Pionieren in Je Eigen Stad
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Pionieren in je eigen stad Onderzoek naar woontevredenheid en verhuisgeneigdheid van middeninkomens in oude stadswijken Gerben in ’t Hout november 2014 Beeld voorzijde: gebiedspromotie Katendrecht en Spangen (Woonstad Rotterdam, 2014) Pionieren in je eigen stad Onderzoek naar woontevredenheid en verhuisgeneigdheid van middeninkomens in oude stadswijken Opleiding Master City Developer - Erasmus Universiteit Rotterdam Student Gerben in ’t Hout Studentnummer 255031 Leergang MCD 10 Datum 21 november 2014 Begeleider Dr. Alexander Otgaar 3 Samenvatting In dit onderzoek staat de vraag centraal welke factoren in de woonomgeving bepalend zijn om middeninkomens die zich hebben gevestigd in oude stadswijken, op langere termijn vast te houden. Deze vraag komt voort uit de maatschappelijke discussie over de effectiviteit van de strategie om in oude stadswijken woningen voor middeninkomens te realiseren. Met een dergelijke strategie wordt getracht de eenzijdigheid in de bevolkingssamenstelling in deze wijken te doorbreken. Om deze vraag te onderzoeken is een literatuuronderzoek en een veldonderzoek uitgevoerd; het literatuuronderzoek beschrijft wat er vanuit de literatuur bekend is over woontevredenheid en verhuisgeneigdheid van middeninkomens in oude stadswijken. In het veldonderzoek is vervolgens door middel van een enquête onder middeninkomens in twee oude stadswijken in Rotterdam – Katendrecht en Spangen – nagegaan of de bevindingen uit het literatuuronderzoek hier opgaan. De oude stadswijken zijn ontstaan als antwoord op de grote behoefte aan goedkope woningen in Nederland in de jaren '20 van de 20e eeuw (industrialisatie) en vlak na de Tweede Wereldoorlog (wederopbouw). Vaak zijn deze wijken kwalitatief minder goed gebouwd. Eerder dan andere wijken vertonen deze wijken tekenen van fysiek verval. Het zijn een aantal van deze wijken die zich de afgelopen decennia hebben ontwikkeld tot ‘probleemwijken’: wijken waarin zich een cumulatie van meerdere problemen tegelijkertijd voordoet, zoals werkeloosheid, geweld, criminaliteit, verslavingsproblematiek en gezondheidsproblemen. Door deze problematiek raken deze wijken uit de gratie en treedt er selectieve migratie op. Hierdoor kunnen deze wijken in een ‘vervalspiraal’ terechtkomen. Een regeneratieaanpak is erop gericht ‘het tij te keren’ en deze wijken opnieuw aantrekkelijk te maken voor onder andere middeninkomens. Woontevredenheid kan worden gedefinieerd als het gevoel van tevredenheid dat ontstaat wanneer men bereikt wat men nodig heeft of wenst op het gebied van wonen. Wanneer de woontevredenheid een bepaalde ondergrens bereikt leidt dit na overschrijding van een drempelwaarde tot de overweging om te willen verhuizen. Verhuisgeneigdheid hangt samen met ontevredenheid over de woning, ontevredenheid over de woonomgeving en ontevredenheid over de woonbuurt. Met name de subjectieve perceptie van de omgevingskenmerken speelt hierbij een rol. De subjectieve perceptie is afhankelijk van opleiding, inkomen, gezinssamenstelling en levensfase van het individu. Dezelfde omgeving kan daarmee voor een andere doelgroep tot een ander niveau van woontevredenheid leiden. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat de sociale omgevingskenmerken de grootste verklaring bieden voor verschillen in verhuismobiliteit bij een vergelijking tussen wijken. Het gaat daarbij om de sociaaleconomische status van een wijk, de familiestatus en de mate van doorstroming van bewoners. Een hoge doorstroming hangt samen met een gebrek aan hechte verbanden in een gebied en vormt daarmee op zichzelf weer een dissatisfier. Het veldonderzoek voegt daar als belangrijkste dissatisfiers aan toe: het gevoel van onveiligheid, de ontevredenheid over de buurtsamenstelling, de hoge parkeerdruk en het optreden van geluidsoverlast. Daarnaast komen als overige factoren die de woontevredenheid negatief beïnvloeden naar voren: overmaat aan rommel op straat, vernielingen aan gebouwen, slecht onderhoud van de openbare ruimte, onaantrekkelijkheid van de bebouwing in de buurt, weinig groen, overlast van jeugd, het ontbreken van een gemengde school en het ontbreken van een kwaliteitssupermarkt. In het veldonderzoek wordt tenslotte het beeld bevestigd dat met name op het niveau van de bredere woonbuurt de sociaaleconomische bevolkingssamenstelling een stempel drukt op het type voorzieningen en de leefbaarheid. Wat ook uit het literatuuronderzoek blijkt is dat binnen de doelgroep middeninkomens met name de stedelijke middenklasse gezinnen en de sociale stijgers geïnteresseerd zijn in het wonen in een oude stadswijk. Eenmaal gevestigd voelen de stedelijke middenklasse gezinnen zich soms pioniers in een omgeving die niet op hen is afgestemd qua voorzieningen en kwaliteit van de woonomgeving. Zij 4 stellen hogere eisen aan de woonomgeving dan de oorspronkelijke bewoners. Veiligheid, goede scholen, aantrekkelijke parken en aanwezigheid van voldoende gelijkgestemden zijn voor hem belangrijk. Als belangrijkste factoren die de woontevredenheid en verhuisgeneigdheid van middeninkomens in oude stadswijken bepalen komen uit het onderzoek naar voren: 1. gevoel van onveiligheid 2. overlast van jeugd en van omwonenden 3. bekladding en vernielingen aan gebouwen 4. slecht onderhoud van de openbare ruimte 5. onaantrekkelijkheid van de bebouwing in de buurt Daarnaast komen als overige factoren die de woontevredenheid negatief beïnvloeden en tegelijk niet bijdragen aan de hechting aan de buurt: 6. ontbreken van een gemengde school Uit het onderzoek blijkt dus dat met name de sociale en fysieke omgevingskenmerken van invloed zijn op de woontevredenheid en verhuisgeneigdheid van middeninkomens in oude stadswijken. Willen woningbouwprojecten voor middeninkomens in oude stadswijken succesvol zijn dan is het van belang dat de woningen en met name de directe woonomgeving voldoende kwaliteit en massa hebben om ervoor te zorgen dat het project zich in de wijdere omgeving van de buurt staande houdt. Daarbij geldt dat factoren in de bredere woonbuurt te ontwijken zijn, maar factoren in de directe woonomgeving en in de woning veel minder. 5 Inhoud Samenvatting ........................................................................................................................................... 4 Voorwoord .............................................................................................................................................. 8 Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling ....................................................................................... 10 1.2 Onderzoeksopzet ......................................................................................................................... 12 Hoofdstuk 2 Literatuuronderzoek ......................................................................................................... 16 2.1 Woontevredenheid ..................................................................................................................... 16 2.2 Het meten van woontevredenheid ............................................................................................. 18 2.3 Factoren die de woontevredenheid beïnvloeden ...................................................................... 20 2.3.1 Individuele- en huishoudenskenmerken .............................................................................. 20 2.3.2 Omgevingskenmerken .......................................................................................................... 23 2.3.3 Theoretisch model ................................................................................................................ 24 2.4 Woontevredenheid in oude stadswijken .................................................................................... 25 2.4.1 Levenscyclus van wijken ....................................................................................................... 25 2.4.2 De oude stadswijken ............................................................................................................ 27 2.4.3 Verhuismotieven .................................................................................................................. 28 2.4.4 Begrippen woonomgeving, buurt en wijk ............................................................................ 32 2.5 Profiel stedelijke middeninkomens ............................................................................................. 32 2.5.1 Definitie middeninkomensgroep .......................................................................................... 32 2.5.2 Woonvoorkeuren middeninkomens .................................................................................... 33 2.6 Conclusies .................................................................................................................................... 36 Hoofdstuk 3 Analysekader .................................................................................................................... 38 3.1 Onderzoeksmodel ....................................................................................................................... 38 3.2 Survey .......................................................................................................................................... 39 3.3 Uitvoering van het onderzoek ..................................................................................................... 40 Hoofdstuk 4 Veldonderzoek .................................................................................................................. 42 4.1 Onderzoeksgebied ......................................................................................................................