Da Levende Natuur Het inventariseren van wespvlinders () met behulp van feromonen

Als men verzamelingen raadpleegt of literatuur inkijkt valt het direct Theo Garrevoet op dat er zeer weinig gegevens beschikbaar zijn over v^^espvlinders. Als direct gevolg hiervan is onze kennis over de verspreiding van stammen, takken of twijgen leven, maar deze dieren zeer fragmentarisch. er zijn er ook heel wat die in de wortels, Er zijn verschillende redenen voor wortelstokken en het onderste deel van dit ontbreken van voldoende gege­ de stengel van allerlei kruidachtige plan­ vens. ten leven. Opvallend hierbij is dat vele soorten monofaag zijn: ze hebben slechts één enkele plant als voedselbron. Een De vertegenwoordigers van deze familie aantal is oligofaag en accepteert enkele zijn, op enkele uitzonderingen na, kleine planten uit eenzelfde geslacht. De soor­ onopvallende dieren die zelfs op het eer­ ten die een uitgebreider gamma aan ste gezicht niets met vlinders te maken voedselplanten accepteren zijn uitzonde­ hebben. Het zijn dag-actieve nachtvlin­ ringen. Deze zeer verborgen levenswijze ders en zij gelijken eerder op wespen (dit van de rups, die dikwijls haar aanwezig­ verklaart ook de Nederlandse naam van heid in de plant nauwelijks of niet ver­ deze familie) of op andere insecten uit raadt door externe tekens, maakt uiter­ nog andere ordes (zweefvliegen). aard het kweken van wespvlinders tot vluchtgat begeven om zich op te warmen Omdat ze niet tot de dagvlinders een uitdaging. Het toevallig ontdekken en zich bij koel weer of een verstoring van behoren is het aantal geïnteresseerde van een wespvlinderrups is vrijwel uitge­ hun rust (spechten!) terugtrekken in de entomologen reeds beperkt. Het feit dat sloten. Je moet er echt naar gaan zoeken, stam van de boom. Op het moment dat ze nooit 's nachts actief zijn maakt ze dan waarbij een zeer goede kennis van de de vlinder gaat uitkomen, schuift de pop weer minder "aantrekkelijk" voor de exacte levenswijze van elke soort onont­ naar voor, doorboort met een puntig uit­ nachtvlinder-onderzoekers. Tot slot is, beerlijk is. Zelfs dan ben je verplicht om steeksel op de kop het dunne vlies dat althans in België, traditioneel slechts een de nodige tijd uit te trekken voor dit haar van de buitenwereld scheidt en komt minderheid van de entomologen in moeizame doch leerzame zoeken. een heel eind naar buiten vooraleer de Micro- (letterlijk: "kleine De rups doet, naargelang de soort, pophuid barst en de vlinder voor het eerst vlindertjes") geïnteresseerd, zodat de één tot drie jaar over haar ontwikkeling het zonlicht aanschouwt. De meeste soor­ wespvlinders zowat bij iedereen uit de en verpopt, al dan niet in een cocon, in ten komen overigens zeer vroeg in de boot vallen. de plant zelf Zij construeert een gang ochtend uit hun pop. naar het oppervlak van stam of stengel Hoe dan ook, als men rupsen of Levenswijze maar laat een zeer dun laagje "schors" poppen van Sesiidae wil waarnemen, dan Wespvlinders zijn door hun relatief kleine staan, zodat dit knaagwerk aan de bui­ moet men speciaal in deze diertjes geïnte­ afmetingen en hun overwegend transpa­ tenzijde niet of nauwelijks zichtbaar is. resseerd zijn, wat ons weer terugvoert rante vleugels, niet bepaald opvallend. Zij Enkele wortelbewonende soorten maken naar de eerder genoemde redenen van de hebben tevens een snel en zenuwachtig zelf een soort ondergrondse "ontsnap- beperkte kennis over deze vlinders in vlieggedrag waardoor ze in volle vlucht pingstunnel" vanuit de wortel(stok) naar onze streken. nauwelijks waarneembaar zijn. Een enke­ het grondoppervlak. Vele poppen van de Uit dit alles blijkt dat, als men een le keer wordt er wel eens een exemplaar wespvlinders zijn zeer beweeglijk en kun­ degelijk overzicht wil krijgen over de foeragerend op bloemen aangetroffen of nen heen en weer bewegen in de door de fauna van onze contreien en bovendien wordt er één bij puur toeval "gesleept", rups gemaakte gang. Ze beschikken hier­ nog de verspreiding wil bestuderen, de terwijl men een ander poogt te toe over verschillende rijen van haakjes moeilijkheden dusdanig groot zijn door vangen. op het achterlijf waarmee ze zich kunnen gebrek aan studiemateriaal dat het onbe­ Alle rupsen van wespvlinders, zonder afzetten tegen de binnenkant van de gonnen werk lijkt. Gelukkig is er de laat­ uitzondering, leven niet óp planten maar gang. Zo zijn er soorten die zich bij zon­ ste jaren een hulpmiddel beschikbaar er in. Er zijn soorten die in boomwortels. nig weer in de tak naar het toekomstige gekomen dat, zeker wat betreft het inven- Inventariseren in Vlaanderen

tariseren van biotopen en dus het bestu­ drempel om deze studie aan te vatten is deren van de verspreiding, van onschatba­ immers gevoelig verlaagd, doordat het re waarde blijkt te zijn: feromonen. gemakkelijker werd aan het benodigde studiemateriaal te komen. Inventarisatie met feromonen Uiteraard worden door deze kunst­ Feromonen zijn de geurstoffen die de matige feromonen, net zoals door de wijfjes met behulp van een speciale klier natuurlijke, alleen maar mannetjes aange­ verspreiden met het doel de mannetjes trokken. Voor het beoogde doel, namelijk voor copulatie aan te lokken. Vermits het onderzoek naar de verspreiding, enkele soorten wespvlinders wel degelijk vormt dit echter geen enkel bezwaar. schade kunnen berokkenen aan hun Uiteraard blijft de kennis van de biologie voedselplant en enkele van deze planten (de levenswijze dus) van elke soort een van economisch belang zijn (bv. Populier, onmisbaar gegeven. Het is immers zin­ Aalbes, fruitbomen. Framboos) heeft men loos om een soort die op eik leeft te gaan van enkele soorten de samenstelling van zoeken in een gebied waar kilometers in de respectievelijke feromonen onderzocht, de omtrek geen enkele eik te vinden is. achterhaald en op artificiële wijze in het Uit eigen onderzoek is zelfs gebleken dat laboratorium gesynthetiseerd. De gevoe­ de aantrekkingskracht van de lokstoffen ligheid van de mannetjes voor deze geur- zich voor de meeste soorten beperkt tot stoffen is verblufi^end: zij reageren reeds hooguit enkele honderden meters. Waar­ op enkele moleculen. nemingen die verder van het biotoop ge­ Aanvankelijk heeft men geprobeerd beuren zijn blijkbaar afkomstig van toe­ met deze feromonen alle mannetjes weg vallig passerende vlinders die op zoek zijn te vangen en aldus een schadelijke popu­ naar nieuwe biotopen. Pennisetia hylaei- latie te decimeren of zelfs uit te roeien, Jbrmis (Laspeyres, 1801), niet toevallig doordat onvoldoende wijfjes bevrucht een soort met sterk ontwikkelde voel­ zouden worden. Dit is nooit gelukt (Voer­ sprieten, is een soort die op een afstand man et al., 1983; Moraal et al., 1993). van 1 km kan worden gelokt (Priesner et Vervolgens heeft men getracht de te be­ al., 1986). De kans op een verkeerd beeld schermen aanplanting zodanig te verzadi­ van de verspreiding is dus zelfs dan ver­ gen met geurstof dat de mannetjes het waarloosbaar. Ook de kennis van de Foto 1. Pennisetia hylaei- noorden zouden verliezen en in deze over­ vliegtijd is een belangrijk gegeven: er zijn formis op de lokstof. vloed aan geur de weg naar de wijfjes niet soorten die een zeer korte vliegtijd heb­ meer zouden vinden. Ook deze vorm van ben en dus, zelfs in een geëigend biotoop, Fig. 1. Zo wordt het bestrijding heeft bij mijn weten steeds ge­ alleen maar gedurende deze periode kun­ feromoon gebruikt. faald. Momenteel gebruikt men de fero­ nen waargenomen worden. Een voor­ monen om het juiste begin en einde van beeld hiervan is culiciformis de vliegtijd te bepalen, zodat het gebruik (Linnaeus, 1758) die in verwonde delen van de klassieke (chemische) bestrijdings­ van berk {Betuia) leeft. Deze soort is één papierklem middelen tot een minimum kan beperkt van de eerste wespvlinders van het seizoen worden. Het heeft immers geen zin reeds in onze streken. Het begin van de vlieg­ te bespuiten met contact-giffen voordat tijd varieert (naargelang de lente warm is de soort begint te vliegen (de pop zit vei­ of koel) van eind april tot half mei. Vanaf elastiekjes lig in de plant) en het is evenzeer zinloos het begin van de vliegperiode hoeft men nog een bestrijding te ondernemen als alle twee weken later niet meer te gaan zoe­ eitjes reeds zijn uitgekomen en de rupsjes ken, want dan is de vliegtijd reeds voor­ zich reeds in de plant hebben teruggetrok­ bij. Uiteraard varieert dat per gebied want ken. De enige gelegenheid tot bestrijding factoren zoals microklimaat spelen ook is dus gedurende het ei-stadium. een rol. Het spreekt vanzelf dat dezelfde Hier is het de natuurliefhebber en soort in de koelere Belgische Ardennen entomoloog natuurlijk niet om te doen, iets later aan zijn vliegperiode zal begin­ maar het is nu juist dank zij deze in het nen dan op de, althans overdag, warme laboratorium bereide chemische stoffen zon-doorstoofde heidegebieden of de op dat het mogelijk geworden is om op een het zuiden gerichte kalkhellingen. betrekkelijk eenvoudige wijze de aanwe­ Het is ook zo dat soorten die norma­ zigheid van bepaalde soorten in een bio­ liter niet in eenzelfde biotoop voorkomen toop na te gaan. Het is ook aan deze ont­ of een gescheiden vliegtijd hebben, soms wikkeling te danken dat de laatste jaren door eenzelfde feromoon worden aange­ meer en meer entomologen zich met deze trokken. Een lokstof hoeft dus niet in alle vlinders zijn gaan bezig houden. De gevallen soortspecifiek te zijn. Het is Levende 182 Natuur

evenmin zo dat een soort steeds slechts door één welbepaalde feromoonsamen- stelling wordt aangetrokken. Meestal be­ staat een feromoon immers uit een men­ geling van enkele (meestal twee) zuivere componenten in een bepaalde verhou­ ding. Een mengverhouding van 10:100 zal dan de ene soort aantrekken, terwijl een totaal andere mengverhouding (bv. 100:10) wellicht een andere soort zal aan­ trekken. Toch kan de eerste soort nog, zij het dan eerder uitzonderlijk, door de tweede samenstelling gelokt worden. Het zal niemand verbazen dat, mede door deze minder soortspecifieke eigenschap­ O vóór 1992 (3 ex.) pen, er reeds nieuwe soorten voor de • na 1992 (107 ex.) wetenschap ontdekt werden met behulp van feromonen. Enkele voorbeelden hier­ Fig. 2. Pennisetia hylaeiformis van zijn Bembeciafokidensis Tosevski, (Laspeyres, 1801) in België. 1991 (cfr. Tosevski, 1991) en Synanthedon perigordensis Garrevoet & Vanholder, 1996 (cfr. Garrevoet & Vanholder, 1996). Framboos {Rubus idaeus). Er waren, voor Kort nadat ik in twee verzamelingen LokstofFen in de praktijk ik met feromonen van start ging, bij mijn twee exemplaren van S. affinis (Staudin- Hoe worden deze feromonen nu in de weten slechts drie Belgische exemplaren ger, 1856) had ontdekt als een nieuwe praktijk gebruikt door de entomoloog? Er bekend. Momenteel wordt de vlinder soort voor België (Garrevoet, 1995), wer­ zijn twee mogelijkheden: ofwel tracht overal waar Framboos groeit waargeno­ den met behulp van lokstof een tweetal men enkel de aanwezigheid van een soort men, soms met tientallen tegelijk op en­ lokale populaties van deze vlinder gevon­ vast te stellen in een bepaald gebied door kele minuten tijd. Het bijgevoegde ver­ den door Bart Vanholder (pers. comm.) middel van een lijmval met feromoon, spreidingskaartje (fig. 2) is nog ver van en één door Theo Zeegers (1996) (zonder ofwel tracht men ook het gedrag van de volledig maar illustreert toch hoe, met be­ feromonen!). dieren aan het feromoon waar te nemen. hulp van deze lokstofièn, op vrij eenvou­ Immers ook het tijdstip van de dag speelt dige wijze en betrekkelijk korte tijd een Betekenis voor beheer een grote rol: er zijn soorten die enkel in respectabel aantal faunistische gegevens Het toegenomen gebruik van feromonen de voormiddag worden aangetrokken, ter­ kan verzameld worden. voor het inventariseren van de insekten- wijl er daarentegen ook zijn die pas laat in Opvallend is ook dat bepaalde soor­ fauna in een bepaald gebied heeft: totaal de namiddag en de vooravond hun inte­ ten, zoals S. culiciformis en 5. spheciformis nieuwe perspectieven geopend. Dit is resse tonen. Persoonlijk gebruik ik reeds (Denis & SchiffèrmüUer, 1775), niet al­ zeker het geval voor de Sesiidae die op vier jaar bijna uitsluitend de tweede me­ leen specifieke voedselplanten hebben geen enkele andere wijze gemakkelijk thode, omdat de eerste manier ook onno­ maar tevens bepaalde grondsoorten ver­ waar te nemen zijn. Het toenemend ge­ dig dieren doodt. kiezen. Beide soorten hebben een duide­ bruik van deze artificiële substanties heeft: In de praktijk worden de feromonen lijke voorkeur voor zandgrond: tot nog er ook voor gezorgd dat meer entomolo- in een zakje van gordijnstof opgehangen toe werd S. culiciformis, zelfs in vrij grote gen zich met deze groep zijn gaan bezig aan een takje van een boom ofwel, afhan­ berkenbestanden, nooit aangetroffen op houden, zodat de algemene kennis over kelijk van de beoogde soort, dicht bij de de alluviale gronden langs de Schelde in deze vlinders, die nog zeer fragmentarisch grond (fig. 1 en foto 1). Om onderlinge de omgeving van Antwerpen. Een ana­ was, met rasse schreden vooruitgang be­ beïnvloeding te vermijden worden de ver­ loog fenomeen doet zich voor bij de an­ gint te boeken. Hierdoor wordt het ook schillende feromonen op minstens 2 a 3 dere vermelde soort. Zonder het gebruik mogelijk, dank zij de betere kennis van de meter van elkaar gehangen. Uiteraard van feromonen zou men nooit met quasi levenswijze, om, voor zover nodig, be- dient men ook rekening te houden met zekerheid kunnen stellen dat de soort heersadvies te geven aan de conservators de windrichting. afwezig is. Overigens kan men, als een be­ van natuurgebieden. Het is immers be­ paalde soort door de lokstof wordt aange­ grijpelijk dat het bij beheerswerken in Resultaten trokken, met goede kans op succes de dergelijke gebieden moeilijk is om reke­ Zoals reeds hoger vermeld was de kennis soort ook als rups of pop gaan zoeken. ning te houden met de specifieke eisen van de verspreiding van de Sesiidae in Met behulp van feromonen werden, die deze vlinders stellen aan hun omge­ onze streken zeer beperkt. in de toch betrekkelijk korte tijdsspanne ving, omdat het niet realistisch is te ver­ Als voorbeeld zou ik Pennisetia hylaeifor- dat ik deze methode gebruik, reeds meer wachten dat de beheerders deze vlinders wiy willen aanhalen. Het is een soort die dan 30 soorten en 1500 exemplaren kennen, laat staan hun specifieke noden. zonder feromonen of het zoeken als rups waargenomen, weliswaar niet allemaal in Een tweetal voorbeelden kan illustre­ bijna niet waar te nemen is en die leeft in België. ren welke maatregelen men kan nemen. 183 Inventariseren in Vlaanderen

Tabel 1. Overzicht van de Belgische Sesiidae en hun (voornaamste) voedselplant Sesia bembecijbrmis (Hübner, 1806) is een soort die leeft in wilgesoorten {Salix). Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Voedselplant De rups leeft drie tot vier jaar in de wortel Pennisetia hylaeiformis (Laspeyres, 1801) Frannbozenwespvlinder Framboos van de boom en maakt voor de laatste Ses/aap/form/s (Clerck, 1759) Hoornaarvlinder Populier overwintering een verpoppingskamer Sesia bembeciformis (Hübner, 1806) Gekraagde wespvlinder Wilg klaar in de stam, vrij laag boven het Paranthrene tabaniformis (Rottemburg, 1775) Populierenwespvlinder Populier grondoppervlak. Als er nu beheerswerken Synanthedon scoliaeformis (Borkhausen, 1789) - Berk zijn in wilgenbestanden dan worden er Synanthedon spheciformis (Denis & Schiffermüller, 1775) Elzenwespvlinder Els vele boompjes zeer laag boven de grond Synanthedon culidformis (Linnaeus, 1758) Berkenwespvlinder Berk afgezaagd, waarbij vele rupsen of poppen Synanthedon formicaeformis (Esper, 1783) Wilgenwespvlinder Wilg ten onder gaan. Degene die het overleven Synanthedon andrenaeformis (Laspeyres, 1801) - Sneeuwbal vallen dan nog vaak ten prooi aan spech­ Synanthedon myopaeformis Borkhausen, 1789) Appelwespvlinder Fruitbomen ten, mieren of andere predatoren die ook Synanf/iedof) i/esp/form/s (Linnaeus, 1761) Eikenwespvlinder Eik zonder deze ongewilde menselijke hulp Synanthedon conopiformis {Esper, 1783) - Eik reeds hun tol eisen. De predatie-druk kan Synanthedon tipuliformis {Oerck, 1759) Bessenwespvlinder Aalbes bij deze soort inderdaad oplopen tot meer Bembecia ichneumoniformis (Denis & Schiffermüller, 1775) Klaven/vespvlinder Klaver dan 90%. Een suggestie bij het beheer chrysidiforme (Esper, 1782) - Zuring zou dan zijn om de boompjes een tiental Synansphecia muscaeformis (Esper, 1783) - Engels gras centimeter hoger af te zagen. Synansphecia affinis (Staudinger, 1856) - Zonneroosje Paranthrene tabaniformis (Rottem- Chamaesphecia empiformis (Esper, 1783) Cypreswolfsmelkwespvlinder Cypreswolfsmelk burg, 1775) leeft zowel in de stammen als Chamaesphecia tenthrediniformis (Denis & Schiffermijller, 1775)Heksenmelkwespvlinde r Heksenmelk in de takken en twijgen van Populier (Populus). Het zou nuttig zijn het snoei- hout dat ontstaat bij het vellen van oude bomen (of als deze gewoon plaats moeten 1993. Studies on the efficacy of the sex attractant of maken voor andere soorten die in dit bio­ Paranthrene tabaniformis Rott. (Lep., Sesiidae). toop beter thuishoren) te laten liggen tot J. Journal of Applied Entomology 116: 364 - 370. na de vliegtijd van deze soort. Overigens Priesner, E., P. Witzgall & S. Voerman, 1986. Field maken ook heel wat andere diersoorten attraction response of raspberry cleanwing , gebruik van dit dode hout, al was het Pennisetia hylaeiformis Lasp. (Lepidoptera: Sesiidae), to alleen maar als schuilplaats. candidate pheromon= chemicals. Zeitschrift fijr ange- Hoewel ik een voorstander ben van wandte Entomologie Bd. 102, H. 2: 195 - 210. het consequente gebruik van de weten­ Tosevski, I., 1991. A new species of cleanwing moths schappelijke namen -omdat alleen dan from Greece: Bembecia folddensis spec. nov. (Lepidop­ een internationale uitwisseling van gege­ tera: Sesiidae). Atalanta 22(2/4): 169 -172. vens mogelijk is- geef ik hierbij een over­ Voerman, S., A.K. Minks, C. Van der Kraan & zicht van de Belgische Sesiidae met de J.J. Neal, 1983. Disruption of orientation of male wetenschappelijke naam, de Nederlandse Synanthedon myopaeformis moths to traps baited with Aanbevolen literatuur naam en de (voornaamste) voedselplant their sex attractant. Med. Fac. Landbouww. Rijksuniv. Ebert, G., 1997. Die Schmetterlinge Baden-Württem- (tabel 1). De Nederlandse namen werden Gent48/2:163-171. bergs, Band 5: Nachtfalter III, Eugen Ulmer GmbH & ondeend aan Zeegers (1996), behalve die Zeegers, Th., 1996. De Wespviinders van Nederland en Co., Stuttgart. voor beide soorten die op wolfsmelk België, tweede druk. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht. Forster, W. 8i T.A. Wohifahrt, 1960. Die Schmetter­ leven. linge Mitteleuropas, Band III, Spinner und Schwarmer, Summary Frankh'sche Verlagshandlung, Stuttgart Oproep The investigation of clearwings (Sesiidae) using Lastuvka, Z. & A. Lastuvka, 1995. An illustrated key Graag plaats ik hierbij ook een oproep om pheromones to European Sesiidae (Lepidoptera). Faculty of Agrono- alle waarnemingen van wespviinders The author explains the poor number of data available my MUAF, Brno. (zowel in binnen- als buitenland) naar mij on the cleanwings until entomologists started using phe­ Haar, D. ter, 1989. Onze Vlinders, Derde uitgave. door te sturen. Uiteraard ben ik bereid romones to attract the males of these moths. The pecu- Uitgeverij Intercombi Van Seijen BV, Leeuwarden. assistentie te verlenen bij determinatie­ iiar biology of the is expounded together with Zeegers, Th., 1996. De Wespviinders van Nederland en problemen. the allied difficulties in breeding them. The method België, tweede druk. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht. using pheromones to make an inventory of a biotope is Met name in dit laatste werk worden alle wespviinders Literatuur elucidated. With this method it becomes much easier to van onze streken (en gedeeltelijk ook de buurlanden) Garrevoet, Th., 1995. Synansphecia affinis (Staudin- study the distribution and period of flight of the Sesii­ degelijk voorgesteld, iets wat buiten het bestek valt van ger, 1856): nieuw voor de Belgische fauna (Lepidoptera: dae. Some results are shown and a few advises for bio­ deze bijdrage. Sesiidae). Phegea 23(3): 141-143. tope consen/ation are given. Geïnteresseerden die toegang hebben tot het Internet Garrevoet, Th. & B. Vanholder, 1996. Synanthedon kunnen onze wespvlinder-homepage bezoeken op perlgordensis sp. n. (Lepidoptera: Sesiidae). Phegea Th.C. Garrevoet http://wvvw.club.innet.be/~pub00644/sesiid/seslist.htm. 24(4): 141-148. Kampioenstraat 14 Moraal, LG., C. Van der Kraan & H. Van Der Voet, B-2020 Antwerpen