Download Scans
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ISSN 0770-786X 1990 Aflevering 1 VERSLAGEN EN MEDEDELINGEN VAN DE KONINKLIJKE ACADEMIE VOOR NEDERLANDSE TAAL- EN LETTERKUNDE NIEUWE REEKS voou neaeulandse eat ^ a ■ .. .. '^ ow ^N m ° r?1 nc, SStR aat • G GENT, KONINKLIJKE ACADEMIE VOOR NEDERLANDSE TAAL- EN LETTERKUNDE, 1990. Te bestellen bij het Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Koningstraat 18 B-9000 GENT (België) INHOUD 1990 — Aflevering 1 1. Propaganda en ideologisch immoralisme in het taalgebruik van de Nederlandse nationaal-socialisten, door M. C. VAN DEN TOORN . 1 2. Fragmenten van Johan Ypermans „De Medicina ", door W. L. BRAEKMAN . 22 3. Jacobus van Gruitrodes , , Speculum Saecularium Hominum " (Cap. 1) in Middelnederlandse vertaling, door J. REYNAERT . 36 4. Drie nieuwe brieven van Jan Frans T/illems aan Jacob Grimm (1836-1837), door A. DEPREZ en M. DE SMEDT . 58 5. Frederik van Eeden en Felix Timmermans, door A. KEERSMAEKERS 76 6. De citatenkunst van Marnix Gijsen, door M. JANSSENS . 89 7. Het woord in de poëzie van Herwig Hensen, door R. VAN DE PERRE 108 8. Arnoud van Geluwe (1855) en Rumbeeksche Avondstonden (1856/1858), door M. CARLIER . 124 9. Paul van Ostaijen-reflecties op Vincent van Gogh, door M. JANSSENS 134 PROPAGANDA EN IDEOLOGISCH IMMORALISME IN HET TAALGEBRUIK VAN DE NEDERLANDSE NATIONAAL- SOCIALISTEN door M. C. VAN DEN TOORN Buitenlands Erelid Het is een bekend feit dat in de politieke geschriften van bewegin- gen die een dictatoriaal, totalitair bewind nastreven, veel woorden in zwang zijn om politieke tegenstanders zwart af te schilderen. Veel van die woorden verliezen op den duur hun betekenis ; evenals scheldwoor- den waarvan de taalgebruiker zich ook veelal de oorsprong niet bewust is, worden sommige substantieven en adjectieven uitsluitend gebruikt met een invectieve functie. Gerard Reve, bepaald geen vriend van het communisme, maakt daarover de volgende treffende opmerking : Maar ik wist toen nog niet, dat het woord bourgeoisie niets anders bete- kent dan elke groep mensen, waarin het communisme geen behagen schept, zoals in het rijk van de klassenwaan woorden als vredelievend, vooruitstrevend, imperialistisch, provocatie, werkende massaas, oorlogshit- sers en revanchisten volstrekt niets betekenen ( en hieraan voor een niet ge- ring deel hun propagandistische kracht ontlenen) en in een op krities, or- denend taalgebruik gebaseerd woordenboek, zoals dat in beschaafde lan- den wordt uitgegeven, in het geheel geen plaats zouden kunnen krijgen. (G. Reve, Archief Reve 1961-1980, Baarn 1982, blz. 148-149 (het betreft een brief uit Berlijn van 30 april 1962 }. Afgezien van het feit dat een woordenboek natuurlijk wèl de geïncrimi- neerde woorden moet opnemen, aangezien het de taak van de lexico- grafie is ook woorden met onaangename of verwerpelijke betekenis te registreren, heeft de schrijver gelijk met zijn observatie. Hetzelfde ver- schijnsel hebben we in de periode 1933-1945 in Duitsland en Nederland kunnen waarnemen. Het is de periode van het nationaal-socialisme, dat in Duitsland een alles overheersende invloed kreeg omdat het officiële bewind nationaal-socialistisch was en alleen deze leer toeliet. In Neder- land was dat pas het geval vanaf mei 1940, maar al eerder, met name van 1931 af bestond er nationaal-socialistische propaganda die voorna- melijk afkomstig was van de NSB, de Nationaal-Socialistische Beweging 2 (2) in Nederland, die vooral belichaamd werd door haar leider, ir. A. A. Mussert. Uit talloze brochures, boeken en periodieken welker aan- tal na mei 1940 immens toenam kon de landgenoot kennis nemen van de nationaal-socialistische denkbeelden : dat geschiedde door middel van propaganda. Van propaganda spreekt men in tegenstelling tot reclame, een fe- nomeen dat betrekking heeft op aangeprezen produkten of diensten wanneer men werving voor principes of ideeën bedoelt. Het woord is af- komstig van de katholieke missie-arbeid, de zgn. Sacra Congregatio de Propaganda Fide (in 1627 door Paus Urbanus VIII gesticht) ; het La- tijnse verbum propagare betekent 'verbreiden'. In de 19e eeuw werd deze kerkelijke formule als term overgenomen door de extreem linkse partijen, vooral anarchisten. Het woord kreeg daardoor een negatieve la- ding en de betekenis werd vrijwel met leugens' identiek, vooral in bur- gerlijke kringen. Voor de socialistische bewegingen was het begrip echter veel positiever van inhoud ( zie ook Heiber 1988, 127). De nazi's maakten zich van het begrip meester, zoals ze veel ideeën van de linkse partijen overnamen. Goebbels wenste het woord propa- ganda in positieve zin te gebruiken (Herzstein 1979, 223) als een ver- worvenheid van de NSDAP ( zie Haug 1971, 40) en liet zelfs in 1937 expliciet aan de dagbladpers meedelen : „EsEs wird gebeten, das Wort `Propaganda' nicht missbrduchlich zu verwenden. Propaganda ist im Sinne des neuen Staates gewissermassen ein gesetzlich geschiitzter Be- griff und soil nicht fur abf" lige Dinge Verwendung finden. Es gibt also keine `Greuelpropaganda' , keine `bolsjewistische Propaganda' , sondern nur eine Greuelhetze, Greuelagitation, Greuelkampagne u.s.w. Kurzum Propaganda nur dann, wenn fiir uns, Hetze, wenn gegen uns. " ( zie Berning 1964, 150-151). Trouwens, Hitler had daarvoor de weg al gewezen, want in Mein Kampf had hij er geen twijfel aan laten bestaan welke waarde hij aan propaganda toekende. Hij besteedde er uitvoerig aandacht aan en be- nadrukte steeds weer dat propaganda zich tot de grote massa moest rich- ten. Over die massa schreef hij zonder terughouding met het grootste cynisme : de massa bezit geen onderscheidingsvermogen, het volk is `fe- minin veranlagt' en laat zijn denken en handelen alleen maar door emo- ties leiden, de massa is niet in staat tot subtiel oordelen, maar alleen ontvankelijk voor krachtige taal, de massa kent geen objectiviteit, enz. Propaganda moet daar rekening mee houden en naar vorm en inhoud op die brede massa afgestemd zijn. Propaganda moet ook steeds het- zelfde verkondigen en bij eventuele afwisseling mag nooit de inhoud (3) 3 veranderd worden ; alleen zo kan propaganda werkzaam zijn. Van Hitler valt dan ook met recht te zeggen : , , Niemals hat es in Deutschland ei- nen massgeblichen Politiker und Staatsmann gegeben, dessen Politik so sehr der Propaganda als Vehikel bedurfte wie es von 1933 bis 1945 bei Hitler der Fall gewesen ist ' ' . (Maser 1981, 278 ) . Nu kan propaganda zich op verschillende manieren manifesteren, maar de propaganda die Hitler en Goebbels op het oog hadden, is de propaganda door middel van taal. Natuurlijk was men niet blind voor de werking van visuele propaganda ( affiches, films, diapresentaties), maar het visuele wordt toch bijna altijd talig ondersteund. De taal dient als middel om gevestigde meningen in stand te houden (vgl. Welch 1983 ), te beïnvloeden en macht uit te oefenen. Men bereikt dat of althans tracht dat te bereiken door eenvoudige ideeën door middel van een klein aantal sleutelwoorden steeds te herhalen (Laswell 1968, 13). De stijl van de propaganda wordt dan ook gekenmerkt door over- vloedige herhaling en men heeft zelfs gemeend vast te kunnen stellen dat vooral de stijl van het despotisme tot herhaling neigt, wat te verkla- ren zou zijn uit angst ( bijv. voor opstandigheid van de massa) (Laswell 1968, 35 ). Deze herhaling is een algemeen kenmerk van propaganda en onderzoekers die als typerende trek van het nazi-taalgebruik de herha- ling noemen, ( zoals steeds weer gebeurt ) hebben dan ook veeleer een characteristicum van alle propaganda ontdekt dan iets specifieks van de nationaal-socialisten. Naar onze mening vallen twee maal twee aspecten op aan propaganda en wel : 1. het uitdragen van simpele ideeën in voortdurende herhaling 2. tendentieuze voorstelling van zaken, veelal door verdraaiing van de waarheid Deze activiteiten staan ten dienste van 3. het bepleiten van de eigen zaak 4. het bestrijden van de tegenstander We gaan op deze punten kort in, waar nodig geïllustreerd met voor- beeldmateriaal afkomstig van de nationaal-socialistische propaganda. Ten aanzien van het eerste punt kunnen we kort zijn. Hitler zag het belang van het inhameren van simpele ideeën bij een brede massa ter- dege in zoals hiervoor al geschetst is en hij stak die mening niet onder stoelen of banken. Het merkwaardige is dat iedere lezer van Mein Kampf persoonlijk ervan kennis kon nemen hoe hij schaamteloos gema- nipuleerd zou worden door de redevoeringen van Hitler. Ofwel hebben zijn lezers gedacht dat zoiets hun nu juist niet aanging, ófwel werd Mein 4 (4) Kampf bijna niet gelezen, zoals ook beweerd wordt ( zie o. a. Koch 1975, 131; Maser 1981, 155). Feit blijft in ieder geval dat Hitlers rede- voeringen vrijwel niets bevatten dat niet al bekend was ; het effect be- rustte op reeds voorhanden kennis bij zijn hoorders, die steeds hetzelfde te verwerken kregen. De informatieve waarde van die redevoeringen is dan ook gering ( Stern 1975, 37 ) en dat geldt voor de meeste nazi- redenaars, ook in Nederland. Mussen had in feite even weinig te ver- tellen, maar door een soort rituele herhaling van het bekende werd het publiek gemanipuleerd. De realiteit is nu eenmaal gecompliceerd ; daarom moest men werken met eenvoudige begrippen die bij de hoorder beter blijven hangen. Van argumentatie werd veelal geheel af- gezien (Balfour 1979, 419-422 ). Hitler durfde zelfs zo ver te gaan dat hij van een politicus meende te kunnen eisen dat deze moest leren , , zu reden ohne etwas zu sagen ", zoals hij in zijn later opgetekende tafel- gesprekken verkondigde (Maser 1981, 309 ). Wat de nazi-propaganda