Op Het Spoor Van De Gouwe Profielwerkstuk Over Het Onderzoek Naar De Loop Van De Rivier De Gouwe in De Goudse Binnenstad Rond 1200
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
COORNHERT GYMNASIUM GOUDA Op het spoor van de Gouwe Profielwerkstuk over het onderzoek naar de loop van de rivier de Gouwe in de Goudse binnenstad rond 1200. Erik‐Jan Dros, Jasper Schakel, Erik Kroon 15‐02‐2011 D.m.v. een bronnenonderzoek proberen ondergetekenden de loop van de Gouwe en mogelijk de aard van de verschillende veenlagen in de binnenstad vast te stellen. Pagina 2 van 72 Inhoudsopgave Doel van het onderzoek..……………………………………………………….. 4 Inleiding………………………………………………………………………… 4 Conclusie………………………………………………………………………... 5 Deel I: Het bronnenonderzoek……………………………….……….………. 11 Theorie vooraf…………………………………………………………… 12 Hypothese……………………………………………………….………. 13 Werkwijze……………………………………………………….………. 14 Resultaten……………………………………………………………….. 14 Bouwwerken……………………………………………………. 15 Haven……………………………………………………. 15 Donkere sluis…………………………………………….. 16 St. Janskerk……………………………………………… 17 Dubbele Buurt…………………………………………… 19 Motte……………………………………………………. 20 Verkaveling……………………………………………………… 21 Toponiemen……………………………………………………… 23 Deelconclusie.…………………………………………………………… 25 Discussie………………………………………………………………… 26 Deel II: De boormonsteranalyse……………………………………………… 27 Doel van de proef…..……………………………………………………. 28 Inleiding………….…………………………………………………….... 28 Overzicht van de monsters…….……………………………….... 28 Benodigdheden…………………………………………………………. 28 Proefopstelling…………………………………………………... 29 Werkwijze………………………………………………………………. 30 Resultaten……………………………………………………………….. 31 Deelconclusie…………………………………………………………….. 37 Discussie…………………………………………………………………. 38 Deel III: Analyse veensoorten in boormonsters..……………………………… 40 Pagina 3 van 72 Doel van de proef………………………………………………………… 41 Inleiding………………………………………………………………….. 41 Overzicht van de monsters………………………………………... 41 Benodigdheden…………………………………………………………… 41 Proefopstelling……………………………………………………………. 42 Werkwijze………………………………………………………………… 43 Resultaten…………………………………………………………………. 44 Deelconclusie..….…………………………………………………………. 47 Discussie………………………………………………………………….. 47 Evaluatie…………………………………………………………………... 47 Deel IV: Tot slot…………..…………………………………………..………… 48 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek………………………………….. 49 Evaluatie………………………………………………………………….. 50 Samenvatting…………………………….……………………………….. 51 Bronvermelding…………………………….…………………………….. 52 Deel V: Bijlagen…………………………………….…………………………… 58 Begrippenlijst……………………………………………………………... 59 Theoretisch kader……………………..………………………………….. 67 Verslag Veenboring………………………………………………………. 68 Pagina 4 van 72 Doel van het onderzoek Dit onderzoek is erop gericht de loop van de rivier de Gouwe omstreeks 1200 in de binnenstad van Gouda te vinden en de aard van verschillende veensoorten in de binnenstad te achterhalen. Inleiding Voor Gouda geldt als voor geen andere stad het oude gezegde ‘nomen est omen’, de naam is een voorteken. Er is veel discussie over waar de naam ‘Gouda’ vandaan komt. Zo simpel als de naam met zijn twee lettergrepen is, zoveel mogelijkheden zijn er voor de verklaring ervan. Gegeven is dat de stad zijn naam dankt aan een veenriviertje dat vroeger vanaf Boskoop naar de IJssel stroomde. Mogelijk heette dit riviertje Goldaha – ‘old’ werd vroeger uitgesproken als ‘oud’ – wat een verwijzing was naar de troebele bruine kleur van het veenriviertje. Tegenstanders van deze theorie menen echter dat de uitgang a, die uit het Latijn komt, nooit zomaar lukraak achter een Nederlands woord zou worden geplakt. Een tweede mogelijkheid is dat de Gouwe zo genoemd is, omdat het de grensrivier van twee gouwen was. Alleen kan men aan de verbuiging zien dat de oorsprong van het woord niet bij ‘gouw’ ligt, maar bij goude. De optie die de schrijvers van het boek ‘Duizend jaar Gouda’ het meest logisch achten, is dat de naam Goude van Golde komt. In de kronieken komt dat in het Latijn vermeld te staan als ‘Golda’, inderdaad uitgesproken als Gouda, en later zou deze variant in de spreektaal terecht zijn gekomen1. Zo mysterieus als de oorsprong van de naam is, is ook de loop van de rivier waaraan Gouda zijn naam dankt, geworden: nomen est omen. In de eerste helft van de dertiende eeuw is de Gouwe gekanaliseerd. De loop van voor deze kanalisatie blijft een mysterie. In ons onderzoek zullen wij proberen de verschillende stedenbouwkundige elementen die verband kunnen houden met de oorspronkelijke ligging van de Gouwe te analyseren aan de hand van de topografie, oude kaarten en bronnen. Op deze manier proberen we een theorie te ontwikkelen over de oorspronkelijke loop van de Gouwe. De hoofdvraag van het onderzoek is dus: Hoe was de oorspronkelijke loop van de Gouwe in de binnenstad van Gouda voor de kanalisatie van deze rivier rond 1200 n. Chr.? Daarbij hebben we de volgende deelvragen: 1. Welke soorten veen kunnen er in de directe omgeving van Gouda zijn geweest ten tijde van de eerste ontginningen? 2. Hoe ontwikkelen deze veensoorten zich en welke gevolgen heeft dat voor de omgeving? 3. Welke stadsbouwkundige elementen hebben qua ligging of bouw betrekking op de oorspronkelijke loop van de Gouwe en/of het soort veen in de omgeving? 4. Wat is het verband tussen (de ligging van) deze elementen en de oorspronkelijke loop van de Gouwe en/of het soort veen? In verband met de leesbaarheid van het verslag, hebben we besloten de conclusie op de volgende pagina op te nemen, in plaats van aan het einde, opdat men een snel overzicht kan krijgen van het onderzoek. De resultaten van het microscopisch onderzoek, de boormonsteranalyse en het bronnenonderzoek kunt u terugvinden in de volgende delen. In de conclusie zal verscheidene keren naar de resultaten van deze onderzoeken verwezen worden in de veronderstelling dat men deze deelverslagen reeds heeft gelezen. Voor het overzicht is er achterin dit verslag ook nog een samenvatting opgenomen. Pagina 5 van 72 Conclusie Voor we onze hoofdvraag beantwoorden, zullen we eerst kort antwoord geven op onze deelvragen. Welke soorten veen kunnen er in de directe omgeving van Gouda zijn geweest ten tijde van de eerste ontginningen? Deze vraag kunnen we simpelweg met de gegevens van onze boring beantwoorden. De veensoorten die we daar gevonden hebben zijn logischerwijs de veensoorten die in de omgeving van Gouda voorkwamen. Daarbij zou men echter opmerken dat de resultaten van deze specifieke plek niet hoeven te gelden voor heel Gouda. Een conclusie puur op basis van deze boring zou dus invalide zijn, daarom beschouwen wij de boring alleen als een indicatie. Betrouwbaardere gegevens levert de analyse van de verkaveling in de omgeving van Gouda op. Uit het artikel ‘Middeleeuwse Landontginning in de omgeving van Gouda’ van P. van Balen, komt een duidelijk verkavelingpatroon naar voren. Met de gegevens uit ‘Delfts Water’ en ‘Middeleeuws Veen en Middeleeuwse Veenboeren’, beiden van C. de Bont, kunnen we dit verkavelingpatroon analyseren. Het algemene patroon toont sterke overeenkomsten met het standaardmodel dat De Bont in ‘Middeleeuws Veen en Middeleeuwse Veenboeren’ geeft voor de ontginning van een veenvlakte. Dit suggereert dat er een oeverwal was, waar vanaf de ontginning begon, wat vanuit vrijwel elke bron wordt bevestigd. Na die oeverwal*was er eerst een stuk voedselrijk en vervolgens, meer inlands, een groot stuk voedselarm veen. Op dat voedselarme veen waren mogelijk veenkoepels.2 We weten van Dhr. Sprokholts presentatie over de geschiedenis van Gouda dat de eerste boeren de ontgonnen grond gebruikten voor akkerbouw 3, dit duidt ook op eu- of mesotroof veen. De grote ontginningen bij Reeuwijk, Sluipwijk en Moordrecht wijzen echter op oligotroof veen. Oligotroof veen, zo blijkt uit o.a. ‘Delfts Water’ en ‘de stad Gouda en de verveningen in haar omgeving’ ( een ander artikel van Van Balen in de derde verzameling bijdragen van de geschiedkundige kring ‘Die Goude’), was namelijk het ideale veen om turf van te maken4. Uit onze boring en ‘Middeleeuws Veen en Middeleeuwse Veenboeren’ blijkt dat dit oligotrofe veen veenmosveen moet zijn geweest. De aard van het eu- of mesotrofe veen blijft echter in duisternis gehuld. Kanshebbers zijn bosveen en zeggeveen. Bosveen lijkt logisch, omdat bosveen een veel voorkomend veentype is in gebieden waar rivieren sedimenten kunnen afzetten. Uit de boormonsteranalyse die we deden, kwam bij de slibtest naar voren dat het water waarin het zeggeveen sedimenteerde, een goudbruine kleur kreeg. Één van de theorieën over de oorsprong van de naam Gouda is, volgens het boek ‘Duizend jaar Gouda’ dat het van Goldaha5 komt, wat zoveel zou betekenen als ‘goudkleurig water’. Om deze redenen sluiten wij niet uit dat het mesotrofe veen vlakbij de oeverwal, of meer stroomopwaarts zeggeveen is geweest. Hoe ontwikkelen deze veensoorten zich en welke gevolgen heeft dat voor de omgeving? Uit het antwoord op de voorgaande deelvraag blijkt dat wij de aanwezigheid van de veensoorten veenmosveen, zeggeveen en bosveen in de omgeving van Gouda het meest waarschijnlijk achten. Zegge- en bosveen zijn twee mesotrofe veensoorten. Dit type veen wordt gevoed door het grondwater en komt alleen voor in vruchtbare omgevingen. In de meeste gevallen houdt dit in dat een rivier voedingstoffen in het gebied afzet. De planten in de omgeving, zegge, of berken, wilgen, etc., verdwijnen onder water na hun afsterven en kunnen daar niet vergaan. Wel treedt enige verzuring op door de aanwezigheid van bacteriën. Mesotroof veen is Pagina 6 van 72 vruchtbaar en per definitie altijd ‘laagveen’. Het kan namelijk niet ver boven het grondwaterpeil uitgroeien. Daar verdwijnt het materiaal namelijk door oxidatie* en inklinking. Bij oxidatie vergaat het materiaal door contact met zuurstof en bij inklinking krimpt het veen in door gebrek aan water.