STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

PROVINCIE LIMBURG STRAßEN NRW AACHEN

27 juni 2006 110621/CE6/0J1/000213

STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 2 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Inhoud

1 Inleiding ______5 1.1 Aanleiding______5 1.2 Voorgeschiedenis ______7 1.3 Opnieuw doorlopen van de m.e.r.-procedure______11 1.4 Doel van de Startnotitie______13 1.5 Opbouw van de Startnotitie ______14

2 Kader van de studie______15 2.1 Begrenzing ______15 2.1.1 Plangebied ______15 2.1.2 Studiegebied ______15 2.2 Relatie met overige infrastructurele projecten______16 2.3 Beleidskader en wet- en regelgeving ______17

3 Huidige situatie______21 3.1 Verkeer en economie______21 3.1.1 Verkeer ______21 3.1.2 Economie ______28 3.2 Woon- en leefmilieu ______29 3.2.1 Geluid ______29 3.2.2 Lucht en klimaat ______29 3.2.3 Externe veiligheid______30 3.2.4 Wonen, werken en recreeren______31 3.3 Groen milieu ______33 3.3.1 Natuur______33 3.3.2 Bodem______35 3.3.3 Water ______37 3.3.4 Landschap, Cultuurhistorie en archeologie______38

4 Autonome ontwikkeling______43 4.1 Demografische ontwikkeling ______43 4.2 Parkstad Limburg in het provinciaal Omgevings Plan (POL) ______44 4.3 Verkeer en Economie______47 4.3.1 verkeer ______47 4.3.2 Economie ______50 4.4 Woon- en leefmilieu ______51 4.4.1 Geluid, ______51 4.4.2 Lucht en Klimaat ______51 4.4.3 Externe veiligheid______52 4.4.4 Wonen, werken en recreeren______52

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 3 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

4.5 Omgeving ______56 4.5.1 Natuur______56 4.5.2 Bodem______57 4.5.3 Water ______57 4.5.4 Landschap, cultuurhistorie en archeologie ______58

5 Probleemanalyse______61 5.1 Algemeen ______61 5.2 Probleemanalyse______61 5.3 Doelstelling ______68

6 Alternatieven______71 6.1 Alternatiefontwikkeling ______71 6.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten______73 6.3 Overzicht te onderzoeken alternatieven ______76 6.3.1 Deelgebied buitenring Parkstad Limburg Noord ______76 6.3.2 Deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Zuid ______80 6.3.3 Deelgebied Nordraum Aachen______82 6.3.4 Verkeerskundige afhankelijkheid alternatieven ______82 6.3.5 Wettelijk voorgeschreven alternatieven______85 6.3.6 Toelichting kaart overzicht alternatieven______86

7 Te onderzoeken effecten ______87 7.1 Algemeen ______87 7.2 Beschrijven effecten per thema ______87 7.2.1 Effecten op verkeer & vervoer en economie______89 7.2.2 Effecten op woon- en leefmilieu ______90 7.2.3 Effecten op de 0mgeving ______91 7.3 Wisselwerkingen ______92

8 Procedure ______95 8.1 Nederland ______96 8.2 Duitsland ______98 8.3 Planning ______99

Bijlage 1 Afkortingen en Begrippen______101

Bijlage 2 Overzicht alternatieven ______105

Bijlage 3 Conflictzonekaart______113

Bijlage 4 Waardering milieuwaarden______115

Bijlage 5 Overzicht Alternatieven ______117

Bijlage 6 Bronvermelding ______119

COLOFON ______Startnotitie Tracénota/MER-UVS Buitenring Parkstad en B258n 121

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 4 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 1 Inleiding

Hoofdstuk 1 bevat de inleiding tot deze Startnotitie. Naast een korte beschrijving van de voorgeschiedenis en de aanleiding tot deze studie beschrijft het hoofdstuk het doel en de reikwijdte van de studie naar de Buitenring Parkstad Limburg en B258n.

1.1 AANLEIDING

Realisering Buitenring Parkstad Limburg en aanleg B258n Eind 2005 is tussen de Provincie Limburg, het Dagelijks Bestuur van Parkstad Limburg, de Parkstadgemeenten Brunssum, , Kerkrade, Landgraaf, Onderbanken en de gemeente Nuth het bestuursconvenant gesloten over de realisering van de Binnen- en Buitenring Parkstad Limburg. De Buitenring Parkstad Limburg beslaat de regionaal verbindende wegen N298, N299 en N300. Het gaat om een opwaardering van deze wegen of het realiseren van nieuwe wegvakken, inclusief kruisingen en aansluitingen, waardoor er één hoogwaardige regionale verbinding ontstaat. Hiermee moet zowel de aansluiting op de (inter)nationaal en (inter)regionaal verbindende wegen als de afwikkeling van het intra-stedelijk verkeer substantieel worden verbeterd. Daarnaast moet de Buitenring Parkstad Limburg bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke structuur van Parkstad Limburg.

Het Landesbetrieb Straßenbau Nordrhein – Westfalen Niederlassung Aachen (Straßen NRW Aachen) is voornemens om de B258 tussen Aken en Richterich vanaf de aansluiting op de L232 door te trekken en aan te laten sluiten op de Buitenring Parkstad Limburg. Straßen NRW Aachen hoopt hiermee de verkeersafwikkeling in Nordraum Aachen te verbeteren. De doortrekking wordt aangeduid met “B258n”. De B258n moet aansluiten op de L232, die in Nordraum Aachen in noordwestelijke richting vanuit de binnenstad van Aken naar de stadsdelen Laurensberg en Richterich verloopt met een aansluiting op de A4 (aansluiting Aachen-Laurensberg). Aan de oostrand van Richterich knikt de L232 naar het noordoosten richting Herzogenrath en voert door de dorpsdelen Kohlscheid en Herzogenrath Centrum.

Onderliggend document heeft betrekking op zowel de Buitenring Parkstad Limburg als de B258n.

Internationale verbinding De Buitenring Parkstad Limburg ligt in de Euregio Maas-Rijn (afgekord EMR), dat sinds 1991 een juridische status heeft gekregen. De EMR omvat naast het zuidelijk deel van de provincie Limburg ook de regio Aken, de Belgische provincies Limburg en Luik en het Duitstalige deel van België. De EMR heeft twee doelstellingen, namelijk: ƒ Het opheffen van grensbelemmeringen en de verschillen tussen de afzonderlijke nationale systemen;

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 5 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

ƒ Het positioneren van de EMR als samenhangend economisch gebied in het Europa van de regio’s en als verbindende schakel op de as Nordrhein – Westfalen – Benelux. Het grensoverschrijdende stedelijke netwerk MHAL wordt beschouwd als kerngebied van de Euregio Maas-Rijn. MHAL staat daarbij voor de samenwerking tussen Maastricht- Heerlen, Hasselt-Genk, Aken en Luik. De algemene beleidsopgaven van het MHAL zijn: ƒ Uitbouwen van het kenniscluster; ƒ Intensiveren van de culturele verbondenheid; ƒ Versterken van de complementariteit en samenwerking tussen de steden Luik, Aken, Maastricht, Parkstad Limburg en de dubbelsteden Hasselt/Genk en Sittard/Geleen; ƒ Realiseren van grensoverschrijdende verkeerssystemen. Specifiek voor het economisch cluster Aken – Parkstad zijn door het MHAL de volgende ambities gesteld: ƒ Versterken van de relatie tussen de ICT-sector en de bestaande bedrijvigheid; ƒ Inspelen op de opkomst van de senioreneconomie door ontwikkeling van hoogwaardige producten en diensten; ƒ Benutten en uitbouwen van de toeristische en recreatieve mogelijkheden in het gebied, mede in relatie tot Heuvelland en Eifel; ƒ Versterken van de Parkstadstructuur, zodat een aantrekkelijker woon- en leefklimaat ontstaat. Bovenstaande ambities sluiten aan bij het belang dat de Provincie Limburg hecht aan een volwaardig wegennet in Parkstad Limburg. Ook sluiten zij aan bij het belang dat aan Duitse zijde gehecht wordt aan goede aansluitingen op het Nederlandse wegennet.

Het nationale ontwikkelingsplan Nordrhein-Westfalen (1995) gaat in op de integrale ruimtelijke ontwikkeling van Nordrhein-Westfalen. Het legt de ruimtelijke structuur van het landschap vast met opgaven voor onder andere stedelijke ontwikkelingen en ontwikkelingsassen. De ontwikkelingsassen geven een abstract beeld van de voorhanden zijnde en geplande verkeersinfrastructuur weer. De A4 is in het plan aangemerkt als as van Europees belang. Verder is een “Bundesstrasse” van Aachen Centrum via Herzogenrath Centrum naar het noorden weergegeven als bovenregionale as.

In 2003 is een gebiedsontwikkelingsplan opgesteld (door Regierungsbezirk Köln Teilabschnitt Region Aachen). Dit plan concretiseert wat in het nationale ontwikkelingsplan is opgenomen. De A4 is daarin aangemerkt als verkeersader voor zwaar verkeer. De L231 (Horbacher Strasse) en de L232 (Kohlscheider Strasse/Roermonder Strasse) zijn aangemerkt als wegen voor bovenregionaal en regionaal verkeer. Tevens is een verbinding tussen de L 232 en L 231 noordelijk van Aachen-Richterich als gewenste verbinding aangemerkt. Ook is in Pannesheide een kleine aftakking van de L 232 naar de landsgrens aangegeven. m.e.r. en UVS Voor de Provincie Limburg houdt de aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg de verplichting in tot het uitvoeren van een milieueffectrapportage (m.e.r.). Het besluit wordt opgenomen in een aanvulling op het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Aan Duitse zijde zal voor de aanleg van de B258n de daarvoor gebruikelijke procedure van de Umweltverträglichkeitsstudie (UVS) gevolgd worden. Daarbij worden de gevolgen voor het milieu naar aanleiding van de aanleg van de weg beschreven en gewaardeerd. De uitkomsten worden gebruikt om een geschikt tracé voor de B258n te bepalen, het zogeheten Linienbestimmungsverfahren. Daarna kan een Planfeststellungsverfahren (tracébesluit)

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 6 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

worden genomen. Voor een uitvoerige beschrijving van de te volgen procedures wordt verwezen naar hoofdstuk 8.

Integrale studie De maatregelen in Nederland hebben in het grensgebied milieueffecten in Duitsland. Andersom zal de aanleg van de B258n milieueffecten hebben op Nederlands grondgebied. Er bestaat een tweede afhankelijkheid tussen het voornemen in Nederland en het voornemen in Duitsland. Het betreft de plek waar de B258n aansluit op de Buitenring Parkstad Limburg. Op dit moment is nog niet duidelijk waar deze aansluiting zal komen. De besluitvorming hierover zal mede op basis van de milieueffecten plaatsvinden. Vanwege bovengenoemde wederzijdse beïnvloeding en afhankelijkheden, worden de m.e.r. en de UVS op elkaar afgestemd of geïntegreerd.

1.2 VOORGESCHIEDENIS

Voor de ontwikkeling van Parkstad Limburg en de realisering van de B258n zijn besluiten genomen die van betekenis zijn. De belangrijkste worden hieronder in chronologische volgorde weergegeven.

Provinciaal Mobiliteitsplan (PMP, 1996) Door Provinciale Staten is in mei 1996 het “Provinciaal Mobiliteitsplan” vastgesteld. Hierin is een visie ontwikkeld op het Nationaal en Regionaal Verbindend Wegennet. In het plan wordt genoemd dat in en rond het stedelijke gebied van Oostelijk Zuid-Limburg het regionaal verbindende wegennet ook na doortrekking van de Structuurweg Gracht (N300) nog verre van compleet is. Aangegeven is dat de N299 via de Dentgenbachweg verbonden dient te worden met de N300. Ook zou de aansluiting N299-Hoogstraat in Landgraaf moeten worden gecompleteerd. Het plan geeft tevens aan dat voor het noordelijk deel van Oostelijk Zuid-Limburg een mogelijke aanvulling op het regionaal verbindend wegennet dient te worden onderzocht in de vorm van een doortrekking van de N298 naar de N276. In het plan wordt tevens de wens uitgesproken om een voorstudie te verrichten naar het onderlinge gebruik van de A76 en de Antwerpseweg (N281), en de mogelijkheden hiervoor tot een betere geleiding te komen. Ter vervanging van het Provinciaal Mobiliteitsplan van 1996 wordt op dit moment gewerkt aan het nieuwe verkeersbeleid, dat wordt vastgelegd in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP). Totdat het nieuwe beleid in het PVVP wordt vastgesteld, is het Provinciaal Mobiliteitsplan uit 1996 vigerend.

Provinciaal Omgevingsplan Limburg (2001) In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) (vastgesteld juni 2001) is een corridor opgenomen voor de Buitenring Parkstad Limburg (zie afbeelding 1.1). Voorafgaande aan het opstellen van het POL is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. Hierin stond het beoordelen en vergelijken van mogelijke corridors (zones) centraal, waarbinnen het tracé van de Buitenring zou kunnen komen te liggen. De resultaten zijn opgenomen in een corridor-MER (2000). De resultaten uit de corridor-MER van 2000 zijn vervolgens opgenomen in het POL 2001. Mede op basis van de milieubeoordeling heeft de Stuurgroep Buitenring Parkstad Limburg op 22 augustus 2000 een advies gegeven over de op te nemen corridors in het (ontwerp) POL. Op 17 april 2001 heeft de Commissie voor de m.e.r. een toetsingadvies gegeven over het MER.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 7 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 1.1 Zoekgebied Buitenring Parkstad Limburg conform POL 2001. (Bron: Provincie Limburg, ontwerp POL 2006)

Provinciale Staten van Limburg onderschrijven in het POL nut en noodzaak van een buitenring voor Parkstad Limburg. Het door hen in het POL opgenomen besluit geeft het volgende beeld:

De aansluiting van de Buitenring op de A76 zal worden aangepast door Rijkswaterstaat Directie Limburg. In het traject tussen de aansluiting op de A76 en de N276 (Sittard-Heerlen) wil Provinciale Staten een (gedeeltelijk) nieuw tracé realiseren. Er zijn namelijk geen goede maatregelen op de huidige verbinding mogelijk waarmee de bestaande problemen, met name die op de Patersweg, opgelost kunnen worden. Daar komt bij dat in dit segment, gelet op het te verwachten verkeersaanbod, verbreding naar een 2x2-strooksweg noodzakelijk is.

Bij Brunssum zijn drie alternatieven in beeld. Bij twee hiervan wordt de buitenring over een gedeeltelijk nieuw tracé rondom de stad geleid, noordelijk en oostelijk langs Brunssum respectievelijk langs de zuidrand. Daarnaast wordt een alternatief meegenomen, dat uitgaat van gedeeltelijke ondertunneling van de bestaande regionale verbinding door Brunssum. Dit alternatief is in het POL opgenomen, naar aanleiding van de adviezen van de Commissie voor de m.e.r en het ministerie van LNV.

In Kerkrade is in het POL gekozen voor het doortrekken van de Dentgenbachweg naar de N300.

Op dit moment wordt gewerkt aan een herziening van het POL. In deze herziening is de Buitenring Parkstad Limburg eveneens opgenomen. Totdat het nieuwe POL wordt vastgesteld, is het POL van 2001 vigerend.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 8 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Bundesverkehrswegeplan (2003) In 2003 is door de federale overheid van Duitsland het “Bundesverkehrswegeplan” vastgesteld. Het plan betreft de nieuwbouw en uitbouw van nationale wegen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in wegen met een “Vordringlicher Bedarf” (categorie 1) en wegen met een “Weiterer Bedarf” (categorie 2). De eerste categorie bestaat uit lopende en gedeponeerde projecten en uit nieuwe voornemens. Voor deze projecten gelden geen beperkingen: de Linienfeststellung (vastlegging tracé), detailplanning, planvaststelling en/of bouwvoorbereidingen kunnen plaatsvinden. Voor de tweede categorie geldt dat de planvorming slechts in uitzonderingsgevallen met toestemming van het Bundesverkehrsministerium opgepakt of verder uitgevoerd mag worden. De B258n is in het Bundesverkehrswegeplan van 2003 opgenomen als regionale wegverbinding tussen de aansluiting van Aachen-Richterich op de L232 en de Duits- Nederlandse grens bij Kerkrade met als status “ Vordringlicher Bedarf”. Straßen NRW Aachen heeft de opdracht gekregen om een tracé te ontwikkelen voor de B258n op Duits grondgebied (het zogenaamde “Linienbestimmungsverfahren”). De B258n zal op Nederlands grondgebied, in de gemeente Kerkrade, aansluiten op de Buitenring Parkstad Limburg.

Statennota E-433-1 (februari 2003) Op 7 februari 2003 hebben Provinciale Staten van Limburg besloten opdracht te verlenen tot de aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg. Op 11 december 2003 heeft tussen de Provincie Limburg en Parkstad Limburg bestuurlijk overleg plaatsgevonden over de realisatie en de financiering van de Binnen- en Buitenring Parkstad Limburg en zijn hierover afspraken gemaakt.

Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg (2004) en Supplement (maart 2005) Het College van GS van de Provincie Limburg heeft in juni 2004 de Startnotitie “Buitenring Parkstad Limburg” vastgesteld, die als “Project Start Up” voor de Buitenring Parkstad Limburg kan worden beschouwd. Het document beschrijft de scope voor het project aan de hand van de productformulering (kwaliteit), masterplanning (tijd) en basisraming (geld). Uitgangspunt voor de realisering van de Buitenring Parkstad Limburg is “sober en doelmatig” (waar alleen gemotiveerd van afgeweken kan worden). De eerste stap is het bepalen van het tracé binnen de corridor. Hiervoor dient een Tracé/m.e.r.-studie te worden verricht. In maart 2005 is een supplement op de Startnotitie vastgesteld door GS en uitgebracht. Hierin zijn de uitgangspunten van dat moment voor de Buitenring Parkstad Limburg aangepast en aangevuld op de volgende punten: ƒ Er is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat geld beschikbaar gesteld voor de aansluiting van de N298 op de A76 bij Nuth. ƒ De studiealternatieven voor Kerkrade zijn toegevoegd en zullen in de Tracé/MER-studie worden meegenomen. ƒ De passage door Brunssum wordt als alternatief in de Tracé/MER-studie meegenomen. ƒ Om de verbinding tussen de Buitenring en de B258n mogelijk te maken is de corridor voor de zuidtangent iets in zuidelijke richting opgerekt. ƒ Ter hoogte van Vaesrade kent de corridor een smal middeneiland, dat meegenomen wordt in de Tracé/MER-studie. ƒ In de startnotitie was er vanuit gegaan de tracébesluiten te verankeren in bestemmingsplannen. Het ligt echter voor de hand een wettelijke verankering van de tracébesluiten in POL-herzieningen (as-ligging) vorm te geven.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 9 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

ƒ Met de Duitse autoriteit is overeengekomen om de “Umweltvertraglichkeitsstudie” voor de B258n tezamen met de Tracé/MER-studie voor het zuidelijk deel van de Buitenring Parkstad Limburg door te voeren. Als gevolg hiervan moet de indeling in projectdelen hierop afgestemd worden. ƒ Recente ontwikkelingen op het gebied van lucht kunnen invloed hebben op de as-ligging (tracébesluit).

Bestuursconvenant Binnen- en Buitenring Parkstad Limburg Op 15 november 2005 is het Bestuursconvenant Binnen- en Buitenring Parkstad Limburg ondertekend door Parkstad Limburg, de Provincie Limburg en de Parkstad gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Onderbanken, en op 19 december 2005 door de gemeente Nuth. De voor de m.e.r./UVS belangrijkste punten uit het convenant zijn: 1. De Buitenring Parkstad Limburg wordt door de Provincie Limburg aangelegd en uitgevoerd als regionaal verbindende weg. 2. Er zullen twee tracé/ milieueffectrapportages (tracé/ m.e.r.- procedures) uitgevoerd worden. 3. Er wordt naar gestreefd om de besluitvorming over de beide tracé/ m.e.r.- procedures gelijktijdig te laten plaatsvinden. 4. De volgende door de gemeente Kerkrade aangedragen alternatieven zullen worden onderzocht (zie afbeelding 1.2): a. het traject Tunnelweg; b. het traject Roderlandbaan- Nieuwstraat- Domaniale Mijnstraat; Indien voor een van deze alternatieven wordt gekozen, dan treden de ondertekenaars van het bestuursconvenant in overleg. 5. De Buitenring Parkstad Limburg zal uiterlijk 1 januari 2015 opengesteld zijn voor het verkeer. 6. Rijkswaterstaat, Dienst Limburg zal voor haar rekening en risico de aansluiting van de A76 bij Nuth realiseren. 7. De Buitenring Parkstad Limburg maakt deel uit van het Regionaal Verbindend Wegennet (RVWN) en wordt door de Provincie aangelegd c.q. aangepast, beheerd en onderhouden overeenkomstig de beleidsnota Regionaal Verbindend Wegennet en de Richtlijnen kwaliteit. 8. Het project Buitenring Parkstad Limburg bestaat uit de volgende onderdelen: a. de N298, vanaf de aansluiting op de A76 bij Nuth tot aan de N276; b. het traject van de N298 tussen de N276 en de N299 met een aansluiting op de N274; c. de N299 tot aan de Torenstraat/ Dr. Calsstraat; d. het traject van de N299 vanaf de Torenstraat/ Dr. Calsstraat tot aan de Dentgenbachweg; e. de Dentgenbachweg tot aan de N300 via een doortrekking van de Dentgenbachweg; f. de N300, vanaf de aansluiting op de doorgetrokken Dentgenbachweg tot en met de aansluiting op de N281.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 10 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 1.2 Alternatieven in Kerkrade in geel aangegeven (A en B), evenals de optie om de Dentgenbachweg door te trekken, in rood aangegeven.

A

B

1.3 OPNIEUW DOORLOPEN VAN DE M.E.R.-PROCEDURE

Het voornemen om de Buitenring Parkstad Limburg te realiseren is m.e.r.-plichtig op grond van categorie 1.2 en 1.5 van het Besluit m.e.r 1994. De eerste stap in de m.e.r.-procedure is het opstellen van een Startnotitie. De tweede stap is het opstellen van een Tracénota/MER. In het kader van het POL 2001 is al een m.e.r.-procedure doorlopen, van Startnotitie tot en met toetsing van het MER (door de Commissie voor de m.e.r.). Er is een aantal redenen waarom op dit moment toch opnieuw de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen, namelijk: 1. Het detailniveau van de concrete beleidsbeslissing. 2. Ruimtelijke ontwikkelingen vanaf 2000. 3. Wijzigingen in milieuwet- en –regelgeving. 4. Gewijzigde uitgangspunten. 5. Toevoeging van twee alternatieven in de gemeente Kerkrade. 6. Meenemen alternatief in Brunssum. 7. Integratie procedures Buitenring Parkstad Limburg en B258n.

Ad 1 In de eerste plaats was het MER van 2000 gekoppeld aan een (strategisch) besluit over de ligging van een corridor, waarbinnen Buitenring Parkstad Limburg gerealiseerd zou moeten worden. De Provincie Limburg staat nu voor de opgave om binnen die corridor een tracé te kiezen. De concrete beleidsbeslissing die daarmee samenhangt, wordt opgenomen in een aanvulling op het POL en is van een veel groter detailniveau. Voor die beleidsbeslissing is de milieu-informatie uit het MER van 2000 niet toereikend.

Ad 2 In de tweede plaats heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan vanaf 2000, die van invloed kunnen zijn op de besluitvorming. Het gaat om ruimtelijke plannen, zoals nieuwe woon- en werkgebieden, die beperkingen kunnen opleggen aan de tracering van de weg. Ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken hebben bovendien mogelijk gevolgen voor (groei)cijfers in het toentertijd gebruikte verkeersmodel.

Ad 3 Sinds 2000 hebben zich ook enkele ontwikkelingen voorgedaan in de milieuwet- en - regelgeving. Zo is de afgelopen tijd meermalen gebleken dat het Besluit Luchtkwaliteit nr. 269.11.06.2001 (Europese Richtlijn 1999/30/EG en 1996/62/EG) extra beperkingen en

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 11 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

voorwaarden oplegt aan de infrastructuur. Ook op het gebied van geluid en natuurwetgeving zijn enkele wijzigingen doorgevoerd.

Ad 4. In het MER van 2000 was als uitgangspunt voor de Buitenring Parkstad Limburg uitgegaan van 2x1 rijstroken met als snelheid 70/80 km/uur. In de Startnotitie Supplement 1 is echter vastgelegd dat de Buitenring Parkstad Limburg gerealiseerd wordt met 2x2 rijstroken met als maximum snelheid 100 km/uur. Tevens had het MER 2000 als prognosejaar 2010, terwijl voor de huidige studie het prognosejaar 2025 wordt gehanteerd (10 jaar na openstelling van de weg).

Ad 5 Een andere reden om de m.e.r.-procedure te doorlopen is de scopewijziging sinds het POL van 2001. Aan de corridors uit het POL zijn de 2 extra alternatieven in de gemeente Kerkrade en de aansluiting op de B258n toegevoegd (zie ook paragraaf 1.2). In het MER zullen deze alternatieven op een volwaardige manier worden meegenomen.

Ad 6 In het POL 2001 is aangegeven dat er een alternatief zal worden meegenomen, dat uitgaat van gedeeltelijke ondertunneling van de bestaande regionale verbinding door Brunssum. Dit alternatief was in het MER van 2000 uit kostenoverwegingen niet als reëel alternatief opgenomen, maar is naar aanleiding van adviezen van de Commissie voor de m.e.r. en het ministerie van LNV in het POL 2001 opgenomen. In het MER zal ook dit alternatief verder worden uitgewerkt.

Ad 7 Tenslotte vinden Straßen NRW Aachen en de Provincie Limburg het noodzakelijk dat er een gezamenlijke Tracé/m.e.r.-studie en Umweltvertraglichtkeitsstudie wordt uitgevoerd voor de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n. De milieueffecten van de Buitenring Parkstad Limburg en B258n zijn immers grensoverschrijdend. In dat kader is een duidelijke en goede communicatie naar belanghebbenden aan weerszijden van de grens belangrijk. Voor een tracénota/m.e.r. binnen een straal van 5 km van de landsgrens, is het zelfs verplicht om het buurland actief te informeren en vanaf het begin bij de planvorming te betrekken. Belangrijk is verder dat de aansluiting van de B258n op de Buitenring Parkstad Limburg op Nederlands grondgebied ligt. Een goede afstemming van de ontwerpen is daarom nodig.

Om bovenstaande redenen wordt de m.e.r.-procedure opnieuw doorlopen en gekoppeld aan de UVS. Voor Nederland is de start van de procedure het uitbrengen van een overkoepelende Startnotitie voor de realisering van de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 12 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

1.4 DOEL VAN DE STARTNOTITIE

Deze Startnotitie heeft tot doel: ƒ Het aangeven van de probleemstelling en het doel van de voorgenomen activiteit; ƒ Het informeren van de betrokken personen en instanties, zoals belanghebbenden, wettelijke adviseurs en de Commissie voor de m.e.r. over de voorgenomen activiteit; ƒ Het geven van een overzicht op hoofdlijnen van wat er in de Tracénota/MER – UVS zal worden beschreven; ƒ Het verkrijgen van richtlijnen voor de op te stellen Tracénota/MER-UVS.

Twee Tracénota’s/milieueffectrapportages Nadat een gezamenlijke Startnotitie is opgesteld, worden twee Tracénota’s/milieueffectrapportages opgesteld: ƒ Tracénota/MER BPL Noord. ƒ Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n.

Voor de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n wordt de m.e.r gecombineerd met een zogeheten tracéstudie. Dat betekent dat niet alleen naar de effecten op het milieu wordt gekeken. Ook andere belangrijke zaken worden in het onderzoek betrokken. Het gaat daarbij onder andere om de gevolgen voor zaken als wonen, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en lokale en regionale bedrijvigheid. Ook het kostenaspect is een belangrijk onderdeel van de gecombineerde tracé/m.e.r-studie.

Er is uit praktische overwegingen gekozen voor het opstellen van twee nota’s. Dit biedt namelijk de mogelijkheid om de besluitvorming onafhankelijk van elkaar te laten plaatsvinden. Vertraging bij het ene tracé hoeft dan niet te leiden tot vertraging bij het andere tracé. Overigens zal er wel naar worden gestreefd om de besluitvorming over de beide tracé/m.e.r.-procedures gelijktijdig te laten plaatsvinden, mede vanwege het feit dat er enige verkeerskundige afhankelijkheid is tussen de noordelijke en zuidelijke tracés (zie paragraaf 6.3.4). De grens tussen beide gebieden ligt bij de Torenstraat/Dr. Calsstraat in Kerkrade.

Doel Tracénota/MER-UVS De Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n en de Tracénota/MER BPL Noord hebben tot doel om de provinciale overheid van Limburg en de Duitse overheid in staat te stellen een gemotiveerd besluit te nemen over de voorkeurstracering van de aan te leggen infrastructuur in het plangebied en op basis hiervan een ruimtelijke reservering te kunnen bepalen op basis van ontwerpeisen verbonden aan de geplande weginfrastructurele maatregelen. Daartoe worden in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n en de Tracénota/MER BPL Noord mogelijke tracés en (inrichtings-)varianten onderling vergeleken, waardoor bij de besluitvorming over de tracékeuze een evenwichtige afweging tussen de diverse belangen mogelijk is. In de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n worden de te verwachten effecten van de aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n in hun onderlinge samenhang beschreven en vergeleken.

De inhoud van de Tracénota/MER-UVS dient te voldoen aan artikel 7.10 van de “Wet Milieubeheer” en aan de voorwaarden aan de UVS zoals deze zijn weergegeven in het “Umweltverträglichkeitsprüfungsgesetz” (UVP).

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 13 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Initiatiefnemers en Bevoegd Gezag Initiatiefnemers voor het opstellen van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord zijn het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg voor Nederland en Straßen NRW Aachen namens de Duitse overheid. In Nederland vindt nauwe samenwerking plaats met de gemeenten van Parkstad Limburg, de gemeenten Schinnen en Nuth en Rijkswaterstaat. Het Bevoegd Gezag voor de studie wordt gevormd door het College van de Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg. Onder verantwoordelijkheid van het College van Gedeputeerde Staten vervult de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling de rol van Bevoegd Gezag en is de Initiatiefnemer de afdeling Infra-Projecten.

Inspraak op de Startnotitie Iedereen kan inspreken op de Startnotitie om zijn wensen kenbaar te maken. Dit betekent dat ook de inwoners op Duits grondgebied kunnen inspreken. Deze wensen zal het Bevoegd Gezag betrekken bij het opstellen van de richtlijnen voor de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord. De richtlijnen geven aan wat er in het MER moet komen te staan. De Startnotitie ligt na publicatie ter inzage gedurende de in de bekendmaking vermelde termijn in de Staatscourant en lokale bladen. Schriftelijke reacties kunnen binnen de aangegeven termijn worden gezonden naar:

Gedeputeerde Staten van Limburg Inspraak Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg en B258n t.a.v.: Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling Postbus 5700 6202 MA Maastricht

1.5 OPBOUW VAN DE STARTNOTITIE

In hoofdstuk 2 zal eerst het kader van de onderhavige studie worden uiteengezet. Hierin komen aspecten naar voren als het beleidskader en de begrenzing van het onderzoek. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 aangegeven hoe de huidige situatie in het gebied is. In hoofdstuk 4 worden autonome ontwikkelingen tot 2025 beschreven. Autonome ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die plaats zouden vinden wanneer de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n niet zouden worden gerealiseerd. Hoofdstuk 5 beschrijft de probleem- en doelstelling van Buitenring Parkstad Limburg en B258n. In hoofdstuk 6 volgt een uiteenzetting van de alternatieven die onderling worden vergeleken. De effecten per thema en de beoordelingscriteria voor de alternatieven en varianten worden in hoofdstuk 7 beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de te volgen procedures.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 14 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 2 Kader van de studie

Hoofdstuk 2 bepaalt het kader van de studie. Aangegeven is welk gebied onderzocht wordt en welke relaties het project heeft met andere projecten in het gebied. Tot slot is in tabelvorm het relevante beleidskader opgenomen.

2.1 BEGRENZING

2.1.1 PLANGEBIED

Het plangebied is het gebied waarbinnen de verschillende alternatieven en varianten voor de BPL en de B258n liggen. Binnen dit gebied wordt het uiteindelijk te kiezen voorkeurstracé gezocht. Het plangebied is in Nederland beperkt tot de vastgestelde corridor conform het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (2001), aangevuld met twee alternatieven in de gemeente Kerkrade. Het plangebied aan Duitse zijde reikt in het westen en noorden tot de Duits-Nederlandse grens. De oostzijde van het plangebied wordt begrensd door de stadsgrens Aachen-Herzogenrath met de stadsdelen Herzogenrath-Pannesheide en Herzogenrath-Bank. Aan de zuidkant wordt het gebied begrensd door de bebouwing van Aachen-Richterich.

Het plangebied is in afbeelding 2.1 opgenomen.

2.1.2 STUDIEGEBIED

Het studiegebied is het gebied waarbinnen de effecten van de verschillende alternatieven en varianten waarneembaar zijn. Het studiegebied is groter dan het plangebied en omvat altijd het gehele plangebied. Per (milieu)thema is het studiegebied anders, omdat de reikwijdte van de effecten tussen thema’s kan verschillen. Voor deze Startnotitie is een voorlopig studiegebied aangehouden van 400 meter vanaf de corridor. Voor sommige aspecten zal in de Tracénota/MER-UVS blijken dat het studiegebied kleiner is. Voor andere aspecten, zal het studiegebied groter zijn, bijvoorbeeld voor geluid, lucht en verkeer.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 15 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 2.1 Plangebied

2.2 RELATIE MET OVERIGE INFRASTRUCTURELE PROJECTEN

Aansluiting op A76 bij Nuth Voor de Buitenring Parkstad Limburg is het van groot belang dat de aansluiting op de A76 ter hoogte van Nuth wordt aangepast. Rijkswaterstaat Dienst Limburg heeft dan ook maatregelen voorgesteld voor deze aansluiting. De aanpassing van de aansluiting ter hoogte van Nuth dient voor 2010 gerealiseerd te zijn.

De projectgrens van de reconstructie van de aansluiting A76 in de gemeente Nuth en de Buitenring Parkstad Limburg is gelegen ter hoogte van de Naanhofsweg. Het viaduct over

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 16 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

het spoor maakt onderdeel uit van het project van Rijkswaterstaat Dienst Limburg. De effecten van de Buitenring Parkstad Limburg op de aansluiting van de A76 zullen wel in het MER in kaart worden gebracht.

Binnenring Parkstad Limburg De Binnenring Parkstad is een verbinding ten noorden van de stad Heerlen (zie afbeelding 2.1). Deze verbinding is in de huidige situatie nog niet volledig. Doel van de Binnenring Parkstad is het optimaliseren van de verkeersbewegingen in Heerlen en tussen Heerlen en Landgraaf.

2.3 BELEIDSKADER EN WET- EN REGELGEVING

In de tabellen 2.1 tot en met 2.6 wordt het meest relevante beleid en de relevante wet- en regelgeving voor de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n weergegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen vigerend Europees, nationaal, provinciaal, regionaal en lokaal beleid c.q. wet- en regelgeving. Naast het vigerende beleid is een tabel opgenomen met beleid dat in ontwikkeling is en waarop in het MER wordt geanticipeerd (tabel 2.7). Al deze documenten vormen mede de basis voor de criteria aan de hand waarvan de alternatieven en varianten worden beoordeeld. Daarnaast vormt het vigerende beleid input voor de beschrijving van autonome ontwikkelingen (ontwikkelingen die nog plaats moeten vinden). Tabel 2.1 Europees beleid Aspect Beleidstuk Jaar Verkeer ƒ Richtlijn Tunnelveiligheid 2004 Geluid ƒ Richtlijn Omgevingslawaai 2002 Natuur ƒ Vogelrichtlijn 1979 ƒ Habitatrichtlijn 1992 ƒ Biodiversiteitsverdrag van Rio 1992 ƒ Conventie van Bern 1970 ƒ Conventie van Bonn 1979 Archeologie ƒ Verdrag van Malta 1992 Bodem en Water ƒ Europese Kaderrichtlijn Water 2000

Tabel 2.2 Aspect Beleidstuk Jaar Verkeer ƒ Duurzaam Veilig 1999 Nationaal beleid Nederland ƒ Nota Mobiliteit 2004 ƒ Beleidsnota tunnelveiligheid deel A en B 2005 Ruimtelijke Ordening ƒ Nota Ruimte 2004 Milieu ƒ Vierde Nationaal Milieubeleidsplan 2001 Externe Veiligheid ƒ Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen 2004 ƒ Risicoatlas wegverkeer 2002 Geluid ƒ Wet geluidhinder 1979 Lucht ƒ Besluit Luchtkwaliteit 2005 2005 Natuur ƒ Natuurbeschermingswet 1998 ƒ Meerjarenprogramma ontsnippering 2004 ƒ Natuurschoonwet 2000 ƒ Nota Natuurbeheer 2004 ƒ Flora- en faunawet 2003 ƒ Besluit Rode lijsten flora en fauna 2004 ƒ AmvB artikel 75 Flora- en faunawet 2004 ƒ Nota Mobiliteit (ontsnippering) 2004 ƒ Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (ontsnippering) 2001

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 17 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Aspect Beleidstuk Jaar Cultuurhistorie ƒ Nota Belvedere 1999 Archeologie ƒ Wet op de Monumentenzorg 2005 Bodem en Water ƒ Wbb-programma 2005-2009 2005 ƒ 4e Nota Water 2003 Tabel 2.3 Nationaal beleid Duitsland Aspect Beleidstuk Jaar Verkeer ƒ FStrG: Bundesfernstraßengesetz 2003 ƒ FStrAbG: Fernstraßenausbaugesetz 2005 ƒ Bundesverkehrswegeplan 2003 2003 ƒ MUVS: Merkblatt zur Umweltverträglichkeitsstudie in der 2001 Straßenplanung ƒ Musterkarten für Umweltverträglichkeitsstudien im 1995 Straßenbau ƒ RAS-L: Richtlinien für die Anlage von Straßen, Teil: 1995 Linienführung ƒ RAS-LP 1 en 4: Richtlinien für die Anlage von Straßen, Teil: 1996, Landschaftspflege, Abschnitt 1 en 4 1999 ƒ RAS-Q: Richtlinien für die Anlage von Straßen, Teil: 1996 Querschnitte Ruimtelijke Ordening ƒ BauGB: Baugesetzbuch 2004 ƒ BauNVO: Baunutzungsverordnung 1990 ƒ BauROG: Bau- und Raumordnungsgesetz 1998 1997 ƒ ROG: Raumordnungsgesetz 2005 Milieu ƒ UVPG: Umweltverträglichkeitsprüfungsgesetz 2005 Geluid ƒ BImSchG: Bundesimmissionsschutzgesetz 2001 ƒ DIN 18005 Teil 1: Schallschutz im Städtebau 1987 ƒ RLS 90: Richtlinien für den Lärmschutz an Straßen 1990 ƒ TA-Lärm: Technische Anleitung zum Schutz gegen Lärm 1998 ƒ VLärmSchR97: Richtlinien für den Verkehrslärmschutz an 1997 Bundesfernstraßen Lucht ƒ BImSchG: Bundesimmissionsschutzgesetz 2001 ƒ TA Luft: Technische Anleitung zur Reinhaltung der Luft 2002 Natuur ƒ BArtSchV: Bundesartenschutzverordnung 2005 ƒ BNatSchG: Bundesnaturschutzgesetz 2001 ƒ BWaldG: Bundeswaldgesetz 1998 ƒ Rote Liste der gefährdeten Tiere Deutschlands 1998 Landschap ƒ FlurbG: Flurbereinigungsgesetz 2001 Bodem en Water ƒ BBodSchG: Bundesbodenschutzgesetz 1998 ƒ WHG: Wasserhaushaltsgesetz 2005 Tabel 2.4 Provinciaal beleid Limburg Aspect Beleidstuk Jaar Verkeer ƒ (Provinciaal) Terminalbeleid 1998 ƒ Beleidsnota Regionaal Verbindend Wegennet 2005 ƒ OV-visie Ruimtelijke Ordening ƒ Provinciaal omgevingsplan Limburg (POL) 2001 ƒ POL-aanvulling bedrijventerrein Zuid-Limburg 2003 Natuur ƒ Nota Natuur en Landschapsbeheer 2000-2010 1999 ƒ Bosnota Limburg 1998 ƒ Bosbeleid Limburg, Onderzoek waardevolle bossen 1999 ƒ Provinciale Beleidsregel Mitigatie en Compensatie 2005 Natuurwaarden ƒ POL-herziening op onderdelen EHS 2005 ƒ Stimuleringsplannen Natuur, Bos en Landschap 2005 Landschap ƒ POL-aanvulling Nationaal Landschap Zuid-Limburg 2005 Bodem en Water ƒ Beleidskader bodem 2005 2005

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 18 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Tabel 2.5 Aspect Beleidstuk Jaar Verkeer ƒ StrWG NRW: Straßen- und Wegegesetz des Landes Nordrhein- 1995 Beleid Nordrhein-Westfalen Westfalen ƒ LstrAusbauG: Landesstraßenausbaugesetz NRW 1993 Ruimtelijke Ordening ƒ BauO NRW: Bauordnung Nordrhein-Westfalen 1999 ƒ LEP NRW: Landesentwicklungsplan Nordrhein-Westfalen 1995 ƒ LPlG: Landesplanungsgesetz 2005 Milieu ƒ UVPG NW: Umweltverträglichkeitsprüfungsgesetz im Lande 2004 Nordrhein-Westfalen Geluid en Lucht ƒ Abstandserlaß NRW 1998 1998 ƒ LImschG: Landesimmissionsschutzgesetz Nordrhein-Westfalen 1975 Natuur ƒ Rote Liste NRW: Rote Liste der gefährdeten Pflanzen und 1999 Tiere in Nordrhein-Westfalen ƒ LFoG: Forstgesetz für das Land Nordrhein- 2005 ƒ E Reg Stra: Naturschutzrechtliche Eingriffsregelung bei 1999 Bundesfern- und Landesstraßen gemäß Bundesnaturschutzgesetz und Landschaftsgesetz NW – Eingriffsregelung Straße Landschap en ƒ LG: Landschaftsgesetz NRW 2005 Cultuurhistorie ƒ DSchG: Denkmalschutzgesetz 2001 Bodem en Water ƒ Altlastenerlass NRW 1992 ƒ LBodSchG: Gesetz zur Ausführung und Ergänzung des 2000 Bundes-Bodenschutzgesetzes in Nordrhein-Westfalen ƒ LWG: Wassergesetz für das Land Nordrhein-Westfalen 2005

Tabel 2.6 Aspect Beleidstuk Jaar Ruimtelijke Ordening ƒ GEP Köln: Gebietsentwicklungsplan für den 2003 Regionaal en lokaal beleid in Regierungsbezirk Köln, Teilabschnitt Region Aachen Nederland en Duitsland Bodem en water ƒ Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2004 2004-2007 ƒ Stroomgebiedsvisie Geleenbeek – Rode Beek – Worm 2002 ƒ Regionaal Waterplan Parkstad Limburg 2004-2010 2004 Natuur en Landschap ƒ Kreis Aachen: Landschaftsplan I Herzogenrath – 2003 Würselen 1987 ƒ Stadt Aachen: Landschaftsplan

Tabel 2.7 Aspect Beleidstuk Jaar Verkeer ƒ Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Limburg i.o. Beleid in ontwikkeling ƒ Regionaal Verkeers- en Vervoersplan Parkstad Limburg i.o. ƒ Mobilitätsplan Mobilität im Dreiländereck i.o. Ruimtelijke Ordening ƒ Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 i.o. ƒ Regionaal Structuurplan Parkstad Limburg i.o.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 19 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 20 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 3 Huidige situatie

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie per aspect beschreven. De beschrijving richt zich op de belangrijkste waarden in het gebied, waarop milieueffecten als gevolg van de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n kunnen optreden en die tevens van belang zijn voor de ontwikkeling van alternatieven en varianten.

3.1 VERKEER EN ECONOMIE

3.1.1 VERKEER

Verkeersstructuur Parkstad Limburg wordt ontsloten door de autosnelweg A76. Deze weg is het Nederlandse deel van de A2 in België (Leuven – Hasselt – Nederlandse grens) en de A4 in Duitsland (Köln – Aachen – Nederlandse grens). In Nederland wordt de A76 op knooppunt Kerensheide bij Stein gekruist door de Nederlandse A2 (Amsterdam – Maastricht). Vanuit Nederland is deze route via de A2 en de A76 een belangrijke aanrijroute voor Parkstad Limburg. Parkstad Limburg heeft via de A79 een directe oost-westverbinding met Maastricht. Deze regionale verbinding ligt vanaf de A2 (knooppunt Kruisdonk) naar de A76 (knooppunt Kunderberg).

Regionaal is Parkstad Limburg te bereiken via de N276, N274, L42, L232, L231, N281, A79 en N298. In afbeelding 3.1 en tabel 3.1 zijn de wegen aangegeven.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 21 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 3.1 Regionale wegen omgeving

Parkstad Limburg N 2 7 A2 4

N294 Sittard-Geleen

N 2 7 6

2 L4

A76 N 2 99

8 9 2 N

A79 Heerlen A44

N 2 8 N560 1 300 L N 2 2 3

A4 A76 N278

A2

L231

Aken

Tabel 3.1 Nationaal en regionaal Weg Van Naar N276 Sittard Brunssum verbindende wegen[bron: N274 Posterholt Brunssum Provincie Limburg]. L42 Geilenkirchen (Duitsland) Landgraaf L223 Herzogenrath (Duitsland) Kerkrade L231 Aachen (Duitsland) Heerlen N281 Nijswiller A79 Valkenburg/Maastricht Heerlen N298 Valkenburg Nuth-Heerlen

Binnen en rondom Parkstad Limburg zorgt een regionaal wegennet voor de interne verbindingen. Een net, bestaande uit de N281, N298, N299 en de N300 verbindt de kernen. Parkstad Limburg heeft meerdere aansluitingen op de A76. De N298 sluit bij Nuth aan op de A76 en de N281 sluit bij knooppunt Ten Esschen en bij knooppunt Bocholtz aan op de A76. Deze N281 vormt ten westen van Heerlen een parallelle structuur voor de A76. Verkeer met herkomst en bestemming Heerlen en Kerkrade vindt via deze N281 zijn weg. Industrieterrein De Beitel heeft geen directe aansluiting op de A76, maar wordt via de N281 geleid.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 22 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Lokaal zijn met name de volgende wegen van belang: Tabel 3.2 Lokale wegen [bron: provincie Kern Weg Verbinding Brunssum Trichterweg N298 – Brunssum Limburg]. Brunssum Karel Doormanstraat – Bodemplein – N276 – N274 Prins Hendriklaan - Schinvelderstraat Brunssum – – Heerlen Brunssum Akerstraat Noord/Emmaweg/Karel N298 – N276 Doormanstraat/Bodemplein/Prins Hendriklaan Landgraaf Pasweg/Hoogstraat/Grensstraat Scherpenseel – Landgraaf – Heerlen Kerkrade Dentgenbachweg N299 Hopel – Kerkradersteenweg Kerkradersteenweg/Kaalheidersteenweg Kerkrade – Heerlen Heerlen Binnenring Parkstad Limburg* Noordelijke rondweg Heerlen Heerlen - Schaesbergerweg – Heerlenseweg – Op Heerlen - Landgraaf Landgraaf de Heugden * De binnenring Parkstad Limburg is een verbinding ongeveer ter plaatse van de noordelijke en oostelijke grens tussen de gemeente Heerlen en Landgraaf. Deze verbinding is in de huidige situatie nog niet volledig. Aan de zuidoostzijde ligt het deel Euregioweg. In 2007 wordt de verbinding verlengd tot Heerlenseweg. Uiterlijk 1-1-2009 is de verbinding tussen de Heerlenseweg en de Wickradeweg gereed. Doel van de Binnenring Parkstad Limburg is het optimaliseren van de verkeersbewegingen in Heerlen en Landgraaf, maar zeker ook de verkeerskundige ontlasting van het centrale deel van de gemeente Heerlen. Afbeelding 3.2 Belangrijke gemeentelijke wegen [bron: provincie Limburg].

Uit de analyse van de verkeersstructuur van Parkstad Limburg blijkt dat de structuur voornamelijk georiënteerd is op de N281/A76. Vanaf deze weg lopen in noordoostelijke richting allerlei verbindingen van een verschillend kwaliteitsniveau waarbij op enkele

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 23 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

plaatsen dwarsverbanden zijn. De structuur is diffuus en kent geen duidelijke hiërarchie. Ruimtelijke ontwikkelingen dichtbij de N281/A76 zijn aantrekkelijk vanuit bereikbaarheidsoogpunt in tegenstelling tot ontwikkelingen rondom Brunssum, Landgraaf en Kerkrade die relatief verder van deze weg zijn gelegen. Vanuit ruimtelijk ordeningsoogpunt zijn echter juist rondom deze plaatsen de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen gepland waardoor dit conflicteert met de huidige verkeersstructuur.

Verkeersafwikkeling en doorstroming De I/C verhouding is de verhouding tussen de intensiteit (hoeveelheid verkeer per tijdseenheid) en capaciteit (de hoeveelheid verkeer per tijdseenheid die door de infrastructuur verwerkt kan worden) op een weg. Hoe dichter de intensiteit op een weg komt bij de capaciteit van de weg, hoe meer kans op file (congestie). Vanaf een I/C-waarde van 0,7 wordt de doorstroming van verkeer beïnvloed. Waarden hoger dan 0,8 geven aan dat de doorstroming wordt belemmerd. Een waarde hoger dan 0,85 à 0,9 betekent dat er beduidende congestie en tijdsverlies optreedt.

Tabel 3.3 Weg Etmaal - I/C- waarde I/C- waarde Verkeersintensiteiten en intensiteit ochtendspits avondspits I/C-beoordeling wegvakken 1 A76 (Nuth - Ten Esschen) 68.100 0,84 Slecht 0,76 Matig Parkstad Limburg 2004 2 A76 (Ten Esschen – Voerendaal) 21.900 0,29 Goed 0,28 Goed 3 A76 (Voerendaal – Kunderberg) 24.100 0,29 Goed 0,34 Goed (Verkeersmodel Regio Parkstad 4 A76 (Kunderberg – Bocholtz) 30.500 0,39 Goed 0,34 Goed Limburg) 5 N276 (N581 – Brunssum) 19.400 0,25 Goed 0,25 Goed 6 N274 (Schinveld – Brunssum) 16.800 0,40 Goed 0,50 Goed 7 N281 (Ten Esschen – Heerlen Noord) 46.300 0,62 Goed 0,54 Goed 8 N281 (Heerlen Noord – 44.700 0,61 Goed 0,52 Goed Industrieterrein Parkstad) 9 N281 (Industrieterrein Parkstad – 44.000 0,58 Goed 0,54 Goed Heerlen Centrum) 10 N281 (Heerlen Centrum – Voerendaal) 45.100 0,55 Goed 0,56 Goed 11 N281 (Voerendaal – Heerlen Zuid) 53.240 0,61 Goed 0,69 Goed 12 N281 (Heerlen Zuid – Kerkrade West) 46.600 0,56 Goed 0,59 Goed 13 N281 (Kerkrade West – Kerkrade) 34.200 0,33 Goed 0,41 Goed 14 N281 Kerkrade – Avantisallee) 19.200 0,24 Goed 0,16 Goed 15 N281 (Avantisallee – Bocholtz) 16.300 0,23 Goed 0,16 Goed 16 A79 (Klimmen – Voerendaal) 42.300 0,38 Goed 0,44 Goed 17 A79 (Voerendaal – Kunderberg) 39.800 0,50 Goed 0,54 Goed 18 N298 (Valkenburg – Nuth/Heerlen) 11.500 0,30 Goed 0,40 Goed 19 Akerstraat-noord 14.900 0,60 Goed 0,60 Goed 20 Emmaweg 21.000 0,70 Matig 0,75 Matig 21 Karel Doormanstraat 18.000 0,40 Goed 0,40 Goed 22 Bodemplein 18.000 0,50 Goed 0,55 Goed 23 Prins Hendriklaan 20.000 0,50 Goed 0,60 Goed 24 Pasweg 16.000 0,35 Goed 0,40 Goed 25 Grensweg 6.400 0,3 Goed 0,35 Goed 26 Imstenraderweg (N281 – Heerlebaan) 9.000 0,45 Goed 0,35 Goed 27 Dentgenbachweg 15.100 0,60 Goed 0,65 Goed 28 Kerkradersteenweg 16.300 0,35 Goed 0,50 Goed 29 Kaalheidersteenweg 16.000 0,35 Goed 0,50 Goed 30 Schaersbergerweg <1.000 0,10 Goed 0,10 Goed 31 Heerlenseweg 18.000 0,60 Goed 0,60 Goed 32 N298 Randweg 13.400 0,25 Goed 0,33 Goed 33 N299 Brunssum Landgraaf 16.900 0,44 Goed 0,47 Goed

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 24 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Weg Etmaal - I/C- waarde I/C- waarde intensiteit ochtendspits avondspits 34 N300 16.000 0,29 Goed 0,60 Goed 35 Tunnelweg 13.300 0,47 Goed 0,68 Matig 36 Roderlandbaan 10.600 0,30 Goed 0,31 Goed 37 L231 Horbachstrabe 2.586 0,07 Goed 0,05 Goed

Uit de analyse van de intensiteiten en afwikkeling blijkt dat er een aantal knelpunten zijn. Deze knelpunten zijn spitsgerelateerd. Knelpunten resulteren in deze gevallen tot congestie en vertragingen op het wegennet wat niet gunstig is voor de bereikbaarheid en economische ontwikkelingen.

De verkeersafwikkeling in Parkstad Limburg geeft vooral rondom Heerlen knelpunten aan. Het betreft hier onder andere aansluitingen met de N281. Daarnaast ontstaan op basis van de I/C-verhouding knelpunten op de route tussen Heerlen en Landgraaf (Dentgenbachweg) en tussen de aansluiting N281 en Kerkrade. Ook rondom Hoensbroek is een aantal kleinere knelpunten waarneembaar. Op de A76 tussen Nuth en Ten Esschen is de verkeersafwikkeling op basis van de I/C-verhouding problematisch te noemen. In Duitsland ontstaan knelpunten bij Kohlscheid, op de route van Kerkrade naar Richterich. Deze knelpunten zijn spitsgerelateerd. In absolute zin leiden de etmaalintensiteiten nog niet tot verkeerskundige knelpunten, echter de spitssituaties leiden wel tot congestie en vertraging op het wegennet.

Verkeersveiligheid Door de Provincie Limburg is in de Mobiliteitsmonitor het aantal ongevallen in de provincie Limburg bijgehouden. In juli 2004 zijn de verkeersveiligheidscijfers over de periode 2001- 2003 in de provincie gerapporteerd in de “Rapportage Verkeersveiligheid op Provinciale Wegen ” (juli 2004). De rapportage is gebaseerd op cijfers van Rijkswaterstaat en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer. In april 2006 zijn de ongevalcijfers over 2004 beschikbaar gekomen. De cijfers uit de rapportage van de Provincie Limburg zijn vervolgens geactualiseerd voor de periode 2002 – 2004. De blackspots zijn hierbij benoemd. Blackspots zijn wegaansluitingen waarop in een periode van drie jaren zes of meer letselslachtoffers zijn gevallen. In tabel 3.4 zijn de blackspots weergegeven. Alle locaties die in de lijst voorkomen zijn wegvakken.

Tabel 3.4 Ongevallen 2002-2004 Totaal Gewon- Ongevallencijfers Parkstad Weg Gemeente Locatie slachtoffers den Doden Limburg N281 Heerlen Euregioweg-Beitel 20 19 1 N281 Heerlen Welterlaan-J.F.Kennedylaan 12 12 0 N300 Kerkrade Steenbergstraat-Hamweg 10 10 0 Heerlen Onderdoorgang A76- N281 Beersdalweg 8 8 0 N281 Heerlen Looierstraat-Welterlaan 8 7 1 N298 Nuth Stationsplein-Van Eijnattenweg 7 7 0 N298 Heerlen Zandbergsweg-Hommerterweg 7 7 0 N300 Kerkrade Hamweg-Stationsstraat 7 7 0 N281 Heerlen Beersdalseweg – In de Cramer 6 6 0 N300 Kerkrade Grachterstraat - Steenbergstraat 6 6 0

Op afbeelding 2.3 zijn de slachtofferongevallen weergegeven die in de periode 2002 – 2004 hebben plaatsgevonden op het gemeentelijke wegennet binnen Parkstad Limburg.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 25 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 3.3 Slachtofferongevallen wegennet Parkstad Limburg 2002 -2004 [bron: provincie Limburg].

Uit het Mobilitätsplan Mobilität im Dreiländereck blijkt dat er geen grote knelpunten op het Duitsewegennet rondom Richterich – Horbach zijn. Daarbij is gekeken naar de onveiligheidsindex >=1,2.

ONVEILIGHEIDSINDEX De onveiligheidsindex heeft betrekking op de ongevallen die plaatsvinden binnen een bepaalde zone. Op basis van een gemiddelde van deze waarden over een periode van vijf jaar, worden de gevarenzones bepaald. Via deze index kunnen de “Hoge Risicozones” (HRZ) en de “Middelgrote Risicozones” (MRZ) worden vastgelegd. ƒ Onveiligheidsindex < 1,2: zones zonder ongevallenconcentraties; ƒ Onveiligheidsindex > 1,2 en < 2,4: zones met een gemiddelde ongevallenconcentratie (MRZ) ƒ Onveiligheidsindex > 2,4: zones met een hoge ongevallenconcentratie (HRZ)

Op het Nederlandse deel zijn enkele blackspots zichtbaar. Voor het Duits gedeelte geldt dat er geen grote onveiligheidslocaties zijn gevonden in het directe gebied rond de geplande B258n.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 26 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Openbaar vervoer Parkstad Limburg is per openbaar vervoer te bereiken via bus en trein.

Trein Parkstad Limburg maakt deel uit van het spoornet in Zuid-Limburg. Parkstad Limburg is te bereiken via de intercity Haarlem-Utrecht-Eindhoven-Sittard-Heerlen. Vanuit Heerlen rijden stoptreinen naar Landgraaf en Kerkrade, naar Voerendaal, Valkenburg en Maastricht en naar Hoensbroek, Nuth, Geleen en Sittard. Tot slot rijdt er een internationale verbinding naar Herzogenrath, Aachen en Stolberg

Bus Parkstad Limburg wordt door middel van een busnet per openbaar vervoer ontsloten. De volgende buslijnen verzorgen verbindingen met dorpen en steden buiten Parkstad Limburg: Tabel 3.5 Buslijnen Parkstad Limburg Lijn van naar Via 31 Geleen Heerlen Kerensheide-Stein-Beek- 32 Heerlen Geleen Hoensbroek -Schinnen 33 Sittard Gulpen Heerlen-Welten-Simpelveld 36 Maastricht Hoensbroek Nuth 37 Sittard Herzogenrath (D) Brunssum-Heerlen-Kerkrade 40 Heerlen Gulpen Welten 43 Heerlen Vaals Kerkrade-Simpelveld-Bocholtz 44 Heerlen Aachen Kerkrade-Horbach-Richterich 50 Maastricht Heerlen Meerssen-Klimmen-Valkenburg-Welten 52 Maastricht Heerlen Meerssen-Klimmen-Voerendaal-Welten

Daarnaast is er een aantal busverbindingen binnen Parkstad Limburg. Deze verbinden de kernen Heerlen, Hoensbroek, Brunssum, Landgraaf en Kerkrade.

Op basis van burgeronderzoek uit 2001 en 2003 blijkt dat in 2001 gemiddeld 37% van de inwoners van Parkstad Limburg tevreden is over de busverbindingen. In 2003 is dat gedaald tot 34% (Parkstad Monitor). Het percentage tevreden bewoners is relatief hoog in Heerlen (47% resp. 44%) en Kerkrade (40% resp. 38%) en relatief laag (14% resp. 16%) in de gemeente Onderbanken.

Gebruik openbaar vervoer Het treingebruik in de regio is laag ten opzichte van de hele provincie Limburg. Het gebruik van de bus is daarentegen hoog. Het gebruik vertoont als vanzelfsprekend een relatie met de kwantiteit en de kwaliteit van het aanbod aan openbaar vervoer.

Tabel 3.6 Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag Aantal verplaatsingen per bus Trein Bus Aantal inwoners (2004/2005) en per trein per persoon per Parkstad Limburg 0,02 0.07 262.650 dag voor Parkstad Limburg en Provincie Limburg 0,04 0,04 1.138.000 de provincie Limburg (2002 – 2003) [Bron: Centraal Bureau Doorstroming openbaar vervoer voor de Statistiek (CBS)] Op basis van een vergelijking van het huidige buslijnennet met de I/C-waarden uit het verkeersmodel 2004 zijn mogelijke structurele doorstromingsproblemen van het openbaar vervoer in beeld gebracht. Knelpunten als gevolg van lokale situaties kunnen hiermee niet in beeld worden gebracht.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 27 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Op het provinciale wegennet ondervindt het openbaar vervoer geen structurele doorstromingsproblemen. Op het gemeentelijke wegennet is er een aantal locaties waar de I/C-verhouding een mogelijk knelpunt aangeeft en waar ook buslijnen gebruik van maken. In de spits ondervindt de bus hier mogelijk hinder van.

3.1.2 ECONOMIE

De geregistreerde werkloosheid in de regio Parkstad Limburg is relatief hoog in vergelijking met de rest van Limburg en Nederland. Daarnaast is de werkloosheid in Parkstad Limburg de laatste jaren sterk gestegen (bron: Parkstad Monitor). Ook kampt de regio met een toenemende vergrijzing.

Van de werkzame bevolking werkt het merendeel van de mensen binnen Parkstad Limburg. In afbeelding 3.4 is aangegeven hoe de werkverhoudingen van de inwoners van Parkstad Limburg verdeeld zijn. Afbeelding 3.4

N S d e 12% n Werkverhoudingen Parkstad d it a e ta l r r en la d it Limburg n Landgraaf u 4% 6% d 24% B Brunssum 31% Onderbanken 11% 26% 32% 20% Kerkrade 38%

Nuth 23% 21% 20% Heerlen 51%

PARKSTAD LIMBURG 29% LIMBURG 39% t/ h d ic n tr a s ll Voerendaal a e Simpelveld a v 14% u 18% M e H 10%

De bovenstaande afbeelding toont Parkstad Limburg. Elke gemeente is met een eigen cirkel weergegeven. De grootte van de cirkels is afhankelijk van het inwoneraantal. Per gemeente is aangegeven welk percentage van de beroepsbevolking in de eigen gemeente werkt en welk percentage in de gemeente Heerlen werkt. Tevens is voor de gehele Parkstad Limburg aangegeven welk percentage van de beroepsbevolking buiten Parkstad Limburg werkt en in welke regio (Maastricht, Sittard, rest van Nederland en het buitenland). Uit deze figuur blijkt het volgende:

ƒ 37% van de beroepsbevolking in Parkstad Limburg werkt in een andere gemeente binnen Parkstad Limburg. ƒ 31% van de beroepsbevolking in Parkstad Limburg werkt binnen de eigen gemeente. ƒ 12% van de beroepsbevolking in Parkstad Limburg werkt in de regio Sittard/Geleen. ƒ 10% van de beroepsbevolking in Parkstad Limburg werkt in de regio Maastricht/Heuvelland. ƒ 6% van de beroepsbevolking in Parkstad Limburg werkt in de rest van Nederland. ƒ 4% van de beroepsbevolking in Parkstad Limburg werkt in het buitenland.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 28 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

3.2 WOON- EN LEEFMILIEU

3.2.1 GELUID

In het studiegebied komt een aantal geluidbronnen voor. Zo zorgen de bestaande wegen voor de nodige geluidbelasting. Ook bedrijventerreinen zijn een bron van geluid. Er komt een groot aantal geluidgevoelige objecten voor in het gebied. Volgens de wet zijn dat huizen, scholen, zorginstellingen (met een verblijfsfunctie) en woonwagenterreinen. Voor deze objecten zijn in de wet speciale geluidsnormen opgenomen. In de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord wordt de geluidsbelasting in de huidige en autonome situatie op deze objecten onderzocht. Ook wordt de geluidbelasting in recreatie- en natuurgebieden bepaald.

3.2.2 LUCHT EN KLIMAAT

Lucht In maart 2006 zijn de luchtverontreinigingcijfers in Nederland sterk bijgesteld. De achtergrondconcentraties voor fijn stof (PM10) blijken aanzienlijk lager dan eerder

verwacht. Voor stikstofdioxide (NO2) zijn de prognoses iets naar boven bijgesteld. Deze verandering heeft als belangrijkste oorzaak dat – vanwege de actuele luchtproblematiek –de luchtkwaliteit nauwkeuriger moet worden gemeten, waardoor er preciezer en met een kleinere foutmarge kan worden voorspeld.

In afbeelding 3.5 is voor heel Nederland aangegeven hoe de fijn stof concentraties naar verwachting zullen veranderen. Uit de afbeelding blijkt dat in Zuid-Limburg geen overschrijdingen van de grenswaarden te verwachten zijn. Of dat voor de realisatie van de Buitenring Parkstad Limburg ook geldt, zal worden onderzocht in de Trajectnota/MER- UVS voor dit project. Daarbij worden de uitgangspunten uit het Besluit Luchtkwaliteit worden gehanteerd. In het kader van de Trajectnota/MER-UVS zullen op dezelfde wijze berekeningen voor het Duitse deel van het studiegebied worden uitgevoerd.

Afbeelding 3.5 Potentiële overschrijdingen van fijn stof grenswaarden in Nederland

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 29 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

De achtergrond concentratie (ter hoogte van Landgraaf) voor NO2 bedraagt in de huidige situatie (2006) 27 μg/m3. Voor PM10 (fijn stof) is dit 24 μg/m3 . Deze waarden blijven ruim onder de gestelde grenswaarde van 40 μg/m3 die voor beide stoffen geldt.

Tot slot wordt opgemerkt dat de wetgeving rondom lucht nog steeds behoorlijk in beweging is. Zo werkt het Rijk momenteel aan de totstandkoming van een Nieuwe Wet Luchtkwaliteit (verwachte inwerkingtreding begin 2007) en een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Klimaat Het studiegebied betreft een gebied met een gematigd klimaat met zachte winters en redelijk warme zomers. Er ontstaat vooral bij noordwestenwind (wat in het voorjaar en vroeg in de zomer vaak voorkomt) dikkere bewolking. De jaartemperatuur bedraagt over een aantal jaren gemeten gemiddeld 9,6°C, de gemiddelde neerslag is ongeveer 750 mm. Daarmee kan het gebied worden aangeduid als een relatief neerslagrijk gebied. De meest voorkomende windrichting is west- tot zuidwestelijk. Stabiel weer treedt het meeste op bij wind uit zuidelijke of oostelijke richting. De open gebieden in het studiegebied hebben relatief hoge windsnelheden, goede luchtcirculatie en een geringe luchtverontreiniging. In de verstedelijkte gebieden is sprake van een stadsklimaat. De open gebieden hebben door de koude lucht die zij produceren een luchtfilterfunctie voor de omringende stedelijke gebieden. Daarnaast hebben deze open gebieden een functie bij het ontstaan van een regionale luchtcirculatie. Het beekdal van de Amstelbach is een belangrijk gebied waar koude lucht wordt gegenereerd. Voor Nederland ontbreekt informatie over gebieden waar koude lucht ontstaat. Bij een bepaalde windrichting kunnen thermische luchtmassa's uit de dichtbebouwde, zeer warme stedelijke gebieden het gebied in worden getransporteerd, waardoor de functie van het gebied als producent van koude lucht sterk afneemt.

3.2.3 EXTERNE VEILIGHEID

Voor externe veiligheid zijn twee zaken van belang. In de eerste plaats zijn de risico’s die vervoer van gevaarlijke stoffen met zich meebrengen van belang en in de tweede plaats de opslag van gevaarlijke stoffen.

Ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de A76 en de N281 opgenomen in de Risico-atlas wegtransport gevaarlijke stoffen van 2003. In tabel 3.7 is aangegeven om welke hoeveelheden het gaat. Tabel 3.7 Vervoer van gevaarlijke stoffen Weg LF1 LF2 LT1 GF3 A76 (kp Bocholtz- kp Ten Esschen 4445 4580 269 539 in vrachtwagens per jaar N281 2559 1097 0 488 LF1 en LF2 zijn brandbare vloeistoffen zoals benzine en diesel LT1 zijn giftige vloeistoffen GF3 zijn brandbare gassen, zoals LPG

Voor de A76 is het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Adviesdienst Verkeer en Vervoer) een project gestart om bovenstaande cijfers op basis van tellingen bij te stellen. Indien de resultaten tijdens het opstellen van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord beschikbaar komen, worden ze meegenomen.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 30 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Verder is in het plangebied ook een aantal provinciale wegen aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het betreft hier gedeelten van de N298, N299, N300 en N281.Tevens is sprake van provinciale wegen die voor vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vrijgegeven.

Opslag van gevaarlijke stoffen vindt verspreid in het gebied plaats, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen met bedrijven die vallen binnen de zwaardere bedrijfscategorieën en bij LPG stations. In het kader van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord worden de risicovolle bedrijven in beeld gebracht.

3.2.4 WONEN, WERKEN EN RECREEREN

Heerlen, Brunssum, Landgraaf, Kerkrade, Herzogenrath en Aachen zijn de verstedelijkte gebieden, waar wonen, werken en recreatie belangrijke functies zijn. Door de steenkoolindustrie in Parkstad Limburg heeft er een explosieve verstedelijking plaatsgevonden rond verspreid gelegen mijnfabrieken. Hierdoor is sprake van een verbrokkelde stedelijke structuur. Door de snelle beëindiging van de mijnindustrie is bovendien tussen 1966 en 1975 sprake geweest van een sociale en economische achteruitgang. Regio Parkstad Limburg ondervindt hiervan nog steeds problemen.

De stedelijke gebieden worden gescheiden door groengebieden, waarbinnen diverse kleinere kernen gelegen zijn. Deze zijn voor voorzieningen en werkgelegenheid aangewezen op de grotere steden.

Grote aaneengesloten werkgebieden binnen het studiegebied bevinden zich ten noorden en noordoosten van Brunssum, ten noorden van Landgraaf en ten westen van Kerkrade. Het studiegebied heeft een gunstige geografische ligging ten opzichte van de Europese markt en is sterk internationaal georiënteerd. Er zijn vooral economische relaties tussen Parkstad Limburg en Aachen.

Een logisch gevolg van de gunstige geografische ligging is de ontwikkeling van het grensoverschrijdend bedrijvenpark Avantis. Avantis heeft een totale oppervlakte van 100 ha en ligt op de grens tussen Duitsland en Nederland (zie afbeelding 3.6).

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 31 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 3.6 Ligging bedrijventerrein Avantis

Op het gebied van toerisme en recreatie hebben de stedelijke centra een belangrijke dagrecreatieve betekenis door de aanwezigheid van winkels, schouwburgen, bioscopen, cafés en andere vormen van ‘licht vermaak’. Buiten de stedelijke centra zijn de dagrecreatieve voorzieningen in Nederland onder andere geconcentreerd op de Brunssummerheide en het Schutterspark. Verder zijn er de voorzieningen in Landgraaf (Snowworld en het evenemententerrein Megaland). In de gemeenten Landgraaf en Kerkrade bevinden zich de recreatiegebieden Strijthagen en Anstelerbeekvallei. In Kerkrade zijn de trekpleisters Gaiapark, Industrion, Botanische tuin in Terwinselen en de Abdij Rolduc. Daarnaast is de groene long rondom Dentgenbach van recreatieve waarde. In Landgraaf is Mondo Verde (de wereldtuinen) een belangrijke trekpleister. Verder liggen verspreid over het gebied kleinschalige recreatieve voorzieningen als sportcomplexen, een golfbaan, groene gebieden tussen en tegen de bebouwing en verscheidene cultuurhistorische erfgoederen.

Afbeelding 3.7 Speerpunten toerisme en recreatie (POL actueel)

Het belang van het toerisme in Limburg blijkt uit het feit dat Limburg in 2004 na Gelderland de meeste Nederlandse vakantiegangers trok. Limburg bezet daarmee de tweede positie op

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 32 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

de binnenlandse vakantiemarkt, voor wat betreft het aantal Nederlandse vakantiegangers, het aantal vakanties van Nederlanders en het aantal vakantie-overnachtingen van Nederlanders. Limburg heeft dit bereikt door een forse groei in 2004: 10% meer vakanties, 15% meer vakantie-overnachtingen (bron: Toeristische Trendrapportage Limburg 2004-2005, Kenniscentrum Toerisme en Recreatie, 2005). Afbeelding 3.8 Percentage beroepsbevolking Zuid-Limburg dat werkzaam is in de sector toerisme & recreatie

Exacte gegevens voor Parkstad Limburg zijn vooralsnog niet aanwezig. Voor Zuid Limburg als regio wordt wel opgemerkt dat het aantal vakanties in een periode van 3 jaar is teruggelopen. Het aantal overnachtingen evenals de gemiddelde besteding per vakantie is daarentegen licht gestegen.

Afbeelding 3.9 Ontwikkeling vakanties naar regio 2002-2004

Het open gebied rond Horbach is in de GEP (Gebietsentwicklungsplanung) aangewezen als landbouw- en recreatiegebied. Door de aanwezigheid van bijzondere landschappelijke trekpleisters en inrichting, zoals parkeerplaatsen voor wandelaars, horecagelegenheden of uitgezette wandelroutes met bankjes, heeft het gebied een belangrijke functie als recreatiegebied voor de lokale bevolking uit de aangrenzende woongebieden, waar bijvoorbeeld gewandeld, gefietst en paardgereden kan worden. Het open gebied moet het vooral hebben van de beleving van het landschap, dat wordt gekenmerkt door de weidsheid van het landschap, het karakteristieke beekdal van de Amstelbach en de aanwezigheid van een groot aantal stiltegebieden.

3.3 GROEN MILIEU

3.3.1 NATUUR

Algemeen In het studiegebied ligt een aantal beschermde natuurgebieden. Voor beschermde natuurgebieden geldt het nee, tenzij principe (zie onderstaand kader). In deze beschermde

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 33 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

natuurgebieden komen streng en minder streng beschermde dieren en planten voor. Ook buiten de beschermde natuurgebieden komen beschermde soorten voor. Bepaalde structuren in het landschap zijn belangrijk als verbinding voor soorten. In een aantal gevallen maken ze onderdeel uit van de beschermde natuurgebieden.

Nee, tenzij-principe Bij het zogeheten ‘nee, tenzij-afweging’ dient inzicht te worden geboden in de noodzaak voor die activiteit op die plaats. Dit betekent dat aangetoond moet worden dat er sprake is van redenen van groot openbaar belang en dat er geen haalbare alternatieve locaties of alternatieven voor de activiteit bestaan. Indien die activiteit of ingreep op de voorgestelde plaats toelaatbaar wordt geacht, dient zorgvuldig te worden bezien hoe de aantasting zoveel als mogelijk kan worden beperkt (mitigatie). Daarvoor is het noodzakelijk zo concreet als mogelijk de schadelijke invloeden in beeld te brengen.

Beschermde gebieden Op Europees niveau kunnen gebieden beschermd worden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vogelrichtlijngebieden komen in het studiegebied niet voor. In het Nederlandse deel van het studiegebied komen wel twee gebieden voor die beschermd zijn volgens de Habitatrichtlijn. Het betreft het “Geleenbeekdal” en de “Brunssummerheide”. Deze Habitatrichtlijngebieden zijn opgenomen in het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet.

In Nederland is een groot aantal gebieden beschermd, die samen de ecologische hoofdstructuur (EHS) vormen. Het gaat om bestaande natuurgebieden en te ontwikkelen natuurgebieden, waarvan er ook in Parkstad Limburg een aantal is gelegen. Verder zijn in Parkstad Limburg de gebieden “Reijmersbeek” en “Merkelbekerbeekdal en Amstenraderveld” beschermd volgens de Natuurschoonwet. In Duitsland wordt onderscheid gemaakt in Naturschutzgebiete en Landschaftschutzgebiete. Er zijn twee beschermde natuurgebieden, te weten "NSG westlich Bank", een door een bron gevoed wetland van 2 hectare met een soortenrijke moerasflora, en "NSG Laub- und Auenwaldgebiet bei Herzogenrath westlich Pannesheide im Amstelbachtal". Bepaalde delen van het cultuurlandschap hebben de status beschermd landschapsgezicht. Verder zijn voor Duitsland de compensatiemaatregelen van belang die in het kader van het grensoverschrijdende bedrijventerrein AVANTIS zijn gerealiseerd. Het gaat om vruchtbare hagen, braakliggende akkers en akkerranden.

Het studiegebied kan in ecotopen worden onderverdeeld. Een ecotoop is een herkenbare, min of meer homogene landschappelijke eenheid. In het plangebied gaat het dan om: ƒ Bossen. ƒ Akkers. ƒ Grasland. ƒ Moeras en pioniervegetatie. ƒ Watervegetaties. ƒ Struwelen en ruigten. ƒ Heide en hoogveen. ƒ Stadsgroen.

Met name de bosecotopen (zowel naald- als overig loofbos) zijn goed vertegenwoordigd. Verder komen voor een klein stukje broekbos (Kathagerbroek), enkele struwelen,

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 34 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

wegbermen, droge ruigtes en heide (Breukberg, Brunsummerheide), water (Kattekoelevijver) en moeras (Breukberg). Deze ecotopen overlappen grotendeels de bestaande natuurgebieden en natuurontwikkelingszones. Bij de berekening van de compensatieplicht (onder andere in de waardering) spelen deze ecotopen een rol.

Soorten Er komt een groot aantal beschermde soorten voor in het studiegebied, zowel binnen als buiten beschermde natuurgebieden. In Parkstad Limburg zijn in de volgende gebieden bijzondere florasoorten waargenomen: ƒ Platsbeekdal bij Nuth. ƒ Geleenbeekdal. ƒ Schutterspark. ƒ Kathagerbroek. ƒ Dal Dentgenbacherbeek. ƒ Habitatrichtlijngebied Brunssummerheide ten noordwesten van Nieuwenhagenerweg. ƒ Breukberg. ƒ Bovenste hof. Het voorkomen van diersoorten is vaak gekoppeld aan landschapselementen, zoals beken, hagen, struiken en lanen. Dit omdat deze soorten in deze elementen schuilen, broeden, of ervan afhankelijk zijn voor voedsel of migratie.

Zoogdieren die voorkomen zijn onder andere de das, het ree en diverse soorten vleermuizen. Mogelijk dat volgens recente waarneming incidenteel boommarters het studiegebied bezoeken. Het studiegebied wordt voorts gekenmerkt door enkele belangrijke akkervogelgebieden zoals bij Nuth, Amstenrade en Avantis. Bij de Brunssummerheide zijn enkele typische vogels van heideterreinen gevonden zoals de boomleeuwerik en de nachtzwaluw. Daarnaast komen verspreid over het studiegebied nog bijzondere broedvogels voor zoals de wielewaal, de zwarte specht, ijsvogel en de kleine plevier. Amfibieën komen eveneens verspreid in het studiegebied voor. Van de 9 amfibiesoorten zijn ondermeer de Habitatsoorten rugstreeppad, poelkikker en kamsalamander gevonden. Met name de Brunssummerheide en enkele zandgroeves vormen belangrijke leefgebieden. In het studiegebied leven verder de volgende reptielen: zandhagedis, levendbarende hagedis, hazelworm en ringslang. Ook hier vormt de Brunssummerheide het belangrijkste leefgebied voor reptielen. Andere bijzondere waarnemingen betreffen onder andere de zeggekorfslak in de Kathagerbeemden en enkele bijzondere vlinders zoals de heivlinder en kleine parelmoervlinder op de Brunssummerheide.

Ecologische verbindingszones Het studiegebied wordt doorkruist door een aantal waterlopen van uiteenlopende ecologische kwaliteit. Deze doen dienst als ecologische verbindingszone. Ook landschapselementen, zoals houtwallen, holle wegen en dergelijke hebben een functie bij de verspreiding van dieren. Een aantal ecologische verbindingszones heeft een beschermingsstatus.

3.3.2 BODEM

Bodemsamenstelling Het studiegebied in Nederland maakt onderdeel uit van het Zuid-Limburgse Lössgebied. Dit gebied is onderdeel van het min of meer samenhangende Lössgebied van West-Europa.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 35 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Löss is een eolische (door de wind afgezette) afzetting die behoort tot de Formatie van Twente. Ook het dekzandgebied van de Brunssummerheide behoort tot deze formatie. De gronden bestaan tot een diepte van 80 cm voor meer dan de helft van deze dikte uit siltige leem. In de ondergrond bevindt zich kalksteen. De variatie in de opbouw van de ondergrond wordt in belangrijke mate bepaald door zuidoost-noordwest verlopende breuken. De belangrijkste breuken zijn de breuk, de Heerlerheidebreuk en de Feldbiss.

Ook het studiegebied in Duitsland bestaat voor het grootste deel uit dikke lösslagen. Deze zijn afgezet op enigszins siltige fijne en middelfijne zandlagen. Uit de lösslagen hebben zich diepe podzollagen gevormd, waarvan het oorspronkelijk zeer hoge kalkgehalte tijdens het ontstaan van de bodem langzaam is uitgespoeld. Door kleiafzetting zijn slecht doorlaatbare lagen in de ondergrond ontstaan. Vanwege het hoge absorptievermogen heeft de lössgrond een belangrijke filter- en bufferfunctie jegens schadelijke stoffen. Door de hoge natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem en de grote watercapaciteit die kan worden benut, is het gebied zeer geschikt voor akkerbouw. De steile oostoevers van het beekdal van de Amstelbach bestaan uit geërodeerde parapodzol en dunlagige podzol van een gemiddelde vruchtbaarheid. Op de bodem van het dal van de Amstelbach en in de laaggelegen delen van de zijdalen hebben zich onder invloed van het grondwater gleybodems en podzol-rivierbodems met gleyverschijnselen gevormd.

Beschermde gebieden Bij de aansluiting op de A76 bij Nuth en het knooppunt Bocholtz valt de corridor gedeeltelijk binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland. Verder zijn geen bodembeschermingsgebieden in het studiegebied aanwezig.

Geomorfologische waarden Belangrijk is verder dat in Nederland een groot aantal geomorfologische waarden voorkomt, namelijk ter hoogte van de Brunssummerheide, bij de Oirsbeek (omgeving Amstenrade) en ten zuiden van Heerlen.

Bodemverontreinigingen Als “erfgoed” uit het mijnbouwverleden zijn er in Nederland verschillende bodemverontreiniginglocaties ontstaan. Vooral ten oosten van Brunssum spelen terreinen uit dit verleden een rol. Hier bevinden zich nog af te graven steenbergen, met name die op het terrein van de voormalige mijn Hendrik. Daarnaast worden oude winputten ten oosten van de Brunsummerheide als afvalstortplaatsen gebruikt.

Naast bovengenoemde bronnen van verontreiniging moet gedacht worden aan verontreinigingen als gevolg van de (historische) voorkomens chemische industrie, papier- en kartonindustrie, metaalindustrie, rubber- en kunststofproductie, garages en tankstations. Al deze verontreinigingen zijn binnen een straal van 100 meter rondom de corridor geïnventariseerd. In veel gevallen is de ernst van de verontreiniging niet bekend. In het Duitse studiegebied worden slechts op weinig plaatsen verontreinigingen vermoed.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 36 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

3.3.3 WATER

Grondwater Door toedoen van de mijnbouw zijn in Nederland het bovenste grondwaterpakket en de oppervlaktewateren verontreinigd met sulfaten. Dit sulfaat is voor een belangrijk deel afkomstig uit de grote stortplaatsen van mijnsteen, waarin sulfaat vrijkomt door de oxidatie van pyriet. Een andere bedreiging van het grondwater als gevolg van de voormalige mijnbouw is het stijgende water in de gesloten mijnen dat hoge concentraties aan opgeloste zouten bevat. Daarnaast vormen de afvalproblematiek en de algemene verlaging van de grondwaterspiegel belangrijke bedreigingen voor de kwaliteit van het grondwater.

In een viertal beekdalen in het Nederlandse studiegebied bevindt de grondwaterstand zich relatief dicht onder het maaiveldniveau. Dit zijn het dal van de Geleenbeek, een zijtak van de Merkelbekerbeek en de Rode beek ten noorden én ten oosten van Brunssum. In Duitsland vormen het siltige fijne en middelfijne zand van het hoofdterrasplateau en de daaronder gelegen Vaalser Groenzanden uit het Krijt een dik watervoerend pakket. Door de vorming van damlagen vlak onder het oppervlak in de lössbodem stroomt het hemelwater voornamelijk parallel aan het oppervlak. Inzijging in het grondwater vindt niet op grote schaal plaats, dat wil zeggen dat de bodem over het algemeen slechts een beperkte functie heeft bij het ontstaan van nieuw grondwater.

Oppervlaktewater De belangrijkste beken die zich in het Nederlandse studiegebied bevinden zijn: Geleenbeek, zijtak Merkelbekerbeek, Rode beek, Strijthagerbeek, Anselderbeek, Dentgenbacherbeek, Vloedgraaf en de Bleijerheiderbeek. Ook de Platsbeek, de Kampveldgraaf, de Crombacherbeek en de Oude Geleenbeek bevinden zich in het studiegebied. Belangrijke waterplassen in het gebied, zijn de Cranenweyer (stuwmeer ten noordwesten van Kerkrade), Heidserpark, Kattekoelenvijver, Schutterspark, de plas tussen Voormalig Staatsmijn Emmaterrein en Heidserpark maar ook de plas gelegen tussen de Brunsummer heide en het terrein van Allied Joint Force Command Brunssum in Brunssum. Verder liggen er ten noorden van Brunssum en ten noordwesten van Kerkrade enkele regenwaterbuffers.

Als gevolg van de delfstoffenwinning en afgravingen zijn in het Nederlandse studiegebied plassen ontstaan. Vaak hebben deze plassen een natuur/recreatiefunctie en zijn zij om die reden waardevol. Een voorbeeld hiervan is de plas bij Vaesrade ten noorden van de Randweg in Hoensbroek. Het studiegebied kampt verder met erosie en wateroverlast als gevolg van het aanwezige hoogteverschil en de sterke toename van het verhard oppervlak.

De ontwatering van het Duitse studiegebied vindt plaats via de Amstelbach. De beek stroomt aan de oostrand van het studiegebied van zuid naar noord door het gebied, en mondt circa 4 km noordelijk uit in de Wurm. In het studiegebied van Duitsland stromen vanuit het westen de Krombach, een naamloze waterloop en de Steinkaulbach/Horbach, en vanuit het oosten de Bleijerheiderbeek en twee kleine bronbeken bij Haus Heiden in de Amstelbach. De Amstelbach is op veel plaatsen een natuurlijke, vrij meanderende beek met struikgewas langs de oevers. Een groot deel van het Krombachtal wordt door een Nederlandse manege gebruikt als paardenwei. De brongebieden liggen ook op weidegrond. Langs de beek zelf staan nog enkele loofbomen. Door de intensieve landbouw in het beekdal heeft de Krombach minder betekenis voor de natuurhuishouding dan de Amstelbach. De kleine

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 37 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

bronbeken in het oosten lopen over akkerland en zijn daardoor vervuild door nutriënten. De Horbach is in de plaats Horbach verbreed en gekanaliseerd. De waterkwaliteit van de Amstelbach ligt tussen II-III (kritisch belast).

3.3.4 LANDSCHAP, CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE

Landschap en cultuurhistorie in Nederland Vrijwel het hele Heuvelland Zuid-Limburg is als Nationaal Landschap aangewezen (zie afbeelding 3.10). Zuid-Limburg staat bekend om de steenkolenwinning die tot 1975 heeft plaatsgevonden. Door het hele gebied zijn sporen hiervan nog duidelijk zichtbaar. Landschappelijk waardevol zijn de beekdalen in het studiegebied, waarvan de waarden overigens onder druk staan.

In het noordelijk deel van het studiegebied liggen waardevolle (deels open) akkerlandstructuren (o.a. ten noorden van Nuth en Amstenrade), afgewisseld met veeteelt in een sterk glooiende omgeving. Op een aantal plaatsen is de oude verkaveling intact gebleven (onder andere langs de noord-westrand van Brunssum en het gebied tussen de A76 en de westrand van Hoensbroek). Verder komen in het noordelijk deel van het studiegebied een aantal holle wegen en graften (oude bosranden) voor. De graften worden direct bedreigd en verdienen in dat opzicht speciale aandacht. De Schinveldse bossen, gedeelten van de Brunssummerheide (met oude en nog steeds onverharde wegen) en enige landbouwgebieden zijn relatief weinig veranderd en hebben om die reden cultuurhistorische betekenis.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 38 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 3.10 Nationaal Landschap Zuid Limburg

In het zuidelijk deel van het studiegebied komen op grote delen “sedert 1830 weinig veranderde verkavelingpatronen” voor. In samenhang hiermee is op een aantal punten de openheid van het landschap in grote blokverkaveling waardevol als tegenhanger van de nabijgelegen steden. Op een aantal plaatsen is nog sprake van wat genoemd wordt “hoofdstructuurlijn van middeleeuwse verkaveling in brede stroken”. Ook heidegronden zijn opgevat als cultuurhistorische vlakelementen.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 39 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 3.11 Voorkomens van gebieden met cultuurhistorische waarden (Website provincie:POL actueel)

In het gebied komen verder (overblijfselen van) kastelen (o.a. Hoensbroek, Schaesberg), een klooster (Brunssum), het seminarie Rolduc (Kerkrade), omgrachte huizen (Kerkrade), een watermolen (Brunssum), een kerkhof (Heerlen - Hoensbroek) en landhuizen voor. Amstenrade heeft de status van beschermd dorpsgezicht. Verder zijn van belang de monumenten van bedrijf en techniek uit het mijnbouwverleden met de daarbij behorende stedenbouw (met name in de gemeenten Brunssum, Landgraaf en Kerkrade). Verspreid door het gebied liggen diverse rijksmonumenten.

Landschap in Duitsland Het studiegebied wordt gekenmerkt door een vlak tot licht heuvelachtig plateaulandschap, dat in noordoostelijke richting licht afhelt, en doorsneden wordt door (drooggevallen) beekdalen. Aan de oostelijke rand van het studiegebied loopt de Amstelbach door een asymmetrisch dal, waarvan de westelijke oever vlak en de oostelijke oever steil is. Het hoogteverschil binnen het studiegebied bedraagt in totaal 63 meter, met absolute hoogtewaarden van ca. 186 meter NAP in het westen en ca. 123 meter NAP in het noorden in het dal van de Amstelbach.

Het open gebied (dat hoofdzakelijk een agrarische functie heeft) met zijn weidse uitzichten wordt in het oosten begrensd door de stedelijke gebieden van Kerkrade-Bleijerheide en Herzogenrath-Kohlscheid, die hier een aaneengesloten geheel vormen. In het zuiden en het noorden zijn Kerkrade-Spekholzerheide en Aachen-Richterich gelegen. Middenin het studiegebied ligt Aachen-Horbach, dat een enigszins dorps karakter heeft, met een oude historische kern en boerderijen uit de 16e tot 18e eeuw, stille getuigen van traditionele productiemethoden. De over het algemeen homogene bebouwing en de bebouwing aan de rand vloeien bijna naadloos over in het omringende landschap. Dit is reeds honderden jaren een agrarisch gebied. Gedurende de afgelopen periode van 200 jaar zijn de functie van het gebied en de landschappelijke structuur nauwelijks veranderd. Het landschapsbeeld wordt vooral bepaald door grootschalige akkerbouw. In de beekdalen, aan de rand van Horbach en in de omgeving van boerderijen zijn echter ook wel andere landschapselementen te vinden, zoals graslanden, struikgewas en lijnvormige

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 40 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

landschapselementen, zoals hagen, begroeide wallen, holle wegen en de voormalige verdedigingslinie Westwall.

Cultuurhistorische waarden en overige waardevolle elementen in Duitsland Het studiegebied wordt gekenmerkt door een aantal historische boerderijen en andere bouwwerken die onder monumentenzorg vallen. Dit is een indicatie voor de traditionele inrichting van het gebied. Een belangrijk cultuurhistorisch landschapselement is daarnaast de Westwall, een voormalige verdedigingslinie met monumentenstatus, die het studiegebied doorkruist van het zuidwesten naar het noordoosten. Het karakter van het gebied, de vruchtbare lössbodem en het grote aantal historische bouwwerken geven sterk de aanleiding om te vermoeden dat hier interessante archeologische vindplaatsen zouden kunnen zijn. In het kader van een onderzoek op het bedrijventerrein AVANTIS is bijvoorbeeld een groot aantal prehistorische sporen aan het licht gekomen. Ook is het waarschijnlijk dat bij graafwerkzaamheden restanten van Romeinse nederzettingen en sporen van nederzettingen uit de middeleeuwen worden gevonden.

Archeologie in Nederland Voor Nederland is informatie beschikbaar over de archeologische verwachtingswaarde van gebieden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar gebieden met een zeer hoge, hoge en lage verwachtingswaarde.

In het studiegebied bevindt zich slechts één vindplaats waarvan de behoudenswaardigheid reeds bepaald is. Dit is een wettelijk beschermd archeologisch rijksmonument dat niet aangetast mag worden tenzij na toestemming van de minister. Het betreft hier een pottenbakkersoven (Middeleeuwen) net ten oosten van Landgraaf.

Voor het overige is er een aantal geregistreerde vindplaatsen waarvan de exacte aard, omvang en waarde nog moet worden geïnventariseerd.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 41 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 42 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 4 Autonome ontwikkeling

In dit hoofdstuk worden de autonome ontwikkelingen beschreven. Dit zijn ontwikkelingen die plaatsvinden, indien het voornemen (realisatie Buitenring Parkstad Limburg en B258n) niet doorgaat. De autonome ontwikkeling wordt beschreven voor het jaar 2025. Dit is tien jaar na openstelling van de weg. De situatie na autonome ontwikkelingen is de situatie waartegen de effecten van de alternatieven en varianten voor het voornemen worden afgezet. De autonome ontwikkeling is gebaseerd op vastgesteld beleid. Als ijkpunt voor de beschrijving van de autonome ontwikkeling in deze Startnotitie geldt het beleid zoals dat is vastgesteld op 1 januari 2004. De autonome ontwikkeling wordt beschreven voor het jaar 2025. Dit is tien jaar na openstelling van de weg.

De beschrijving van de autonome ontwikkelingen is met name gericht op Nederland. In Duitsland is namelijk slechts een klein aantal ontwikkelingen aan de orde. Naast demografische ontwikkelingen, verkeersgroei en daarmee gepaard gaande toenames in geluidhinder en luchtverontreiniging, wordt de ontwikkeling van het bedrijventerrein AVANTIS genoemd als autonome ontwikkeling. Daaraan gekoppeld zal natuurcompensatie plaatsvinden.

4.1 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELING

Van een van oudsher sterk homogene gemeenschap ontwikkelt de provincie Limburg zich naar een meer heterogene samenleving. Dit heeft grote consequenties voor de inrichting van de omgeving, op het gebied van voorzieningen, de voorraden (aanbod) en het gebruik (rendement) ervan. Goede ouderenzorg en het bieden van toekomstperspectief voor de jeugd in Limburg vormen de grote uitdagingen voor de toekomst. Verder is er sprake van een daling van het aantal inwoners. Dit in combinatie met de vergrijzing zorgt voor een daling van het gemiddeld aantal personen per woning. De groei van het aantal woningen gaat waarschijnlijk nog door tot rond 2020.

De beroepsbevolking van 15-64 jaar daalt in absolute aantallen al sinds 1995. Binnen deze groep biedt zich echter een steeds groter deel aan op de arbeidsmarkt. Met name vrouwen boven de 35 jaar nemen steeds vaker deel aan het arbeidsproces. De beroepsbevolking groeit daardoor nog tot rond 2010. Na 2010 zal de beroepsbevolking naar verwachting gaan dalen. Dit komt vooral omdat de mensen die geboren zijn tijdens de naoorlogse geboortegolf, in grote aantallen met pensioen zullen gaan.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 43 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

De afnemende groei van de beroepsbevolking, in combinatie met een aanzienlijke toename van de vraag naar arbeidskrachten, zorgt in de komende jaren voor een daling van de werkloosheid. Krapte op de arbeidsmarkt wordt daardoor een structureel verschijnsel. Hoewel de verwachting is dat na 2010 mogelijk geen verdere groei van de totale werkgelegenheid meer zal optreden, stijgt wel nog de werkgelegenheid bij de zorg, verpleging en andere vormen van persoonlijke dienstverlening.

4.2 PARKSTAD LIMBURG IN HET PROVINCIAAL OMGEVINGS PLAN (POL)

De autonome ontwikkeling wordt in dit hoofdstuk per aspect met name beschreven aan de hand van het POL. Naast uiteraard nationale wet- en regelgeving is het immers het POL dat als provinciaal “raamwerk” structurerend werkt voor de verdere uitwerking van geplande initiatieven en lokale plannen in de regio. De regio Parkstad heeft in het POL 2001 het kwaliteitsprofiel “Stedelijke dynamiek” meegekregen. Dit profiel is bedoeld voor de opvang van de stedelijke dynamiek van Limburg nu en in de toekomst. Beleidsaccenten binnen dit profiel worden gelegd op: ƒ Bos- en natuurgebieden. ƒ Ontwikkelingsgebieden ecosystemen. ƒ Ruimte voor veerkrachtige watersystemen. ƒ Corridors en stadspoorten. ƒ Stedelijke ontwikkelingszones. ƒ Economische kerngebieden. ƒ Stedelijke centrumgebieden.

Bos- en natuurgebieden Het betreft hier bestaande bos- en natuurgebieden als onderdeel van de (voormalige) PES, waaronder ook de nationale parken, richtlijngebieden, NB-wet-gebieden en waardevolle boslocaties. Het beleid zet hier in op de bescherming en ontwikkeling van biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen via milieubescherming, natuurbehoud en herstel van natuurlijke systemen.

Ontwikkelingsgebieden ecosystemen Onder deze gebieden worden onder andere verstaan de ecologische ontwikkelingszones en waterwingebieden. Het beleid steekt hier in op uitbreiding van het natuurareaal en behoud van aanwezige milieu- en natuurwaarden, realisatie van nieuwe natuur en natuurlijke watersystemen. Recreatief medegebruik en extensieve landbouw blijft mogelijk.

Ruimten voor veerkrachtige watersystemen Het beleid steekt hier in op het herstel van veerkrachtige watersystemen en de realisatie van robuuste ecologische verbindingen. Daarnaast wordt gestreefd naar behoud en versterking van huidige verwevenheid van functies. De “verstening” moet worden teruggebracht en de extensieve landbouw moet verder worden ontwikkeld. Bovendien zal de recreatieve waarde in deze gebieden worden versterkt.

Corridors en stadspoorten In de toekomst zullen vervoersassen tussen steden en economische kerngebieden meer worden gebundeld. Deze corridors moeten ruimtelijk goed worden ingepast en voorzien worden van vrijwaringzones ten behoeve van eventuele uitbreidingen. De stadspoorten dienen als belangrijke entrees van de stad.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 44 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Stedelijke ontwikkelings-zones De stads-groenstructuur wordt versterkt door aanleg, inrichting en herschikking van natuur, bos en landschap en recreatief uitloopgebieden. Ten slotte wordt via herstructurering de noodzakelijke ruimte geboden voor noodzakelijke verdere verstedelijking voor het geval stedelijke functies niet binnen het bestaande gebied zijn in te passen.

Economische kerngebieden De Provincie Limburg streeft voor deze gebieden naar een goede bereikbaarheid, duurzame exploitatie en goede bereikbaarheid van economische productieruimte. Dit alles binnen duidelijke ruimtelijke kaders en met een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Dit moet bereikt worden door de realisatie van duurzame provinciale, stedelijke en regionaal verzorgende terreinen die worden gekenmerkt door zuinig ruimtegebruik. Verder zal slechts spaarzame uitbreiding van lokale terreinen mogelijk zijn.

Stedelijke centrum gebieden Door uitplaatsing van functies, congestie en concurrentie tussen stedelijke regio’s staat de publiekfunctie en bereikbaarheid van het stedelijk gebied onder druk. Het beleid is er hier op gericht de vitaliteit en dynamiek van de steden te waarborgen, door er voor te zorgen dat zorgvuldig wordt omgegaan met uitplaatsing van functies, het garanderen van een goede bereikbaarheid en het reguleren van de onderlinge concurrentie tussen stedelijke regio’s.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 45 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N Afbeelding 4.1 Uitsnede POL-Zuid

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 46 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

“OP HETE KOLEN” Het POL zet op hoofdlijnen een beleidsraamwerk neer voor de regio. Parkstad Limburg is echter zelf ook gestart met het opstellen van een toekomstvisie. Deze is neergelegd in het rapport “Op hete kolen, een toekomstvisie voor Parkstad Limburg” en het eindadvies “Op hete kolen, de beloftes voor 2030”, (Kerngroep Structuurvisie Parkstad Limburg 2030 , 2003/2004). In deze beide “visiedocumenten” worden diverse gedachten, ideeën en projectvoorstellen gepresenteerd over Parkstad Limburg 2030. In het kader van deze m.e.r.-procedure kunnen deze ideeën en ontwikkelingen vooralsnog niet worden meegenomen als zijnde een autonome ontwikkeling (het betreft hier nog geen vastgesteld beleid). Wel is duidelijk dat de regio Parkstad Limburg een regio is die zich kenmerkt door een grote mate van dynamiek, waar naar alle waarschijnlijkheid de komende jaren veel nieuwe projecten en ideeën het licht zullen zien.

Het feit dat er nog veel ruimte en dynamiek aanwezig is binnen de visievorming als gaat om de gewenste ontwikkelingsrichting van Parkstad Limburg, zorgt ervoor dat de beschrijving van de autonome ontwikkeling nu veelal een beleidsmatig of kaderstellend karakter kent, met name opgetekend vanuit een provinciale visie. Pas met het verschijnen van een eigen “Structuurplan Parkstad Limburg” is het mogelijk om voor Parkstad Limburg een verdiepingsslag aan te brengen.

4.3 VERKEER EN ECONOMIE

4.3.1 VERKEER

Verkeersstructuur In Parkstad Limburg vinden in de komende jaren diverse ontwikkelingen plaats waarbij de verkeersstructuur wordt gewijzigd. De realisatie van de Buitenring Parkstad Limburg maakt hier onderdeel van uit. De belangrijkste infrastructurele wijzigingen in deze regio zijn: ƒ Aanleg Binnenring Heerlen; ƒ Kruispuntaanpassingen centrumring Heerlen; ƒ Realisatie aansluiting Imstenraderweg – A76; ƒ Wijziging aansluiting Kunderberg (A79 – A76); ƒ Wijziging aansluiting Voerendaal; ƒ Aansluiting A76 ter hoogte van de gemeente Nuth.

Daarnaast zijn er diverse ontwikkelingslocaties in Parkstad Limburg die een ontsluiting krijgen op het bestaande wegennet.

Buiten Parkstad Limburg vindt een aantal infrastructurele ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op de verkeersstromen op het wegennet van Parkstad Limburg. ƒ Aansluiting A2 – A46; ƒ Aanleg A73(-zuid); ƒ Traverse A2; ƒ Openstelling van de N297 en de B56n; ƒ Realisering van de N280-Oost; ƒ Realisering van de N293 Oosttangent Roermond; ƒ Aanleg van de A74; ƒ Capaciteitsverhoging snelwegen ; ƒ Realisatie van de B57n, L223, L50n.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 47 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Autonome bevolkingsontwikkeling De toe- of afname van de bevolking heeft direct invloed op de hoeveelheid verkeersbewegingen. In het verkeersmodel is er rekening mee gehouden dat de totale bevolking in Parkstad Limburg daalt met bijna 9 % in 2025 (t.o.v. basisjaar 2004) [Bron: Gemeente Heerlen, 2006]1. Dit is exclusief bevolkingsgroei als gevolg van de bouwlocaties.

Autonome mobiliteitsontwikkeling De autonome mobiliteitsontwikkeling, door factoren als inkomensontwikkeling, gezinsverdunning, autobezit en dergelijke groeit. De autonome mobiliteitsgroei is afgeleid uit het Nieuw Regionaal Model (NRM) Limburg 2.1 en is per jaar als volgt: Tabel 4.1 Autonome Groeipercentage per jaar Intern auto 0,72 % mobiliteitsontwikkeling [Bron: Intern vracht 4,03 % gemeente Heerlen 2006] Extern auto 1,43 %

Extern vracht 2,46 %

Verkeersafwikkeling en doorstroming In tabel 4.2 zijn de verkeersintensiteiten en de I/C-verhoudingen voor de wegvakken in Parkstad Limburg voor 2025 weergegeven.

Tabel 4.2 Weg Etmaal- I/C- waarde I/C- waarde intensiteit ochtendspits avondspits Verkeersintensiteiten en 1 A76 (Nuth - Ten Esschen) 89.700 1,01 Overbe 0,94 Slecht I/C-beoordeling wegvakken last Parkstad Limburg 2025 2 A76 (Ten Esschen – Voerendaal) 44.600 0,50 Goed 0,49 Goed (Verkeersmodel Regio Parkstad 3 A76 (Voerendaal – Kunderberg) 56.500 0,66 Goed 0,59 Goed Limburg) 4 A76 (Kunderberg – Imstenraderweg) 66.400 0,80 Slecht 0,71 Matig 5 A76 (Imstenraderweg – Bocholtz) 48.000 0,64 Goed 0,49 Goed 6 N276 (N581 – Brunssum) 12.000 0,31 Goed 0,52 Goed 7 N274 (Schinveld – Brunssum) 24.400 0,60 Goed 0,70 Matig 8 N281 (Ten Esschen – Heerlen Noord) 46.400 0,63 Goed 0,55 Goed 9 N281 (Heerlen Noord – 44.000 0,62 Goed 0,55 Goed Industrieterrein Parkstad) 10 N281 (Industrieterrein Parkstad – 42.100 0,58 Goed 0,56 Goed Heerlen Centrum) 11 N281 (Heerlen Centrum – Voerendaal) 43.100 0,56 Goed 0,55 Goed 12 N281 (Voerendaal – Heerlen Zuid) 49.200 0,60 Goed 0,62 Goed 13 N281 (Heerlen Zuid – Kerkrade West) 42.700 0,57 Goed 0,54 Goed 14 N281 (Kerkrade West – Kerkrade) 46.300 0,49 Goed 0,49 Goed 15 N281 Kerkrade – Avantisallee) 35.100 0,48 Goed 0,31 Goed 16 N281 (Avantisallee – Bocholtz) 27.000 0,31 Goed 0,27 Goed 17 A79 (Klimmen – Voerendaal) 56.800 0,60 Goed 0,63 Goed 18 A79 (Voerendaal – Kunderberg) 46.900 0,47 Goed 0,43 Goed 19 N298 (Valkenburg – Nuth/Heerlen) 13.500 0,40 Goed 0,45 Goed 20 Akerstraat-noord 18.100 0,60 Goed 0,65 Goed 21 Emmaweg 23.500 0,75 Matig 0,85 Slecht 22 Karel Doormanstraat 18.000 0,50 Goed 0,55 Goed 23 Bodemplein 18.000 0,50 Goed 0,55 Goed 24 Prins Hendriklaan 20.000 0,55 Goed 0,65 Goed 25 Pasweg 16.000 0,35 Goed 0,40 Goed

1 Bron: Gemeente Heerlen, Technische Rapportage statisch verkeersmodel Regio Parkstad Limburg (concept), d.d. maart 2006.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 48 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Weg Etmaal- I/C- waarde I/C- waarde intensiteit ochtendspits avondspits 26 Grensweg 8.000 0,40 Goed 0,55 Goed 27 Imstenraderweg (N281 – Heerlebaan) 17.000 0,55 Goed 0,60 Goed 28 Dentgenbachweg 16.300 0,70 Matig 0,75 Matig 29 Kerkradersteenweg 16.600 0,40 Goed 0,55 Goed 30 Kaalheidersteenweg 16.000 0,40 Goed 0,45 Goed 31 Schaersbergerweg <1.000 0,10 Goed 0,10 Goed 32 Heerlenseweg 15.100 0,70 Matig 0,80 Slecht 33 N298 Randweg 16.800 0,29 Goed 0,53 Goed 34 N299 Brunssum Landgraaf 19.300 0,51 Goed 0,57 Goed 35 N300 18.100 0,35 Goed 0,65 Goed 36 Tunnelweg 14.500 0,53 Goed 0,67 Goed 37 Roderlandbaan 13.700 0,40 Goed 0,37 Goed 38 L231 Horbachstrabe 1.450 0,14 Goed 0,09 Goed

De knelpunten die in de huidige situatie geconstateerd zijn, blijven veelal bestaan en worden versterkt. Door de aanleg van de Binnenring Parkstad Limburg wordt een deel van het verkeer op het gemeentelijke wegennet naar deze ring getrokken. Op basis van de I/C- waarden is de verkeersafwikkeling op de Binnenring in 2025 slecht tot zelfs problematisch.

Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal knelpunten in de autonome situatie toe. Met name rondom Hoensbroek en Heerlen is dit het geval. Ook op de A76 worden de knelpunten met de verkeersafwikkeling zichtbaar. Het wegvak op de A76 tussen Nuth en Ten Esschen is in de ochtendspits zelfs overbelast. Ook op de N274 tussen Schinveld en Brunssum en op de Heerlensewegin Landgraaf ontstaan in de toekomst naar verwachting problemen met de verkeersafwikkeling. De verkeersafwikkeling op het traject Kerkrade – Aachen is in de huidige situatie al een knelpunt en neemt naar de toekomst toe alleen maar toe.

Verkeersveiligheid De autonome ontwikkeling op het gebied van verkeersveiligheid kan worden getypeerd op basis van twee ontwikkelingen: ƒ Groei van het gemotoriseerde verkeer; ƒ Duurzaam Veilig.

Als gevolg van de groei van het verkeer neemt de ontwikkeling van onveiligheid toe. Er is een directe koppeling tussen de toename van intensiteit en de verkeersonveiligheid. Daarnaast zal meer verkeer over wegen gaan rijden die hier niet de juiste vormgeving voor hebben.

Aan de andere kant is de afgelopen jaren al veel geïnvesteerd in het ‘Duurzaam Veilig’ inrichten van de infrastructuur en de daarbij behorende maatregelen op het gebied van gedragsbeïnvloeding. In de komende periode worden nog veel wegen, in het bijzonder gebiedsontsluitingswegen, ‘Duurzaam Veilig’ ingericht, wat leidt tot een verbetering van de verkeersveiligheid. Voor het Duitse Wegennet geldt deze ontwikkeling van ‘Duurzaam Veilig’ niet.

De realisatie van de Binnenring in Heerlen zal ook een positieve bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid, aangezien deze nieuwe weg een structurerend karakter heeft. Meer

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 49 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

verkeer komt over de Binnenring te rijden wat leidt tot een reductie op het onderliggende wegennet. De mogelijke afname van de verkeersveiligheid op de Binnenring, weegt niet op tegen het positieve effect op het onderliggend wegennet.

Al met al zal de verkeersveiligheid in de autonome situatie verslechteren door de groei van het autoverkeer. Deze negatieve ontwikkeling zal deels worden opgeheven door maatregelen in het kader van aanleg en verbetering van wegen en ‘Duurzaam Veilig’ ontwikkelingen. Aangezien de uitvoeringsplanning van maatregelen nog niet tot 2025 loopt, is geen concrete factor aan te geven over het effect van de maatregelen.

Openbaar Vervoer

Ontwikkeling Light Rail Het Light Rail-project in Zuid-Limburg bestaat uit het voornemen om de bestaande lijn Maastricht-Heerlen-Kerkrade om te zetten naar Light Rail. Door meer treinen per uur te laten rijden, het aanleggen van vijf nieuwe haltes en een betere aansluiting tussen bus en trein, zullen naar verwachting 2 miljoen reizigers per jaar gebruik maken van deze light- railverbinding. Naar verwachting is de introductie van deze nieuwe vervoersvorm in 2008.

4.3.2 ECONOMIE

Van een oorspronkelijk sterk op de productie georiënteerde regio (industrie en landbouw) vindt er een verschuiving plaats naar een meer op kennis, organisatie en diensten gerichte regio. ‘Quality of life’ wordt een belangrijke factor in de keuze van de woon- of vestigingsplaats. Ook op het gebied van lifestyle en gezondheid wordt een economische impuls verwacht.

Ter versterking van de economische structuur wordt verder sterk ingezet op: ƒ Ontwikkeling van kwaliteitslocaties voor stuwende, hoogwaardige en/of grootschalige kantoren op de Kantorenboulevard in Heerlen als onderdeel van het project Heerlen/Centrum Noord. ƒ Kleinschalige en hoogwaardige werkgelegenheid (inclusief kantoorachtige bedrijven) - met name in de sector ICT - op de bedrijvenparken Coriopolis (Heerlen) en Avantis (Heerlen/Aken). ƒ Versterking van de kennisinfrastructuur en de kennistransfer, mede in relatie tot Aken.

Gelet op de verwachte economische ontwikkeling blijft er behoefte aan uitbreiding van bedrijventerreinen. Hierbij wordt opgemerkt dat - voorzover op de lokale bedrijventerreinen mogelijk - deze uitbreidingen meer gericht zullen zijn op revitalisering en dat grootschalige uitbreidingen zullen plaatsvinden binnen de zoekgebieden zoals het Hendrikterrein.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 50 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

4.4 WOON- EN LEEFMILIEU

4.4.1 GELUID,

De ambitie is om in het kader van een duurzame leefomgevingskwaliteit een geluidsniveau te realiseren waarbij een goede leefbaarheid gegarandeerd is. De daarbij behorende niveaus zullen in het algemeen (veel) lager zijn dan de aangegeven grenswaarde.

De provinciale ambitie voor 2010 ten aanzien van geluid is dat de geluidsniveaus zodanig laag zijn dat het aantal gehinderden in elk geval niet toeneemt (bron: POL 2001). Er wordt echter gestreefd naar een vermindering van het aantal gehinderden. De Provincie Limburg hanteert een maximale ontheffing tot een grenswaarde van 70 dB(A) bij woningen (cumulatieve waarde van alle geluidsbronnen exclusief vliegverkeer) als basiskwaliteitsniveau. Dit dient beschouwd te worden als een maximum2. Hierbij speelt industrielawaai een ondergeschikte rol. De maximum grenswaarde voor industrielawaai bedraagt namelijk 55 dB(A).

4.4.2 LUCHT EN KLIMAAT

Lucht Mede dankzij de lagere achtergrond waarden zoals die in maart 2006 zijn gepresenteerd, zijn er tengevolge van de achtergrond geen overschrijdingen van grenswaarden uit het BLK 2005 te verwachten. Naar de toekomst zullen de achtergrondconcentraties in Zuid-Limburg dalen ten gevolge van schoner verkeer, industrie en andere verbeteringsmaatregelen.

De achtergrond concentratie (ter hoogte van Landgraaf) voor NO2 bedraagt voor 2006, 2010 en 2020 respectievelijk 27, 24 en 20ug/m3. Voor PM10 (fijn stof) neemt deze af naar respectievelijk 24, 23 en 21 ug/m3 . Deze waarden blijven ruim onder de gestelde grenswaarde van 40 ug/m3 die voor beide stoffen geldt. Wel zijn er langs de drukkere wegen in het gebied mogelijk nog overschrijdingen te verwachten. Of dat voor de realisatie van de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n ook geldt, zal worden onderzocht in de Tracénota/MER BPL Noord en de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n.

Klimaat De verwachte aanhoudende economische groei zal zonder aanvullende maatregelen tot een

blijvende toename van het energieverbruik leiden met als gevolg meer uitstoot van CO2. Voor wat betreft het broeikaseffect is dit een ongewenste ontwikkeling.

In 1997 is het Kyoto-protocol opgesteld. Inmiddels is het protocol door meer dan 150 landen, waaronder Nederland, ondertekend. Industrielanden verbinden zich in het Kyoto-protocol om de uitstoot van broeikasgassen in 2008-2012 met gemiddeld 5% te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Per land gelden uiteenlopende reductiepercentages. Voor Nederland en Duitsland geldt een binnen de EU afgesproken afname van respectievelijk 6% en 21%. Dit kan worden bereikt door schonere industrie, schoner verkeer en meer natuur.

2 Voorlopig is voor de autonome ontwikkeling binnen het plangebied niet uitgegaan van de aanleg van nieuwe infrastructuur. Indien dit toch het geval zou zijn, dan is bij de aanleg en/of reconstructie van infrastructuur altijd de Wet geluidhinder het wettelijk referentiekader . Welke normen dan van toepassing zijn, is immers onderwerp van een complex afwegingsproces en hangt af van vele omgevingsfactoren.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 51 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

In het POL 2001 heeft de provincie Limburg de hoofdlijnen van haar klimaatbeleid geformuleerd, te weten:

ƒ 6% reductie van CO2-emissie in 2010 ten opzichte van 1990 te realiseren door energiebesparing en verbetering van de energie-efficiëntie. ƒ 10% van het energiegebruik duurzaam opgewekt in 2020. Als tussendoelstellingen gelden 2% in 2004 en 5% in 2010. De bijdrage van windenergie in 2010 bedraagt ten minste 30 MW aan opgesteld vermogen. ƒ een energie-efficiëntieverbetering van 2% per jaar bij de industrie.

4.4.3 EXTERNE VEILIGHEID

Op basis van de groeiprognose uit het NVVP is de verwachting dat in 2020 het vervoer met gevaarlijke stoffen is toegenomen, zoals in tabel 4.3 is weergegeven. In deze tabel is tussen haakjes de groei in procenten weergegeven ten opzichte van de huidige situatie (zie ook tabel 3.7). Tabel 4.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen Weg LF1 LF2 LT1 GF3 A76 (kp Bocholtz- kp Ten Esschen 7957 (+79%) 5450 (+19%) 311 (+16%) 641 (+19%) in vrachtwagens per jaar N281 4581 (+79%) 1305 (+19%) 0 (+0%) 581 (+19%)

LF1 en LF2 zijn brandbare vloeistoffen zoals benzine en diesel

LT1 zijn giftige vloeistoffen GF3 zijn brandbare gassen, zoals LPG

Dit geeft de onderstaande plaatsgebonden risicocontouren: Tabel 4.4 -6 -7 -8 Plaatsgebonden Traject PR 10 PR 10 PR 10 A76 (kpn Bocholtz- kp Ten Esschen Niet aanwezig 24 m 118 m risicocontouren in meters voor N281 Niet aanwezig 72 m 152 m de A76 en N281 Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, dat een persoon, die zich op een bepaalde plaats in de buurt van een inrichting of weg bevindt, overlijdt als gevolg van een zwaar ongeval op die inrichting of weg, in de veronderstelling dat deze persoon permanent en onbeschermd op die plaats blijft.

Bij het bepalen van de effecten wordt voornamelijk gekeken naar de verandering in vervoersstromen door aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg en het effect op de omgeving.

In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat dat vóór 2010 zoveel mogelijk inrichtingen in bestaande situaties voldoen aan een individueel risico van 10-6/jaar (dit wil zeggen een kans op overlijden van één op de miljoen per jaar) voor kwetsbare bestemmingen en 10-5/jaar (een kans op overlijden van één op de honderdduizend per jaar) voor minder kwetsbare bestemmingen.

4.4.4 WONEN, WERKEN EN RECREEREN

Functieverweving Er wordt gestreefd naar verdere consolidatie en versterking van de huidige verwevenheid van functies. Zo moet de vitaliteit en dynamiek van de steden worden gewaarborgd, door er onder andere voor te zorgen dat zorgvuldig wordt omgegaan met uitplaatsing van functies.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 52 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

De bestaande differentiatie in en spreiding van voorzieningen moet in stand blijven en waar nodig worden geoptimaliseerd.

De “verstening” moet worden teruggebracht en de extensieve landbouw moet verder worden ontwikkeld. Nieuwe aanleg en uitbreiding van stedelijk groen en bos in het gebied is wenselijk. Vooral ook de versterking van het “stadsgroen” door aanleg, inrichting en herschikking van natuur, bos en landschap en recreatieve uitloopgebieden.

De hierdoor te creëren buffers kunnen de recreatieve druk op gevoelige gebieden - zoals de Brunssummerheide - verminderen. Het Schutterspark kan zijn functie voor de opvang van toeristisch-recreatieve druk versterken, mits kwalitatief verbeterd.

De nog open ruimten die deel uit maken van de groene parkstructuur dienen zoveel mogelijk vrij te blijven van bebouwing die afbreuk doet aan het karakter ervan. Nieuwe bebouwing is dan ook alleen toelaatbaar als dat een versterking oplevert voor de bestaande bebouwings- en groenstructuur.

Overeenkomstig de POL-opgave dient de onderlinge concurrentie tussen stedelijke regio’s gereguleerd te worden. Een goed voorbeeld hiervan is de concentratie van grootschalige detailhandelsvestigingen onder meer in Heerlen.

Werken Voor wat betreft de aanleg en uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen moet rekening worden gehouden met de realisatie van duurzame provinciale, stedelijke en regionaal verzorgende terreinen die worden gekenmerkt door zuinig ruimtegebruik. Uitbreiding van lokale bedrijventerreinen zal slechts spaarzaam mogelijk zijn. Op de bestaande bedrijventerreinen zal door middel van revitalisering en uitbreiding zoveel mogelijk hoogwaardige bedrijvigheid worden toegevoegd, in het bijzonder geldt dit voor de terreinen langs de geplande buitenring.

Uit het POL blijkt dat de regio een planningsopgave heeft voor het segment “Modern gemengd” van 45 ha netto en dat rekening moet worden gehouden met een strategische reserve van 30 ha netto.

Voor heel Zuid-Limburg is er verder nog een planningsopgave voor het segment “Gemengd plus”. Het Hendrik-terrein is hiervoor als zoekgebied (25 ha bruto) aangewezen. In de POL- aanvulling Bedrijventerreinen Zuid-Limburg (2003) is de ligging van het te realiseren bedrijventerrein nader aangegeven in combinatie met de ontwikkeling van ecologische verbindingszones. Het bedrijventerrein Hendrik heeft een bruto taakstelling van 50 ha en is bedoeld voor de segmenten: ƒ Gemengd plus (25 ha). ƒ Transport en distributie (25 ha).

Het terrein is bedoeld voor zowel de planningsopgave als de strategische reserve en kan gefaseerd worden ontwikkeld in afstemming met het afgraaftempo van het terrein en de realisatie van de Buitenring Parkstad Limburg.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 53 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 4.2 Bedrijventerreinen, retail en kantoren (POL 2001)

Wonen Als gevolg van de eerder geschetste demografische ontwikkelingen worden er grote veranderingen verwacht op de woningmarkt. Deze demografische trendbreuk leidt tot een afname van de groei van de Limburgse woningbehoefte. In bepaalde segmenten van de woningmarkt treden reeds overschotten op. Aan de andere kant vraagt de herhuisvesting van een aantal bijzondere doelgroepen juist om extra woningaanbod. Het gaat dan onder meer om bewoners van grote zorginstellingen die deze instellingen verruilen voor kleinschalige woonzorgvoorzieningen, die zijn geïntegreerd in de wijk.

Voor wonen geldt dat het eenzijdige woningenbestand zal worden verbeterd door in te zetten op kwalitatief hoogwaardige nieuwe woningen op inbreidings-, uitbreidings- en herstructureringslocaties.

Recreëren Er bestaat een duidelijke koppeling tussen de aspecten natuur en recreatie. De aanleg van natuur en bos met een duidelijke recreatieve functie, vlakbij de grotere steden zal worden gestimuleerd. Binnen twee kilometer buiten de bebouwde kom kan dan in de natuur worden gefietst en gewandeld. De Provincie Limburg zal subsidies verstrekken voor de aanleg en ontwikkeling van natuur bij de vijf grootste stedelijke gebieden (waaronder Parkstad Limburg), bij grote verblijfsrecreatiecomplexen en bij grote industriële gebieden.

Vernieuwing op recreatief gebied blijft gewenst. De noodzaak hiertoe ligt onder andere in de veranderende demografische ontwikkelingen (vergrijzing) en de toenemende druk op de omgevingskwaliteit. Die omgevingskwaliteit is een van de peilers van het toerisme. Hierop vooruitlopend heeft de Provincie Limburg zich onder andere tot doel gesteld in 2007 de 2e plaats als vakantieprovincie te verwerven en 25% meer seniorenovernachtingen te behalen.

Voor wat betreft de seniorenvakanties, stijgt het aandeel 50-plussers van 30,8% in 2000 naar 40,2% in 2025 (bron: CBS). Voor de toeristisch-recreatieve sector biedt dit kansen, in de afgelopen 10 jaar is gebleken dat senioren vaker en langer met vakantie gaan en tijdens die vakanties meer besteden. De Provincie Limburg wil het toerisme van senioren dan ook graag stimuleren. Vooral omdat uit het ContinuVakantieOnderzoek (CVO) blijkt dat in

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 54 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Limburg minder senioren op vakantie gaan dan gemiddeld in Nederland. Sinds 2002 is het aandeel van senioren in Limburg wel gestegen en is dichterbij het landelijk gemiddelde gekomen. Als het aandeel senioren zou groeien tot het voor Nederland gemiddelde aandeel (36% in 2004), betekent dit een flinke economische stimulans voor de toeristische sector in Limburg.

Een andere zichtbare tendens in de toeristische sector is de afname van het aantal hotels. In Limburg daalde het aantal hotels van 441 naar 400, maar het aantal hotelkamers steeg van 8.900 naar 9.686. Het aantal kamers in hotels met geen, één of twee sterren nam bijvoorbeeld af met 28%; het aantal hotelkamers in het 3, 4 en 5-sterrensegment nam met 44% toe. Hiermee wordt ingespeeld op nieuwe doelgroepen met andere kwaliteitseisen. De groei van het aantal kamers in het hoger geclassificeerde segment heeft een veel grotere economische betekenis dan het verlies van omzet in het lager geclassificeerde segment.

Een zelfde tendens is waar te nemen op het gebied van kamperen. Naast toegenomen eisen aan bijvoorbeeld brandveiligheid vragen de consumenten om meer ruimte. Dit betekent dat campings in veel gevallen of moeten uitbreiden of het aantal standplaatsen moeten terugbrengen. In Limburg nam het aantal toeristische kampeerplaatsen met 9% af, en verdwenen er bijna 1500 standplaatsen. Het aantal campings is echter gelijk gebleven,

In de kadernota ‘Nieuwe impulsen voor toerisme’ is het toeristisch beleid van de Provincie Limburg voor de komende jaren opgenomen. Het beleid richt zich op drie actielijnen: ƒ Versterking van het toeristisch imago van Limburg. ƒ Versterking van de vernieuwingskracht van de sector. ƒ Vercommercialisering van de toeristische infrastructuur.

Kansrijke mogelijkheden zitten in projecten en ontwikkelingen die zich kenmerken door de thema’s: lifestyle, gezondheid, gezond blijven en gezond leven. Hier kan gedacht worden aan: ƒ Nieuwe productmarktcombinaties van hotel- en verpleegarrangementen voor mensen/ouderen die een operatie moeten ondergaan en een herstelprogramma moeten volgen. ƒ Stimuleren, bundelen en vermarkten van het aanbod van hoogwaardig kwalitatieve culinaire activiteiten ƒ Het inrichten van cultureel erfgoed als een luxe woonlocatie voor ouderen, inclusief de organisatie van programma’s om gezond te leven en gezond te blijven. ƒ Het interactief en het letterlijk én figuurlijk sprekend maken van de omgeving (routes, erfgoed, bijzondere landschappen) via slimme informatievoorziening, interactieve games en andere vormen van entertainment. ƒ Het bieden van preventie-arrangementen in een toeristische omgeving (trainingen en cursussen gericht op gedragsverandering) voor mensen die anders of gezonder willen gaan leven. Hierbij zal sprake zijn van samenwerking tussen zorgverzekeraars, ziekenhuizen, cursusinstellingen, spa's en thermale baden, logiesverstrekkers aangevuld met het totale Limburgse aanbod van toeristisch-recreatieve activiteiten.

De Provincie Limburg heeft zich verder tot doel gesteld samen met de toeristische sector de komende jaren visies op te stellen, waarin bovenstaande beleidsdoelstellingen meer concrete invulling moeten krijgen. Het uitgangspunt is dat de Provincie Limburg faciliteert onder

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 55 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

andere op het gebied van organisatie en expertise en niet alleen functioneert als een subsidieloket. De ondernemer zelf blijft verantwoordelijk voor zijn financiële plaatje.

4.5 OMGEVING

4.5.1 NATUUR

In de huidige situatie bestaat er een tekort aan bos- en natuurgebied in de regio. Het aanwezige bos- en natuurgebied is bovendien te klein en te versnipperd. Het beleid zet sterk in op de bescherming en ontwikkeling van biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen via milieubescherming, natuurbehoud, uitbreiding van het natuurareaal en herstel en realisatie van natuurlijke (water)systemen. Recreatief medegebruik en extensieve landbouw blijft hier mogelijk. In het Meerjarenprogramma Ontsnippering is de doelstelling opgenomen om de knelpunten in de ecologische hoofdstructuur door infrastructuur (versnippering) in 2018 te hebben opgelost.

Met name in de buurt van de grote agglomeraties is sterke behoefte aan meer 'mensgerichte natuur'. De Provincie Limburg zal hiervoor naar mogelijkheden zoeken (onder andere door middel van het oprichten van fondsen gericht op voorfinanciering van nieuw bos) en de benutting ervan zoveel mogelijk stimuleren. Door deze aanpak neemt de omvang van het bos stapsgewijs toe.

De Provincie Limburg werkt er hard aan om tegen 2020 ongeveer 15.000 ha nieuwe natuur en bos te realiseren. Projecten in de regio Parkstad Limburg bestaan uit het 'Rimburg- Wormdal' in Landgraaf, met circa 17 ha bos, het Imstenraderbos en het te ontwikkelen natuurpark 'Terworm' in de gemeente Heerlen.

Met een herziening op onderdelen van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is een duidelijk onderscheid aangebracht in de rijks Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Provinciale Ontwikkelingszone Groene waarden (POG). Daarmee verdwijnt de aanduiding PES (Provinciale Ecologische Structuur) uit het POL. Door verschil te maken in beschermingsniveaus vergroot de Provincie met name in de POG de mogelijkheid van maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Provincie Limburg wil, naast de inspanningen om EHS-doelstellingen te realiseren, actiever inzetten op de realisatie van de POG, onder meer door programmering in gebiedsprogramma’s en jaarplannen in het kader van het gebiedsgericht plattelandsbeleid.

Grote natuurontwikkelingsprojecten in het studiegebied bevinden zich langs de grens met Duitsland waar een robuuste grensoverschrijdende ecologische structuur wordt ontwikkeld en in de omgeving van Heerlen/Landgraaf waar gewerkt wordt aan de ontwikkeling van mensgerichte natuur en grote boslocaties.

Tot slot zijn in het studiegebied rond Horbach meerdere compensatiegebieden aangewezen, die onderdeel uitmaken van de compensatieplicht als gevolg van de aanleg van het grensoverschrijdend bedrijventerrein Avantis.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 56 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

4.5.2 BODEM

Het bodemsanering- en beschermingsbeleid zal steeds meer tastbare resultaten opleveren waardoor het aantal gevallen van bodemverontreiniging afneemt en veel slechte plekken gesaneerd zullen zijn.

Uiterlijk in 2022 moeten bodem en grondwater overal in Limburg minimaal voldoen aan de basiskwaliteit. In dat geval is voor wat betreft bodemverontreiniging sprake van een beheersbare situatie.

Verder zal in 2010 de gemiddelde zure depositie op bos- en natuurgebieden binnen de EHS terug moeten zijn gedrongen tot 2.550 mol zuur per ha per jaar, waarvan maximaal 1.800 mol door depositie van stikstof veroorzaakt mag zijn. De ammoniakemissie in Kton NH3/jaar is met 42% teruggebracht ten opzichte van 1998 (van 13,1 in 1998 naar 7,1 Kton in 2010 in Limburg).

4.5.3 WATER

Het beleid steekt hier in op het herstel van veerkrachtige watersystemen en de realisatie van robuuste ecologische verbindingen. Verder wordt veel aandacht besteed aan de betekenis van beken als drager van het landschap. Beken (o.a. de Geleenbeek en de Rode Beek) zijn de belangrijkste vormers van het reliëf in Parkstad Limburg en dus medebepalend voor het stedelijke parklandschap. Verder is het beleid gericht op het wegnemen van overkluizingen, het langer vasthouden van water en het bieden van kansen voor meandering. Dit moet tevens de landschappelijke kwaliteit bevorderen. De doelstellingen uit het POL 2001 zijn uitgewerkt in de Stroomgebiedsvisie Geleenbeek - Rode Beek - Worm en het Regionaal Waterplan Parkstad Limburg.

Binnen de PES3 wordt bij de uitvoering prioriteit gegeven aan beken met een specifiek ecologische functie (SEF). De inrichting van deze beken moet, overeenkomstig de realisatietermijn van de PES, in 2018 zijn afgerond. Uitgangspunt bij het bereiken van het gewenste ecologische kwaliteitsniveau van de SEF-wateren zijn de inrichtings- en beheersmaatregelen behorende bij het streefbeeld in het kader van de Regionale watersysteemverkenningen (RWSV) en de provinciale Stimuleringsplannen Bos, Natuur en Landschap.

Als gevolg van aangescherpt milieubeleid zullen de emissies van zware metalen, fosfaat en bestrijdingsmiddelen dalen, waardoor vooral de kwaliteit van het oppervlaktewater vooruit zal gaan. Reeds in 2006 zal de kwaliteit van het oppervlaktewater en het sediment moeten voldoen aan de basiskwaliteit.

3 Inmiddels is de term PES niet langer in gebruik. Zie voor informatie ook bij het aspect Natuur (paragraaf 4.5.1).

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 57 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N Afbeelding 4.3 Blauwe waarden (POL 2001)

Het concept achter het beleid ten aanzien van de “Blauwe waarden” is het herstel van veerkrachtige watersystemen (de blauwe waarden). Herstel van de veerkracht betekent dat de aan het watersysteem gebonden functies meer in evenwicht zijn met het variërende aanbod en de wisselende kwaliteit van water. Hiervoor is het noodzakelijk meer ruimte te scheppen voor natuurlijke, bij beek en rivier horende processen. Gedacht moet worden aan meandering en inundatie, wat vertraging van de waterafvoer en berging van wateroverschotten mogelijk maakt. Verder vergroot het idee van meer ruimte voor natuurlijke processen en een daarop afgestemd beheer, de kans dat de rijkdom aan karakteristieke landschappelijke ingrediënten terugkomt en de biodiversiteit toeneemt. Deze opwaardering van landschaps- en natuurwaarden biedt nieuwe perspectieven voor recreatief medegebruik. Via maatwerk kunnen deze maatregelen in het landelijk gebied bovendien goed samen gaan met de bestrijding van erosie, modderoverlast en verdroging.

4.5.4 LANDSCHAP, CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE

Landschap en Cultuurhistorie Vanuit het rijksbeleid (o.m. VINEX, Vijfde nota ruimtelijke ordening, Structuurschema groene ruimte) wordt bijzondere waarde toegekend aan de visueel-landschappelijke verschijningsvormen. Ook in Limburg is het beleid erop gericht de visueel-landschappelijke verscheidenheid en schoonheid van het Limburgse landschap te handhaven en uit te bouwen. De hoofdlijnen van de landschapsstructuren moeten duidelijk zichtbaar blijven. De nadruk hierbij ligt op de bescherming van de (afwisseling van) open (weidse) en kleinschalige (besloten) gebieden met een bebouwingsvrij (-arm) karakter.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 58 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 4.4 Visueel Landschap (POL 2001)

Verder geldt de herkenbaarheid van de cultuurhistorische identiteit van Limburg als uitgangspunt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk en stedelijk gebied.

De ruimtelijke variatie in bebouwd/onbebouwd terrein blijft gehandhaafd. Dus geen verdere bebouwing in de bebouwingsarme gebieden zoals recente ontginningsgronden rond grote bos- en natuurgebieden die grotendeels overlappen met hydrologische bufferzones, beekdalen en ecologische ontwikkelings- en verbindingszones.

Verder worden voor de regio kenmerkende elementen zoals oorspronkelijke bebouwingskernen, mijnkoloniën en mijnsporen zoveel mogelijk beschermd en benut. Bovendien zullen de aanwezige kleinschalige (cultuur)historische voorzieningen in de regio beter worden benut en ontsloten.

Aardkunde Behoud en zichtbaarheid van de aardkundige waarden vormen een uitgangspunt bij alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Alle in Limburg gelegen geologisch en aardwetenschappelijk waardevolle objecten (zogenoemde gea-objecten) worden veiliggesteld. Bestaande groeves en ontsluitingen blijven waar mogelijk open om daarmee inzicht te kunnen geven in de opbouw van de ondergrond.

Archeologie Het aspect archeologie is nauwelijks gevoelig voor autonome ontwikkeling. Dit wordt primair veroorzaakt door het gegeven dat tussen nu en het referentiepunt geen nieuwe archeologie ontstaat. Daarnaast is het zo dat, in tegenstelling tot natuurwaarden, archeologische resten zich niet verplaatsen of herstellen. Het bodemarchief is statisch en eenmalig. Door een verandering van de beleidskaders en voortschrijdend inzicht kunnen de onderzoeksthema’s wel veranderen, waardoor mogelijk in de toekomst belangstelling ontstaat voor zones die nu minder gewaardeerd worden. Dit is, samen met de mogelijke toekomstige ontwikkeling in onderzoekstechnieken, één van de hoofdredenen waarom het landelijk archeologiebeleid ten aanzien van belangrijke vindplaatsen gericht is op behoud op de betreffende vindplaats (in situ).

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 59 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 60 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 5 Probleemanalyse

Dit hoofdstuk bevat de probleemanalyse. Uitgaande van een aantal in Parkstad Limburg en Nordraum Aachen optredende problemen zijn probleemstellingen geformuleerd. Deze probleemstellingen zijn vervolgens als doelstellingen geformuleerd. Het project zal aan deze doelstellingen worden getoetst.

5.1 ALGEMEEN

In 2001 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) vastgesteld. In dit POL 2001 richt de Provincie Limburg haar beleid voor de stadsregio Parkstad Limburg op vier hoofdopgaven. Eén daarvan is de verbetering van de bereikbaarheid door middel van een buitenring. Deze ringweg moet zorgen voor een goede aansluiting van het (polycentrisch) stedelijk gebied op het regionaal verbindend wegennet en kan tevens een verdeelfunctie voor het gebied zelf hebben.

Ten noorden van Aachen is de aanleg van de B258n gepland. In het Bundesverkehrswegeplan 2003 van het Bundesministerium für Verkehr, Bau und Stadtentwicklung wordt de B258n aangeduid als nieuwe verbinding tussen Aachen en Parkstad-Limburg. Deze verbinding moet de bestaande routes tussen Aachen, Herzogenrath en Parkstad Limburg ontlasten en de leefbaarheid in de kernen in Nordraum Aachen verbeteren.

5.2 PROBLEEMANALYSE

In deze paragraaf wordt de probleemanalyse beschreven. Per onderwerp (economie, recreatie, verkeer en leefbaarheid) wordt eerst het probleem geschetst om vervolgens een probleemstelling te formuleren.

Economie Parkstad Limburg is op zichzelf bezien, maar zeker in combinatie met Aachen, een stedelijke regio met veel bedrijvigheid. De economische functies worden in Parkstad Limburg de komende jaren verder versterkt, en wel door middel van drie speerpunten (POL 2001): ƒ ontwikkeling van kwaliteitslocaties voor stuwende, hoogwaardige en/of grootschalige kantoren op de Kantorenboulevard in Heerlen als onderdeel van het project Heerlen/Centrum Noord; ƒ kleinschalige en hoogwaardige werkgelegenheid (inclusief kantoorachtige bedrijven) - met name in de sector ICT - op de bedrijvenparken Coriopolis en Avantis; ƒ versterking van de kennisinfrastructuur en de kennistransfer, mede in relatie met Aachen.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 61 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Ook dient op bestaande bedrijventerreinen zoveel mogelijk hoogwaardige bedrijvigheid te worden toegevoegd door revitalisering en uitbreiding.

In het POL 2001 is als planningsopgave voor Parkstad Limburg tot 2010 opgenomen: ƒ 45 ha bedrijventerrein behorend tot het segment “modern gemengd”; ƒ 30 ha strategische reserve.

Dit areaal is nodig bovenop de 145 ha die in 2001 nog beschikbaar waren op bestaande bedrijventerreinen of reeds in harde plannen zijn vastgelegd. In bestaande plannen was in feite al voorzien in 30 van de 75 ha extra te plannen bedrijventerreinen (door de locaties Emma-terrein in Brunssum en Locht-Zuid in Kerkrade). Voor de resterende capaciteit zijn tal van locaties mogelijk. De meeste van deze locaties zijn gelegen aan de oostzijde van Parkstad Limburg.

In de huidige situatie zijn de bedrijventerreinen, in het bijzonder aan de oostkant van het gebied, niet optimaal ontsloten. De verbinding tussen de rijksweg A76 en de oostzijde van Parkstad Limburg geschiedt via lokale infrastructuur. Deze infrastructuur is niet op deze ontsluitende taak voorzien. Dit heeft tot gevolg dat de in het oosten gelegen (of nog te realiseren) bedrijventerreinen niet de optimale ruimtelijke omstandigheden (zullen) hebben die voor een maximale economische ontwikkeling wordt voorgestaan. Dit is des te meer het geval bij een verdere versterking van economische functies in het gebied.

PROBLEEMSTELLING 1. Vanwege het ontbreken van goede ontsluitende infrastructuur wordt naar verwachting de potentiële groei van de regio beperkt.

Recreatie De recreatieve sector is een belangrijke pijler voor Parkstad Limburg. Parkstad Limburg heeft dan ook enkele zeer aantrekkelijke kwaliteiten te bieden. Rondom Brunssum en Schinveld zijn de aantrekkelijke gebieden Brunsummerheide en Schinveldse Bossen gelegen, maar ook de vele stedelijk-culturele vormen van recreatie bieden volop mogelijkheden. Voorbeelden zijn: ƒ Snowworld; ƒ Megaland Landgraaf; ƒ Industrion; ƒ Mondo Verde; ƒ Gaiapark.

Ook voor vestiging van grootschalige toeristische en recreatieve voorzieningen biedt Parkstad Limburg mogelijkheden, waarmee de druk op het aangrenzende Heuvelland beperkt kan worden.

Om enerzijds de bovengenoemde recreatieve bedrijven te kunnen laten floreren en anderzijds de nieuwe huisvesting van recreatieve bedrijven te kunnen stimuleren is een goede ontsluitende infrastructuur nodig, die er op dit moment niet is.

PROBLEEMSTELLING 2. Vanwege het ontbreken van goede ontsluitende infrastructuur worden de kansen op het gebied van recreatie onvoldoende benut.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 62 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Verkeer

Bovenregionale ontsluiting Parkstad Limburg vormt met ongeveer 250.000 inwoners de grootste stadsregio van Limburg. Voor het goed functioneren van dit gebied is een goede ontsluiting op minimaal regionaal niveau vereist, bij voorkeur in de vorm van een ringwegstructuur die het gebied omsluit (zie afbeelding 5.1). Op deze ringweg kunnen centrale overstap- en overslagpunten aangesloten worden, zoals het openbaar vervoer. Zeker het oostelijk deel van Parkstad Limburg is op dit moment niet goed ontsloten. Dit vormt een belemmering voor potentiële economische ontwikkelingen in dit gebied.

De ontsluiting in Parkstad Limburg en Nordraum Aachen is in afbeelding 5.1 schematisch weergegeven. Afbeelding 5.1 Schematische ontsluiting Parkstad Limburg en Aachen

Met de zwarte pijlen zijn de belangrijke verbindingen in het gebied Parkstad/Aachen aangegeven. In de huidige situatie zorgt de A4/A76 voor een deel van de ontsluiting. Deze autosnelweg richt zich met name op de verbinding Aachen – Parkstad – Maastricht – overig Nederland.

PROBLEEMSTELLING 3. De bovenregionale ontsluiting (richting Duitsland en Nederland) van Parkstad Limburg en Nordraum Aachen is onvoldoende.

Regionaal verbindend wegennet In het POL 2001 (en het ontwerp POL 2006) is het belang geschetst van een goed regionaal verbindend wegennet, dat de steden en regionale verzorgingskernen binnen en buiten Limburg verbindt. Dit netwerk past in een samenhangend stelsel van infrastructuurnetwerken op verschillende schaalniveaus. De belangrijkste functie van het

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 63 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

regionaal verbindend wegennet is het faciliteren van verkeersstromen vanuit kernen (woon- en werklocaties) naar het autosnelwegennet en tussen kernen onderling. Mobiliteit is vooral een organisatievraagstuk. Om verkeersstromen adequaat te kunnen sturen en beheersen is het van belang dat het regionaal verbindend wegennet zoveel mogelijk gesloten is en bestaat uit logische doorgaande (en directe) verbindingen. Dit netwerk dient ook kwalitatief op niveau te zijn om de pieken in de verkeersbehoefte zo goed mogelijk te faciliteren (voor wat betreft capaciteit en betrouwbaarheid).

In het Provinciaal Mobiliteits Plan 1996-1999 (PMP) is al aangegeven dat het regionaal verbindend wegennet in en rond het stedelijk gebied van Oostelijk Zuid-Limburg nog verre van compleet is. Op tal van punten is sprake van een slechte of matige verkeersafwikkeling. Een goede maat hiervoor geeft de I/C-verhouding.

In afbeelding 5.2 zijn de I/C-waarden voor het regionale wegennet aangegeven. Het gaat daarbij om de avondspitsperiode tussen 16.00 en 18.00 uur. Hiervoor is gebruik gemaakt van het verkeersmodel Regio Parkstad Limburg 2004. Afbeelding 5.2 I/C-waarden avondspits in Brunssum Legenda : 2004 van het regionale wegennet Parkstad Limburg : i/c >0,7 & <0,9 [Bron: verkeersmodel Regio : i/c > 0,9 Parkstad Limburg] Hoensbroek Landgraaf

Heerlen

Kerkrade

Herzogenrath

Richterich

Aachen

Uit de afbeelding blijkt dat vooral de volgende wegen congestiegevoelig zijn: ƒ A76 ten noorden van Parkstad Limburg; ƒ Aansluitingen met de N281, met als belangrijkste knelpunt de aansluiting op de N300 ter hoogte van Spekholzerheide; ƒ N298 ter hoogte van Brunssum.

In het Duitse deel van het studiegebied doen zich geen structurele congestieproblemen voor. Mogelijk zijn er wel lokale knelpunten die met het gehanteerde verkeersmodel niet in beeld kunnen worden gebracht.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 64 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

In de autonome ontwikkeling neemt het verkeer toe. In afbeelding 5.3 is een overzicht van de knelpunten weergegeven: Afbeelding 5.3 I/C-waarden avondspits in 2025 van het regionale wegennet Parkstad Limburg.

Nota Bene: In de Autonome Ontwikkeling wordt de Binnenring Parkstad Limburg gerealiseerd. Deze verbinding is in de bovenstaande afbeelding met een onderbroken lijn weergegeven. De Binnenring Parkstad Limburg ligt vanaf Hoensbroek rond Heerlen en sluit ter hoogte van Kissel op de N281 aan. In de Autonome Ontwikkeling treden op de nog te realiseren Binnenring reeds congestieproblemen op.

Op een groot aantal locaties bedragen de I/C verhoudingen meer dan 0,9: ƒ A76 tot aansluiting N281; ƒ N299 in Brunssum nabij Rembrandtstraat; ƒ Knooppunt A76/A79 voor verkeer vanuit Duitsland richting Maastricht; ƒ Looierstraat in Heerlen; ƒ N581 Terhoevenderweg nabij kruising met N581 Beersdalweg; ƒ De nog te realiseren Binnenring Parkstad Limburg nabij Kissel; ƒ Euregioweg nabij N281 Keulseweg; ƒ Kruising N281 Keulseweg met de N300 Beitel/Hamstraat; ƒ L232 Roermonderstrasse in Kohlscheid.

Op de volgende locaties ligt de I/C verhouding tussen de 0,7 en 0,9: ƒ A76 tussen A79 en N281; ƒ A4 (Duitsland) tussen de grens en Richterich; ƒ Kruising N298 Patersweg/Hoofdstraat in Hoensbroek;

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 65 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

ƒ Kruising N298 Akerstraat-Noord/Emmastraat in Brunssum; ƒ N581 Terhoevenderweg tussen Hoensbroek/Brunssum en Heerlen; ƒ Heerenweg nabij Heerlerheide; ƒ Kruising Heerenweg met Beersdalweg bij Palemig; ƒ Dentchenbagweg tussen knooppunt Hopel en de Tunnelweg; ƒ L232 Roermonderstrasse in Kohlscheid.

Binnen Parkstad Limburg en Nordraum Aachen ontstaan, zoals hierboven beschreven, een groot aantal knelpunten op de autosnelwegen en met name het lokale wegennet.

PROBLEEMSTELLING: 4. Binnen Parkstad Limburg en Nordraum Aachen is de regionale ontsluiting onvoldoende.

Verkeersstructuur De huidige en toekomstige verkeersstructuur in Parkstad Limburg en tussen Parkstad Limburg en Aachen voldoet op een aantal punten niet aan de gestelde eisen. Zeker wanneer men er rekening mee houdt dat het gaat om een groot stedelijk gebied met ruim 250.000 inwoners. Ten aanzien van de verkeersstructuur zijn de volgende problemen gesignaleerd (zie voor een beschrijving van de verkeersstructuur paragraaf 3.1): ƒ Het regionaal verbindend wegennet is niet compleet: de schakel tussen de N300 en de Dentgenbachweg ontbreekt; ƒ Het ontsluitend wegennet is in Hoensbroek, Brunssum , Kerkrade en Nordraum Aachen momenteel voornamelijk gesitueerd in de bebouwde kom en heeft daar een sterke interactie met langzaam verkeer; ƒ Er ontbreekt een doorgaande verbinding tussen Aachen en de zuidoostzijde van Parkstad Limburg; ƒ Er is een diversiteit aan verschijningsvormen (aantal rijstroken per richting), kruispuntvormen en snelheidsregimes. Reden hiervoor is dat de wegen in beheer zijn bij verschillende wegbeheerders. ƒ De ruimtelijke structuur van de verbinding tussen knooppunt Hopel en de Keulseweg (N281) is kwalitatief onvoldoende. Alleen via het gemeentelijk wegennet kan de N281 en de A76 vanaf knooppunt Hopel bereikt worden.

Deze problemen leiden ertoe dat de verkeersstructuur in Parkstad Limburg en Nordraum Aachen op weggebruikers overkomt als een onsamenhangend en inconsistent geheel. Dit maakt het tot een relatief onoverzichtelijke wegenstructuur voor de weggebruikers waarbinnen het moeilijk is om de juiste oriëntatie te vinden. Verder leiden de problemen met betrekking tot het ontbreken van schakels in het regionaal verbindend wegennet tot verdringing van verkeer naar het onderliggende wegennet.

De hiervoor genoemde onvolkomenheden in de verkeerstructuur dragen bij aan een verslechterde bereikbaarheid van Parkstad Limburg. Ten opzichte van de huidige verkeerstructuur zou een duidelijke, meer gestructureerde afwikkeling van het regionale verkeer in Parkstad Limburg bijdragen aan een verbetering hiervan.

PROBLEEMSTELLING 5. De lokale verkeerstructuur is incompleet en in verschijningsvorm te divers.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 66 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Leefbaarheid Zoals in hoofdstuk 3 over de referentiesituatie en in de bovenstaande onderwerpen uit de probleemanalyse al is aangegeven, liggen de N298, N299, N300 en de L232 grotendeels in stedelijk gebied. Aan weerszijden van de weg staan de woningen dicht op de weg. Het ontsluitende karakter van de wegen zorgt voor veel verkeer en daarmee voor veel hinder in de kernen van Parkstad Limburg en Nordraum Aachen. Deze hinder uit zich met name in: ƒ Geluidsoverlast; ƒ Stankoverlast; ƒ Verkeersonveiligheid; ƒ Barrièrewerking.

Uit representatief burgeronderzoek in 2003, 2004 en 2005, uitgevoerd door Parkstad Limburg, blijkt dat bijna 30% van de inwoners van Parkstad hinder ondervindt van verkeerslawaai en ruim 15% van stankoverlast veroorzaakt door verkeer.

In de Tracé/MER Parkstad Limburg fase 1 zijn de locaties aangeduid waar deze problemen concreet zijn: ƒ Patersweg Heerlen (stadsdeel Hoensbroek); ƒ Akerstraat-Noord Heerlen (stadsdeel Hoensbroek); ƒ J. Bernhardlaan Heerlen (stadsdeel Hoensbroek); ƒ Maastrichterlaan Brunssum; ƒ K. Doormanstraat-Bodemplein Brunssum. ƒ Kampstraat Landgraaf; ƒ Op de Heugden Landgraaf; ƒ Hompertsweg Landgraaf; ƒ Kaalheidersteenweg Kerkrade; ƒ Drievogelstraat Kerkrade.

In de Tracénota-MER-UVS BPL Zuid en B258n en de Tracénota/MER BPL Noord zullen door middel van geluid- en luchtberekeningen de bestaande en toekomstige leefbaarheidsproblemen in Parkstad Limburg en Nordraum Aachen in beeld worden gebracht.

In hoofdstuk 3 is beschreven dat zich in het studiegebied een aantal verkeersonveilige locaties bevindt. Blackspots bevinden zich op de N281 bij Heerlen. Ook op andere locaties binnen Parkstad Limburg en Nordraum Aachen komen onveilige situaties voor. De betrokken overheden werken samen om de verkeersveiligheid in Parkstad Limburg te verbeteren.

PROBLEEMSTELLING 6. De huidige infrastructuur zorgt in Parkstad Limburg en Nordraum Aachen op het gebied van geluid, lucht en barrièrewerking voor een verslechterde leefbaarheid. De wijken en dorpen in Parkstad Limburg en Nordraum ondervinden sterke hinder van het doorgaande verkeer. 7. In de huidige situatie komt een aantal verkeersonveilige locaties en black-spots voor. De verkeersveiligheid op het wegennet in Parkstad Limburg en Nordraum Aachen is onvoldoende.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 67 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Omgeving Zoals beschreven in de huidige situatie bevindt zich in het studiegebied een aantal barrières die de kwalitatieve ontwikkeling van Parkstad Limburg en Nordraum Aachen beperken. Een voorbeeld is de mijnsteendeponie Hendrik nabij Brunssum. Deze deponie beperkt de natuurlijke ontwikkeling van bijvoorbeeld de Rode Beek. Door de eerder in deze probleemanalyse genoemde problemen aan te pakken kan secundair ook de omgevingskwaliteit verder verbeterd worden.

PROBLEEMSTELLING 8. Barrières in de omgeving van Parkstad Limburg en Nordraum Aachen beperken de ontwikkeling van omgeving.

5.3 DOELSTELLING

De in de vorige paragraaf benoemde probleemstellingen laten zich vertalen tot de volgende doelstelling van dit project:

“Verbetering van de economische positie van Parkstad Limburg en Aachen door de realisatie van een volledige ringweg rondom Parkstad Limburg in combinatie met een goede ontsluiting tussen Aachen en Parkstad Limburg. De leefbaarheid in de kernen van Parkstad Limburg en Nordraum Aachen wordt op deze manier verbeterd en verkeer kan ongehinderd en vlot zijn bestemming bereiken.”

Om in de Tracénota/MER-UVS deze doelstelling te kunnen toetsen zijn de volgende deeldoelstellingen geformuleerd. Het voorkeursalternatief voor de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n zal uiteindelijk aan deze deeldoelstellingen moeten voldoen:

1. Het completeren van het regionaal verbindend wegennet in Gerelateerd aan Parkstad Limburg en Nordraum Aachen ten behoeve van de probleemstelling: doorstroming . 1, 2, 3, 4, 5

2. Het verbeteren van de weginfrastructuur ten behoeve van het Gerelateerd aan openbaar vervoer, met name het regionaal verbindend OV. probleemstelling: 1, 2, 3, 4, 5 3. Het verbeteren van de ontsluiting van de regio Parkstad Gerelateerd aan Limburg en Nordraum Aachen. probleemstelling: 4, 5 4. Het vergroten van de perspectieven voor realisatie van nieuwe Gerelateerd aan en bestaande bedrijventerreinen. probleemstelling: 1

5. Het verbeteren van het imago van Parkstad Limburg als Gerelateerd aan vestigingslocatie voor bedrijven door een verbetering van de probleemstelling: ringstructuur. 1, 2

6. Het verbeteren van de bovenregionale (inter)nationale Gerelateerd aan verbinding met Nederland (via Buitenring en A76), met België probleemstelling: (via Buitenring, A76 en A79) en Duitsland (via 3 Buitenring/B258n en A76/A4).

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 68 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

7. Het verbeteren van de regionale verbinding met de stadsregio Gerelateerd aan Sittard-Geleen (via Buitenring en N276), met Aachen (via probleemstelling: Buitenring en B258n) en met Midden-Limburg (via buitenring 4 en N274).

8. Het beperken van het doorgaande verkeer in woongebieden Gerelateerd aan via wegen die daar niet op toegerust zijn, ten behoeve van de probleemstelling: leefbaarheid. 6

9. Het verbeteren van de verkeersveiligheid door bundeling van Gerelateerd aan het doorgaand verkeer op een adequaat ingericht regionaal probleemstelling: verbindend wegennet met een beperkt aantal aansluitingen. 7

10. Het verbeteren van de omgevingskwaliteit van Parkstad Gerelateerd aan Limburg en Nordraum Aachen door onderzoek naar en probleemstelling: opheffen van nu aanwezige barrieres in het gebied. 8

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 69 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 70 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 6 Alternatieven

Dit hoofdstuk gaat in op de alternatieven die in de Tracénota/MER-UVS nader worden onderzocht. Eerst wordt aangegeven hoe de alternatieven zijn ontwikkeld (paragraaf 6.1) en welke randvoorwaarden en uitgangspunten zijn gehanteerd (paragraaf 6.2). In paragraaf 6.3 is voor de verschillende wegvakken aangegeven welke alternatieven van toepassing zijn. Een totaal overzicht van de alternatieven is weergegeven op de kaart Overzicht Alternatieven (bijlage 5). Een toelichting op deze kaart is opgenomen in paragraaf 6.3.5. In het MER wordt tevens een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) opgenomen en worden de effecten afgezet tegen de Referentiesituatie. Dit zijn de wettelijk voorgeschreven alternatieven (zie paragraaf 6.3.5).

6.1 ALTERNATIEFONTWIKKELING

Conflictanalyse Ten behoeve van de ontwikkeling van alternatieven voor de Buitenring Parkstad Limburg/B258n heeft een conflictanalyse plaats gevonden. Doel van deze analyse was het in kaart brengen van die objecten/elementen die een belemmering vormen voor de tracé- inpassing van de Buitenring Limburg en B258n. Voor de conflictanalyse is de Duitse MUVS (2001) systematiek gevolgd.

Deze analyse heeft geresulteerd in een kaart, waarop conflictrijke en –arme zones zijn aangegeven. Met behulp van deze zones en uitgangspunten en randvoorwaarden vanuit ontwerp, zijn reële tracéalternatieven en varianten ontwikkeld.

De volgende stappen zijn hierbij onderscheiden: 1. Bepalen en beschrijven relevante (milieu)waarden binnen het studiegebied. 2. Waarderen (milieu)waarden. 3. Opstellen diverse themakaarten. 4. Opstellen Conflictzonekaart.

Onderstaand volgt een toelichting op deze stappen.

Stap 1: Bepalen en beschrijven relevante (milieu)waarden binnen het studiegebied In hoofdstuk 3 zijn de relevante (milieu)waarden in Nederland en Duitsland beschreven. De inventarisatie van de (milieu)waarden is gebaseerd op diverse deelonderzoeken die in het kader van deze studie zijn uitgevoerd. Verder is gebruik gemaakt van beleidsdocumenten van de Nederlandse en Duitse overheden.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 71 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Stap 2: Waarderen milieuwaarden Binnen de milieuthema’s zijn er meer en minder waardevolle gebieden te onderscheiden. In deze tweede stap van de conflictanalyse zijn de (milieu)waarden in vier klassen ingedeeld: ƒ Zeer hoog. ƒ Hoog. ƒ Middel. ƒ Laag / gering.

Bij het bepalen van de waarde van gebieden is onder andere gekeken naar de huidige, toekomstige en potentiële functie en de mate van uniciteit, verplaatsbaarheid, vervangbaarheid en mogelijkheden tot compensatie. De wijze waarop de waardering heeft plaatsgevonden wordt in de volgende paragrafen nader toegelicht.

Stap 3: opstellen diverse themakaarten Met de informatie uit stap 1 en 2 is een 7-tal themakaarten gemaakt: ƒ Landgebruik. ƒ Natuur. ƒ Bodem. ƒ Water. ƒ Lucht & Klimaat. ƒ Landschap. ƒ Mens & Cultuur.

Stap 4: Opstellen Conflictzonekaart Voor deze stap zijn alle gebieden met de waardering “zeer hoog” en “hoog” op een verzamelkaart opgenomen: de Conflictzonekaart. Deze gebieden zijn voor het Nederlandse deel respectievelijk het Duitse deel gedefinieerd als de “conflictgebieden” en de gebieden met “raumwiderstand”. Deze gebieden en objecten zijn aan het eind van iedere themaparagraaf in een aparte tabel verwoord.

Op het moment dat gebieden c.q. objecten vanuit een bepaald thema met elkaar overlappen, dan krijgt het de waardering overeenkomstig de hoogste waarde. Stel er is overlap vanuit natuur en recreatie en het natuurobject heeft de waardering “zeer hoog” en het recreatieobject de waardering “hoog”, dan krijgt het overlappend deel de waardering “zeer hoog”.

Indien er sprake is van overlappende gebieden / objecten met de waardering “hoog”, dan wordt gekeken vanuit hoeveel thema’s er sprake is van een overlap. Hier kan vervolgens een kleurcodering aan worden toegekend.

Onderstaande figuur geeft een vereenvoudigd voorbeeld van de gevolgde analyse. In dit voorbeeld is: ƒ Object A gewaardeerd als “zeer hoog”. ƒ Object B gewaardeerd als “hoog” (vanuit 3 thema’s). ƒ Object C gewaardeerd als “hoog” (vanuit 2 thema’s).

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 72 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Object A overlapt hier met object B en C. Het overlappende deel krijgt de waardering “zeer hoog”. Object B overlapt met object C. Het overlappende deel krijgt de waardering “hoog” maar wel vanuit 5 thema’s gezien. Dit wordt grafisch onderscheiden middels de toe te kennen kleurcoderingen.

Afbeelding 4.1 Zeer hoog hoog Voorbeeld kleurtoekenning Conflictzonekaart

B

A

C

Overzicht alternatieven Een alternatief is een mogelijke, in de Tracénota/MER-UVS te onderzoeken, oplossing voor de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n. Voor de ontwikkeling van de alternatieven zijn de uitgangpunten uit het project start up document ‘Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg (juni 2004, maart 2005)’ en de conflictzonekaart als uitgangspunt genomen. De alternatieven zijn weergegeven op de Kaart Overzicht Alternatieven (zie bijlage 5). De tracés zijn gebaseerd op 2-dimensionale informatie uit de Conflictzonekaart. Dit wil niet zeggen dat het weergegeven tracé van een alternatief het enige mogelijke tracé is. Het tracé wordt voor de Tracénota/MER-UVS verder geoptimaliseerd aan de hand van de 3e dimensie (de hoogteligging van de omgeving) en kan daarbij nog verschuiven.

Varianten Er is sprake van varianten als het tracé op een locatie op twee of meer duidelijk verschillende wijzen ingepast kan worden. Dit komt met name naar voren in de hoogteligging. Een voorbeeld hiervan is een ongelijkvloerse kruising van de Buitenring of B258n met een bestaande weg. Hierbij is het mogelijk de Buitenring of B258n over de bestaande weg te voeren, of de bestaande weg juist over de Buitenring of B258n te leiden. Uit de Tracénota/MER-UVS moet blijken op welke locaties het de moeite waard is om meerdere varianten te onderzoeken.

6.2 RANDVOORWAARDEN EN UITGANGSPUNTEN

Nederland De Buitenring Parkstad Limburg begint aan de noordzijde nabij de aansluiting Nuth op de A76. De aansluiting zelf valt buiten de scope van de Buitenring Parkstad Limburg en daarmee ook buiten de Tracénota/MER-UVS. Het plangebied waarbinnen de alternatieven ontwikkeld zijn, begint bij de kruising van de N298 met Kathagen (Naanhofsweg) en eindigt aan de zuidzijde bij de aansluiting op de N281. Voor de laatstgenoemde aansluiting zijn twee mogelijkheden: bij de huidige aansluiting van de N300 op de N281 of bij het verkeersplein Avantis. Een uitzondering aan de zuidzijde is het alternatief waarbij de

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 73 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Buitenring via de Tunnelweg in Kerkrade loopt. Bij dit alternatief eindigt de Buitenring bij de aansluiting op de Euregioweg.

Bij de ontwikkeling van de alternatieven wordt ernaar gestreefd de Buitenring zoveel mogelijk in conflictarme corridors te leggen. Daar waar dit niet mogelijk is, wordt getracht om (nieuwe) doorsnijdingen zo veel mogelijk te voorkomen.

Bij de ontwikkeling van de alternatieven wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande wegen.

De Provincie Limburg hanteert voor de inrichting van de Buitenring het principe ‘sober en doelmatig’: een volledig voor het gebruik geschikte weg, inclusief belijning, bebording, verkeersregeling, verlichting en beplanting, maar zonder bijvoorbeeld geavanceerde verkeerssignalerings- en verkeersgeleidingssystemen. ‘Duurzaam veilig’ en ‘duurzaam bouwen’ worden als richtinggevende principes toegepast. ‘Duurzaam veilig’ staat - voor wat betreft het ontwerp van de weg - voor het aanpassen van de weg en de omgeving aan de menselijke vermogens. Het doel hiervan is het verhogen van de verkeersveiligheid. Duurzaam bouwen staat voor een bouwwijze en materiaalgebruik die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Het doel van duurzaam bouwen is het beperken van de belasting van bouwactiviteiten voor mens en milieu.

De Beleidsnota ‘Regionaal Verbindend WegenNet’ (RVWN) vult het POL aan door afstemming tussen functie, vormgeving, inrichting en gebruik vanuit verkeersbeheersing verder te definiëren. Uniformering van wegen behorend tot het regionaal verbindend wegennet – zoals de Buitenring - vormt hierin het uitgangspunt. Volstrekte uniformering is echter niet mogelijk en ook niet noodzakelijk. Om die reden zijn in de beleidsnota verschillende ‘verkeerscompartimenten’ benoemd. Verkeerscompartimenten zijn wegvakken, die in relatie tot de wegomgeving gelijke kenmerken hebben, waarbinnen vormgeving, inrichting en gebruik op elkaar zijn afgestemd en waarbinnen uniformering zou kunnen worden toegepast. Voor de Buitenring Parkstad Limburg is dit alleen voor de verkeerscompartimenten A3 en B3 van toepassing (zie afbeelding 6.4): ƒ compartiment A3 bestaat uit een weg met 2 rijbanen met ieder 2 rijstroken, zonder vluchtstrook. Beide rijbanen zijn van elkaar gescheiden. Op de weg sluiten geen uitritten of erfontsluitingen aan. Kruisingen met andere wegen zijn ongelijkvloers, door middel van een verkeersplein of door middel van een door verkeerslichten geregeld kruispunt. Op deze weg wordt prioriteit gegeven aan de doorstroming. Om de doorstroming zoveel mogelijk te bevorderen moet de afstand tussen aansluitingen bij voorkeur niet kleiner zijn dan 2 kilometer. De weg is gesloten voor langzaam verkeer. Waar nodig worden parallelwegen of fietspaden aangelegd. Dit compartiment ligt binnen de bebouwde kom. Derhalve moet een maximaal snelheidsregime van 50 km/u aangehouden worden. ƒ compartiment B3 bestaat uit een weg met 2 rijbanen met ieder 2 rijstroken, zonder vluchtstrook. Beide rijbanen zijn van elkaar gescheiden. Op de weg sluiten geen uitritten of erfontsluitingen aan. Kruisingen met andere wegen zijn ongelijkvloers, door middel van een verkeersplein of door middel van een door verkeerslichten geregeld kruispunt. Op deze weg wordt prioriteit gegeven aan de doorstroming. Om de doorstroming zoveel mogelijk te bevorderen moet de afstand tussen aansluitingen bij voorkeur niet kleiner zijn dan 1 á 2 kilometer. De weg is gesloten voor langzaam verkeer. Waar nodig worden

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 74 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

parallelwegen of fietspaden aangelegd. Voor dit compartiment geldt een maximale snelheid van 100 km/u.

Afbeelding 6.4 Compartimenten Buitenring

De richtlijnen voor de kwaliteit van de compartimenten die voor de Buitenring Parkstad Limburg gebruikt gaan worden, wijken iets af van de richtlijnen uit de Beleidsnota RVWN. Bij toepassing van de beleidsnota is namelijk een aantal praktische problemen naar voren gekomen. Aan de hand hiervan zijn de richtlijnen beperkt aangepast en gedetailleerd.

Duitsland Het Landesbetrieb Straßenbau Nordrhein – Westfalen, Niederlassung Aachen (Straßen NRW Aachen) ontwikkelt de B258n. Deze weg zal worden gesitueerd ten noorden van Aachen en zal de de regionale wegverbinding tussen de aansluiting Aachen – Richterich op de L232 en de aansluiting op de Buitenring Parkstad Limburg ter hoogte van de Duits – Nederlandse grens in Kerkrade gaan vormen. Hiervoor heeft Straßen NRW Aachen een plangebied gedefinieerd, waarbinnen de wegverbinding ontwikkeld zal worden.

Bij de ontwikkeling van de alternatieven voor de B258n in Duitsland is het slechts beperkt mogelijk gebruik te maken van de bestaande wegen. Ondanks dit gegeven wordt ernaar gestreefd om (nieuwe) doorsnijdingen van het landelijke gebied te beperken en aan te sluiten bij de structuren die in het landschap reeds aanwezig zijn. Straßen NRW Aachen hanteert voor de inrichting van de B258n de ontwerprichtlijnen van de RAS (Richtlinien für die Anlage von Straßen). De B258n wordt conform de RAS aangeduid als categorie A II. Dit is een wegverbinding tussen gemeenten, buiten de bebouwde kom, zonder aanliggende bebouwing. Voor dit type wegverbinding wordt dwarsprofiel RQ 10,5 toegepast: een weg met één rijbaan en twee rijstroken, zonder vluchtstrook (zie afbeelding 6.5). Kruisingen met andere wegen zijn in principe ongelijkvloers. In principe worden de aansluitingen uitgevoerd met een ongeregeld kruispunt, maar de verkeersintensiteiten kunnen het noodzakelijk maken dat een kruispunt met een verkeersregelinstallatie (verkeerslichten) wordt uitgevoerd. Op deze weg wordt prioriteit gegeven aan de doorstroming. De weg is gesloten voor langzaam verkeer. Waar nodig worden parallelwegen of fietspaden aangelegd. Er geldt een maximale snelheid van 100 km/u.

Afbeelding 6.5 Dwarsprofiel B258n RQ10,5

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 75 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

* Als er relatief veel vrachtverkeer op de weg aanwezig is (meer dan 900 vrachtwagens per dag), worden beide zijden 0,25m breder gemaakt. Dit is echter bij de B258n niet het geval.

6.3 OVERZICHT TE ONDERZOEKEN ALTERNATIEVEN

In deze paragraaf zijn de in het MER te onderzoeken alternatieven beschreven. Per alternatief is een schematische kaart opgenomen. Hierop is indicatief het tracé van het betreffende alternatief in groen weergeven. Voor meer detail wordt verwezen naar bijlage 2 en de kaart Overzicht Alternatieven (bijlage 5).

6.3.1 DEELGEBIED BUITENRING PARKSTAD LIMBURG NOORD

Alternatief 1.1 Alternatief 1.1 ligt vanaf de aansluiting Nuth op de A76 over het tracé van de bestaande N298 tot aan de Pastoor Kuilenweg. Vanaf hier loopt het tracé tussen Amstenrade en Brunssum naar de N274 ten noorden van Brunssum. Het tracé loopt om Brunssum heen naar de N299. De N299 wordt gevolgd tot aan de Torenstraat. Vanaf hier gaat het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Noord over in het deelgebied van het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Zuid.

Afbeelding 6.6 Alternatief 1.1

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 76 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatief 1.2 Alternatief 1.2 ligt vanaf de aansluiting Nuth op de A76 aan de noordzijde van de sportvelden en begraafplaats tot aan de Pastoor Kuilenweg. Vanaf hier loopt het tracé tussen Amstenrade en Brunssum naar de N274 ten noorden van Brunssum. Het tracé loopt om Brunssum heen naar de N299. De N299 wordt gevolgd tot aan de Torenstraat. Vanaf hier gaat het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Noord over in het deelgebied van het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Zuid.

Afbeelding 6.7 Alternatief 1.2

Alternatief 1.3 Alternatief 1.3 ligt vanaf de aansluiting Nuth op de A76 over het tracé van de bestaande N298 tot aan de Pastoor Kuilenweg. Vanaf hier loopt het tracé tussen Amstenrade en Brunssum naar de N276 ten noordwesten van Brunssum. De N276 wordt gevolgd tot aan de Emmaweg/Karel Doormanstraat, waarna het tracé om de zuidzijde van Brunssum naar de N299 loopt. De Buitenring volgt de N299 tot aan de Torenstraat. Vanaf hier gaat het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Noord over in het deelgebied van het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Zuid.

Afbeelding 6.8 Alternatief 1.3

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 77 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatief 1.4 Alternatief 1.4 ligt vanaf de aansluiting Nuth op de A76 aan de noordzijde van de sportvelden en begraafplaats tot aan de Pastoor Kuilenweg. Vanaf hier loopt het tracé tussen Amstenrade en Brunssum naar de N276 ten noordwesten van Brunssum. De N276 wordt gevolgd tot aan de Emmaweg/Karel Doormanstraat, waarna het tracé om de zuidzijde van Brunssum naar de N299 loopt. De Buitenring volgt de N299 tot aan de Torenstraat. Vanaf hier gaat het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Noord over in het deelgebied van het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Zuid.

Afbeelding 6.9 Alternatief 1.4

Alternatief 1.5 Alternatief 1.5 ligt vanaf de aansluiting Nuth op de A76 over het tracé van de bestaande N298 tot aan de Pastoor Kuilenweg. Vanaf hier loopt het tracé tussen Amstenrade en Brunssum naar de N276 ten noordwesten van Brunssum. De N276 wordt gevolgd tot aan de Emmaweg/Karel Doormanstraat, waarna het tracé in een tunnel onder het Bodemplein door Brunssum naar de N299 loopt en deze weg volgt tot aan de Torenstraat. Vanaf hier gaat het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Noord over in het deelgebied van het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Zuid. Afbeelding 6.10 Alternatief 1.5

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 78 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatief 1.6 Alternatief 1.6 ligt vanaf de aansluiting Nuth op de A76 aan de noordzijde van de sportvelden en begraafplaats tot aan de Pastoor Kuilenweg. Vanaf hier loopt het tracé tussen Amstenrade en Brunssum naar de N276 ten noordwesten van Brunssum. De N276 wordt gevolgd tot aan de Emmaweg/Karel Doormanstraat, waarna het tracé in een tunnel onder het Bodemplein door Brunssum naar de N299 loopt en deze weg volgt tot aan de Torenstraat. Vanaf hier gaat het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Noord over in het deelgebied van het tracé van het deelgebied Buitenring Parkstad Limburg Zuid.

Afbeelding 6.11 Alternatief 1.6

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 79 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

6.3.2 DEELGEBIED BUITENRING PARKSTAD LIMBURG ZUID

Alternatief 2.1 Alternatief 2.1 ligt vanaf de N299 bij de Torenstraat via het tracé van de Dentgenbachweg naar de Kaalheidersteenweg/Kerkradersteenweg. Hier wordt het tracé doorgetrokken richting de N300. Vanaf de aansluiting met de N300 wordt deze weg gevolgd tot aan de bestaande aansluiting op de N281.

Afbeelding 6.12 Alternatief 2.1

Alternatief 2.2 Alternatief 2.2 ligt vanaf de N299 bij de Torenstraat via het tracé van de Dentgenbachweg naar de Kaalheidersteenweg/Kerkradersteenweg. Hier wordt het tracé doorgetrokken richting N300. Vanaf de aansluiting met de N300 wordt deze weg gevolgd tot nabij de kruising met de Locht-Horbacherstraat, om vervolgens via het verkeersplein Avantis aan te sluiten op de N281.

Afbeelding 6.13 Alternatief 2.2

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 80 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatief 2.3 Alternatief 2.3 ligt vanaf de N299 bij de Torenstraat via het tracé van de Dentgenbachweg naar de Tunnelweg. Het tracé ligt vervolgens tot aan de Strijthagenweg in een tunnel onder de Tunnelweg en vervolgt op maaiveld tot aan de Euregioweg.

Afbeelding 6.14 Alternatief 2.3

Alternatief 2.4 Alternatief 2.4 ligt vanaf de N299 bij de Torenstraat via het tracé van de Roderlandbaan door richting Nieuwstraat. Vanaf de Roderlandbaan tot aan de Domaniale Mijnstraat ligt de weg in een tunnel of tunnelbak. Het tracé vervolgt over de Hamstraat (N300) tot aan de bestaande aansluiting op de N281 ten zuiden van Kerkrade.

Afbeelding 6.15 Alternatief 2.4

Alternatief 2.5 Alternatief 2.5 ligt vanaf de N299 bij de Torenstraat via het tracé van de Roderlandbaan door richting Nieuwstraat. Vanaf de Roderlandbaan tot aan de Domaniale Mijnstraat ligt de weg in een tunnel of tunnelbak. Het tracé vervolgt over de Hamstraat (N300) tot nabij de kruising met de Locht-Horbacherstraat, om vervolgens via het verkeersplein Avantis aan te sluiten op de N281.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 81 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Afbeelding 6.16 Alternatief 2.5

6.3.3 DEELGEBIED NORDRAUM AACHEN

In deze paragraaf wordt ingegaan op de alternatieven voor het deelgebied Nordraum Aachen. De alternatieven in Duitsland moeten op een logische wijze aansluiten op de alternatieven in Nederland. In de Tracénota/MER-UVS zullen de meest logische combinaties van alternatieven (onder andere vanuit verkeerstechnisch oogpunt) worden aangegeven en nader onderzocht.

Alternatief 3.1 Alternatief 3.1 ligt vanaf de L232 in het zuiden geheel langs de westzijde van Horbach langs het bedrijventerrein Avantis. De aansluiting aan de noordzijde vindt plaats via het verkeersplein Avantis. Afbeelding 6.17 Alternatief 3.1

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 82 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatief 3.2 Alternatief 3.2 ligt vanaf de L232 in het zuiden geheel langs de westzijde van Horbach richting de N300 in Nederland. Alternatief 3.2 sluit aan op de N300 (Hamstraat) ter hoogte van de Gracht. Afbeelding 6.18 Alternatief 3.2

Alternatief 3.3 Alternatief 3.3 ligt vanaf de L232 in het zuiden langs de westzijde van de kern van Horbach richting de N300 in Nederland. Deels loopt het tracé over de bestaande Horbachterstrasse. Alternatief 3.3 sluit aan op de N300 (Hamstraat) ter hoogte van de Gracht.

Afbeelding 6.19 Alternatief 3.3

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 83 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatief 3.4 Alternatief 3.4 ligt vanaf de L232 in het zuiden langs de westzijde van de kern van Horbach richting de N300 in Nederland. Alternatief 3.4 sluit aan op de N300 op de locatie waar de Buitenring conform de alternatieven 2.1 en 2.2 aansluit op de N300. Afbeelding 6.20 Alternatief 3.4

Alternatief 3.5 Alternatief 3.5 ligt vanaf de L232 in het zuiden langs de oostzijde van Horbach richting de N300 in Nederland. Alternatief 3.5 sluit aan op de N300 op de locatie waar de Buitenring conform de alternatieven 2.1 en 2.2 aansluit op de N300. Afbeelding 6.21 Alternatief 3.5

6.3.4 VERKEERSKUNDIGE AFHANKELIJKHEID ALTERNATIEVEN

Vanuit een eerste verkeerskundige doorrekening met het verkeersmodel blijkt dat tussen de noordelijke en zuidelijke alternatieven sprake is van enige verkeerskundige afhankelijkheid. Dit is in beeld gebracht door voor de verschillende alternatieven rond Brunssum en Kerkrade te kijken naar de hoeveelheid verkeer op een locatie in het noordelijke tracé (N299: Nieuwenhagenerweg) en een locatie in het zuidelijke tracé (N299: zuidoostzijde Landgraaf).

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 84 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatieven rond Brunssum De verschillende alternatieven rondom Brunssum (zuid, midden en noord) hebben het volgende effect op de etmaalintensiteiten. Hierbij is in het zuidelijke tracé uitgegaan van een doortrekking van de Dentgenbachweg. Tabel 6.1 Etmaalintensiteiten N299 bij Alternatief Intensiteit N299: Nieuwen- Intensiteit N299: zuidoostzijde hagenerweg (mvt/etm*) Landgraaf (mvt/etm*) verschillende alternatieven Brunssum Noord (alt. 1.1 en 1.2) 35.680 34.830 rond Brunssum Brunssum Zuid (alt. 1.3 en 1.4) 30.470 31.570 Brunssum Midden (alt. 1.5 en 1.6) 20.140 27.290 * motorvoertuigen per etmaal

Dit effect wordt veroorzaakt doordat bij de alternatieven ten noorden van Brunssum er een noord-zuid route ontstaat (N274- N299) die meer verkeer aantrekt. Op de N274 ligt de intensiteit bijna 10.000 mvt/etmaal hoger dan bij de andere alternatieven rond Brunssum.

Alternatieven rond Kerkrade De verschillende alternatieven rond Kerkrade (doortrekking Dentgenbachweg, Roderlandbaan en Tunnelweg) hebben het volgende effect op de etmaalintensiteiten. Hierbij is in het noordelijke tracé uitgegaan van een zuidelijke omleiding bij Brunssum. Tabel 6.2 Etmaalintensiteiten N299 bij Alternatief Intensiteit N299: Nieuwen- Intensiteit N299: zuidoostzijde hagenerweg (mvt/etm) Landgraaf (mvt/etm) verschillende alternatieven Dentgenbachweg (alt. 2.1 en 2.2) 30.470 31.570 rond Kerkrade Tunnelweg (alt. 2.3 en 2.4) 28.400 27.960 Roderlandbaan (alt. 2.5) 28.560 27.540

De effecten van de alternatieven rond Kerkrade zijn veel geringer dan bij de alternatieven rond Brunssum. De conclusie is dat er verkeerskundig gezien sprake is van een afhankelijkheid tussen het noordelijke en zuidelijke tracé, waarbij met name de keuze rondom Brunssum bepalend is.

6.3.5 WETTELIJK VOORGESCHREVEN ALTERNATIEVEN

In de Tracénota/MER BPL Noord en de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n dienen in ieder geval wettelijk bepaalde alternatieven meegenomen te worden. Dit zijn de Referentiesituatie en het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA). In hoofdlijnen zijn deze alternatieven als volgt gedefinieerd:

Referentiesituatie In de Referentiesituatie wordt uitgegaan van de situatie in 2025 na autonome ontwikkelingen, waarbij er geen Buitenring Parkstad Limburg en geen B258n zijn gerealiseerd. In de Referentiesituatie worden de problemen in Parkstad Limburg en tussen Aachen Richterich en de Duits-Nederlandse grens, die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven, niet opgelost. De situatie dient dan ook puur als referentiekader voor de beschrijving van effecten van de overige alternatieven.

Meest Milieuvriendelijk Alternatief In een MER dient ook een meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) te worden gepresenteerd. Dit is een alternatief dat de problemen aanpakt met de minste belasting voor

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 85 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving. In het MMA wordt uitgegaan van de best bestaande mogelijkheden voor milieubescherming en –verbetering. Het MMA zal worden ontwikkeld, nadat in de Tracénota/MER-UVS de effecten van de overige alternatieven in beeld zijn gebracht. Mogelijk worden er twee MMA’s opgesteld, een MMA-mens en een MMA-natuur.

6.3.6 TOELICHTING KAART OVERZICHT ALTERNATIEVEN

Als bijlage op deze Startnotitie is de kaart Overzicht Alternatieven opgenomen met daarop indicatief de hiervoor beschreven alternatieven (bijlage 5). Het MMA kan, zoals hiervoor aangegeven, pas worden ontwikkeld nadat de effecten van alle andere alternatieven beschreven zijn en is daarom niet op de kaart weergegeven. Naast de alternatieven zijn op de kaart een aantal legenda-eenheden opgenomen. In de onderstaande tekst zijn de eenheden toegelicht.

Tracés Het tracé van de alternatieven is indicatief met een rode lijn op de kaart Overzicht Alternatieven weergegeven. Voor de Tracénota/MER – UVS worden de tracés nader uitgewerkt. De tracés zoals aangegeven in deze Startnotitie kunnen daarbij nog verschuiven binnen de corridor. Daar waar een tunnel of tunnelbak is voorzien, is het tracé met een blauwe lijn weergegeven. De exacte locatie van de overgang van tunnel/tunnelbak naar een weg op maaiveld wordt in het ontwerp voor de Tracénota/MER – UVS bepaald.

Corridor Daar waar de corridor uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL, 2001) is vastgelegd, zal het tracé binnen deze corridor blijven (alternatieven 1.1 t/m 1.6, alternatieven 2.1 en 2.2 en delen van de alternatieven 2.3 t/m 2.5).

Zoekgebied Kerkrade Delen van de alternatieven 2.3 t/m 2.5 zijn niet in het POL van 2001 opgenomen. Voor deze alternatieven in Kerkrade is geen corridor vastgesteld, maar is als indicatie een zoekgebied aangegeven. Dit zoekgebied Kerkrade is op de kaart Overzicht Alternatieven weergegeven. Het is niet eerder gebaseerd op een ontwerp van een tracé. Om die reden is het niet uit te sluiten dat een tracé buiten het zoekgebied komt te liggen. Dit geldt in ieder geval voor de verbinding tussen de Roderlandbaan en de Domaniale Mijnstraat-Hamweg (alternatieven 2.4 en 2.5). Vanwege de ontwerpsnelheid van 100 km/u en de bijbehorende boogstraal is het niet mogelijk de bestaande wegenstructuur te volgen en ligt een deel van het tracé buiten het zoekgebied.

Kruisingen en aansluitingen Voor de alternatieven zijn de locatie en het type van de kruisingen en aansluitingen met symbolen weergegeven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gelijkvloerse kruisingen, ongelijkvloerse kruisingen, ongelijkvloerse aansluitingen en verkeerspleinen. Zowel de vorm van de kruispunten en aansluitingen als de exacte locatie worden in de Tracénota/MER – UVS bepaald. De verkeerspleinen wordt uitgevoerd met 2 rijstroken en een ontwerpsnelheid van 50 km/u. De locatie van de kruisingen en de aansluitingen is afhankelijk van het alternatief. Vanzelfsprekend zal een op kaart aangegeven kruising of aansluiting alleen worden gerealiseerd als het bijbehorende alternatief wordt aangelegd.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 86 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 7 Te onderzoeken effecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in het MER uit te voeren effectbeschrijving. In dit hoofdstuk is het beoordelingskader van de effectbeschrijving opgenomen. Per thema (verkeer & vervoer en economie, woon- en leefmilieu en omgeving) zijn de te onderzoeken aspecten en criteria beschreven. Tevens is ingegaan op de wisselwerkingen, die tussen aspecten kunnen optreden.

7.1 ALGEMEEN

De verschillende alternatieven en varianten voor de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n worden in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord vergeleken op hun effecten ten opzichte van de referentiesituatie. In de referentiesituatie wordt uitgegaan van de situatie in 2025, inclusief de autonome ontwikkelingen zoals beschreven in hoofdstuk 4. Bij de effectvergelijking wordt gelet op een aantal thema’s, namelijk: ƒ Verkeer en vervoer; ƒ Economie; ƒ Woon- en leefmilieu (geluid, lucht, klimaat, externe veiligheid, ruimtelijke structuur, wonen, werken en recreëren); ƒ Omgeving (bodem, water, natuur,landschap, cultuurhistorie en archeologie).

De effecten op deze thema’s worden bekeken binnen het plangebied en het studiegebied. Het plangebied is aangegeven in hoofdstuk 2. Het studiegebied omvat in ieder geval het plangebied, maar omdat de uitstraling en reikwijdte van de verschillende (milieu)effecten verschillen, verschilt het studiegebied per (milieu)aspect. Per aspect zal een studiegebied worden vastgesteld. Een motivering van het studiegebied zal per aspect worden gegeven in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B 258n, en de Tracénota/MER BPL Noord. Zowel de positieve als negatieve effecten ten opzichte van de referentiesituatie die verwacht worden tijdens de realisatie- en gebruiksfase zullen worden meegenomen.

7.2 BESCHRIJVEN EFFECTEN PER THEMA

In tabel 6.1 is een overzicht gegeven van de thema’s, aspecten en criteria waarop de alternatieven en varianten van invloed kunnen zijn. In de Tracénota/MER wordt van dit beoordelingskader uitgegaan. Bij de werkwijze wordt per aspect nagegaan in welk land de strengste normering vanuit de wet- en regelgeving van toepassing is. Daar wordt vervolgens in de studie vanuit gegaan, zowel voor Nederland als Duitsland. Dit kan betekenen dat onderzoeken worden uitgevoerd, die niet gebruikelijk zijn in een MER respectievelijk UVS. Zo is het niet gebruikelijk om effecten op verkeer en economie in een UVS mee te nemen en om effecten op klimaat in een MER mee te nemen.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 87 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Tabel 7.1 Thema Aspect Beoordelingscriteria Verkeer & Bereikbaarheid (verkeer) Overzicht beoordelingscriteria ƒ I/C verhoudingen` vervoer en ƒ Directheid Economie ƒ Openbaar Vervoer

Verkeersveiligheid ƒ Verkeersslachtoffers op het hoofdwegennet en onderliggend wegennet ƒ Ontwikkeling ongevallenrisico naar wegtype Verkeersstructuur ƒ Invloed op modal split ƒ Belangrijke routeverschuivingen Bereikbaarheid (economie) ƒ Bereikbaarheid economische centra (regio, internationaal) ƒ Werkgelegenheid (door betere/slechtere bereikbaarheid) Woon- en Geluid ƒ Effect op geluidsgevoelige gebieden leefmilieu ƒ Effect op geluidsgevoelige bestemmingen Lucht ƒ Veranderingen ten aanzien van fijn stof ƒ Veranderingen ten aanzien van NO2 Klimaat ƒ Invloed op klimaat Externe veiligheid ƒ Plaatsgebonden risico ƒ Groepsrisico Ruimtelijke structuur ƒ Barrièrewerking ƒ Versnippering/verkleining areaal ƒ Bereikbaarheid van functies ƒ Bereikbaarheid voor langzaam verkeer Wonen, werken, recreëren ƒ Ruimtebeslag wonen ƒ Ruimtebeslag werken ƒ Ruimtebeslag recreëren Omgeving Bodem ƒ Verstoring van de bodem ƒ Ruimtebeslag op beschermde gebieden ƒ Aantasting bodemkwaliteit Water ƒ Effecten op grondwaterstromen en –standen ƒ Verandering waterhuishouding / ecologische toestand ƒ Effect op de waterkwaliteit ƒ Ruimtebeslag en doorsnijding zuiveringstechnische werken ƒ Ruimtebeslag op oppervlaktewater Natuur ƒ Ruimtebeslag ƒ Versnippering ƒ Verdroging ƒ Verstoring (geluid, licht) Landschap ƒ Aantasting geomorfologie ƒ Effect op landschapsbeleving ƒ Verlies kenmerkende structuren, patronen en elementen ƒ Aantasting samenhang landschapswaarden

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 88 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Thema Aspect Beoordelingscriteria Omgeving Cultuurhistorie en ƒ Ruimtebeslag cultuurhistorische waarden archeologie ƒ Ruimtebeslag gebieden met archeologische (verwachtings)waarde ƒ Visuele verstoring ƒ Doorsnijding van waardevolle gebieden ƒ Verstoring (door geluid) van waardevolle gebieden.

In de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord zal per alternatief en variant worden aangegeven hoe groot de effecten zijn en zullen de verschillen tussen de alternatieven en varianten worden aangegeven. Zowel positieve als negatieve en zowel zowel tijdelijke als permanente effecten zullen worden beschreven.

Ter verduidelijking van tabel 7.1 wordt onderstaand een beschrijving van de te onderzoeken en te verwachten effecten gegeven. Daarbij worden de opvallende verschillen aangegeven tussen wat in het kader van een MER en in het kader van de UVS gebruikelijk is.

7.2.1 EFFECTEN OP VERKEER & VERVOER EN ECONOMIE

Effecten op verkeer en vervoer Realisering van de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n zal resulteren in een verschuiving van de lokale en regionale verkeersstromen in het gebied; bepaalde wegen zullen verkeer aantrekken en andere wegen zullen worden ontlast. Het effect van de verschillende alternatieven en varianten op de verkeersintensiteiten zal in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER-UVS BPL Noord worden weergegeven. Mede op basis van de veranderde intensiteiten kunnen uitspraken worden gedaan over de te verwachten verkeersveiligheid, de bereikbaarheid en de verkeersstructuur in het studiegebied. In het MER dat gekoppeld was aan het POL 2001 waren al verkeersberekeningen opgenomen. Door een aantal ruimtelijke ontwikkelingen na 2001 en wijzigingen in de sociaal-economische gegevens zijn deze berekeningen niet meer up-to-date. Bovendien zijn nu ook verkeersberekeningen nodig voor Duitsland. Recentelijk is een verkeersmodel opgesteld, waar zowel het Nederlandse als Duitse deel van het studiegebied in zitten. Aan de hand van dit model zal de effectbeschrijving plaatsvinden. Ook wordt het prognosejaar waaraan de effecten worden getoetst verschoven van 2010 (MER 1e fase voor POL) naar 2025. In de UVS is het niet gebruikelijk om effecten op verkeer en vervoer mee te nemen, in deze MER/UVS worden ze echter wel meegenomen.

Effecten op economie Met behulp van verkeerscijfers zal de bereikbaarheid van economische centra (bedrijventerreinen e.d.) in het studiegebied worden onderzocht. Naast bestaande economische centra, wordt rekening gehouden met grote economische ontwikkelingen (bijvoorbeeld de aanleg van omvangrijke bedrijventerreinen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de lokale bereikbaarheid van een economisch centrum (micro/mesoniveau) en de algemene bereikbaarheid van het studiegebied (macroniveau), waarbij ook wordt gekeken naar de uitwisseling met internationaal verkeer. Als afgeleide van de bereikbaarheid wordt het effect op de werkgelegenheid kwalitatief beoordeeld.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 89 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

In de UVS is het niet gebruikelijk om effecten op economie mee te nemen.

7.2.2 EFFECTEN OP WOON- EN LEEFMILIEU

Geluid Voor geluidsgevoelige objecten en gebieden zal worden bekeken of de hinder verandert ten opzichte van de referentiesituatie. Het is van belang de geluidhinder met geluidscontouren in beeld te brengen. Hierbij zal ook rekening worden gehouden met cumulatie van het wegverkeerslawaai met andere geluidsbronnen. Aan de hand van de geluidscontouren en de geluidsgevoelige objecten in het studiegebied kan het aantal geluidgehinderden worden bepaald. In de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord zal tevens worden onderzocht welke maatregelen kunnen worden getroffen om de geluidshinder te beperken (geluidsschermen, geluidsarm asfalt e.d.). Belangrijke input voor de geluidsberekeningen zijn de geactualiseerde verkeerscijfers. Omdat de wetgeving op het gebied van geluid voor Nederland (Wet geluidhinder) strenger is dan de wetgeving voor Duitsland (Bundes-Immissionsschutzgesetz en Verkehrslärmschutzverordnung), zal in het geluidsonderzoek worden uitgegaan van de Wet Geluidhinder.

Lucht De wetgeving over luchtkwaliteit is zowel in Nederland als in Duitsland gebaseerd op de Europesche kaderrichtlijn luchtkwaliteit4 en de daarbij behorende 1e EU-dochterrichtlijn5. De wetgeving geeft grenswaarden aan voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide

(SO2), stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of “fijn stof”) en lood (Pb). De

grenswaarden voor de stoffen Benzeen (C6H6) en Koolmonoxide (CO) zijn opgenomen in de 2e EU-dochterrichtlijn6. In Nederland is de wetgeving over luchtkwaliteit vastgelegd in het Besluit luchtkwaliteit 2005, terwijl in Duitsland de Bundes-Immissionsschutzgesetz van toepassing is. In het kader van de richtlijnen moet inzichtelijk worden gemaakt wat de luchtkwaliteit ter plaatse is en wat de effecten van het project op de luchtkwaliteit in het onderzoeksgebied (zullen) zijn. Gelet op de gemeten concentraties van de verschillende stoffen zullen zowel in

Nederland als in Duitsland stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de bepalende stoffen zijn voor wat betreft normoverschrijdingen. In het MER worden alle stoffen uit het Besluit Luchtkwaliteit onderzocht. Voor de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n zullen de

effecten op NO2 en PM10 in beeld worden gebracht, minimaal volgens de geldende Europese Richtlijnen. Tussen de Nederlandse en Duitse wetgeving op het gebied van lucht zijn veel overeenkomsten, maar ook een aantal verschillen. In het kader van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord zal hier nader onderzoek naar worden gedaan. Vervolgens wordt de strengste regelgeving toegepast.

Klimaat In de UVS is het gebruikelijk om de effecten op klimaat weer te geven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in twee criteria: aanvoer van verse lucht (koude luchtcorridors) en ontstaan van koude lucht. Het eerste criterium heeft te maken met het feit dat planten luchtverontreinigende stoffen kunnen uitfilteren, vasthouden en verdunnen. Vanwege hun

4 Richtlijn 96/62/EG, 27-09-1996, PbEG L 296 (EU, 1996) 5 Richtlijn 1999/30/EG, 22-04-1999, PbEG L 163 (EU, 1999) 6 Richtlijn 2000/69/EG, 13-12-2000, PbEG L 313 (EU, 1999)

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 90 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

vermogen om stof en luchtverontreinigende stoffen te binden en de luchtvochtigheid te verhogen, bezitten met name grootschalige bosgebieden een hoge luchtfilterwerking en vormen zij daarmee belangrijke gebieden voor het ontstaan van verse lucht. Gebieden voor het ontstaan van koude lucht zijn van belang voor de temperatuurcompensatie en de luchtverversing.

Externe veiligheid Door aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg en de B258n kan het vervoer van gevaarlijke goederen in de toekomst toenemen. De hieraan gerelateerde risico’s voor de veiligheid van omwonenden en gebruikers van de weg zullen in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord worden onderzocht. In de berekeningen wordt ook rekening gehouden met andere risicobronnen, zoals het spoor, de industrie en dergelijke. In de alternatieven waarbij sprake is van ondertunneling, worden de effecten van de ondertunneling op externe veiligheid meegenomen in de effectbeschouwing. In de UVS is het niet gebruikelijk om effecten op externe veiligheid mee te nemen.

Ruimtelijke structuur De aanleg van een weg of de verbreding van een bestaande weg kan leiden tot barrièrewerking tussen twee gebieden (bijvoorbeeld tussen steden en het buitengebied). Door veranderende verkeersstromen kunnen bepaalde wegen worden ontlast, waardoor de oversteekbaarheid ter plaatse wordt vergroot (ofwel de barrièrewerking wordt verkleind). Deze negatieve en positieve effecten worden meegenomen. Ook kunnen waardevolle gebieden worden versnipperd, waardoor de ruimtelijk structuur wordt aangetast. Door barrièrewerking en versnippering van gebieden kunnen bepaalde functies slechter bereikbaar worden. Ook dergelijke effecten zullen worden meegenomen in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n en de Tracénota/MER BPL Noord.

Wonen, werken en recreëren Infrastructurele maatregelen kunnen leiden tot effecten op woon- en werkgebieden (bestaande en toekomstige). Bij het aspect economie worden de indirecte effecten meegenomen. Bij dit onderdeel wordt ook bekeken of er ruimtebeslag op werkgebieden (bedrijven, kantoren, winkels, landbouwgebieden e.d.) plaatsvindt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar bestaande en toekomstige werkgebieden. Verder worden de effecten als gevolg van ruimtebeslag op recreatie meegenomen.

7.2.3 EFFECTEN OP DE 0MGEVING

Bodem Door grondverzet als gevolg van infrastructurele ingrepen kan de bodem verstoord worden. Zo kunnen de bodemsamenstelling en bodemstructuur worden beïnvloed, eventueel met als gevolg zetting. Dergelijke effecten worden in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord beschreven. Ook wordt nagegaan in hoeverre de kans bestaat dat bodemverontreinigingen worden beïnvloed. Verder is van belang of beschermde bodemgebieden worden aangetast.

Water Door vergravingen kunnen ook grondwaterstanden en grondwaterstromen worden beïnvloed. Dit kan indirect weer gevolgen hebben voor de aanwezigheid van natuurwaarden of voor de gebruiksfunctie van het gebied (landbouw). Veranderingen van

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 91 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

grondwaterstanden en grondwaterstromen worden op een kwalitatieve wijze beschreven in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord. Door de aanleg of uitbreiding van weginfrastructuur vindt soms ruimtebeslag plaats op oppervlaktewateren of waterbergingsgebieden (uiterwaarden en dergelijke). Ook kan de waterhuishouding worden verstoord doordat het verhard oppervlak wordt vergroot. Tenslotte kan de waterkwaliteit negatief worden beïnvloed door verontreinigingen afkomstig van de weg of doordat bestaande verontreinigingen worden beïnvloed.

Natuur De aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg kan op verschillende wijze en in verschillende mate invloed hebben op dieren, planten en de biologische diversiteit. Typen effecten die kunnen worden onderscheiden zijn ruimtebeslag, versnippering, verdroging en verstoring. Dergelijke effecten zullen in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord worden beschreven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen meer en minder beschermde gebieden en soorten. Overkoepelend voor Nederland en Duitsland is de Vogel- en Habitatrichtlijn van toepassing. In Nederland zijn de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden verwerkt in de Natuurbeschermingswet. In Nederland en Duitsland zijn verder gebieden en soorten op vergelijkbare wijze beschermd. Zo kent Nederland bijvoorbeeld ten aanzien van beschermde natuurgebieden de ecologische hoofdstructuur en worden in Duitsland “Naturschutzgebiete” en “Landschaftsschutzgebiete” onderscheiden.

Landschap Voor het aspect landschap wordt nagegaan in hoeverre landschappelijke waarden in en op de bodem worden beïnvloed. Zo kunnen door grondverzet morfologische waarden (bijvoorbeeld het heuvellandschap) worden aangetast en kan de weg zelf leiden tot het verdwijnen van kenmerkende landschapsstructuren. De infrastructuur zelf heeft daarnaast invloed op het landschapsbeeld. Verder kan de weg de samenhang van landschapselementen aantasten indien waardevolle landschappen worden doorsneden.

Cultuurhistorie en archeologie Voor de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord zal worden onderzocht in welke mate de alternatieven, cultuurhistorische patronen en objecten aantasten. Tevens wordt bekeken of gebieden met een hoge archeologische waarde door de alternatieven worden doorkruist. Naar gebruik volgens de UVS wordt tevens de geluidhinder in kenmerkende landschappen of landschappen met een cultuurhistorische waarde in beeld gebracht.

7.3 WISSELWERKINGEN

Naast een beschrijving van de effecten per aspect, zal in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord worden ingegaan op wisselwerkingen tussen aspecten. Onderstaand wordt een aantal wisselwerkingen genoemd: ƒ Lucht & mens: verslechtering van de luchtkwaliteit heeft invloed op woon- en werkgebieden. ƒ Natuur/landschap & recreatie: verandering van het landschapsbeeld (onder andere door verdwijnen van vegetatie) kan invloed hebben op de recreatieve waarde van een gebied. ƒ Bodem/water/lucht/klimaat & dieren en planten: verandering in de abiotische omstandigheden heeft invloed op het voorkomen van dieren en planten in een gebied.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 92 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

ƒ Landschap & natuur: doorsnijding van kenmerkende landschappen kan ook leiden tot verkleining van belangrijke arealen voor planten en dieren. ƒ Bodem & grondwater: veranderingen in de doorlatendheid van de bodem kunnen tot veranderende grondwaterstanden en grondwaterstromen leiden. ƒ Geluid & natuur: veranderingen in de geluidsbelasting zijn relevant voor natuurwaarden, die verstoringsgevoelig zijn. ƒ Natuur/landschap & klimaat: indien gebieden worden aangetast, waar lucht wordt gefilterd (door vegetatie), heeft dat invloed op lucht/klimaat. ƒ Natuur & landschap: verkleining van arealen die belangrijk zijn voor natuur leidt tot verandering van het landschapsbeeld. ƒ Lucht/bodem/water & dieren/planten/mens: schadelijke stoffen in de lucht en de bodem hebben invloed op de voedselketen.

Het is in de UVS gebruikelijk om expliciet in te gaan op bovenstaande wisselwerkingen. In een MER gebeurt dat vaak minder expliciet.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 93 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 94 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

HOOFDSTUK 8 Procedure

In dit hoofdstuk zijn de te doorlopen procedures voor Nederland en Duitsland beschreven. Voor het project Buitenring Parkstad Limburg en B258n worden deze procedures op elkaar afgestemd. Globaal bestaat de gekoppelde procedure uit elf fasen. In afbeelding 8.1 zijn deze fasen weergegeven.

Afbeelding 8.1 Afstemming Nederlandse en Duitse procedures

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 95 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

8.1 NEDERLAND

De Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord worden opgesteld voor het Provinciaal Tracébesluit dat voorziet in de aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg en de vaststelling van het tracé. Het Provinciaal Tracébesluit wordt vastgelegd in een aanvulling op het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL).

Fase 0: Provinciaal Omgevingsplan Limburg In de Tracé/m.e.r.-studie Buitenring Parkstad Limburg fase 1 is nut en noodzaak van de weg rondom het stedelijk gebied van Parkstad Limburg onderzocht. Op basis van deze studie is in het POL een corridor opgenomen waarbinnen het precieze tracé van de Buitenring Parkstad Limburg bepaald wordt. Aanvullend hierop zijn op verzoek van de Gemeente Kerkrade in het ‘Bestuursconvenant Binnen- en Buitenring Parkstad Limburg’ twee alternatieven opgenomen voor de doortrekking van de Dentgenbachweg.

Fase 1: Startnotitie en Richtlijnen Onderhavige Startnotitie is opgesteld door de initiatiefnemers van het project, afdeling Infra-Projecten van de Provincie Limburg en Straßen NRW Aachen. De Startnotitie is de formele start van de m.e.r.-procedure.

Fase 2: Inspraak en advies Deze Startnotitie wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd door het Bevoegd Gezag, in dit geval het College van Gedeputeerde Staten van Limburg. In deze periode van zes weken worden inloopavonden georganiseerd, waarin uitleg wordt gegeven over de inhoud van de Startnotitie. Een ieder (onder andere de wettelijke adviseurs, en Duitse overheidsinstanties en bewoners) kan tijdens de zes weken durende ter visie legging over deze startnotitie zowel mondeling als schriftelijk eventuele zienswijzen naar voren brengen: 1. U kunt uw schriftelijke zienswijze toesturen aan Gedeputeerde Staten van Limburg, ter attentie van de Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht. 2. U kunt een schriftelijke of mondelinge zienswijze geven tijdens voornoemde inloopavonden. 3. U kunt uw zienswijze mondeling naar voren brengen door te bellen naar mr. E. In ’t Ven – Engels, 043-3899999. U wordt verzocht te bellen tussen 13.00 uur en 17.00 uur op de dagen maandag tot en met donderdag. Er kan alleen inspraak worden geleverd op de Buitenring Parkstad Limburg en niet op de B258n. Voor deze weg worden in Duitsland aparte procedures doorlopen op grond van de Duitse wetgeving..

Fase 3: Richtlijnen Op basis van de Startnotitie en de zienswijzen adviseert de Commissie voor de m.e.r. het Bevoegd Gezag over de richtlijnen voor de op te stellen Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord. Vervolgens stelt het Bevoegd Gezag, mede op basis van dit advies en het advies van de wettelijke adviseurs, de richtlijnen vast.

Fase 4: Opstellen Tracénota/MER-UVS Aan de hand van de richtlijnen stellen de initiatiefnemers de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord op. In deze nota’s worden de milieueffecten in beeld gebracht van alle alternatieven en varianten.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 96 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Fase 5: Beoordeling MER Het Bevoegd Gezag zal de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord aanvaarden indien de nota’s voldoende informatie bevatten en voldoen aan de vastgestelde richtlijnen.

Fase 6: Publicatie MER en voorontwerp POL-aanvullingen Op basis van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord maakt het Bevoegd Gezag voor beide tracés (Noord en Zuid) een keuze voor een van de alternatieven (bestuurlijk voorkeursstandpunt). Deze keuzes zullen als concrete beleidsbeslissingen worden opgenomen in twee voorontwerp POL-aanvullingen. Provinciale Staten stellen deze Voorontwerp POL-aanvullingen vast.

Er wordt naar gestreefd de vastgestelde voorontwerp POL-aanvullingen en de aanvaarde Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord gelijktijdig te publiceren.

Fase 7: Inspraak en advies De vastgestelde voorontwerp POL-aanvullingen, de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord worden ter visie gelegd voor een periode van zes weken. In deze periode zal een openbare hoorzitting worden georganiseerd en zullen inloopavonden worden gehouden. Op deze bijeenkomst kan eenieder mondeling opmerkingen maken ten aanzien van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord. Daarnaast kan er in deze periode een inspraakbijeenkomst plaatsvinden waarin bedenkingen tegen de voorontwerp POL-aanvullingen en opmerkingen over het MER mondeling kunnen worden ingebracht.

De wettelijke adviseurs, de betrokken gemeenten en de Provinciale Commissie Omgevingsvraagstukken Limburg (PCOL) krijgen de gelegenheid een advies uit te brengen ten aanzien van de voorontwerp POL-aanvullingen.

Fase 8: Toetsing door Commissie voor de m.e.r. Na beëindiging van de inspraakperiode toetst de Commissie voor de m.e.r., mede op basis van de inspraakreacties, of de inhoud van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord voldoet aan de door haar opgestelde richtlijnen en brengt hierover een zogenaamd toetsingsadvies uit aan het Bevoegd Gezag.

Fase 9: Vaststelling POL-aanvulling Na de inspraak en de toetsing van de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en de B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord, stelt het College van Gedeputeerde Staten – mede aan de hand van het technisch ontwerp – het Ontwerp-POL vast. Dit ontwerp en onder andere het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. worden gedurende zes weken ter visie gelegd. In deze periode is voorzien in informatie- en inspraakavonden. Het tracé van de weg wordt als concrete beleidsbeslissing vastgesteld door Provinciale Staten. Dit betekent dat de voorgenomen ingreep voldoende concreet is, volledig en definitief is afgewogen en ruimtelijk nauwkeurig is aangegeven. Tegen het gedeelte van de POL-aanvulling dat is vastgesteld als concrete beleidsbeslissing kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Fase 10: Doorwerking bestemmingsplannen Nadat de POL-aanvulling is vastgesteld, worden de bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten aangepast. Aangezien in de POL-aanvullingen een concrete beleidsbelissing is

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 97 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

opgenomen, kan deze direct doorvertaald worden naar de bestemmingsplannen. Deze herzieningen van de bestemmingsplannen doorlopen de procedure van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het tracé van de weg zoals opgenomen in de concrete beleidsbeslissing, kan niet meer ter discussie worden gesteld. Wel kunnen bezwaren worden geuit ten aanzien van bijvoorbeeld aanpassingen in de omgeving, zoals het opwaarderen van het onderliggende wegennet.

Fase 11: Evaluatie milieugevolgen Nadat de weg is aangelegd en in gebruik is genomen, vergelijkt het Bevoegd Gezag de werkelijk opgetreden milieueffecten met de effecten die in de Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n, en de Tracénota/MER BPL Noord zijn voorspeld. Als de gevolgen ernstiger zijn dan was aangenomen, kan het Bevoegd Gezag nadere maatregelen voorschrijven.

8.2 DUITSLAND

Autobahnen en Bundesstraßen worden in de Bondsrepubliek Duitsland gerekend tot de categorie van de zogenaamde Fernstraßen. De juridische grondslag voor de nieuwbouw van dit soort wegen wordt vooral gevormd door het Bundesfernstraßengesetz (FStrG), zoals gepubliceerd op 19 april 1994. Voor de uitbouw van dit soort wegen dient daarnaast rekening te worden gehouden met het Fernstraßenausbaugesetz (FStr.AbG), zoals gepubliceerd op 15 november 1993.

Fase 0: Bundesverkehrswegeplan 2003 In het Bundesverkehrswegeplan legt de Duitse Bondsdag om de 5 jaar onder andere de behoefte aan Autobahnen en Bundesstraßen (Bundesfernstraßenbedarfsplan) vast. Voor de nieuwbouw van wegen vormt dit plan de basis. Input voor het Bundesverkehrswegeplan zijn ecologische beoordelingen waarin de effecten op het milieu worden geprognosticeerd.

Fase 1: Untersuchungsrahmen en Raumempfindlichkeitsstudie In het kader van de procedure waarmee het tracé van de nieuwe Fernstraße bepaald wordt (Linienbestimmungsverfahren), dient in het kader van de afweging, conform § 16 FStrG, rekening te worden gehouden met de door het initiatief beïnvloede belangen, met inbegrip van het milieu (Umweltverträglichkeit). De eerste stap in de Umweltverträglichkeitsstudie (UVS) vormt het bepalen van het plangebied. Een voorstel hiervoor wordt door de initiatiefnemer opgesteld in het Untersuchungsrahmen (kader voor het onderzoek). Tijdens de eerste Beteiligungstermin krijgen de Duitse en Nederlandse overheden en milieuorganisaties de gelegenheid te reageren op de stukken en wordt het plangebied vastgesteld. In een Raumempfindlichkeitsstudie worden conflictarme gebieden gedefinieerd waarbinnen het tracé van de nieuwe Fernstraße kan komen te liggen. Deze conflictarme gebieden zijn opgenomen in de onderhavige Startnotitie.

Fase 2: Beteiligungstermin 2 Tijdens de tweede Beteiligungstermin kunnen de Duitse en Nederlandse overheden en milieuorganisaties reageren op de conflictarme corridors die zijn opgenomen in de Startnotitie.

Fase 4: Opstellen UVS Ter toetsing van de effecten van de verschillende alternatieven dient de voor de planning verantwoordelijke Straßenbehörde, in dit geval Straßen NRW Aachen, de UVS in te dienen als onderdeel van de Raumordnungsunterlagen (documenten inzake de ruimtelijke ordening). Daarbij worden de afzonderlijke varianten vergeleken met betrekking tot hun

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 98 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

effecten op de in het Umweltverträglichkeitsprüfungsgesetz (UVPG) bepaalde te beschermen waarden.

Fase 7: Beteiligungstermin 3 Tijdens de derde Beteiligungstermin kunnen de Duitse en Nederlandse overheden en milieuorganisaties reageren op de UVS. Als resultaat van het Raumordnungsverfahren (ROV, procedure inzake de ruimtelijke ordening) beoordeelt de voor het Raumordnungsverfahren verantwoordelijke instantie of de varianten overeenstemmen met de grondslagen en doelstellingen van de Raumordnung en de Landesplanung (deelstaatplanning). Daarbij wordt over het algemeen uitsluitend rekening gehouden met bepaalde voorwaarden ter bescherming van het milieu.

Fase 9: Linienbestimmungsverfahren Na de beoordeling van de alternatieven, neemt de Bundesminister für Verkehr in overleg met de Landesplanungsbehörden een besluit inzake de tracévoering van de Bundesfernstraße (§ 16 FStrG).

Fase 10: Planfeststellungsverfahren Voor de gekozen variant wordt in de fase van de zogenaamde Planfeststellung het zogenaamde Baurecht uitgewerkt. § 17 FStrG regelt op basis van algemene voorschriften uit het Verwaltungsverfahrensgesetz het Planfeststellungsverfahren (PFV). Ter voorkoming, mitigatie en/of compensatie van de met de aanleg van de weg verbonden ingrepen in natuur of landschap, is een Landschaftspflegerischer Begleitplan (LBP, landschapsherstelbegeleidingsplan) conform § 8 Bundesnaturschutzgesetz respectievelijk van de natuurbeschermingswetten van de deelstaten, noodzakelijk. In het LBP worden de inrichtings- en mitigerende maatregelen en de maatregelen ter compensatie van onvermijdelijke ingrepen in natuur en landschap in ruimtelijke zin vastgelegd. Het Planfeststellungsverfahren eindigt met het nemen van het Planfeststellungsbeschluβ. Hiertegen kunnen de belanghebbenden in beroep gaan bij de bestuursrechter.

8.3 PLANNING

De Startnotitie Tracénota/MER-UVS Buitenring Parkstad Limburg en B258n is het begin van de procedure om te komen tot een Provinciaal Tracébesluit voor de Buitenring Parkstad Limburg en een Planfestellungsbeschluβ voor de B258n. In tabel 8.1 is het tijdspad weergegeven voor het vervolg van de procedure.

Tabel 8.1 Datum Activiteit 16 augustus 2006 Ter inzage legging Startnotitie BPL en B258n Planning Procedure 16 augustus – 27 september 2006 Inspraakperiode, inclusief 4 inloopavonden en 2 inspraakavonden Medio september 2006 2e Beteiligungstermin 11 oktober 2006 Inspraaknota 18 oktober 2006 Advies-richtlijnen Commissie m.e.r. 15 november 2006 Vaststelling richtlijnen door GS November 2006 Start opstellen Tracénota/MER BPL Noord en Tracénota/MER-UVS BPL Zuid en B258n

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 99 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 100 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

BIJLAGE 1 Afkortingen en Begrippen

Alternatief Samenhangend pakket van maatregelen dat samen een mogelijke oplossing vormt.

Archeologie Bestudering van de sporen en artefacten van vroegere menselijke gemeenschappen.

Autonome Op zichzelf staande ontwikkelingen, die plaatsvinden zonder dat de voorgenomen ontwikkelingen activiteit wordt uitgevoerd.

Barrièrewerking De mate waarin een weg de relaties tussen beide zijden verstoort.

Bereikbaarheid Mate (tijd, gemak) waarin een gebied fysiek bereikt kan worden, afhankelijk van het gekozen vervoermiddel.

BEVI Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen

Bevoegd Gezag Eén of meer overheidsinstanties die bevoegd zijn om over de activiteit van de initiatiefnemer het besluit te nemen waarvoor de MER wordt opgesteld.

Blackspots Wegaansluitingen waarop in een periode van drie jaren zes of meer letselslachtoffers zijn gevallen.

BLK 2005 Besluit Luchtkwaliteit 2005

BPL Buitenring Parkstad Limburg.

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek.

Compensatie Aanleg van nieuwe natuur ter vervanging van natuurwaarden die onvermijdelijk verloren gaan door de ingreep.

Congestie Opstoppingen in het wegennet (filevorming).

Corridor In het POL opgenomen zone waarbinnen de Buitenring Parkstad Limburg wordt gerealiseerd.

Duurzaam veilig Concept waarbij een zodanige afstemming bestaat tussen mens, voertuig en infrastructuur dat de kans op letsel door een ongeval minimaal is. Het wegennet is daarbij ingedeeld in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Ecologische Netwerk van natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden en verbindingen Hoofdstructuur (EHS) daartussen, waarbinnen flora en fauna zich kunnen handhaven en uitbreiden.

Ecotoop Ecotopen zijn ruimtelijk te begrenzen ecologische eenheden, waarvan de samenstelling en ontwikkeling worden bepaald door abiotische, biotische en antropogene condities ter plaatse.

EMR Euregio Maas-Rijn.

EU Europese Unie.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 101 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Externe Veiligheid De veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. In het externe veiligheidsbeleid staan de bescherming van het individu tegen de kans op overlijden, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groep slachtoffers, als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, centraal.

Geluidsafschermende Maatregelen die getroffen worden aan of tussen een geluidsbron en een geluidsgevoelige maatregelen bestemming met als doel de geluidsbelasting te reduceren.

Geluidscontour Lijn op de kaart die punten met een gelijke geluidsbelasting ten opzichte van de weg (of andere geluidsbron) aangeeft.

GEP Gebietentwicklungsplanung.

GS Gedeputeerde Staten.

I/C-verhouding Verhouding tussen de intensiteit en de capaciteit van het verkeer op een weg.

ICT Informatie- en Communicatie-Technologie.

Inzijging Het intreden van water in de bodem.

Meest Milieuvriendelijk Een alternatief waarbij de best bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu Alternatief zijn toegepast.

MER Milieueffectrapport (het rapport). m.e.r. Milieueffectrapportage (de procedure).

MHAL Samenwerking tussen Maastricht-Heerlen, Hasselt-Genk, Aken en Luik.

Milieu-effectrapport Openbaar document waarin de voorgenomen activiteit en de redelijkerwijs in (MER) beschouwing te nemen alternatieven en de te verwachten gevolgen op het milieu in hun onderlinge samenhang worden beschreven op een systematische en zo objectief mogelijk wijze. Het wordt opgesteld ten behoeve van een of meer besluiten die over de betreffende activiteit genomen moeten worden.

Mitigatie Maatregelen die de verwachte effecten van een ingreep opheffen of doen verminderen.

MMA Meest Milieuvriendelijke Alternatief.

Mobiliteit Het in staat zijn of gesteld worden tot het maken van verplaatsingen.

NO2 Stikstofdioxide.

NRM Nieuw Regionaal Model.

PES Provinciale Ecologische Structuur.

Plangebied Gebied waarbinnen de verschillende alternatieven en varianten voor de BPL en de B258n liggen.

PM10 Fijn stof.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 102 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

PMP Provinciaal Mobiliteitsplan.

POG Provinciale Ontwikkelingszone Groene waarden.

POL Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

PR Plaatsgebonden Risico.

PVVP Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan.

RAS Richtlinien für die Anlage von Straβen.

Referentiesituatie De situatie zoals die zou zijn als er niets extra’s aan de infrastructuur gedaan zou worden en alleen het huidige beleid zou worden uitgevoerd.

Richtlijnen Voor het project geldende, inhoudelijke eisen waaraan het MER moet voldoen. Deze hebben onder andere betrekking op de te beschrijven alternatieven en (milieu)effecten; ze worden opgesteld door het Bevoegd Gezag.

RVWN Regionaal Verbindend Wegennet.

RWSV Regionale Watersysteemverkenningen.

Scope Bereik.

SEF Specifiek Ecologische Functie.

Studiegebied Gebied waar relevante effecten op kunnen treden veroorzaakt door de ingreep.

Tracé Traject van een weg of spoorbaan.

UVP Umweltverträglichkeitsprüfungsgesetz.

UVS Umweltverträglichkeitsstudie.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 103 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 104 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

BIJLAGE 2 Overzicht alternatieven

De alternatieven zijn weergegeven op de kaart Overzicht Alternatieven (bijlage 5). In onderstaande tabellen zijn voor elk alternatief de hoofdmaatregelen genoemd en de bijbehorende aansluitingen op de omliggende wegen.

BUITENRING PARKSTAD LIMBURG NOORD

Alternatief 1.1 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Kathagen tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden Pastoorskuilenweg wordt de N298 fietspad/parallelweg uitgebouwd tot een weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Schuureikenweg rijstroken volgens compartiment B3

Vanaf de Pastoorskuilenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Hommerterweg N276 wordt een nieuwe weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Akerstraat-Noord rijstroken aangelegd op maaiveld volgens - Ongelijkvloerse kruising Brunsummerweg compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N276

Vanaf de N276 tot aan de N274 wordt een - Ongelijkvloerse kruising Europalaan nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd - Ongelijkvloerse kruising Merkelbeekerstraat op maaiveld volgens compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N274

Vanaf de N274 tot aan de N299 wordt een - Ongelijkvloerse kruising Hoogenboschweg nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd - Ongelijkvloerse aansluiting Kranenpool op maaiveld volgens compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein Rimburgerweg

Vanaf de Rimburgerweg tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad Torenstraat wordt de N299 uitgebouwd tot tot Reeweg via bestaande Toeristenweg een weg met 2x2 rijstroken volgens - Vanaf Hoogstraat tot Torenstraat compartiment B3. Op die gedeelten waar handhaving huidige weg de N299 reeds 2x2 rijstroken heeft, wordt - Ongelijkvloerse aansluiting Reeweg de weg gehandhaafd - Ongelijkvloerse aansluiting Hoogstraat - Ongelijkvloerse kruising Rötscherweg - Ongelijkvloerse kruising Haanweg - Ongelijkvloerse aansluiting Gravenweg - Ongelijkvloerse kruising Torenstraat/spoorbaan

Alternatief 1.2 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Kathagen tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden Pastoorskuilenweg wordt een nieuwe weg fietspad/parallelweg ten noorden van de sportvelden en de - Ongelijkvloerse aansluiting Schuureikenweg begraafplaats aangelegd met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3

Vanaf de Pastoorskuilenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Hommerterweg N276 wordt een nieuwe weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Akerstraat-Noord rijstroken aangelegd op maaiveld volgens - Ongelijkvloerse kruising Brunsummerweg compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N276

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 105 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de N276 tot aan de N274 wordt een - Ongelijkvloerse kruising Europalaan nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd - Ongelijkvloerse kruising Merkelbeekerstraat op maaiveld volgens compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N274

Vanaf de N274 tot aan de N299 wordt een - Ongelijkvloerse kruising Hoogenboschweg nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd - Ongelijkvloerse aansluiting Kranenpool op maaiveld volgens compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein Rimburgerweg

Vanaf de Rimburgerweg tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad Torenstraat wordt de N299 uitgebouwd tot tot Reeweg via bestaande Toeristenweg een weg met 2x2 rijstroken volgens - Vanaf Hoogstraat tot Torenstraat compartiment B3. Op die gedeelten waar handhaving huidige weg de N299 reeds 2x2 rijstroken heeft, wordt - Ongelijkvloerse aansluiting Reeweg de weg gehandhaafd - Ongelijkvloerse aansluiting Hoogstraat - Ongelijkvloerse kruising Rötscherweg - Ongelijkvloerse kruising Haanweg - Ongelijkvloerse aansluiting Gravenweg - Ongelijkvloerse kruising Torenstraat/spoorbaan

Alternatief 1.3 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Kathagen tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden Pastoorskuilenweg wordt de N298 fietspad/parallelweg uitgebouwd tot een weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Schuureikenweg rijstroken volgens compartiment B3

Vanaf de Pastoorskuilenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Hommerterweg N276 wordt een nieuwe weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Akerstraat-Noord rijstroken aangelegd op maaiveld volgens - Ongelijkvloerse kruising Brunsummerweg compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N276

Vanaf de N276 tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Maastrichterstraat Emmaweg/Doormanstraat wordt de N276 - 2 strooks verkeersplein uitgebouwd tot een weg met 2x2 Emmaweg/Doormanstraat rijstroken volgens compartiment A3

Vanaf de Emmaweg/Doormanstraat tot - 2 strooks verkeersplein Akerstraat aan de Akerstraat wordt een nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd op maaiveld volgens compartiment A3

Vanaf de Akerstraat tot aan de N299 - 2 strooks verkeersplein Rimburgerweg (Rimburgerweg) wordt een nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd op maaiveld volgens compartiment A3

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 106 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Rimburgerweg tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad Torenstraat wordt de N299 uitgebouwd tot tot Reeweg via bestaande Toeristenweg een weg met 2x2 rijstroken volgens - Vanaf Hoogstraat tot Torenstraat compartiment B3. Op die gedeelten waar handhaving huidige weg de N299 reeds 2x2 rijstroken heeft, wordt - Ongelijkvloerse aansluiting Reeweg de weg gehandhaafd - Ongelijkvloerse aansluiting Hoogstraat - Ongelijkvloerse kruising Rötscherweg - Ongelijkvloerse kruising Haanweg - Ongelijkvloerse aansluiting Gravenweg - Ongelijkvloerse kruising Torenstraat/spoorbaan

Alternatief 1.4 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Kathagen tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden Pastoorskuilenweg wordt een nieuwe weg fietspad/parallelweg ten noorden van de sportvelden en de - Ongelijkvloerse aansluiting Schuureikenweg begraafplaats aangelegd met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3

Vanaf de Pastoorskuilenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Hommerterweg N276 wordt een nieuwe weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Akerstraat-Noord rijstroken aangelegd op maaiveld volgens - Ongelijkvloerse kruising Brunsummerweg compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N276

Vanaf de N276 tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Maastrichterstraat Emmaweg/Doormanstraat wordt de N276 - 2 strooks verkeersplein uitgebouwd tot een weg met 2x2 Emmaweg/Doormanstraat rijstroken volgens compartiment A3

Vanaf de Emmaweg/Doormanstraat tot - 2 strooks verkeersplein Akerstraat aan de Akerstraat wordt een nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd op maaiveld volgens compartiment A3

Vanaf de Akerstraat tot aan de N299 - 2 strooks verkeersplein Rimburgerweg (Rimburgerweg) wordt een nieuwe weg met 2x2 rijstroken aangelegd op maaiveld volgens compartiment A3

Vanaf de Rimburgerweg tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad Torenstraat wordt de N299 uitgebouwd tot tot Reeweg via bestaande Toeristenweg een weg met 2x2 rijstroken volgens - Vanaf Hoogstraat tot Torenstraat compartiment B3. Op die gedeelten waar handhaving huidige weg de N299 reeds 2x2 rijstroken heeft, wordt - Ongelijkvloerse aansluiting Reeweg de weg gehandhaafd - Ongelijkvloerse aansluiting Hoogstraat - Ongelijkvloerse kruising Rötscherweg - Ongelijkvloerse kruising Haanweg - Ongelijkvloerse aansluiting Gravenweg - Ongelijkvloerse kruising Torenstraat/spoorbaan

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 107 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Alternatief 1.5 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Kathagen tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden Pastoorskuilenweg wordt de N298 fietspad/parallelweg uitgebouwd tot een weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Schuureikenweg rijstroken volgens compartiment B3

Vanaf de Pastoorskuilenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Hommerterweg N276 wordt een nieuwe weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Akerstraat-Noord rijstroken aangelegd op maaiveld volgens - Ongelijkvloerse kruising Brunsummerweg compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N276

Vanaf de N276 tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Maastrichterstraat Emmaweg/Doormanstraat wordt de N276 - 2 strooks verkeersplein uitgebouwd tot een weg met 2x2 Emmaweg/Doormanstraat rijstroken volgens compartiment A3

Vanaf de Emmaweg tot aan de N299 - Tunnel onder Bodemplein (Rimburgerweg) wordt een nieuwe weg - Exacte locatie tunnelingangen wordt bepaald met 2x2 rijstroken aangelegd, grotendeels in de Tracénota/MER in een tunnel volgens compartiment A3 - 2 strooks verkeersplein Rimburgerweg

Vanaf de Rimburgerweg tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad Torenstraat wordt de N299 uitgebouwd tot tot Reeweg via bestaande Toeristenweg een weg met 2x2 rijstroken volgens - Vanaf Hoogstraat tot Torenstraat compartiment B3. Op die gedeelten waar handhaving huidige weg de N299 reeds 2x2 rijstroken heeft, wordt - Ongelijkvloerse aansluiting Reeweg de weg gehandhaafd - Ongelijkvloerse aansluiting Hoogstraat - Ongelijkvloerse kruising Rötscherweg - Ongelijkvloerse kruising Haanweg - Ongelijkvloerse aansluiting Gravenweg - Ongelijkvloerse kruising Torenstraat/spoorbaan

Alternatief 1.6 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Kathagen tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden Pastoorskuilenweg wordt een nieuwe weg fietspad/parallelweg ten noorden van de sportvelden en de - Ongelijkvloerse aansluiting Schuureikenweg begraafplaats aangelegd met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3

Vanaf de Pastoorskuilenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Hommerterweg N276 wordt een nieuwe weg met 2x2 - Ongelijkvloerse aansluiting Akerstraat-Noord rijstroken aangelegd op maaiveld volgens - Ongelijkvloerse kruising Brunsummerweg compartiment B3 - 2 strooks verkeersplein N276

Vanaf de N276 tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Maastrichterstraat Emmaweg/Doormanstraat wordt de N276 - 2 strooks verkeersplein uitgebouwd tot een weg met 2x2 Emmaweg/Doormanstraat rijstroken volgens compartiment A3

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 108 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Emmaweg tot aan de N299 - Tunnel onder Bodemplein (Rimburgerweg) wordt een nieuwe weg - Exacte locatie tunnelingangen wordt bepaald met 2x2 rijstroken aangelegd, grotendeels in de Tracénota/MER in een tunnel volgens compartiment A3 - 2 strooks verkeersplein Rimburgerweg

Vanaf de Rimburgerweg tot aan de - Eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad Torenstraat wordt de N299 uitgebouwd tot tot Reeweg via bestaande Toeristenweg een weg met 2x2 rijstroken volgens - Vanaf Hoogstraat tot Torenstraat compartiment B3. Op die gedeelten waar handhaving huidige weg de N299 reeds 2x2 rijstroken heeft, wordt - Ongelijkvloerse aansluiting Reeweg de weg gehandhaafd - Ongelijkvloerse aansluiting Hoogstraat - Ongelijkvloerse kruising Rötscherweg - Ongelijkvloerse kruising Haanweg - Ongelijkvloerse aansluiting Gravenweg - Ongelijkvloerse kruising Torenstraat/spoorbaan

BUITENRING PARKSTAD LIMBURG ZUID

Alternatief 2.1 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf het viaduct over de Strijthagerbeek - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan tot aan de Dentgenbachweg wordt een - Ongelijkvloerse aansluiting Mensheggerweg nieuwe weg aangelegd met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3 De Dentgenbachweg tot aan de - Parallelweg Mensheggerweg - Tunnelweg Kerkradersteenweg wordt uitgebouwd tot - Ongelijkvloerse aansluiting ter plaatse van de een weg met 2x2 rijstroken volgens Kerkradersteenweg of de Tunnelweg of op compartiment B3 een nader te bepalen plaats tussen beide wegen, met aansluiting op deze beide wegen. Vanaf de Kerkradersteenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Vauputsweg N300 wordt een nieuwe weg aangelegd - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan met 2x2 rijstroken volgens compartiment - 2 strooks verkeersplein N300/B258n als de B3 B258n op deze locatie aansluit, ander wordt het een 2 strooks verkeersplein N300 Vanaf de aansluiting op de N300 - Parallelweg Crombacherstraat-Grachtenstraat (Hamstraat) tot aan de bestaande met ongelijkvloerse kruising aansluiting op de N281 wordt de N300 - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan uitgebouwd tot een weg met 2x2 - Ongelijkvloerse kruising Locht rijstroken volgens compartiment B3 - Handhaving huidige aansluiting op N281

Alternatief 2.2 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf het viaduct over de Strijthagerbeek - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan tot aan de Dentgenbachweg wordt een - Ongelijkvloerse aansluiting Mensheggerweg nieuwe weg aangelegd met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3 De Dentgenbachweg tot aan de - Parallelweg Mensheggerweg - Tunnelweg Kerkradersteenweg wordt uitgebouwd tot - Ongelijkvloerse aansluiting ter plaatse van de een weg met 2x2 rijstroken volgens Kerkradersteenweg of de Tunnelweg of op compartiment B3 een nader te bepalen plaats tussen beide wegen, met aansluiting op deze beide wegen.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 109 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de Kerkradersteenweg tot aan de - Ongelijkvloerse kruising Vauputsweg N300 wordt een nieuwe weg aangelegd - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan met 2x2 rijstroken volgens compartiment - 2 strooks verkeersplein N300/B258n als de B3 B258n op deze locatie aansluit, ander wordt het een 2 strooks verkeersplein N300 Vanaf de aansluiting op de N300 - Ongelijkvloerse aansluiting ter hoogte van de (Hamstraat) tot nabij de Locht- Steenbergstraat of ter hoogte van de Locht- Horbacherstraat wordt de N300 Horbacherstraat of op een nader te bepalen uitgebouwd tot een weg met 2x2 plaats er tussen in met een aansluiting op rijstroken volgens compartiment B3. Het deze wegen (parallelweg) laatste deel wordt een nieuwe weg met - Nieuwe aansluiting verkeersplein Avantis 2x2 rijstroken volgens compartiment B3, tot aan het verkeersplein Avantis

Alternatief 2.3 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf het viaduct over de Strijthagerbeek - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan tot aan de Dentgenbachweg wordt een - Ongelijkvloerse aansluiting Mensheggerweg nieuwe weg aangelegd met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3 De Dentgenbachweg tot aan de - Ongelijkvloerse aansluiting ten behoeve van Tunnelweg wordt uitgebouwd tot een weg het Gaiapark en het bedrijventerrein met 2x2 rijstroken volgens compartiment Strijthagen B3 - Parallelweg tussen Mensheggerweg en Tunnelweg met aansluiting op ongelijkvloerse aansluiting. De Tunnelweg tot aan de Euregioweg - Parallelweg Dentgenbachweg- wordt uitgebouwd tot een weg met 2x2 Strijthagenweg rijstroken volgens compartiment B3. Het - Grotendeels tunnel tussen Dentgenbachweg- gedeelte tussen de Dentgenbachweg en de Strijthagenweg Strijdhagerweg wordt grotendeels in een - 2 strooks verkeersplein Tunnelweg – tunnel aangelegd Euregioweg, ontwerpsnelheid 50 km/u

Alternatief 2.4 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf het viaduct over de Strijthagerbeek - Ongelijkvloerse aansluiting St. tot de St. Pieterstraat-Eygelshovengracht Pieterstraat/Eygelshovergracht wordt de Roderlandbaan aangepast tot een weg met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3 Vanaf de St. Pieterstraat- - Handhaven/uitbouw tunnelbak naar 2x2 Eygelshovengracht wordt de tussen Kloosterbosstraat en Deken Deutzlaan Roderlandbaan uitgebouwd tot een weg - Ongelijkvloerse kruising fietsers-voetgangers met 2x2 rijstroken volgens compartiment Rolduckerstraat – Graaf Saffenbergweg B3 - Parallelweg tussen Berenbosweg- Albertuslaan-Nieuwstraat - 2 strooks verkeersplein Albertuslaan- Roderlandbaan, ontwerpsnelheid 50 km/u

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 110 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen De Roderlandbaan wordt verbonden met - Mogelijk tunnel/tunnelbak tussen de Hamstraat via met een nieuwe weg Roderlandbaan en Kruisstraat aangelegd met 2x2 rijstroken volgens - Parallelweg Kruisstraat-Stationsstraat compartiment B3. Vanwege de - 2 strooks verkeersplein Domaniale ontwerpsnelheid van 100 km/u ligt een Mijnstraat-Stationstraat deel van het tracé buiten het Zoekgebied - 2 strooks verkeersplein N300-B258n Kerkrade. Het tracé over de Domaniale Mijnstraat- Hamstraat wordt uitgebouwd tot een weg met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3 Het tracé over de N300 vervolgt tot aan de - Parallelweg Crombacherstraat-Grachtenstraat bestaande aansluiting op de N281 en met ongelijkvloerse kruising wordt uitgebouwd tot een weg met 2x2 - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan rijstroken volgens compartiment B3 - Ongelijkvloerse kruising Locht - Handhaving huidige aansluiting op N281

Alternatief 2.5 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf het viaduct over de Strijthagerbeek - Ongelijkvloerse aansluiting St. tot de St. Pieterstraat-Eygelshovengracht Pieterstraat/Eygelshovergracht wordt de Roderlandbaan aangepast tot een weg met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3 Vanaf de St. Pieterstraat- - Handhaven/uitbouw tunnelbak naar 2x2 Eygelshovengracht wordt de tussen Kloosterbosstraat en Deken Deutzlaan Roderlandbaan uitgebouwd tot een weg - Ongelijkvloerse kruising fietsers-voetgangers met 2x2 rijstroken volgens compartiment Rolduckerstraat – Graaf Saffenbergweg B3 - Parallelweg tussen Berenbosweg- Albertuslaan-Nieuwstraat - 2 strooks verkeersplein Albertuslaan- Roderlandbaan, ontwerpsnelheid 50 km/u De Roderlandbaan wordt verbonden met - Mogelijk tunnel/tunnelbak tussen de Hamstraat via een nieuwe weg, Roderlandbaan en Kruisstraat aangelegd met 2x2 rijstroken volgens - Parallelweg Kruisstraat-Stationsstraat compartiment B3. Vanwege de - 2 strooks verkeersplein Domaniale ontwerpsnelheid van 100 km/u ligt een Mijnstraat-Stationstraat deel van het tracé buiten het Zoekgebied - 2 strooks verkeersplein N300-B258n Kerkrade. Het tracé over de Domaniale Mijnstraat- Hamstraat wordt uitgebouwd tot een weg met 2x2 rijstroken volgens compartiment B3 Het tracé over de N300 vervolgt tot nabij - Ongelijkvloerse aansluiting ter hoogte van de de Locht-Horbacherstraat. De N300 wordt Steenbergstraat of ter hoogte van de Locht- hier uitgebouwd tot een weg met 2x2 Horbacherstraat of ergens er tussen in met rijstroken volgens compartiment B3. Het een aansluiting op deze wegen (parallelweg) laatste deel wordt een nieuwe weg met - Nieuwe aansluiting verkeersplein Avantis 2x2 rijstroken volgens compartiment B3, tot aan het verkeersplein Avantis

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 111 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

B258N

Alternatief 3.1 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de L232 tot aan verkeersplein - Gelijkvloerse kruising met de L232 Avantis wordt een nieuwe weg aangelegd - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan met 2 rijstroken. Het tracé loopt ten - 2 strooks verkeersplein Avantis westen van Horbach. - Hoe de tussengelegen wegen worden gekruist en hoe deze worden aangesloten wordt in een latere fase voor de Tracénote/MER – UVS bepaald

Alternatief 3.2 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de L232 tot aan de N300 tussen de - Gelijkvloerse kruising met de L232 Grachtenstraat en de Locht wordt een - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan nieuwe weg aangelegd met 2 rijstroken. - Nader te bepalen aansluiting op de N300 Het tracé loopt ten westen van Horbach. - Hoe de tussengelegen wegen worden gekruist en hoe deze worden aangesloten wordt in een latere fase voor de Tracénote/MER – UVS bepaald

Alternatief 3.3 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de L232 tot aan de N300 tussen de - Gelijkvloerse kruising met de L232 Grachtenstraat en de Locht wordt een - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan nieuwe weg aangelegd met 2 rijstroken. - Nader te bepalen aansluiting op de N300 Het tracé loopt ten westen van de kern van - Hoe de tussengelegen wegen worden Horbach. Over een gedeelte van het tracé gekruist en hoe deze worden aangesloten wordt de bestaande Horbacherstrasse wordt in een latere fase voor de (L231) gevolgd. Tracénote/MER – UVS bepaald

Alternatief 3.4 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de L232 tot aan de N300 in het - Gelijkvloerse kruising met de L232 verlengde van de Dentgenbachweg wordt - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan een nieuwe weg aangelegd met 2 - 2 strooks verkeersplein N300/B258n rijstroken. Het loopt ten westen van de - Hoe de tussengelegen wegen worden kern van Horbach. gekruist en hoe deze worden aangesloten wordt in een latere fase voor de Tracénote/MER – UVS bepaald

Alternatief 3.5 Hoofdmaatregel Aansluiting op de omliggende wegen Vanaf de L232 tot aan de N300 in het - Gelijkvloerse kruising met de L232 verlengde van de Dentgenbachweg wordt - Ongelijkvloerse kruising spoorbaan een nieuwe weg aangelegd met 2 - 2 strooks verkeersplein N300/B258n rijstroken. Het tracé loopt ten oosten van - Hoe de tussengelegen wegen worden Horbach gekruist en hoe deze worden aangesloten wordt in een latere fase voor de Tracénote/MER – UVS bepaald

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 112 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

BIJLAGE 3 Conflictzonekaart

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 113 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 114 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

BIJLAGE 4 Waardering milieuwaarden

Hieronder wordt per themakaart kort ingegaan op de verwerkte informatie, aanwezige leemten in kennis en de wijze van waardering.

Landgebruik Deze kaart geeft een beeld van het huidig en toekomstig landgebruik. Deze kaart dient beschouwd te worden als een feitenkaart. Voor wat betreft de legenda-eenheden ontbreekt op het Nederlands deel informatie omtrent de verzorgingsinstellingen. Deze worden in de volgende fase nog aangevuld.

Flora en fauna Deze kaart geeft een overzicht van de aanwezige natuurwaarden. Voor wat betreft de waardering van de natuurwaarden is de volgende aanpak gehanteerd: ƒ Alle in het gebied aanwezige Vogel- en Habitatgebieden alsmede in Nederland de EHS- gebieden en in Duitsland de Naturschutzgebiete hebben de waardering “hoog” gekregen. Het feit dat het hier gaat om op Europees en Nationaal niveau aangewezen beschermde gebieden is hierbij bepalend geweest. ƒ Vervolgens is gekeken naar gebieden die een meer regionale bescherming genieten en de ecotopen. Deze gebieden hebben de waardering “middel” gekregen. Ook de gebieden aangewezen ter compensatie van “Avantis” hebben deze waardering gekregen.

Op deze kaart wordt tevens een overzicht gegeven van de beschermde flora- en fauna- soorten. Hierbij is gebruik gemaakt van de inventarisaties van Royal Haskoning. De waardering heeft als volgt plaatsgevonden: ƒ Op basis van de inventarisatie van Royal Haskoning is aan zeer beschermde diersoorten (soorten overeenkomstig de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora en Faunawet aangewezen als “zeer beschermd”) de waardering “hoog” gekoppeld. Aan de “overige soorten” overeenkomstig de Flora- en Faunawet beschermde soorten, de Rode Lijst soorten en de provinciale aandachtssoorten is de waardering “middel” toegekend. De “algemene” soorten hebben de waardering “laag” gekregen.

Bodemkaart In afwijking van het Duitse deel dient voor het Nederlandse deel nog een waardering te worden gemaakt voor de mate waarin sprake is van een hoge, gemiddelde danwel lage opslag- en conversiefunctie van de bodem (capaciteit van bodemsoorten om stoffen om te zetten, te binden en te bufferen). Dit onderdeel is derhalve ook niet meegewogen in de conflictanalyse. Dit wordt in de vervolgfase nader geïnventariseerd.

Voor het Duitse deel ontbreekt nog informatie omtrent de aanwezigheid van bodemverontreinigingen.

Voor het Nederlandse deel is nog geen informatie beschikbaar over de aanwezigheid van waardevol bodemarchief. Dit wordt in de vervolgfase geïnventariseerd.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 115 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

Water Deze kaart dient nog in zijn geheel te worden opgesteld. Op deze kaart wordt onder andere nog de volgende informatie gepresenteerd: ƒ Overzicht grondwaterbeschermingsgebieden. ƒ Grondwaterstanden. ƒ Gevoeligheid eerste watervoerend pakket van het grondwater. ƒ Functionele waarde oppervlaktewater.

Lucht en klimaat Voor het Nederlands deel is geen informatie beschikbaar omtrent de aanwezigheid van koude luchtbanen. Dit wordt vooralsnog ook niet gezien als een omissie in de studieaanpak omdat het binnen de Nederlandse wetgeving niet tot een wezenlijke andere keuze zal leiden en ook geen significante effecten tot gevolg zal hebben.

Landschapsbeeld Voor het Nederlandse deel dient in een vervolgfase nog een waardering te worden opgesteld voor de beeldkwaliteit van het landschap. Dit onderdeel is derhalve ook niet meegewogen in de conflictanalyse.

Daarnaast dient voor het Nederlands deel nog een inventarisatie plaats te vinden van de landschapsbepalende elementen. Hierbij moet met name gedacht worden aan de aanwezigheid van cultuurhistorische objecten zoals kerken, monumenten, verdedigingswerken etc. Dit zal in de vervolgfase plaatsvinden.

Mens en cultuur Op deze kaart zijn twee waarderingen te vinden: ƒ Waardering woon- en werkomgeving ƒ Waardering recreatie en recreatieve structuren

De waardering van de woon- en werkomgeving heeft als volgt plaatsgevonden: ƒ Alle bestaande woon- en werkgebieden c.q. openbare voorzieningen zoals scholen, kinderopvangplaatsen e.d. hebben de waardering “hoog” gekregen. Aantasting van deze gebieden wordt gezien als ernstig. ƒ Voor zover er sprake is van nog niet gerealiseerde woon- en werkgebieden, is het uitgangspunt dat eenvoudiger kan worden geanticipeerd op een eventuele inpassing van de Buitenring Parkstad Limburg. Er hoeft in deze situatie geen vernietiging plaats te vinden van waarden, immers deze zijn behalve op papier nog niet aanwezig. De waardering is hier daarom “laag”. Alle overige gebieden worden gewaardeerd als “middel”.

Een gelijkwaardige redenering is gevolgd voor het aspect “recreatie en recreatieve structuren”. Rekening houdende met de relatieve waarde ten opzichte van bestaande woon- en werkgebieden zijn de huidige voorzieningen gewaardeerd als “middel”. Toekomstige ontwikkelingen zijn gewaardeerd als “laag”.

Voor het Duitse deel ontbreken vooralsnog gegevens omtrent de archeologische vindplaatsen. Voor het Nederlandse deel dient nog een verdere inventarisatie plaats te vinden van de openbare voorzieningen. Momenteel is deze niet uitputtend.

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 116 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

BIJLAGE 5 Overzicht Alternatieven

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 117 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 118 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

BIJLAGE 6 Bronvermelding

1. Provincie Limburg, Startnotitie m.e.r. voor de tracé/mer-studie Buitenring Parkstad Limburg, Maastricht, september 1999 2. Richtlijnen voor het MER Tracé Buitenring Parkstad Limburg, Maastricht, februari 2000 3. Provincie Limburg, Tracenota/MER Buitenring Parkstad Limburg, Maastrivht, Augustus 2000 4. Provincie Limburg, MER Buitenring Parkstad Limburg Achtergronddocument Verkeer, Maastricht, januari 2000 5. Provincie Limburg, Bestuurlijke Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg, Maastricht, juni 2004 6. Provincie Limburg, Bestuursconvenant Buitenring Parkstad Limburg, Maastricht, november 2005 7. Provincie Limburg, Startnotitie Buitenring Parkstad Limburg supplement 1, Maastricht, maart 2005 8. Provincie Limburg, Nota Natuur en Landschap 2010-2020, Maastricht, februari 1999 9. Provincie Limburg, Beleidsregel natuurcompensatie, Maastricht, november 2002 10. Provincie Limburg, Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden, Maastricht, september 2005 11. Provincie Limburg, Ecotopenkartering Duitsland, Maastricht, november 2005 12. Provincie Limburg, Aandachtspuntenkaart Buitenring Parkstad Limburg, Maastricht, november 2005 13. Provincie Limburg, Bosnota, Maastricht, juli 1998 14. Provincie Limburg, Bosbeleid, Maastricht, januari-maart 1999 15. Provincie Limburg, Evaluatie Luchtbeleid 2004, Maastricht, oktober 2004 16. TNO, Luchtkwaliteitskaart Limburg, Apeldoorn, oktober 2004 17. Provincie Limburg, Limburg in cijfers, Maastricht, september 2005 18. Provincie Limburg, Limburgmonitor, Maastricht 19. Provincie Limburg, Provinciaal Omgevingsplan (POL), Maastricht, 2001 20. Provincie Limburg, POL-aanvulling bedrijventerrein zuid-Limburg, Maastricht, februari 2003 21. Provincie Limburg, POL-herziening op onderdelen EHS en Nationaal Landschap, Maastricht, oktober 2005 22. Parkstad Limburg, Parkstadmonitor, Heerlen, www.parkstadlimburg.nl 23. Provincie Limburg, Mobiliteitsmonitor, Maastricht, http://mobiliteitsmonitor.limburg.nl 24. Provincie Limburg, Verkeersmodel Regio Parkstad Limburg, Maastricht en Heerlen, 2006

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 119 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 120 STARTNOTITIE TRACÉNOTA/MER-UVS BUITENRING PARKSTAD LIMBURG EN B258N

COLOFON Startnotitie Tracénota/MER- UVS Buitenring Parkstad en B258n

OPDRACHTGEVER:

Provincie Limburg

STATUS:

Versie 27 juni 2006

AUTEUR:

Yvonne Rosloot Joris Stroobach Johan Christen Martijn de Ruiter Robert Groenhof

GECONTROLEERD DOOR:

Yvonne Rosloot Joris Stroobach

VRIJGEGEVEN DOOR:

Leo van Loon

Bestandsnaam: L:\110621.000213 TNMER Buitenring Parkstad Limburg\5 - Rapportage\Fase 4 - Startnotitie\TE VERZENDEN VERSIE\Startnotitie BPL en B258n 27 juni 2006.doc

ARCADIS Ruimte & Milieu BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 899 Fax 026 4457 549 www.arcadis.nl

110621/CE6/0J1/000213 ARCADIS 121