaal/heeft-justitie-gefaald-in-zaak-julie- van-espen/10124454.html.

Court of the Future. ICT, “De informatisering van Justitie”, https://www.koengeens.be/policy/de-informatisering-van-justitie.

DE CONINCK, D., “In 2017 kreeg Steve Bakelmans vier jaar voor verkrachting, toch liep hij vrij rond.”, De Morgen, 7 mei 2019, https://www.demorgen.be/nieuws/in-2017-kreeg-steve- bakelmans-vier-jaar-voor-verkrachting-toch-liep-hij-vrij-rond~b6a19a66/.

DE RUYVER, B., “De witte ridder en de octopus”, De standaard, 22 maart 2007, https://www.standaard.be/cnt/ob19rtbk?&articlehash=5A6E9CB07C20055362FC0827E1D9 DB948B8F68AC385CFEEE0B0C4BA6BE433CEF743BA0885E49C84CBC6101BB0039F26E476E5 6A17009A4DC861A873E3075088F.

128

DEPREZ, L., “Wie bespaart op justitie, oogst criminaliteit.”, sp.a Rood 2.0, 2019, https://socialistischepartijrood.com/2019/05/13/wie-bespaart-op-justitie-oogst- criminaliteit/.

EPPINK, D.J., “Vernieuwingsklimaat verzandt deels in lange mars door instituties. Mentale revolutie kent beperkte gevolgen.”, De Standaard, 11 augustus 1997, https://www.standaard.be/cnt/dma02022004_039.

INDEHERBERGE, L., “De erfenis van de zaak-Dutroux”, VRT Nieuws, 2016, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2016/08/13/de_erfenis_van_dezaak- dutrouxliesbethindeherberge-1-2738564/.

NAUDTS, I., “2 jaar na de ontsnapping van Marc Dutroux: “Ontslag was de enige mogelijkheid””, 19 april 1918, de krant van West-Vlaanderen, https://kw.be/nieuws/criminaliteit/20-jaar-na-de-ontsnapping-van-marc-dutroux-ontslag- was-de-enige-mogelijkheid/article-longread-313661.html.

GEENS K., “Conferentie ‘Beter management van justitie: ook beter voor de burger.”, 1 februari 2017, https://www.koengeens.be/news/2017/02/10/conferentie-beter-management-van- justitie-ook-beter-voor-de-burger.

GEENS K., “Justitie in transitie. Stand van zaken na vierenhalf jaar hervormen”, 25 april 2019, https://www.koengeens.be/policy/justitie-in-transitie.

Persbericht CD&V kamerfractie, “Na 200 jaar: nieuw wetboek strafprocesrecht ingediend.”, 2 mei 2020, https://www.koengeens.be/news/2020/05/20/na-200-jaar-nieuw-wetboek- strafprocesrecht-ingediend.

“Instituut voor Gerechtelijke Opleiding”, https://www.igo-ifj.be/nl/content/geschiedenis.

129

“Jean-Claude Vantroyen. Responsable des “Livres du Soir””, https://plus.lesoir.be/12643/dpi- authors/jean-claude-vantroyen

130

Bijlagen

1. Excel-bestand - 214 artikels van de krant De Standaard - periode 24 april t.e.m. 31 mei 1998 - geanalyseerd.

2. Excel-bestand - 242 artikels van de krant Het Laatste Nieuws - periode 24 april t.e.m. 31 mei 1998 - geanalyseerd.

3. Excel-bestand - 280 artikels van de krant Le Soir voor de periode - 24 april t.e.m. 31 mei 1998 - geanalyseerd.

4. Excel-bestand - 212 artikels van de krant La Dernière Heure - periode 24 april t.e.m. 31 mei 1998 - geanalyseerd.

5. Excel-bestand onderzoeksresultaten van de 948 onderzochte artikels (zie 4 voormelde Excel-bestanden) - berekeningen, grafieken en tabellen – deel 1.

6. Excel-bestand onderzoeksresultaten van de 948 onderzochte artikels (zie 4 voormelde Excel-bestanden) - berekeningen, grafieken en tabellen – deel 2.

7. Excel-bestand onderzoeksresultaten van de 948 onderzochte artikels (zie 4 voormelde Excel-bestanden) - berekeningen, grafieken en tabellen – deel 3.

8. Excel-bestand onderzoeksresultaten van de 948 onderzochte artikels (zie 4 voormelde Excel-bestanden) - berekeningen, grafieken en tabellen – deel 4.

9. Excel-bestand onderzoeksresultaten van de 948 onderzochte artikels (zie 4 voormelde Excel-bestanden) - berekeningen, grafieken en tabellen – deel 5.

10. VRAGENLIJST

131